Rapport d'évaluation de la campagne iDA "Alcool et autres drogues. Le vrai et le faux." Evaluatierapport van de campagne iDA "Alcohol en andere drugs. De feiten en de fabels."
Guido Van Hal (UA) Isabelle Godin (ULB) Jessica Fraeyman (UA) Sarah Dujardin (ULB) 25 juin 2008 25 juni 2008
Table des matières/ Inhoudstafel Inleiding/Introduction.......................................................................................................... 4 DEEL 1: Algemene informatie over de campagne “Feiten en Fabels”/ Informations générales sur la campagne “Vrai et Faux” ........................................................................ 5 1.
Verloop van de campagne “Feiten en Fabels”/ Déroulement de la campagne “Vrai et
Faux » ................................................................................................................................... 5
2.
1.1.
Opzet van de campagne/Intention de la campagne ............................................... 5
1.2.
Campagne gericht tot het grote publiek/ La campagne grand public ...................... 5
1.3.
Campagne gericht tot de professionelen/ La campagne professionnelle ................ 6
Achtergrond campagne “Feiten en Fabels”/ Contexte de la campagne "Vrai et faux" ..... 7 2.1.
Doelstellingen campagne/ Les buts de la campagne ............................................. 7
2.2.
Situering van alcohol- en drugsproblematiek/ Aperçu de la problématique de
l’alcool et des drogues ....................................................................................................... 8 DEEL 2: Evaluatie van de campagne “Feiten en Fabels”/ Evaluation de la campagne “Vrai et Faux” .....................................................................................................................10 3.
Déroulement de l’évaluation de la campagne / Verloop van de evaluatie van de
campagne ............................................................................................................................10 3.1.
Partenariat UA – ULB/ Partnerschap UA-ULB.......................................................10
3.2.
Objectifs de l’évaluation/ Doelstellingen van de evaluatie .....................................10
3.3.
Méthodologie de l’évaluation / Methodologie van de evaluatie ..............................11
3.4.
Evaluation quantitative/ kwantitatieve evaluatie ....................................................12
3.4.1.
Choix de l’outil d’analyse ...............................................................................12
3.4.2.
Construction de l’échantillon..........................................................................13
3.4.3.
Contenu du questionnaire .............................................................................14
3.4.4.
Administration des questionnaires.................................................................16
3.4.5.
Difficultés rencontrées dans l’administration du questionnaire.......................17
3.4.6.
Traitement des données récoltées ................................................................18
3.5.
4.
Kwalitatieve evaluatie/ Evaluation qualitative ........................................................19
3.5.1.
Diepte-interviews...........................................................................................19
3.5.2.
Respondenten...............................................................................................19
Résultats/Resultaten .....................................................................................................21 4.1.
Evaluation quantitative de la Campagne Grand public/ Kwantitatieve evaluatie van
de publiekscampagne .......................................................................................................21
2
4.1.1.
Déscription de l’échantillon /beschrijving van de steekproef ..........................21
4.1.2.
Fréquences d’intérêt/ belangriik variables .....................................................23
4.1.3.
Remarques qualitatives de l’évaluation de la campagne grand public/
Opmerkingen van de kwalitatieve evaluatie van de publiekscampagne.........................33 4.1.4.
DrugLijn.........................................................................................................34
4.1.5.
Infor-Drogue..................................................................................................40
4.1.6.
Interprétation des résultats de la campagne grand public/ Interpretatie van de
resultaten van de publiekscampagne ............................................................................46 4.2.
Kwalitatieve evaluatie/ Evaluation de la campagne qualitative ..............................53
4.2.1. 5.
Campagne gericht tot professionelen/ Campagne pour les professionnels....53
Discussie en aanbevelingen/ Discussion et recommendations......................................63 5.1.
Discussie/ Discussion ...........................................................................................63
5.2.
D’un point de vue général/ algemene aanbevelingen ............................................65
5.3.
Du point de vue de la campagne grand public/ aanbevelingen voor de
publiekscampagne............................................................................................................66 5.4.
Du point de vue de la campagne professionnelle/ aanbevelingen voor de
campagne gericht aan professionelen ..............................................................................67 6.
Conclusion générale/ Algemeen besluit.........................................................................69
7.
Bibliografie/ Bibliographie ..............................................................................................73
8.
Bijlagen /Annexes..........................................................................................................75
Bijlage 1: Vragenlijst kwantitatieve evaluatie (Nederlands) ...................................................75 Annexe 2: Questionnaire évaluation quantitative (Français) .................................................78 Bijlage 3: script telefonische afname vragenlijsten (Nederlands) ..........................................81 Annexe 4: Script d’administration des questionnaires téléphoniques (Français) ...................83 Bijlage 5: Tabel: weergave afname telefonische vragenlijsten (Nederlands).........................85 Annexe 6: tableau récapitulatif des coups de fils donnés du côté francophone (français):....86 Bijlage 7: Script Diepte-interviews (Nederlands) ...................................................................87 Annexe 8 : Script des entretiens en profondeur: (Français) ..................................................90
3
Inleiding/Introduction
Op 29 januari 2008 ging de campagne “Alcohol en andere drugs. De feiten en de fabels” in Vlaanderen en “Alcool et autre drogues. Le vrai et le faux” in Wallonië en Brussel van start. Omwille van zijn nationale karakter is de campagne een unieke gebeurtenis in het Belgische landschap op het gebied van alcohol en drugpreventie en informatie. Daarom is het van groot belang dat de campagne op zijn waarde geëvalueerd wordt. Deze evaluatie is tot stand gekomen in een vruchtbare samenwerking tussen de Université Libre de Bruxelles, Ecole de Santé Publique en de Universiteit Antwerpen, Vakgroep Epidemiologie en Sociale Geneeskunde. Het is ons een genoegen u dit rapport voor te stellen.
Le 29 janvier débutait la campagne "Alcool et autre drogues : le vrai et le faux" en Wallonie et Bruxelles et “Alcohol en andere drugs : de feiten en de fabels” en Flandres. Cette campagne d’information porte sur les thématiques de l'alcool et de l'usage de drogues et est exceptionnelle de par son caractère national. C'est aussi pourquoi il est essentiel de pouvoir en évaluer sa valeur. Cette évaluation a été réalisée grâce à une collaboration fructueuse entre l'Université Libre de Bruxelles, Ecole de Santé Publique et l'Universiteit Antwerpen, Vakgroep Epidemiologie en Sociale Geneeskunde. Nous avons le plaisir de vous présenter le rapport d'évaluation ci-dessous.
4
DEEL 1: Algemene informatie over de campagne “Feiten en Fabels”/ Informations générales sur la campagne “Vrai et Faux” 1. Verloop van de campagne “Feiten en Fabels”/ Déroulement de la campagne “Vrai et Faux » In juli 2006 richtte de toenmalige minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid het Fonds ter Bestrijding van Verslavingen op. “Hiermee ondersteunen we projecten die gericht zijn op het geven van voorlichting, het verminderen van de vraag naar verslavende producten, het beperken van risico’s, het bekendmaken van de bestaande regelgeving over alcohol en drugs en het bevorderen van de medische, psychosociale opvang en begeleiding van gebruikers”, aldus minister Demotte (iDA persmap, 2008). Het is in deze context dat medio 2006 aan de drie Belgische koepelorganisaties inzake alcohol- en andere drugproblemen gevraagd werd een federale vzw op te richten om jaarlijks een alcohol- en druginformatiecampagne vorm te geven. Zo ontstond iDA vzw – informatie over Drugs en Alcohol, een samenwerkingsverband tussen VAD – Vereniging voor Alcohol en andere Drugproblemen vzw, Fédito Wallonne en Fédito Bruxelloise (iDA persmap, 2008).
1.1. Opzet van de campagne/Intention de la campagne Op 29 januari 2008 lanceert iDA de nationale en multimediale campagne “Alcohol en andere drugs. De feiten en de fabels.” Aan de hand van een reeks feiten en fabels wil de campagne de algemene bevolking doen stilstaan bij gebruik en misbruik van middelen én het gesprek daarover op gang brengen. Tegelijk wil ze een aanspreekpunt voor meer informatie en hulp aanbieden. Voor het Nederlandstalige luik is dat De DrugLijn, voor het Franstalige Infor-Drogues (iDA persmap, 2008).
1.2. Campagne gericht tot het grote publiek/ La campagne grand public Een tiental feiten en fabels werden ruim verspreid. Zij handelen over verschillende drugs en hebben de intentie een ruim publiek aan te spreken. Er werd gebruik gemaakt van verschillende media (iDA persmap, 2008):
5
•
Tussen 12/02/08 en 25/02/08 werden 235.000 postkaartjes, met focus op jongeren en op feesten (druggebruik in feestmilieus), verspreid via horeca, cinema, universiteiten en hogescholen. Langs de ene kant zie je een feit of fabel, langs de andere kant het antwoord en de gegevens van Infor-Drogues en De DrugLijn.
•
Tussen 29/01/08 en 11/02/08 verschenen op 531 plaatsen affiches van 20m2 in het straatbeeld, eveneens met een feit of fabel en de website van Infor-Drogues en De DrugLijn.
•
Op 30, 31/1/08 en 01/02/08 werden 60 dagbladadvertenties (duo’s van 10x10 cm) getoond in alle grote Vlaamse en Franstalige kranten: de Morgen, De Standaard, Gazet Van Antwerpen, Grenz-Echo, Belang van Limburg, Het Nieuwsblad, Het Laatste Nieuws, Sud Presse, Vers L’Avenir, De Tijd, Echo, La Libre Belgique en Le Soir.
•
Tussen 29/01/08 en 17/02/08 werden 255 televisiespotjes van 10 seconden uitgezonden op Eén, TV2, VTM, Vitaya, VijfTV, RTBF1, RTBF2, RTL, Club RTL
•
iDA website voor grote publiek met toegang via DrugLijn- homepage
•
op 29/02/08 werd een persconferentie gegeven
1.3. Campagne gericht tot de professionelen/ La campagne professionnelle Voor professionelen voorziet de campagne in een apart luik (iDA persmap, 2008 en persoonlijke communicatie met iDA): •
23.400 A3-posters werden verspreid in jeugdhuizen, wachtzalen, inkombalies ...;
•
50.000 brochures (15x15 cm, 48 pagina’s) met een twintigtal feiten en fabels werden op pro- en retroactieve wijze verspreid onder 14.000 professionelen, als aanleiding tot een gesprek of om aan de balie te leggen.
•
105.000 postkaarten werden onder professionelen verspreid.
•
Er is ook een heruitgave geweest van bestaand materiaal aan Franstalige zijde.
•
een interactief ontmoetingsplatform werd in een tweede fase online gezet, met doorverwijsadressen en nieuws uit de sector (enkel voor de Vlaamse professionelen).
6
2. Achtergrond campagne “Feiten en Fabels”/ Contexte de la campagne "Vrai et faux" 2.1. Doelstellingen campagne/ Les buts de la campagne De campagne ‘Alcohol en andere drugs. De feiten en de fabels’ wil alcohol- en druggebruik meer bespreekbaar maken. Enerzijds richt de campagne zich rechtstreeks tot het grote publiek. Anderzijds reikt ze de professionelen middelen aan om met de campagnethematiek aan de slag te gaan. De campagne tracht zoveel mogelijk mensen op een lichtvoetige manier de ‘waarheid’ bij te brengen over veel gehoorde uitspraken rond alcohol en andere drugs. Dit gebeurt via affiches in de straat, televisiespotjes, krantenadvertenties en postkaartjes. Als didactisch materiaal zijn er een brochure en vier posters die de feiten en fabels in beeld brengen. In een tweede fase voorziet de campagne een interactief ontmoetingsplatform met informatie
voor
sleutelfiguren
in
preventie
en
hulpverlening
(adressen,
campagnemateriaal, nieuws uit de sector, vormingsmogelijkheden ...). De hoofddoelstellingen van de campagne zijn:
•
Mensen denken na over hun alcohol- en druggebruik en dat van de omgeving
•
Mensen praten over hun alcohol- en druggebruik en dat van de omgeving
Met als bijkomende doelstelling:
•
Mensen de mogelijkheid bieden om contact op te nemen met de betrokken organisaties: De DrugLijn en Infor-Drogues
7
2.2. Situering van alcohol- en drugsproblematiek/ Aperçu de la problématique de l’alcool et des drogues Le rapport de l’ESPAD (European European School Survey Project on Alcohol and Other Drugs) (Hibell et Anderson, 2004) présente les données récoltées auprès de 100.000 étudiants dans 35 pays européens et recouvre donc une grande partie du continent européen. Il représente une importante source d’information sur la consommation d’alcool et de drogues chez les jeunes. Un questionnaire identique a été conçu et traduit dans chaque pays participant afin de demander aux jeunes étudiants nés en 1987, donc ayant de 15 à 16 ans au moment de l’enquête, de fournir des informations sur leurs consommations. Les chercheurs de chaque pays ont administré les questionnaires dans les écoles durant la même période de temps et avec une méthodologie commune afin de pouvoir produire des données comparables sur la consommation d’alcool, de tabac et de drogues entre les différents pays participants. Cette recherche de grande envergure se répète tous les quatre ans afin de fournir des données à long terme sur les changements de comportement en ce qui concerne les consommations de tabac, d’alcool et de drogues chez les jeunes. Quelques chiffres : -De manière générale les garçons ont une consommation plus élevée de tabac, d’alcool et de drogues que les filles. (Hibell et Anderson, 2004) -En ce qui concerne tous les étudiants, garçons ou filles ; Consommation d’Alcool : (Hibell et Anderson, 2004)
Dans 2/3 des pays représentés, une vaste majorité des étudiants (90% ou plus) ont bu de l’alcool au moins une fois dans leur vie.
Le pourcentage d’étudiants en Belgique qui a bu de l’alcool au moins 20 fois durant les 12 derniers mois est de 86% et est donc très proche de la moyenne de tous les pays représentés qui est de 83%.
En ce qui concerne une consommation d’alcool de 10 fois ou plus durant les 30 derniers jours, 1/ 5 des répondants soit 20 % des Belges ont répondu positivement plaçant ainsi le pays en troisième position après les Pays-Bas (25%) et l’Autriche (21%) dans la consommation d’alcool au cours des trente derniers jours.
8
La Belgique a un taux élevé (48%) d’étudiants ayant bu un alcopops (boissons contenant un mélange de différentes sortes d’alcool) lors de la dernière occasion de boire.
Les étudiants belges sont moins nombreux (47%) que la moyenne (53%)a avoir été saoul 10 fois ou plus durant les 12 derniers mois.
La Belgique fait partie des pays où la proportion d’étudiants ayant rapporté avoir pratiqué le ‘binge drinking’ (boire 5 boissons alcoolisées ou plus en un laps de temps court dans le but d’être saoul le plus vite possible) trois fois ou plus durant les 30 derniers jours est une des plus élevés. En effet, en Belgique 54% soit la moitié des étudiants ont répondu positivement à cette question alors que dans près de la moitié des pays représentés seulement 1/5 à 1/3 des étudiants disent avoir pratiqué le ‘binge drinking’ 3 fois ou plus au cours des 30 derniers jours.
Les étudiants belges ne mentionnent que très rarement (2%) des conséquences négatives (problèmes d’ordre individuel, relationnel, sexuel, ou de délinquance) liées à leur consommation d’alcool.
Consommation de drogues : (Hibell et Anderson, 2004) La grande majorité des étudiants qui ont essayé des drogues parmi les 35 pays participants ont consommé de la marijuana ou du cannabis.
32% des jeunes Belges (15-16 ans) ont consommé du cannabis durant leur vie, ce qui est plus élevé que la moyenne des autres pays (21%).
En Belgique 17% des étudiants de 15-16 ans disent avoir consommé du cannabis durant les trente derniers jours.
En ce qui concerne la consommation d’autres drogues (excepté le cannabis) la Belgique a des taux très similaires aux consommations des autres pays représentés : 2% pour les amphétamines, 3% pour le LSD et 4% pour l’ecstasy.
9
DEEL 2: Evaluatie van de campagne “Feiten en Fabels”/ Evaluation de la campagne “Vrai et Faux” 3. Déroulement de l’évaluation de la campagne / Verloop van de evaluatie van de campagne 3.1. Partenariat UA – ULB/ Partnerschap UA-ULB En 2007, l’UA-UWiD (Universiteit Antwerpen-Universitair Wetenschappelijk Instituut voor Drugproblemen) et l’ULB-Ecole de Santé Publique ont répondu à un appel d'offre d'un projet portant sur l’évaluation de la campagne de sensibilisation sur les drogues et l'alcool intitulée : «Alcool et autres drogues. Le vrai et le faux». «Alcohol en andere drugs. De feiten en de fabels». Ce projet est porté par iDA asbl (Information sur l’alcool et les drogues) qui est le fruit d’une collaboration entre des secteurs spécialisés dans le secteur des dépendances; les fédérations wallonnes et bruxelloise des institutions pour toxicomanes (Fédito) et le VAD (Vereniging voor Alcohol en Drugproblemen). L’évaluation de la campagne est basée sur une entière collaboration entre l’Université d’Anvers (Vakgroep Epidemiologie en Sociale Geneeskunde) et l'Ecole de Santé Publique de l’Université libre de Bruxelles.
3.2. Objectifs de l’évaluation/ Doelstellingen van de evaluatie L’objectif général de l’évaluation de la campagne est de mesurer les impacts quantitatifs et qualitatifs de la campagne sur le public sur base des objectifs fixés. Les objectifs principaux étant : •
Favoriser la réflexion et le dialogue autour de la thématique alcool-drogues.
•
Favoriser une démarche de recherches d’information via les organismes d’information et de soutien DrugLijn et Infordrogue.
•
L'évaluation des outils créés pour les professionnels.
Cette évaluation a donc pour but final de fournir des pistes d’améliorations lors d’actions futures.
10
Plus spécifiquement, cette évaluation est axée sur diverses questions :
•
Le grand public a-t-il été amené à réfléchir et à parler de l'alcool et des drogues après avoir vu la campagne?
•
Les sources d'information sont-elles connues et explorées par le grand public?
•
Quelles sont les pistes d’amélioration pour les campagnes futures?
•
Les professionnels sont-ils familiarisés avec le matériel didactique?
•
Que pensent les professionnels du matériel didactique?
3.3. Méthodologie de l’évaluation / Methodologie van de evaluatie La campagne s’est déroulée en deux phases distinctes : Premièrement, la campagne qui s’adresse au grand public a été menée au cours du mois de février 2008 par le biais de panneaux publicitaires, de spots télévisés, d'encarts dans les journaux, de cartes boomerang distribuées dans le secteur de l’Horeca et le site web. Deuxièmement, la campagne qui s’adresse aux professionnels s’est déroulée au mois de février-juin par la distribution de supports spécifiques (affiches A3 et brochures diverses) liés aux thèmes de la campagne. C’est pourquoi, l’évaluation de la campagne s’est faite en deux temps : Dans un premier temps, durant le mois de mars, il a été décidé d’évaluer la campagne grand public par le biais de questionnaires administrés par téléphone. Dans un second temps, au cours des mois d’avril et mai, chaque chercheur s’est chargé d’interroger dix professionnels des secteurs de l’enseignement, de la santé et des secteurs spécialisés en toxicomanie par le biais d’entretiens individuels. Dix entretiens en profondeur ont donc été réalisés du côté néerlandophone et 10 autres entretiens en profondeur ont été menés du côté francophone. L’évaluation grand public et l’évaluation des professionnels ont demandé la réalisation d’outils méthodologiques spécifiques. C'est-à-dire le développement de questionnaires et d’un guide d'entretien.
11
Proces- en effectevaluatie De evaluatie valt uiteen in 2 onderdelen: de procesevaluatie en de effectevaluatie. In de eerste beogen we het verloop van de campagne te evalueren: heeft de campagne met de gebruikte media de aandacht getrokken van het juiste doelpubliek? Is de campagne goed getimed? De effectevaluatie toetst in hoeverre de doelstellingen die vooropgesteld werden, bereikt zijn. Als schema om publieke campagnes te evalueren gebruiken we de 4 karakteristieken voor een effectieve campagne van Weiss & Tschirhart (1994) (Coffman, 2002). Deze 4 karakteristieken zijn: 1. De aandacht trekken van het beoogde publiek 2. Een verstaanbare en geloofwaardige boodschap verkondigen 3. Een boodschap verkondigen die de overtuiging en de mening van het publiek beïnvloedt 4. Sociale contexten creëren die leiden naar de verlangde uitkomsten Omwille van de informatieve aard van de campagne, zullen we enkel de eerste 2 criteria toepassen op de campagne. Het eerste criterium zullen we toetsen in de kwantitatieve evaluatie waarin we kijken naar het doelpubliek dat door de campagne werd bereikt, dit is de procesevaluatie. Het tweede criterium toetst het effect van de campagne: is de doelstelling die de campagne beoogde, bereikt? Dit zal getoetst worden zowel in de kwantitatieve evaluatie als in de kwalitatieve evaluatie.
3.4. Evaluation quantitative/ kwantitatieve evaluatie 3.4.1. Choix de l’outil d’analyse En ce qui concerne l’évaluation grand public, l’outil d’analyse choisi a été l’administration d’un questionnaire par téléphone. Il nous a paru en effet très important afin que les résultats de l'évaluation de la campagne soient fiables et pertinent que l’outil d’analyse choisi soit applicable à un grand échantillon, réparti sur l'ensemble du territoire de la Belgique.
12
L’administration d'un questionnaire mené à grande échelle nous a semblé la manière la plus appropriée pour évaluer la campagne sur le grand public. Pour ce faire, nous avons interrogé un échantillon de répondants qui est le reflet le plus fiable de la population belge dans son ensemble. Le but étant de pouvoir extrapoler les conclusions sur l'impact de la campagne recueilli à l’aide de cet échantillon à l'ensemble de la population belge. 3.4.2. Construction de l’échantillon Nous avons constitué un échantillonnage aléatoire provenant de la base de données nationale des téléphones fixes (Info bel) pour laquelle chaque habitant qu’il soit flamand ou francophone dispose d'autant de chances d'être repris dans l'échantillon. De la base de données, nous avons tiré un échantillon initial de 10.000 personnes, réparties proportionnellement selon les différentes provinces. Cette procédure a été réalisée à partir des codes postaux. Un tirage pas-à-pas avec une progression de 10 a été utilisé pour lancer les appels téléphoniques. Lorsqu'un entretien téléphonique n'a pas pu aboutir (numéro erroné, occupé, absent), c'est la personne suivante dans la liste qui a été contactée par téléphone. Il a été décidé, afin de respecter la représentation des flamands et des francophones en Belgique (60% de néerlandophones et 40% de francophones) que l’UA administrerait 200 questionnaires en plus que l’ULB, soit 600 questionnaires à compléter pour l’UA et 400 pour l’ULB. Le choix d’administrer les questionnaires par téléphone s’est fait parce qu’il a été prouvé par des enquêtes antérieures que le taux de participation était supérieur par téléphone que lorsque ces questionnaires sont envoyés par voie postale. (Siematycki & Campbell:1984, Walker & Restuccis:1984, Frey: 1990) Les données ont été collectées à l'aide d'un questionnaire standardisé–écrit (voir annexes numéro 1 et 2) pour lequel la manière de répondre a été déterminée par des consignes strictes et la réalisation d’un script d’administration afin de standardiser la collecte des données entre les deux universités (voir annexes 3 et 4).
13
3.4.3. Contenu du questionnaire Evaluation d’effet Le questionnaire a été conçu de façon à identifier ce que le public retient de la campagne. C’est à dire en quoi consiste le message essentiel de la campagne et «est-ce que la campagne a suscité une réflexion ou un débat sur les sujets relatifs à l'alcool et les drogues ?» Il est important de souligner que la manière dont la campagne a été conçue a une grande importance pour la validité de ces données. Pour pouvoir évaluer la campagne, il est nécessaire de tenir compte des médias utilisés et des moyens mis en œuvre, de savoir à quelle période la campagne a été lancée, combien de temps elle a duré et quelle a été la fréquence des messages et supports utilisés. A côté de ces aspects spécifiques liés à la campagne elle-même, un certain nombre de variables liées aux contextes ont également été analysées dans le questionnaire. En effet, l'efficacité et l'impact de la campagne sont également influencés par les caractéristiques du groupe-cible. Les facteurs sociaux et démographiques tels que l'âge, le sexe, le niveau d'instruction, l'intérêt et le fait d'être déjà concerné par le sujet influencent l'impact de la campagne sur la personne en question. Enfin, d’autres facteurs liés au contexte peuvent influencer l'impact tels l'attention médiatique portée sur ce sujet indépendamment de la campagne, des événements dans l'actualité, etc…. En tenant compte de ces caractéristiques de contexte et d'environnement dans les questionnaires, nous pouvons vérifier le rôle de ces variables dans les analyses. Dans le questionnaire, des questions ont été posées d'une part sur les variables contextuelles et environnementales et sur la distribution de la campagne dans chaque média, et d'autre part, des questions ont été posées concernant la campagne en ellemême.
14
En ce qui concerne l'ordre des séquences de questions dans le questionnaire, nous avons fait le choix de mettre les variables d’identification (sexe, âge, niveau d’instruction, profession) à la fin du questionnaire afin de ne pas entamer le questionnaire par des questions d'ordre personnel. Les questions relatives à la campagne ont quant à elles été insérées respectant un ordre logique et sont posées de façon à apporter des éléments de réponses aux
deux
premiers objectifs principaux cité ci-dessus (Cfr point 3.2). C’est à dire «Cette campagne a-t-elle favorisé la réflexion et le dialogue autour des thématiques de l’alcool et des drogues et a-telle favorisé une démarche d’information auprès des organismes de référence?» Evaluation du procès De plus, il nous a paru nécessaire d’insérer après la première question, «Au cours du mois dernier, avez-vous vu une campagne au sujet de la consommation d’alcool et de drogues?», des ‘questions-aides’ afin d’être sûr de ne pas perdre des informations de personnes ne se souvenant pas directement avoir vu la campagne. Il s’est en effet avéré qu’avec quelques indices, certains répondants se sont rappelés avoir bel et bien vu la campagne «Alcool et autres drogues : Le vrai et le faux.». (Cfr annexes 1 et 2-Questions 1A à 1E) Méthode Nous avons décidé, vu le mode d’administration du questionnaire par téléphone qui se doit de pouvoir être administré rapidement, d’insérer une majorité de questions fermées. De cette façon, les possibilités d'analyse seront plus importantes car plus de questions pourront être posées. Le questionnaire contient cependant une question ouverte en fin de questionnaire qui nous a permis de récolter quelques remarques, critiques, suggestions, appréciations afin d’avoir également quelques données qualitatives pour l’évaluation de la campagne grand public. Pour garantir la qualité du questionnaire nous avons effectué un pré test. Ce pré test a été soumis à un nombre restreint de personnes "grand public" (11 personnes du côté francophones et 15 du côte néerlandophone) afin d'examiner et d'adapter les différentes parties du questionnaire éventuellement peu compréhensibles, ambiguës ou pas assez claires pour le grand public. Suite à ce pré-test quelques
15
ajustements ont été faits, permettant une plus grande facilité d’administration du question donnés par les enquêteurs. Notamment en ce qui concerne des sauts de questions. 3.4.4. Administration des questionnaires Répartition des appels téléphoniques selon la répartition de la population belge par province : Tableau 1. Répartition par province des questionnaires remplis par téléphones donnés du côté francophone : échantillon
évaluation
campagne Provinces
population en Wallonie et Bruxelles (2000)
n
%
n
%
Namur
50
12.4
443 903
10.3
Hainaut
120
29.9
1 279 467
29.8
Bruxelles*
98
24.4
959 318
22.3
Brabant wallon
30
7.5
349 884
8.1
Luxembourg
21
5.2
246 820
5.7
Liège
98
24.4
1 019 442
23.7
Total
402
100
4 298 834
100
Source:
spf
économie,
PME,
classes
moyennes
et
énergie
(adresse:
http://www.statbel.fgov.be) * appels néerlandophones inclus Tableau 2. Répartition par province des questionnaires remplis par téléphone du côté néerlandophone : steekproef campagne
populatie
Vlaanderen
(2000)
Provincie
n
%
n
%
Vlaams brabant
104
17.7
1.014.704
17.1
Oost Vlaanderen
123
21.2
1.361.623
22.9
West Vlaanderen
104
17.7
1.128.774
19.0
Antwerpen
183
31.3
1.643.972
27.7
Limburg
71
12.1
791.178
13.3
Totaal
585
100.0
5.940.251*
100.0
Bron : FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie, Dienst Demografie (adres: http://www.statbel.fgov.be) * zonder Brussel
16
Ces questionnaires ont été administrés par téléphone suivant un planning de 3h00 d'appels par jour durant tout le mois de mars 2008. Les chercheurs ont essayé dans la mesure du possible de varier les jours (semaine/week end), heures et tranches horaires (matin/ midi/soir) d’appels afin de diversifier au maximum les personnes joignables à ces moments-là. Les plus jeunes étant par exemple plus susceptibles d’être chez eux les mercredi après-midi (congé scolaire) et après 16 heures et les adultes actifs après 17h18h et le week-end. Nous avons en moyenne complété 6 à 7 questionnaires par heure. Le taux de réponse lors des appels a été bien supérieur à ce nous avions prévu. Deux tableaux récapitulatifs (un pour chaque université) montrant le nombre d'appels téléphoniques donnés, de questionnaires entièrement et/ou partiellement complétés, les refus et autres données concernant les appels se trouvent en annexe (annexes 5 et 6). 3.4.5. Difficultés rencontrées dans l’administration du questionnaire La principale difficulté rencontrée dans l’administration de ce questionnaire est qu’il a été très difficile de joindre des jeunes. En effet, la base de donnée de Info bel est une base de donnée de téléphones fixes et il est évident qu'à l’heure actuelle la grande majorité des jeunes entre 17 et 25 ans possèdent des téléphones portables. Deux solutions ont été trouvées afin de plus cibler des répondants jeunes : Premièrement, les chercheuses ont été faire du démarchage dans la rue sur les grandes rues commerciales d’Anvers pour l’UA et de Bruxelles pour l’ULB en ciblant les jeunes. Nous avons complétés 20 questionnaires à Anvers et 25 questionnaires à Bruxelles en prenant un pas de 5 (c'est-à-dire: un jeune rencontré sur 5 a été interrogés). Deuxièmement, la seconde méthode mise en œuvre a été de donner des appels suivant la méthode '"boule de neige" (en contactant des connaissances de connaissances) pour chaque province en Belgique. Ces deux méthodes ont donc permis de recueillir un échantillon correct de jeunes, ceci afin de voir si la campagne avait atteint cette tranche de la population.
17
3.4.6. Traitement des données récoltées Les données collectées par le biais des questionnaires ont été encodées, traitées et analysée grâce au logiciel EPI6 et au programme d’analyse statistique SPSS. Les variables telles que le sexe, le niveau d’instruction, les professions ont été croisées avec les principales questions portant sur la campagne. La recherche d'association entre plusieurs variables a été réalisée par des tables de contingence, et testées avec le chi carré de Pearson, lorsque les conditions d'application le permettaient sinon le test exact de Fisher était appliqué. Le seuil de 5% a été retenu comme seuil de signification statistique. C'est-à-dire que si le test indique une p. valeur de > 0,05 il y a plus de 5% de chances que les différences soient dues au hasard et qu’elle ne reflètent pas une ‘réelle’ différence. Les résultats sont considérés alors comme statistiquement non significatifs.
18
3.5. Kwalitatieve evaluatie/ Evaluation qualitative 3.5.1. Diepte-interviews Voor het kwalitatieve luik van deze evaluatie hebben we gekozen voor de methode van diepte-interviews. De toepassing van deze methode laat ons toe op korte termijn veel verschillende meningen te verzamelen van de personen in de gekozen onderzoeksgroep. Omwille van verscheidene redenen hebben we hier niet gekozen voor de methode van de focus group discussion (FGD). Om een goede FGD te kunnen doen, dient men een groep van 8-12 met een absoluut minimum van 4 personen samen te stellen die op bepaalde vlakken homogeen zijn (ASA, 1998). In dit geval dienden de deelnemers allemaal al het promotiemateriaal van de campagne “Feiten en Fabels” gebruikt te hebben. Na verscheidene pogingen bleek de participatiegraad zeer laag te zijn omwille van verschillende factoren: de potentiële respondenten hadden ofwel het materiaal nog niet gebruikt in hun werking, ofwel kon er geen geschikt moment gevonden worden om deel te nemen aan de FGD. Het aantal kandidaat-deelnemers lag omwille van deze redenen zo laag dat er geen focusgroepen konden doorgaan binnen de vooropgestelde tijdslimiet. Zowel in Vlaanderen als in Wallonnië werden 30 personen opgebeld waarvan er telkens slechts 3 konden deelnemen op een het tijdstip gesuggereerd door de deelnemers zelf. Vandaar dat we voor diepte-interviews gekozen hebben. De vragenlijst bestaat uit 5 hoofdvragen met telkens enkele bijvragen. Deze eerste zijn open vragen om zo de informatiestroom te bevorderen. We hebben ons voor deze vragen gebaseerd op de doelstellingen van de campagne, met een focus op het gebruik van het promotiemateriaal (zie bijlagen 7 en 8). 3.5.2. Respondenten De steekproef van respondenten is gekozen op basis van enkele variabelen: zij moesten reeds promotiemateriaal van de campagne “Feiten en Fabels” besteld hebben bij de vzw iDA en werken,in de gezondheids-, preventie-, of onderwijssector. Zij werden gekozen uit een lijst van personen die het materiaal in de loop van de campagne besteld hebben op eigen initiatief. Hieronder wordt getoond hoeveel bestellingen er in totaal zijn geplaatst in Vlaanderen (persoonlijke communicatie met iDA): •
Brochures: 20.741
•
Affiches: 5.249
•
Postkaarten: 74.168 19
In totaal zijn er 200 bestellingen geplaatst verspreid over heel Vlaanderen. Voor Wallonië zijn er in totaal 308 bestellingen geweest, waarvan (Infor-Drogues, 2008): •
Brochures: 35.433
•
Affiches (afzonderlijk): 4.364
•
Affiches (per 4): 622
•
Introductiepakketten (4 affiches en 1 brochure): 127
Twintig diepte-interviews werden gedaan, 10 door de onderzoekster op de UA en 10 door de onderzoekster op de ULB. Al de interviews werden gedaan in de periode van 12 tot 30 mei 2008 en duurden telkens 20 tot 50 minuten. De onderzoeksters gebruikten voor de interviews dezelfde vragenlijsten, vertaald in het Frans of het Nederlands (zie bijlage 7 en 8). Axiaal coderen De verwerking van de gegevens uit de kwalitatieve evaluatie gebeurde volgens de methodiek van het axiaal coderen. Hiervoor werden de interviews letterlijk uitgetypt zodat er geen gegevens verloren gaan. Vervolgens werden er codes toegekend aan de antwoorden van de respondenten. Deze codes zijn objectieve weergaven van de antwoorden in functie van de onderzoeksvragen die gesteld zijn. Deze codes werden op hun beurt per vraag verwerkt in een tabel. En van daaruit gebeuren de analyses. Al de verschillende antwoorden worden hier per vraag geordend, zodat vergelijking en analyse mogelijk wordt. In deze tabellen krijgen de respondenten een code toegekend: ieder krijgt een nummer van 1 tot 10 en een letter: “A” zijn de Nederlandstalige interviews en “B” zijn de Franstalige interviews. De resultaten worden weergegeven op een objectieve, interpretatievrije manier per vraag. In de discussie worden eventuele hypothesen die volgen uit de resultaten besproken.
20
4. Résultats/Resultaten 4.1. Evaluation quantitative de la Campagne Grand public/ Kwantitatieve evaluatie van de publiekscampagne Les résultats et commentaires de l’évaluation grand public sont donnés ci-dessous de la manière suivante : Premièrement, les fréquences portant sur la description de l’échantillon (âge, sexe, régime linguistique, niveau d’instruction, profession, province). Deuxièmement, le descriptif des fréquences d’intérêt des variables portant sur la campagne en tant que telle. Autrement dit les fréquences intéressantes apportant des éléments de réponses aux questions portant sur les objectifs de la campagne et les tableaux croisés de ces variables avec l’âge, les provinces et le niveau d’instruction. 4.1.1. Déscription de l’échantillon /beschrijving van de steekproef Tableau 3: Fréquence Age Tranches d’âges Valide
Effectifs
Pourcentage
Pourcentage valide
Population belge*
14-25
154
15.4
15.5
26-35
83
8.3
8.3
12.1 12.9
36-55
260
25.9
26.1
29.3
56 et +
499
49.8
50.1
28.7
Total
996
99.4
100.0
6
0.6
Manquante Total
1002
100.0
* source : ECODATA, Federale overheidsdienst Economie, KMO, Middenstand en Energie, 2008) 15.5 % de jeunes ont été interrogés sur l’ensemble des répondants. 49.9%, soit la moitié des répondants ont moins de 55 ans. Nous avons une surreprésentation des groupes 14-25 ans et 56+, en comparaison avec la population belge.
21
Tableau 4: Fréquence Sexe Effectifs Valide
Manquante
Pourcentage
Pourcentage valide
homme
341
34.0
34.2
femme
657
65.6
65.8
Total
998
99.6
100.0
Système manquant
Total
4
.4
1002
100.0
Nette différence entre les femmes et les hommes : 65.8% de femmes et 34.2% d’hommes. Dans la population générale le sexe ratio femme/ homme est de 51% de femme et de 49% d’hommes. (FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie, Dienst Demografie, cijfers 1 januari 2007, geraadpleegd op 23/05/08) Pour le tableau croisé langue-âge, les résultats obtenus sont les suivants : Différences significatives en fonction de l’âge chez les néerlandophones et francophones. o
5% de jeunes en plus interrogés chez les francophones.
o
Forte différence entre les néerlandophones et francophones pour la catégorie 26-35 ans. Seulement 4.9% des personnes interrogées ont entre 26 et 35 ans chez les néerlandophones.
o
Forte proportion de personnes pensionnées chez les néerlandophones: 57.6% pour 38.9% chez les francophones.
Tableau 5: Fréquence éducation Effectifs Valide
Manquante
Pourcentage
Pourcentage valide
Maximum sec inférieur
229
22.9
23.9
Secondaire tech/prof
155
15.5
16.2
Secondaire général
241
24.1
25.2
Enseignement supérieur
332
33.1
34.7
Total
957
95.5
100.0
45
4.5
1002
100.0
Système manquant
Total
Afin de mieux analyser les niveaux d’instruction ceux-ci ont été répartis en quatre catégories comprenant; premièrement les personnes ayant été maximum jusqu’en secondaire inférieur, deuxièmement les personnes ayant terminé les secondaires de type
22
technique
ou
professionnel,
troisièmement
celles
ayant
terminées
l’enseignement général et quatrièmement, les personnes ayant fait des études supérieures.
4.1.2. Fréquences d’intérêt/ belangriik variables Ces résultats portent sur les personnes ayant vu la campagne. La question : «Avez-vous vu la campagne Alcool et autres drogues» a été posée en deux temps. 1.
Avez-vous vu, au cours du dernier mois, une campagne sur l’alcool et les drogues ? o
Si oui, alors on posait la question 2, tout en s’assurant qu’on parlait bien de la même campagne.
o
Si non, des questions filtres étaient posées afin d’être vraiment sûr que les personnes n’avaient pas vu la campagne. Résultat : Après les questions filtres certaines personnes se rappelaient l’avoir vu. Si elles se référaient effectivement à la campagne sur l’Alcool et autres drogues, on mettait oui à la question 2.
2.
Si oui, laquelle ? o
L’analyse des résultats pour les personnes ayant vu la campagne se base donc sur la réponse 2, résultats de toutes les personnes ayant vu cette campagne : « L’alcool et autres drogues. Le vrai et le faux. »
Tableau 6: Vu la campagne
Valide
oui
Effectifs 188
Pourcentage 18.8
Pourcentage valide 18.8
non
814
81.2
81.2
Total
1002
100.0
100.0
18.8% des personnes interrogées sur les 1002 questionnaires ont vu la campagne. Ce pourcentage est une sous-estimation de la visibilité de la campagne. Cela est du à la différence en ce qui concerne la distribution de l’âge, entre la population belge et l’échantillon. Si les pourcentages du tableau 7, sont recalculé par rapport à la réelle répartition suivant les groupes d’âges de la population belge (cfr tableau 1), une personne sur 5 aurait alors vu la campagne. Ce qui veut dire que la visibilité de la campagne lorsqu’elle est standardisée par groupe d’âge est de 20.0%.
23
Tableau 7: Croisement de la variables langue avec ceux qui ont vu la campagne vu la campagne LANGUE
Flamand Français
Total
Total
p n.s.
oui
non
120
480
600
20.0%
80.0%
100.0%
68
334
402
16.9%
83.1%
100.0%
188
814
1002
18.8%
81.2%
100.0%
20% des flamands ont vu la campagne et 17% des francophones. Ces différences sont non significatives. Tableau 8: Croisement de la variable sexe avec ceux qui ont vu la campagne vu la campagne sexe
homme femme
Total
Total
p < 0.05
oui
non
54
287
341
15.8%
84.2%
100.0%
134
523
657
20.4%
79.6%
100.0%
188
810
998
18.8%
81.2%
100.0%
Les femmes ont plus vu la campagne que les hommes 20.4% pour 15.8% d'hommes. Ces différences sont toutefois statistiquement significatives (Fisher exact test). Tableau 9: Croisement de la variable âge avec ceux qui ont vu la campagne vu la campagne age
14-25 26-35 36-55 56 et +
Total
Total
p < 0.001
oui
non
50
104
154
32.5%
67.5%
100.0%
21
62
83
25.3%
74.7%
100.0%
51
209
260
19.6%
80.4%
100.0%
65
434
499
13.0%
87.0%
100.0%
187
809
996
18.8%
81.2%
100.0%
Près d'un tiers des jeunes âgés de 14 à 25 ans ont vu la campagne (32,5%), la visibilité dans cette catégorie d’âge est bien au dessus de la moyenne générale de
24
18.8%. Il s’agit d’une différence significative (Khi-deux). Il y a une association négative entre l'âge et le fait d'avoir vu la campagne. Tableau 10: Croisement de la variable éducation avec ceux qui ont vu la campagne
educ
Maximum secondair inférieur Secondaire tech/prof Secondaire général Enseignement supérieur
Total
vu la campagne
Total
p
oui 26
non 203
229
< 0.01
11.4%
88.6%
100.0%
26
129
155
16.8%
83.2%
100.0%
44
197
241
18.3%
81.7%
100.0%
83
249
332
25.0%
75.0%
100.0%
179
778
957
18.7%
81.3%
100.0%
La probabilité d'avoir vu la campagne augmente avec le niveau d'instruction. Différence de 14% entre le niveau le plus bas d’instruction (11.4%) et le niveau le plus haut (25%). Le seuil de signification est inférieur à 1%. Graphique 1: Quels ont été les messages retenus de la campagne Parmi ceux qui ont vu la campagne 60 50 40 %30 20 10 0 retenu une citatio n
o nt parlé sur le fo nd/ le co ntenu
parlé de la fo rme
retenu o rganisme
mentio nnent le type de média
autre
A la question de quel message les gens ont retenus, la réponse majoritairement donnée est la citation d’un des vrai ou faux de la campagne (56.9%) 16% des répondants ont parlé sur le fond et le contenu de la campagne.
25
Graphique 2: Par quel type de média la campagne a-t-elle été le plus vu
services d'aide
0,0
sites w eb
0,5
petites affiches A3
0,5
autres
1,1
brochures
1,6
entendu, pas vus
2,1
cartes boomerang
5,3
journaux,magazines
22,3 22,9
panneaux publicitaires
53,2
tv 0
10
20
30
%
40
50
60
Les 3 médias les plus souvent cités sont, par ordre décroissant la T.V (53.2 %) Ensuite les panneaux publicitaires (22.9%) et puis les journaux et magasines (22.3%). Personne ne cite les services d'aide.
Tableau 11: Croisement entre la variable âge et ceux qui ont vu la campagne à la télévision
age
14-25 26-35 36-55 56 et +
Total
Vu la campagne à la T.V
Total
p
Non 26
Oui 24
50
n.s.
52.0%
48.0%
100.0%
8
13
21
38.1%
61.9%
100.0%
23
28
51
45.1%
54.9%
100.0%
30
36
66
45.5%
54.5%
100.0%
87
101
188
46.3%
53.7%
100.0%
Les 26-35 ans ont le plus vu la campagne à la T.V. Les jeunes avec 48% sont les proportionnellement les moins nombreux l’avoir vu via ce média. Mais ces différences ne sont pas significatives
26
Tableau 12: Croisement entre la variable âge et ceux qui ont vu la campagne via les journaux et magazines
age
1.00 14-25 2.00 26-35 3.00 36-55 4.00 56 et +
Total
Vu la campagne par les journaux/magazines
Total
Non 42
Oui 8
50
84.0%
16.0%
100.0%
19
2
21
90.5%
9.5%
100.0%
33
18
51
64.7%
35.3%
100.0%
51
14
65
78.5%
21.5%
100.0%
145
42
187
77.5%
22.5%
100.0%
p
< 0.05
Les journaux et magasines touchent principalement les 36-55ans. Différences non significatives. Tableau 13: Croisement entre la variable âge et ceux qui ont vu la campagne sur les panneaux publicitaires Vu la campagne par les panneaux publicitaires age
14-25 26-35 36-55 56 et +
Total
Total
Non
Oui
33
17
50
66.0%
34.0%
100.0%
15
6
21
71.4%
28.6%
100.0%
41
10
51
80.4%
19.6%
100.0%
55
10
65
84.6%
15.4%
100.0%
144
43
187
77.0%
23.0%
100.0%
p
n.s.
La catégorie des jeunes (14-25 ans) est la plus touchée par les panneaux publicitaires dans la rue. Ces différences sont cependant statistiquement non significatives En ce qui concerne le
croisement de la variable âge avec ceux qui ont vu la
campagne via les cartes boomerang, les cartes n’ont été vues que par les 14-25 ans (16%) et les 26-35 ans (9.5%). Ces différences sont très significatives.
27
Etant donné que seule une personne a vu les petites affiches A3 (= campagne professionnelle), il n'y a pas lieu de faire des tableaux croisés. 3 personnes ont vu les brochures, seulement 2 personnes ont visité les sites Web et 5 personnes ont entendu parler de la campagne sans la voir personnellement. En ce qui concerne les résultats obtenus pour l’organisme de référence, seulement 37 personnes citent Infordrogue ou DrugLijn. Tableau 14: Occasion de réfléchir sur sa consommation d’alcool et de drogues ou sur celle de leur entourage.
Valide
Manquante
Effectifs
Pourcentage
Pourcentage valide
Oui
80
42.6
46.8
Non
91
48.4
53.2
Total
171
91.0
100.0
Système manquant
17
9.0
188
100.0
Total
Parmi les personnes qui ont vu la campagne 46,8 % d’entre elles, estiment qu’elle leur a permis de réfléchir à leur consommation ou à celle de leur entourage. Tableau 15: Croisement entre la variable de l’âge et le fait que cette campagne a permis à ceux qui l’ont vu de réfléchir sur leur consommation d’alcool et de drogues ou sur celle de leur entourage. Occasion de réfléchir age
14-25 26-35 36-55 56 et +
Total
Total
p n.s.
yes
no
23
25
48
47.9%
52.1%
100.0%
5
11
16
31.3%
68.8%
100.0%
20
28
48
41.7%
58.3%
100.0%
31
27
58
53.4%
46.6%
100.0%
79
91
170
46.5%
53.5%
100.0%
Cette campagne a permis à 48% des jeunes de réfléchir sut leur consommation. C'est surtout parmi les plus jeunes et les plus âgés que la campagne a suscité une réflexion, sans différences statistiques significatives entre groupes d'âge.
28
Tableau 16: Croisement entre la variable du niveau d’instruction et le fait que la campagne a permis à ceux qui l’ont vu de réfléchir sur leur consommation d‘alcool et de drogues ou sur celle de leur entourage. Occasion de réfléchir education
Maximum secondair inférieur Secondair tech/prof Secondair général Enseignement supérieur
Total
Total
p n.s.
yes
no
11
11
22
50.0%
50.0%
100.0%
11
13
24
45.8%
54.2%
100.0%
17
20
37
45.9%
54.1%
100.0%
37
43
80
46.3%
53.8%
100.0%
76
87
163
46.6%
53.4%
100.0%
Il n’y a pas de différences entre le fait que la campagne permette de réfléchir et le niveau d’instruction des répondants. Tableau 17: Croisement entre la variable du sexe et le fait que la campagne a permis à ceux qui l’ont vu de réfléchir sur leur consommation d’alcool et de drogues ou sur celle de leur entourage.
sexe
Home Femme
Total
Occasion de réfléchir
Total
p
Oui 19
Non 30
49
n.s.
38.8%
61.2%
100.0%
61
61
122
50.0%
50.0%
100.0%
80
91
171
46.8%
53.2%
100.0%
Les femmes sont plus nombreuses que les hommes à déclarer que la campagne était l'occasion de réfléchir sur leur consommation et celle de leur entourage que les hommes mais les différences ne sont pas statistiquement significatifs.
29
Tableau 18: Croisement entre la variable du régime linguistique et le fait que cette campagne a permis à ceux qui l’ont vu de réfléchir sur leur consommation d’alcool et de drogues ou sur celle de leur entourage. Occasion de réfléchir LANGUE
Flamand Français
Total
Total
p < 0.01
Oui
Non
43
70
113
38.1%
61.9%
100.0%
37
21
58
63.8%
36.2%
100.0%
80
91
171
46.8%
53.2%
100.0%
Cette campagne a plus fait réfléchir les francophones que les néerlandophones. Ces différences sont statistiquement significatives et elles le restent après stratification par âge. Tableau 19: Cette campagne a été l’occasion de parler de sa consommation d’alcool et de drogues ou de celle de leur entourage
Valide
Manquante Total
Oui
Effectifs 66
Pourcentage 35.1
Pourcentage valide 38.4
Non
106
56.4
61.6
Total
172
91.5
100.0
Système manquant
16
8.5
188
100.0
Cette campagne a permis à 38.4% des personnes interrogées de parler de leur consommation ou de celle de leur entourage.
30
Tableau 20: Croisement entre la variable âge et le fait que la campagne a permis à ceux qui l’ont vu de parler de leur consommation d’alcool et de drogues ou de celle de leur entourage
age
14-25 26-35 36-55 56 et +
Total
Total
p n.s.
Oui
Non
Effectif
15
33
48
% dans age
31.3%
68.8%
100.0%
Effectif
6
11
17
% dans age
35.3%
64.7%
100.0%
Effectif
15
34
49
% dans age
30.6%
69.4%
100.0%
Effectif
30
28
58
% dans age
51.7%
48.3%
100.0%
Effectif
66
106
172
% dans age
38.4%
61.6%
100.0%
Dans chaque catégorie d’âge ils ont été au moins 30% à parler de l’alcool et de la drogue grâce à cette campagne. Les 56 ans et plus ont plus parlé de la campagne que les autres catégories d’âge mais ces différences ne sont pas significatives. Tableau 21: Croisement entre la variable éducation et le fait que la campagne a été l’occasion de parler de leur consommation d’alcool et de drogues ou de celle de leur entourage
education
Maximum secondaire inférieur Secondaire tech/prof Secondaire général Enseignement supérieur
Total
Total
p n.s
Oui 8
Non 14
22
36.4%
63.6%
100.0%
8
16
24
33.3%
66.7%
100.0%
12
25
37
32.4%
67.6%
100.0%
33
48
81
40.7%
59.3%
100.0%
61
103
164
37.2%
62.8%
100.0%
Les personnes parlent plus de la campagne lorsqu’elles ont un niveau d’instruction plus élevé. Les différences sont non significatives.
31
Graphique 3 : Etes-vous d'accord ou pas d’accord avec les propositions suivantes : Tableaux des propositions 100
94,2
90 80
70,7
69,0
70
%
60 50 38,9
40 30 20
8,2
10
5,9
0 sujet important (n=172)
bien fait (n=157)
attire l'attention (n=109)
je me sens concerné (n=167)
exagéré (n=170)
inutile (n=169)
94.2% des répondants trouvent qu’il s’agit de sujets importants 70.7% des répondants trouvent la campagne bien faite. 69.0% des répondants trouvent que cette campagne attire l’attention. 38.9% des personnes se sentent concerné par la campagne. 8.2% des répondants estiment que l’attention porté à ces sujets est exagérée. Peu de personnes (5.9%) trouvent que la campagne est inutile. En général, la plupart des jeunes de 14 à 25 ans qui ont vu la campagne, trouvent la campagne attractive et bien faite. Le sujet les attire et souvent ils se sentent concerné. Tableau 22: Que pensez-vous de la campagne dans son ensemble? (Echelle de 1 à 10) Statistiques descriptives
N valide (listwise)
N
Minimum
Maximum
Moyenne
Ecart type
156
1
10
6.62
2.136
156
En moyenne l’estimation de la qualité de la campagne sur une échelle de 10 est de 6.62.
32
4.1.3. Remarques qualitatives de l’évaluation de la campagne grand public/ Opmerkingen van de kwalitatieve evaluatie van de publiekscampagne En ce qui concerne les remarques données à la dernière question (sous forme ouverte) du questionnaire, 33 personnes on fait des remarques du côté francophone et 65 personnes en ont fait du côté néerlandophone. 98 personnes ont donc émis des commentaires sur les 188 personnes qui ont vu la campagne. Les remarques positives s’axent essentiellement sur une appréciation générale de la campagne. En effet, 36 personnes trouvent que la campagne est bien faite. 16 personnes trouvent que c’est bien de réaliser des campagnes sur ces sujets-là car ils sont importants et qu’il faudrait d’ailleurs en faire plus et durant plus longtemps. Plusieurs répondants ont dit que les slogans étaient choquants positivement, dans le sens où ils interpellaient, posaient question, faisaient réfléchir et pouvaient également susciter la discussion. Le fait que la campagne est accessible et que les slogans sont bien choisis, qu’ils mesurent bien ce que les personnes peuvent penser de l’alcool et des drogues a aussi été relevé. En ce qui concerne la forme, plusieurs personnes ont relevé que le choix du rouge comme couleur de base était judicieux car il attirait fort l’attention. Les remarques négatives concernent principalement le manque de visibilité de la campagne, les personnes l’ayant vu ont des difficultés à s’en rappeler, à se rappeler les messages lus, et à se rappeler sur quel support ils l’ont vue. La campagne ne reste pas en mémoire, les personnes l’oublient vite. Il est important de noter également, même si ce n’est pas numériquement très important que certaines personnes ont trouvé le message peu clair, n’ont pas vu le point d’interrogation et ont cru qu’il s’agissait dès lors d’affirmations. Ce qui donnait alors à cette campagne un caractère moralisateur. Cela pointait du doigt par exemple tous les jeunes parce que les slogans affirmaient que "tous les jeunes" fumaient du cannabis. Le ton employé, les idées reçues, n’est pas apparu clairement à tout le monde. Certains ont trouvé les slogans trop vagues, peu clairs, pas assez parlants et interpellant et pas assez directs. Deux personnes ont même trouvé que ces slogans banalisaient ces sujets. De plus, plusieurs personnes ont dit spontanément avoir des doutes quant au fait que cette campagne puisse vraiment atteindre les publics cibles que ce soient les jeunes ou encore plus spécifiquement les consommateurs d’alcool et de drogues. D’autres ont également dit que demander d’aller regarder la réponse via le numéro de téléphone ou le 33
site web représente une démarche trop exigeante. 18 personnes pour toutes les raisons qui précèdent ont donc conclu en disant que la campagne n’était pas bien faite. D’un point de vue plus pratique, certaines personnes ont également émis des commentaires sur la forme de la campagne en elle-même. Certains slogans étaient parfois trop longs. Par exemple, en voiture, il était difficile de les lire en entier sur les panneaux publicitaires et d’alors saisir qu’il s’agissait de questions posées et non d’affirmations. D’autres n’ont pas compris le lien entre le site web ou numéro de téléphone référencé et, les slogans vrai ou faux. Une personne a relevé le fait que les spots à la télévision auraient dû être diffusés en une fois et non en deux fois. 4.1.4. DrugLijn Als tweede deel van de kwantitatieve evaluatie bekijken we zowel van de DrugLijn als van Infor-drogue de evolutie in het aantal oproepen (telefoonoproepen en e-mailvragen) en het aantal bezoeken op de website gedurende de periode van de campagne. In dit deeltje geven we deels een antwoord op de derde doelstelling: werden mensen aangezet om naar aanleiding van de campagne de contactadressen te bezoeken; DrugLijn en Infor-drogue? Telefonische oproepen en e-mailoproepen De DrugLijn kan anoniem gecontacteerd worden via de telefoon (het nummer 078-15 10 20) of via e-mail (via een invulscherm op www.druglijn.be). In
tegenstelling
tot
Infor-Drogues
voorziet
De
DrugLijn
geen
24-uurs
telefoonpermanentie. De lijn is vijftig uur per week bemand (maandag van vrijdag van 10 tot 20 uur). Buiten deze uren worden de bellers opgevangen via een IVR (Interactive Voice Response System) dat info biedt over de openingsuren en de mogelijkheid biedt advies bij noodsituaties te beluisteren.
34
Grafiek 4: Totaal beantwoorde contacten via telefoon en email (2005-2008)
800
2005 2006
700
2007 2008
600 500 400 300 200 100 0 jan
feb
mrt
apr
mei
jun
jul
aug
sep
okt
nov
dec
Bron: DrugLijn, 2008 Grafiek 4 illustreert voor de periode vanaf januari 2005 hoe vaak er per maand contact werd genomen met De DrugLijn. In november 2006, wanneer de campagne "Als je partner drinkt…" doorging, is er een duidelijke piek in het aantal contacten waar te nemen. Er waren toen bijna 200 oproepen meer dan in de maand voordien en meer dan 200 meer dan in het jaar voordien in dezelfde maand (november 2005). Een vergelijkbare piek is terug te vinden in februari 2008, wanneer de campagne "Feiten en Fabels" volop liep, hier zijn er bijna 100 contacten meer geregistreerd dan in de maand voordien en meer dan 200 meer dan in het jaar voordien in dezelfde maand. De grafiek toont overigens niet alleen een stijging in februari 2008. Ook in maart en april 2008 lag het aantal contacten hoger dan in dezelfde maanden van de jaren voordien. Dit bevestigt de indruk van De DrugLijnmedewerkers dat de campagne ook na de periode van actief adverteren in de media nog een impact had op het aantal contacten.
35
Grafiek 5: aantal beantwoorde telefoongesprekken DrugLijn (20052008) 2005 2006 2007 2008
600 500 400 300 200 100 0 jan
feb
mrt
apr
mei
jun
jul
aug
sep
okt
nov
dec
Bron: DrugLijn, 2008 Grafiek 6: Aantal beantwoorde e-mailvragen DrugLijn (2005-2008)
300
2005 2006 2007 2008
250 200 150 100 50 0 jan
feb
mrt
apr
mei
jun
jul
aug
sep
okt
nov
dec
Bron: DrugLijn, 2008 Opgesplitst naar telefonische oproepen en emailvragen vertonen de grafieken dezelfde pieken. Grafiek 6 toont dat de toename in november 2006 en februari 2008 een stuk geprononceerder is bij de e-mailvragen dan bij het aantal telefoongesprekken. In exacte cijfers uitgedrukt voerde De DrugLijn in februari 2008 in totaal 516 telefoongesprekken en beantwoordde ze 270 e-mails. Samen werden dus 786 contacten beantwoord. Daarmee was februari 2008 de drukste maand voor De DrugLijn sinds haar oprichting in april 1994. 36
Tabel 22 vergelijkt het aantal contacten in februari 2008 met dezelfde maand van het jaar voordien. De tabel illustreert dat er in vergelijking met 2007 een toename van het aantal contacten was met 37%. Tabel 23: Aantal contacten opgedeeld naar telefoongesprekken en emails voor de periode 29/jan-30/apr 2007 en 2008 Aantal contacten 29 jan. – 30 apr. 2008 29 jan. – 30 apr. 2007 Verschil in aantal Verhouding '08 tov '07
Gesprek 1425 1153 272 124%
E-mail TOTAAL 2143 718 1626 473 517 245 152% 132%
Bron: DrugLijn, 2008 Wanneer dezelfde vergelijking gemaakt wordt voor een langere periode, liggen de verhoudingen tussen 2008 en 2007 in dezelfde lijn. Tabel 21 vermeldt het aantal contacten voor de periode van 29 januari 2008 (datum van de lancering van de campagne en eind april en vergelijkt deze met dezelfde periode van 2007). Tabel 24: Aantal contacten opgedeeld naar telefoongesprekken en emails voor de maand februari 2007 en 2008 Aantal contacten Februari 2008 Februari 2007 Verschil in aantal Verhouding '08 tov '07
Gesprek 516 406 110 127%
E-mail TOTAAL 786 270 572 166 214 104 163% 137%
Bron: DrugLijn, 2008 Bij de interpretatie van deze cijfers dient rekening te worden gehouden met een verschil in het Nederlandstalige en het Franstalige luik van de campagne voor wat het aanvragen van campagnemateriaal door het grote publiek en door professionelen betreft. Voor het Franstalige luik verliepen zowel aanvragen van het grote publiek als van professionelen via Infor-Drogues. Langs Nederlandstalige zijde konden professionelen materiaal aanvragen in rechtstreeks contact met iDA vzw. De contacten met aanvragen van professionelen verliepen met andere woorden niet via De DrugLijn en zijn bijgevolg niet meegerekend in bovenvermelde cijfers. Website De DrugLijn
37
Grafiek 7: Aantal bezoekers DrugLijn website (homepage) (2005-2008)
7000
2005
6000
2006 2007
5000
2008
4000 3000 2000 1000 0 jan
feb
mrt
apr
mei
jun
jul
aug
sep
okt
nov
dec
Wanneer we kijken naar het aantal bezoekers op de homepage van de DrugLijn zien we een algemeen stijgende trend in het voor- en najaar en een daling in de zomermaanden juni-juli-augustus. Deze trend zet zich ook voort in 2008 zonder significante stijging tijdens februari wanneer de campagne gelopen heeft. WaDisDa WaDisDa is een software programma dat de DrugLijn gebruikt om de gegevens van alle telefoongesprekken en e-mails te registreren. Deze worden door de beantwoorders geregistreerd na elk beantwoord contact. De volgende variabelen worden geregistreerd: datum, start gesprek en duur gesprek (mail: tijdstip van inzending), naam van de beantwoorder, type gesprek, kernvraag/commentaar, geslacht beller, presentatie oproeper, situatie oproeper (gemoedstoestand), het product (de drug), productinfo, soort vraag, relatie, doorverwijzing, gebruik van geweld, informatie over derden (geslacht, leeftijd, en druggebruk van de persoon waarover gebeld wordt) en vraag naar info, preventie of hulpverlening. Ook enkele facultatieve vragen worden geregistreerd: leeftijd van de beller of mailer, regio en bron (welke bron gaf de beller/mailer de aanleiding om contact op te nemen met de DrugLijn). Gezien de anonimiteit die de lijn garandeert, gaat het uitsluitend om anonieme gegevens. De gegevens over leeftijd, regio en bron worden bekomen door
38
vraagstelling van de beantwoorder aan het einde van het gesprek en via facultatieve registratie door de e-mailer zelf. De variabele bron bevat de volgende keuzes: telefoonboek, druglijnaffiche, -folder, sticker, andere folder, inlichtingen Belgacom, dienst preventie/hulpverlening, mondtot-mond, gemeentelijk infoblad, media (teletekst, krant, radio, tv, tijdschrift) internet, heeft al gebeld/gemaild, doorgestuurd via VAD, campagne, andere, onbekend en specifieke campagnes: druglijn website, partywise, drugs in beweging, hoeveel is teveel, feest en feiten en fabels. Op basis van de variabele “feiten en fabels” kunnen we het effect van de campagne meten. Deze is toegevoegd sinds de lancering van de campagne. Voor de periode van januari tot april 2008 wordt hier dieper op ingezoomd. In de periode januari-april van 2008 hebben 82 personen rechtstreeks contact genomen met De DrugLijn naar aanleiding van de campagne “Feiten en Fabels”, met een piek van 42 (51.2%) oproepen in februari. De 82 oproepen vormen 2.9% van het totale aantal oproepen, hiermee staat het op de 7de plaats van de 19 opgegeven bronnen. Van de 82 oproepen naar aanleiding van de campagne waren 62.2% (51) oproepen voor informatie, 9.8% (8) voor advies en 28.0% (23) voor info en advies. Deze informatie is echter te relativeren omwille van het feit dat niet strikt wordt nagevraagd bij elke beller en elke e-mail welke de bron is van de oproep. De anonimiteitsgarantie en het respect voor de bellers en mailers maken dat beantwoorders de facultatieve vragen nooit zullen opdringen aan bellers. Daarom worden de facultatieve vragen niet systematisch aan de bellers gesteld. Voorts dient eraan te worden herinnerd dat mailen naar De DrugLijn enkel mogelijk is via een contactformulier op de DrugLijnwebsite. Aangezien de campagne “Feiten en Fabels” een prominente plaats innam op de homepagina van de website zal naar alle waarschijnlijkheid elke mailer de campagne op die manier ook opgemerkt hebben. Bijkomend bestaat ook de kans dat gevraagd naar de bron, een aantal mensen “media” of “DrugLijn website” vermelden als kanaal waar ze de campagne hadden opgemerkt. De vermelde cijfers zijn mede daardoor vermoedelijk een onderschatting van het aantal oproepen naar aanleiding van de campagne “Feiten en Fabels”. De vermelde 82 personen staan immers niet in verhouding tot de totale toename van 517 contacten die De DrugLijn in dezelde periode kende.
39
4.1.5. Infor-Drogue Toutes les informations décrites ci-dessous sont issues du rapport d’Infor-Drogue asbl, Dossier d’évaluation sur la campagne nationale et multimédia : «Alcool et autres drogues. Le vrai et le faux.», période du 29 janvier au 23 mai 2008. (Document non publié). La campagne fédérale de sensibilisation à l’usage des drogues et de l’alcool a débuté officiellement le 29 janvier 2008. Voici les données recueillies par l’équipe de permanence téléphonique d’Infor-Drogues, durant la période allant du 29 janvier au 23 mai 2008. Appels téléphoniques Infor-Drogue a reçu près de 1.528 appels du mardi 29 janvier au lundi 23 mai 2008. De ces 1.528 appels, 162 appels (11 %) sont directement liés à la campagne iDA. En voici la répartition : Tableau 25 : la répartition Appels non liés à la campagne Appels initiés par la presse Appels initiés par la mailing liste (Fédito) Appels initiés par les spots TV Appels initiés par les panneaux publicitaires (20 m²) Appels initiés par les affiches A3 et les brochures Appels initiés par les cartes «boomerang» Total
40
1.366 32 63 35 5 17 10 1.528
Graphique 8: Source d’appels par type de média 50
40
%
30
20
10
0 mailing liste (FEDITO)
spots TV
presse
affiches A3 et les brochures
cartes panneaux « boomerang » publicitaires (20 m²)
Pour ce qui est de l’analyse des chiffres de la campagne iDA, les médias «mailing liste» (envois de brochures et d’affiches d’iDA asbl à une série de professionnels) ainsi que les spots à la télévision et les encarts dans la presse écrite ont été le plus vus. En effet, ils représentent respectivement près de 39 %, 22 % et 20% des appels associés directement à la campagne. Par contre, les panneaux publicitaires n’ont engendré que 5 appels (3 %). Ce qui est logique étant donné que les numéros de téléphone n’étaient pas inscrit sur les panneaux publicitaires. Pour tenter d’identifier l’impact de la campagne sur le nombre d’appels reçus à la permanence d’Infor-Drogues, voici un tableau reprenant le nombre d’appels répertoriés durant la même période de 4 mois au cours des années précédentes :
41
Graphique 9 : Evolution du nombre d'appels entre 2005 et 2008 (Périodes du 29 janvier au 23 mai 2008 2000
1861
1405
1500
1467
1528
1000
500
0 2005
2006
2007
2008
Depuis la mise en place du site internet d’Infor-Drogues mais aussi de son service d’E-permanence, une diminution sensible des interpellations de la permanence téléphonique est à noter. Une augmentation de 4 % des contacts par rapport à la même période observée en 2007 et une augmentation de près de 9 % des appels en regard des chiffres de 2006 est observée. Visites du site web Analyse de la fréquentation du site www.infrodrogues.be et des pages iDA durant la campagne iDA.
42
Graphique 10 Fréquentation des pages web
Evolution des fréquentations Début février 2008, on constate une augmentation forte et rapide de la fréquentation en terme de visiteurs et en terme de pages vues sur le site d’Infor-Drogues. Le flux dépasse largement les 20.000 pages vues par semaine. Le nombre de visiteurs des pages de la campagne iDA augmente également durant la première quinzaine de février mais de façon moins importante. On passe durant la semaine du 10 février la barre des 5000 pages vues par semaine. Toutefois, après ce pic la tendance est à la baisse et ces résultats ne seront plus atteints. Si la campagne semble avoir un effet sur le nombre de visiteurs du site InforDrogues, une partie importante de ces visiteurs ne vont pas voir les pages iDA. A partir de la semaine du 10 février la fréquentation du site Infor-Drogues et des pages iDA diminue malgré la diffusion des cartes Boomerang durant deux semaines à partir du 12 février et la diffusion des affiches A3 durant la dernière quinzaine de février. La fréquentation recommence à augmenter à partir de la semaine du 23 mars jusqu’à la semaine du 6 avril, ce qui correspond aux vacances de Pâques. Au début du mois d'avril, on repasse le cap des 20.000 pages vues par semaine sur le site d’InforDrogues et des 2000 pages sur le site iDA. Cette hausse de la fréquentation iDA 43
semble imputable à une hausse de la fréquentation générale du site Infor-Drogues plutôt que l'inverse. Graphique 11: Evolution des téléchargements
Le nombre total des téléchargements des brochures iDA à la date du 25 mai 2008 s'élève à 5.101. La campagne iDA a d'abord eut un effet d'entraînement sur l'ensemble des téléchargements du site Infor-Drogues. Ensuite, tandis que la baisse des téléchargements de la brochure iDA est rapide, celle des autres documents téléchargeables est faible et se maintient autour de 400 téléchargements hebdomadaires. Il faut dire que le site d'Infor-Drogues présente une vingtaine d'outils disponibles en ligne. A la fin du mois de mai 2008, on en est à moins de 40 téléchargements hebdomadaires de la brochure iDA. E-permanence/ E-mail Le public peut utiliser le service d’E-permanence via le site internet. C’est un mode de contact et d’échange électronique (principe de l’e-mail) complètement confidentiel
44
et anonyme (le visiteur peut poser une question après avoir choisi un «pseudo» et un mot de passe). L’équipe d’Infordrogue s’engage à répondre dans les 72 heures aux messages déposés. Les messages reçus depuis le lancement de la campagne ne font pas directement référence à cette campagne. Par contre, il semble qu’une augmentation significative du nombre de courriers reçus a été enregistrée.
Mais, cette augmentation est
difficilement objectivable par comparaison avec une période identique. En effet, pour 2007, nous ne disposons pas d’une période complète :
•
2007 : du 21 février au 23 mai 2007 : 105 courriers reçus en 92 jours (pas de données disponibles du 29 janvier au 20 février 2007), moyenne journalière 1,14 courrier/jour.
•
2008 : du 29 janvier au 23 mai 2008 : 111 courriers en 115 jours, moyenne journalière : 0,97 courrier/jour.
Etant donné la nature du service proposé et le contenu des échanges (protection du contact établi), les personnes ayant pris contact avec Infor-Drogues via l’Epermanence n’ont pas été réinterrogées pour identifier la voie par laquelle elles ont pris connaissance de l’existence de ce service. On ne peut que supposer qu’une partie de cette augmentation est due à la campagne.
45
4.1.6. Interprétation des résultats de la campagne grand public/ Interpretatie van de resultaten van de publiekscampagne Cette interprétation se base donc d’une part sur les résultats quantitatifs obtenus grâce aux analyses statistiques des questionnaires et d’autre part, également, sur les remarques qualitatives faites par le grand public lors de l’administration des questionnaires. Description de l’échantillon : En ce qui concerne la répartition par groupe d’âge, nous avons une surreprésentation des groupes 14-25 ans et 56 et plus, en comparaison avec la population belge. En ce qui concerne, la répartition homme, femme les femmes sont sur représentée dans l’échantillon (65.8%) comparé à la population belge (51%) et les hommes sont sous représentés (34.2%) pour 49% dans la population belge. L’échantillon est tout à fait représentatif pour les provinces comme il a été montré au point 3.4.4. L’échantillon est aussi tout a fait représentatif au point de vue des régimes linguistiques étant donné que 600 questionnaires ont été administrés en Flandre et 400 en Wallonie et à Bruxelles. (60% de flamands et 40% de francophones)
Point de vue de la visibilité La campagne a été autant vue au nord du pays (20%) qu’au sud du pays (17%). (La différence de 3% n’est pas significative). La campagne a été plus vue par les femmes que par les hommes: 20.4% pour 15.8% d'hommes. Ces différences sont toutefois statistiquement non significatives. Venons-en maintenant aux 18.8%, qui représentent la proportion de personnes ayant vu la campagne grand public.
46
Il est difficile de comparer réellement cette proportion avec celles d'autres campagnes. Pour ce fait il faudrait pouvoir disposer de toutes les informations relatives à ces campagnes, telles que les moyens et budgets disponibles, la diversité des médias et supports utilisés, la durée de ces campagnes et les différences entre les populations ciblées. Une campagne menée par le Farès a cependant retenu notre attention, même si les comparaisons se feront avec toute la prudence nécessaire. La campagne de prévention du tabagisme du Farès (Fondation contre les affections respiratoires et pour l’éducation à la santé) a été menée sur une période de deux ans grâce à deux spots télévisés portant sur le tabagisme et s’est faite en collaboration avec la France et les Pays-Bas. Le budget de cette campagne, qui représente, sur un an, l’équivalent de près de 500.000 Euros n’est pas comparable au budget de la campagne qui nous concerne. De plus, pour mieux se représenter cette campagne, il est important de préciser que les spots sont passés sur une grande chaîne belge 64 fois entre le 24 janvier et le 31 mai 1997. Cependant, et c’est ce qui nous intéresse, afin d’avoir des données plus complètes sur la perception de cette campagne par le public, une évaluation portant sur un échantillon de 1.000 répondants âgés de 15 à 55 ans, représentatifs de la population nationale belge a été entreprise 6 mois après son lancement. Le résultat est que 20% de l’échantillon répond par l’affirmatif quand on leur demande s'ils ont vu un des spots de la campagne du Farès. Précisons que cette question est accompagnée d’une description sommaire d’un ou des deux spots. La mémorisation s’avère plus élevée parmi les fumeurs (41%) que parmi les non fumeurs (14%) et est également plus élevée dans les catégories sociales supérieures (25%) que dans les catégories sociales inférieures (9%).
Nous pouvons également tirés quelques constats intéressants, en ce qui concerne une autre campagne menée en Ecosse, du mois de mai à début septembre 2001. Cette campagne nationale était une campagne sur les drogues nommée « Know the Score». Elle a été initiée par «The crime committee of the Association of Chief police 47
officers» en Ecosse (ACPOS) et s’est réalisée en collaboration avec le Scottish Drug Enforcement Agency et la police des transports britanniques ainsi qu’avec diverses organisations nationales et locales. Cette campagne est passée dans la presse et à la radio, de nombreux dépliants ont été distribués dans la rue et divers types d’événements (conférences, ateliers,…) sur les drogues ont également été mis en place. Cette campagne nationale a été vue par 22% des écossais par le biais de la radio et de la presse et en plus de cela de nombreuses autres personnes ont également pris connaissances de cette campagne par d’autres moyens (dépliants, événements...) Pour en revenir à notre campagne, la campagne a bien réussi un de ces objectifs qui était de toucher plus spécifiquement les jeunes. En effet, près d'un tiers des jeunes âgés de 14 à 25 ans ont vu la campagne (32.5%). La visibilité dans cette catégorie d’âge est bien au dessus de la moyenne générale de 18.8% et il s’agit d’une différence statistiquement significative. Il y a en fait une association négative entre l'âge et le fait d'avoir vu la campagne. En effet plus l’âge des répondants augmente, moins ils ont vu la campagne. Il sont 25.3% a l’avoir vu pour les 26-35 ans, 19.6% pour les 36-55 ans et seulement 13% pour les 56 ans et plus. En général, la plupart des jeunes de 14 à 25 ans qui ont vu la campagne trouvent la campagne attractive (60.4%) et bien faite (64.6%). Ils trouvent que le sujet est important (95.8%) et souvent ils se sentent concernés (29.2%). Une des pistes d'explication est que les personnes plus âgées ont moins perçu cette campagne parce qu’elles ne se sentent pas directement concernées. En effet, pour les personnes plus âgées le fait de ne pas se sentir concerné était une des principales raisons de refus lors de l’administration des questionnaires par téléphone. Une autre piste d’explication possible est que les jeunes sortant plus et bougeant plus sont plus enclins à remarquer des campagnes d’informations. Ce constat est à mettre en parallèle avec les pourcentages élevés de visibilité de la campagne dans le secteur de l’Horeca et via les panneaux publicitaires chez les jeunes. Soulignons par ailleurs que la campagne a été plus vue par les personnes ayant un niveau d’instruction plus élevé. En effet, les répondants ayant un niveau d’étude plus élevé (écoles supérieures et universités) sont 25 % avoir vu la campagne contre 14% 48
pour les répondants ayant un niveau d’instruction correspondant au secondaire inférieur. La probabilité d'avoir vu la campagne augmente donc avec le niveau d'instruction. Ces différences sont statistiquement très significatives. Ce résultat est a nuancer quelque peu tenant compte du fait que les personnes ayant un niveau d’instruction élevé sont plus concernés par les enjeux liés à leur santé et donc plus à même d’être accroché par des campagnes d’informations sur ces sujets. Remarquons
également
que
certains
commentaires
issus
des
entretiens
téléphoniques portaient également sur le fait que les personnes avaient du mal à comprendre de quoi il s’agissait, quel était le sujet, le message que les slogans «Vrai ou Faux» voulaient faire passer. Cela leur semblait trop vague. Ce n’était pas assez explicite, certaines personnes ne comprenaient pas toujours bien qu’il s’agissait d’idées reçues et non d’affirmations. Au vu de l’ensemble de ces commentaires, l’hypothèse que l’on peut donc tirer et qui a été citée par une des personnes interrogées lors des entretiens professionnels est que la campagne (support, messages….) est trop verbale, trop intellectuelle pour un cadre grand public. Pour clôturer ce point, malgré une majorité de remarques négatives portant sur le manque de visibilité de la campagne (cfr point 4.1.3), il ne semble pas qu’elle ait été si peu vue. Cependant, quelques pistes devraient être suivies afin d’améliorer sa visibilité, notamment auprès de publics ayant un niveau d’instruction moins élevé (Cfr point 5). Point de vue de l’appréciation de la campagne et de l’intérêt pour ces sujets En ce qui concerne les points positifs qui ressortent le plus, la majorité des répondants ayant vu la campagne la trouve bien faite (70.7%) et 69% trouvent qu’elle attire l’attention. La grande majorité considèrent que les sujets de l’alcool et des drogues sont importants (94.2%) malgré qu’ils ne soient que 38.9% des répondants à se sentir personnellement concernés par cette campagne. Enfin une petite minorité (8.2% des répondants) estime que l’attention portée à ces sujets est exagérée et très peu de personnes (5.9%) trouvent que la campagne est inutile. 49
Ces résultats rejoignent les commentaires de certains répondants. En effet, la majorité d'entre eux ont dit qu’il s’agissait d’un sujet important, qu’il fallait en parler et qu’il serait même bien de faire plus de campagnes sur ces sujets. La moyenne d’estimation de la qualité de la campagne de 6.62 sur 10 en est d’ailleurs un bon indicateur. Cette côte peut être considérée comme une appréciation globale étant donné qu’il n’y a pas de différences significatives en fonction de l’âge, du niveau d’instruction ou du sexe des répondants. Notons également que beaucoup de personnes ont dit lors de l’administration des questionnaires par téléphone, sans que cela soit systématiquement répertorié par les enquêteurs, que la côte sur 10 était surtout donnée pour le fait de faire des campagnes sur ce sujet, et moins sur la qualité de la campagne en elle-même. Point de vue de la réalisation des objectifs Concernant l’objectif de la réflexion; il semble avoir été bien atteint étant donné que 46,8% des personnes qui ont vu la campagne estiment qu’elle leur a permis de réfléchir à leur consommation ou à celle de leur entourage. Il n'y a pas de différence au point de vue du niveau d’instruction. Par contre il y a une différence significative entre les néerlandophones et les francophones; ces derniers ayant affirmés de manière statistiquement significative réfléchir plus que les néerlandophones. Notons que ces résultats sont étayés par les commentaires provenant des questionnaires ou un bon nombre de personnes affirment avoir été choquées et interpellées dans le bon sens du terme et que ces slogans leur avaient posé question et avaient donc suscité une réflexion. Ajoutons par ailleurs qu’une grande partie du public ainsi que des professionnels estiment que les slogans «vrai ou faux» portent sur des questions que le grand public se pose à ces sujets. Concernant l’objectif de la discussion: cette campagne a permis à 38.4% des personnes interrogées qui ont vu la campagne de parler de leur consommation ou de celle de leur entourage. Dans chaque catégorie d’âge ils ont été au moins 30% à parler de l’alcool et de la drogue grâce à cette campagne. Bien que les 56 ans et plus ont davantage parlé de la campagne que les autres catégories d’âge, ces différences ne sont pas statistiquement significatives. Il n’y a 50
pas non plus de différence significative en ce qui concerne le niveau d’instruction et le fait de parler de ces sujets. L’objectif de faire parler le public sur ces sujets est moins bien atteint qu'en ce qui concerne le fait d’y réfléchir. En ce qui concerne l’objectif trois sur le nombre de personnes se rappelant l’organisme de référence, seulement 37 personnes sur celles qui ont vu la campagne citent Infordrogue ou DrugLijn. Les sites web et numéro de téléphone semblent avoir été peu utilisés en ce qui concerne les données recueillies par les questionnaires. Mais la connaissance des organismes n’est pas un des principaux objectifs. Par contre, les chiffres recensés par DrugLijn et Infordrogue montrent quant à eux une augmentation des appels téléphoniques et des visites du site de DrugLijn et Infordrogue et ce surtout au mois de février, qui est le mois au cours duquel la campagne a eu lieu. Soulignons cependant que, au vu de ce qui ressort de l’évaluation de la campagne grand public, certaines améliorations pourraient être envisagées en ce qui concerne cet objectif. En effet, le lien entre Infordrogue et les slogans «Vrai ou Faux» n’est pas clair et il semble trop difficile de demander au public d’avoir une démarche proactive, d’appeler pour avoir des réponses à des questions posées suite à une campagne. Le fait que le site web n’ait été visité que deux fois sur les 188 personnes ayant vu la campagne le corrobore également. Point de vue des supports Comme dit préalablement, les 3 médias les plus souvent cités sont, par ordre décroissant la T.V (53.2 %), ensuite les panneaux publicitaires (22.9%) et puis les journaux et magazines (22.3%) . Personne ne cite les services d'aide et très peu de personnes ont vu les petites affiches A3 (1 personne) ou
les brochures (3
personnes). Ces deux derniers chiffres peuvent être expliqués tout simplement par le fait que l’évaluation de la campagne grand public s’est faite en même temps (mois de mars) que la distribution des petites affiches A3 et des brochures qui étaient destinées à l’utilisation par des professionnels. On peut donc supposer que, même si ces supports étaient directement envoyés aux professionnels, d’ici quelques mois ils 51
auront eut le temps d’être diffusés également auprès du grand public. Ces faibles résultats sont donc dus d’une part au fait que ces matériaux sont prioritairement ciblés pour être utilisés dans des cadres spécifiques (secteurs éducatifs, aide à la jeunesse, médicale…) et d’autre part il s’agit d’une question de timing, ces outils n’ayant pas eut le temps d’être diffusés plus largement. En ce qui concerne la télévision qui semble être le média le plus vu, une des explications est simplement que ce média a aussi été le plus diffusé. En effet, entre le 29/01/2008 et le 17/02/2008, 255 spots télévisés de 10 secondes ont été diffusés sur les principales chaînes du pays. Ce qui est supérieur aux autres diffusions pour les autres types de supports médiatiques utilisés. Il est donc logique qu’il ait été le plus vu. Il est important de noter également que selon l’âge des répondants la campagne a été plus vue sur certains supports. En effet, bien que cette différence ne soit pas statistiquement significative la catégorie des plus jeunes (14-25 ans) a le plus vu la campagne via les panneaux publicitaires dans la rue. Ce qui laisse tout de même envisager quelques pistes en ce qui concerne l’utilisation des médias pour les campagnes futures (cfr point 5.1.2). Les 26-35 ans quant à eux, ont le plus vu la campagne à la T.V. Les jeunes avec 48% sont proportionnellement les moins nombreux à l’avoir vu via ce média, mais les différences entre les pourcentages pour chaque tranche d’âge ne sont pas statistiquement significatives. Les journaux et magazines touchent principalement les 36-55 ans (35.3%). Les plus jeunes (14-25 ans) sont 16% et les 26-35 ans 9.5% à avoir vu la campagne via ce média-là. Ces différences sont toutefois statistiquement non significatives. En ce qui concerne les cartes boomerang, elles n’ont été vues que par les 14-25 ans (16%) et les 26-35 ans (9.5%). Ces différences sont statistiquement significatives. L’explication logique est tout simplement que cette tranche de la population se retrouve le plus dans le secteur HORECA.
52
4.2. Kwalitatieve evaluatie/ Evaluation de la campagne qualitative 4.2.1. Campagne gericht tot professionelen/ Campagne pour les professionnels Aan de hand van de 5 hoofdvragen in het script van de interviews voor de kwalitatieve evaluatie worden de resultaten weergegeven (zie bijlage 7 en 8) zoals beschreven in de methode hierboven. Profiel van de respondent Hoofdvraag 1:«Vertel even wie je bent, wat je doet en waar je vandaan komt./ Ditesmoi qui vous êtes, ce que vous faites et dans quelle institution travaillez-vous.» Tabel 24: Profiel van de respondent Respondent
Profiel respondent
A1
Medewerker cultuur-, jeugd- en sportdienst, dienst Welzijn, vrouw
A2
Gestalt therapeut in volwassenvorming: lerarenopleiding, vrouw
A3
CLB arts, vrouw
A4
Preventiewerker binnen gerechtelijke maatregel, dienst vorming, vrouw
A5
Coördinator en kwaliteitscoördinator CLB, man
A6 A7
Klinisch psychologe, lerares humane wetenschappen en sociaal-technische wetenschappen in middelbaar, vrouw Paramedisch werker op Stedelijk CLB, cel buitengewoon secundair onderwijs, vrouw
A8
Coördinator drugbeleid, vrouw
A9
Graadcoördinator 2de graad middelbaar, vrouw
A10 B1 B2
Leerlingenbegeleidster
2de
graad
beroepssecundair
onderwijs,
richting
kinderverzorging Médecin généraliste avec familles, femme Responsable d’un centre local de promotion de la santé, organisme relais de deuxième ligne, femme
B3
Kinésithérapeute, maison médicale, femme
B4
Professeur de psychologie, femme
B5
Professeur de sciences sociales, femme
B6
Coordinateur dans un centre de formation en toxicomanie, homme
B7
Animatrice chargée de prévention et guidance individuelle, femme
B8
Professeur de sciences sociales pour le secondaire inférieur, femme
B9
Travailleur social- Responsable d’animation, homme
B10
Responsable santé communautaire dans une maison médicale, femme
53
Van de 20 respondenten zijn er 16 vrouw en 4 man. 9 van de 20 respondenten komen uit de onderwijssector, 4 personen werken in de gezondheids- en welzijnssector en de overige 6 komen uit de preventiesector. 12 van de 20 respondenten geven aan al eerder rond het thema alcohol en drugs gewerkt te hebben, zowel in hun dagelijkse werking als in de vorm van themadagen. Over de campagne Hoofdvraag 2: «Waar/hoe hebt u de campagne “Feiten en Fabels” gezien?/ Où et comment avez-vous vu la campagne "Vrai ou faux" »? Tabel 25: Campagne gezien door respondent Respondent A1 A2
B9
Antwoord Op TV / Op site Vlaams Istituut voor Gezondheidspromotie Grote affiches op straat in bushokjes en gratis postkaarten in cafés, website Via mail, intern: nieuwsbrief, op tv en op internet Grote affiches op straat Via mail, affiche op straat, in bussen Mail en groot bord op straat Op straat In krant, rechtsonder, op straat Pas vu la campagne grand public. Elle n’a pas vu la campagne grand public Vu les cartes boomerang et a en même temps reçu les brochures par la poste. A entendu parler puis reçu des cartes boomerang. Pas vu la campagne grand public A vu la campagne grand public via les grandes affiches publicitaires. A vu les vrai ou faux sur le site web d’infordrogue. A vu la campagne à la T.V Vu affiches dans la rue. Vu campagne par hasard sur le site d’Infordrogue. A pas vu la campagne grand public.
B10
Pas vu la campagne grand public.
A3 A4 A5 A6 A7 A8 A9 A10 B1 B2 B3 B4 B5 B6 B7 B8
Opmerkingen Campagne niet gezien Via nieuwsbrief
Entendu parler de la campagne et du matériel par un partenaire.
Reçu brochures par la poste A vu la campagne pour la première fois par la poste
13 van de 20 respondenten hebben de campagne effectief gezien. Van de 13 personen hebben er 8 de campagne gezien op straat. Telkens 3 personen hebben ze gezien op tv, op de website van de DrugLijn en/of Infordrogue, via de post toegestuurd gekregen en/of via de gratis postkaarten. 2 personen kennen de campagne van horen zeggen en 1 iemand heeft het in de krant gezien.
54
Van de 13 personen die de campagne gezien hebben, geven 11 personen aan deze aantrekkelijk te vinden. 2 andere personen gaven geen antwoord op de vraag. Zestien van de 20 personen waren niet geshockeerd door het feit dat alcohol en illegale drugs op dezelfde lijn werden gezet: Citaat: “nee, absoluut niet. Das een probleem dat onderschat wordt e, alcohol. Nee, absoluut niet, ik vind dat goed. Eigenlijk is dat een sociaal aanvaard drug. En dat gevaar mag benadrukt worden.”(A9) Citation : « Ici on met l’alcool et les drogues mais le jour où on mettra les drogues et que l’alcool sera parmi ces produits sans qu’on ait besoin de le préciser mais aujourd’hui on doit encore le préciser. » (B6)
Twee van de respondenten gaven aan zich daaraan wel te storen. De ene persoon geeft aan dat het verwarrend kan zijn: Citaat :
“ Quand on dit alcool et autres drogues, ça peut aussi faire passer le message qu’il y a
l’alcool et les autres drogues ! Et que donc l’alcool n’est pas une drogue. »(B2)
De andere zei dat het mogelijk remmend kan werken voor mensen met een overmatig gebruik: Citaat :
« Le fait de mettre les deux : l’alcool et les drogues, je crois que ça peut freiner la
personne qui est passée dans une consommation quotidienne excessive qui commence à se poser des questions, qui commence à avoir des problèmes avec ça…il me semble que ça va plus les bloquer …c’est peut être pas enfin quelqu’un qui est consommateur d’alcool ne se considère pas comme un drogué…la personne va peut être se sentir plus concernée si c’est juste une brochure sur l’alcool que si tout est mélangé... sinon elle va se dire bien non moi je ne suis pas toxico. » (B3)
Twee anderen gaven geen antwoord op de vraag. Tien personen gaven aan dat de campagne aanzet tot reflectie of discussie. Drie personen gaven aan het moeilijk te kunnen schatten wat het effect is op mensen. 7 personen gaven geen antwoord op de vraag. Citaat: “Het is niet zozeer “met het vingertje wijzen”, zeg nee tegen drugs bijvoorbeeld. Het
stemt eerder tot nadenken, dat maakt het wel interessant.” (A4)
Vijf van de tien personen die de vraag beantwoorden gaven expliciet aan dat er te weinig aandacht wordt besteed aan het thema alcohol- en druggebruik: Citaat: “Te weinig correcte aandacht, denk ik. In de zin: aan druggebruik wordt meer aandacht
besteed, terwijl alcohol sociaal aanvaard is, dat wordt zelden als een probleem gezien. Terwijl het er evengoed één kan zijn, in meer gevallen dan iedereen denkt. Dat is mijn mening.” (A1)
55
Twaalf van de 20 personen kenden VAD en/of Fédito al voor de campagne, 5 personen kenden het niet en 3 personen gaven geen antwoord op de vraag. Vijf van de 20 personen gaven aan te weten dat iDA de campagne heeft georganiseerd, 12 wisten het niet en 3 personen gaven geen antwoord op de vraag. Slechts één persoon kende DrugLijn of Infordrogue niet voor de campagne. Drie personen gaven geen antwoord op de vraag. Over het promotiemateriaal Hoofdvraag 3: “Hoe bent u te weten gekomen dat u materiaal kon bestellen? Comment avez-vous eu connaissance de la possibilité d’obtenir ce matériel? » Acht personen zijn via (interne) mail te weten gekomen dat er materiaal kon besteld worden. Telkens 7 personen gaven aan het via post en/of website te weten gekomen te zijn. Één persoon kwam het te weten via een gratis postkaart. Eén persoon vermeldt dat het gebruik van Internet geen goed idee is om materiaal te bestellen. Citation: « Le fait de commander par Internet ça peut être un frein parce que voilà c’est
parfois plus agréable d’avoir quelqu’un au bout du fil heu.. J’ai dû écrire une lettre de motivation mais voilà moi j’ai le temps et pour les relais de première ligne qui sont occupés avec des jeunes, enfin je veux dire, je trouve que la manière de commandes des stocks est vraiment très pratique mais je me demande si ce n’est pas un frein… Les gens qui sont sur le terrain qui n’ont pas accès à un ordinateur directement. » (B2)
Twee andere personen zeggen dat, omdat er een maximum hoeveelheid vast lag voor het bestellen van materiaal ze niet meer gedurfd hebben er nog te vragen, zelfs wanneer ze het nodig hadden. Deze personen dachten dat er waarschijnlijk niet genoeg materiaal was. Citation:
«Fallait faire une demande par Internet, on pouvait commander mais c’était un nombre
limité et si on en voulait plus il fallait rédiger ses motivations donc je me suis dit c’est qu’ils n’en ont pas beaucoup, qu’ils donnent au compte goutte donc je ne vais pas en demander trop mais c’est dommage quoi ! » (B14)
Een andere persoon heeft zelfs drie keer materiaal besteld om er genoeg van te hebben. Zes personen gaven aan nood te hebben aan didactisch/pedagogisch materiaal wanneer daar naar gevraagd werd en vonden dat het promotiemateriaal aan die nood voldeed. Één persoon gaf aan dat het geen didactisch materiaal was:
56
Citaat: “ik vind het niet echt didactisch materiaal, (…) Er staat weinig uitleg in, er staat alleen de
stelling in en het weerleggen of bevestigen van de stellingen. Dus echt didactisch vind ik het niet. Het ontkracht een aantal dingen. Maar didactisch vind ik nog meer dan dit…”(A3)
Citation : « Il y a des ateliers éducatifs ou l’on retient beaucoup mieux le contenu du cours, de quoi on a parlé, une fois qu’on a fait quelque chose de didactique. Il faudrait vraiment quelque chose de plus didactique sous forme de jeu par exemple des cartes avec une drogue que l’on met sur le front et les autres doivent essayer de la décrire et celui qui l’a de deviner la drogue à laquelle les descriptions correspondent…Ce genre d’exercices/ jeu marchent bien ! (B4)
Hoofdvraag 4: “Hoe hebt u het materiaal gebruikt in uw werking?/ Comment avezvous utilisé le matériel dans votre travail? Negen van de 20 personen hebben het promotiemateriaal gebruikt op een actieve en een passieve manier in hun werking. Zeven personen hebben het enkel passief gebruikt, 3 personen enkel actief en 1 persoon heeft het nog niet gebruikt. Passief: ophangen van affiches en leggen van brochures en postkaarten: o
op school (gang)
o
wachtzaal
o
grootwarenhuis
o
bibliotheek
o
gemeentehuis
o
jeugdhuis
o
dokterskabinet
o
uitdelen
Actief: posters, affiches en postkaarten: o
boekje: per blad geplastificeerd
o
groepsvorming/debat
o
in begeleiding/consultaties
o
klas: lessen
o
quiz/vragenlijst/spel
o
2 aan 2, rollenspel
o
Voorbereiding van vorming
Citaat: “En dan heb ik aan de hand van de uitspraken, heb ik die geprojecteerd en heb ik ze laten nadenken, eerst in groep over of dat ze er akkoord mee waren of niet, hun mening. En
57
dan hebben we het er met de grote groep over gehad. En dan heb ik dat op het einde verwerkt in een quiz.” (A6)
Citaat: “Dat boekje hebben we helemaal uit elkaar gehaald, we hebben elk blad geplastificeerd om zo in onze groepsvorming te gebruiken.(…) zodat we de meest zinvolle stellingen er uit konden halen die het meest bij de jongeren passen. Het handige is, dat er op de achterkant het antwoord staat van de stelling op de voorkant, dan konden we dat ook zo uit elkaar halen. Dan is het de bedoeling dat ze zelf nadenken is dat nu een feit of een fabel en waarom.” (A4)
Acht van de respondenten hebben het materiaal gebruikt bij jongeren, drie personen bij volwassenen of opvoeders en één persoon heeft zich met het materiaal naar de algemene plaatselijke bevolking gericht (poster in supermarkten, bibliotheken en jeugdhuis opgehangen). De positieve punten die aangegeven werden door de respondenten zijn, in volgorde van belangrijkheid (tussen haakjes het aantal keren dat het punt vernoemd werd): o
zet aan tot nadenken of praten/spreekt aan: 7
o
niet teveel aan informatie: 6
o
rode kleur valt op: 6
o
aantrekkelijk/mooi/trendy: 6
o
herkenbaar/spreekt aan: 5
o
duidelijk: 4
o
feit en fabel is leuk gemaakt: 4
o
gebruiksvriendelijk/goede vorm van boekjes: 4
o
interessant voor scholen/ouders/jongeren: 3
o
niet te belerend: 3
o
gericht naar algemene bevolking, niet alleen naar jongeren: 2
o
informatief/ veel voorkomende vragen: 2
o
wekt nieuwsgierigheid/soms provocerend: 2
o
niet een enkele visie: 1
o
vermelding van verschillende producten: 1
o
stelling in het groot, antwoord in het klein: spannend: 1
o
vernieuwend in België: 1
Professionelen vonden over het algemeen dat de campagne goed in elkaar zat zoals het volgende citaat aantoont: Citaat :
«Ca s’inscrit bien dans le champ de promotion de la santé c’est à dire qu’on ne
vient pas avec des réponses toute faite, on invite plutôt à ouvrir le dialogue et au fait
58
que les gens puissent se questionner sur leur propre dépendance. On est très fort dans une optique de réduction des risques aussi. Au niveau du fond, elle était vraiment très soutenante pour la promotion de la santé. Elle est nuancée, il n y a pas de réponse toute faite, ça n’impose pas une seule vision des choses. » (B12) Citaat:« Je trouve que voilà c’est les questions qu’on se pose c’est un peu provoque
mais sans l’être trop les réponses ne sont pas trop moralisatrices. Je trouve que ça responsabilise les gens »(B3)
De negatieve punten die aangegeven werden door de respondenten zijn, in volgorde van belangrijkheid (tussen haakjes het aantal keren dat het punt vernoemd werd): o
Te veel geschreven info/te intellectueel/te verbaal/niet voor grote publiek: 4
o
te weinig info in de boekjes: 3
o
Te evident/braaf/jongeren weten er al meer van: 3
o
rode kleur: verboden/parti socialiste: 3
o
brochure onbruikbaar/geen gemakkelijk formaat: 3
o
passieve campagne: 2
o
A3 affiche te klein: 2
o
ondersteuning nodig/niet duidelijk waar het vandaan kwam: 2
o
gebrek aan humor: 2
o
te grote letters: 1
o
niet zichtbaar genoeg: 1
o
te kortdurende campagne: 1
o
niet diepgaand genoeg voor klaswerk: 1
o
vragen en antwoorden corresponderen niet: 1
o
titel alcohol en andere drugs niet duidelijk: 1
o
maar 4 of 5 affiches: 1
o
geen tekeningen/illustraties: 1
Citaat : « Moi je n’ai pas vu ce qui est apparu à l’écran mais pour ce qui est des
affiches, des cartes, les choses comme ça c’est très verbal en terme de communication, c’est très intéllo, c’est très réflexif, très verbal. Ici donner une affirmation paradoxale au moins avec l’alcool il n’y a pas d’overdose. Ok. Vrai ou faux c’est trop subtil. C’est vrai et c’est pas vrai …c’est trop subtil pour un cadre grand public (…) Parce qu’on lit une affiche dans une voiture on n’a pas le temps de se poser. Hors ça, ça exige du temps. Enfin, je dis ce que je moi j’ai ressenti quand j’ai vu l’affiche, c’était à côté de la gare que j’ai vu l’affiche et je me suis dit ha c’est ça !…
59
et j’étais un peu là ha ben tiens et je me suis tout de suite demandé mais qu’est-ce que les gens reçoivent ?» (B6)
Uit één van de interviews met een medewerker uit de verslavingssector kwam de opmerking dat de campagne vooral gericht is tot een publiek met een hoger opleidingsniveau: Citaat: « Le lien entre infor-Drogues et ces questions n’est pas visible. Et pourquoi j’ai
une question, pourquoi est-ce que je téléphonerais à ce numéro ? Pour avoir une réponse à la question, une question qui m’interpelle mais qui ne me touche qu’à moitié ? Je ne suis pas sûr que qu’elle qu’ait été la campagne il y ait eu plus d’appels … A moins de dire qu’ils gagnaient un patch si ils téléphonaient…. » (B6)
Tien van de 20 personen gaven aan nog geen reacties te hebben gekregen of geen zicht te hebben op de respons van de doelgroep. Vier personen kregen positieve reacties van de doelgroep op het materiaal en twee personen gaven geen antwoord op de vraag. Twee andere personen gaven aan dat jongeren voor de campagne niet wisten waar ze terecht konden voor vragen over het thema alcohol- en druggebruik. Citaat: “Ja dat was wel een paar keer, hier heb ik ook een paar keer reactie op gekregen, vooral
van de meisjes. Zeg, ik word toch niet rapper dronken dan jongens… dat kan niet. Sommigen stellingen lokken echt wel goede reacties uit” (A8).
Hoofdvraag 5: “Hoe zou u het materiaal veranderen om het meer bruikbaar te maken voor uw dienst/instelling?/ Quels seraient les éventuels changements à apporter
à
ce
matériel
pour
le
rendre
davantage
utilisable
par
votre
service/institution? » Zowel vormelijk, inhoudelijk als praktisch werden suggesties gegeven voor verandering:
60
o
interactief materiaal maken: 5
o
tekeningen/humor/audiovisueel/zelfklevend materiaal gebruiken: 5
o
test/quiz/vragenlijst opnemen in materiaal: 4
o
richtlijnen/ begeleidend pakket maken: 5
o
positieve/negatieve gevolgen tonen: 2
o
meer stellingen en meer affiches: 2
o
toneelstuk maken: 1
o
via sms of YOU TUBE jongeren bereiken: 1
o
basispakket versturen is verspilling, kan ook digitaal: 1
o
ruimte laten op posters voor toevoegen van contactgegevens van regionale werkers: 1
Citaat: «Ce que je trouverais intéressant c’est que ce soit mis durant toute l’année, que des
affiches comme ça, qu’il y ait un slogan par mois et qu’il soit affiché partout. Comme ça on crée une habitude des gens mais faire ça pendant un mois, pour moi, c’est du one shot quoi. Je crois que la plupart des gens ils ont déjà oublié. Je crois que là on a un outil et avec le même outil on pourrait en faire quelque chose…une campagne de longue durée systématique.»(B6)
Negen van de 14 personen die de vraag beantwoordden, gaven aan eventueel ondersteuning te wensen voor het gebruik van het materiaal. Één van de personen gaf aan ondanks voldoende kennis te hebben over het onderwerp toch ondersteuning van externen te willen gebruiken. Verder waren er nog opmerkingen die gegeven werden door de respondenten, deze gingen voornamelijk over het proces van bestellen en leveren: o
tijd bestelling- levering duurde te lang
o
kreeg online geen bevestiging van bestelling
o
bestellen in pakketten is een nadeel
o
motivatiebrief voor bestellen van extra materiaal is tijdrovend en remmend
o
duidelijk de doelstellingen van de campagne bekend maken
o
bron wordt niet duidelijk vermeld: DrugLijn of Infordrogue
Meerdere personen hebben het feit aangekaart dat ondersteuning door een externe persoon een goed idee zou zijn. Citaat« Ca c’est toujours bien quelqu’un qui vienne expliquer parce que du coup ça attire
l’attention de toute l’équipe, tout le monde se mobilise un petit peu et on aurait pu en fait faire une campagne plus active »(B20) « Il y a moyen de faire vraiment plein de trucs, plus didactique, genre d’avoir des gens formés pour venir dans les écoles… »(B 14)
Nochtans, moet de tussenkomst van een externe persoon niet opgelegd zijn, maar eerder gewenst, bijvoorbeeld om de campagne uit te leggen gedurende bijeenkomsten van de ploegen ofwel in het geval dat onderwijskrachten verlangen dat een gespecialiseerde persoon specifieke animaties gericht op alcohol en drugs in de scholen zou geven.
61
Omtrent de vraag m.b.t. een eventuele mening van doelpublieken over het materiaal, antwoordt een persoon: Citaat : « Non je n’ai pas encore eut de feed-back, je trouve que cette évaluation vient vite.
Cette campagne est sortie il y a quoi 3-4 mois et moi quand j’ai reçu votre coup de fil, je trouvais qu’elle venait un petit peu vite. Oui c’est pour ça que nous on donne juste notre avis de clps, pas des relais ! Pour les relais de première ligne, dans un an on aura eut quelques feed-back »(B2)
62
5. Discussie en aanbevelingen/ Discussion et recommendations 5.1. Discussie/ Discussion Naast een publiekscampagne en promotiemateriaal gericht naar professionelen is er ook een Vlaams interactief platform gemaakt waarop professionelen kunnen inloggen en informatie kunnen vinden over allerlei diensten in de sector van alcohol- en druggebruik. Deze was gepland voor maart 2008, maar is pas enkele maanden later van start gegaan. Omwille van deze reden, hebben we het gebruik van dit platform niet kunnen evalueren, hoewel dit wel in de oorspronkelijke planning was opgenomen. Het effect van verdere proactieve verspreiding van promotiemateriaal door iDA is eveneens niet opgenomen in de evaluatie. Deze evaluatie geeft dus enkel een beeld van de fasen in de campagne die hierboven zijn besproken. Om een representatieve steekproef van de Belgische bevolking te kunnen nemen, is het nodig te beschikken over een database waarin de variabelen leeftijd, woonplaats, geslacht en contactgegevens opgenomen zijn. Omwille van de strenge privacywetgeving is het zeer moeilijk om in België met zulke gegevens te werken, zeker gezien de korte tijd waarbinnen de evaluatie moest worden afgerond. Daarom hebben we gekozen om gebruik te maken van andere kanalen, in dit geval de Infobel cd-rom. Omdat deze cd-rom enkel gegevens bevat van personen die geabonneerd zijn op een vaste telefoonlijn in België, werd een oververtegenwoordiging van de +55-jarigen vastgesteld van de Belgische bevolking in de steekproef. In de steekproef van de kwantitatieve evaluatie is er een oververtegenwoordiging van vrouwen. Dit kunnen we verklaren door het feit dat vrouwen een grotere kans hebben om deel te nemen aan telefonische enquêtes en dit voornamelijk om volgende reden. Vrouwen zijn over het algemeen meer thuis overdag dan mannen, zij werken bijvoorbeeld vaker halftijds en moeten vaker voor de kinderen zorgen overdag. Binnen de groep van de 55+ hebben relatief gezien minder respondenten de campagne opgemerkt. Deze leeftijdsgroep is oververtegenwoordigd in onze steekproef. Aangezien de hoogste leeftijdsgroep een lager gemiddeld opleidingsniveau heeft, is het logisch dat binnen het aandeel van personen die de campagne gezien hebben de proportie hoger opgeleiden groter is dan die van de lager opgeleiden. Er kan hier dus sprake zijn van een cohorte-effect.
63
In tabel 16 zien we een groot verschil tussen Vlaanderen (38.1%) en Wallonië (63.8%) wat betreft de variabele “nadenken over alcohol- en druggebruik en dat van uw omgeving naar aanleiding van de campagne”. Dit is mogelijk een effect van confounding omdat leeftijd deze variabele beïnvloedt. In Vlaanderen (57.6%) werd een grotere groep 55+ opgenomen in de steekproef dan in Wallonië (38.9%) en een kleinere groep 14-35jarigen, respectievelijk 18.3% en 32.0%. Jongeren en personen met kinderen (30-50 jaar) worden sneller aangezet tot nadenken wat betreft deze thema’s. (version française) Il y a eu la campagne destinée au grand public et le matériel de promotion pour les professionnels. Du côté flamand une plate-forme interactive a été mise sur pied où les professionnels pouvaient se connecter et trouver des informations sur toute une série de services dans le secteur de l'usage d'alcool et de drogues. Cette plate-forme était prévue pour mars 2008, mais sa mise en place a été retardée de quelques mois. C'est pour cette raison que nous n'avons pas pu évaluer l'utilisation de cette plate-forme, bien que ce soit repris dans le planning d'origine. L'iDA a prolongé la distribution proactive du matériel de promotion. L'effet de ces activités n'a pas été repris dans l'évaluation. Cette évaluation donne un aperçu des seules phases de la campagne reprises ci-dessus. Afin de pouvoir avoir un échantillon représentatif de la population belge, il est nécessaire de disposer d’une banque de données dans laquelle on peut trouver des informations sur l'âge, le lieu de résidence, le sexe et l'adresse ou le numéro de téléphone des personnes a interrogé. En Belgique il est très difficile d'obtenir ces données et de pouvoir travailler avec étant donné la legislation assez sévère en ce domaine. Au vu du peu de temps que nous disposions, nous avons donc utilisé un autre canal, c'est à dire le cd-rom d’Infobel. Vu que ce cd-rom contient la liste des abonnés d'un numéro de téléphone fixe en Belgique, il y avait une sur-représenattion des personnes plus âgées de 55 ans et plus dans l'échantillon. Dans l'échantillon de l'évaluation quantitative, il y a également une sur-représentation de femmes. Les femmes on en effet une plus grande chance de participer à des enquêtes par téléphones car les femmes travaillent plus souvent que les hommes à temps partiel et se chargent plus souvent de garder les enfants, ce qui explique leur sur-nombre durant la journée et donc le fait que les femmes aient été plus nombreuses a être intérrogé par téléphone.
64
Dans le groupe des 55 ans et plus, relativement moins de répondants ont vu la campagne. Ce groupe d’âge est surreprésentatif dans notre échantillon. Vu que la population plus âgée a un niveau d'éducation plus bas, il est logique que dans le groupe des personnes qui ont vu la campagne, la proportion des personnes plus qualifiée est plus élevée que la proportion des personnes moins qualifiée. Ici, il s’agit probablement d’un effet de cohorte. Dans le tableau 16, on voit qu’il y a une grande différence entre les Flamands (38.1%) et les Francophones (63.8%), en ce qui concerne la variable sur le fait que la campagne ait été l'occasion de réfléchir à sa consommation d'alcool et de drogue ou sur celle de son entourage. Il s'agit probablement d'un effet confondant parce que la variable sur le fait d'y réfléchir est influencée par la variable âge. En Flandres les 55 ans et plus représentent un plus grand groupe (57.6%) qu’en Wallonie et les 14-35 ans, un plus petit groupe. Il est clair que les jeunes et les personnes avec enfants (30-50 ans) sont plus enclins a réfléchir à ces thématiques.
5.2. D’un point de vue général/ algemene aanbevelingen De korte periode dat de campagne gelopen heeft, is een belangrijke factor die mee speelt in de proces- en effectevaluatie. Dit werd ook aangegeven zowel in de telefonische vragenlijsten als in de diepte-interviews: de campagne mag meer getoond worden en mag gedurende langere tijd lopen om zo meer zichtbaarheid te krijgen en meer mensen te bereiken. In de diepte-interviews werd gesuggereerd om een even lange tijd de campagne te tonen, maar verspreid over een langere periode, bijvoorbeeld gedurende 6 maanden telkens de eerste 3 dagen intensief campagne voeren. (version française) La campagne s'est effectuée sur une courte durée, ce qui est un facteur important influençant l'évaluation de processus et d'effet. Ce commentaire a été fait tant lors des questionnaires téléphoniques que lors des interviews en profondeur: la campagne devrait donc être montrée plus souvent et durant une période plus longue, ce qui devrait augmenter sa visibilité et toucher plus de personnes. Le choix de mener une campagne plus courte s’est probablement fait pour des raisons financières. Lors des interviews en profondeur, il a été suggéré d'opter pour une durée similaire, mais de l'étendre sur une période plus longue, par exemple pendant une période de 6 mois, et de mener la campagne de manière intensive les trois premiers jours.
65
5.3. Du point de vue de la campagne grand public/ aanbevelingen voor de publiekscampagne Une suggestion serait donc d’améliorer le message des slogans « Vrai ou faux » qui ne sont pas toujours bien adaptés pour une campagne grand public. Cette campagne utilise trop le langage verbal pour certains. Les slogans manquent d’images, d’humour, d’accroches pour que certaines personnes s’y intéressent. De plus, en ce qui concerne la forme, les slogans sont parfois trop longs que pour être lus lorsqu’on passe dans la rue. Une autre suggestion serait de faire une campagne sur une plus longue période. En effet, c'est un élément qui revient tant par les remarques recueillies auprès du public (par les questionnaires) que dans les remarques des professionnels La campagne n’a pas duré assez longtemps pour qu’elle reste en mémoire. En ce qui concerne le choix des médias selon les publics à cibler, il pourrait être intéressant de penser à mettre des affiches dans les réseaux des transports en commun par exemple si ont veut plus cibler les jeunes (14-25 ans). Vu qu’il a été démontré que ce sont eux qui sont les plus attirés par les panneaux publicitaires dans la rue et de plus cibler le secteur de l’Horeca vu qu’ils sont les seuls à avoir vu les cartes boomerang. D'une autre évaluation il apparaît qu'un spot tv de moins de 30 secondes est considéré comme trop court par les jeunes pour être retenu (Lefebvre-Naré, 2003). Le spot tv de “Vrai ou Faux” ne durait que 10 secondes. Le lien entre les "vrai ou faux" et les organismes de référence n’a pas du tout été bien perçu par le public, une meilleure visibilité du site et du numéro de téléphone sur les médias grand publics ainsi qu’une meilleure visibilité des réponses sur les affiches A3 pour la campagne professionnelle serait nécessaire. (nederlands versie) Er wordt aanbevolen de boodschappen van de slogans "Feiten en fabels" te verbeteren omdat ze niet altijd gepast zijn voor een campagne gericht tot een breed publiek. Voor sommigen gebruikt de campagne te veel een verbale taal. De slogans missen beelden, humor, aanknopingspunten die het voor sommigen mogelijk moet maken zich aangesproken te voelen. Te meer, wat betreft de vorm, waren bepaalde stellingen te lang om te worden gelezen door voorbijgangers.
66
Een andere suggestie is om de campagne over een langere periode te laten lopen. Dit is een element dat regelmatig werd opgevangen bij het publiek in de kwantitatieve evaluatie als bij de opmerkingen van de professionelen. De campagne heeft niet lang genoeg geduurd om voldoende te blijven hangen. Betreft de keuze van de media om de doelpublieken te bereiken, zou het interessant kunnen zijn om na te gaan of de affiches ook in de wachthokjes van het openbaar vervoer gehangen kunnen worden om bv. meer de jongeren (14 -25 jaar) te kunnen bereiken. Er is immers aangetoond dat zij ook het meest werden aangetrokken door de publiciteitsborden in de straat. En misschien kan ook de Horeca sector meer benaderd worden, om zo meer jongeren te kunnen bereiken. Uit een andere evaluatie blijkt dat een tv-spot korter dan 30 seconden als onvoldoende lang wordt gescoord door jongeren om echt te blijven hangen (Lefebvre-Naré, 2003). De tv-spot van “Feiten en fabels” duurde slechts 10 seconden. De link tussen de "Feiten en Fabels" en de contactadressen werd soms niet gelegd door het publiek. Meer zichtbaarheid geven aan de site en het telefoonnummer in de media, maar ook meer zichbaarheid geven aan de antwoorden op de A3 affiches is noodzakelijk.
5.4. Du point de vue de la campagne professionnelle/ aanbevelingen voor de campagne gericht aan professionelen De methode van de diepte-interviews gaf ons de kans om meer diepte informatie te verkrijgen van personen die regelmatig of dagelijks in aanraking komen met de problematiek en actief en/of passief met het materiaal gewerkt hebben. Zij konden ons waardevolle opmerkingen, aanvullingen en tips geven om zowel de campagne als het materiaal te verbeteren. Daarin merk je dat er nog vele verbeterpunten zijn aan de campagne om ze nog meer bruikbaar te maken voor nog meer mensen. Het belangrijkste verbeterpunt is het gebruik van tekeningen, humor, audiovisueel en/of zelfklevend materiaal in een campagne om de aantrekkelijkheid te verhogen en alle lagen in de bevolking aan te spreken. Wat betreft het promotiemateriaal werd gesuggereerd om het meer interactief te maken met een spel, een quiz of een test bijvoorbeeld. Bepaalde professionelen hebben gevraagd dat er een kort A4 document met de brochures en de affiches mee zou opgestuurd worden met meer uitleg om beter het belang en de doelstellingen van de campagne te begrijpen.
67
Er werd meerdere keren gezegd dat men liever niet de mogelijkheid om gebruik te maken van externe ondersteuning, opgelegd krijgt. Hoewel ze het wel zouden kunnen, indien daar nood aan is, bij animatie in de scholen of om de campagne voor te stellen en uit te leggen tijdens de teamvergaderingen met professionelen. Op deze manier kan de campagne meer bekendheid krijgen onder de professionelen. (Version française) La méthode des interviews en profondeur nous a permis de collecter plus d'informations en profondeur des personnes qui sont confrontées de manière régulière ou quotidienne à la problématique et qui ont activement et/ou passivement travaillé avec le matériel. Ils ont pu nous fournir des remarques pertinentes et complémentaires, ainsi que des suggestions tant pour améliorer la campagne que pour le matériel. C'est ainsi qu'il apparaît qu'il y a encore de nombreux points à améliorer à la campagne pour qu'elle soit utile à un nombre plus large de personnes. Le point d'amélioration le plus important est l'utilisation dans la campagne de dessins, d'humour, de l'audiovisuel et/ou de matériel autocollant afin de la rendre plus attrayante et d'atteindre l'ensemble des couches de la population. En ce qui concerne le matériel de promotion il a été suggéré de le rendre plus interactif, en y intégrant par exemple un jeu, un quiz ou un test. Certains professionnels ont demandé qu’un bref document explicatif tenant sur une feuille A4 soit joint avec les envois de brochures et affiches afin de mieux comprendre la nécessité et les but et objectifs de la campagne et de pouvoir plus y prêter attention. La possibilité d’avoir des intervenants extérieurs si le besoin s’en fait sentir, plusieurs personnes ne veulent pas que cela soit imposé de manière systématique, notamment en ce qui concerne des animations dans les écoles ou encore pour expliquer et présenter la campagne lors de réunion d’équipes pour les professionnels a été diverses fois cité. Cela permettrait en effet de mieux attirer l’attention de l’ensemble des professionnels d’un secteur ou d’un lieu spécifique (d’une maison médicale par exemple) sur cette campagne.
68
6. Conclusion générale/ Algemeen besluit Voor de evaluatie hebben we zowel kwalitatieve als kwantitatieve methoden gebruikt, op deze manier konden we een proces- en effectevaluatie uitvoeren. De vragen die we ons stellen zijn: heeft de campagne de aandacht getrokken van het beoogde publiek en heeft ze daarbij een verstaanbare en geloofwaardige boodschap verkondigd. Op basis van de kwantitatieve gegevens hebben we kunnen toetsen of de campagne het juiste doelpubliek heeft bereikt. Terzijde genomen de jongeren en hun ouders, werd het beoogde publiek niet verder gespecificeerd. Van de totale steekproef uit de algemene Belgische bevolking heeft 18.8% de campagne gezien, waarvan 32.5% jongeren waren. Uit vergelijkbare evaluaties blijkt dit een goed resultaat. Aan de hand van de kwalitatieve en een deel van de kwantitatieve gegevens kunnen we een stuk het effect evalueren van de campagne. Hierin peilen we naar de mate waarin de campagne zijn vooropgestelde doelen heeft bereikt, zijnde: mensen aansporen na te denken en/of te praten over hun alcohol- en druggebruik en dat van de omgeving, mensen aansporen om contact op te nemen met de betrokken organisaties: De DrugLijn en Infor-Drogues en het actief en/of passief gebruiken van het promotiemateriaal van de campagne. Wat betreft de campagne zijn de algemene klanken die uit de telefonische vragenlijsten en diepte-interviews komen positief. Dat de campagne aanspreekt, aanzet tot nadenken/praten, geen overdaad aan informatie geeft, een opvallende kleur gebruikt en aantrekkelijk en herkenbaar is, zijn de meest voorkomende positieve opmerkingen. Er wordt ook gezegd dat het goed is omdat ze vernieuwend is in België. Iemand suggereerde de moderne media aan te spreken om jongeren direct te kunnen bereiken en hierbij gebruik te maken van YOU TUBE of sms. Maar het voornaamste punt van kritiek was dat het te verbaal was, te veel geschreven informatie gaf en daarom te intellectueel is. Op die manier bereik je niet het grote publiek, werd aangegeven. Met humor, prenten of tekeningen zou de campagne al een deel toegankelijker worden gemaakt. Er kan met andere woorden gezegd worden dat de doelstelling wat betreft het aanzetten tot praten/nadenken deels geslaagd is. De professionelen gaven aan dat de campagne aanzet tot nadenken, maar dat daarom nog niet de volledige doelgroep bereikt werd.
69
Wat de bekendheid betreft van de DrugLijn en Infor-Drogues, deze doelstelling is niet van toepassing op de groep professionelen, aangezien slechts één persoon geen van beide contacten kende voor de campagne. De DrugLijn en Infor-Drogues zijn binnen deze groep al voldoende bekend. Wat betreft het gebruik van de contactgegevens door de algemene bevolking. We merken dat er een stijging is geweest in het aantal oproepen, zowel voor DrugLijn als voor Infor-Drogues, die direct gelinkt kan worden aan het effect van de campagne. We hebben echter geen zicht op de verder details van de toename. Dit geeft wel aan dat, hoewel dit geen hoofddoelstelling was, de campagne de bekendheid van de contacten heeft verhoogd onder de algemene bevolking. Wat betreft het promotiemateriaal zijn de professionelen er in het algemeen creatief mee aan de slag gegaan en hebben het zowel actief als passief gebruikt, en het blijkt vooral aan te spreken om bij jongeren te gebruiken. Ze gaven echter wel aan ondersteuning te missen bij het gebruik van het materiaal: een pakket dat pedagogische ondersteuning en richtlijnen geeft bij het gebruiken van het materiaal of eventueel externe hulp. Er werd ook gesuggereerd een interactief instrument te ontwikkelen om zo gemakkelijker te kunnen gebruiken in klassen met jongeren of andere groepen: een kaartspel, een quiz of een test. De doelstelling wat betreft het gebruiken van het promotiemateriaal is dus geslaagd, mits een paar belangrijke opmerkingen. (Version française) Durant cette évaluation nous avons aussi bien utilisés des méthodes qualitatives que quantitatives, de cette manière nous avons pu effectuer une évaluation du déroulement et des répercussions de la campagne. La question que nous nous posions était : Est-ce que la campagne a attiré l'attention du public cible et est ce que les messages étaient délivrés de façon compréhensible et crédible? Sur base des données quantitatives nous avons pu vérifier si la campagne a atteint le public cible visé. Mis à part les jeunes et leurs parents, il n'y avait pas de public cible réellement prédéfini. Du total de l’échantillon, dans la population belge dans son ensemble, 18.8% ont vu la campagne, 32.5% de ces personnes étaient des jeunes. En le comparant avec les résultats d’autres campagnes cela semble un bon résultat. Du côté de l’évaluation qualitative et d'une partie des données quantitatives, nous pouvons donner une évaluation de la campagne. Nous pouvons ici évaluer dans quelle mesure la campagne a atteint ses objectifs initiaux, qui sont: inciter le public à réfléchir et/ou parler au sujet de leur consommation de drogues et d'alcool et de celle de leur 70
entourage; inciter le public à prendre contact avec les organismes de référence (DrugLijn et Infordrogues), et promouvoir de façon active ou passive l'utilisation du matériel de la campagne. Pour ce qui a trait à la campagne, les remarques générales issues des entretiens téléphoniques et des entretiens en profondeur sont globalement positives. Les commentaires positifs les plus importants sont le fait que la campagne pousse et incite à parler et réfléchir sur ces sujets, que l'information n'est pas excessive, que le choix de la couleur est judicieux, attirant et permet une mémorisation facile. Il a aussi été mentionné que de telles campagnes devraient être renouvelées plus souvent en Belgique. Quelqu'un a suggéré l'utilisation de media modernes tels que YOU TUBE ou les sms afin de toucher plus directement les jeunes. Mais le principal point négatif est que la campagne utilise un support trop verbal, qu'elle comprend trop d'informations écrites, ce qui peut lui donner un caractère trop "intellectuel". De cette façon, a-t-il été mentionné, le grand public risque de ne pas être atteint. Avec de l'humour, des dessins, des images, la campagne serait plus accessible. La campagne incite à parler et réfléchir, et cela a clairement été mentionné par les professionnels, mais ils ne constituent qu'une partie du public cible. En ce qui concerne la connaissance de DrugLijn et d'Infordrogues auprès des professionnels, la campagne n'a pas eu d'influence particulière, car ils connaissaient déjà tous ces organismes. En ce qui concerne l'utilisation des données de contact par le grand public, il est a noter qu'il y a eu une augmentation du nombre d'appels, tant pour le DrugLijn que pour InforDrogues, et ceci peut être lié directement à la campagne. Nous ne disposons pas de plus de détails par rapport à cette augmentation, mais cela donne une indication sur le fait que le nombre de contact a sensiblement augmenté du côté du grand public.
Concernant le matériel de promotion, les professionnels l'ont de manière générale abordé de manière créative, l'ont utilisé de manière passive et active et ce matériel apparaît comme particulièrement approprié pour l'utiliser envers un public jeune. Toutefois ils indiquaient un manque d'appui dans l'utilisation du matériel: la suggestion de donner un appui pédagogique et des consignes à l'utilisation du matériel, soit même un appui externe a été émise plusieurs fois. Il a aussi été suggéré de développer un instrument interactif afin de faciliter le travail dans des classes de jeunes ou dans
71
d'autres groupes: un jeu de cartes, un quiz ou un test. L'objectif d'utilisation du matériel de promotion est donc atteint, avec toutefois quelques remarques importantes.
72
7. Bibliografie/ Bibliographie American Statistical Association, ASA Series: What is a survey?, USA, 1998:1-12p Cijfers van DrugLijn: resultaten WaDisDa en oproepen DrugLijn 2005-2008, niet gepubliceerd. Coffman, J. (2002, May). Public communication campaign evaluation: An environmental scan of challenges, criticisms, practice, and opportunities. Cambridge, MA: Harvard Family Research Project. ECODATA, Federale overheidsdienst Economie, KMO, Middenstand en Energie, 2008 FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie, Dienst Demografie (adres: http://www.statbel.fgov.be) Frey J H, Kunz G, Lüschen G, Telefonumfragen in der socialforschung: methoden, techniken, befragungspraxis. Opladen, 1990:252 p Hibell. B (Di) and Anderson. B (Co), “The ESPAD Report 2003 : Alcohol and other Drug use among students in 35 European countries”, ,The Swedish Council for Information on Alcohol and Other Drugs (CAN), The Pompidou Group at the council of Europe and the authors, November 2004. Infordrogue asbl, Dossier d’évaluation sur la campagne nationale et multimédia : « Alcool et autres drogues. Le vrai et le faux. », Période du 29 janvier au 23 mai 2008. (Document non publié) Maclean D, Gilliat. J, Brogden. J, Evaluation of the “Know of the score” Drugs campaign, Landa Resarch and Consultancy LTD, Scottish executive social research, 2002. Middelengebruik in Vlaanderen: een stand van zaken: rapport. Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid, Brussel, 2006:168p Persbericht iDA, Brussel, 29/01/08
73
Prochaska J O, DiClemente C C, Norcross J C. In search of how people change: applications to addictive behaviours in American Psychologist. Rhode Island. 1992;47(9):1102-1114 Siemiatycki J., Campbell S., NONRESPONSE BIAS AND EARLY VERSUS ALL RESPONDERS IN MAIL AND TELEPHONE SURVEYS Am. J. Epidemiol..1984; 120: 291-301. Spf économie, PME, classes moyennes et énergie (adresse: http://www.statbel.fgov.be) Walker A., Restuccia J. Obtaining Information on Patient Satisfaction with Hospital Care: Mail Versus Telephone 1984 Health Services Research 292 19(3): 291-306.
74
8. Bijlagen /Annexes Bijlage 1: Vragenlijst kwantitatieve evaluatie (Nederlands) Vragenlijst: Intro: “Goedemorgen/ middag/ avond, mijn naam is … van de Universiteit Antwerpen. Zou ik u enkele vragen mogen stellen? Wij zijn bezig een evaluatie te doen over een informatiecampagne over alcohol- en druggebruik dat de afgelopen maand heeft gelopen. We willen het bereik meten van deze campagne. Het zal maximum 5 minuten duren.” 1. Hebt u in de afgelopen maand een campagne over alcohol- en druggebruik gezien? (Kruis aan) JA -> naar vraag 2
Nee, naar vraag 1a
Kan ik u misschien enkele tips geven?
De campagne die we hier bedoelen, maakt gebruik van feiten en fabels, zegt u dat iets? JA, naar vraag 3
Nee, naar vraag 1b
De campagne wordt getoond op een rode achtergrond, herinnert u zich deze campagne? JA, naar vraag 4
Nee, naar vraag 1c
De campagne toont verschillende stellingen, herinnert u zich nog één of meer van die stellingen? JA, naar vraag 4
Nee, naar vraag 1d
Eén van de stellingen was “alle jongeren gebruiken cannabis”, herinnert u zich deze stelling nog? (eventueel nog andere stellingen suggereren, zie lijst) JA, naar vraag 4
Nee, naar vraag 1e
De campagne is een initiatief van de DrugLijn (, herinnert u zich deze campagne) (, kent u de DrugLijn)? JA, naar vraag 8
Nee, naar vraag 15
WANNEER OP EEN VAN DEZE VRAGEN “JA” WERD GEANTWOORD, NAAR VRAAG 11 2. Indien JA, de welke dan?............................................................... ……Fout, naar vraag 1a 3. Wat is de hoofdkleur van de campagne? ………………………………...Fout, naar vraag 1b 4. Welke boodschappen kan u zich herinneren? ………………………………………………………………………... ………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………… Indien fout, ga naar vraag 1c 5. Indien u de campagne gezien hebt, via welk medium dan? (Kruis aan, meerdere antwoorden zijn mogelijk) NIET SUGGEREREN TV
75
Dagbladen en/of magazines Grote affiches op publiciteitspanelen Contact met (drug)hulpverlening Postkaarten (Boomerang) A3 affiches Brochures Websites van de DrugLijn en/of Infordrogue Van horen zeggen, maar niet gezien ->naar vraag 15 Andere, namelijk: ………………………………………………………… 6. (Als meer dan 1 media wordt opgegeven) Via welk medium hebt u de campagne het meest gezien? (Duid aan hierboven) 7. Naar welke voorziening verwijst de campagne? ………………………………Indien fout, ga naar vraag 1e 8. Kende u deze voorziening reeds vooraf? JA
NEE, naar vraag 11
Hebt u naar aanleiding van de campagne de website bezocht? JA
NEE
Hebt u naar aanleiding van de campagne het telefoonnummer gebeld? JA
NEE
Heeft de campagne u aangezet om na te denken over uw alcohol- en druggebruik en dat van uw omgeving? JA
NEE
Heeft de campagne u aangezet om te praten over uw drug- en alcoholgebruik en dat van uw omgeving? JA
NEE
9. Bent u het eens met volgende stellingen over de inhoud van de campagne? (Kruis aan) Akkoord
Naar mijn mening:
Niet akkoord
de campagne trekt de aandacht deze campagne zegt iets belangrijks de campagne is goed gemaakt ik voel me persoonlijk aangesproken er wordt te veel aandacht besteed aan het onderwerp alcohol- en druggebruik deze campagne is nutteloos 10. Wat vindt u van de campagne in zijn geheel? (Omcirkel een cijfer van 1 tot 10 waarbij 1= zeer slecht en 10= zeer goed) Zeer slecht 1
→ 2
3
4
Zeer goed
→ 5
6
7
8
11. Leeftijd: ( ) ( ) 12. Geslacht (Kruis aan): 13. postcode ( ) ( ) ( ) ( ) 76
Man
Vrouw
9
10
14. Beroep: …………………………………………………… 15. Opleidingsniveau (hoogste diploma): (Kruis aan) (Hulpvraag voor oudere mensen: op welke leeftijd hebt u de school verlaten?) Lagere school Lager middelbaar onderwijs (3 jaar) Hoger middelbaar onderwijs (6 jaar): TSO/BSO Hoger middelbaar onderwijs (6 jaar): ASO/KSO Hogeschool en/of universiteit Andere, namelijk:………………………………………………………… 16. hebt u nog opmerkingen of suggesties? 2. ………………………………………………………………………………………................... ............ 3. ………………………………………………………………………………………................... ............ 4. ………………………………………………………………………………………................... ............
Bedankt voor uw medewerking! En een prettige dag verder.
77
Annexe 2: Questionnaire évaluation quantitative (Français) Questionnaire: Intro:« Bonjour/ Bonsoir, Mon nom est …..de l’Université de Bruxelles. Est-ce que ce serait possible de vous poser quelques questions ? Nous travaillons actuellement sur l’évaluation d’une campagne d’information sur l’alcool et les drogues qui a eut lieu au cours du mois passé. Nous voulons mesurer l'impact de cette campagne. Cela ne prendra maximum que 5 minutes. »
1.
Au cours du mois dernier, avez-vous vu une campagne au sujet de la consommation d’alcool et de drogues ? (cocher) □ Oui, aller à la question 2.
Non Si non, passez à la question 1A.
Puis-je vous donner quelques indices? A. La campagne dont on parle, était une campagne basée sur des vrais ou faux, est-ce que ça vous dit quelque chose?
□ Oui, aller à la question 3 .
□ Non, poser 1B.
B. La couleur dominante de la campagne était en fait le rouge, vous souvenez vous d'avoir vu cette campagne ?
□ Oui, aller à la question 4
□ Non, poser 1C
C. La campagne était basée sur différentes phrases-idées reçues, vous souvenez-vous avoir vu une ou plusieurs de ces phrases ?
□ Oui, aller à la question 4.
□ Non, poser 1D
D. L’une de ces phrases était «Tous les jeunes consomment du cannabis», vous souvenez-vous de cette phrase ? ( d’autres suggestions de phrases affirmatives peuvent être suggérées…voir liste.)
□ Oui, aller à la question 4.
□ Non, poser 1E
E. La campagne était une initiative (de DrugLijn et) Infordrogue, vous souvenez-vous de cette campagne ?
□ Oui, aller à la question 8.
□ Non, aller à la question 16.
Lorsqu’il y a une réponse positive à l’une des questions ci-dessus aller à la Q°11. 2. Si oui, laquelle ? ………………………………………….Si réponse fausse, aller à la question 1A 3. Quelle était la couleur dominante de la campagne?…… Si réponse fausse, aller à la question 1B. 4. Quels messages avez-vous retenus? ………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………… Si réponse fausse, aller à la question 1C.
78
5. Si vous avez vu la campagne, via quels media l'avez-vous vue? NE PAS SUGGERER (plus d'une réponse possible) TV
Petites affiches de taille A 3
Journaux, magasines
Brochures
Grandes affiches sur panneaux publicitaires
Via les sites Web : DrugLijn et/ou Infordorgue
Contact par un service d'aide relatif à la
Entendu parler mais pas vu => aller à Q15
drogue/alcool
Autre, précisez: ……………………
Cartes Boomerang
6. (Si plus d'un media cité) Via quel média avez-vous vu le plus la campagne?(num ci dessus)……………………… 7. A quel organisme se réfère cette campagne? _________________ Si réponse fausse, aller Q 1E. 8. Connaissiez – vous cet organisme avant la campagne? □ Oui
□ Non, aller à la question 11.
9. Suite à cette campagne, avez-vous visité ce site web? □ Oui □ Non 10.Suite à cette campagne, avez-vous formé ce numéro de téléphone? □ Oui □ Non 11.Cette campagne a été pour moi l'occasion de réfléchir sur ma consommation d'alcool et/ou de drogues et celle de mon entourage ? □ Oui □ Non 12.Cette campagne a été pour moi l'occasion de parler de ma consommation d'alcool et/ ou de drogues et de celle de mon entourage. □ Oui □ Non 13. Etes vous d'accord ou pas d’accord avec les propositions suivantes: (cocher) D'accord
Selon moi:
Pas d'accord
Cette campagne attire l’attention Le sujet abordé par cette campagne est important Cette campagne était bien faite Je me suis senti(e) concerné(e) par cette campagne L'attention portée à l'alcool et aux drogues est exagérée Cette campagne est inutile 14. Que pensez-vous, dans son ensemble, de la campagne? (entourez le chiffre correspondant de 1 à 10, 1 = “ très mauvaise campagne ” et 10 à une “ très bonne campagne ” Très mauvaise
1 15. Age
2
3
4
5
Très bonne
6
7
8
9
10
………..
16. Sexe (cochez):
□ Homme
17. Code postal
□□□□
□ Femme
18. Profession:____________________________ 19. Niveau d'instruction (diplôme le plus élevé): (Cochez)
79
(Q° Aide pour les personnes âgées : A quel âge avez-vous quitté l’école ?) Primaire ème Maximum secondaire inférieur, (3 ans) CEFA, cours de Promotion Sociale (2 degré secondaire) Secondaire supérieur technique / professionnel (6 ans) Secondaire supérieur général / artistique (6 ans) Haute école, université Autre, précisez:………………………………………………………… 20. Avez-vous encore des remarques ou des suggestions au sujet de la campagne? -
……………………………………………………………………………………….........................
-
……………………………………………………………………………………….........................
-
……………………………………………………………………………………….........................
Merci pour votre collaboration! Bonne fin de journée!
80
Bijlage 3: script telefonische afname vragenlijsten (Nederlands) Doelgroep van de evaluatie: De respondenten in de steekproeven opgenomen zijn personen van de beide geslachten met een leeftijd van boven de 16 jaar. Eventueel kunnen we deze vraag opnemen in de vragenlijst onder de vorm van een verdeling in leeftijdscategorieën. Methode van de steekproeftrekking: Uit het digitale databestand van Infobel werd per provincie een aselecte steekproef getrokken van private telefoonnummers. Een beperking ligt hierin dat er geen mobiele telefoonnummer opgenomen zijn in deze lijst. Als mogelijk kunnen we gsm-nummers vragen via de private nummers. Methode van het afnemen van de telefonische enquêtes: Er kunnen zich verschillende situaties voordoen: - mogelijk is een gesprek niet mogelijk: omwille van definitieve redenen: fout nummer, fax nummer, weigering van de respondent. Wanneer één van deze zich voordoet, zal het nummer niet meer gebeld worden. omwille van voorlopige redenen: • er wordt niet opgenomen: Een nieuwe poging wordt ondernomen (2 maal in de dag, 1 maal op een andere dag en op een ander tijdstip). Hierbij is het belangrijk te noteren op welke tijdstippen er niet werd opgenomen, zodat er op een ander tijdstip opnieuw kan gebeld worden (’s avonds of in het weekend). • bezettoon: nieuwe poging na 5 minuten • antwoordapparaat: nieuwe poging na 5 minuten • onverstaanbare conversatie: nieuwe poging na 5 minuten wanneer de persoon opnieuw bereikbaar is. Eventueel op een ander tijdstip. • wanneer iemand aan de lijn komt: o weigering o andere keer terugbellen • één telefoonnummer wordt maximum 5 maal opgebeld. • na 8 beltonen zonder antwoord mag er opgelegd worden. “geen antwoord” wordt geregistreerd. • wanneer de respondent geen Frans of Nederlands kent, wordt er Engels gesproken. Wanneer de respondent ook geen Engels spreekt, wordt nietdeelname geregistreerd.
81
Lijst van codes: Geslaagde oproep: vragenlijst volledig ingevuld Geslaagde oproep: vragenlijst gedeeltelijk ingevuld Definitieve weigering Voorlopige weigering (noteren van tijdstip van gesprek) Geen antwoord/ bezettoon/ antwoordapparaat Onverstaanbaar/ lawaai Taalprobleem: respondent praat geen NL of FR Verkeerd nummer/ bedrijf/ handelszaak Niet-deelname
1 2 3 4 5 6 7 8 9
Uurrooster: Deze kan variëren per week -
Ochtend: 9- 13u Namiddag: 13- 17u Avond: 17- 21u
Ochtend Namiddag Avond
Maandag 3.30
-
82
Donderdag
3.30
Dinsdag 3.30
Vrijdag
Zaterdag 1.30
3.30 3.30
Woensdag
3.30
Donderdag
Vrijdag 3.30
3.30
Zaterdag 1.30
3.30 Maandag
Ochtend Namiddag Avond
Woensdag
3.30 Maandag
Ochtend Namiddag Avond
Dinsdag
Dinsdag
Woensdag 3.30
Donderdag 3.30
Vrijdag
Zaterdag 1.30
3.30 3.30
3.30
Een totaalsom van 19 telefoonuren per week. Dit is een voorstel: het is evident dat er op bepaalde dagdelen minder respons zal zijn dan op andere dagdelen. Mogelijk is het noodzakelijk om meer dan 3.30u te telefoneren, in dat geval kunnen de telefoonuren verspreid worden over de volledige dag. Dan is het belangrijk te letten op de spreiding van de uren over de dagen en de weken. De uurrooster kan aangepast worden aan de uren waarop de onderzoekers beschikbaar zijn.
Annexe 4: Script d’administration des questionnaires téléphoniques (Français) Eligibilité des répondants : Les répondants éligibles pour cette enquête sont constitués par les personnes des deux sexes ayant un âge minimum de 16 et plus. Une limite maximale n’est pas fixée afin de permettre à chacun de répondre. Gestion des appels : L’enquêteur peut se retrouver face à différentes situations : Un entretien peut être impossible soit : Pour des raisons définitives : faux numéro, fax ou refus de la part du répondant ; dans ces cas là ce numéro ne sera plus recomposé. Pour des raisons provisoires : - Reste sans réponse: réessayer à un autre moment (2 fois dans la journée, 1 fois un autre jour, à un autre moment) - Sonne occupé : réessayer 5 minutes (5 essais) - Répondeur: réessayer un autre jour (5 essais) - Conversation inaudible; dans ce cas-là le numéro sera recomposé quelques minutes plus tard ou si la personne n’est toujours pas atteinte, lors d’autres tranches horaires. Remarque :Pour les numéros que l’on arrive pas à joindre, important de noter les plages horaires d’appels et de réessayer à des horaires différents durant la semaine ou en soirée ou encore le samedi. Lors d’un appel où on a la personne au bout du fil; il peut y avoir soit : Un échec définitif : entretien refusé, Un échec provisoire : la personne n’a pas le temps pour le moment alors si possible il faut insister pour prendre rendez-vous afin de fixer un nouvel appel. - Il est conseillé d’abandonner le numéro au bout de 5 essais d’appels vers ce numéro. - Au bout de 8 sonneries sans réponses, on peut raccrocher la personne semblant absente. Remarque : Face au cas de figure où l’interviewer a au bout du fil des personnes ne parlant ni néerlandais, ni français, il doit tenter l’entretien en anglais et si les personnes répondant ne savent pas parler anglais mettre le code 8 signifiant Abandon à la suite. Tableau avec codes: Appel abouti : questionnaire entièrement rempli
1
Appel abouti: avec questionnaires partiellement remplis
2
Refus définitif de répondre
3
Refus provisoire (A rappeler ! Important noter date,
jour heure du rdv
4
téléphonique) Numéro sans réponse /Occupé/ Répondeur
5
83
Inaudible/Bruit
6
Difficulté de communication/ Parlent ni NL ni FR
7
Mauvais numéros/ Fax…/entreprise/ commerce
8
Abandon
9
A noter que suite à un questionnaire rempli de manière partielle, il est possible de ne finalement jamais parvenir à le compléter totalement dans ce cas là le code 2 sera suivi du numéro correspondant. Par exemple 3 si on ne parvient plus à joindre le répondant après plusieurs essais, 4 si refuse de continuer à répondre etc…Il peut donc y avoir une accumulation de différents codes. Proposition d’horaire : -
A varier selon les semaines… A savoir que la période matin est comprise entre 9h et 13h00, la période après-midi entre 13h et 17h et le soir entre 17h et 21h.
Matin Aprèsmidi Soir
Lundi 3.30
3.30
-
-
Jeudi
Mardi 3.30
Vendredi
Samedi 1.30
3.30 3.30
Mercredi
3.30
Jeudi
Vendredi 3.30
3.30
Samedi 1.30
3.30 Lundi
Matin Aprèsmidi Soir
Mercredi 3.30
Lundi Matin Aprèsmidi Soir
Mardi
Mardi
Mercredi 3.30
Jeudi 3.30
Vendredi
Samedi 1.30
3.30 3.30
3.30
Total d’heures par semaine de 19 heures. L’équivalent d’un mi-temps. Il s’agit d’une proposition et il est évident que certaines plages horaires vont être plus productives que d’autres tel par exemple le mercredi après-midi ou il risque d’y avoir plus de personnes disponible à la maison vu que les enfants/ adolescents n’ont pas école et doivent éventuellement être gardés. De plus 3 heures 30 de coups de fils peuvent être astreignants, il est donc aussi possible de mieux répartir ces coups de fils sur une journée entière. L’important étant de varier les plages horaires selon les tranches de la journée et de semaines en semaines. Il est clair que cet horaire est a adapter également aux disponibilités de l’interviewer et à l’éventuelle accumulation d’un second mi-temps. Quotas essayer d'avoir un maximum de jeunes 15-25 ans, si trop d'adultes demander si il y a des jeunes de cette tranche là qu’on pourrait interroger.
84
Bijlage 5: Tabel: weergave afname telefonische vragenlijsten (Nederlands) Telefonische afnames VlaamsBrabant OostVlaanderen Brussel (vl) West Vlaanderen Antwerpen Limburg TOTAAL
definitieve ingevuld weigering
taalproblee m
2de poginge voorlopige n weigering
geen antwoord/bezet
onversta anbaar/ lawaai
fout nummer, fax
totaal aantal gesprekken
% geslaagd
% geweigerd
niet % niet bereikt bereikt
99
37
56
8
93
10
247
40,1%
15,0%
111
44,9%
115 12
46 7
24
2
133 8
3
299 27
38,5% 44,4%
15,4% 25,9%
138 8
46,2% 29,6%
95 148 60 529
51 84 27 252
225 485 185 1468
42,2% 30,5% 32,4% 36,0%
22,7% 17,3% 14,6% 17,2%
79 253 98 687
35,1% 52,2% 53,0% 46,8%
+ Antwerpen straatinterviews
8 1 9
37 101 3 221
4
14
79 204 62 579
1
1
36 35 84
20
Snowball sampling jongeren jongeren Vlaams-Brabant
5
jongeren Oost-Vlaanderen
8
jongeren Brussel
3
jongeren West Vlaanderen
9
jongeren Antwerpen
15
jongeren Limburg
11
totaal extra vragenlijsten
71
TOTAAL geslaagde gesprekken
600
85
Annexe 6: tableau récapitulatif des coups de fils donnés du côté francophone (français):
APPELS Namur Hainaut Bruxelles Brabant wallon Luxembourg Liège TOTAL + Bruxelles démarchage jeunes Namur jeunes Hainaut jeunes Bruxelles jeunes Brabant wallon jeunes Luxembourg jeunes Liège JEUNES TOTAL Total Namur total Hainaut total Bruxelles total Brabant wallon total Luxembourg total Liège
complétés 53 avec pré-test 113 45 26 17 85 339
refus définitif 21 75 32 11 6 51 196
partiellement parlent rempli arrêt pas du répondant français
numéros appeler en sans à second réponse, rappeler, essai occupé avec rdv
1 1
27 52
2
3 1 5
9
1 80
58 139 93 44 12 96 442
8
inaudible mauvais trop bruit num, fax 1
2 1 11
1
22 49 32 3 7 38 151
25 7 6 13 4 4 13 72 49 119 83 30 21 98
Total questionnaires complets: 411 Total questionnaires complets sans pré-test: 402 pré-test s à Namur: 11
86
total des appels % donnés réussis 194 430 209 84 42 272 1231
27 26 22 31 40 31 29
% refus 11 17 15 13 14 19 15
Bijlage 7: Script Diepte-interviews (Nederlands) Introductie Goeiemorgen/middag/avond, mijn naam is Jessica Fraeyman en ik werk bij de Universiteit Antwerpen op de Vakgroep Epidemiologie en Sociale Geneeskunde bij professor Guido Van Hal. Ik heb u uitgenodigd voor een gesprek om de campagne “Feiten en Fabels” van de VAD mee te evalueren. Het globale doel van de campagne was om het volk te informeren over het thema alcohol en drugs in de vorm van feiten en fabels. Er zijn affiches verschenen op grote publiciteitspanelen, tv spots, aankondigingen in dagbladen, postkaarten en er is een website gemaakt. Dit gesprek kadert in het tweede deel van de evaluatie van de campagne Feiten en Fabels. In de eerste fase werd de campagne geëvalueerd bij het grote publiek door afname van telefonische vragenlijsten. De bedoeling van dit gesprek is het promotiemateriaal te evalueren van de informatiecampagne Feiten en Fabels. Ik wil graag van u weten wat u van het materiaal vindt en hoe het eventueel meer op maat kan gemaakt worden. Uw professionele ervaringen zijn voor ons van belang. Voor we starten nog enkele praktische afspraken: het gesprek wordt op band opgenomen. Dit is nodig om de gegevens achteraf gemakkelijker te kunnen verwerken. Persoonlijke gegevens zullen niet gebruikt worden in het onderzoek, alles blijft anoniem. Het bandje wordt enkel beluisterd door de mijzelf en wordt vernietigd nadat het script is uitgetypt. Het gesprek zal ongeveer een half uur duren. 1. Openingsvraag Vertel even wie je bent, wat je doet en waar je vandaan komt. Hebt u voor de campagne al eens gewerkt rond het thema alcohol en drugs? Op welke manier? (groepswerk, advies, therapie, informatie,…) Met welk didactisch/pedagogisch materiaal en van welke dienst?
87
2.
Vraag over de campagne Waar/hoe hebt u de campagne “Feiten en Fabels” gezien? Vindt u deze campagne aantrekkelijk? Was u geshockeerd door de toon van de campagne? Stoorde/verbaasde of was u tevreden over het feit dat alcohol en illegale drugs op gelijke voet werd gezet? Zet de campagne volgens u aan tot algemene reflectie bij het publiek? Zet de campagne u aan tot reflectie? Wat vindt u van de dragers (type media) van de campagne? Positieve en negatieve punten. Grote affiches Tv spots Reclame in tijdschriften Boomerangkaarten Hoe zou u de campagne verbeteren? (media, inhoud, vorm) Vindt u het thema belangrijk? (situeren als maatschappelijk probleem) Past het thema binnen de lijnen van uw professionele activiteiten? Zo ja, hoe? Vindt u dat er te veel of te weinig aandacht wordt besteed aan het onderwerp alcohol- en druggebruik? Wist u voor de campagne begon waar u terecht konden voor info of advies over alcohol en drugs? Hebt u de website bezocht naar aanleiding van de campagne? Weet u van welke organisatie deze campagne uitgaat? Kende u VAD al voor de campagne? Kende u de DrugLijn al voor de campagne? Denkt u in de toekomst beroep te doen één van deze organisaties in het kader van uw beroep? Voor welke activiteiten dan? Informatie? Materiaal?
3.
Didactisch materiaal Hoe bent u te weten gekomen dat u materiaal kon bestellen? Hoe hebt u het materiaal besteld? (kan enkel via de site of DrugLijn) Door wie werd u aangezet om het materiaal te bestellen en/of te gebruiken voor u dienst / instelling? Hebt u al eerder materiaal van de VAD besteld? Hebt u al eens materiaal besteld of gebruikt rond het thema drugs, alcohol en aanverwanten? Zoja, bij wie dan?
88
Heeft het campagnemateriaal voldaan aan uw nood aan didactisch/pedagogisch materiaal? Verliep de communicatie met iDA goed? Verliep het proces van bestellen en leveren goed? 4.
Gebruik van het materiaal Hoe hebt u het materiaal gebruikt in uw werking? Hebt u deze actief (debat, groepswerk, les) of passief (ophangen affiche) gebruikt? Wij welke groepen hebt u het materiaal gebruikt? Wat vindt u in het algemeen van het materiaal? Positieve en negatieve punten. Vindt u het materiaal goed gemaakt? Vindt u het interessant? Is het materiaal relevant, adequaat in vergelijking met het besproken onderwerp? Hebt u iets geleerd over het onderwerp? Zette het materiaal aan tot debat/discussie/vragen? Wat waren de reacties van de doelgroep (patiënten/leerlingen) op het materiaal? Wat waren de reacties, opmerkingen van collega’s, andere cliënten /leerlingen, ouders enzovoort
5. Verbetering van het materiaal en de informatie over het materiaal Hoe zou u het materiaal veranderen om het meer bruikbaar te maken voor uw dienst/instelling? Zou u andere media suggereren voor dit thema? Zou u andere manieren suggereren voor het verkrijgen van het materiaal? Zou u andere manieren suggereren om info te krijgen over de campagne? Voelt u zich voldoende opgeleid om het materiaal te gebruiken bij uw doelpubliek? Als niet, wat zijn uw suggesties? Wenst u eventueel medewerking van externen voor het gebruik van het materiaal? (vorming of interventies) 6. Slotvraag Zijn er nog opmerkingen of suggesties die wij kunnen meenemen voor de verbetering van het materiaal? Bedankt!
89
Annexe 8 : Script des entretiens en profondeur: (Français) Introduction Bonjour/Bonne après midi/bonsoir, mon nom est Sarah Dujardin et je travaille à l'Ecole de Santé Publique de l'ULB. Je suis chargée de mener des entretiens sur l’évaluation du matériel de la campagne. Nous sommes ici pour évaluer la campagne « Vrai ou Faux ». L’objectif principal de la campagne était d’informer le public sur le thème de l’alcool et des drogues sous forme de Vrai ou Faux. Il y a eu des affiches sur les grands panneaux publicitaires, des spots tv, des pages dans les journaux, des cartes postales et un site web. Cette discussion constitue la seconde partie de l’évaluation de la campagne Vrai ou Faux. En première partie, nous avons fait évaluer la campagne par le grand public via une enquête par questionnaires faite au téléphone. L'objectif de cette discussion est d'évaluer le matériel et les supports de la campagne d'information Vrai ou Faux. Autour de la table se trouvent d'autres personnes qui ont utilisé ou commandé le matériel. J’aimerais savoir ce que vous pensez de ce matériel et comment nous pourrions éventuellement l'améliorer. Votre expérience personnelle et professionnelle sont aussi importantes. Avant de commencer, encore quelques informations pratiques: notre discussion sera enregistrée. Ceci afin de mefaciliter par après le travail d'analyse. Vos données personnelles ne seront pas évidemment pas utilisées, toutes les données resteront anonymes. Est-ce que vous êtes d’accord que j’enregistre ? L'enregistrement ne sera écouté que par moi-même, et sera effacé après retranscription. La discussion durera environ une heure. 1. Questions d'ouverture Dites-moi qui vous êtes, ce que vous faites et dans quelle institution vous travaillez. 2. Questions sur la campagne Où et comment avez-vous vu la campagne "Vrai ou faux"? Que pensez-vous de cette campagne ? - Avez-vous été dérangé/étonné/ satisfait ….par le fait que l’alcool et les drogues soient mis sur pied d’égalité ? - Que pensez-vous du ton de la campagne ? ( forme vrai ou faux, idées reçues..) - D’après-vous quels étaient les objectifs de la campagne ? - Cette campagne suscite-t-elle selon vous la réflexion auprès du public? - Cette campagne suscite-t-elle selon vous la discussion? ( et spécifiquement dans votre organisation ?) - Est-ce que cette campagne a suscité chez vous une réflexion sur ce thème? - Que pensez-vous des supports de la campagne : (points positifs et négatifs) Grandes affiches Spots tv Encarts dans les journaux Cartes boomerangs 90
-
-
Trouvez-vous qu'il y a trop (ou trop peu) d'attention portée aux sujets de la drogue et de l'alcool? Trouvez-vous le thème important (du point de vue importance du problème dans la société)? Trouvez-vous ce thème en lien avec votre pratique professionnelle? Si oui, pourquoi, comment? Avant la campagne, en cas de besoin d'information sur les drogues et l'alcool, dans votre pratique professionnelle, saviez-vous où et à qui vous adresser pour avoir de l'aide ou de l'information? (préciser) Avant la campagne, est-ce que vous travailliez déjà sur la thématique "drogues et alcool"? o De quelles façons ? (animations, conseils, thérapie, information, consultations…..) o Avec quel(s) support(s) didactiques/pédagogiques? (type et en provenance de quelles institutions ) Avez-vous visité le site annoncé par la campagne? Savez-vous quelles organisations ont lancé cette campagne? (cad iDA qui regroupe les Fedito et le VAD) et Fedito) Connaissiez-vous Fedito avant la campagne? Connaissiez-vous Infor drogues avant la campagne? Pensez-vous faire appel à l'un ou l'autre de ces organismes dans le cadre de votre travail dans le futur? Lequel? Pour quel type d'activité? D'information? De matériel? Que suggérez-vous pour améliorer cette campagne (supports, contenu, forme )
3. Accès au Matériel didactique Comment avez-vous eu connaissance de la possibilité d’obtenir ce matériel ? Qu'est-ce qui vous a incité à commander et/ou utiliser le matériel didactique/pédagogique pour votre service, votre institution? - Par quel canal avez-vous commandé le matériel (site web, infor drogues, la poste)? - Avez-vous été incité par d'autres (collègues, amis, connaissances) pour commander le matériel? Si oui, préciser. - Avez-vous déjà commandé ou utilisé auparavant du matériel (brochures,..) sur le thèmes des drogues et dépendances ? Si oui, à qui ? - Est-ce la première fois que vous utilisez du matériel pédagogique/didactique en provenance de l'extérieur de votre institution? - Est-ce que la mise à disposition de ce matériel correspondait pour vous à un besoin (manque de matériel didactique/pédagogique disponible) auquel la campagne a répondu? - Est-ce que la prise de contact avec Ida s’est bien passée? - Est-ce que le procédé pour commander et délivré le matériel était efficient ? 4. Utilisation du matériel Comment avez-vous utilisé le matériel dans votre travail (dans vos activités professionnelles)? Sous forme active (débat, animation, cours etc…) Passive (affichage) Avec quels groupes avez-vous utilisé ce matériel ? - Globalement, quelle est votre appréciation du matériel proposé (points positifs et négatifs): bien fait? intéressant? Adapté au public avec lequel vous travaillez? Adéquat, pertinent par rapport au sujet abordé? - Est-ce que vous, vous avez appris quelque chose à ce sujet?
91
- Quelles étaient les réactions du public cible par rapport au matériel? (=
patients ou élèves)
-
Est-ce que ce matériel facilite le débat? la discussion? les questions? Y a-t-il eu des réactions, commentaires de la part de Collègues Autres patients/élèves Parents d'élèves? (Etc.)
5. Amélioration de l'outil et de l'information relative à l'outil Quels seraient les éventuels changements à apporter à ce matériel pour le rendre davantage utilisable par votre service/institution? - Suggéreriez-vous d'autres supports pour ce thème? - D'autres façons d'avoir accès à l'information concernant la campagne? (connaissance de la campagne, comment utiliser le matériel? Etc.) - D'autres façons d'avoir accès au matériel? - Vous sentiez-vous compétents/suffisamment formé pour l'utilisation de ce matériel auprès de votre public cible? Si non, quelles sont vos suggestions? -
Auriez-vous vous souhaité avoir la collaboration de personnes extérieures pour l'utilisation de ce matériel (formation ou intervention directe)?
6. Question de clôture Y a-t-il encore des remarques ou des suggestions que l'on pourrait intégrer pour améliorer ce matériel? Merci !
92
