Atelier 4 : Pour le meilleur et pour le pire... 4.1
Papillons dans le ventre
Leerdoelen Basistekst: eenvoudige artistieke tekst (lied) Andere: informatieve tekst – narratieve tekst (film) Bron: www.teemix.aufeminin.com/mag/love/d6479/s25195.html ET 1, 2, 3, 4
Vaardigheden, strategieën en attitudes
8 STR
Indien nodig passen de leerlingen de volgende strategieën toe: - zich blijven concentreren ondanks het feit dat ze niet alles begrijpen; - het luisterdoel bepalen en hun taalgedrag erop afstemmen; - gebruikmaken van ondersteunende gegevens (talige en niet-talige) binnen en buiten de tekst; - hypothesen vormen over de inhoud en de bedoeling van de tekst; - de vermoedelijke betekenis van transparante woorden afleiden; - de vermoedelijke betekenis van onbekende woorden afleiden uit de context.
34*, 38* ATT
9, 10, 11, 12
De leerlingen werken aan de volgende attitudes: - tonen bereidheid en durf om te luisteren; - stellen zich open voor de esthetische component van teksten.
17 STR
De leerlingen kunnen de volgende taken beschrijvend uitvoeren: - het globale onderwerp bepalen en de hoofdgedachte achterhalen van een lied en een filmfragment; - de gedachtegang volgen en er relevante informatie uit selecteren.
De leerlingen kunnen de volgende taken beschrijvend uitvoeren: - een liedtekst begrijpen en er de relevante informatie uit selecteren; - de globale inhoud van een tekst begrijpen; - de gedachtegang volgen en de tekststructuur herkennen. Indien nodig passen de leerlingen de volgende strategieën toe: - zich blijven concentreren ondanks het feit dat ze niet alles begrijpen;
Didactische tips bij Atelier 4
Kennis en ET Vocabulaire ET 32 De complementaire lexicale kennis om gevoelens te benoemen en relaties uit te drukken. Grammaire ET 32 De grammaticale kennis i.v.m. de vorming en het gebruik van: - futur simple, - futur proche, - futur antérieur. ET 33 De leerlingen kunnen reflecteren over taal en taalgebruik binnen de vermelde taalgebruikssituaties en daarbij hun functionele kennis ter ondersteuning van hun taalbeheersing uitbreiden door naar aanleiding van zinvolle communicatieve situaties en taaltaken: - al in de klas behandelde vormen en structuren te herkennen en te ontleden; - te observeren hoe vormen en structuren functioneren, onder begeleiding regels te ontdekken en te formuleren;
1
- onduidelijke passages herlezen; - het leesdoel bepalen en hun taalgedrag erop afstemmen; - gebruikmaken van ondersteunende gegevens (talige en niet-talige) binnen en buiten de tekst; - de vermoedelijke betekenis van transparante woorden afleiden; - de vermoedelijke betekenis van onbekende woorden afleiden uit de context; - relevante informatie aanduiden.
34*, 38* ATT
18, 19, 20, 21
22 STR 34*, 35* ATT 23
25 STR
2
De leerlingen werken aan de volgende attitudes: - tonen bereidheid en durf om te lezen; - stellen zich open voor de esthetische component van teksten.
- gelijkenissen en verschillen tussen talen te ontdekken en hun kennis van andere talen in te zetten.
De leerlingen kunnen de volgende taken beschrijvend uitvoeren: - hun persoonlijke ervaring beschrijven: ‘Wat zijn de signalen van verliefdheid?’; - hun spontane mening geven over de gelezen tekst/beluisterde tekst; - de snapshots beschrijven en hypothesen vormen; - op basis van het fragment hun ervaringen uitwisselen. Indien nodig passen de leerlingen de volgende strategieën toe: - zich blijven concentreren ondanks het feit dat ze niet alles kunnen uitdrukken; - gebruikmaken van non-verbaal gedrag; - gebruikmaken van ondersteunend visueel en auditief materiaal; - een breed scala van eenvoudige omschrijvingen inzetten. De leerlingen werken aan de volgende attitudes: - tonen bereidheid en durf om te spreken; - streven naar taalverzorging.
De leerlingen kunnen de volgende taak uit voeren: - hun ervaringen uitwisselen met hun buurman/ buurvrouw. Indien nodig passen de leerlingen de volgende strategieën toe: - zich blijven concentreren ondanks het feit dat ze niet alles begrijpen of kunnen uitdrukken; - gebruikmaken van non-verbaal gedrag; - een breed scala van eenvoudige omschrijvingen inzetten;
Branché 5 TSO – Guide pédagogique
34*, 35* ATT
- vragen om langzamer te spreken, iets te herhalen. De leerlingen werken aan de volgende attitudes: - tonen bereidheid en durf om gesprekken te voeren; - streven naar taalverzorging.
28
31 STR 34*, 35*, 38*, ATT
De leerlingen kunnen de volgende taken beschrijvend uitvoeren: - een gedicht schrijven op basis van een model; - hun mening geven over een filmfragment. Indien nodig passen de leerlingen de volgende strategieën toe: - zich blijven concentreren ondanks het feit dat ze niet alles kunnen uitdrukken; - het schrijfdoel bepalen en hun taalgedrag erop afstemmen; - een schrijfplan opstellen; - gebruikmaken van een model; - digitale en niet-digitale hulpbronnen en gegevensbestanden raadplegen en rekening houden met de consequenties ervan; - de passende lay-out gebruiken; - de eigen tekst nakijken. De leerlingen werken aan de volgende attitudes: - tonen bereidheid en durf om te schrijven; - streven naar taalverzorging; - stellen zich open voor de esthetische component van teksten. Vakoverschrijdende eindtermen
Context : 2 – 5 / 3 – 1, 3 GST : 4, 5, 6, 25 LELE : 2, 6 Duur: - 1 x 50’ (Folle de toi + 10 signes qui ne trompent pas) - 1 x 50’ (L’amour rend fou) - 1 x 50’ (Grammaire : le futur)
Didactische tips bij Atelier 4
3
Didactische tips Chanson — Folle de toi 1 Écoutez et complétez le texte de la chanson. Als inleiding op deze unité gebruiken we het lied ‘Folle de toi’ van Raffy. Het is een vrolijk lied over verliefdheid. De leerlingen beluisteren (of bekijken de clip van) het lied en vullen de ontbrekende woorden aan. Na de eerste luisterronde kan de leerkracht de leerlingen hun antwoorden laten vergelijken met die van hun buur. Indien nodig kan de leerkracht ervoor kiezen het lied nogmaals af te spelen om de ontbrekende antwoorden aan te vullen. 2 Comment la chanteuse exprime-t-elle qu’elle est follement amoureuse ? De leerlingen herlezen de liedjestekst en zoeken hoe de zangeres aantoont dat ze verliefd is.
Il est fou de toi ? Elle est folle de toi ? Dix signes qui ne trompent pas. 3 Lisez le titre. Quels sont, selon vous, « des signes qui ne trompent pas », des signes qui montrent que quelqu’un est amoureux/amoureuse ? Als inleiding kan de leerkracht aan de leerlingen vragen: - hoe ze kunnen zien of iemand dolverliefd is; - of er verschillen zijn tussen jongens en meisjes; - wat je anders doet als je verliefd bent. 4 Voici 10 signes qui ne trompent pas. Mettez-les au bon endroit dans le texte. Compréhension globale : de leerlingen lezen individueel de tekstjes en proberen daarna de 10 signalen op de juiste plaats te schrijven. 5 Comment dit-on dans le texte ? Compréhension détaillée : de leerlingen lezen de tekst en zoeken een woord dat of een uitdrukking die equivalent is aan de gegeven woorden. 6 Complétez les phrases avec un des mots suivants. 7 Quel mot du texte correspond à la définition suivante ? Woordenschatoefeningen bij de tekst ‘Dix signes qui ne trompent pas’. 8 Êtes-vous d’accord avec ce qu’on écrit dans le texte ? Est-ce que vous reconnaissez ces dix signes ? Lesquels ? Discutez-en avec votre voisin(e). Racontez vos expériences. Deze oefening vraagt de leerlingen om verder over het onderwerp te discussiëren. Ze hebben daartoe de nodige woordenschat gezien in de voorgaande oefeningen. Eventueel kunnen ze eerst per twee hun mening formuleren en overleggen. Nadien kan de leerkracht willekeurig duo’s aanduiden om hun mening en ervaringen aan de klas te vertellen.
L’amour rend fou L’amour dure trois ans 9 Regardez les photos ci-dessous et essayez de formuler des hypothèses sur les personnages, sur les lieux et sur ce qui se passe entre les personnages.
4
Branché 5 TSO – Guide pédagogique
De - - - - -
leerlingen bestuderen de snapshots en formuleren hypothesen over de film. Waar vinden de scènes plaats? Over wie gaat het? Welke emoties herkennen ze? Wat is de relatie tussen de personages? Wat gebeurt er volgens hen?
10 Regardez l’extrait et répondez aux questions suivantes. Tip: toon elke scène afzonderlijk en geef de leerlingen na elke scène wat tijd om de vragen op te lossen. 11 a Associez les mots soulignés dans le texte de la première partie de la chanson chinoise avec les dessins et les photos. Entourez la bonne réponse. Notez aussi la traduction. b Que siginifient les mots en bleu ? a De leerlingen lezen de tekst van het lied uit het filmfragment en verbinden de onderstreepte woorden met de tekeningen. b Ze verklaren de blauwe woorden. 12 Écrivez des poèmes d’après les modèles de la chanson chinoise. De leerlingen schrijven een gedicht op basis van het model. Ze kunnen zich laten inspireren door het gedicht uit de voorgaande oefening. 13 Le texte de la deuxième partie de la chanson chinoise n’a rien à voir avec la première partie. Expliquez ! 14 La fin de l’extrait. Là aussi il y a une contradiction entre ce qu’ils font et ce qu’ils disent. Expliquez. 15 Qu’est-ce qui fait rire dans cet extrait ? Expliquez pourquoi. De leerkracht kan deze opgave gebruiken als een korte spreek- en/of schrijfoefening. De leerlingen bereiden eventueel schriftelijk voor wat hen aan het lachen bracht in dit fragment. Nadien duidt de leerkracht leerlingen aan en lichten ze hun antwoord toe. Ze kunnen zich baseren op de kritiek uit Le Monde.
TAG : le futur Dit is begeleid zelfstandig werk. De bedoeling is dat de leerlingen het op eigen tempo in de klas uitvoeren. De leerkracht begeleidt de leerlingen en stelt een tijd voorop waarin de oefening klaar zou moeten zijn. Wanneer de leerlingen een oefening hebben afgewerkt, kruisen ze dat aan en schrijven de duur van de oefening op. Alle leerlingen maken oefeningen 16, 17 en 18. Als de leerkracht dat wenst, kan hij de correctiesleutels terugvinden op Knooppunt en ze afprinten om de leerlingen hun oefeningen zelfstandig te laten verbeteren. Indien ze meer dan 10 fouten hebben, maken ze nog oefeningen 19 en 20. Indien nodig maken ze thuis nog oefeningen online. De andere leerlingen, met minder dan 10 fouten, gaan onmiddellijk naar oefening 21 en vormen zinnen met de futur simple. De leerlingen leggen hun oefening ter verbetering voor aan de leerkracht. Achteraan in het werkboek bevindt zich nog een grammaticaal overzicht, dat ze als naslagwerk kunnen gebruiken. 16 Conjuguez les verbes entre parenthèses au futur proche ou au futur simple. 17 Caroline rêve… Plus tard… 18 Louis rêve… Plus tard… 19 Mettez les verbes au futur simple. Didactische tips bij Atelier 4
5
20 Mettez les verbes au futur simple. 21 Faites des phrases comme dans les exercices 17-18.
TAG : La formation et l’emploi du futur antérieur 22 Lisez les exemples et complétez le cadre. 23 Quels verbes sont conjugués aux temps composés avec avoir ? Quels verbes sont conjugués avec être ? Mettez-les dans la bonne colonne. 24 Mettez les verbes au futur antérieur. De leerlingen vervoegen de werkwoorden in de futur antérieur. Indien ze meer dan drie fouten hebben op deze oefening, maken ze de driloefening 25. Indien nodig consulteren ze hun grammaticaal overzicht voor een overzicht van het gebruik. 25 Conjuguez au futur antérieur. Pour les participes passés, consultez éventuellement l’Apercu grammatical. = driloefening 26 Le mariage de Paul et Marie. Conjuguez les verbes au futur simple ou au futur antérieur. = syntheseoefening De leerlingen moeten hier goede keuzes maken en het werkwoord vervoegen in de futur simple of de futur antérieur. Ze letten daarvoor op de tijdsaanduidingen (samedi prochain, avant de se marier, enz.).
6
Branché 5 TSO – Guide pédagogique
Le coup de foudre, ça existe... ?
4.2
Leerdoelen Basistekst: eenvoudige artistieke tekst (gag uit een stripverhaal) Andere: informatieve teksten (inschrijvingsformulier – profiel van iemand – intro beeldfragment) – narratieve teksten (getuigenissen via cd en via beeldfragment) Bron : - Le guide junior du spécial love – éditions : Vents d’Ouest - http://www.bbc.co.uk/languages/french/mafrance/html/dating/summary.shtml ET 2, 3, 4
Vaardigheden, strategieën en attitudes
Indien nodig passen de leerlingen de volgende strategieën toe: - zich blijven concentreren ondanks het feit dat ze niet alles begrijpen; - het luisterdoel bepalen en hun taalgedrag erop afstemmen; - gebruikmaken van ondersteunende gegevens (talige en niet-talige) binnen en buiten de tekst; - de vermoedelijke betekenis van transparante woorden afleiden; - de vermoedelijke betekenis van onbekende woorden afleiden uit de context.
8 STR 34* ATT 9, 10, 12
De leerlingen werken aan de volgende attitude: - tonen bereidheid en durf om te luisteren.
17 STR
De leerlingen kunnen de volgende taken beschrijvend uitvoeren: - de gedachtegang volgen van getuigenissen (cd) i.v.m. ontmoetingen en er relevante informatie uit selecteren; - de hoofdgedachte achterhalen, de gedachtegang volgen en relevante informatie selecteren uit getuigenissen (dvd) i.v.m. speeddating.
De leerlingen kunnen de volgende taken beschrijvend uitvoeren: - het onderwerp bepalen van een strip en er de hoofdgedachte van achterhalen; - relevante informatie selecteren uit een grafiek; - relevante informatie selecteren uit een profiel van iemand en op basis daarvan een formulier (inschrijvingsfiche) invullen. Indien nodig passen de leerlingen de volgende strategieën toe: - zich blijven concentreren ondanks het feit dat ze niet alles begrijpen; - onduidelijke passages herlezen;
Didactische tips bij Atelier 4
Kennis en ET Vocabulaire ET 32 De complementaire lexicale kennis om gevoelens, interesses en persoonlijkheden te benoemen. Grammaire ET 32 De grammaticale kennis i.v.m.: - het persoonlijk voornaamwoord COD; - het persoonlijk voornaamwoord COI; - de voornaamwoorden en en y. ET 33 De leerlingen kunnen reflecteren over taal en taalgebruik binnen de vermelde taalgebruikssituaties en daarbij hun functionele kennis ter ondersteuning van hun taalbeheersing uitbreiden door naar aanleiding van zinvolle communicatieve situaties en taaltaken: - al in de klas behandelde vormen en structuren te herkennen en te ontleden;
7
- het leesdoel bepalen en hun taalgedrag erop afstemmen; - gebruikmaken van ondersteunende gegevens (talige en niet-talige) binnen en buiten de tekst; - de vermoedelijke betekenis van transparante woorden afleiden; - de vermoedelijke betekenis van onbekende woorden afleiden uit de context; - relevante informatie aanduiden.
34*, 38* ATT
18, 20, 21
22 STR 34*, 35* ATT 23, 24
25 STR
8
De leerlingen werken aan de volgende attitudes: - tonen bereidheid en durf om te lezen; - stellen zich open voor de esthetische component van teksten.
- te observeren hoe vormen en structuren functioneren, onder begeleiding regels te ontdekken en te formuleren; - gelijkenissen en verschillen tussen talen te ontdekken en hun kennis van andere talen in te zetten.
De leerlingen kunnen de volgende taken beschrijvend uitvoeren: - informatie meedelen uit een strip en uit het profiel van iemand; - hun spontane mening geven over een getuigenis i.v.m. speeddating; - een ervaring beschrijven: waar heb ik mijn vriend(in) ontmoet? Indien nodig passen de leerlingen de volgende strategieën toe: - zich blijven concentreren ondanks het feit dat ze niet alles kunnen uitdrukken; - gebruikmaken van non-verbaal gedrag; - gebruikmaken van ondersteunend visueel en auditief materiaal; - een breed scala van eenvoudige omschrijvingen inzetten. De leerlingen werken aan de volgende attitudes: - tonen bereidheid en durf om te spreken; - streven naar taalverzorging.
De leerlingen kunnen de volgende taken uit voeren: - deelnemen aan een rollenspel, waarbij ze moeten praten over hun gevoelens en persoonlijkheid; - een eenvoudig gesprek beginnen, aan de gang houden en afsluiten. Indien nodig passen de leerlingen de volgende strategieën toe: - zich blijven concentreren ondanks het feit dat ze niet alles begrijpen of kunnen uitdrukken; - het doel van de interactie bepalen en hun taalgedrag erop afstemmen;
Branché 5 TSO – Guide pédagogique
- gebruikmaken van non-verbaal gedrag; - een breed scala van eenvoudige omschrijvingen inzetten; - vragen om langzamer te spreken, iets te herhalen; - zelf iets herhalen of iets aanwijzen om na te gaan of zij de andere gesprekspartner begrepen hebben; - eenvoudige technieken toepassen om een kort gesprek te beginnen, gaande te houden en te beëindigen.
34*, 35* ATT
De leerlingen werken aan de volgende attitudes: - tonen bereidheid en durf om gesprekken te voeren; - streven naar taalverzorging.
26, 28
De leerlingen kunnen de volgende taken beschrijvend uitvoeren: - een formulier invullen (inschrijvingsfiche); - de man/vrouw van hun dromen beschrijven.
Indien nodig passen de leerlingen de volgende strategieën toe: - zich blijven concentreren ondanks het feit dat ze niet alles kunnen uitdrukken; - het schrijfdoel bepalen en hun taalgedrag erop afstemmen; - een schrijfplan opstellen; - digitale en niet-digitale hulpbronnen en gegevensbestanden raadplegen en rekening houden met de consequenties ervan; - de passende lay-out gebruiken; - de eigen tekst nakijken.
De leerlingen werken aan de volgende attitudes: - tonen bereidheid en durf om te schrijven; - streven naar taalverzorging.
31 STR
34*, 35* ATT
Vakoverschrijdende eindtermen Context : GST : LELE :
2–3/3–3 1, 2, 4, 5, 10 2, 7, 9
Duur: - 1 x 50’ (Où trouver des z’amoureux ? + Le speed dating) - 1 x 50’ (Le speed dating (suite) + Jean-Louis Perrier…) - ½ x 50’ (Jean-Louis Perrier… (suite)) - 1½ x 50’ (Grammaire : les pronoms personnels – en / y) - 1 x 50’ (Le speed dating : jeu de rôles)
Didactische tips bij Atelier 4
9
Didactische tips Où trouver des z’amoureux ? 1 Lisez la BD. Dites alors pourquoi ces lieux sont bons pour trouver un(e) petit(e) ami(e). De leerlingen lezen de strip als inleiding op het thema. De leerkracht kan de volgende vragen stellen: - Welke plaatsen herken je? (een huis, een winkel, een atletiekbaan, een camping …) - Wat gebeurt er? - Vinden jullie de scènes grappig of herkenbaar? 2 Placez les mots suivants à côté de leur explication. = woordenschatoefening. De leerlingen plaatsen de woordenschat uit de strip naast de juiste definitie.
Comment avez-vous rencontré votre chéri(e) ? 3 Lisez le graphique. Est-ce que vous connaissez encore d’autres lieux où on peut rencontrer son prince / sa princesse de rêve ? Deze grafiek toont de plaatsen waar iemand zijn vriend(in) ontmoet heeft (op internet, per toeval, het was al een vriend(in), tijdens een avondje uit). De leerlingen baseren zich op de strip en de grafiek om hun persoonlijke ervaring te formuleren. In sterkere klassen kunt u vragen of de resultaten van de grafiek overeenkomen met de resultaten in de klas. Wat vinden ze van online daten? Zijn er nog andere plaatsen waar je jouw toekomstige vriend(in) kunt ontmoeten? 4 Écoutez les huit femmes. Qui a rencontré qui ? À quel endroit ? Faites les bonnes combinaisons. Quelle est la profession de ces messieurs ? Choisissez ! Acht vrouwen vertellen wie hun vriend is en waar ze hem ontmoet hebben. De leerlingen moeten ook kunnen afleiden welk beroep de man in kwestie heeft.
Le speed dating Qu’est-ce que c’est ? 5 Philippe Dorier, un organisateur de soirées speed dating, nous explique le principe. a Écoutez ce qu’il dit. (Extrait 1). b Lisez ensuite les phrases et entourez la réponse correcte. c Est-ce que les phrases suivantes sont vraies (V), fausses (F) ou pas dites (P) ? De organisator, Philippe Dorier, legt uit hoe speeddating werkt, wie eraan deelneemt … Voor de leerlingen het fragment bekijken kan de leerkracht hun voorkennis activeren over het fenomeen speeddating: - hebben ze al van speeddating gehoord? - zo ja, kunnen ze kort omschrijven waarover het gaat? - indien niet, kunnen ze raden waarover het gaat? - kennen ze het verschijnsel onder een andere naam? Speeddating (of turbodating) is een fenomeen dat vanuit de Verenigde Staten is overgewaaid naar onze streken. a De leerlingen bekijken het fragment. b Ze duiden de juiste antwoorden aan. c Ze zeggen of de stelling juist of fout is of niet gezegd.
10
Branché 5 TSO – Guide pédagogique
Et voilà, de l’action ! 6 Trois filles et trois garçons participent à la soirée organisée par Philippe. (Extrait 2) a Mettez une croix à côté des choses que Sovannae aimerait faire. b Mettez les phrases suivantes dans le bon ordre. c Quelle(s) personne(s) associez-vous avec les photos suivantes ? Justifiez votre réponse. d Quelle fille et quel garçon formeraient un bon couple, selon vous ? Pourquoi ? De leerlingen bekijken het tweede fragment. Drie meisjes en drie jongens nemen deel aan de avond die Philippe heeft georganiseerd. Na het bekijken van het fragment kruisen de leerlingen aan wat Sovannae zoekt in een man. Ze zetten de zinnen in de juiste volgorde. Indien nodig kunnen ze het fragment herbekijken. In de voorlaatste oefening combineren ze de deelnemers van de turbodating met de afbeeldingen. Ze motiveren mondeling hun keuze. Een korte spreekoefening waarbij ze de volgens hen perfecte match maken en toelichten.
Jean-Louis Perrier veut aussi participer à une soirée speed dating. 7 Lisez le texte et complétez la fiche d’inscription de Jean-Louis. Il faut parfois faire appel à votre imagination. Motivez vos réponses. Om het inschrijvingsformulier goed te kunnen invullen, moeten de leerlingen de drie documenten raadplegen (foto, visitekaartje en tekst). Informatie die rechtstreeks in de drie documenten gevonden kan worden: - naam, voornaam, adres, postnummer, woonplaats, telefoonnummer(s), e-mailadres (zie visitekaartje) - burgerlijke staat (il a perdu sa femme dans un accident de voiture) - aantal kinderen (2, Loïc et Pierre-Yves) - studie en beroep (hij is scheikundig ingenieur) - haarkleur en -snit (zie foto) - kleur van de ogen (zie foto) - stijl (zie foto) - karakter: antwoorden die gebaseerd zijn op gegevens uit de tekst: - ambitieux (il s’est plongé dans son travail comme ingénieur) - serviable (il est toujours prêt à rendre service) - j’ai de l’humour (son humour d’autrefois) - j’aime la nature (il aime faire des promenades dans la nature) - j’aime les animaux (il photographie des animaux) - interesses: antwoorden die gebaseerd zijn op gegevens uit de tekst: - théâtre, opéra, cinéma (il aime aller au théâtre, à l’opéra, au cinéma) - photographie (oiseaux) - jardinage (il aime travailler dans son petit jardin) - natation, fitness, ski/snowboard (il aime faire du sport et aller aux sports d’hiver) Informatie die de leerlingen zelf uit de drie documenten moeten afleiden of die ze vrij kunnen invullen: - geboortejaar: Jean-Louis is 48 jaar (dag en maand zijn vrij te kiezen) - nationaliteit: het ligt het meest voor de hand dat Jean-Louis Belg is, al kan hij ook Fransman, Luxemburger … zijn - uiterlijk: de antwoorden die hier uitgesloten zijn: pas terrible, plutôt moche (iemand die zo’n formulier invult, zal zichzelf zo niet beschrijven) - lengte, gewicht en silhouet: vrij te kiezen (een foto kan inspirerend werken) - opvattingen: - De antwoorden op de drie eerste vragen zijn vrij te kiezen. - De antwoorden op de drie laatste vragen zijn niet vrij te kiezen (ze mag niet roken en ze moet even oud en even groot zijn als Jean-Louis). Didactische tips bij Atelier 4
11
8, 9, 10 Avez-vous compris? = woordenschatoefeningen. Ze zijn bedoeld om de nieuwe woordenschat in te oefenen. 11 Décrivez votre copain idéal / votre copine de rêve. In deze schrijfoefening gebruiken de leerlingen : - de structuren il/elle doit + infinitif of il/elle ne peut pas + infinitif. Eventueel kan de leerkracht een paar voorbeelden geven: Il doit avoir les cheveux bruns. – Elle doit être belle. Il ne peut pas fumer. – Elle ne peut pas être petite. - de werkwoorden in de futur simple, bv. Il me restera toujours fidèle. - de woordenschat en de ideeën uit de tekst ‘Il est fou de toi ? Elle est folle de toi ? Dix signes qui ne trompent pas’. - de woordenschat van een voorgaande oefening (cf. fiche d’inscription: les aspects physiques (5 éléments), le caractère (3 éléments), les centres d’intérêt (3 éléments), les conceptions (2 éléments) De leerlingen illustreren hun beschrijving met een foto. De leerkracht kiest zelf welk cijfer hij aan ieder onderdeel toekent. Bij de opdracht staat wel een evaluatiesjabloon die de leerkracht kan gebruiken. Het is belangrijk dat de leerlingen de puntenverdeling vooraf kennen.
TAG : les pronoms personnels – en / y Branché biedt de herhaling van les pronoms personnels – en / y aan als een BZL-oefening. De leerkracht overloopt samen met de leerlingen de kaders; nadien maken de leerlingen oefeningen 12 t.e.m. 18 zelfstandig. De leerlingen maken eerst oefeningen 12, 13 en 14 zelfstandig. Nadien corrigeren ze die oefeningen aan de hand van een voorbeeldoplossing, die de leerkracht eventueel kan afdrukken van Knooppunt. Indien de leerlingen meer dan 5 fouten hebben gemaakt, herlezen ze de grammatica en vragen eventueel uitleg aan de leerkracht. Ze maken bovendien de extra oefeningen 15 en 16 en verbeteren ze. Nadien maken ze de oefeningen 17 en 18. Indien nodig maken ze extra oefeningen thuis (online via Knooppunt). Indien de leerlingen minder dan 5 fouten hebben gemaakt, maken ze de oefeningen 17 en 18 en verbeteren ze a.d.h.v. een voorbeeldoplossing. Nadien maken ze de extra oefeningen 19 en 20. Ze vragen aan de leerkracht die oefeningen te corrigeren. 21 Jeu de rôle: le speed dating. Het eindresultaat van deze oefening is een rollenspel. De leerlingen spelen een speeddatingavond na. a Ludovic et Amandine se sont inscrits à une soirée speed dating. Tout à coup, ils se retrouvent face à face à la même table. Lisez les fiches. Quelles pourraient être les questions que Ludovic a posées à Amandine ? Les indices vous mettent sur la bonne voie. Attention, c’est la première fois que Ludovic voit Amandine. Si vous avez des problèmes pour formuler des questions, consultez l’Aperçu grammatical. b Quelles sont les questions posées par Ludovic ? Entre parenthèses, vous trouvez des indices. c Quelles questions Amandine pourrait-elle poser à Ludovic ? Deze oefening is een voorbereidende oefening op het eigenlijke rollenspel. - a: De leerlingen lezen eerst de fiches van Ludovic en Amandine. - b: ze formuleren de vragen die Ludovic aan Amandine stelt. De aanwijzingen zetten hen op de goede weg. Wanneer nodig raadplegen ze de Aperçu grammatical. - c: ze formuleren de vragen die Amandine aan Ludovic stelt. Nu beschikken ze echter niet over aanwijzingen en moeten ze hun inspiratie zoeken in de fiche van Ludovic. d Quels sont, selon vous, les points forts / les points faibles de Ludovic et d’Amandine ? In het schema van oefening 21d vullen de leerlingen in wat ze aan beide personen goed of slecht vinden (iets wat ze in het eigenlijke rollenspel ook zullen moeten doen). e Le jeu Ideaal is als het aantal meisjes en jongens in de klas gelijk is. Als dat niet het geval is, mogen de leerlingen zelf bepalen of ze een jongen of een meisje willen spelen. 12
Branché 5 TSO – Guide pédagogique
Van beide groepen zijn er evenveel deelnemers. Elke leerling krijgt twee fiches en een carnet (Speed Dating). Op de eerste fiche staan: - de naam en de foto van de persoon die de leerling speelt; - een andere illustratie die iets zegt over de persoon die de leerling speelt. De tegenspeler krijgt die fiche te zien als het gesprek begint. Op de tweede fiche staan de persoonlijke gegevens van de persoon die de leerling speelt (karakter, beroep, leeftijd, waar hij van houdt, waar hij niet van houdt …). De tegenspeler krijgt die fiche niet te zien. De carnet speed dating is een blad waarop de leerling de goede en/of slechte kanten van zijn tegenspelers kan noteren. Als hij een tegenspeler wil terugzien, dan zet hij een kruisje in de laatste kolom. De fiches en de carnet zijn terug te vinden op Knooppunt. 22 Si vous avez déjà (eu) un petit ami / une copine, dites où, quand, comment … vous l’avez rencontré(e). De leerlingen gebruiken voor deze schrijfoefening of spreekoefening de woordenschat uit dit hoofdstuk. Het juiste gebruik van les pronoms personnels is belangrijk.
Didactische tips bij Atelier 4
13
4.3 TEL-JEUNES vous donne des conseils professionnels, confidentiels, gratuits et 24 heures, 7 jours Leerdoelen Basistekst: narratieve tekst (getuigenis op een jongerenforum) Bron: www.teljeunes.com ET 9, 10, 11, 12
Vaardigheden, strategieën en attitudes
De leerlingen werken aan de volgende attitude: - tonen bereidheid en durf om te lezen.
23, 24
25 STR
14
De leerlingen kunnen de volgende taken beschrijvend uitvoeren: - het onderwerp bepalen van een getuigenis op een jongerenforum, de hoofdgedachte ervan achterhalen, de gedachtegang ervan volgen en er de relevante informatie uit selecteren. Indien nodig passen de leerlingen de volgende strategieën toe: - zich blijven concentreren ondanks het feit dat ze niet alles begrijpen; - onduidelijke passages herlezen; - het leesdoel bepalen en hun taalgedrag erop afstemmen; - de vermoedelijke betekenis van transparante woorden afleiden; - de vermoedelijke betekenis van onbekende woorden afleiden uit de context; - relevante informatie aanduiden.
17 STR
34* ATT
Kennis en ET
De leerlingen kunnen de volgende taken uit voeren: - hun mening geven over een gelezen getuigenis in een kort gesprek met hun klasgenoot; - een eenvoudig gesprek beginnen, aan de gang houden en afsluiten. Indien nodig passen de leerlingen de volgende strategieën toe: - zich blijven concentreren ondanks het feit dat ze niet alles begrijpen of kunnen uitdrukken; - gebruikmaken van non-verbaal gedrag; - een breed scala van eenvoudige omschrijvingen inzetten; - vragen om langzamer te spreken, iets te herhalen;
Vocabulaire ET 32 De complementaire lexicale kennis om gevoelens te benoemen en relaties uit te drukken. ET 33 De leerlingen kunnen reflecteren over taal en taalgebruik binnen de vermelde taalgebruikssituaties en daarbij hun functionele kennis ter ondersteuning van hun taalbeheersing uitbreiden door naar aanleiding van zinvolle communicatieve situaties en taaltaken: - al in de klas behandelde vormen en structuren te herkennen en te ontleden; - te observeren hoe vormen en structuren functioneren, onder begeleiding regels te ontdekken en te formuleren; - gelijkenissen en verschillen tussen talen te ontdekken en hun kennis van andere talen in te zetten.
Branché 5 TSO – Guide pédagogique
- zelf iets herhalen of iets aanwijzen om na te gaan of zij de andere gesprekspartner begrepen hebben; - eenvoudige technieken toepassen om een kort gesprek te beginnen, gaande te houden en te beëindigen.
34*, 35* ATT
De leerlingen werken aan de volgende attitudes: - tonen bereidheid en durf om gesprekken te voeren; - streven naar taalverzorging.
28
Indien nodig passen de leerlingen de volgende strategieën toe: - zich blijven concentreren ondanks het feit dat ze niet alles kunnen uitdrukken; - het schrijfdoel bepalen en hun taalgedrag erop afstemmen; - een schrijfplan opstellen; - de passende lay-out gebruiken; - de eigen tekst nakijken.
De leerlingen werken aan de volgende attitudes: - tonen bereidheid en durf om te schrijven; - streven naar taalverzorging.
31 STR
34*, 35* ATT
De leerlingen kunnen de volgende taak beschrijvend uitvoeren: - een bericht op een internetforum beantwoorden (raad geven).
Vakoverschrijdende eindtermen Context : GST : LELE :
2–3 1, 2, 5, 11 3, 4, 5, 10
Duur: 1 x 50’ + 1 x 25’
Didactische tips 1 Voici un message posté par Anne sur un forum pour ados. Quel est son problème ? De leerlingen lezen het berichtje dat door Anne gepost werd op het forum van TEL-JEUNES. Zij leggen het probleem van Anne kort uit. (globale leesoefening) 2 Que veut-elle dire ? Essayez de reformuler les phrases suivantes. De leerlingen zoeken hoe het in de tekst geformuleerd wordt. 3 Que feriez-vous si vous étiez Anne ? Discutez avec votre voisin / voisine. Notez quelques mots-clés. De leerlingen overleggen met hun buur wat zij zouden doen indien zij zich in Annes situatie zouden bevinden. Ze noteren enkele sleutelwoorden om hun mening te kunnen verwoorden. De leerkracht duidt een aantal duo’s aan na enige voorbereidingstijd.
Didactische tips bij Atelier 4
15
4 Vrai (V) ou faux (F) ? Motivez votre réponse oralement.
5 Comment dit-on dans le texte ? De leerlingen zoeken een equivalent voor de blauwe woorden. 6 Êtes-vous du même avis que TEL-JEUNES ? Donnez un conseil original et personnel. Écrivez une réponse (+/- 6 lignes). De leerlingen schrijven een korte tekst van een 6-tal regels met hun advies voor Anne. Het is belangrijk dat ze zich niet laten leiden door de brief van TEL-JEUNES. Vandaar dat er staat: ‘origineel en persoonlijk’. Bij de opdracht staat een evaluatiesjabloon voor de leerkracht.
16
Branché 5 TSO – Guide pédagogique
L’amour n’est pas toujours tout rose...
4.4
Leerdoelen Basistekst: narratieve tekst (filmfragmenten) Andere: artistieke tekst (clip van een lied) Bron : - Jeux d’enfants (DVD) - À quoi ça sert l’amour ? (Edith Piaf – Théo Sarapo) (clip : http://www.youtube.com/watch?v=6sSgvuPYasA ET 1, 2, 3, 4
Vaardigheden, strategieën en attitudes
Indien nodig passen de leerlingen de volgende strategieën toe: - zich blijven concentreren ondanks het feit dat ze niet alles begrijpen; - het luisterdoel bepalen en hun taalgedrag erop afstemmen; - zeggen dat ze iets niet begrijpen en vragen wat iets betekent; - gebruikmaken van ondersteunende gegevens (talige en niet-talige) binnen en buiten de tekst; - hypothesen vormen over de inhoud en de bedoeling van de tekst; - de vermoedelijke betekenis van transparante woorden afleiden; - de vermoedelijke betekenis van onbekende woorden afleiden uit de context; - relevante informatie noteren.
8 STR 34*, 38* ATT
9, 10, 11
De leerlingen werken aan de volgende attitudes: - tonen bereidheid en durf om te luisteren; - stellen zich open voor de esthetische component van teksten.
De leerlingen kunnen de volgende taken beschrijvend uitvoeren: - het onderwerp bepalen en de hoofdgedachte achterhalen van een filmfragment en een liedclip; - de gedachtegang volgen en er relevante informatie uit selecteren.
De leerlingen kunnen de volgende taken beschrijvend uitvoeren: - het verband begrijpen tussen de tekst, een afbeelding (filmaffiche) en foto’s/screenshots uit een film; - de hoofdgedachte achterhalen uit de strofen van een liedtekst.
Didactische tips bij Atelier 4
Kennis en ET Vocabulaire ET 32 De complementaire lexicale kennis om gevoelens, interesses en persoonlijkheden te benoemen en relaties uit te drukken. ET 33 De leerlingen kunnen reflecteren over taal en taalgebruik binnen de vermelde taalgebruikssituaties en daarbij hun functionele kennis ter ondersteuning van hun taalbeheersing uitbreiden door naar aanleiding van zinvolle communicatieve situaties en taaltaken: - al in de klas behandelde vormen en structuren te herkennen en te ontleden; - te observeren hoe vormen en structuren functioneren, onder begeleiding regels te ontdekken en te formuleren; - gelijkenissen en verschillen tussen talen te ontdekken en hun kennis van andere talen in te zetten.
17
Indien nodig passen de leerlingen de volgende strategieën toe: - het leesdoel bepalen en hun taalgedrag erop afstemmen; - gebruikmaken van ondersteunende gegevens (talige en niet-talige) binnen en buiten de tekst.
17 STR 38* ATT
21
De leerlingen werken aan de volgende attitude: - stellen zich open voor de esthetische component van teksten.
22 STR 34*, 35* ATT
De leerlingen kunnen de volgende taken beschrijvend uitvoeren: - een filmaffiche beschrijven; - een cartoon becommentariëren. Indien nodig passen de leerlingen de volgende strategieën toe: - zich blijven concentreren ondanks het feit dat ze niet alles kunnen uitdrukken; - het spreekdoel bepalen en hun taalgedrag erop afstemmen; - gebruikmaken van non-verbaal gedrag; - gebruikmaken van ondersteunend visueel en auditief materiaal; - een breed scala van eenvoudige omschrijvingen inzetten. De leerlingen werken aan de volgende attitudes: - tonen bereidheid en durf om te spreken; - streven naar taalverzorging. Vakoverschrijdende eindtermen
Context : GST : LELE :
2 – 5, 8 / 3 – 3 1, 4, 5, 6, 13, 18 2, 3, 6
Duur: - 1 x 50’ (Jeux d’enfants) - 1 x 50’ (Jeux d’enfants – (suite) – À quoi ça sert l’amour ?)
Didactische tips Jeux d’enfants 1 Regardez l’affiche du film et décrivez les deux personnages. Qui sont-ils ? Quel âge ont-ils ? Comment sont-ils ? Quelle est la relation entre eux ? Situering van het fragment in de film: Begin van het fragment: Sophie neemt een bestelling op in het café waar ze werkt. Einde van het fragment: Sophie gaat weg, via de treinsporen.
18
Branché 5 TSO – Guide pédagogique
Premier visionnage (global) 2 Regardez l’extrait et complétez le tableau en répondant aux questions suivantes. Het fragment wordt een eerste keer getoond. Daarna moeten de leerlingen antwoorden op enkele zeer algemene vragen: - waar speelt het fragment zich af? (où ?) - scène 1: le café - scène 2: le restaurant - scène 3: l’église - scène 4: les rails - welke personages komen voor in het fragment? (qui ?) In scène 4 komen alleen Julien en Sophie voor (vandaar dat er geen plusteken staat; hier moeten de leerlingen dan ook niets invullen). - wat gebeurt er in het fragment? (quoi ?) De leerlingen moeten de gegeven woorden gebruiken om een korte samenvatting te maken van de vier scènes (dat kan zowel mondeling als schriftelijk gebeuren). Deuxième visionnage (détaillé) Tip Toon elke scène afzonderlijk en geef de leerlingen na elke scène wat tijd om de vragen op te lossen. 3 Regardez chaque scène une deuxième fois et, ensuite, répondez aux questions. a Scène 1 : Sophie ne veut pas parler à Julien, elle refuse son invitation à dîner. De quelles excuses (5) se sert-elle ? b Scène 2 : Au restaurant, Julien joue un jeu tactique avec Sophie, un jeu dont il sera le vainqueur et dont Sophie sera la perdante. c Scène 3 : La cérémonie d Scène 4 Het beschrijven van een foto (verband leggen tussen de foto en de uitdrukking ‘Il n’y a qu’un pas de l’amour à la haine’).
À quoi ça sert l’amour ? – Edith Piaf et Théo Sarapo 4 Premier visionnage. Regardez le clip sans son. a L’histoire se déroule dans quelle ville ? In de clip zou de leerling Le Sacré-Cœur moeten herkennen en zo kunnen raden waar de clip zich afspeelt. b Mettez les phrases suivantes dans le bon ordre. De leerlingen plaatsen de gebeurtenissen uit de clip in de juiste volgorde. De tekeningen zouden de leerlingen met een visueel geheugen kunnen helpen. c À la fin du clip, le couple se retrouve où exactement ? De leerlingen kiezen uit de drie foto’s de locatie waar het koppel elkaar in de armen valt, namelijk bovenaan de trappen van Le Sacré-Cœur. 5 Deuxième visionnage. Écoutez la chanson et lisez les paroles en même temps. Est-ce qu’on parle de l’amour d’une manière positive (P) ou négative (N) ? Entourez les bonnes réponses. De leerlingen beluisteren het lied of bekijken de clip opnieuw terwijl ze de tekst lezen. Ze omcirkelen het juiste antwoord: is de zanger(es) positief (P) of negatief (N) over de liefde? Ze bestuderen hun antwoorden en duiden het juiste antwoord aan bij de conclusie. 6 Motivez cette réponse avec des mots du texte. De leerlingen motiveren hun conclusie aan de hand van de woorden in de smileys. 7 Complétez les phrases par un mot qui convient. Cherchez le mot dans les paroles de la chanson.
Didactische tips bij Atelier 4
19
8 Maintenant c’est à vous. Qu’est-ce que la femme a encore oublié de dire ? Comment voyez-vous le futur de ce couple ? Dit is een korte mondelinge oefening. De leerlingen verzinnen zelf een vervolg. Ze gebruiken daartoe de geziene woordenschat en structuren.
20
Branché 5 TSO – Guide pédagogique
4.5
Ados et homosexualité : pas toujours simple
Leerdoelen Basistekst: narratieve tekst (getuigenissen op dvd) Andere: informatieve teksten Bron : - Envoyé spécial - http://www.youtube.com/watch?v=_wOutuBsWqs - focus.levif.be (Star Wars) - voir.ca (La violence) ET 1, 2, 3, 4
Vaardigheden, strategieën en attitudes
De leerlingen kunnen de volgende taken beschrijvend uitvoeren: - het globale onderwerp bepalen en de hoofdgedachte achterhalen van getuigenissen van homoseksuele jongeren en hun ouders; - de gedachtegang volgen en er relevante informatie uit selecteren.
Vocabulaire ET 32 De complementaire lexicale kennis om gevoelens en persoonlijkheden te benoemen en relaties uit te drukken.
Indien nodig passen de leerlingen de volgende strategieën toe: - zich blijven concentreren ondanks het feit dat ze niet alles begrijpen; - het luisterdoel bepalen en hun taalgedrag erop afstemmen; - gebruikmaken van ondersteunende gegevens (talige en niet-talige) binnen en buiten de tekst; - de vermoedelijke betekenis van transparante woorden afleiden; - de vermoedelijke betekenis van onbekende woorden afleiden uit de context; - relevante informatie noteren.
De leerlingen werken aan de volgende attitude: - tonen bereidheid en durf om te luisteren.
ET 33 De leerlingen kunnen reflecteren over taal en taalgebruik binnen de vermelde taalgebruikssituaties en daarbij hun functionele kennis ter ondersteuning van hun taalbeheersing uitbreiden door naar aanleiding van zinvolle communicatieve situaties en taaltaken: - al in de klas behandelde vormen en structuren te herkennen en te ontleden; - te observeren hoe vormen en structuren functioneren, onder begeleiding regels te ontdekken en te formuleren; - gelijkenissen en verschillen tussen talen te ontdekken en hun kennis van andere talen in te zetten.
8 STR
34* ATT 11, 12
Kennis en ET
17 STR
De leerlingen kunnen de volgende taken beschrijvend uitvoeren: - de gedachtegang volgen van een informatieve tekst; - relevante informatie selecteren uit een informatieve tekst. Indien nodig passen de leerlingen de volgende strategieën toe: - zich blijven concentreren ondanks het feit dat ze niet alles begrijpen; - onduidelijke passages herlezen; - het leesdoel bepalen en hun taalgedrag erop afstemmen;
Didactische tips bij Atelier 4
21
- gebruikmaken van ondersteunende gegevens (talige en niet-talige) binnen en buiten de tekst; - de vermoedelijke betekenis van transparante woorden afleiden; - de vermoedelijke betekenis van onbekende woorden afleiden uit de context; - relevante informatie aanduiden.
De leerlingen werken aan de volgende attitude: - tonen bereidheid en durf om te lezen.
34* ATT 18
Indien nodig passen de leerlingen de volgende strategieën toe: - zich blijven concentreren ondanks het feit dat ze niet alles kunnen uitdrukken; - het spreekdoel bepalen en hun taalgedrag erop afstemmen; - gebruikmaken van non-verbaal gedrag; - gebruikmaken van ondersteunend visueel en auditief materiaal; - een breed scala van eenvoudige omschrijvingen inzetten.
22 STR 34*, 35* ATT 28
De leerlingen kunnen de volgende taak beschrijvend uitvoeren: - een bekeken fragment samenvatten aan de hand van vraagjes en kernwoorden.
De leerlingen werken aan de volgende attitudes: - tonen bereidheid en durf om te schrijven; - streven naar taalverzorging.
22
Indien nodig passen de leerlingen de volgende strategieën toe: - zich blijven concentreren ondanks het feit dat ze niet alles kunnen uitdrukken; - het schrijfdoel bepalen en hun taalgedrag erop afstemmen; - een schrijfplan opstellen; - digitale en niet-digitale hulpbronnen en gegevensbestanden raadplegen en rekening houden met de consequenties ervan; - de eigen tekst nakijken.
31 STR
34*, 35* ATT
De leerlingen werken aan de volgende attitudes: - tonen bereidheid en durf om te spreken; - streven naar taalverzorging.
De leerlingen kunnen de volgende taken beschrijvend uitvoeren: - informatie geven bij een afbeelding en bij symbolen i.v.m. videospelletjes.
Branché 5 TSO – Guide pédagogique
Vakoverschrijdende eindtermen Context : GST : LELE :
1 – 15 / 2 – 5 / 3 – 3, 6 5, 11, 18, 26 2, 4, 6
Duur: - 1 x 50’ (Témoignages de parents – Témoignages de deux ados) - 1 x 50’ (Star Wars) - 1 x 50’ (La violence contre les homosexuels à l’école)
Didactische tips Témoignages de parents 1 Lisez le texte et complétez le témoignage de Brigitte avec un des mots suivants. De leerlingen gebruiken de woorden in een andere context. Ze vullen de zinnen aan.
Témoignages de deux ados 2 Témoignage de Léa – Regardez l’extrait et complétez le schéma. De leerlingen bekijken het getuigenis van Léa en vullen het schema aan. 3 Témoignage d’Anthony – Regardez l’extrait et donnez un résumé de son histoire. De leerlingen bekijken het getuigenis van de tweede jongere, Anthony. Zij vatten de tekst samen aan de hand van de volgende vragen: Wie is hij? Hoe is zijn coming-out verlopen? Wat is er nadien gebeurd? De leerlingen krijgen een aantal sleutelwoorden als hulp.
Star Wars: des familles américaines contre les personnages homosexuels dans les jeux 4 Voici des symboles que vous trouvez sur la pochette de jeux vidéo. Quelle est leur signification ? Complétez les phrases à l’aide d’un des mots suivants. Dit zijn symbolen die zich op de achterkant van de doosjes van videospelletjes bevinden. Als hulpmiddel hebben de leerlingen de ontbrekende woorden al gekregen, zij proberen de symbolen bij de juiste omschrijving te plaatsen. 5 Regardez la photo et lisez le titre de l’article. De quoi parle-t-on dans le texte ? Donnez quelques mots-clés. De leerlingen formuleren hypothesen over de inhoud van de tekst aan de hand van de titel en de bijbehorende illustratie. Ze noteren enkele sleutelwoorden om hun antwoorden mondeling te kunnen verwoorden. 6 Qui a la parole? Dit is een globale leesoefening. De leerlingen zoeken in de tekst op wie er aan het woord is. 7 Comment dit-on dans le texte? De leerlingen zoeken het equivalent voor het onderstreepte gedeelte in de tekst.
Didactische tips bij Atelier 4
23
8 Mots de la même famille. Cherchez les dérivés dans le texte. Dit is een woordenschatoefening. De leerlingen zoeken de afgeleiden in de tekst. 9 Employez des mots de l’exercice 8 pour compléter les phrases suivantes. Faites attention aux accords. Dit is een tweede woordenschatoefening. De leerlingen gebruiken de woorden uit de voorgaande woordenschatoefening (ex. 8) om de zinnen aan te vullen.
24
Branché 5 TSO – Guide pédagogique
4.6
Familles recomposées: le ciel ou l’enfer ?
Leerdoelen Basistekst: narratieve tekst (getuigenissen) Andere: nihil Bron : internetfora ET 9, 10, 11, 12
Vaardigheden, strategieën en attitudes
De leerlingen kunnen de volgende taken beschrijvend uitvoeren: - het onderwerp bepalen en de hoofdgedachte achterhalen van getuigenissen i.v.m. nieuw samengestelde gezinnen; - de gedachtegang ervan volgen en er relevante informatie uit selecteren.
Vocabulaire ET 32 De complementaire lexicale kennis om gevoelens en persoonlijkheden te benoemen en relaties uit te drukken.
Indien nodig passen de leerlingen de volgende strategieën toe: - zich blijven concentreren ondanks het feit dat ze niet alles begrijpen; - onduidelijke passages herlezen; - het leesdoel bepalen en hun taalgedrag erop afstemmen; - de vermoedelijke betekenis van transparante woorden afleiden; - de vermoedelijke betekenis van onbekende woorden afleiden uit de context; - relevante informatie aanduiden.
De leerlingen werken aan de volgende attitude: - tonen bereidheid en durf om te lezen.
ET 33 De leerlingen kunnen reflecteren over taal en taalgebruik binnen de vermelde taalgebruikssituaties en daarbij hun functionele kennis ter ondersteuning van hun taalbeheersing uitbreiden door naar aanleiding van zinvolle communicatieve situaties en taaltaken: - al in de klas behandelde vormen en structuren te herkennen en te ontleden; - te observeren hoe vormen en structuren functioneren, onder begeleiding regels te ontdekken en te formuleren; - gelijkenissen en verschillen tussen talen te ontdekken en hun kennis van andere talen in te zetten.
17 STR
34* ATT 18, 20
22 STR 34*, 35* ATT
Kennis en ET
De leerlingen kunnen de volgende taken beschrijvend uitvoeren: - informatie uit getuigenissen i.v.m. nieuw samengestelde gezinnen meedelen; - er een spontane mening over geven (eventueel eigen ervaring). Indien nodig passen de leerlingen de volgende strategieën toe: - zich blijven concentreren ondanks het feit dat ze niet alles kunnen uitdrukken; - gebruikmaken van non-verbaal gedrag; - een breed scala van eenvoudige omschrijvingen inzetten. De leerlingen werken aan de volgende attitudes: - tonen bereidheid en durf om te spreken; - streven naar taalverzorging.
Didactische tips bij Atelier 4
25
28
Indien nodig passen de leerlingen de volgende strategieën toe: - zich blijven concentreren ondanks het feit dat ze niet alles kunnen uitdrukken; - het schrijfdoel bepalen en hun taalgedrag erop afstemmen; - de eigen tekst nakijken.
De leerlingen werken aan de volgende attitudes: - tonen bereidheid en durf om te schrijven; - streven naar taalverzorging.
31 STR
34*, 35* ATT
De leerlingen kunnen de volgende taak beschrijvend uitvoeren: - getuigenissen i.v.m. nieuw samengestelde gezinnen becommentariëren.
Vakoverschrijdende eindtermen Context : GST : LELE :
2 – 3 / 3 – 2, 3, 6, 8 5, 11, 16, 18, 26 2, 4
Duur: - 1 x 25’
Didactische tips 1 Lisez les témoignages et notez des mots qui indiquent un membre de la famille. Deze oefening is een uitstekende gelegenheid om de woordenschat in verband met familie te herhalen. De leerlingen lezen of beluisteren de getuigenissen. 2 Quelle est la différence entre un cousin et un neveu ? Entre une cousine et une nièce ? Er wordt extra aandacht besteed aan het verschil tussen cousin, cousine enerzijds en neveu, nièce anderzijds. 3 Les mots « beau-père », « belle-mère », « beau-frère » et « belle-sœur » peuvent avoir plusieurs significations. Lesquelles ? In deze oefening ontdekken de leerlingen de dubbele betekenis van de woorden zoals beau-père, belle-mère enz. 4 Dans une famille recomposée, il y a parfois pas mal de problèmes. Cherchez-en trois exemples dans les quatre textes. In deze oefening zoeken de leerlingen in de getuigenissen welke problemen er in nieuw samengestelde gezinnen kunnen opduiken. 5 Pouvez-vous y ajouter encore d’autres exemples de problèmes ? Notez aussi quelques aspects positifs d’une famille recomposée. De leerlingen vullen de tekst aan met andere voorbeelden (uit hun eigen leefwereld). Ze noteren ook een aantal positieve punten van een nieuw samengesteld gezin.
26
Branché 5 TSO – Guide pédagogique
4.7 L’accueil Leerdoelen Basistekst: eenvoudige informatieve tekst (dialogen) Andere: / ET 1, 2, 3, 4
Vaardigheden, strategieën en attitudes
8 STR 34* ATT 23, 24
25 STR
Kennis en ET
De leerlingen kunnen de volgende taken beschrijvend uitvoeren: - het onderwerp bepalen en de hoofdgedachte achterhalen van een onthaalgesprek; - de gedachtegang volgen en er relevante informatie uit selecteren.
Vocabulaire ET 32 De complementaire lexicale kennis om iemand te ontvangen: een klant, een zakenrelatie enz.
Indien nodig passen de leerlingen de volgende strategieën toe: - zich blijven concentreren ondanks het feit dat ze niet alles begrijpen; - het luisterdoel bepalen en hun taalgedrag erop afstemmen; - zeggen dat ze iets niet begrijpen en vragen wat iets betekent; - vragen om langzamer te spreken, iets te herhalen; - de vermoedelijke betekenis van transparante woorden afleiden; - de vermoedelijke betekenis van onbekende woorden afleiden uit de context.
Grammaire ET 32 De grammaticale kennis i.v.m. het gebruik van de conditionnel om een beleefde vraag te stellen.
De leerlingen werken aan de volgende attitude: - tonen bereidheid en durf om te luisteren. De leerlingen kunnen de volgende taken uitvoe ren: - deelnemen aan een onthaalgesprek als bezoeker en als receptionist(e); - een eenvoudig gesprek beginnen, aan de gang houden en afsluiten. Indien nodig passen de leerlingen de volgende strategieën toe: - zich blijven concentreren ondanks het feit dat ze niet alles begrijpen of kunnen uitdrukken; - gebruikmaken van non-verbaal gedrag; - een breed scala van eenvoudige omschrijvingen inzetten; - vragen om langzamer te spreken, iets te herhalen.
Didactische tips bij Atelier 4
ET 33 De leerlingen kunnen reflecteren over taal en taalgebruik binnen de vermelde taalgebruikssituaties en daarbij hun functionele kennis ter ondersteuning van hun taalbeheersing uitbreiden door naar aanleiding van zinvolle communicatieve situaties en taaltaken: - al in de klas behandelde vormen en structuren te herkennen en te ontleden; - te observeren hoe vormen en structuren functioneren, onder begeleiding regels te ontdekken en te formuleren; - gelijkenissen en verschillen tussen talen te ontdekken en hun kennis van andere talen in te zetten.
27
34*, 35* ATT
De leerlingen werken aan de volgende attitudes: - tonen bereidheid en durf om gesprekken te voeren; - streven naar taalverzorging. Vakoverschrijdende eindtermen
Context : GST : LELE :
3–2 1, 18 1, 4
Duur: - 2 x 50’
Didactische tips 1 Première écoute – Écoutez attentivement les conversations et répondez aux questions. In deze luisteroefening wordt het algemene tekstbegrip beoogd. De leerlingen luisteren een of twee keer naar elke dialoog en vullen de globale vragen aan. 2 Deuxième écoute – Lisez les formules aux pages 68-69 et remplacez les formules suivantes par d’autres employées dans les dialogues qui expriment la même idée. Soyez précis ! In dit tweede gedeelte worden de specifieke formules beoogd die worden gebruikt bij het ontvangen van klanten of relaties. Deze oefening kan worden gemaakt aan de hand van het overzicht van de gebruikte en de te gebruiken formules. 3 Première écoute – Écoutez attentivement les conversations et répondez aux questions. Zelfde oefening als oefening 1, maar met andere dialogen. 4 Deuxième écoute – Complétez les phrases suivantes faisant partie des dialogues. Gelijkaardige oefening als oefening 2, maar nu met in te vullen woorden. 5 Entraînez-vous. a Complétez les dialogues à l’aide des indices. Utilisez une des formules de base. b Remplacez les formules en bleu par des formules exprimant la même idée. = inoefening van de formules. In oef. a vullen de leerlingen de dialogen aan op basis van de Nederlandse vertalingen. In oef. b vervangen ze de delen in kleur door een uitdrukking die hetzelfde idee uitdrukt. De leerlingen gaan op zoek in de gegeven formules. c Quelques conseils pour les réceptionnistes. Indiquez si les thèses suivantes sont vraies ou fausses. d Indiquez dans le dialogue suivant les passages qui peuvent être corrigés. Rejouez le dialogue avec votre voisin(e) de classe en reformulant ces passages. In deze oefening wordt gekeken naar de sociale vaardigheden die een verantwoordelijke van het onthaal aan de dag dient te leggen bij het ontvangen van een klant of zakenrelatie. De leerlingen gaan op zoek naar de do’s-and-dont’s bij het ontvangen van een klant. Behalve flagrante fouten die ronduit als ‘onbeleefd’ bestempeld worden, komen ook ‘taaleigen’ elementen aan bod zoals het ‘jij-jouen’ en het ‘met u aanspreken’. e Reformulez les questions suivantes de façon plus polie ! Quel mode / temps du verbe allez-vous employer ? Deze oefening benadrukt nogmaals het verschil tussen indicatif en conditionnel in het Frans wat la question polie betreft. Deze oefening dient als reminder en voorbereiding op de finale taaltaak in oefening 6. 28
Branché 5 TSO – Guide pédagogique
6 Faites des dialogues en tenant compte des indices suggérés en néerlandais. De leerlingen bereiden de dialogen per twee voor en integreren de gesuggereerde elementen.
Didactische tips bij Atelier 4
29