Raadsvoorstel Aan Raadsvergadering Agendanummer Datum collegebesluit Onderwerp 0.
: : : : :
Raad van Geertruidenberg 30 januari 2014 11 10 december 2013 Visienota Participatiewet
Samenvatting
De Participatiewet zal naar alle waarschijnlijkheid ingaan op 1 januari 2015. Daarop vooruitlopend is een regionale projectgroep gestart met de voorbereidingen voor de implementatie van deze nieuwe wet. Conform de planning is een visienota opgesteld. Deze nota beschrijft de ontstaansgeschiedenis van de nieuwe wet, de nieuwe doelgroepen en gaat in op de missie en visie. Op een aantal essentiële punten worden beleidskeuzes gemaakt. Ook op de toekomstige positie van WAVA wordt ingegaan. Een aantal uitvoeringsaspecten van de Participatiewet is op dit moment nog niet bekend. Deze zullen in de loop van 2014 worden bekendgemaakt en uitgewerkt. De visienota wordt ter vaststelling voorgelegd aan de raden van de zes Dongemond gemeenten. Het advies van de cliëntenraad sociale zekerheid alsook de zienswijze van WAVA/!GO is toegevoegd aan dit voorstel. 1.
Aanleiding
De zes colleges van burgemeester en wethouders van de Dongemond gemeenten hebben de visienota Participatiewet vastgesteld. Deze nota wordt hierbij aan alle zes de gemeenteraden ter besluitvorming voorgelegd. De visienota treft u als bijlage aan. In de nota wordt de ontstaansgeschiedenis van de Participatiewet weergegeven, de doelgroepen worden genoemd, de missie / visie komt aan de orde en er wordt een aantal beleidskeuzes gemaakt. Ook wordt ingegaan op de toekomstige positie van WAVA. De visienota biedt hiermee een basis van waaruit de verdere onderdelen van de Participatiewet kunnen worden uitgewerkt. In de visienota komen nog niet alle uitvoeringsaspecten aan de orde. Bijvoorbeeld, wie bemiddelt en begeleidt de cliënten met arbeidsbeperkingen richting een werkgever. Het is pas mogelijk om hier concrete voorstellen voor te doen, wanneer het wetsvoorstel gepubliceerd wordt. Dan wordt ook duidelijk wat de taken worden van de afzonderlijke gemeenten en welke werkzaamheden op regionaal gebied uitgevoerd gaan worden. Ook de financiële aspecten voor de individuele gemeente zijn op dit moment nog niet bekend. 2.
Motivering
2. 1. Missie en visie De afgelopen jaren zien we een ontwikkeling van een terugtredende overheid. De overheid kan niet meer de partij zijn die alle vragen kan beantwoorden en die zorgt voor de oplossing van alle problemen. De burger moet weer meer zelf zijn verantwoordelijkheid nemen. Alleen in situaties waarin de burger niet in staat is deze eigen verantwoordelijkheid te nemen, biedt de overheid ondersteuning. De gemeente transformeert van verzorger naar ondersteuner. Vanuit deze gedachte is de volgende missie en visie geformuleerd:
a. Missie Meedoen is het kernwoord van het sociaal beleid van de gemeenten Aalburg, Drimmelen, Geertruidenberg, Oosterhout, Werkendam en Woudrichem. Voor de gemeente Geertruidenberg is dit overigens niet nieuw. Met het opstellen van de Participatienota 2011 werd ‘Meedoen’ reeds als centraal uitgangspunt gehanteerd. De primaire taak van de gemeenten is het bieden van een sociale springplank en waar nodig een sociaal vangnet. Met haar sociaal beleid in het algemeen en het beleid in het kader van de Participatiewet in het bijzonder, wil de gemeente haar inwoners brengen naar het hoogst haalbare niveau van zelfredzaamheid. b. Visie Bij alle sociale voorzieningen van de gemeente staat de eigen verantwoordelijkheid van de burger voorop. Dit geldt ook ten aanzien van de voorziening in de algemene bestaanskosten. Iedere burger is primair zelf verantwoordelijk voor het verwerven van middelen om te kunnen voorzien in zijn eigen bestaan. Hiervoor is hij in de meeste gevallen aangewezen op betaald werk. Hij dient dan ook zelf activiteiten te ontplooien om via betaald werk inkomen te verwerven. Alleen indien de burger hier ondanks voldoende inspanningen niet in slaagt, of als met werk onvoldoende inkomen verworven kan worden, kan een beroep op de gemeente gedaan worden voor ondersteuning bij inkomen en re-integratie. Het streven is de burgers zo te ondersteunen dat ze zo snel mogelijk het hoogst haalbare niveau van zelfredzaamheid bereiken. Dit houdt ook in dat als de cliënt, gelet op zijn mogelijkheden, onvoldoende inspanningen verricht, streng zal worden opgetreden. Met de komst van de Participatiewet zal de gemeente voorzien in de springplank naar een zelfstandige manier van participeren. Het woord springplank geeft aan dat de burger het zelf moet doen. De gemeente kan dit niet voor de burger doen. De burger dient zelf zijn aanloop te nemen en de afsprong te maken die hem verder brengt. De gemeente ondersteunt hem hierbij om dit op een goede wijze te doen. De gemeente geeft de tips over de aanloop en de meest efficiënte en effectieve afsprong. De gemeente zal er zijn voor degene die ondanks voldoende inspanningen niet kan meedoen en zal hem de mogelijkheid bieden het beste uit zichzelf te halen om het hoogst haalbare niveau van zelfredzaamheid te bereiken. 2.2. Ondersteuning Indien het noodzakelijk is om een uitkering te verstrekken, is het uitgangspunt dat deze uitkering van tijdelijke aard is. De burger dient zo snel mogelijk weer in staat te zijn om in zijn eigen inkomen te voorzien. Primair geldt hierbij de eigen verantwoordelijkheid van de burger, maar de gemeente kan hierbij ondersteunen. Met een actieve werkgeversbenadering, door WerkLink en daarnaast door de individuele gemeenten, wil de gemeente inzetten op het plaatsen van personen vanuit de Participatiewet bij reguliere werkgevers. Waar nodig kunnen werkgevers ondersteuning krijgen bij het plaatsen van personen uit de doelgroep. Bij de uitvoering van de Participatiewet volgt de gemeente drie sporen, namelijk beperking van de instroom, bevordering van de uitstroom en handhaving. 2.3. Kanttekeningen De Participatiewet is feitelijk een wijziging van de Wet werk en bijstand (WWB). Met de invoering van de Participatiewet is er geen instroom in de Wet sociale werkvoorziening meer mogelijk. Het zittende Wsw-bestand behoudt zijn huidige rechten. De Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong) is vanaf 1 januari 2015 alleen nog maar toegankelijk voor personen die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn. Het zittende Wajong-bestand zal worden herkeurd. Voor personen die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn, geldt dat de Wajong-uitkering zal worden beëindigd. Deze groep kan in het kader van de Participatiewet voor ondersteuning een beroep doen op de gemeente. Met de beperking van de Wajong tot volledig en duurzaam arbeidsongeschikten kan een beperktere groep een beroep doen op een Wajong-uitkering. De gemeente dient de groep die niet meer in aanmerking komt voor een Wajong-uitkering te ondersteunen bij de toeleiding naar de arbeidsmarkt en waar nodig bij de inkomensvoorziening. De gemeentelijke doelgroep
neemt hierdoor dus toe. Door het feit dat geen instroom in de Wsw meer mogelijk is, verliest de gemeente een belangrijk uitstroominstrument. De invoering van de Participatiewet moet leiden tot een vermindering van de kosten van de sociale zekerheid. Op termijn moet het een structurele besparing van € 1¼ miljard opleveren. Gemeenten worden de uitvoerder van de Participatiewet en staan voor de uitdaging om met minder budget een grotere doelgroep te ondersteunen. 2.4. Verbinding met de andere transities De invoering van de Participatiewet staat niet op zich. Het kabinet wil drie grote transities in het sociale domein doorvoeren. Naast de Participatiewet zijn dit de transitie Jeugdzorg en de transitie AWBZ-Wmo. De kern van de drie transities in het sociale domein is dat de eigen verantwoordelijkheid van de burger voorop staat. Dit is dus ook het uitgangspunt van de Participatiewet. 2.5. WAVA/!GO Het feit dat de instroom in de Wsw met ingang van 1 januari 2015 niet meer mogelijk is, heeft de nodige gevolgen voor WAVA/!GO, onze uitvoerder van de Wsw. Mede gelet op het feit dat de rijksbijdrage voor de zittende Wsw-populatie de komende jaren zal worden verminderd, zullen de in WAVA/!GO deelnemende gemeenten keuzes moeten maken over de toekomstige positie van WAVA/!GO. Hiervoor zijn verschillende opties denkbaar, variërend van WAVA/!GO als gemeentelijk uitvoeringsbedrijf voor de re-integratietaken van de Participatiewet tot opheffing van WAVA/!GO. De keuze die hierin gemaakt zal worden, is primair afhankelijk van de vraag wat wij willen bereiken met de Participatiewet en secundair welke kosten op korte en langere termijn voortvloeien uit de keuze. 3. De visienota in het kort De visienota geeft op verschillende onderdelen richting aan de vormgeving van de Participatiewet in de zes Dongemond-gemeenten. Hieronder een beknopte opsomming: 3.1 Wat verstaan we onder participatie? In het kader van de Participatiewet verstaan we onder participatie primair de participatie op de arbeidsmarkt. Ondersteuning richt zich dan ook in eerste instantie op vergroting van de kansen op de arbeidsmarkt. Als participatie op de arbeidsmarkt nog niet mogelijk is, dan vindt alleen ondersteuning plaats als dit beschouwd kan worden als eerste stap richting de arbeidsmarkt. Als het hoogst haalbare doel maatschappelijke participatie is, dan wordt zo veel mogelijk aangesloten bij de instrumenten die in het kader van het reguliere Welzijnsbeleid of de Wmo beschikbaar zijn. 3.2 Indeling cliëntgroepen Voor de indeling van het cliëntenbestand zullen de zes Dongemond-gemeenten gebruik maken een en dezelfde systematiek van indelen, te weten de participatieladder. Dit is voor de gemeente Geertruidenberg een bekende systematiek. Reeds bij de invoering van het lokale participatiebeleid in 2011 is gekozen bij voor de systematiek van de participatieladder en wordt thans in de uitvoering gebruikt. 3.3 Verantwoordelijkheid voor participatie De burger is primair zelf verantwoordelijk voor de voorziening in zijn bestaanskosten. Indien een beroep op uitkering wordt gedaan, is het de eigen verantwoordelijkheid van de cliënt om door middel van een betaalde baan weer uitkeringsonafhankelijk te worden. Indien de cliënt deze verantwoordelijkheid niet zelf kan nemen, wordt hij hierin ondersteund. Een cliënt die de verantwoordelijkheid niet wil nemen, zal de consequenties hiervan ondervinden door een verlaging van of (tijdelijke) uitsluiting uit de uitkering. Indien een beroep op uitkering onvermijdelijk is, is het de primaire verantwoordelijkheid van de cliënt om naar vermogen een tegenprestatie te leveren voor zijn uitkering. 3.4 Werkgeversbenadering en ondersteuning van werkgevers De werkgeversbenadering op lokaal niveau zal worden vormgegeven via WerkLink. De individuele gemeenten kunnen ook contacten leggen met werkgevers. WerkLink en de
individuele gemeenten stemmen dit onderling af. De benadering van werkgevers die het lokale niveau overschrijden, zal binnen de arbeidsmarktregio vormgegeven worden. Om een werkgever te bewegen om een persoon met een arbeidsbeperking in dienst te nemen, is een maatwerk aanpak nodig. Hierbij wordt beoordeeld welke instrumenten in een concrete situatie ingezet moeten worden om de arbeidsgehandicapte aan een baan te helpen. Hierbij kunnen verschillende instrumenten zoals proefplaatsing, loonkostensubsidie, no-riskpolis, werkplekaanpassing en begeleiding ingezet worden. Het uiteindelijke doel is om de arbeidsgehandicapte duurzaam aan het werk te krijgen. 3.5 Mogelijkheden social return onderzoeken Onderzocht wordt in hoeverre social return effectief vormgegeven kan worden in de opdrachtverlening aan bedrijven en bij subsidieverlening aan organisaties. Daarnaast zal uitgewerkt worden hoe de gemeente een voorbeeldfunctie vervullen bij het aanbieden van werk aan arbeidsgehandicapten. 3.6 Preventie en handhaving Preventie dient een belangrijk rol te spelen in de Participatiewet. Zo veel mogelijk dient voorkomen te worden dat een beroep op een uitkering wordt gedaan. Dit betekent dat al voorafgaand aan de toekenning van een uitkering actief wordt ingezet op het voorkomen uitkeringsafhankelijkheid. Misbruik en oneigenlijk gebruikt van uitkeringen dient te worden voorkomen en te worden bestreden. Hierbij is zowel aandacht voor preventieve- als voor repressieve maatregelen. Ten aanzien van schending van de inlichtingenplicht wordt een strikte lik-op-stuk aanpak gehanteerd. De cliënt zal de gevolgen van zijn handelen direct voelen en er is sprake van een strikt terugvorderings- en invorderingsbeleid. Het preventie- en handhavingsbeleid zal in een later stadium verder worden uitgewerkt in een plan. 3.7 Positie dienstverlening Als uitgangspunt wordt gehanteerd dat de dienstverlening zo dicht mogelijk bij de burger plaatsvindt, Het credo hierbij is: “lokaal waar het kan, (sub)regionaal waar het moet”. Daarbij kijken we naar het belang van de cliënt, de voordelen van het collectieve en de vrijheden c.q. de autonomie voor het lokale. Op welke schaal de uitvoering concreet gaat plaatsvinden, komt in deze visienota nog niet aan de orde. Dit wordt in een latere fase uitgewerkt. Dat geldt ook voor de vraag wie de mensen met arbeidsbeperkingen gaat bemiddelen en begeleiden. 3.8 Toekomst WAVA Dat de komst van de Participatiewet, en daarmee samenhangend het stoppen van de instroom in de WSW en de korting op de reintegratie- en WSW-budgetten, heeft gevolgen voor de WAVA/!GO. Dit maakt het noodzakelijk na te denken over de toekomst van de WAVA/!GO. Van de omschreven scenario’s voor de WAVA zal op korte termijn een keuze gemaakt moeten worden, welke van de scenario’s we nader willen laten uitwerken. 4. Aanpak De visienota vormt het eerste gemeentelijk beleidsstuk dat aan de gemeenteraden ter besluitvorming wordt voorgelegd. Er moet nog een groot aantal punten nader uitgewerkt worden. Het gaat dan om onder meer de volgende onderwerpen: 1. De gemeenten krijgen meer klanten en minder geld. Dat betekent dat de gemeenten een keuze zullen moeten maken welke klanten wel actief bemiddeld worden en welke klanten niet. Per gemeente dient daarvoor onder meer in beeld gebracht te worden: welke categorie klanten niet actief bemiddeld wordt; hoeveel consulenten er per gemeente nodig zijn voor de bemiddeling; wat de kosten van bemiddeling zijn; welke categorieën klanten in aanmerking komen voor het verrichten van vrijwilligerswerk en voor het leveren van een tegenprestatie
2. Wie gaan de (nieuwe) klanten van de gemeenten bemiddelen? Mogelijkheden zijn o.a.: het Werkbedrijf; de gemeenten doen dat zelf; gespecialiseerde re-integratiebedrijven; uitzendbureau’s WAVA / !GO? Bij de beantwoording van deze vraag is afstemming met WerkLink van belang. Daarnaast is van belang wat de uitkomsten zijn van het landelijk overleg m.b.t. de rol van de Werkbedrijven waar het gaat om mensen met arbeidsbeperkingen. Daarnaast speelt de vraag op welke schaal de gemeenten dit willen organiseren, bijvoorbeeld per gemeente, per 3 gemeenten of per 6 gemeenten. Ook dit aspect zal nader uitgewerkt worden. 3. Welke instanties willen de gemeenten inschakelen voor beschutte arbeid, c.q. voor arbeidsmatige- en activerende dagbesteding. Op dit punt ligt er een verbinding met de Wmo. In beeld wordt gebracht bij welke instellingen er in onze regio mogelijkheden liggen voor arbeidsmatige dagbesteding en beschutte arbeid. Ook de financiële consequenties komen daarbij aan de orde. 4. Verdere punten die uitgewerkt moeten worden zijn onder meer: hoe vindt de vaststelling plaats van het arbeidsvermogen van de cliënt? welke scenario’s voor de toekomst van WAVA willen we nader onderzoeken? hoe wordt de mensontwikkeling in de Wsw vormgegeven? het maken van afspraken met het voortgezet speciaal onderwijs over de aansluiting tussen onderwijs en de arbeidsmarkt? opstellen van een nieuw handhavingsplan. De planning van het project is:: nov / dec 2013: vaststellen projectplan door colleges en visienota door de gemeenteraden; sep / okt 2014: opleveren projectopdracht (met de nog uit te werken punten ), voorstel naar colleges en gemeenteraden; januari t/m dec 2014: uitwerken diverse onderdelen van de Participatiewet; juni 2015: afronding en evaluatie van het project. Deze planning is afhankelijk van het wetgevingsproces. Mocht dit proces later afgerond worden, dan verschuift ook de planning. Voor wat betref het wetgevingsproces is de kabinetsplanning voor het wetsvoorstel Participatiewet als volgt: Indiening bij Tweede Kamer: november 2013 Indiening bij Eerste Kamer: januari 2014 Inwerkingtreding: 1 januari 2015 5. Financiële consequentie(s)/risico('s) Met de invoering van de Participatiewet wil het kabinet op termijn 1,25 miljard structureel besparen. De Participatiewet heeft derhalve de nodige financiële consequenties voor de gemeenten. In 2014 hebben de zes Dongemond-gemeenten bij elkaar nog € 17½ miljoen beschikbaar voor de uitvoering van de Wsw en de re-integratietaken. Naar alle waarschijnlijkheid zal dit budget in 2018 bijna € 3 miljoen lager zijn. Op dit moment is nog niet bekend hoe het verdeelmodel voor het gebundelde reintegratiebudget (participatiebudget plus WSW budget) er uit gaat zien. Op dit moment kan daarom nog niet gezegd worden welke budgetten elke individuele gemeente gaat ontvangen. 6.
Communicatie
Gezien de omvang en de reikwijdte van de participatiewet en de zorgvuldigheid die het college nadrukkelijk wenst te betrachten is de Cliëntenraad Sociale Zekerheid en WAVA/!GO gevraagd alvast kennis te nemen van het concept van de Visienota Participatiewet en daarover een zienswijze kenbaar te maken. De cliëntenraad sociale zekerheid van Geertruidenberg heeft op 14 en 21 november 2013 over de visienota gesproken en 29 november 2013 een advies
uitgebracht. Het Dagelijks Bestuur van de WAVA/!GO heeft zijn zienswijze besproken tijdens zijn overleg op 28 november 2013 en aansluitend aan het college kenbaar gemaakt. In beide zienswijzen, die hier bijgevoegd zijn, wordt de visie, die naar aanleiding van de Participatiewet is geformuleerd, omarmd. In de zienswijzen wordt ook een aantal criteria aangedragen tbv de nadere ontwikkeling en uitwerking inzake de Participatiewet. Wij vragen u deze criteria mee te nemen tijdens de opiniërende behandeling.
7.
Bijlagen
1. Overige bijlagen
8.
: - visienota Participatiewet - Zienswijze Cliëntenraad Sociale Zekerheid d.d. 29 november 2013 - Zienswijze Dagelijks Bestuur WAVA/!GO d.d. 28 november 2013.
Voorstel
Wij stellen u voor Vast te stellen de nota ‘Visienota Participatiewet’ Een ontwerpbesluit bieden wij u hierbij ter vaststelling aan. Het college van Geertruidenberg, de secretaris, de burgemeester,
J.S. de Regt
drs. W. van Hees
Nummer 11 De raad van de gemeente Geertruidenberg; gelezen het voorstel van het college van 10 december 2013 gelet op ; - het advies van de cliëntenraad sociale zekerheid van 29 november 2013, - de zienswijze van WAVA/!GO van 28 november 2013, - de overwegingen van de discussieraad van 4 december 2013, overwegende ; dat op 1 januari 2015 de Participatiewet van kracht gaat worden besluit: Vast te stellen de nota ‘Visienota Participatiewet’ De Visienota Participatiewet geeft op de onderstaande onderdelen richting aan de vormgeving van de Participatiewet in de zes Dongemond gemeenten: Ondersteuning binnen de Participatiewet richt zich in eerste instantie op het vergroten van de kansen op de arbeidsmarkt; De zes gemeenten gaan gebruik maken van de participatieladder; De burger is primair zelf verantwoordelijk voor de voorziening in zijn bestaanskosten; De werkgeversbenadering vindt plaats door WerkLink, maar de individuele gemeenten kunnen dit deels ook zelf doen; Een werkgever kan ondersteuning krijgen, wanneer hij iemand met arbeidsbeperkingen in dienst neemt; In opdrachten aan bedrijven en bij subsidieverlening aan organisaties worden de mogelijkheden van social return in beeld gebracht; Preventie is er mede op gericht een beroep op een uitkering te voorkomen; Misbruik en oneigenlijk gebruik wordt tegengegaan en er komt een handhavingsplan; De dienstverlening vindt zo dicht mogelijk bij de burger plaats; Op korte termijn wordt een keuze gemaakt welke van de scenario’s omtrent WAVA nader zal worden uitgewerkt. Aldus vastgesteld in zijn openbare vergadering van 30 januari 2014 , De raad van Geertruidenberg, de griffier,
de voorzitter,
drs. K.M.C. Millenaar-Rammelaere
drs. W. van Hees