Gemeentebestuur
RAADSGRiFFiE DORDRECHT" ] ~ ööT~i7™"~~TSPTTj~"~ Ontvangen: A t A ör!rrier: Fp A'M/ ]
"^~"
Commissie Qè\J_ D!V ieam 2
BESLUIT
T\nr<\vpr\\t L/OrurcLi lL
.^
l/
i
Nr. SD/2004/64
Het COLLEGE van BURGEMEESTER en WETHOUDERS van de gemeente DORDRECHT; gezien het voorstel d.d. 12 januari 2004; verwijzende naar de Rapportage Benchmark Abw 2003, kring 1 ; BESLUIT: 1 . kennis te nemen van de Abw benchmark 2003; 2. verbeterpunten mee te nemen in verdere uitwerking van nieuw beleid op grond van de strategische agenda van de Sociale Dienst; 3. deel te nemen aan benchmark 2004; 4. de commissie Onderwijs en Welzijn hierover te informeren.
Aldus vastgesteld in de vergadering van 20 januari 2004. de secretaris
de burgemeester
Benchmark Abw 2003 1. Inleiding In 2003 heeft de sociale dienst voor de vierde maal deelgenomen aan de Abw benchmark. Bijgaand treft u aan de verkorte rapportage met kernindicatoren en als bijlage het volledige rapport. De benchmark is één van de instrumenten in het kader van kwaliteitsbeheer en -verbetering. Centraal staat de vergelijking van gegevens en prestaties met die van andere gemeenten. Beoogd wordt door vergelijking van uitkomsten en analyse van achterliggende verklaringen de eigen prestaties te verbeteren. Zicht hebben op de kwaliteit en de prestaties wordt mat de Wet Werk en Bijstand voor de sociale dienst alleen maar belangrijker. De organisatie van de Abw benchmark is in handen van de aan de VNG gelieerde projectorganisatie "Benchmark Werk, Inkomen & Zorg'. De benchmark wordt in principe jaarlijks uitgevoerd. In 2003 hebben zo'n 75 gemeenten/sociale diensten deelgenomen waaronder veel grotere gemeenten. Ten opzichte van vorig jaar is het aantal deelnemers gedaald. Voor het voortbestaan van de benchmark is dit geen goede zaak. Veel - met name kleinere - gemeenten hebben moeite om aan de noodzakelijke informatie-uitvraag te kunnen voldoen. Andere achten het niet nodig om elk jaar mee te doen. Zowel vanuit het ministerie van SZW als vanuit de VNG en Divosa zijn initietieven ondernomen om gemeenten te doordringen van het belang van de benchmark in het kader van de WWB en dus om deel te gaan of blijven nemen.
2. Opzet benchmark 2003 De opzet van de benchmark 2003 is nagenoeg gelijk aan die van vorig jaar. In die zin is nu een redelijk stabiel modet ontwikkeld. Stabiliteit van het model en opzet verhoogt de kwaliteit van de benchmark omdat trendanalyses mogelijk zijn. Basis van de benchmark is een vragenlijst van zo'n 150 vragen. Daar waar mogelijk zijn gegevens gebaseerd op 'harde' gegevensbronnen als CBS-informatie en gecertificeerde verantwoordingsinformatie (kwartaal- en jaardeclaraties). Het verzamelen en analyseren van gegevens vind plaats in zogenaamde 'kringen' van min of meer gelijke gemeenten. Selectiecriteria zijn vooral het inwonertal en aantal bijstandsklanten. In 2003 zijn wij ingedeeld geweest in een kring van grote gemeente: Groningen, Enschede, Arnhem, Nijmegen, Amsterdam, Breda, Dan Bosch, Tilburg en Maastricht. In het eindrapport worden onze resultaten afgezet tegen de resultaten van de andere kringgemeenten en het gemiddelde van alle deelnemers {landelijk}.
3. De inhoud De benchmark richt zich op de hoofdtaken van de sociale dianst en kent de volgende opbouw: 1.
Inkomen. Het verstrekken van Abw uitkeringen. Onderscheid wordt gemaakt in de volgende taakgebieden: aanvraag, heronderzoek, beëindiging, terugvordering en verhaal, bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik, debrteurenbeheer en bijzondere bijstand.
2. 3.
Reïntegratie. Ontwikkeling van het klantenbestand en bevordering van uitstroom. Zorg: bijzondere bijstand
Benchmark Abw 3003
Per taak zijn indicatoren geformuleerd waarmee de efficiëntie en effectiviteit wordt beoordeeld. Zo wordt bijvoorbeeld: * "
de effectiviteit van rechtmatigheid beoordeeld naar frequentie en tijdigheid van onderzoek de effectiviteit van de intake wordt bezien aan de hand van de gemiddelde snelheid van afhandeling en de juistheid van de genomen beslissingen (percentage gegronde bezwaarschriften)
Naast efficiëntie en effectiviteit wordt de cliëntgerichtheid van de sociale dienst beoordeeld. De betrouwbaarheid van de informatie is ten opzichte van de voorgaande benchmarkronde wederom verbeterd. In toenemende mate wordt data gehaald uit officiële verantwoordingsgegevens die voorzien zijn van accountantsverklaringen of data met duidelijke definities (CBS info). Niettemin blijken nog steeds gegevens nodig uit 'eigen' gemeentelijke registraties. Gesteld kan worden dat de resultaten gemeten naar effectiviteit betrouwbaarder zijn. Dit is grotendeels gebaseerd op 'harde' gegevensbronnen (CBS, declaraties). Over de informatie die direct afkomstig is van gemeenten bestaat weinig onduidelijkheid: definities zijn helder omschreven. Het vergelijken van efficiëntie is veel lastiger gebleken. Van diverse kanten zijn al pogingen gewaagd om de doelmatigheid van sociale diensten beter te kunnen vergelijken. Telkens wordt op dezelfde beperking gestuit namelijk dat de definitie van (deel-)processen zeer lastig is vast te stellen. Elke sociale dienst is anders ingericht en heeft daardoor een verschillend perspectief op formatie en kosten. Het meten van efficiëntie van deelprocessen heeft daarom in de benchmark geen prominente plaats; wel de efficëntie van de sociale dienst als geheel. Vanuit vorige benchmarkronden en andere onderzoeken is gebleken dat op dit abstractieniveau de bedrijfsvoering goed vergelijkbaar is.
4. Resultaten In deze paragraaf wordt kort ingegaan op de belangrijkste bevindingen in het eindrapport. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naarde verkorte rapportage en het volledige eindrapport. Uit de rapportage kan in ieder geval de conclusie worden getrokken dat de sociale dienst Dordrecht gewoon goed presteert. Op bijna alle kengetallen zijn de resultaten beter dan gemiddeld in de kring of landelijk. Tevens is de doelmatigheid hoger dan in andere (grote) gemeenten. Trend - vergelijking met voorgaande jaren •
De opbrengsten uit terugvordering en verhaal zijn zeer hoog geweest. Zowel ten opzichte van voorgaande jaren in Dordrecht als ten opzichte van andere gemeenten.
•
Het ziekteverzuimpercentage is sterk gedaald: van ruim 12% in 2001 naar 8,6% in 2002.
•
De doorlooptijd van een aanvraag is flink gestegen. Achtergrond is de problematiek die in 2002 gespeeld heeft in de samenwerking met het CWI.
•
Bijzondere bijstand: het verschil tussen 2001 en 2002 komt door een definitieverschil. In 2001 zijn de uitgaven gerelateerd aan het aantal bijstandsklanten; in 2002 aan een bredere doelgroep (minima < 105%).
»
De uitvoeringskosten nemen in Dordrecht, evenals in andere gemeenten, toe. De toenemende inspanningen van gemeenten om de uitstroom van klanten te verhogen is een belangrijke verklaring. Daarnaast is sprake van reguliere loon- en prijsstijgingen en een licht afnemend klantenbestand.
Benchmark - vergelijking met anderen •
De ontwikkeling van het klantenbestand is in 2002, zoals ook uit eerdere analyses is gebleken, gunstiger geweest dan landelijk en kringgemiddeld. Mede met het oog op de financiering in de WWB is dit een belangrijk gegeven. Vooral de uitstroom uit de bijstand is hoger dan in andere gemeenten.
Benchmark Abw 2003
Overigens zijn de percentages iets lager dan eerder gesignaleerd in managementrapportages en jaarrekening omdat in de benchmarkcijfers ook de 65-plussers zitten waar een gestage toename is •
waar te nemen. De rechtmatigheid is op orde. De tijdigheid van onderzoek is beter dan landelijk of kringgemiddeld
•
De uitvoeringskosten in Dordrecht liggen aanmerkelijk lager dan in de kring of landelijk gemiddeld.
Hoewel de resultaten van Dordrecht goed zijn, biedt het eindrapport ook aanknopingspunten voor verbetering. Aandacht voor nader onderzoek verdienen in elk geval de volgende punten: •
In Dordrecht worden relatief veel voorschotten verstrekt. Voorschotten kunnen een signaal zijn voor (te) lange doorlooptijden maar vormen ook een dure (tussen-)oplossing.
•
Bij ontdekte fraude is het gemiddelde fraudebedrag aan de hoge kant. Dit kan een signaal zijn voor late ontdekking.
•
Een relatief klein deel van ons klantenbestand zit in een activerings- of uitstroomtraject.
•
Wij leggen ten opzichte van andere gemeenten weinig maatregelen op.
5. Vervolg .Inmiddels hebben wij vier benchmarkrondes doorlopen. De kwaliteit van de eindrapporten is gestabiliseerd. De uitkomsten zijn redelijk betrouwbaar. In principe is de benchmark een jaarlijks terugkerend proces. Mee blijven doen is zeker zinvol: 1
Vergelijking met anderen is complementair aan andere instrumenten in het kader van kwaliteitsbeheer. De relatieve prestaties van de gemeente worden met de Wet Werk en Bijstand
•
vanaf 2004 alleen maar belangrijker. De benchmarkkring geeft een ingang tot contacten met andere, min of meer vergelijkbare, gemeenten op diverse gebieden: bedrijfsvoering, beleidsontwikkeling en informatie-uitwisseling.
Verbeterpunten uit de benchmarkrapportage zullen worden meegenomen in de verdere uitwerking van de strategische agenda van de sociale dienst. Beleidsvoorstellen zullen in het voorjaar gepresenteerd worden.
Deelname benchmark 2004 De benchmark gaat door in 2004 met een aantal verschillen. Geprobeerd wordt de actualiteit van de benchmark te vergroten. In de benchmark 2004 staat de uitvoering in het jaar 2004 centraal en niet meer, zoals tot op heden, het jaar t-1. Met de WWB bestaat er ook meer behoefte aan dit type informatie. Er komen tussentijdse rapportages over de ontwikkeling in 2004 gebaseerd op 'harde' gegevensbronnen (CBS). Daarnaast wordt de informatie-uitvraag aan gemeenten fors verminderd. Daar waar in het kader van de benchmark 2003 nog 150 vragen aan de gemeente werden voorgelegd zijn dat er in 2004 nog maar zo'n 30. Ten slotte beëindigt het ministerie van SZW haar financiële steun aan de benchmark. De eigen bijdrage van gemeenten zal hierdoor stijgen. Bij deelname komt de bijdrage voor Dordrecht op zo'n € 6.000,-.
Besluit Kennis nemen van de Abw benchmark 2003 Verbeterpunten meenemen in verdere uitwerking van het nieuwe beleid op grond van de strategische agenda van de sociale dienst Deelnemen aan benchmark 2004
Benchmark Abw 2003
Brief op maat; de verkorte rapportage Benchmark Abw, voor de gemeente Dordrecht. Inleiding Voor de brief op maat 2003 is een selectie van kemindicatoren gemaakt. Deze indicatoren, -waarvan de betrouwbaarheid en validiteit boog zijn, geven aan hoe doeltreffend uw sociale dienst werkt op de taakgebieden inkomensvoorziening, uitstroom, zorg, misbruik en oneigenlijk gebruik, en personeel & organisatie. De kosten per product (doelmatigheid) blijven daarentegen buiten beschouwing. Dit in verband mét onvolkomenheden in het materiaal Toch is dit inzicht wel van belang, reden om in de vragenlijst 2003 te informeren naar de hoeveelheid fte's die men toerekent aan de totale afdeling/dienst sociale zaken. Dit maakt het mogelijk om in ieder geval op het niveau van de afdeling/dienst sociale zaken betrouwbare uitspraken te doen over de doelmatigheid.
1. Uitvoeringskosten Bevinding uit de benchmark De totale uitvoeringskosten Abw per cliënt van uw sociale dienst zijn € 1232. Dit is laag ten opzichte van sociale diensten met een vergelijkbaar aantal cliënten (€ 1505). Reactie gemeente Geen opmerkingen
2. Inkomensvoorziening Het zorgdragen voor een inkomen is één van de opdrachten die de Abw aan gemeenten geeft. De doeltreffendheid op dit onderdeel beoordelen we aan de hand van drie indicatoren: de snelheid van de afhandeling van de aanvraag, de tijdigheid van het heronderzoek en de terugvorderingsquote. Bevinding uit de benchmark (snelheid van afhandeling van de aanvraag) Volgens de Abw mag de afhandeling van de aanvraag voor een bijstandsuitkering in beginsel maximaal 56 dagen duren. De snelheid van de afhandeling van de aanvraag van uw sociale dienst is 44 dagen. Wat ongeveer even snel is als vergelijkbare sociale diensten (42 dagen). Reactie gemeente Geen opmerkingen Bevinding vit de benchmatk (tijdigheid heronderzoek) De indicator 'tijdigheid heronderzoek' geeft aan wat het percentage heronderzoeken is dat binnen de wettelijk vereiste termijn van 8 maanden of de termijn volgens het gemeentelijk heronderzoeksplan is uitgevoerd. In uw sociale dienst is het percentage tijdig uitgevoerde heronderzoeken 90,6%. Dit is boven het gemiddelde van sociale diensten met een gelijke omvang (87,7%). Reactie gemeente Geen opmerkingen
ABW-BENCHMARKRESULTATEN VAN DE SOCIAIE DIENST Dordrecht
Bevinding uit de bencbmatk (terugvordedngsqoute) Bij het beëindigen van de .uitkering — of in enkele gevallen gedurende de uitkering — kan blijken dat de (ex) cliënt te veel geld heeft ontvangen. De terugvorderingsquote laat zien in welke mate uw sociale dienst erin slaagt het uitstaande saldo op (ex)diënten terug te vorderen. De quote is berekend door de ontvangsten te relateren aan bet openstaande saldo. Gemiddeld werd in uw sociale dienst 25% van het openstaande bedtag aan terugvorderingen aan het begin van het jaar in 2002 afgelost Dit ligt boven het gemiddelde (20%) van andere sociale diensten met een zelfde aantal cliënten. Omdat de ontvangsten afhankelijk kunnen zijn van dé -wijze van uitvoering en de samenstelling van het cliëntenbestand is tevens gekeken naar de gemiddelde ontvangsten per medewerker die zich bezighoudt met debiteurenbeheer. De gemiddelde ontvangsten per medewerker zijn € 17469 in uw sociale dienst wat heel hoog is ten opzichte van vergelijkbare sociale diensten (€ 11913).
3. Reïntegratie Het onderwerp uitstroom uit de Abw en met name reïntegratie wordt een steeds belangrijker onderdeel van het beleid van sociale diensten. In de benchmark komt dat tot uitdrukking door het resultaat op het gebied van uitstroom en bestandsontwikkelingen (daling of stijging) te meten.
Bevinding uit de bencbmark In uw sociale dienst is het percentage cliënten dat is uitgestroomd: 37,7%. Dit percentage is hoog in vergelijking met sociale diensten van gelijke omvang (32,6%). Een andere indicator is de totale bestanddaling of stijging voor uitstroom uit de bijstand In uw sociale dienst is het aantal cliënten met een bijstandsuitkering in 2002 to.v. 2001 gedaald met 1,0%. Bij vergelijkbare sociale diensten is in dezelfde periode het aantal cliënten met een bijstandsuitkering gestegen met 0,6%. Reactie gemeente Geen opmerkingen
4. Zorg Onder het begrip zorg verstaan we in de benchmark Abw de uitvoering van de bijzondere bijstand. De mate waarin zorg doeltreffend is wordt afgemeten aan de hand van het aantal aanvragen in relatie tot de doelgroep van bijzondere bijstand. Deze doelgroep voor bijzondere bijstand beperkt zich niet tot cliënten van de sociale dienst In de benchmark is de doelgroep benaderd door alle huishoudens in de gemeente met een inkomen tot maximaal 105% van het sociaal minimum te nemen.
Bevinding uit de bencbmatk Het aantal aanvragen bijzondere bijstand als percentage van de doelgroep is in uw sociale dienst 79,2%. Dit is hoog ten opzichte van vergelijkbare sociale diensten (66,5%). Reactie gemeente
ABW-BENCHMAEKRESULTATEN VAN DE SOCIALE DIENST Dotdiecht
Geen opmerkingen
5. Personeel & organisatie De mate waarin uw sociale dienst doelmatig is op het terrein van Personeel & Organisatie, wordt afgemeten aan drie indicatoren. Dit zijn de verhouding tussen personeel en het cliëntenbestand, het percentage overhead en het ziekteverzuimpercentage van uw dienst Bevinding uit de bencbmark In uw sociale dienst heeft een fte gemiddeld ongeveer 31 cliënten. Dit is veel vergeleken met sociale diensten uit dezelfde grootteklasse (27). Bevinding- w't de benchmatk De overhead (alle formatie in fte die niet bij het primake proces is betrokken) van uw sociale dienst bedraagt 21,0%. Dit is laag vergeleken met de andere sociale diensten binnen uw categorie (26,7%). Bevinding uit de benchmatk Het ziekteverzuim in uw sociale dienst bedraagt 8,6%, wat ongeveer gemiddeld is vergeleken met het ziekteverzuim van de andere sociale diensten binnen uw categorie (8,9%).
ABW-BENCHMARKRESULTATEN VAN DE SOCIALE DIENST Dordrecht
6. Trendanalyse Voor gemeenten die in voorgaande jaren ook hebben deelgenomen aan de Abw-benchmark staan in onderstaande tabel de scores van de afgelopen jaren op de belangrijkste indicatoren weergegeven naast de resultaten van 2002. In de tabel daaronder zijn de gemiddelden over dezelfde indicatoren van de gehele benchmark over de jaren 2000,2001 en 2002 weergegeven.
Bevinding uit de beacbmaik Trendanalyse over de cijfers van uw gemeenten in de periode 2000 - 2002. L Uitvoeringskosten Uitvoeringskosten per cliënt
€1097
€924
€1232
36
22
44
91,4% 21% 14563
95.8% 23% 16010
90,6% 25% 17469
41,5%
-6,4%
37,7% -1,0%
121,3%
79.2%
33
35
23,1% 8,8%
20,5% 12,9%
31 21,0% 8,6%
€1737
€1560
€1914
37
37
41
86% 24% €11560
87% 27% €9588
82.1% 23% 10216
-7%
34% -3%
34,6% 1.4%
70%
57.1%
24 23% 9,3% 94
23 24,8% 8,2% 75
gemiddelde snelheid aanvraag afhandeling fin dagen) tijdigheid heronderzoeken terugvordeangsquote gemiddelde ontvangsten per medewerker 3. Reïntegratie ultstroompercentage bestandsontwikkèKng 4. Zorg aanvragen bijzondere bijstand 5. Persoaeel en organisatie
-7,0%
aantal Hiënfr-n per fte
overhead ziekteverzuim percentage
Trendanalyse over de gemiddelden van de benchmark van 2000,2001 en 2002.
1. Uitvoeringskosten Uitvoeringskosten per cliënt 2. Inkomensvoorziening gemiddelde snelheid aanvraag afhandeling (ïn dagen) tijdigheid heronderzoeken tenigvorderingsquote gemiddelde ontvangsten pet medewerker 3. Reïntegratie ultstroompercentage bestandsontwikkeling 4. Zotg aanvragen bijzondere bijstand 5. Personeel en organisatie aantal cliënten per fte overhead ziekteverzuim percentage Aantal gemeenten
ABW-BENCHMARKRESULTATEN VAN DE SOCIALE DIENST Dordrecht
26 28% 9.5% 93
Bijlage: Overzicht kernindicatoren
1. Uitvoeringskosten uitvoeringskosten pei cliënt 2. Inkomensvoorziening gemiddelde snelheid aanvraag afyatr^lifig fin. dagen) tijdigheid heronderzoeken terugvordetinfiscpiote gemiddelde ontvangsten pet 3. Reïntegratie uitstroompetcentage bestandsontwikkeling 4.Zotg aanvragen bijzondere bijstand 5. Personeel en organisatie aantal cliënten per fte oveinead ziekteve""'™ percentage Aantal gemeenten
€1232
€1505
€1914
44
42
41
90.6% 25% 17469
87,7% 20% 11913
82,1% 23% 10216
37.7% -1.0%
32,6% 0,6%
34,6% 1,4%
79,2%
66.5%
57,1%
31 21,0% 8,6%
27 26.7% 8.9% 29
23 24,8% 8,2% 75
ABW-BENCHMARKRESULTATEN VAN DE SOCIALE DIENST Dordrecht
1
Rapportage Benchmark Abw 2003 Kring l
Groningen Enschede Arnhem Nijmegen Amsterdam Dordrecht Breda 's-Hertogenbosch Tilburg Maastricht
Benchmatk Werk, Inkomen en Zorg Postbus 85932 2508 CP Den Haag telefoon (070) 346 93 00 e-mail: abw.benchmark@viig.ïil website: www.abwhen dimark.nl
Inhoud Inhoud 2 1. Inleiding 3 Wat vindt u in het rapport? 4 Weergave in grafieken en tabellen 4 2. Algemene kenmerken 5 3. Inkomen en Zorg 7 Aanvragen 7 Heronderzoeken 10 Beëindigings onderzoeken 12 Terugvordering, verhaal en debiteurenbeheer 14 Bestrijding misbruik en oneigenlijk gebruik 17 Bijzondere bijstand 18 4. Reïntegratie 21 Bestandsontwikkeling 21 Gebruik van instrumenten 26 5. Cliëntgerichtheid 29 6. Personeel 30 Tot slot 33 Bijlage 1. Aanvullende informatie over de uitvoering 34 Inkomen 34 Aanvragen 34 Beëindigingsonderzoeken 36 Terugvordering, verhaal en debiteurenbeheer 38 Zorg 40 Reïntegratie 41 Cliëntgerichtheid. 45 Bijlage 2. Aanvullende Indicatoren over Personeel en Organisatie 47 Personeel 47 Organisatie 49 Bijlage 3. Aangepaste berekening van de kosten 52 Bijlage 4. Mate van betrouwbaarheid van indicatoren 54 Bijlage 5. Waardering per vraag cliëntgerichtheid 62 Bijlage 6. Overzicht met formules Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Bijlage?. Deelnemende gemeenten 65
Kringrapport Abw benchmatk 2003 4 november 2003
1. Inleiding In de complexe en snel veranderende omgeving van sociale diensten is leren van goede voorbeelden van de uitvoeringspraktijk van groot belang voor de organisatie. Met de oplopende werkloosheid en de huidige maatregelen van overheidswege staan gemeenten onder druk om beter en goedkoper te werken. Ook klanten van een gemeente — burgets, bedrijven, instellingen — eisen snelheid en een hoge kwaliteit van dienstverlening van de gemeente. De benchmark Abw (Algemene bijstandswet) is een hulpmiddel om de dienstverlening van uw sociale dienst op het terrein van de Abw te optimaliseren. Deze benchmark geeft u een indicatie van de prestaties van uw sociale dienst in vergelijking met sociale diensten van andere gemeenten. In deze kringrapportage toont de benchmarkorganisatie u de resultaten van de gegevens die u — samen met de andere deelnemers in uw ki-mg -heeft aangeleverd. Wij hebben de gegevens omgezet in indicatoren, die de prestaties van uw sociale dienst in beeld brengen. Met behulp van deze indicatoren probeert de benchmark antwoord te geven op drie centrale vragen, namelijk Hoe doeltreffend is uw sociale dienst? Hoe doelmatig is uw sociale dienst? Hoe cliëntgericht is uw sociale dienst? De indicatoren zijn weergegeven in grafieken en tabellen. Naast uw uitkomsten staan de prestaties van andere sociale diensten binnen uw kring, het gemiddelde van de kring en het gemiddelde van alle 79 gemeenten die aan de benchmark Abw 2003 meedoen. De vergelijking tussen de prestaties vormt de kern van de benchmark. Deze rapportage is het vertrekpunt voor het op gang brengen van het verhaal achter de cijfers in uw kring. Niet alleen de prestaties van uw sociale dienst, zijn van belang. Even belangrijk is de analyse van de onderliggende oorzaken. Door verschillende indicatoren aan elkaar te relateren kan een verklaring worden gevonden voor de prestaties. Op deze wijze kan de benchmark een aanzet betekenen voor verbetering van de uitvoering. Ten opzichte van vorig jaar heeft de vormgeving van de kringrapportage aanzienlijke veranderingen ondergaan. Wij hebben duidelijk andere accenten in het rapport aangebracht De nadruk ligt nu, mede als gevolg van de ontwikkelingen in de maatschappij, meer op reïntegratie en doelmatigheid. Er is nu een apart hoofdstuk over reïntegratie. Bij doelmatigheid hebben we het aantal indicatoren uitgebreid. Er wordt nu zowel gekeken naar de kosten als naar de ingezette capaciteit Daardoor krijgt u de mogelijkheid het onderdeel doelmatigheid diepgaander te analyseren. De meeste indicatoren die niet in de rapportage zijn opgenomen, hebben we verplaatst naar de bijlagen. Gemeenten kunnen de indicatoren uit de bijlagen gebruiken voor een extra verdiepingsslag. De cijfers waarop deze rapportage is gebaseerd, zijn voor een belangrijk deel door uzelf aangeleverd. Een deel is afkomstig van verantwoordingsdocumenten van uw gemeente. Verder heeft het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) in een deel van de data voorzien.
Kringrappoit Abw benchmark 2003 4 november 2003
Elk model is een vereenvoudiging van de werkelijkheid. Dat geldt ook voor de benchmark. Daarom willen wij benadrukken dat u de resultaten in deze rapportage moet beschouwen als een indicatie van de prestaties van uw gemeente, en als een startpunt voor het verhaal achter de cijfers.
Wat vindt u in het rapport? Hoofdstuk 2 bevat informatie over de uitgangssituatie van elke gemeente. In dit hoofdstuk kunt u ook enige karakteristieken over de sociale dienst terugvinden. In hoofdstuk 3 staan de kerntaken inkomen en zorg centraal Aan de hand van een aantal indicatoren geven we de mate van doeltreffendheid van de sociale dienst op deze kerntaken weer. Ook vindt u er indicatoren die een globaal inzicht geven in de doelmatigheid waarmee de sociale dienst de taken uitvoert Hoofdstuk 4 gaat in op de kerntaak reïntegratie. Hoofdstuk 5 geeft inzicht in de cliëntgerichtheid van uw organisatie. Verklarende input- en achtergrondfactoren zijn de mensen en middelen die de manager van een sociale dienst tot zijn/haat beschikking heeft en de wijze waarop deze zijn georganiseerd Personeel is een zeer belangrijke inputfactor. In hoofdstuk 6 bieden we u inzicht in de personele situatie van uw sociale dienst ten opzichte van andete sociale diensten. In de eerste twee bijlagen is extra vergelijkingsmateriaal terug te vinden. Bijlage l bevat indicatoren die de prestaties bij de uitvoering (inkomen, zorg, reïntegratie en diëntgerichtheid) helpen verduidelijken. Bijlage 2 geeft aanvullende indicatoren op het terrein van personeel en organisatie.
Weergave in grafieken en tabellen Bij elke grafiek of tabel is met behulp van sterren (*) aangegeven hoe betrouwbaar de weergegeven indicator is. Hoe meer sterren, hoe hoger de betrouwbaarheid. Maximaal kan een indicator drie sterren krijgen. Een indicator zonder sterren moet als onbetrouwbaar worden aangemerkt In bijlage 3 vindt u een toelichting op de totstandkoming van de waardering voor de betrouwbaarheid. Voor de grafieken geldt dat wanneer een indicator niet berekend kan worden, de betreffende gemeente niet vermeld staat. Wanneer een gemeente zonder waarde vermeld staat in een grafiek, dan komt de indicator uit op nul. Bij tabellen is dit vergelijkbaar. Bevat een tabel meerdere indicatoren, dan betekent een lege cel dat de betreffende indicator niet berekend kan worden bij een gemeente. Als er een score 'O' staat bij een gemeente, dan is de uitkomst van de berekening voor de betreffende indicator ook nul. Als geen van de indicatoren berekend kan worden, dan ontbreekt de naam van de gemeente in deze tabel.
Klingrapport Abw benchmark 2003 4 november 2003
2. Algemene kenmerken Iedere gemeente is uniek. Om de resultaten uit de Denenmark op een goede manier te binnen vergelijken, is het belangrijk inzicht te hebben in de omgeving van elke gemeente. Dit hoofdstuk kat enkele algemene kenmerken van de gemeenten en de sockle diensten uit de kring 2ien. Tabel l bevat enkele achtergrondkenmerken van elke gemeente. Het gaat om kenmerken die een globaal inzicht geven in de omgeving •waarin een gemeente zich bevindt, zoals het aantal inwoners, de hoogte van de werkloosheid en de bijstandsdichtheid Het aantal huishoudens met een inkomen tot 105% van het sociaal minimum in een gemeente is een schatting die het Centrum voor Onderzoek van de Economie van Lagere Overheden (COELO) heeft gemaakt op basis van cijfers van het CBS. Al deze factoren hebben met elkaar gemeen dat ze niet (direct) door de gemeente kunnen worden beïnvloed Tabd i trt.~i~-.jv—..^-- ("••) C^top. B«chcdc
I»™eo»tll B^taMbdHjufaddperOl.01-2002
Amt™,
Nijmegen . tnuiadja
Dortneu
Bre
VHB.lopsAo.di
lïttHUT
Umtiicht
17SJ06
151JW
141JKI
154.589
734J1S
120229
163275
131^64
197,3*0
U1.8O)
JJBi
3.4W
4.SV.
43%
6JFA
4TO
15%
2.4»
2.7%
3.0%
1L709
8.335
7.977
8.726
37.913
W
6.227
4.917
8.443
6430
Irioc
3.9%
Benchoiik
1.9%
A.OOI kunbowfcn» «imiadct 11637
3J14
Jbnlal diinci («OMn-lOtt
17»
5.1W
6.471
6.77D
47.405
4.769
4.044
12D8
sas
3.M6
9.577
1094
Avud cGöucn per 31-12^002
U39
5.018
t517
6.703
43236
4.722
4J67
3.157
5.254
16114
9.149
ZH53
Tabd 2 geeft een eerste, algemene indruk van uw sociale dienst in vergelijking met die in andere gemeenten uit uw kring. In deze tabel laten wij de totale formatie van de sociale dienst in fte's zien en de bijbehorende loonsom zien. De omvang van de formatie zal afhangen van de taken die aan uw sociale dienst zijn toebedeeld Vaak zal een sociale dienst naast de Abw ook andere wetten en regelingen uitvoeren (zoals WIK, Wvg, WIN, schuldhulpverlening, minimabeleid etc.). Per gemeente zal dit verschillen. De totale formatie moet u daarom vooral zien als een achtergrondindicator. De tabel bevat verder de aan de Abw toegerekende formatie. Hiermee krijgt u inzicht in de relatieve omvang van de werkzaamheden voor de Abw ten opzichte van de andere taken van de sociale dienst T«bd Z. ToMfc Jocmatic m fte'. en dB loogtom
K.W.OOO
16.994.955
Trale fiinntile betmUn bq Toule EboiMtie eehdc <£out ("]
H-Z37.000 14.92U34 188,0
67.411.439
10.602J76
9.716506
233J
1274^
1512
136^
9Ü7.443 1O3S1.90J 105.1
35M
MS72
234.9
221^
158.4
1648
9.400LOOO USj
U.610.966 Itif
4.963291 75,4
Een algemene, wat grove, indicator van de doelmatigheid waarmee uw dienst werkt, is de indicator kosten per cliënt (grafiek 3). De kosten betreffen alle personele kosten van uw dienst, inclusief de kosten van uitzendkrachten en overhead. Deze kosten zijn gedeeld door het aantal cliënten. Een hoge score bij deze indicator kan duiden op een relatief grote personele bezetting in uw dienst (tabel 33), een grote inzet van uitzendkrachten (tabel 34) of een grote overhead (grafiek 32).
Kringrapport Abw benchmark 2003 4 november 2003
Grafiek 3. Kosten pet cliënt <**)
1.500
1.000
Groningen Nijmegen Breda Maastricht Enschede Amsterdam 's-Hertogcnbosch Kring Arnhem Dordrecht Tilburg
Reactie van de gemeente Groningen: De gemeente Groningen is voor verschillende producten 'good practice' op het onderdeel doelmatigheid. De Groningse score wordt volgens de gemeente voornamelijk veroorzaakt door de routine die is opgedaan in het toerekenen van kosten naar producten. Sinds 1997 werkt deze gemeente met een zogenoemd Allocatiemodel. Het primaire doel van dit model is om op basis van de verwachte hoeveelheid werk een inschatting te maken van de formatiebehoefte voor het komende jaar. Daarnaast is het voor leidinggevenden een belangrijk smurinstrument Dit model is in 2001 herijkt waarbij een directe relatie is gelegd met de beschrijving van de administratieve organisatie. Hierdoor begroot de gemeente op productniveau. De productbeschrijviugen zijn zo opgebouwd dat per processtap en functionaris zichtbaar is wat de tijdsbesteding is. Al met al bestaat het model dat zich richt op berekening van de Abw formatie uit meer dan 40 producten. De Benchmark vraagt naar de werkelijke fte-inzet per product. Op basis van de jaarrekening wordt vanuit de verdeling uit het Allocatiemodel wordt deze werkelijke inzet teruggerekend naar producten.
Kringrapport Abw benchmark 2003 4 november 2003
3. Inkomen en Zorg Een kerntaak voor een sociale dienst bij de uitvoering van de Abw is het verstrekken van een inkomen aan personen die ffaaf niet (geheel) zelf in kunnen voorzien. De wijze waarop een sociale dienst deze taak uitvoert, geeft daarom een belangrijke indicatie van het functioneren van de dienst. De kerntaak inkomen kan worden onderverdeeld in vijf taakgebieden: aanvragen, heronderzoeken, beëindigingsonderzoeken, terugvordering, verhaal en debiteurenbeheer en bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik. In dit hoofdstuk bekijken we de prestaties van een dienst op deze taakgebieden. Het leveren van zorg, onder meer om een maatschappelijk isolement te doorbreken ofte voorkomen, is een andere kerntaak van een sociale dienst In dit hoofdstuk onderzoeken we alleen de uitvoering van de bijzondere bijstand, een onderdeel van de kerntaak zorg. Andere onderdelen van deze kerntaak, zoals de Wet Voorzieningen Gehandicapten (Wvg) en schuldhulpverlening, zijn onderwerp van andere benchtnarks. Gemeentelijke minimaregelingen hebben we eveneens buiten beschouwing gelaten.
Aanvragen Bij een aanvraag voor een bijstandsuitkering heeft de sociale dienst acht weken de tijd om te beoordelen of deze persoon recht op uitkering heeft. De sociale dienst baseert haar oordeel mede op gegevens die de betrokkene heeft verstrekt. Als deze gegevens onvolledig zijn, kan de dienst betrokkene een hersteltermijn geven om de benodigde aanvullende informatie te leveren. Gedurende deze termijn wordt de behandeling van de aanvraag opgeschort. Via een beschikking door of namens het college van Burgemeester en Wethouders kat de sociale dienst aan betrokkene weten of zijn aanvraag is toegekend dan wel afgewezen. We meten de prestatie van uw sociale dienst bij de afhandeling van aanvragen aan de hand van de doorlooptijd. De doorlooptijd van een aanvraag wordt gedefinieerd als de periode tussen het moment van de aanvraag en de afgifte van de beschikking. De tijd dat een aanvraag bij het CWI ligt, wordt meegeteld. Ook de tijd die eventuele hersteltermijnen in beslag nemen, wordt meegenomen. In grafiek 4 ziet u de gemiddelde doorlooptijd van aanvragen, uitgedrukt in het aantal (kalender-)dagen.
Kringrapport Abw benchmark 2003 4 november 2003
Grafiek 4. Gemiddelde doorlooptijd aanvragen (**)
Groningen Nijmegen Breda Maastricht Enschede Amsterdam 's-Hertogenbosch Kring Ainhetn Dordrecht Tilburg Bcnchmarfe
Een belangrijke aanvullende indicator is het aantal verstrekte voorschotten. De sociale dienst kan bij de aanvraag om een uilkering een voorschot verstrekken indien de betrokkene in directe financiële nood verkeert. Hoe langer de afhandeling van een aanvraag duurt, hoe groter de kans wordt dat om een voorschot wordt gevraagd. In de tussenliggende periode heeft de aanvrager immers onvoldoende inkomsten. Grafiek 5 geeft het aantal verstrekte voorschotten als percentage van het aantal aanvragen.
Grafiek 5. Het aantal verstrekte voorschotten als percentage van het aantal aanvragen (*)
150%
100%
50%
Groningen Amsterdam Breda Tilburg Kring Enschede Dordrecht 's-Hertogenbosch Maastricht Bcnchmark
Het verstrekken van een voorschot kan soms nodig zijn. Er kleven echter ook nadelen aan. Zo kan een voorschot tot allerlei extra handelingen leiden. Als een uitkering wordt toegekend, moet het voorschot
Kringrapport Abw benchmark 2003 4 november 2003
wotden verrekend. Als een uitkering wordt afgewezen, zal de sociale dienst het voorschot moeten terugvorderen. In grafiek 6 presenteren we de doelmatigheid van de afhandeling van aanvragen. We hebben de doelmatigheid bepaald door de kosten te berekenen van het personeel dat is belast met de uitvoering van aanvragen om uitkeringen levensonderhoud. Daarbij is rekening gehouden met ingekochte uitzendarbeid De kosten zijn gedeeld door het aantal beschikkingen op aanvragen om uitkeringen levensonderhoud dat in 2002 is afgegeven. De uitkomst is dus een bedrag per beschikking.
Grafiek 6. Doelmatigheid afhandeling aanvragen (*)
Bieck Maastricht Groningen Nijmegen 's-Hertogenbosch Kring Enschede Amsterdam Arnhem Benchmark Dordrecht Tübutg
Deze drie indicatoren tezamen geven een redelijk betrouwbaar beeld van de prestaties van uw sociale dienst bij de afhandeling van aanvragen. Wanneer uw dienst een korte gemiddelde doorlooptijd van de afhandeling^van aanvragen combineert met een laag aantal voorschotten en een laag bedrag per beschikking op een aanvraag, dan is dat een aanwijzing dat uw dienst op dit onderdeel goed functioneert Een korte gemiddelde doorlooptijd van aanvragen is op zich goed. Maar als dit voorkomt in combinatie met een hoog aantal voorschotten, is dat een indicatie dat er te gemakkelijk een voorschot wordt verstrekt. Dat kan aanleiding zijn om het aanvraagproces nog eens goed te bekijken. Dit is ook van toepassing wanneer de kosten per beschikking relatief hoog zijn. Het kan ook voorkomen dat uw dienst vanuit het principe Verk boven inkomen' heeft gekozen om niet meteen op aanvragen te beslissen. Dit is een prikkel voor de aanvrager om eerst actief naar werk te zoeken- Als u voor deze gedragslijn hebt gekozen, vertaalt zich dat in een relatief lange gemiddelde doorlooptijd. Doorlooptijd aanvragen levensonderhoud en doelmatigheid Nijmegen Het CWI Nijmegen en de gemeente Nijmegen hebben de claimbeoordeling bij het CWI ondergebracht Hierdoor wordt een besparing bereikt op de doorlooptijd en de tijdsinvestering van nieuwe aanvragen. Immers dubbele uitvraag en opnieuw oproepen van de klant is per definitie uitgesloten. Dit is positief voor de doorlooptijd van de afhandeling van de aanvraag, het aantal afwijzingen van aanvragen en de tijdsinvestering voor afhandeling van de aanvraag.
Kringrapport Abw benchmark 2003 4 november 2003
In bijlage l treft u meer informatie aan over de prestaties van uw sociale dienst op het terrein van aanvragen. Het betreft onder meer indicatoren over afgewezen aanvragen en gegronde bezwaarsdbriften. Hiermee brengen wij de poortwachtersfunctie en de juistheid van de afhandeling van aanvragen in beeld.
Heronderzoeken Het heronderzoek heeft twee functies. Ten eerste onderzoekt de sociale dienst of de cliënt nog voldoet aan de voorwaarden die aan de uitkering zijn verbonden (rechtmatigheid). Ten tweede speelt het heronderzoek een rol in het bevorderen van de uitstroom uit de uitkering bij cliënten met arbeidsplicht (doeltreffendheid). De sociale dienst gaat na of de cliënt in de voorafgaande periode voldoende activiteiten heeft ontplooid, gericht op het verkrijgen van een betaalde baan. Daarnaast bespreken de sociale dienst en de cliënt in het heronderzoek welke reïntegratieactiviteiten zullen worden ondernomen. Een heronderzoek dient tenminste eenmaal in de acht maanden te worden uitgevoerd Een gemeente kan afwijkende termijnen vaststellen, mits zij dat vastlegt in een heronderzoeksplan. Sommige gemeenten hebben de twee functies van een heronderzoek gesplitst Zij kennen dan aparte heronderzoeken rechtmatigheid en heronderzoeken doeltreffendheid. Het gaat dan bijvoorbeeld om gemeenten die de rechtmatigheid van de uitkering verifiëren via het Inlichtingenbureau. Bij deze constructie vinden aparte gesprekken over uitstroom plaats. Als gemeenten hun heronderzoek hebben gesplitst, dan is de uitvoering van het onderdeel rechtmatigheid als uitgangspunt genomen voor de meting van de resultaten.1 We meten de prestatie van uw gemeente op het onderdeel heronderzoeken aan de hand van twee indicatoren, namelijk frequentie en tijdigheid. Daarnaast laten we de doelmatigheid van de uitvoering van heronderzoeken zien. Onder frequentie verstaan we het aantal uitgevoerde heronderzoeken in een jaar als percentage van het cliëntenbestand (grafiek 7).
1
Het is mogelijk dat een sociale dienst ook andeie cliëntcontacten heeft. Die worden hier niet gemeten.
Kangrappoit Abw benchmaik 2003 4 november 2003
\O
Grafiek 7. Aantal heronderzoeken als percentage van het cliëntenbestand /***\
Enschede Amsterdam 's-Hertogenbosch Kring Arnhem Dordrecht Tiïburg Benchmark Nijmegen Breda Maastricht
De tijdigheid wordt gemeten als het percentage heronderzoeken dat binnen de termijn van acht maanden of volgens de termijnen van het gemeentelijke heronderzoeksplan is uitgevoerd Grafiek 8 kat zien in hoeverre uw dienst daaraan heeft voldaan. Het is mogelijk om een score van meer dan 100% bij tijdigheid van heronderzoeken te halen. Dat is namelijk het geval wanneer het aantal (tijdig).uitgevoerde heronderzoeken hoger is dan het aantal volgens het heronderzoeksplan uit te voeren heronderzoeken.
Grafiek 8. Percentage heronderzoeken dat binnen de termijn is uitgevoerd /***) 100%
75% 50%-
25%-
Groningen Nijmegen Breda Maastricht Enschede Amsterdam 's-Hertogenbosch Kring Arnhem Benchmaik Dordrecht Tilburg
Kringrapport Abw benchmark 2003 4 november 2003
11
De doelmatigheid van het heronderzoek is — analoog aan de doelmatigheid van aanvragen — bepaald door de personele kosten van de uitvoering van dit taakgebied te relateren aan het aantal uitgevoerde heronderzoeken. Grafiek 9 geeft aan hoeveel de uitvoering van een heronderzoek gemiddeld kost
Grafiek 9. Doelmatigheid heronderzoek (*) 300-
Groningen Breda Maastricht Nijmegen Enschede Amsterdam 's-Hertogenbosch Kring Arnhem Benchmatk Dordrecht Tflbuig
Een gemeente presteert goed bij de uitvoering van heronderzoeken als er daardoor geen uitkering onrechtmatig meer wordt verstrekt en een optimale uitstroom uit de uitkering wordt bereikt Met andere woorden, het heronderzoek beantwoordt aan zijn beide functies, rechtmatigheid en doeltreffendheid Aangenomen mag worden dat, naarmate een heronderzoek regelmatiger plaatsvindt, de kans op het ontdekken van een onrechtmatig verstrekte uitkering toeneemt Tevens kan de sociale dienst beter sturen op uitstroomactiviteiten. Als uw sociale dienst een hoge score bij de frequentie van heronderzoeken combineert met een hoge tijdigheid, is dat een teken dat uw dienst goed presteert op dit onderdeel. Zeker als de kosten per heronderzoek relatief laag zijn. Wel dient voorzichtig met deze cijfers te worden omgegaan. De beleidskeuzen van een gemeente bij het vaststellen van heronderzoekstermijnen kunnen namelijk van invloed zijn op de scores bij frequentie en tijdigheid. Een gemeente die alle termijnen op 18 maanden heeft gezet, zal een relatief lage score voor de frequentie van heronderzoeken kennen. Deze gemeente schept voor zichzelf dan meer ruimte om de heronderzoeken tijdig uit te voeren.
Beëindigingsonderzoeken Een uitkering kan om verschillende redenen worden beëindigd. Een cliënt kan een baan hebben gevonden, óf bijvoorbeeld zijn verhuisd naar een andere gemeente. In het beëindigingsonderzoek bekijkt de sociale dienst of de uitkering rechtmatig is verstrekt. Verder neemt de dienst een beslissing over de afwikkeling van wederzijdse verplichtingen. Een beëindigingsondcrzoek moet binnen zes maanden na het stopzetten van de uitkering worden afgerond.
Küngiapport Abw benchmark 2003 4 november 2003
12
De gemiddelde doorlooptijd van de beëindigingsonderzoeken (grafiek 10) geeft een indicatie van de prestatie van uw sociale dienst op dit onderdeel De gemiddelde doorlooptijd is berekend door de som van de doorlooptijd van alle beëindigingsonderzoeken te delen door het aantal verrichte beëindigingsonderzoeken. Indien een beëindigingonderzoek niet snel na het beëindigen van de uitkering wordt gedaan, bestaat het risico dat het onderzoek niet meer kan worden uitgevoerd omdat de cliënt onvindbaar is of niet meer mee wil werken. In die gevallen wordt het ook veel moeilijker en tijdrovender om eventueel te veel verstrekte uitkering terug te vorderen.
Grafiek 10. Gemiddelde doorlooptijd beëindigitigsonderzoek (**> 100-
Amstetdam Grotiingen 's-Hertogenbosch Kring Enschede Tilburg Benchmaik Doidnecht Nijmegen Breda Maastricht
De doelmatigheid van de beëindigingsonderzoeken (grafiek 11) is op dezelfde manier berekend als de doelmatigheid bij heronderzoeken en aanvragen. Het betreft dus de toegerekende personele inzet (uitgedrukt in bedragen) gedeeld door het aantal verrichte beëindigingsondetzoeken. Hoe lager de score, hoe lager de personele kosten per onderzoek.
Kriagiapport Abw bcnchmark 2003 4 november 2003
13
Grafiek 11. Doelmatigheid beëindigingsonderzoek (*)
300-
—
Groningen Nijmegen Breda Maastricht Amsterdam Enschede 's-Hertogenbosch Kring Arnhem Tilburg Benchmark Dordrecht
Terugvordering, verhaal en debiteurenbeheer Wanneer blijkt dat een (ex-)dient teveel uitkering heeft ontvangen, dient dit te worden teruggevorderd door de sociale dienst. De dienst bepaalt de hoogte van de vordering en stelt een aflossingswijze vast. Er kunnen verschillende redenen zijn voor het ontstaan van een vordering op een (ex-)cliënt Wat regelmatig voorkomt, is dat een uitkering iets te lang is doorbetaald na een beëindiging. Een andere mogelijkheid is dat er sprake is vati fraude. Vorderingen kunnen ook op andere wijze ontstaan. Bijvoorbeeld wanneer een ex-partner onderhoudsplichtig is of wanneer er sprake is van een cliënt jonger dan 21 jaar die nog ouders heeft. In die gevallen kan de uitkering op derden worden verhaald. Als een vordering is opgeboekt, ontstaan er allerlei nieuwe werkzaamheden voor de sociale dienst. Het gaat dan bijvoorbeeld om de administratieve verwerking van aflossingen. Als een debiteur niet betaalt, dan zal de dienst activiteiten ondernemen om alsnog zoveel mogelijk ontvangsten binnen te krijgen. Het geheel van deze werkzaamheden noemen we het debiteurenbeheer. Terugvordering, verhaal en debiteurenbeheer zijn onderdelen van de uitvoering van de Abw die doorgaans gebundeld zijn in de organisatie van de sociale dienst We behandelen deze onderdelen daarom ook gezamenlijk in deze benchmark De prestatie van uw gemeente op het taakgebied terugvordering, verhaal en debiteurenbeheer meten we af aan de mate waarin u ^H-n slaagt om vorderingen te incasseren. De temgyorderingsquote (grafiek 12) geeft aan welk deel van het uitstaande saldo aan terugvorderingen daadwerkelijk is ontvangen.
Kringrapport Abw benchmark 2003 4 november 2003
14
Grafiek 12. Teragvordetingsquote
30%
20%
10%
Groningen Nijmegen Breda Maastricht Enschede Amsterdam 's-Heitogenbosch Kring Arnhem Dordrecht Tilburg Benchmatk
De verhaalsquote (grafiek 13) geeft aan welk deel van het uitstaande saldo aan verhaal daadwerkelijk is ontvangen.
Grafiek 13. Verhaalsquote (***)
Groningen Nijmegen Bteda Maastricht Enschede Amsterdam 's-Hertogenbosch Kring . Arnhem Dordrecht Tilburg Benchmark
Dc terugvorderingsquote en de verhaalsquote zijn indicatoren die feitelijk het eindresultaat van de doelstelling van terugvordering, verhaal en debiteurenbeheer meten. Uiteindelijk gaat het erom dat alle vorderingen volledig worden afgelost We veronderstellen dat prestaties beter worden naarmate de ontvangsten ten opzichte van het saldo hoger komen te liggen.
Kringrapport Abw benchmaik 2003 4 november 2003
15
Lage scores bij de terugvorderingsquote en de verhaalsquote betekenen overigens niet automatisch dat er sprake is van een mindere prestatie. Een gemeente kan te maken hebben met een hoog saldo aan terugvorderingen of verhaalsvorderingen, die de waarde van de quote negatief beïnvloeden. Een hoog saldo kan bijvoorbeeld te maken hebben met een minder goede uitvoering van incasso in voorgaande jaren, door gemeentelijk beleid ten aanzien van incasso of een bepaalde wijze van opboeken. Er kan ook een relatie liggen met andere onderdelen van de uitvoering. Als aanvragen, beëindigingsonderzoeken en heronderzoeken onzorgvuldig worden afgehandeld, kan dat op een later moment leiden tot het (gedeeltelijk) terugvorderen van een uitkering. Sociale Zaken Breda en doelmatig debiteurenbeheer. Door een actief debiteurenbeleid heeft Sociale Zaken Breda een hoger debiteurensaldo dan andere gemeenten. In verhouding tot dit saldo incasseert Sociale Zaken Breda minder maar in verhouding tot de bijstandsuitgaven incasseert Sociale Zaken Breda praktisch hetzelfde als andere gemeenten. Wanneer naar het aantal vorderingen en naar de personele capaciteit gekeken wordt, voert Sociale Zaken Breda een doelmatig debiteurenbeheer. Het tijdig inschakelen van de deurwaarder bij wanbetaling draagt bij aan dit doelmatig debiteurenbeheer.
De doelmatigheid van de uitvoering van terugvordering, verhaal en debiteurenbeheer wordt uitgedrukt in de personele kosten per vordering (zie grafiek 14). Het betreft alle vorderingen, ongeacht of er sprake is van terugvordering of verhaal
Grafiek 14. Doelmatigheid debiteurenbeheer (*)
Breda Maastricht Groningen Nijmegen Enschede Amsterdam 's-Heitogenbosch Kring Arnhem Dordrecht Tilburg Benchmark
Terugvordering, verhaal en debiteurenbeheer is voor veel sociale diensten een weerbarstig terrein. Het komt regelmatig voor dat een behoorlijk grote inspanning moet worden getroost voor een minimaal resultaat. Als een gemeente 2ich sterk inspant om bijvoorbeeld vorderingen te incasseren, zou dat
Klingrapport Abw benchmark 2003 4 november 2003
16
idealiter moeten leiden tot hogere ontvangsten. Anders gezegd: een hoge score voor doelmatigheid kan goed samen gaan met hoge scores voor de terugvorderingsquote en de verhaalsquote.
Bestrijding misbruik en oneigenlijk gebruik Het tegengaan van misbruik en oneigenlijk gebruik van uitkeringen is een belangrijke taak van de sociale dienst Het is echter moeilijk om goede indicatoren te vinden die de prestatie van uw sociale dienst meten. Wij hebben gekozen voor de indicatoren die u in tabel 15 kunt terugvinden. Deze indicatoren hebben we als volgt gedefinieerd: Fraudequote: het aantal fraudegevallen (zowel uit belastingsignalen als uit overige fraudesignalen) als percentage van het cliëntenbestand per 1-1; Gemiddeld fraudebedrag: het geconstateerde fraudebedrag per fraudegeval; Boetequote: het aantal boetes als percentage van het diëntenbestand per 1-1. TabdlS. DhtJK tenuum mtt txaekUnt tot mbburik en ouageaSjk etbtui (•) Anutudaffl
1.4%
Fciudequote
(Xto
1.7%
l.S%
16«i
72»
GenwkfcHfimiUdng
114%
Donlfedir
Bied*
Enne
2.1» S.425
SM1
Een aanvullende indicator is de doelmatigheid van de bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik (grafiek 16). De doelmatigheid wordt in beeld gebracht door de aan dit terrein toegerekende personele kosten per fraudegeval te berekenen.
Grafiek 16. Doelmatigheid misbruik en oneigenlijk gebruik (*)
7.500-
5.000
2.500-
Grooingen Nijmegen Breda Maastricht Enschede Amsterdam 's-Hertogenbosch Kring Arnhem Dordrecht Tilburg Benchmark
De bovengenoemde indicatoren kunnen geen uitsluitsel geven over een goede of slechte prestatie. De cijfers kunnen namelijk verschillende betekenissen hebben. Een kge score bij ontvangen fraudesignalen
Kringrapport Abw benchmark 2003 4 november 2003
17
kan er bijvoorbeeld op duiden dat uw dienst veel aan preventie doet. Het kan echter ook betekenen dat de fraudealertheid laag is. Een laag gemiddeld fraudebedrag in combinatie met een hoge score bij doelmatigheid (dus hoge kosten) kan suggereren dat een dienst inefficiënt werkt. Het is echter ook mogelijk dat door intensieve fraudebestrijding misbruik doorgaans snel wordt ontdekt De hoogte van de fraude blijft dan beperkt Nader onderzoek in het kader van *het verhaal achter de cijfers' is nodig om te bepalen of uw resultaten een indicatie zijn van een goede of een minder goede prestatie. Bestrijding misbruik en oneigenlijk gebruik in Tilburg - We lopen voorop als het gaat om databewerking ten behoeve van de ontwikkeling van risicoprofielen en -signalen. Op grond hiervan beginnen wc in 2004 met 1200 huisbezoeken gericht op doelgroepen, die voortkomen uit dergelijke profielen. - We hebben een fraudekompas ontwikkelt, waardoor het voor de consulent/casemanager eenvoudiger wordt om zijn/haar fraude-alertheid scherp te houden. Immers in dat kompas worden typeringen gegeven waardoor (een begin van) fraude makkelijker te onderkennen valt - Omdat we geen belastingsignaleh meer hebben en we iedere maand up-to-date zijn met de LB-signalen, screenen we iedere maand de UB-signalen op klanten die in de afgelopen 3 maanden zijn gaan werken/hebben gewerkt, zonder ons onmiddellijk in kennis te stellen. Bij deze klanten wordt de uitkering geblokkeerd en een hersteltermijn van 14 dagen gegeven als er niets bekend is bij ons. Na opgave wordt een en ander verwerkt en het verschil meteen verrekent, ook levert dit gemiddeld 2 stopzettingen per maand extra op. Dit scheelt terugvorderingen en onnodige financiële schade. - In geval van aanwijzingen dat er sprake Iran zijn van een gezamenlijke huishouding, wordt er een preventiegesprek gehouden. Dit gesprek wordt confronterender aU blijkt dat er onwaarheden of tegenstrijdigheden in het gesprek worden uitgesproken. Uiteindelijk krijgen dit soort klanten de mogelijkheid om af te zien van een uitkering door een verklaring te ondertekenen. Wij doen in dergelijke gevallen geen nader onderzoek, omdat dat met terugwerkende kracht niet te bewijzen valt en nemen genoegen met de stopzetting. Ook wordt er geen boete opgelegd. Bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik kan niet los worden gezien van een goede uitvoering op andere onderdelen. Als de werkwijze van uw dienst bij aanvragen en heronderzoeken zorgvuldig is, kan de meeste fraude worden voorkomen of in de kiem gesmoord
Bijzondere bijstand Iemand kan een beroep op bijzondere bijstand doen als hij wegens bijzondere omstandigheden niet in staat is om bepaalde noodzakelijke uitgaven te doen. Gemeenten hebben eigen beleidsruimte om een invulling te geven aan de begrippen bijzondere omstandigheden en noodzakelijke uitgaven. Dit maakt een vergelijking met andere gemeenten vaak moeilijk.
Kringrapport Abwbenchmark 2003 4 november 2003
Jg
We meten de prestatie van uw sociale dienst bij de bijzondere bijstand aan de hand van het aantal aanvragen in relatie tot de doelgroep van bijzondere bijstand (grafiek 17). Gemeenten hanteren doorgaans inkomens- en vermogensgrenzen om te bepalen of iemand voor bijzondere bijstand in. aanmerking kan komen. Deze grenzen verschillen per gemeente. Het betekent in ieder geval dat de doelgroep breder is dan alleen de cliënten van de sociale dienst Bovendien is de omvang van de doelgroep niet exact te berekenen. Wij hebben er voor gekozen om alle huishoudens met een inkomen tot maximaal 105% van het sociaal minimum tot de doelgroep te rekenen. Deze schatting van het Coelo was ook al weergegeven in tabel 1. Deze definitie benadert de praktijk behoorlijk goed, al is de vermogenssituatie (zoals een eigen huis) niet meegenomen.
Grafiek 17. Aantal aanvragen bijzondere bijstand als percentage van de doelgroep (**)
100%75%-
50%
25%
Groningen Nijmegen Breda Maastricht Enschede Amsterdam 's-Hertogenbosch Kring Arnhem Dordrecht Tilburg Benchmark
De doelmatigheid van de uitvoering van bijzondere bijstand wordt gemeten door de personele kosten per aanvraag bijzondere bijstand. De resultaten staan in grafiek 18.
Kringrapport Abw benrhmark 2003 4 november 2003
19
Grafiek 18. Doelmatigheid bijzondere bijstand (*) 150-1
100- •
50
O-1 Groningen Breda Maastricht Nijmegen Enschede Amsterdam 's-Hettogenbosch Kring Amhrm Doidiecht Tilburg Benchmark
Een van de aspecten van een goede prestatie op het onderdeel bijzondere bijstand, is het beroep dat op de bijzondere bijstand wordt gedaan. Anders gezegd: bereikt uw sociale dienst een zo groot mogelijk deel van uw doelgroep? Dat zou zich moeten vertalen in een relatief hoge score bij de indicator aanvragen bijzondere bijstand. Helemaal zuiver is deze indicator niet Er kan vertekening optreden doordat gemeenten in werkelijkheid ruimere inkomensgrenzen hanteren en daarmee een grotere doelgroep hebben. Het aantal aanvragen ligt dan hoger. Het tegenovergestelde effect is mogelijk als gemeenten aanvragen voor verschillende regelingen bundelen in één aanvraag. Het aantal aanvragen ligt dan juist relatief laag.
Kringrapport Abw benchmark 2003 4 november 2003
20
4. Reïntegratie Eén van de doelstellingen van de Abw is dat mensen 20 kort mogelijk van de uitkering afhankelijk 2ijn. Het is daarom een kerntaak voor gemeenten om uitstroom uit de uitkering te bevorderen. Een klein deel van de uitkeringsgerechtigden kan dit zelfstandig bewerkstelligen. Aan het grootste deel van de cliënten verleent de gemeente ondersteuning. Het rijk heeft verschillende financiële prikkels ontwikkeld om gemeenten ertoe te bewegen maximaal in te zetten op uitstroombevordering. Met de wet financiering Abw, IOAW en IOAZ (Wfa), die in 2001 is ingegaan, is een financieel risico voor gemeenten bij een rektief hoog bestand aan uitkeringsgerechtigden geïntroduceerd Indien de wet Werk en Bijstand wordt ingevoerd, zal dit risico volledig voor rekening van de gemeenten komen. Gemeenten hebben daarnaast ook meer middelen tot hun beschikking gekregen om uitstroom uit de uitkering te bevorderen. Dit hoofdstuk is gesplitst in twee delen. Eerst bekijken we de ontwikkelingen in het bestand Daarna gaan we in op het gebruik van instrumenten om uitstroom uit de uitkering te bevorderen.
Bestandsontwikkeling Grafiek 19 toont de ontwikkeling van het aantal cliënten in 2002.
Grafiek 19. Bestandsontwikkeling 2002 (***) 8.0%
-8.0%
Groningen Nijmegen Maastricht Enschede Amsterdam 's-Hertogenbosch Kling Arnhem Dordrecht Tilburg Benchmark
De volgende indicatoren geven een nadere analyse van de ontwikkelingen in het cliëntenbestand. Grafiek 20 geeft de totale uitstroom in 2002 ten opzichte van het diëntenbestand weer. Deze indicator geeft een eerste, globale indruk over de effectiviteit van uitsttoominsttumenten in uw gemeente.
Kringiappürt Abw benchmaik 2003 4 november 2003
21
Bestandsontwikkeling in Nijmegen In 2002 is het klantenaantal in Nijmegen verder gedaald. Deze daling wordt vooral veroorzaakt door een lage instroom van nieuwe klanten (poortwadbtersfunctie) en een duurzame uitstroom (beleid in 2002 nog uitgevoerd door Waalwerk). De duurzame uitstroom zie je terug in het lage aantal draaideurklanten. Hierbij moet worden opgemerkt dat Nijmegen door de vele onderwijs en gezondheidsinstellingen in 2002 een stabiele arbeidsmarkt had.
Grafiek 20. Uitstroom in 2002 als percentage van het cliëntenbestand pet 1-1-2002 (**> 40% 1
30%-
20%
10%
Groningen Enschede
Nijmegen Breda Maastricht Kring Amsterdam 's-Hertogenbosch Dordrecht Tilburg Benchmark
Om meer inzicht te krijgen in de effectiviteit van uitstroominstrumenten is met name de hoogte van uitstroom naar werk van belang. Tabel 21 geeft een overzicht van de reden van uitstroom als percentage van de totale uitstroom. Hierbij is de indeling van het CBS aangehouden. Naast arbeid in dienstbetrekking kan ook uitstroom naar een additionele arbeidsplaats (gesubsidieerde arbeid) als uitstroomdoelstelling gelden. Er is overigens geen volledige samenhang tussen uitstroom naar regulier of gesubsidieerd werk en het gebruik van uitsttoombevorderende instrumenten. Sommige personen vinden op eigen kracht een baan. Een hoge totale uitstroom, met relatief hoge percentages uitstroom naar regulier en gesubsidieerd werk, zijn wel een indicatie dat het uitstroombeleid van een gemeente effect heeft.
Ktingrapport Abw bcnchmark 2003 4 november 2003
22
Tabel 2L Reden nn inntroom in 2002 als percenoge ma de totale uitstroom Groningen
Enidule
va,
15»
19%
4.2%
4.4»
4UK
AMi^dcBbcürpU» ZeKturitbeaeoofbednif
B red.
S*
22»
J»
.6K
U»
W»
19%
5J»
5.7%
L4%
ii%
7J1%
i5%
«.S»
7.«%
5.4»
6.6»
115%
26.6%
2UK
2U%
27.3»
HST.
2L7K
26.9%
463%
M
»«
4.6%
4.4»
4.9%
2,7%
1.7»
741»
.1%
8-4%
7JK
r»
«2%
18%
LI»
1.1%
2.1»
2OK,
1.7»
.9%
M
1.1»
UK
14»
U»
l^K
lM«n|J»erUc«l««l
3%
.2%
£%
O*
J»
22%
2%
.1»
J»
.4»
4»
5»
Afowfconiescliihluid
23%
IOK
10%
22»
IJK
.4»
J*
13%
.9%
5J%
UK
10»
.1%
.ff»
a*
.0%
.0»
4%
.0»
.1%
.0»
A»«™h™rfjk l^^nl
InloMnenjvooracnng ulebaebit/ gedoogden
Arnhem
J»
VHatogcnbwch
I*»trid>t
Bendunuk
Dordiechc
42%
j
Tilburg
Krin;
Nljnegen Anuleidtun
A™«e,rudie
23»
.1%
.0%
.9%
.1»
JJ%
.1%
.0%
JK
.1»
.0»
.1»
J»
2.1»
UK
24%
7.4%
7.7»
4.0%
45»
11.4»
i5%
.IK
4.7%
&1K
Gt.Utt.va
115%
U»
14-2%
16.7%
33.1%
214%
115»
4.9%
1»2%
1U»
1*2%
7.7»
V«dui.or,D=r.nirs ganumr.
«f»
11.4%
ACnearur. Ander inknmen
11.6»
16*
1.5»
4.1%
125%
112%
7.9%
U»
8.9%
«K
Vednain^ nur butfeabud
14»
.7%
n»
2.1»
23%
17%
.9%
1.2»
3.4»
.0»
UK
14K
Andere ooetult
75»
6L9K
24.0%
15.6%
2U»
9.0%
27.8»
31.7%
1S3»
2UH
29.0H
.1%
UK
U»
JK
L0%
.0%
J»
JO*
ar.
J»
UK
Oomkbqpm»
114% i»
Naast de uitstroom is ook de instroom van belang. Grafiek 22 toont de hoogte van de instroom ten opzichte van het diëntenbestand. Hoge uitstroomcijfers leveren per saldo weinig op als daar hoge instroomcijfers tegenover staan. Het voorkomen van instroom zou Ha n ook een onderdeel van het uitstroombeleid moeten zijn. Amsterdam en reïntegratie. In 2002 heeft Amsterdam een ongekende bestandsdaling gekend. Terwijl bij vergelijkbare sociale diensten het aantal cliënten met een bijstandsuitkering ten opzichte van 2001 steeg met 0,7%, daalde het diëntenbestand in Amsterdam met 8,8%. Gemiddeld over alle benchmark gemeenten steeg het aantal bijstandscliënten ten opzichte van 2001 met 1,5%. De grote daling van het aantal bijstandscliënten in Amsterdam is voornamelijk een gevolg van de MegaBanenMarkt In totaal zijn bij deze operatie 39.140 cliënten en partners uitgenodigd voor deze banenmarkt Bij de intake werd bepaald of iemand direct bemiddelbaar was. In dat geval volgde verwijzing naar op de MegaBanenMarkt aanwezige werkgevers voor een aantal gesprekken. Er was ook een mogelijkheid om iemand direct te laten keuren om vast te stellen of iemand in staat was om te werken. Bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid werd direct een reintegratie-advies opgesteld, toegesneden op de geconstateerde medische beperkingen. De arbeidsgeschikten werden verwezen naat de hal Werk en Inkomen' waar de langere trajecten richting arbeidsmarkt werden bepaald. Daar kon ook een beroep worden gedaan op flankerende voorzieningen als kinderopvang, taalscholing en schuldhulpverlening. In het kader van de handhaving is gedurende de looptijd van de MegaBanenMarkt 3.898 maal een uitkering opgeschort, 2669 uitkeringen zijn beëindigd wegens niet reageren. Er zijn 2808 uitkeringen beëindigd wegens aan het werk en 2915 wegens andere redenen. Het concept van de MegaBanenMarkt krijgt een vervolg in de oprichting van de Dienst Werk en Inkomen. Deze dienst moet in 2005 gereed komen. In deze integratie van GSD, Maatwerk en NV werk zal er één contactpersoon voor de cliënt zijn voor werk, reïntegratie en inkomen. Doelstelling is het beperken van de instroom van werklozen, het verkorten van de uitkeringsduur en het bevorderen van de uitstroom. In de periode 2003 en 2004 zullen de randvoorwaarden voor de nieuwe werkwijze op uitvoeringsniveau worden geformuleerd op basis van de resultaten van een tweetal pilots.
Kringrapport Abw benchmark 2003 4 november 2003
23
Grafiek 22. Instroom als percentage van het cliëntenbestand per 1-1-2002 (**)
20% 10%
Groningen Nijmegen Breda Maastricht Enschede Amsterdam 's-Hertogenbosch Kring Arnhem Dordrecht Tilburg Benchmark
De cijfers voor instroom en uitstroom kunnen opwaarts worden vertekend door een hoog aantal draaideurcliënten, ook wel recidivisten of herhaalde instromers genoemd. Vaak gaat het om mensen die kortlopend tijdelijk-werk (bijvoorbeeld seizoenswerk of uitzendwerk) afwisselen met een uitkering. Grafiek 23 laat het percentage draaideurdiënten zien, gerelateerd aan het diëntenbestand per l januari 2002.
Grafiek 23. Draaideurclienten als percentage van het clientenbestand van 18 tot 65 jaar per 1-1-2002 (**)
12.0%--
8.0%
4.0%-
0.0% Groningen Nijmegen Breda Maastricht Enschede Amsterdam 's-IIertogenbosch Kring Arnhem Dordrecht Tilburg Benchmark
Tot slot laten we de samenstelling van het cliëntenbestand naar fase zien (tabel 24). De fase-indeling geeft aan hoe groot de afstand van cliënten tot de arbeidsmarkt is. Cliënten die zijn ingedeeld in fase l Kringrapport Abw benchmark 2003 4 november 2003
24
hebben een geringe afstand tot de arbeidsmarkt. Zijn cliënten ingedeeld in fase 4, dan is de afstand tot de arbeidsmarkt erg groot Als een gtoot deel van het klantenbestand van uw gemeente is ingedeeld in fase 3 of fase 4, dan zult u veel inspanningen moeten leveren om een substantiële uitstroom te bereiken. TobdZt. SuncnstEÜiiig diEmeobEstnad Mar tae per 1-1-2002 (*) G™**» Ijuchede
jtafccni
f «tOLC&a
i•merdam Danfcidil
Bicih
VB micofcmcli
Tilbuif
Muxddu
XdnC
BUKkOuA
FlKl
5%
S%
TO
«%
7%
7%
2%
3%
2%
2%
5%
FÉK D
6%
2%
3%
3%
3%
«4
4%
2%
4%
3%
3%
3H
Fwein
19%
>%
T»
15%
13%
11%
21%
6%
5%
24%
UK
12%
Fat IV
38%
•76%
U%
3TO
tm
S4%
28%
43%
«2%
26%
S»
S7S
6%
7%
O"/-
r/.
7%
9k
13%
4%
2%
1%
S%
3%
23%
3%
OH
29%
Vtb
33%
23%
0%
44%
20%
9%
ftte Mg «e* WQciKld UrtjpiioaJcal VML fne-mdelmg
9%
Reïntegratie in Den Bosch Casemanagement Sinds 1998 werkt 's-Hertogenbosch met casemanagers: één vaste contactpersoon voor elke klant Met de nieuwe werkwijze kan de casemanager veel sneller aan de slag met een klant dan voorheen. Direct na de aanvraag van een uitkering bij het CWI, volgt een gesprek. De klant start meteen met een traject om terug te keren naar de arbeidsmarkt. Daarbij gaat de casemanager uit van de kansen van de klant en niet van zijn belemmeringen. In eerste instantie bemiddelt hij naar werk. Als dat in korte tijd niet haalbaar is, gaat de klant aan de slag met andere zaken. Bijvoorbeeld: maatschappelijk hulpverlening, opdoen van werkervaring, scholing etc. Van werkzoeker naat werknemer (Work Fitst) In ruil voor een uitkering moet de klant er alles aan doen om weer aan het werk te komen en is verplicht twintig uur per week te besteden aan het" werken aan werk" . In die zin lijkt de gemeente op een werkgever en de klant op een werknemer. Door deze intensievere aanpak verhoogt de klant zijn kansen. De werkwijze
Het uitgangspunt van de dienstverlening is 'Voor wat, hoort wat". Deelnemers aan het project krijgen binnen 48 uur een gesprek met een casemanager. Deze bepaalt samen met de klant welke aanpak voor hem/haar de meeste kansen op werk biedt Die aanpak wordt afgestemd op de persoonlijke situatie en mogelijkheden van de deelnemer. De bedoeling is dat de deelnemer minimaal twintig uur per week bezig is met werk of de voorbereiding daarop. Het traject kan bestaan uit instrumenten als sollicitatietraining, scholing, en/of bemiddeling. Ook wordt gebruik gemaakt van zogenaamde proefplaatsen, ingekocht bij de Weenergroep. Het doel hiervan is het opdoen of behouden van werkritme. Een van de ondersteunende maatregelen is de verzuimregeling. Wanneer een klant een afspraak niet kan nakomen, door b.v. ziekte, moet hij dit melden. Vervolgens kan een huisbezoek volgen ter controle. Als al deze maatregelen tot uitstroom leiden, wordt de klant beloond met € 230,-. Lukt het binnen vier weken werk te vinden, dan wotdt de premie verdubbeld. Aanvullende informatie http://www.s-hertogenbosch.nl onderwerp: 'Van werkzoeker naar werknemer"
Kdngrapport Abw benchmark 2003 4 november 2003
25
Gebruik van instrumenten Een gemeente heeft verschillende instrumenten tot haar beschikking die de uitstroom van cliënten uit de uitkering kunnen bevorderen. In deze paragraaf bekijken we op hoofdlijnen in hoeverre uw gemeente van deze instrumenten gebruik maakt Het gaat om indicatoren over trajecten, het budget voor scholing en activering en het opleggen van maatregelen. Bijlage 2 bevat een completer overzicht Daar zijn onder meer indicatoren over gesubsidieerde arbeid en sociale activering terug te vinden. Tabel 25 kat de ontwikkeling van het aantal trajectplannen (gerelateerd aan het aantal cliënten) zien. In een trajectplan spreken de sociale dienst en de cliënt een aantal activiteiten af die de cliënt een betere start op de arbeidsmarkt moeten geven. Een trajectplan kan uit verschillende componenten bestaan, zoals bijvoorbeeld verschillende opleidingstrajecten. De omvang en de inhoud van een trajectplan zijn afhankelijk van de persoonlijke situatie van de cliënt. T«hel 25. OnnrfktaHiifi najeetphmKn «la peicentagt ra het cU&ueabeUiDil ™ 18 ut
Tojeoplifutta f et M Tajtctpbanat tütmtm
GnnJogen
Eadwlc
Aahcn
29%
W%
»%
17%
36%
13%
4%
«2%
40%
13%
24%
23%
24%
36%
20%
10%
47%
22%
31%
28%
59%
24%
31%
26%
TajiopüiuimbeElidljd
19%
10%
Tnjeaptaaa1 pet 31-12
35%
42%
Ni|mt{oi Airutenbm Doidieehl
29%
Bicdi
'«-H x^hxd.
Tabwf
Mumicht
Bcnduuik
XMof
2»
14%
5%
1%
29%
34%
3%
U%
13%
B%
m
3»
39K
«W.
65%
39%
41%
36%
De scores bij de ontwikkeling van het aantal trajectplannen geven een indicatie van hoe actief uw gemeente is bij het begeleiden van cliënten in de richting van de arbeidsmarkt Als er veel cliënten zijn met een behoorlijke afstand tot de arbeidsmarkt, dan zou zich dat moeten vertalen in een hoog aantal trajectplannen. Het scholings- en activeringsbudget is de belangrijkste bron van financiering van trajecten. Elke gemeente heeft van het rijk een budget voor scholing en activering toegewezen gekregen. In tabel 26 kunt u zien in hoeverre u dit budget daadwerkelijk hebt besteed. Tabel 26. Uitgaven Echoting ca activering flls percentage van het budget scholing en activering (^
Uitgaven scholïdff en actlvecug als % vin het budget scholing
Enschede
Nijmegen
Amsterdam
Dordrecht
83%
94%
20*%
34%
Breda
102%
Tilburg
56%
Maastricht
27%
Kring
86%
Bendunaik
67%
Grafiek 27 toont u de gemiddelde uitgaven per persoon die deelneemt aan activiteiten die uit het scholings- en activeringsbudget worden gefinancierd. Als er wezenlijke verschillen nissen gemeenten zijn in deze uitgaven, dan is het interessant om te achterhalen waardoor dat wordt veroorzaakt. Het zou bijvoorbeeld kunnen zijn dat er prijsverschillen tussen reïntegratiebedrijven zijn bij een vergelijkbaar scholingsaanbod. Voor de gemeenten die duurder uit zijn, valt hier misschien winst te behalen. Reïntegratiebeleid gemeente Enschede
Kringrapport Abw benchmark 2003 4 november 2003
26
Enschede voert reeds geruime tijd een actief uitstroombeleid. Sinds 2001 heeft de Gemeente Enschede er voor gekozen om reïntegratietrajecten in te kopen door middel van een openbare aanbesteding. De Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling Enschede (de DMO) heeft twee onderzoeken kten uitvoeren om inzicht te krijgen in het proces van reïntegratie, de samenwerking tussen de verschillende betrokkenen, de resultaten en de waardering van cliënten over het reïntegratiebeleid. De Universiteit Twente (UI) heeft onderzoek gedaan naar de wijze waarop de gemeente Enschede bij daartoe geselecteerde reïntegratiebedrijven integrale reïntegratietrajecten heeft ingekocht Ook is door de UT'onderzocht hoe de trajecten functioneren in termen van instroom, doorstroom en uitstroom en met welk resultaat Van de onderzochte deelnemers aan reihtegratiettajecten heeft ongeveer de helft het traject beëindigd en is de helft nog bezig aan het traject Van degenen die het traject hebben beëindigd, heeft ruim de helft een betaalde baan. (zo'n 30% regulier werk en 20 % gesubsidieerd werk). De gepresenteerde cijfers zijn het resultaat van een tussentijdse meting en vormen een momentopname. Het onderzoek van I&O Research wees uit dat de cliënten tevreden zijn over de reïntegratiebedrijven en de DMO.
Grafiek 27. Gemiddeld bedrag aan scholing en activering (**)
Enschede
Nijmegen
Dotdiecht
Tilburg
Maastricht
Kling
Benchmark
Als een cliënt niet of onvoldoende werkt aan activiteiten die tot uitstroom uit de uitkering moeten leiden, kan de gemeente een maatregel opleggen. Grafiek 28 laat het percentage maatregelen zien ten opzichte van het diëntenbestand. Als een gemeente actief het maatregelenbeleid toepast, kan dat uiteindelijk leiden tot een hogere uitstroom. Overigens kan een laag percentage maatregelen er ook mee te maken hebben dat cliënten goed meewerken. Het opleggen van een maatregel is dan meestal niet nodig.
Kringrapport Abw bcnchmark 2003 4 november 2003
27
Grafiek 28. Opgelegde maatregelen als percentage van het cliëntenbestand (*)
Enschede Amsterdam 's-Hertogenbosch Koog Arnhem Dordrecht Tilburg Benchmark Nijmegen Breda Maastricht
Tot slot bieden we een globaal inzicht in de personele kosten van reïntegratie ten opzichte van het aantal naar (al dan niet gesubsidieerd) werk uitgestroomde cliënten (grafiek 29). Deze indicator meet de doelmatigheid van de kerntaak reïntegratie. Gemeenten die de trajectbegeleiding geheel in eigen hand houden, zullen bij de2e indicator normaal gesproken tot hogere kosten komen dan gemeenten die de trajectbegeleiding grotendeels hebben uitbesteed
Grafiek 29. Doelmatigheid atbeidstoeleiding (*)
o-11 Groningen Nijmegen Breda Maastricht Enschede Amsterdam 's-Hertogenbosch Kring Arnhem Dordrecht Tilburg Benchmark
Kringrapport Abw benchmark 2003 4 november 2003
28
5. Cliëntgerichtheid De relatie tussen de burgers en de overheid is in de afgelopen jaren ingrijpend veranderd. De mensen verwachten dat de overheid voor hen klaar staat, transparant is, en voorwaarden schept voor een goed functionerende maatschappij. Met andere woorden, de overheid moet worden omgevormd tot een extern georiënteerde en cliëntgerichte organisatie. In dit hoofdstuk staat de diëntgerichtheid van de sociale dienst centraal. De sociale dienst verschilt hierin namelijk niet wezenlijk van andere gemeentelijke diensten of andere overheden. De Abw legt namelijk niet alleen verplichtingen aan de uitkeringsgerechtigden (de klanten) op, maai- geeft hen ook rechten. In grafiek 30 kunt u de totaalscore van uw dienst op diëntgerichtheid aflezen. De maximaal te behalen score is 100. De totaalscore is een gewogen gemiddelde van de score van uw dienst in zes categorieën: bereikbaarheid, voorlichting, bejegening door medewerkers van de dienst, de afhandeling van klachten, de snelheid van afhandeling van aanvragen en het gebruik van innovatieve communicatiemethoden. In bijlage l staan de scores per categorie vermeld. Bijlage 5 geeft een uitleg van de wijze van berekening van de uitkomsten op deze indicatoren.
Grafiek 30. Totaal score op cliëntgerichtheid (*)
Groningen Nijmegen Breda Maastricht Enschede Amsterdam 's-Hertogenbosch . Kring Arnhem Dordrecht Tilburg Eenchmaik
Zoals al blijkt uit de benoeming van de categorieën, heeft diëntgerichtheid met name te maken met de wijze waarop u als sociale dienst communiceert met uw klanten. Als een minder goede boodschap (bijvoorbeeld een afwijzing van een aanvraag) tijdig en goed wordt overgebracht, dan zullen klanten daar in het algemeen weinig problemen mee hebben. Wel verkeert de sociale dienst in een speciale positie. Voor velen is de dienst immers het laatste vangnet. In dit hoofdstuk hebben we cliëntgerichtheid vooral benaderd vanuit het perspectief van uw sociale dienst Hoe uw dienst in de ogen van de klanten functioneert, is hier buiten beschouwing gekten. Met het diënttevredenheidsonderzoek van de benchmark kunt u een betrouwbaar beeld krijgen van het oordeel van uw klanten over uw dienst
Kangrapport Abw benchmark 2003 4 november 2003
29
6. Personeel Voor de overheid wordt het steeds belangrijker om doelmatiger te gaan werken. De maatschappij vraagt om een heldere verantwoording van de besteding van de publieke middelen. Het uitgeven van overheidsgeld wordt door het bestuur en de politiek kritisch gevolgd. Dit geldt des te sterker in tijden van bezuinigingen. Ook aan gemeenten gaat deze ontwikkeling niet voorbij. Een belangrijke reden voor gemeenten om aan deze benchmark mee te doen, is om de kosten te kunnen vergelijken. In de vorige hoofdstukken hebben wij per taak een indicator van de (personele) kosten laten zien. Dit hoofdstuk bevat belangrijke aanvullende informatie over personeeL Deze informatie hebben we weergegeven in een aantal indicatoren. De indicatoren geven vooral meer inzicht in de formatie en de beschikbare capaciteit Grafiek 31 toont de werkelijke bezetting bij uw sociale dienst in relatie tot de begrote formatie. De inzet van personeel voor andere regelingen dan de Abw hebben wij buiten beschouwing gelaten. Als de werkelijke bezetting relatief laag is, kan dat een negatief gevolg hebben voor de uitvoering.
Grafiek 31. Werkelijke formatie in verhouding tot de begrote formatie (*) < 100%: werkelijke formatie is lager dan begroting
Groningen Amsterdam 's-Hertogenbosch Kring Arnhem Dordrecht Tilburg Benchmark Nijmegen Breda Maastricht
Uw sociale dienst zal, net als elke organisatie, te maken hebben met overheadkosten. Onder overhead verstaan we alle functies bij de dienst die niet zijn belast met de uitvoering. Het gaat dan onder meer om (hoger) management, secretariaat, bedrijfsbureau, beleid, interne controle etc.. In grafiek 32 kunt u de overheadquote zien. De overheadquote is berekend door de overhead uit te drukken als een percentage van de totale formaticomvang van de sociale dienst.
Kringrapport Abw benchmark 2003 4 november 2003
30
Grafiek 32. Ovetheadquote (*)
20%
Groningen Nijmegen Breda Maastricht Enschede " Amsterdam 's-Hertogenbosch Kring Arnhem Dordrecht Tilburg Benchmark
Een zekere mate van overhead is noodzakelijk. De medewerkers die onder overhead worden gerangschikt, houden zich bezig met voorwaardenscheppende activiteiten voor de uitvoering. Om een globaal beeld te krijgen van de relatieve omvang van elke sociale dienst laten we ia tabel 33 het aantal cliënten per bezette formatieplaats zien. In deze indicator is gerekend met de toegerekende formatie voor de uitvoering van de Abw.
label 33. Het aantal cBênten per fofmariepfattl (**)
Het unal cEEüttn per bezcne focmarieplaac
Easdttde
Arnhem
Nijmegen
27
35
29
An „ezd-m Dorfr**
36
Bttd.
31
VHcrtogcflbaidi
Tflbtug
zr
32
30
31
11 ntlfkft*
K""g
ai
Bcndmuik 23
Tabel 34 laat een aantal andere personeelsindicatoren zien die van invloed kunnen zijn op de uitvoering. Het gaat om het percentage openstaande vacatures (per l januari 2002), het ziekteverzuim in 2002 en het percentage geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikten bij uw sociale dienst. Als deze percentages uitzonderlijk hoog zijn, dan kan zich dat vertalen in minder goede prestaties.
Gtoangen
Eiucbcdc
Amhcra
Nriracgcn AnHKfifani
Dordrecht
2.1%
J%
23?/.
. 3^%
1,1%
24ehevetiutm peretaage
8.9V,
&3K
S.9%
119%
t-6%
AifceidsojipsdBkfcnj]» pezcCDtige na het poiiddeU
i4M
J%
t(B4
5-9W
J)%
15-3%
iai%
47.9%
VH jB^jtflhaich
TBImcp
Haunldit
1.9%
ZBT.
1.4K
U%
UK
4^%
ft-ü%
9.5%
SJ%
44%
&1K
ti%
t5%
13%
2.1%
.8%
UK
3.9%
5.7%
:0%
W-5%
19.4%
1U%
15.7%
Bied*
Kküig
Bcadxnuk
Opuitunde vionuos als wnolpeaoïxctiledtrt
Keuen tnluiit exiEoiea mis pCKcaöge «a da Iflortjom
Kringrapport Abw benchmarfc 2003 4 november 2003
15.6%
114%
31
Bestrijding ziekte verzuim in de gemeente Tilburg: In 2002 zijn we een campagne gestart in het bestrijden van het ziekteverzuim. Hierbij hanteren we in Tilburg de volgende uitgangspunten: * De zieke medewerker is verantwoordelijk voor zijn/haar eigen herstel (en deelt dat met ons); * De medewerker en de organisatie zijn samen verantwoordelijk voor terugkeer op de werkplek; * "Niet kunnen werken" en "ziek zijn" is niet hetzelfde; * Bij elke ziekmelding wordt in elk geval de vraag gesteld: "wanneer ben je terug?"; * Problemen op het werk worden op het werk opgelost; * Problemen buiten het werk worden in "eigen tijd" opgelost; * Alles is bespreekbaar. Middels bovenstaande aanpak is het verzuim in l jaar tijd terug gebracht van 8,8 % naar 6,0 %. Ook in 2003 ligt het verzuim nog rond de 6%. Een resultaat waar we trots op zijn. Het aantal verzuimdagen is met 3.200 teruggebracht en netto hebben we 15 fte extra capaciteit, ofwel een besparing van EUR 660.000 euro. Gedeeltelijk hebben we dit ingeleverd (bezuiniging) maar het grootste deel hebben ingezet voor tijd voor verdere persoonlijke ontwikkeling. Dit zien we nu terug in een medewerkerstevredenheidsscore van ruim boven de 8. Hardnekkige vacatures, een hoog ziekteverzuim en een hoog aandeel arbeidsongeschikten kan worden opgevangen door uitzendkrachten in te huren. Eventuele stagnatie in de uitvoering kunt u hiermee opvangen. Tabel 34 toont u daarom ook in welke mate de kosten die uw dienst heeft gemaakt voor de inhuur van externen. Al te hoge kosten zijn niet wenselijk. Ten eerste kosten externe krachten veel meer dan eigen personeel. Ten tweede betekent de inhuur van externen dat er veel minder wordt geïnvesteerd in kennis en ervaring binnen de eigen organisatie. Ziekteverzuim in Maastricht Het ziekteverzuimpercentage van de gemeente Maastricht is met 4,8% aanzienlijk lager dan het kring- ( 8,1%) en het landelijk gemiddelde (8,5%) van de benchmark Abw. Deze kge score is te verklaren doordat in de jaren 2000 en 2001 veel aandacht is besteed aan Arbo en ziekteverzuim. Zo heeft in 2001 een uitgebreide risico-inventarisatie plaatsgevonden binnen de dienst Sociale en Economische Zaken. De geconstateerde tekortkomingen zijn vervolgens, waar mogelijk, opgelost. In het kader van RSI-preventie, zijn trainingen bekstbaameidvermindering gegeven, om handreikingen te bieden bij beginnende RSI-klachten. Ook is, in samenwerking met de medezeggenschap, de VGW-commissie (Veiligheid, Gezondheid en Welzijn) opgezet Deze commissie, die alle zaken op Arbo gebied behandelt, fungeert als klankbord van de medewerkers, zodat eventuele problemen sneller gemeld kunnen worden. De snellere melding heeft sneller geleid tot verbeteringen.
Klingrapport Abw bencbnoarfc 2003 4 november 2003
32
Tot slot Met dit rapport heeft u op hoofdlijnen een indruk kunnen krijgen van de uitvoering van de Abw in 2002 door uw sociale dienst Wij hopen u hiermee een handvat te bieden waarmee u richting kunt geven aan verbeteringen van de uitvoering. Aanvullende informatie uit de bijlagea kan u helpen met nadere analyse en verklaringen. Desgewenst kunnen wij u ondersteuning verlenen. U kunt daarvoor contact op nemen met de inhoudsdeskundige van uw kring.
Kongrapport Abw benchmark 2003 4 november 2003
33
Bijlage 1. Aanvullende infof made over de uitvoering In hoofdstuk 3 en 4 van de rapportage hebt u de prestaties van uw sociale dienst over de uitvoering van uw sociale dienst op het terrein van werk, inkomen en zorg vergeleken met andere kringgemeenten. In . deze hoofdstukken hebben wij de belangrijkste indicatoren op deze terreinen gepresenteerd. Deze bijkge bevat een aantal aanvullende indicatoren. Daarmee kunt u een dieper inzicht krijgen in de uitvoering van uw sociale dienst. De bijlage hanteert dezelfde indeling als de rapportage. Eerst laten we aanvullende indicatoren over inkomen en zorg zien. Daarna volgen aanvullende indicatoren over reïntegratie.Tot slot treft u een nadere uitwerking aan van het onderwerp cliëntgerichtheid.
Inkomen
Aanvragen
Allereerst presenteren we indicatoren die betrekking hebben op aanvragen levensonderhoud. Grafiek BI toont de doorlooptijd van de afhandeling van deze aanvragen, verdeeld in verschillende categorieën. Deze indicator geeft meer inzicht in de gemiddelde doorlooptijd van de aanvragen (grafiek 4 uit de rapportage).
grafiek BI. Snelheid afhandeling aanvraag (**> Beacbmaik' Kring Maas' Tilburg 's-Hertogenbosch Breda1 Dordrechi
O M K II
meer dan 100 dagen 56-100 dagen 28-56 dagen minder dan 28 dagen
Nijmegen Arnhem Enschede Groningen
25%
50%
75%
100%
Het is belangrijk om te voorkomen dat mensen ten onrechte een bijstandsuitkering ontvangen. Onterecht verstrekte uitkeringen veroorzaken veel extra werk. Een belangrijke toets bij het bepalen van het recht op een uidtering vindt plaats bij de aanvraag. Een goede selectie aan de poort, de zogeheten poortwachtersfunctie, kan helpen voorkomen dat uitkeringen onterecht worden verstrekt of kansloze aanvragen worden doorgezet. Grafiek B2 laat het aantal afgewezen aanvragen (in procenten) zien.
Kringrapport Abw benchmark 2003 4 november 2003
34
Grafiek B2. Afgewezen aanvragen Abw-levensonderhoud als percentage van het totaal ingediende aanvragen (**)
30.0%-
20.0%
r
10.0%-
0.0%
Groningen Nijmegen Breda Maastricht Enschede Amsterdam 's-Hertogenbosch Kring Arnhem Dordrecht Tilburg Bencbmark
Ook de juistheid van de genomen beslissingen is van belang. Het gaat er dan niet alleen om te voorkomen dat iemand ten onrechte een uitkering krijgt, maar ook of er geen aanvragen om een uitkering onterecht worden afgewezen. Om dat laatste te meten toont grafiek B3 het aantal gegronde bezwaarschriften op aanvragen om algemene bijstand Abw, gerekteerd aan het aantal beschikkingen op aanvragen om algemene bijstand. Ook een bezwaarschrift naar aanleiding waarvan de gemeente een herziene beschikking heeft gestuurd, wordt als gegrond beschouwd. Bij het beoordelen van deze indicator moet er rekening mee worden gehouden dat er ook een aantal bezwaarschriften gegrond verklaard kunnen worden als de aanvrager bij de bezwaarschriftprocedure alsnog met de vereiste gegevens komt. De gemeente treft dan geen verwijt
Kringtapport Abw benchmark 2003 4 november 2003
35
Grafiek B3. Gegronde bezwaarschriften als percentage van het aantal beschikkingen Abw-levensonderhoud (*)
Groningen Amsterdam 's-Hertogenbosch Kring Enschede Dordrecht Tilburg Benchmark Nijmegen Breda Maastricht
In tabel 5 van de rapportage is het aantal verstrekte voorschotten genoemd. In aanvulling daarop laat grafiek B4 het gemiddelde bedrag van deze voorschotten zien. Als uw sociale dienstvaak en relatief kge bedragen aan voorschotten verstrekt, kan dat een aanwijzing zijn dat de dienst daar misschien te soepel mee omgaat.
Grafiek B4. Gemiddeld bedrag per voorschot (*) 1.500-
1.000 —
500-
Groningcn
Dordrecht Amsterdam
's-Hertogenbosch Breda Maastricht
Kring Benchmark
Beëindigingsondenyeken Om het inzicht in de prestaties van uw dienst bij de beëindigingsonderzoeken te vergroten (zie de grafieken 10 en 11 uit het rapport), presenteren we twee aanvullende indicatoren. Grafiek B5 kat zien
Kringrapport Abw benchmark 2003 4 november 2003
36
hoeveel beëindigingsondetzoeken er zijn verricht ten opzichte van het gemiddelde aantal cliënten. Als er veel beëïndigingsonderzoeken 2ijn, dan leidt dat direct en indirect (terugvordering) tot veel extra werkzaamheden.
Grafiek B5. Frequentie beëindigingsonderzoeken als percentage van het gemiddeld aantal cliënten
(**) 40%30%
Enschede Amsterdam 's-Hextogenbosch Kring Arnhem Dordrecht Tilburg Benchmark Nijmegen Breda Maastricht
Een beëindigingsondeeoek moet volgens de wet binnen zes maanden zijn afgerond. In grafiek B6 kunt u zien in hoeverre uw gemeente daaraan heeft voldaan.
Grafiek B6. Tijdigheid beëindigingsonderzoeken als percentage van het aantal verrichte beïndigingsonderzoekea (*)
100%— 75%50% 25%
Groningen Nijmegen Breda Maastricht Enschede Amsterdam 's-Hertogcnbosch Kring Arnhem Dordrecht Tilburg Benchmark
Kangtapport Abw benchmark 2003 4 november 2003
37
Terugvordering, verhaal en debiteurenbebeer Met de terugvorderingsquote (grafiek 12) en de verhaalsquote (grafiek 13) hebben we in de rapportage de prestaties van uw sociale dienst op het terrein van terugvordering, verhaal en debiteurenbeheer gemeten. Deze twee indicatoren geven een algemeen beeld van de uitvoering op dit terrein. Om dit beeld scherper te krijgen, hebben we in deze paragraaf een aantal extra indicatoren opgenomen. Tabel B7 maakt aan de hand van een aantal kengetallen het verloop van de aantallen en bedragen bij debiteuren terugvordering zichtbaar. Tabel B7. DJvene kcn^talco debiteuren Inucvonlerioc (~) fcc^c. ijacixdc
A™,^ Dntbedit
ISbuig
Mmtridu
Grunvonlcmigen TV
-5%
5%
-1%
23%
13K
OK
-IK
14%
-10%
-7%
5%
GnesiUoTV
-1%
J%
-S%
13%
UK
IK
1%
16%
-4%
«.
5%
2K
T.»wnnl^.lkd&,
31%
25»
14%
42%
«K
21%
17K
38%
19%
51%
32%
30K
Builen nwxdoxigT?
S%
2H
7%
OH
5%
2%
4K
5K
6K
IK
4%
3%
Mu»ba
2%
OK
OK
5%
OK
OK
IK
OK
1%
17%
3%
2%
O.MvWotbodc.va
78%
78%
85%
56%
45%
90K
66%
4S%
75%
62%
69%
02%
Atndedfaude
27%
51%
65%
17%
S7K
24%
39K
49%
«1%
22%
43%
44%
Andien
I
Bied»
VHenogüübotó.
Knng
Bencbnuk 2!»
De kengetallen izijn als volgt gedefinieerd: •
Groei van het aantal vorderingen: verschil tussen het aantal vorderingen op l januari 2002 en 31 december 2002 als percentage van het aantal vorderingen op l januari; een sterke groei van het aantal vorderingen kan wijzen op problemen elders in de uitvoering.
•
Groei van het saldo: verschil tussen het saldo op l januari 2002 en 31 december 2002 als percentage van het saldo op l januari; een groei van het saldo kan wijzen op problemen elders in de uitvoering of problemen met de invordering.
•
Het bedrag van de nieuw geboekte vorderingen als percentage van het saldo op l januari;
•
Het bedrag dat buiten invordering is gesteld als percentage van het saldo op l januari; een hoog bedrag dat buiten invordering wordt gesteld kan wijzen op problemen met de invordering.
•
Het bedrag dat is gemuteerd als percentage van het saldo op l januari;
•
Het aandeel fraude als percentage van het in 2002 opgeboekte bedrag.
De ontvangsten/uitgavenquote terugvordering (grafiek B8) laat de verhouding zien tussen de ontvangsten op uitstaande terugvorderingen en de totale uitgaven aan bijstand. Een hoge score bij deze quote betekent dat de ontvangsten relatief hoog zijn geweest, zelfs als een lage score bij de terugvorderingsquote anders doet vermoeden.
Kringrapport Abw benchmadc 2003 4 november 2003
38
Grafiek B8. Ontvangsten/uitgavenquote terugvordering (***)
Groningen Breda Maastricht Nijmegen 's-Hertogenbosch Kring • Enschede Amsterdam Tilburg Beochcoaik Arnhem Dordrecht
Tabel B9 toont kengetallen die inzicht bieden in de ontwikkelingen bij verhaalsvorderingen. De definities van deze kengetallen corresponderen met de definities van de kengetallen terugvordering. Tibd Bt. Dfeene ktnjealfcn defaiteore* mbul (•»•) Grenlnpn ï nwbcde GroêTOfdennfeitTetfaul
Arnhem
Bendumk
TDbuig
Muiliicht
->%
-m
-1%
.13%
-10%
OK
-3%
2%
2H
14%
-4%
8%
4»
-1%
3%
12%
6%
12% «0%
«%
9%
G^uldn^rf».!
16%
5%
Vcrfu.lopbc.Hn,
1>
Kri^
't-ffeflogeabofldi
OH
-13%
AiWddun Donlrcclic ,
Bred.
50%
44%
33%
43K
23%
2SS
40%
27%
62%
51%
40%
Bujun ïnroedoaag vedail
2%
1W
3%
m.
1%
0%
22»
5%
2%
2%
5%
6%
KtttMiu
1%
0%
1%
0%
0%
0%
OM
10%
10%
2%
10%
SHt
SOK
64%
111%
66%
35%
«7%
70%
52%
as
72»
Oomdfticea/cetoelafww T— c-
UK
Grafiek B10 geeft de verhouding tussen ontvangsten op verhaalsvorderingen en de totale uitgaven aan bijstand weer. Een hoge score bij deze ontvangsten/uitgavenquote verhaal geeft aan dat ten opzichte van de totale uitgaven aan bijstand de ontvangsten, relatief hoog zijn geweest AU uw gemeente laag heeft gescoord bij de verhaalsquotEj terwijl de ontvangsten/uitgavenquote verhaalhoog is, betekent dit dat uw dienst waarschijnlijk een hoog saldo aan verhaalsvorderingen heeft.
Kringiapport Abw benchmatk 2003 4 november 2003
39
Grafiek B10. Ontvangsten / Uitgaven verhaalsquote (***)
Groningen Nijmegen Breda Maastricht Enschede Amsterdam 's-Hettogenbosch Kring Arnhem Dordrecht Tilburg Benchmark
Zorg Zoals in de kringrapportage reeds is gemeld, beperken we ons bij het onderwerp zorg in de benchmark Abw tot de prestaties bij de uitvoeringvan de bijzondere bijstand In grafiek 17 en 18 van de rapportage hebben we het aantal aanvragen om bijzondere bijstand en de doelmatigheid van de uitvoering van de bijzondere bijstand laten zien. Een geheel andere benadering is te zien in grafiek Bil. Deze grafiek toont het profijt aan dat mensen met een laag inkomen (tot 105% van het sociaal minimum) van bijzondere bijstand hebben. Dit profijt wordt uitgedrukt als het gemiddelde bedrag aan bijzondere bijstand per lid van de doelgroep. Een hoge score bij het profijt bijzondere bijstand duidt erop dat uw dienst relatief actiefis met verstrekkingen aan bijzondere bijstand.
Kringrapport Abw benchmark 2003 4 november 2003
40
Grafiek Bil. Profijt bijzondere bijstand (*)
600-
-
Groningen Nijmegen Breda Maastricht Enschede Amsterdam . 's-Hertogenbosch . Kring Arnhem Dordrecht Tilburg Benchmark
Ter aanvulling op de indicator over profijt van de bijzondere bijstand geeft tabel B12 een indicatie van de hoogte van deze uitgaven in uw gemeente. De twee indicatoren die in deze tabel zijn opgenomen, zijn de daadwerkelijke uitgaven aan bijzondere bijstand in relatie tot het (fictieve) budget aan bijzondere bijstand, en het budget voor voorlichting over bijzondere bijstand. Tabd B12. Benutting en voorlichting bijzondere bijstand al» percentage vaa het budget bijzondere bijstand (*) Eaiaekede
Arnhem
75%
60%
g±££d bijzondere bijstand
Nijmegen Aratcidun E oriltchl 54%
66%
1.0%
Bitda
'i-Hertogenbosch
Tilburg
M aajdicit
Kans
Benchuric
60%
89%
Z7%
103%
84%
<«•/.
106%
J1/.
.9%
.5%
J%
£%
i%
H'A
Tot slot geeft tabel B13 een overzicht van maatregelen en hulpmiddelen die worden ingezet om nietgebruik van bijzondere bijstand tegen te gaan. Tabd B13. Muticgdcn niet gebnik bomden Njtourf n GrooJn,en EoidKdc
Amhm
Nijmejm Anmlim Dordnche
Breda
'tHemjeobo^h
j.
rafcfct
!ff±±££r'"
Tilborj
ULabiehi
j. J»
bmutwmbcll kubbenek '
ulca
Ji Ja
Ja Ja
Ja
Jt
J,
laaf
Bcacbuik
a»
13%
10%
11K
0%
0%
20%
13%
50%
:sr.
Reïntegratie Deze paragraaf biedt, in aanvulling op de kringrapportage, informatie over instrumenten die de gemeente kan inzetten voor reïntegratie van bijstandsgerechtigden.
Krkgrapport Abw benchmark 2003 4 november 2003
41
Als eerste laten we in grafiek BI 4 de bestandsontwikkeling in uw gemeente zien, uitgesplitst naar categorieën. Deze grafiek is een meer gedetailleerde versie van grafiek 19 uit de rapportage. De uitgebreide weergave van de bestandsontwikkeling maakt een betere priori tering van beschikbare middelen mogelijk.
Grafiek B14. Bestandsontwikkeling in 2002 (***)
10.0% — Di lin
0.0%
-10.0%
Nijmegen Maastricht Enschede Amsterdam 's-Hertogenbosch Kring Atnhem Dordrecht TÜbuig Bcndtto&xk
Vk het scholings- en activeringsbudget kunnen gemeenten verschillende instrumenten financieren waarmee ze uitstroom uit de uitkering bevorderen. In tabel BI5 is te zien hoe vaak van deze instrumenten (scholing, incentivcs, activering en werkaanvaardingspremies) gebruik is gemaakt, uitgedrukt als percentage van het cliëntenbestand van 18 tot 65 jaar per l januari 2002.
Tabel BIS. Gebruik instrumenten als percentage van het aantal cliënten in de leeftijd van 18-65 jaar C"*) Kring
Enschede
Nijmegen
Dordrecht
Tilburg
Maastricht
Scholing
4%
99%
8%
5%
3%
24%
22%
Incentives
6%
3%
0%
15%
6%
8%
Activering •
43%
4%
20%
42%
63%
34%
35%
3%
3%
0%
4%
0%
2%
3%
Wcxkaanvaaidingspremies
Benchmark
Tabel BI 6 geeft inzicht in de gemiddelde kosten van deze instrumenten. Dit laatste is belangrijk omdat hiermee inspanningen en kosten aan elkaar gekoppeld kunnen worden.
Kringrapport Abw benchmark 2003 4 november 2003
42
Tabel B16. Gemiddelde kosten van scholing, incentives, activering en werkaanvaardingsprcmics (**) Nijmegen
Dordrecht
Tilburg
Maastricht
Scholing
6.262
1.445
2.348
1.807
2.046
2.781
1.744
Verstokte incentires
1.066
478
594
715
Trajecten activering
2.747
2.534
712
2.171
2.220
Wetkaaxmardingspremics
1.205
827
994
3.127
239
2.722
2.140
Kring
Beflchmark
Enschede
950
Voor mensen met een zeer grote afstand tot de arbeidsmarkt kan gesubsidieerde arbeid een goed alternatief zijn om uit de uitkering te komen. Een gesubsidieerde baan is voor sommigen het hoogst bereikbare. Andeten gebruiken een gesubsidieerde arbeidsplaats als opstap naar een reguliere baan. De volgende tabellen en grafieken geven een beeld in welke mate gebruik in uw gemeente is gemaakt van regelingen voor gesubsidieerde arbeid. Tabel B17 toont de instroom in dienstbetrekkingen en werkervaringsplaatsen WIW (Wet Inschakeling Werkzoekenden) ten opzichte van het cliëntenbestand van 18 tot 65 jaar per l januari 2002. Tabel BÏ7. butnom (uur gctubridttefd we* WIW en nww WEP la de mectpedode gadaceefd aan bet clibitenbestuid per 1-1 vmlBDttt jflar
Iitttnmn uacgetubtie«al «A. WIWÓKfamtttpeaodc gudttecal ua bet duuenbesuad pet 1-1 ra 18 lot 6S jut vm de
Nijmegen Amiuudam DocdKdii
Bmb
f
GraaEflgea
Enschede
Arnhem
KBen>g«filMudt
TUbinj
Itiutrieht
Xda$
Bcodunafb
&fi%
(U)%
M1*
52%
4.3%
S5%
1.6%
4.3%
42%
3.4%
4.4%
S3%
1.7%
.2%
41%
L3%
t4W
.1%
J%
.8%
.7%
^4%
.W»
1.2%
bBBoomfiiuWBPiade CliêatenbatncLpCr 1-1 TXI U tot
65 'jue rta de mtatpenndc
Hoewel dit niet voor iedereen zal zijn weggelegd, is de WIW een tussenstation op weg naar een nietgesubsidieerde baan. In tabel B18 kunt u zien in hoeverre uw gemeente uitstroom uit de dienstbetrekkingen en werkervaringsplaatsen WIW heeft gerealiseerd. Ook deze cijfers zijn gerelateerd aan het aantal cliënten van 18 tot 65 jaar per l januari 2002.
Groningen EnKhede WlWibttnaact diëafenhattnd IMS jttf pet 1-1 UïbtuMtt WEP-fktnea ilt % ™ het efiénbwböürtd inde Itcfiajd vpi 18-65 jucpcr 1-1
Anhcm
Kafowcen Amittrfua
DocAvdu
Bndi
-4-ILBtmgealMHCh
TDhivg
Muurkfac
fiuf
B«nelm«ik
9.9%
6.1%
5J%
S.3%
4JI%
7.4%
4.1%
7.7%
4JH
t5%
C.4%
0-8%
1.7%
.7%
.9%
1J%
t-VA
.9%
.4%
1.1%
1^%
2.6%
1J%
1.1%
Grafiek BI 9 completeert het beeld met betrekking tot de WIW. Deze grafiek laat het gemiddelde aantal WlW-banen (dienstbetrekkingen plus werkervaringsplaatsen) ten opzichte van het gemiddelde cliëntenbestand in 2002 in uw gemeente zien.
Kringrapport Abw benchmark 2003 4 november 2003
43
Grafiek B19. Gemiddeld aantal WlW-banen als percentage van het cliëntenbestand per 1-1 in de leeftijd van 18-65 jaar (**) 15.0%
10.0%
5.0%
0.0%
Groningen Nijmegen Breda Maastricht Enschede Amsterdam 's-Hertogenbosch Kring Arnhem Dordrecht Tilburg Benchmark
Instroom/Doorstroombanen (I/D-banen) zijn een andere vorm van gesubsidieerde arbeid Elke gemeente spreekt met het rijk een aantal I/D-banen af. Grafiek B20 toont de gemiddelde bezettingsgraad van de I/D-banen. Een lage bezettingsgraad kan duiden op problemen bij de uitvoering van deze taak.
Grafiek B20. Bezettingsgraad ID-banen als percentage van het aantal overeengekomen I/D-banen (**) 100.0%
75.0%
50.0%
25.0%
0.0%
Groningen Nijmegen 's-Hertogenbosch Kring Enschede Dordrecht Tilburg Benchmark Arnhem Breda Maastricht
Net als bij de WIW geldt voor I/D-banen dat 2ij in beginsel een tussenstation zijn naar een reguliere baan. Belangrijk is daarom dat er regelmatig plaatsen bij I/D-banen vrijkomen. In tabel B21 kunt u de
Kringrapport Abw benchmark 2003 4 november 2003
44
instroom en de uitstroom bij de I/D-banen zien. Deze cijfers zijn gerekteerd aan het aantal bezette I/Dbanen per l januari 2002. Tabel B21 Instroom ca uitstroom uit I/D broen (•*) Groningen
Enadttdc
Aranem
48
35
24
32
M
20
19
16
12
22
Instioumnawgsubsieadwak l/D banen ïn de nieetpetiode geottccrf tan het diënteobesand per 1-1 wi de nvapetSode
Nijmegen Dordiccht
Breda
VHcrtoguboidi
Tilbug
Mautridit
Knog
Bcnclmuuk
21
21
37
40
32
26
17
15
26
2»
19
16
UitHtnxm I/D banen totaal gerelitterd aan de stand van 1 « de ecdcrt vin uitstroom *b percentage van de toole uimwoom in dt meetperiode
Gemeenten kunnen ook sociale activering gebruiken bij de reïntegratie van cliënten. Een algemeen doel van sociale activering is om tegen te gaan dat mensen in een maatschappelijk isolement belanden of blijven. Daarnaast kan sociale activering een eerste stap zijn op weg naar de arbeidsmarkt. In grafiek B22 kunt u lezen hoeveel cliënten in uw gemeente in 2002 aan sociale activeriagsprojecten en -activiteiten deelnamen. Dit is uitgedrukt als percentage van het aantal fase 4-cliënten.
Grafiek B22. Deelname sociale activering als percentage van het aantal fase IV cliënten (**>
Enschede Amsterdam 's-Hertogenbosch Kring Arnhem Doidiecht Tilbuig Benchmark Nijmegen Breda Maastricht
Cliëntgerichtheid In hoofdstuk 5 van de rapportage is de totaalscore voor diëütgerichtheid opgenomen. De totaalscore is het resultaat van de score voor zes indicatoren. Hoe de indicatoren bijdragen aan het totaaloordeel, is uitgelegd in bijlage 5. Hier laten we alleen het resultaat per indicator zien (tabel B23), alsmede een korte beschrijving van elke indicator.
Kringrapport Abw benchmark 2003 4 november 2003
45
TlhcJ 123. CK&ilEcridilhcjd; scores voor indlcimeo Groningen Enschede Bcrikta.*eU
1tabem
N^t™**" .Amêiefdun Dordrecht
Bndi
'6-HenofienbOBch
Tilburg
Maastricht
Kring
Bncbmufc
100
100
100
56
SI
67
100
93
93
93
SS
VQcdcUoc
79
160
50
100
79
57
100
100
100
79
84
74
BcjCB^j^psn^ECSKO*
63
«7
15
Ta
78
93
11
IS
«5
93
81
74
Bejeeeójigklicbea
92
75
100
83
92
58
92
75
100
75
84
83
GcnüUdile doodoopnjtfa.
42
31
50
38
a.
42
50
31
27
41
40
I»»™*»
67
53
20
60
47
33
53
73
53
54
53
80
77
Bereikbaarheid: Cliënten zijn voor hun levensonderhoud afhankelijk van de sociale dienst Als de sociale dienst niet bereikbaar is voor informatie, dan wordt dat eerder als bedreigend ervaren. Bereikbaarheid beoordelen we in de benchmark onder meer aan de hand van algemene telefonische bereikbaarheid, de mogelijkheid om direct met een medewerker van de dienst te bellen en de mogelijkheid om zonder afspraak een gesprek te voeren. Voorlichting; Goede voorlichting is erg belangrijk vanwege de complexiteit van de wetgeving. Een sociale dienst die cliëntgericht werkt, informeert de cliënt uitputtend over diens rechten en plichten. Ook moet het niet-gebruik van voorzieningen worden tegengegaan. Onder voorlichting valt bijvoorbeeld de aanwezigheid van een cliëntfolder met rechten en plichten, telefonische bereikbaarheid voor vragen, de omvang van het budget voor voorlichting en externe voorlichting aan instellingen. Bejegening, inspanningen door de gemeente: Uitkeringsgerechtigden hebben recht op een correcte bejegening, ook als een enkeling zich minder correct gedraagt. Juist vanwege de sterke afhankelijkheidspositie van cliënten wordt van de sociale dienst een extra communicatieinspanning gevraagd. De medewerkers van de dienst kunnen hierin getraind worden. Verder is een agressieprotocol wenselijk. Ook zou de omvang van de caseload niet tot een te hoge werkdruk moeten leiden. Dit k<m namelijk zijn weerslag hebben op de houding van de medewerkers naar de cliënten. Bejegening: klachten: Voor het indienen van een klacht bestaat er voor de cliënt vaak een hoge drempel. De klacht kan immers de vertrouwensrelatie met de consulent schaden. Ook al wordt er door de dienst correct gereageerd, dan nog kan de cliënt bang zijn voor repercussies. De afhandeling van klachten is dan ook een uiterst gevoelig en belangrijk onderdeel van de toegankelijkheid van de sociale dienst. In de benchmark worden de aanwezigheid van een klachtenbrochure, formulieren voor klachten en de afhandelingstermijn meegenomen, alsmede het aantal klachten dat binnen vier weken wordt afgehandeld Snelheid: De uitkering Abw is bedoeld als het laatste vangnet. Mensen die een uitkering aanvragen, zijn daarom gebaat bij snelle duidelijkheid over de beslissing op hun aanvraag. Dit voorkomt onzekerheid, maatschappelijke misstanden of schulden. De snelheid drukken we uit in de gemiddelde doorlooptijden van de aanvragen om algemene bijstand en bijzondere bijstand. Een hoge score staat voor een relatief lage gemiddelde doorlooptijd en betekent derhalve een goede prestatie op dit onderdeel Innovatie Veel sociale diensten stellen zoeken actief naar betere methoden om met hun cliënten te communiceren. Het kan dan gaan om de invoering van nieuwe technologie, zoals internet Maar ook om stroomlijning van de organisatie en het verkorten van procedures. Cliëntenpanels leveren daarbij een belangrijke bijdrage.
Kringtapport Abw benchmark 2003 4 november 2003
46
Bijlage 2. Aanvullende Indicatoren over Personeel en Organisatie Belangrijke verklarende factoren van de prestaties van uw sociale dienst zijn de kenmerken van het personeelsbestand en de -wijze waarop uw dienst is georganiseerd. Hoofdstuk 6 van de rapportage bevatte de belangrijks te indicatoren over het personeel Dit hoofdstuk ging vooral in op de formatie en de capaciteit Bijlage 2 bouwt hierop door. U krijgt meer inzicht in de samenstelling van uw personeel Dit in vergelijking met andere gemeenten. Verder belichten we de formatie van uw dienst vanuit een andere invalshoek. Naast aanvullende indicatoren over personeel wordt in deze bijlage ook aandacht besteed aan enkele aspecten in de organisatie van uw sociale dienst. Personeel In hoofdstuk 3 en 4 van de rapportage is bij elk product (aanvragen, heronderzoeken etcetera) een indicator voor de doelmatigheid opgenomen. De doelmatigheid hebben we telkens uitgedrukt in kosten. In tabel B24 hebben we de doelmatigheid vertaald in de benodigde tijd per product Uitgerekend is hoeveel tijd het gemiddeld kost om een product af te handelen. We hebben de aan de producten toegerekende formatie daartoe omgezet in bruto-uren (1880 uur) per fte. Tabd HJ4. BenaUgde tijd ia una pa product Gronïneai
Enschede
Ambo»
7
10
Hnrokrorti
a s
4
Dcbitcombchfef
7
Nipocicn AroccxUm Donfccdu
8
10
«
23
11
17
t
10
1
13
4
4
2
2
7
4
I
2
3
7
5
7
4
S
C
3
5
5
4
7
3
3
4
7
7
16
«
5
i
9
3
4
<
5
7
2
2
2
2
3
2
2
1
3
£
t
10
7
7
»
11
9
12
6
i
3
2
10
4
4
Eetaivttxbeet Mbb^AO-^zHïk^mik
14
ffijo^Uij,».!
Bcocluuric
7
12
«önjaic
Kuit
'fr-HenogcnboKli
i
;
ïilbgig
Miaindt
Breda
6
Anm*
BacndÉrirnniidtTTOrfc V P~
cvrf-wd
1
Grafiek B25 geeft de verhouding aan tussen de formatie en de loonsom. Met andere woorden, de indicator laat de kosten per formatieplaats zien. Een hoge score betekent dus dat uw dienst per medewerker een relatief hoog bedrag betaalt.
Kringrapport Abw benchmark 2003 4 november 2003
47
Grafiek B25. Gemiddelde kosten per formatieplaats (**)
60.000- -
40.000
20.000-
Groningen Nijmegen . Breda Maastricht Enschede Amsterdam 's-Hettogenbosch Kring Arnhem Dordrecht Tilburg Benchmaik
Niet alleen het aantal personeelsleden bepaalt de kwaliteit en snelheid van de uitvoering. Eveneens belangrijk zijn de kennis en vaardigheden van de medewerkers van uw sociale dienst Het opleidingsniveau en de leeftijdsopbouw van het personeel van uw dienst kunnen iets zeggen over de aanwezige kennis en vaardigheden. Ook kunnen ze een globale aanwijzing zijn over de mate waarin medewerkers in staat zijn met nieuwe ontwikkelingen om te gaan. Tabel B26 toont u de verdeling van de medewerkers van uw dienst naar opleidingsniveau. Tabd B26. Procentllde Terddtag penoned jaar opleiding (*) Groningen
Enschede Nijmegen Amsterdam Doïdïtcht
Tabufg
Eong
Bendu,.*
Ligcrondowij* / VBO / Mavo
14.4%
8.8%
.9%
IZ.6%
10.2%
10.9%
4.8%
M%
9.6%
Ham /Vwo
13.6%
49.1%
14.1%
4.9%
.0%
4.4%
21.5%
JTA
13.5%
10.4%
Mbo
34.9%
22.8%
35.3%
48.4%
48.9%
33.1%
40.0%
yjA'/>
37.7%
373%
Hbo / univcottitr
37.2%
19.3%
48.7%
34.1%
40.9%
45.6%
333%
54J%
39.1%
44.1%
10.0%
Binnen sociale diensten is een evenwichtige leeftijdsopbouw vaak belangrijk voot de uitvoering: oudere medewerkers hebben vaak meer ervaring dan jongere en zijn soms expert op een bepaald gebied, maar missen door deze specialisatie soms flexibiliteit Dit laatste wordt 'ervaringsconcentratie' genoemd. Tabel B27 biedt inzicht in de leeftijdsopbouw van uw personeel
Kringrapport Abw benchroark 2003 4 november 2003
48
Tabel B27- Procentuele verdeling personeel naar leeftijd (*) Gadingen
Enschede
Amicm
<20juu
.0%
.4%
1J)%
21-24 jltt
1.8%
15%
1.0%
25-29 par
8.2%
10.1%
ILMt
73%
8.2%
9.7%
30-J4 j»t
112%
9.6%
22.1%
132».
10.1%
17.6%
Nijmegen J juranfam
m. 1.}%
.0% 35%
DoidKcfct
Tühnij
Maastricht
.7%
1.0%
.0%
.0%
J%
J%
5.8%
1.9%
2.9%
25%
ü%
14%
134%
5.7%
11.6%
183%
10.4%
8.0%
11.6%
17.1%
13.3%
17.1%
146%
14.7% 15.1%
Buda
.0% 4.0%
's-Henogenboaen
Kring
I ÊBdmaiIc
35-Mi»r
15.4%
Ii2%
13.9%
20.1%
111%
17.0%
10.1%
142%
17.3%
15.8%
15.4%
40-t4jiu
2O4%
21.9%
19.11%
18-8%
193%
165%
14.7%
21S«
17.9%
15.4%
18.5%
19.6%
4S-49JUI
M.4%
17.1%
12.}%
17.9%
tll%
18.2%
145%
20.0%
12.7%
12.9%
165%
16.0%
50-54 jut
110%
119%
12.7%
1LM4
143%
16.0%
9.1%
13.0%
4.8%
115%
IZ1%
145%
55-59 jur
(.8%
1O5%
5.6%
6.0%
9.9%
43%
1WA
7.6%
8.7%
3.9%
7.8%
7.9%
> 60 jan
.8%
.9%
.0%
17%
1.7%
1.4%
2.9%
1.7%
1.7%
1.4%
L5%
5%
Organisatie De wijze van de inrichting van uw organisatie kan mede de prestaties van uw dienst bepalen. Verregaande specialisatie bij heronderzoeken bijvoorbeeld kan betekenen dat heronderzoeken snel en efficiënt worden uitgevoerd. Daartegenover staat dat hogere eisen worden gesteld aan communicatie van de resultaten van heronderzoeken naar andere onderdelen in de organisatie. Door de organisatie van uw sociale dienst op hoofdlijnen te vergelijken met de organisatie van andere diensten, verwachten wij het proces van het verhaal achter de cijfers te stimuleren. In tabel B28 zijn enkele kenmerken van de inrichting van het werkproces in uw sociale dienst te zien. Tabel BZ8. luichlüe Groningen Enichede
Aroten»
Golm&MRE
tae-d^i^»»
Nijmegen Anulenhja Dordioctl
Tübrni
Musüiehl
>
J«
J«
40%
3
4
3
2
3
4
Ji
J«
J'
>
*7%
87%
Jt
J«
>
>
80%
61%
a^J.
> 4
4
>
>
CUnDTOlglyitemi
4
J«
2
4
JJ»
>
2
>
>
VHe,
bü«
B •netaurk 39%
In de volgende tabellen is de organisatie van de uitvoering voor enkele onderdelen nader gespecificeerd. Tabel B29 laat de wijze van de uitvoering van heronderzoeken zien. Titel B29. Wïjic no utrociing betondemcbn (•) GtoaiaféiL
Enschede
j«
CMMpeo Gcbcuik heamdeoaeki teams
Ambatn
j«
Ntïowgöi Amalddm Iteidrechl
J«
>
> J«
BrcJ.
J.
VHcaj^i»Kh
TdhoE
J"
Muitridu
>
Krlnf
B achttuffc
70%
fi&%
20%
16%
De wijze van vormgeving van het retntegratiebeleid kan per gemeente verschillen. De ene gemeente voert de reïntegratie (vrijwel) volledig zelf uit. Andere gemeenten besteden grote onderdelen uit. In tabel B30 is aangegeven hoe de uitvoering van reïntegratie in uw organisatie het meeste gekenmerkt kan worden.
Kiiigrapport Abw benchmark 2003 4 november 2003
49
Tabel B30. Wijze van vormgeving van het reïntegiaticbcleid (*) Groningen
Arnhem
Nijmegen Dordrecht
De reïntegratie wordt geheel binnen de otguisatie uitgevoerd
Breda
Maastricht
J»
de reïntegratie wotdt tot en met bet opstellen van het trajectplan binnen de organisatie uitgevoerd
Ja
Ja
de reïntegratie wordt geheel buiten de organisatie uitgevoerd
Ja
Ja
Denenmark
Kring
Ja
17%
12%
50%
65%
33%
22%
Tabel B31 belicht enkele andere otganisatorische aspecten bij het onderdeel reïntegratie. Ook kunt u zien aan welk uitstroominstrument uw sociale dienst en andere diensten het meeste belang hechten. T«bd BH. Inriclmoi «bddilodeijiiig (•) Gnataecn Enichefc
Amtam
Nlime|»i Amnerfm
Donlndu
Tube,
Ji
Mu»uicbl
tinE
Jl
Bendnuilc 28% 29%
VurcHebidtplum
8TK
9%
Ji
Ji
J.
«W.
41%
4«4
31%
IBS tnuoeitt uinuooinbcvonlediip
Iiutfuaient nimnoffilKvonleddg;
laitnunent uibtmoinbevKM&0i£
De Abw kent ved en gedetailleerde voorschriften, met name bij de aspecten van de uitkeringsverstrekking. Gemeenten hebben meer vrijheid als het om reïntegratie van cliënten gaat. Om deze vrijheid goed te kunnen invullen, is het van belang om concrete doelstellingen te formuleren. U kunt beter sturen op dé effectiviteit van het reïntegratiebeleid aan de hand van meetbare doelstellingen. In tabel B32 üiet u in hoeverre deze sturing hebt vormgegeven. „
„. ««^«..u». vuuu^» -«^aiuuu^cu ••>« cnuuvuE vu iHfauziuuf \ f
Gioniogoi
Eucheile
Amhem
Ji
J.
Jl
Evaluitie iloebtcHingea
Jl
J.
J.
J.
J»
J»
]«
>
BijsttlHcgdcAt.llinpn
Jl
Jl
J.
Jl
J'
J'
>
J«
BdeidipUn conceete
Ni(mt5=. Anutadm
J'
J"
Dcntocht
Jt
Bitda
Jl
'i-HoBSaiboidl
>
TilbuIE
Müimclt
trine
Bendmi*
J»
100%
7»
J'
>
100%
8M
I>
J'
10CK
73%
J»
Tot slot presenteren we in tabel B33 enkele instrumenten die kunnen worden gebruikt om de kwaliteit van de uitvoering te verbeteren. Het gaat dan om instrumenten met een signaalfunctie (klachten),
Kringiappoit Abw benchmaik 2003 4 november 2003
50
instrumenten die inzicht bieden in kosten (tijdregistratie, productbegroting) en instrumenten die de juiste uitvoering waarborgen (beschrijving administtatieve organisatie) en bewaken (interne controle). Tabel B33. Gcbnükiulnim«tentvbeTQnleringV3iidekw«liKicvan<Jeut«ioedi»£{*)
Kkdrci
Groningen Enidiede
Arnhem
I.TA
26%
LT%
tüjnugen Aaisterd«m
Dordrecht
io.r/.
.<%
22%
Iqdngaude B^i^igAO
^
JK
't-HeftogeoboscIi
.7%
Tflbuig
J»
J«
Ja
J»
>
J«
. J'
Jt
J'
J.
J»
J'
J'
J«
J'
J'
J«
J.
J«
J'
Kiingiapport Abw benchmark 2003 4 november 2003
J»
J»
Miuttüt
Iri^
B.
•.p*-mT*T
1J%
15%
13%
J«
20%
45%
J»
J'
100%
«6%
J»
Jt
10%
«%
>
Ja
inoK
»%
14%
>
Pooduobegootmg
IC
Breda
51
Bijlage 3. Aangepaste berekening van de kosten De doelmatigheid van de uitvoering bij een bepaald product wórdt tot uitdrukking gebracht door de personele kosten bij dat product in beeld te brengen. Deze kosten hebben we berekend door de toegerekende formatie per schaal te vermenigvuldigen met het gemiddelde salaris van die schaal. Uit onderzoeken is gebleken dat periodiek 7 in de praktijk het gemiddelde van een schaal vertegenwoordigt Bij de berekeningen van de grafieken in de rapportage is uitgegaan van de schaalbedragen, verhoogd met de vakantietoelage. In deze bijlage kten we dezelfde berekeningen zien, maar dan ook met inachtneming van werkgeverslasten en de eindejaarsuitkering. Hiermee brengen wij de feitelijke kosten in beeld. Deze liggen 10 tot 15% hoger dan de in de rapportage weergegeven kosten. De absolute verschillen tussen gemeenten met hoge salarissen en gemeenten met kge salarissen zullen daardoor iets oplopen. Grafiek B34 geeft de feitelijke kosten per cliënt weer.
Grafiek B34. Kosten per cliënt (**)
2.000-
Enschede 's-Hertogenbosch Kring Amsterdam Arnhem Benchmatk Tilburg Dordrecht Maastricht Nijmegen Bieda
Tabel B35 kat de feitelijke kosten per product zien.
Kdngrapport Abw benchmark 2003 4 november 2003
52
Tabsl B». Konen per product {
Dotlmarigbdld aanrai^
Gnrógn
Iïwclwle
1Inhem
170
225
190
J*n)mee« AUBHCrdlOl
214
254
Dofdnchi
34,
Kok 232
VU9»cal»id!
lïftarg
1 [uitricht
lont
3 OdUBBfc
149
2»
2(6
230
5S7 316
D,**,!*!!»*»*
96
79
146
199
189
236
140
34!
12B
295
116
Dbeta übeii) debitenffiflheh
296
163
76
159
246
163
52
97
106
303
162
360
1.124
2.410
719
556
1L157
Z376
1.755
1.B80
3J51
1337
2473
4.157
Ced^CWJbipoofc.bvttnd
B9
61
112
169
94
79
86
132
83
72
98
161
DKbuUujdbdUj^
72
69
57
71
«X
111
102
111
14
3«0
116
257
430
115
10.764
L159
isn
4-722
Dob.ükhadrïnnuic
r«™.l™ I^J. ' 1 In-.f-n.Kl.-hw n™.W«J,*U nufwn.'V «i
««frjjk,*»*
Kringcapport Abw benchmaik 2003 4 november 2003
170
133
140
107
100
H
12»
W35
442
4.226
4.849
1.240
S64
3262
53
Bijlage 4. Mate van betrouwbaarheid van indicatoren Op basis van een analyse van de door gemeenten verstrekte data heeft de Benchmarkorganisatie een beoordeling gemaakt van de betrouwbaarheid van de indicatoren en kengetallen in het benchmarkrapport De grafieken en tabellen in het rapport zijn voorzien van sterren. Hoe hoger het aantal sterren, hoe hoger de betrouwbaarheid. Maximaal kan een indicator drie sterren krijgen. Een indicator die niet van een ster is voorzien, moet als onbetrouwbaar worden beschouwd. Oorzaak hiervan is dat niet alle gemeenten de onderliggende informatie kunnen leveren of dat deze informatie onbetrouwbaar is. De hardheid van de informatie die aan de indicatoren en kengetallen ten grondslag ligt, is bepalend geweest voor het oordeel over de betrouwbaarheid. De indeling is op basis van de volgende criteria tot stand gekomen: ***
De data van gemeenten zijn voorzien een accountantsverklaring. Voorbeelden hiervan zijn de kwartaaldeclaratie en jaaropgave Abw, W1W etc..
**
De data zijn niet gecertificeerd maar zijn belangrijk voor een goede bedrijfsvoering. Voorbeelden hiervan zijn de afhandeling van aanvragen en bezwaarschriften. De data zijn niet gecertificeerd en bovendien acht niet elke gemeente deze data belangrijk voor de bedrijfsvoering. De betrouwbaarheid van de data per individuele gemeente is daarom niet eenduidig.
Geen * De betrouwbaarheid van de data per individuele gemeente vertoont aanzienlijke verschillen. Met een vergelijking tussen gemeenten onderling is voorzichtigheid geboden.
Nr 1
Grafiek /Tabel Titel van de grafiek of tabel T Aantal cliënten per 01-01-2002
Betrouwbaarheid *** Aantallen per 01-01-2002 ( code 301+code Omschrijving formule
302+code 303+code 304) declaratie 4e kwartaal 2001
Kwartaal
1
T
Aantal cliënten per 31-12-2002
Aantallen pel 31-12-2002 ( code 301+code 302+code 303+code 304) ) Kwartaal declaratie 4e kwartaal 2002
***
1
T
Bijstandsdichtheidper 01-01-2002
Aantal bijstandscliënten per 01-01-2002 / inwoners per 01-01-2002
***
1
T
Aantal huishoudens met inkomsten Gegevens rechtstreeks Coelo <10S% van het minimumloon
***
2
T
Totale formatie
Formatie volgens gemeentelijke rekening 2002
**
2
T
Loonsom 2002 volgens rekening
Loonsom volgens gemeentelijke rekening 2002
***
2
T
Toegerekende informatie Abw
Formatie toegerekend aan de uitvoering van
**
Kongrapport Abw benchmark 2003 4 november 2003
54
de Abw **
3
G
Kosten pet gemiddeld aantal cliënten
4
G
Gemiddelde doorlooptijd aanvragen Som van (frequentie per klasse per x klassemidden per klasse) / totale frequentie
**
5
G
Aantal voorschotten als percentage (Aantal voorschotten in de meetpeflode / van het aantal aanvragen aantal aanvragen)*! 00%
*
6
G
Doelmatigheid van de afhandeling aanvragen Abw levensonderhoud
Kosten personeel, belast met de uitvoering van aanvragen Abw / aantal beschikkingen Abw levensonderhoud in de meetperiode
7
G
Aantal heronderzoeken als % van het cliëntenbestand
Het aantal heronderzoeken Abw in de meetperiode / door het gemiddelde cliëntenbestand Abw ((cliëntenbestand per 11 + 31-12)/2)
***
8
G
Percentage heronderzoeken dat binnen de termijn is uitgevoerd
Aantal heronderzoeken wat binnen de wettelijke termijn of de termijn(en) genoemd in het heronderzoeksplan in de meetperiode is uitgevoerd / door het aantal heronderzoeken die op basis van de wettelijke termijn of de termijnen genoemd in heronderzoeksplaa uitgevoerd hadden moeten •worden
***
9
G
Doelmatigheid heronderzoek Abw Kosten personeel, belast met de uitvoering van heronderzoeken Abw / aantal uitgevoerde heronderzoeken in de meetperiode
10
G
Gemiddelde doorlooptijd beëindigingsonderzoek
Totale doorlooptijd beëindigingsonderzoeken / aantal verrichte beëindigingsonderzoeken
**
11
G
Doelmatigheid beëindigingonderzoek
De personeelskosten belast met de uitvoering van beëindigingonderzoek in de meetperiode / aantal beëindigingonderzoeken
*
12
G
Tetugvorderingsquote
Ontvangsten terugvordering/ ((saldo tv. Per 1-1 +saldo tv. Per 31-12)/2)
***
13
G
Verhaalsquote
Ontvangsten verhaal/ ((saldo verhaal Per 1-1 +saldo verhaal Per 31-12)/2)
***
14
G
Doelmatigheid debiteuienbeheer
De personeelskosten belast met de uitvoering van het onderdeel ontvangsten Abw in de meetperiode / aantal vorderingen terugvordering en verhaal per 1-1 van de meetperiode
*
15
T
Fraudequote
Aantal geconstateerde gevallen van fraude / aantal cliënten per 1/1
*
15
T
Gemiddeld fraudebedrag
Het geconstateerde bedrag aan fraude Abw en IOAW in de meetperiode/ aantal gevallen
*
Kringrapjport Abw benchmark 2003 4 november 2003
Totaal aantal fte's overhead plus totaal aantal fte's primaire proces / gemiddeld aantal cliënten
*
*
55
van fraude Abw en IOAW in de meetperiode
15
T
Boetequote
Aantal opgelegde boeten / cliëntenbestand pet 01-01-2002
*
16
G
Doelmatigheid misbruik en oneigenlijk gebruik
De personeelskosten belast met de uitvoering van opsporing misbruik en oneigenlijk gebruik in de meetperiode / aantal geconstateerde fraude in de meetperiode
*
17
G
Aantal aanvragen bijzondere bijstand als percentage van de doelgroep
Aantal aanvragen bijz. bijstand / omvang doelgroep (is aantal huishoudens tot 105% van het Tniïiïnmmlnrm)
**
18
G
Doelmatigheid Bijzondere bijstand
De personeelskosten belast met de uitvoering van het onderdeel zorg in de meetperiode / aantal aanvragen bijzondere bijstand
*
19
G
Bestandsontwikkeling 2002
Verschil cliënten per 31-12 en 1-1 / cliënten per 1-1
***
20
G
Uitstroom als % van het cliëntenbestand per 1-1-2002
Totale uitstroom / totaal aantal cliënten per 1-1
**
21
T
Reden uitstroom
Aantal uitstroom naar reden / totale uitstroom
**
22
G
(Totaal aantal afgeven beschikkingen — Instroom in de meetperiode gerelateerd aan het cliënten bestand afgewezen beschikking) / cliënten per 1-1 per 1-1 van de meetperiode
23
G
T
Aantal cliënten waarvan de uitkering binnen 12 maanden in de meetperiode een of meerdere keren is gestart/ aantal cliënten per 1-1 (18-65jaar) Verdeling per fase / gedeeld door de totale frequentie
**
24
Draaideurcliënten, recidivisten, als percentage van het cliëntenbestand per 1-1 van de meetperiode in de leeftijd van 18 tot 65 jaar Fase indeling
25
T
Trajectplannen
Aantal opgestelde trajectplannen per 1-1 / cliëntenbestand per 31-12-2002 Aantal nieuw opgestelde trajectplannen in de meetperiode / diëntenbestand per 31-122001 Aantal beëindigde trajectplannen in de meetperiode / diëntenbestand per 31-122001 Aantal opgestelde trajectplannen per 31-12 / cliëntenbestand per 31-12-2002
*
26
T
Uitgaven scholing en activering / budget scholing en ativering
**
27
G
Uitgaven scholing en activering als % van het budget scholing en activering Gemiddeld bedrag aan scholing en activering
Uitgaven scholing en activering / aantal scholing en activering
H<*
28
G
Opgelegde maatregelen als % van iet cliëntenbestand pet 1-1
Aantal maatregelen (sancties) / cliëntenbestand per 1-1
Kangrapport Abw beuchmark 2003 4 november 2003
**
*
*
56
29
G
Doelmatigheid reïntegratie
De personeelskosten bekst met de uitvoering van het onderdeel arbeidstoeleiding in de meetperiode / totale uitstroom regulier, gesubsidieerd werk en plaatsingen sociale activering
*
30 31
G G
Totaal score op cliëntgerichtheid Werkelijke formatie in verhouding tot de begrote formatie
Zie formule overzicht in de bijlage Formatie volgens rekening 2002 / formatie volgens begroting 2002
* *
32
G
Overheadquote
Totaal aantal fte's overhead / totaal aantal fte's overhead plus totaal aantal fte's primaire proces
*
33
T.
Het aantal cliënten per bezette formatieplaats
Gemiddeld aantal cliënten in 2002 / toegerekend formatie Abw
**
34
T
Ziekteverzuim percentage
Totaal aantal verzuimde kalenderdagen in een jaar / door het totaal aantal beschikbare IcqlpnHpri^agpn in een jaar
*
34
T
34
T
Openstaande vacatures als Openstaande vacatures/ gemiddeld aantal percentage van het gemiddeld aantal personeelsleden in 2002 personeelsleden Arbeidsongeschikten als percentage Aantal arbeidsongeschikten / gemiddeld van het aantal personeelsleden aantal personeelsleden in 2002
34
T
Kosten inhuur externen als percentage van de loonsom
Kosten inhuur derden / loonsom toegerekende formatie Abw
*
BI
G
Snelheid afhandeling aanvraag
Verschil pet uitkeaagscategorie cliënten per 31-12 en 1-1 / uitkeringscategorie cliënten per 1-1
**
B2
G
Aantal afgewezen aanvragen Abwlevensonderhoud als percentage van bet totaal ingediende aanvragen Abw-levensonderhoud in de meetperiode
Aantal afgewezen aanvragen Abwlevensonderhoud / totaal ingediende aanvragen Abw-levensonderhoud in de meetperiode
**
B3
G
Aantal gegronde bezwaarschriften Abw levensonderhoud als percentage van het aantal beschikkingen Abw
Het totaal aantal gegronde bezwaarschriften Abw levensonderhoud in de meetperiode / door het totaal aantal beschikkingen Abw l.o. in de meetperiode.
*
B4
G
Gemiddeld bedrag voorschot
Totaal bedrag aan voorschotten / totaal aantal voorschotten
*
B5
G
Aantal beëindigingonderzoeken / gemiddeld aqntfll cliënten
**
B6
G
Frequentie beëindigingonderzoeken als % van het gemiddeld aantal cliënten Tijdigheid beëindigingonderzoeken als % van het aantal verrichte aantal onderzoeken
Aantal beëindigingonderzoeken die binnen de wettelijke zijn uitgevoerd / totaal aantal verrichte bëindigingonderzoeken
*
B7
T
Groei vorderingen TV
Verschil aantal terugvordering 31-12-2000 aantal terugvordering 01-01-2000 / door aantal terugvordering 01-01-2000
***
Kringrapport Abw benchmark 2003 4 november 2003
*
*
57
B7
T
Groeisaldo TV
Verschü saldo terugvordering 31-12-2002 saldo terugvordering 01-01-2002/ door saldo terugvordering 01-01-2002
***
B7
T
Terugvordering opboeking
Opboekingen terugvordering in meetperiode / saldo terugvordering 01-01-2002
***
B7
T
Buiten invordering TV
Buiten invordering terugvordering in meetperiode / saldo terugvordering 01-012002
***
B7
T
Mutaties
Mutaties in de meetperiode/ saldo terugvordering 01-01-2002
***
B7
T
Qntvangsten/opboekingen
Ontvangsten in de meetperiode/ opboeking in de meetperiode
***
B7
T
Aandeel fraude
Geconstateerde fraude in de meetperiode/ opboeking terugvordering in de meetperiode
***
B8
G
Ontvangsten / Uitgaven tv quote
Ontvangsten terugvordering /uitgaven in de meetperiode
***
B9
T
Groei vorderingen verhaal
Verschil aantal verhaal 31-12-2002 - aantal verhaal 01-01-2002 / door aantal verhaal 0101-2002
***
B9
T
Groei saldo verhaal
Verschil saldo verhaal 31-12-2002 - saldo vefhaal 01-01-2002 / door saldo verhaal 0101-2002
*#*
B9
T
Verhaal opboeking
Opboekingen verhaal in meetperiode / saldo verhaal 01-01-2002
***
B9
T
Buiten invordering verhaal
Buiten invordering verhaal in meetperiode / saldo verhaal 01-01-2002
***
B9
T
Mutaties
Mutaties in de meetperiode/ saldo verhaal 01-01-2002
***
B9
T
Ontvangsten/opboekingen
***
B10
G
Ontvangsten/ Uitgaven verhaal quote
Ontvangsten in de meetperiode/ opboeking in de meetperiode Ontvangsten vefhaal /uitgaven in de meetperiode
Bil
G
Profijt bijzonder bijstand
Uitgaven bijzondere bijstand / doelgroep huishoudens met 105% van minimumloon
*
B12
T
Uitputting budget bijzondere bijstand
Uitgaven bijzondere bijstand / Budget bijzondere bijstand
*
B12
T
Budget voorlichting bijzondere [rijstand
Budget voorlichting bijzonder bijstand/ Budget bijzondere bijstand
*
B13
T
B14
G
Niet gebruik bijzondere bijstand Gebruik beslissing ondersteunend systeem Bestandsontwikkeling 18-65 jarigen Verschil per uitkeringscategorie cliënten per 31-12 en 1-1 / uitkeringscategorie cliënten Niet gebruik bijzondere bijstand
Kringrapport Abw benchmark 2003 4 november 2003
***
* ***
58
per 1-1 B14
G
B15
Bestandsontwifckeling 65+-ers en personen in een inrichting
Verschfl per uitkeringscategorie cliënten per 31-12 en 1-1 / uitkeringscategorie cliënten per 1-1
*#*
Gebruik instrumenten als % van het Gebruik instrumenten percentage van het aantal cliënten in de leeftijd van. 18- cliëntenbestand van 18 tot 65 jaar per 1 januari 2002 65 jaar
**
B16
T
Gemiddelde kosten per scholing, incentive etc.
Kosten per uitgavencategorie / door aantal per categorie
**
B17
T
Instroom WIW / cliëntenbestand 1-1 (18-65 jaar)
#*
B17
T
Instroom naat gesubsidieerd werk WIW in de meetperiode gerelateerd aan het cliëntenbestand per 1-1 van 18 tot 65 jaar van de meetperiode Instroom naar WüP in de meetperiode gerelateerd aan het cliëntenbestand per 1-1 van 18 tot 65 jaar van de meetperiode
Instroom WEP / cliëntenbestand 1-1 (18-65 jaar)
**
B18
T
Uitstroom / diëntenbestand 1-1 (18-65 jaar) Beëindigde dienstbetrekkingen WIW als % van het cliëntenbestand 18-65 jaar per 1-1
**
B18
T
Uitstroom WEP-plaatsen als % van Uitstroom WEP / diëntenbestand 1-1 (18-65 het cliëntenbestand in de leeftijd jaar) van 18-65 jaar per 1-1
**
B19
G
Gemiddeld aan WlW-banen als % van het cliëntenbestand per 1-1 in de leeftijd van 18-65 jaar
Gemiddelde WIW banen / cliëntenbestand 1-1 (18-65 jaar)
**
B20
G
Bezettingsgraad ED-banen als % van het aantal cliënten per 1-1
Aantal ID-banen / cliëntenbestand 1-1 (1865 jaar)
**
B21
T
[nstroom naar gesubsidieerd werk [/D banen in de meetperiode gerelateerd aan het aantal I/D per 1-1 van de meetperiode
Instroom I/D / aantal I/D banen per 1-1
*#
B21
T
Uitstroom I/D banen totaal gerelateerd aan de stand van 1 e kwartaal van de meetperiode
Uitstroom I/D banen / stand I/D banen le kwartaal meetperiode
**
B22
G
Deelname sociale activering als % van het aantal fase 4 cliënten
Aantal sociale activering / aantal fase cliënten per 1-1
B24
T
Aanvraag
Kosten personeel, belast met de uitvoering van aanvragen Abw / aantal beschikkingen Abw levensonderhoud in de meetperiode
*
B24
T
Heronderzoek
Kosten personeel, belast met de uitvoering van heronderzoeken Abw / aantal uitgevoerde heronderzoeken in de meetperiode
*
B24
T
Debiteurenbeheer
De personeelskosten belast met de uitvoering
*
Ktiagrapport Abw benchmark 2003 4 november 2003
59
van het onderdeel ontvangsten Abw in de meetperiode / aantal vorderingen terugvordering en verhaal per 1-1 van de meetperiode
B24
T
Reïntegratie
De personeelskosten belast met de uitvoering van het onderdeel reïntegratie in de meetperiode / totale uitstroom regulier, gesubsidieerd werk en plaatsingen sociale activering
*
B24
T
Bijzondere Bijstand
De personeelskosten bekst met de uitvoering van het onderdeel zorg in de meetperiode / aantal aanvragen bijzondere bijstand
*
B24
T
Beëindigingsonderzoek
De personeelskosten belast met de uitvoering van beëindigingonderzoek in de meetperiode / aantal beëindigingonderzoeken
*
B24
T
Bestandsbeheer
*
B24
T
Misbruik & Oneigenlijk gebruik
De personeelskosten bekst met de uitvoering van het bestandsbeheer in de meetperiode / gemiddeld aantal cliënten in de meetperiode De personeelskosten bekst met de uitvoering van opsporing misbruik en oneigenlijk gebruik in de meetperiode / aantal geconstateerde fraude in de meetperiode
B24
T
Overhead
Totaal aantal fte's overhead / totaal aantal fte's overhead plus totaal aantal fte's primaire proces
*
B25
G
Gemiddelde kosten per fte inclusief Totale uiigaven personeel incl. ingehuurde ingehuurde krachten krachten / aantal fte's
B26
T
B27
T
B28 B29 BSO B31 B32 B33 B34 B35
T T T T T T G T
Procentuele verdeling naar opleiding in fte' s Procentuele verdeling naar leeftijd infte's Inrichting werkproces Uitvoering heronderzoeken Vormgeving reïntegratie rnfirViring arbeïdstoeleiding
B35
T
Doelmatigheid heronderzoek nerrekend naar loonsom bcLwerkgeverslasten
Kosten personeel incLwerkgeversksten, belast met de uitvoering van heronderzoeken Abw / aantal uitgevoerde heronderzoeken in de meetperiode
*
B35
T
Doelmatigheid debiteurenbeheer iierrekend naar loonsom incl.werkgeverslasten
De personeelskosten incLwerkgeversksten bekst met de uitvoering van het onderdeel ontvangsten Abw in de meetperiode / aantal
*
**
Opleidingscategorie / door totaal aantal fte's
*
Leeftijdscategorie / door totaal aantal fte's
*
Beleidsplan Kwaliteit uitvoering Kosten per cliënt Kosten personeel incLwerkgeversksten, Doelmatigheid aanvraag bekst met de uitvoering van aanvragen Abw levensonderhoud Abw hertekend naar loonsom incLwerkgeverslasten / aantal beschikkingen Abw levensonderhoud in de meetperiode
Kflngrapport Abw benchmark 2003 4 november 2003
*
* * * * * * ** *
60
vorderingen terugvordering en verhaal per 11 van de meetperiode *
B35
T
Doelmatigheid reïntegratie herrekend naar loonsom incl.werkgeverslasten
B35
T
Doelmatigheid bijzondere bijstand De personeelskosten, incl. werkgeverslasten, bekst met de uitvoering van het onderdeel herrekend naar loonsom incl.werkgeverslasten zorg in de meetperiode / aantal aanvragen bijzondere bijstand
*
B35
T
Doelmatigheid beëindiging hertekend naar loonsom incLweikgeversksten
De personeelskosten belast indwefkgeversksten met de uitvoering van beëiadigingonderzoek in de meetperiode / aantal beëindigingonderzoeken
*
B35
T
Doelmatigheid bestandsbeheer herrekend naar loonsom iflcLwerkgeversksten
De personeelskosten bekst incLwerkgeversksten met de uitvoering van bet bestandsbeheer in de meetperiode / gemiddeld aantal cliënten in de meetperiode.
*
B35
T
*
B35
T
Doelmatigheid misbruik en De personeelskosten incLwerkgeversksten oneigenlijk gebruik herrekend naar bekst met de uitvoering van opsporing loonsom ittd.werkgeverslasten misbruik en oneigenlijk gebruik in de meetperiode / aantal geconstateerde fraude in de meetperiode Kosten per fte Totale uitgaven personeel incl. ingehuurde krachten en incl.werkgeversksten / aantal fte's.
B35
T
Uitgaven uitzendkrachten en Uitgaven uitzendkrachten / totale loonsom diensten derden als % van de totale incl. werkgeverslaste Verrekende loonsom
*
Kringrapport Abw benchmark 2003 4 november 2003
De personeelskosten incLwerkgeversksten belast met de uitvoering van het onderdeel leïategratie in de meetperiode / totale uitstroom regulier, gesubsidieerd werk en plaatsingen sociale activering
*
61
Bijlage 5. Waardering per vraag cliëntgerichtheid In de kringrapportage neemt het onderdeel cliëntgerichtheid een prominente plaats in. In de rapportage blijkt dat het onderling onderscheid tussen gemeenten beperkt is. De beperking van het onderscheid wordt veroorzaakt door de waardering per vraag en het gewicht van de vraag in de totale waardering per onderdeel. Om het onderscheidend vermogen bij de items bij het onderdeel diëntgerichtheid te vergroten, heeft de Benchmarkorganisatie ervoor gekozen de waardering per item en per vraag aan te passen. Uit opgedane ervaringen bij onderzoek naar klanttevredenheid blijken de onderdelen bereikbaarheid, bejegening inspanning, bejegening klachten en doorlooptijden aanvragen de belangrijkste items te zijn. Op basis van deze kennis is de mate van belangrijkheid, dus de waardering per item, vastgesteld. In tabel l is een weergave gegeven van de waardering per item van het rekensysteem. De procentuele verdeling van de score per item vormt het zogeheten mandje. De items die bij het onderzoek naar klanttevredenheid als belangrijk naar voren komen zijn ten opzichte van het huidige rekensysteem hoger gewaardeerd. Zo is het aandeel van het item bereikbaarheid in het mandje gestegen van 13% naar 20%. Het aandeel innovatie is in het mandje daarentegen gedaald van 20% naar 11%. Tabel l
VraagScore
5.7 Bereikbaarheid
•n «
"
•
Bejegening Machten Gemiddelde doorlooptijd
Innovatie
5.2 S.3 5.4 5.5 5.6 5.7 Caseload 5.S 5.9 5.10 5.11 5.12 5.13 Doorlooptijd aanvragen 5.14 5.15 5.16 5.17 5.18
Kringiapport Abw benchinark 2003 4 november 2003
Antwoordmogelljkheid
4 2 2 5 2 2 2 2 4 2 2 2 4
2 2 2 5 2
Maximale score per vraag huidig
Waardering voorste]
4
10
9 g 5
4 2 4 1 1 1 4
Score per item huidig :eem
6
Score per item voorstel
13%
4 3 2 g 7
27
20%
ld
1 10£
6 6 9
g
6
13%
24
18%
7
6
26
6
13%
26
20%
1 1 1
2 4 3
9
20%
15
11%
5 1
5 1
62
De grondslag van de wijzigingen in het mandje wordt bepaald door de waardering per vraag. Deze waardering is weergegeven in tabel 2. De Benchmarkorganisatie heeft per vraag een inschatting gemaakt hoeveel deze zou moeten meewegen bij het desbetreffende item. De te behalen score is daarop aangepast Om een grotere verscheidenheid per vraag te bewerkstelligen is ook een differentiatie per antwoordcategorie aangebracht. Het verschil in waardering tussen het antwoord "ja"of het antwoord "nee"is vergroot Tabel 2
B23
Bereikbaarheid
5.1 5.2 5.3
Max 10, 10-8-6-4 Ja = 9, nee= 4 Ja = 8, nee= 3
Uitkomsten vragen 5.1 + 5.2 + 5.3 gedeeld door 27(= maximale score)
B23
Voorlichting
5.4 5.5 5.6 5.7
Max 5, 5-4-3-2-1 Ja = 4, nee= 1 Ja = 3, nee= 1 Ja = 2 nee= 1
Uitkomsten vragen 5.4 + 5.5 + 5.6 + 5.7 gedeeld door 14 (= maximale score)
B23
Bejegening inspanning Caseload per medewerker. Totaal aantal diënten (vraag 1.1) gedeeld door het totaal aantal fte's minus overhead 5.8 5.9 5.10
<20= 8 20<40 = 6 40<60 = 4 60<80 = 2 80 of > 80 = 0
Uitkomsten caseload berekening + 5.8 + 5.9 + 5.10 gedeeld door 27 ( = maximale score)
Ja = 7, nee= 3 Max 6 (6-4-3-1) Ja = 6, nee= 2
B23
Bejegening klachten
5.11 5.12 5.13
Ja - 9, nee= 5 Ja = 8, nee= 4 Max. 7 (7-5-3-1)
Uitkosten 5.11 +5.12 + 5.13 gedeeld door 24 (^maximale score)
B23
Gemiddelde doorlooptijd
Doorlooptijd aanvragen Abw lo. en doorlooptijd aanvragen bijzonder bijstand
<11 = 26 IK 20 = 22 20< 30 = 16 30< 40 = 10 40< 50 = 6 50< 60 = 4 60of> = 2
Uitkomst deelde door 26 ( =
Innovatie
5.14 5.15 5.16 5.17 5.18
Ja = 2, nee= 0 Ja = 4, nee= 1 Ja = 3, nee= 1 Max. 5 (5-4-3-2-1) Ja = 1, nee= 0
Uitkomsten 5.14 + 5.15 + 5.16 + 5.17 + 5.18 gedeeld door 15 (= maximale score)
B23
Kringrapport Abw benchmark 2003 4 november 2003
Tnjnritnale SCOte)
63
30
Totaal score diëntgerichtheid
Kringtapport Abw benchmatk 2003 4 november 2003
(Totaal 39 + Totaal 40 + Totaal 41 + Totaal 42 + Totaal 43 + Totaal 44) gededd doctf 133 ( = maximale sco±e)
64
Bijlage 6. Deelnemende gemeenten 's-Hertogenbosch Alkmaar Almelo Alraere Alphen aan den Rijn Amsterdam Apeldoorn Arnhem Asten Bergen op Zoom Beuningen Breda Brunssum Coevorden Delft Delfzijl Deventer Doetinchem Dordrecht Bunnen Enschede Ermelo Gemert-Bakel Gouda Groningen Haarlemmerrneer Halderberge Hardenberg Heerenveen Heerhugowaard Heiloo Hellendoorn Hengelo Hilversum Hoogeveen Hoogezand-Sappemeer Hoorn Houten Huizen Hulst Kerkrade KRV
Kringrapport Abw benchroark 2003 4 november 2003
65
Leiden Lelystad Leusden Losser Maassluis Maastricht Nieuwegein Nijmegen Noordoostpolder NW-Fiyslan Oirschot Oldebroek Ooststellingwerf Overbetuwe Papendrecht ' Purmerend Rhenen Ridderkerk Roermond RSD Alblassetwaard-Oost/Vijfheerenknden Soest Spijkenisse Stadskanaal S teenwijkerland Tilburg Tynaarloo Tytsjerkstetadid Uden Veendam Velsen ^nterswijk Wormerland. Zaanstad
Zevenaar Zutphen Zwijndrecht Zwolle
Kringrapport Abw benchmark 2003 4 november 2003
66