CONCEPT
GEMEENTE OLDEBROEK RAADSGRIFFIE COMMISSIE SAMENLEVING Verslag van de openbare vergadering van 18 november 2014. Aanwezig Leden
Insprekers Publiek Pers
: mevrouw R. van der Veen-Schoonhoven en de heren G.J.L. Dokter, P. van Duijn, H.G.P. Kemp, W. Kruis, H.J. Kwakkel, J. het Lam, H.N. Meijer, B.J. Spijkerboer, C. Spijkerboer en W. Zoer. : de heer H.A.M.H. Verberk. : mevrouw H. Leusink. : de heer H. Geertsma. : wethouder mevrouw E.G. Vos-van de Weg. : de dames E. Fleer, D. Mulderij, Y. Rooseboom, D. Smid en G. Zielhuis en de heren L. van Beek, G. Hooiveld, A. Kohlbrugge en T. van Noorloos. : : 8 : -
Afwezig Tijd
: : 19.30 – 22.27 uur.
Voorzitter Griffier: Notulist: College Ambt. onderst.
01. Opening. De voorzitter opent de vergadering en heet iedereen welkom. 02. Agendabepaling. De agenda wordt vastgesteld conform het concept. Punt 3 zal themagewijs worden behandeld, zoals de griffier vooraf heeft aangegeven. De inspreker die zich had aangemeld, is niet aanwezig. 03. Beleidsplan sociaal domein 2015-2018, inclusief verordeningen. 03.1. Missie en visie, inclusief Inrichting en Toegang De heer Spijkerboer (CDA) heeft een vraag over het stukje onder ‘Privé’ op pagina 9. Daar staat als doelstelling dat meer inwoners zo zelfstandig mogelijk actief kunnen deelnemen aan de Oldebroekse maatschappij. Ook in punt 2 is sprake van ‘steeds meer Oldebroekse inwoners’. De vraag is waarmee dat ‘meer’ moet worden vergeleken. Wordt hier niet bedoeld ‘zoveel mogelijk inwoners’? Het CDA stemt er van harte mee in dat in het hele sociale domein de focus wordt verlegd van curatieve naar preventieve zorg. Uit de stukken valt echter niet goed op te maken waar het geld voor die preventie vandaan moet komen. De fractie zou wat dat betreft meer garanties vooraf willen hebben. De heer Van Duijn herkent in de stukken veel van wat in de afgelopen jaren al naar voren is gekomen. Hij vraagt hoe de wethouder de relatie ziet tussen de structuurverandering die nu plaatsvindt en de cultuurverandering die er moet komen. Die cultuurverandering is van groot belang om de structuurverandering het gewenste rendement te laten opleveren. Dat onderwerp had van de SGP dan ook in het eerste hoofdstuk mogen staan. De heer Van Duijn houdt zijn hart vast als hij leest dat voor die cultuurverandering aan de termijn van een generatie moet worden gedacht. Verder vraagt hij wat het verschil is tussen de ondersteuning die mantelzorgers al kregen van de gemeente en de ondersteuning die ze nu kunnen gaan krijgen. De heer Kemp denkt dat de rollen inmiddels wel duidelijk zijn maar dat nu het verwachtingspatroon helder moet worden, ook naar de burgers toe. Hij kan zich niet voorstellen dat de mantelzorgers altijd in staat zijn om alle vragen te beantwoorden. Een dik beleidsplan leent zich daar volgens hem ook niet voor. Daarom vraagt hij hoe de gemeente de informatie gaat verstrekken die
-2-
voor deze eerstelijnszorg cruciaal is. Hij denkt bijvoorbeeld aan een zakboekje met tabbladen of aan een overzicht van veelgestelde vragen. De heer Dokter spreekt zijn tevredenheid uit over het werk dat verzet is, over het resultaat dat nu voorligt en over de manier waarop de raad in het proces is meegenomen. Hij sluit zich aan bij de woorden van de heer Kemp. Het meenemen van de samenleving is inderdaad cruciaal. Daarin liggen ook de kansen die benut moeten worden. De heer Dokter wil daar graag nog iets meer over horen van de wethouder. De heer Zoer vraagt waarom deltaWonen aan het Sociaal Team is toegevoegd. Hij zou in dat team eerder een instantie als de voedselbank hadden verwacht. Verder constateert hij dat in de toegang tot de zorg de vrijwilliger het eerste aanspreekpunt is en dat de gemeente verantwoordelijk is voor het werk van die vrijwilliger. Hij vraagt zich af aan welke kwaliteitseisen die vrijwilliger moet voldoen en hoe dat geborgd wordt. Wethouder Vos erkent dat in de zinnen die de heer Spijkerboer noemde ‘zoveel mogelijk’ zou moeten staan in plaats van ‘meer’. De inhoud van de betreffende zinnen is verder duidelijk en daarover bestaat ook geen verschil van mening. Op het gebied van preventie is het afgelopen jaar al veel gedaan, onder andere in het jeugdwerk. Al met al ligt er een behoorlijk dik boekwerk waarin concreet staat aangegeven wat op dat gebied per gezin, per wijk en per school gebeurt. Wat het college betreft mag die preventie ook best wat geld kosten. De kost gaat immers voor de baat uit. Het geld is geborgd in het totale budget waar de raad mee heeft ingestemd. Daar komt het college dus niet apart voor terug bij de raad. De heer Spijkerboer vraagt of de kosten wat meer in concrete cijfers kunnen worden uitgedrukt. Wethouder Vos geeft aan dat ze zal bekijken of ze wat inzicht in die cijfers kan geven. Dat kan echter niet op heel korte termijn. De wethouder hoopt met de heer Van Duijn dat er niet een hele generatie overheen gaat voordat een cultuurverandering tot stand is gekomen. Ze erkent dat het langer duurt dan bij een structuurverandering en dat het ook moeilijker is. Tegelijk heeft ze de ervaring dat een aantal dingen al goed wordt opgepakt. Soms worden mensen door de structuurverandering gedrongen om in die cultuurverandering mee te gaan. Het komt voor dat mensen spontaan initiatieven nemen. Dat de gemeente de hele samenleving in de kanteling heeft meegenomen, heeft eveneens geholpen. Het meenemen van één cliënt helpt trouwens ook al: vaak wordt daarmee meteen een heel gezin bereikt. Mantelzorgers zijn en blijven onontbeerlijk. Nieuw is dat de consulent informele ondersteuning beschikbaar is om hulp te bieden als iets geregeld moet worden, als een mantelzorger ziek is enzovoort. Hij kan ook wijzen op de respijtzorg die in de Wmo geregeld is. Voor veelgestelde vragen kan men al terecht op de website. Verder zullen de uitvoeringsregels samen met de ‘werkvloer’ worden opgesteld. De manager van het sociale team is echt met haar team bezig zodat de leden van dat team vanaf het begin worden meegenomen. Dingen die nieuw zijn, kunnen binnen dat team worden besproken. De communicatie richting samenleving is al goed op gang gekomen met de publicaties in Huis aan Huis. Verder wijst de wethouder op de spreekuren die gehouden zijn. Daar kwamen vooral cliëntgerelateerde vragen aan de orde. Begin december is er nog weer een infoavond over de veranderingen in het sociale domein. Mensen die op dit moment zorg krijgen, hebben een brief gekregen waarin werd aangegeven om welke zorg het gaat en waarin ze gevraagd worden om te controleren of het klopt. Voor het geval de gegevens niet kloppen, zijn ze uitgenodigd om de gemeente te bellen. Daar zijn nogal wat contacten door ontstaan. Er is ook veel gebeld door mensen die geen brief hadden gekregen en die wilden weten of dat klopte. Belangrijk is ook het Platform Informele Ondersteuning, waarin veel organisaties vertegenwoordigd zijn. Dat platform heeft haar voelsprieten in de hele gemeenschap, brengt de boodschap van de gemeente naar buiten en kan burgers die vragen hebben naar het juiste adres verwijzen. De wethouder hoorde onlangs van de consulent van deltaWonen dat huurders weinig gebruikmaken van de mogelijkheden van huurtoeslag en zorgtoeslag. Tegelijk loopt de corporatie tegen huurachterstanden aan die soms zo hoog oplopen dat er niets meer aan te doen is. deltaWonen kan dus in een vroeg stadium achter financiële problemen komen en daarover aan de bel trekken. Daarnaast is de woonsituatie van mensen een onderwerp dat nogal eens de aandacht moet hebben. Dat zijn redenen waarom deltaWonen als betrokken maatschappelijke organisatie in het sociale team zit. Wat de vrijwilliger betreft: die is wel het eerste aanspreekpunt in het team maar handelt geen zorggerelateerde vragen af. Dat doet de professional. De vrijwilliger kan hoogstens wat informatieve vragen beantwoorden. Op dit moment werkt de projectleider aan het functieprofiel en het ‘mensprofiel’ van de vrijwilligers.
-3-
Tweede termijn De heer Van Duijn leest achterin het document dat de cultuuromslag misschien wel meer dan een generatie gaat duren. Wat dat betreft ziet hij toch wel een probleem. De heer Dokter constateert dat een cultuuromslag altijd moeilijk is. Hij is er echter wel van overtuigd dat de kans op effect groter is naarmate de gemeente dichter bij de samenleving komt. In dat verband doet hij de suggestie om een infoavond in de kantine van een voetbalvereniging te houden in plaats van in het dorpshuis. Dan komen er sowieso mensen op af. De heer Zoer denkt dat het argument om deltaWonen in het sociale team op te nemen – het vroegtijdig signaleren van problemen – ook geldt voor een energiebedrijf. Beide instanties zijn echter belanghebbenden: ze willen graag hun geld hebben. Zou dat voor die instanties niet een reden zijn om in zo’n team te gaan zitten? Wethouder Vos ontkent niet dat deltaWonen een financieel belang heeft bij de deelname aan het sociale team. Ze wijst er wel op dat de woonconsulent zich in het team niet met de zorgvraag bemoeit maar alleen met de woonsituatie. Verder is een corporatie als deltaWonen op een andere manier bij de maatschappij betrokken als een energiebedrijf. Wat de cultuuromslag betreft: als een bepaalde familie nooit met een zorgvraag hoeft te komen, kan die cultuuromslag zelfs wel twee generaties duren. Stel dat er in de volgende generatie een familielid is die wel een zorgvraag heeft. Die denkt dan misschien nog steeds dat hij of zij zonder meer recht heeft op een bepaalde voorziening. Het kan anders gaan als de scholen in de ontwikkeling worden meegenomen. Kinderen kunnen dan al leren om anders naar de maatschappij en de overheid te kijken. In ieder geval is duidelijk dat college, raad en organisatie samen hun best willen doen om de cultuuromslag te bevorderen. De wethouder neemt de suggestie van de PvdA over de locaties voor de infoavonden graag mee. De heer Dokter komt terug op de energiebedrijven. Hij vraagt of die nog altijd contact opnemen met de gemeente voordat ze ergens de toevoer van gas of elektriciteit afsluiten. Wethouder Vos bevestigt dat. De problemen zijn op zo’n moment echter al heel groot geworden. Het is beter dat een woningcorporatie na een maand al meldt dat iemand een huurachterstand heeft. Dan valt er nog wat aan de problemen te doen. 03.2. Jeugd (inclusief afzonderlijk voorstel preventief jeugdbeleid) De heer Spijkerboer (ChristenUnie) laat weten dat zijn fractie erg positief is over het jeugdbeleid. De ChristenUnie heeft gehoord dat op 1 januari a.s. op RNV-niveau een stichting wordt opgericht. Dat geeft wat ruis op de lijn, onder andere bij het CJG. De fractie vraagt naar de visie van de wethouder op het organogram van deze nieuwe stichting. Op de postlijst stond het uitvoeringsprogramma Jeugdhulp Noord-Veluwe. De heer Spijkerboer wil graag weten waarom de RNV geen reactie heeft gegeven op het advies van de Wmo-adviesraden met betrekking tot dat programma. Hij vindt de stukken van de adviesraden een compliment waard. Verder gaf de wethouder in de commissievergadering van 28 oktober aan dat door de sterkere aandacht voor preventie de intensieve zorg aan jongeren is teruggelopen. De ChristenUnie wil graag weten waar dat uit blijkt. De heer Zoer heeft een vraag over de solidariteitsafspraken in RNV-verband over specialistische jeugdhulp. Hij constateert dat daar risico’s in zitten. Niemand weet immers van tevoren in hoeverre een bepaalde gemeente een onevenredig beroep op die jeugdhulp zal moeten doen. De heer Zoer wil weten of daar een budget voor is en of Oldebroek er voordeel van heeft als deze gemeente veel jeugdhulp nodig heeft en de buurgemeenten niet. Verder vraagt hij of de klachtenregeling al beschikbaar is. De heer Dokter denkt dat het goed is om erover na te denken wat ‘Right to Challenge’ voor de gemeenschap betekent. Het is belangrijk dat de samenleving ook zelf in beweging komt. De heer Dokter vindt ‘pedagogische gemeenschap’ een mooie term. Hij benadrukt dat onderwijs en sport belangrijke sectoren zijn in het jeugdbeleid. Daar kunnen de eerste signalen worden opgevangen en dus liggen daar de grootste kansen voor preventie. Verder zijn er volgens hem landelijke afspraken gemaakt over JeugdzorgPlus. Dat is gebeurd om te voorkomen dat die vorm van jeugdhulp instort doordat men vrijwel geen contracten heeft kunnen afsluiten. Hij vraagt of de wethouder kan bevestigen dat in dit kader voor de gemeente het woonplaatsbeginsel geldt. De heer Kemp wil graag dat de commissie rond de zomer wordt bijgepraat over de gang van zaken en dus niet een jaar op een evaluatie hoeft te wachten. Verder denkt hij in het kader van de
-4-
communicatie ook aan de mogelijkheid om op scholen informatie te verstrekken. Ook dan zit de gemeente dicht bij de doelgroep. De heer Van Duijn vindt de typering van de gemeente als ‘pedagogische gemeenschap’ ook mooi, echter bijna te mooi om waar te zijn. Hij constateert dat er veel spelers in het veld zijn die niet altijd veel contact met elkaar hebben. Daarbij denkt hij vooral aan scholen, sportverenigingen en het CJG. Elke speler is goed bezig, maar het is wel belangrijk om overzicht en een parapluvisie te hebben. De vraag is waar de signalen uiteindelijk binnenkomen. Het CJG lijkt daarvoor de aangewezen plek. De heer Van Duijn wil graag dat de wethouder iets zegt over de rol van dat centrum ten opzichte van de andere spelers. Hij wijst verder op de complicerende factor dat veel kinderen uit deze gemeente in Zwolle, Kampen of Elburg op school zitten. Dat roept de vraag op hoe de gemeente het overzicht houdt, ook met het oog op de kosten. De rekening moet aan het eind van het jaar wel sluitend zijn. De heer Spijkerboer (CDA) vraagt hoe de wethouder tegen de gezamenlijk geformuleerde pedagogische buurtvisie aankijkt. Hij wil graag weten hoe die visie moet gaan werken. Verder leest hij in de verordening dat in de jeugdzorg geen PGB wordt verstrekt, behalve als men kan aantonen dat de zorg in natura (ZIN) niet toereikend is. Hij vraagt waarom men niet op voorhand voor een PGB mag kiezen. Wethouder Vos vindt dat het organogram van de stichting waar de ChristenUnie op doelt heel plat moet zijn. Dat heeft Deloitte ook als opdracht meegekregen. Er zijn dingen die men kan outsourcen en tegelijk prima kan regelen. De sociale teams moeten in ieder geval een plek hebben in de stichting. Verder is het aan Deloitte om voor de concrete invulling te zorgen. De RNV heeft wel een reactie gegeven op het advies van de Wmo-adviesraden, maar die reactie is per abuis niet bij de stukken voor de commissie gevoegd; ze zal alsnog worden toegestuurd. Dat er minder sprake is van intensieve zorg aan jongeren blijkt uit een aantal dingen: het schoolverzuim wordt minder, er is minder overlast op straat, het aantal verwijzingen naar Halt neemt af, het aantal jongeren in de specialistische jeugdzorg loopt terug en het alcoholgebruik onder de 16 jaar wordt minder. In de solidariteitsafspraken zit inderdaad een risico. Als het in Oldebroek goed gaat en in de andere gemeenten slechter, kan dat deze gemeente geld gaan kosten. Het omgekeerde geldt uiteraard ook. Er zijn wel indicatoren die aangeven hoe het er op dit moment voor staat. De solidariteitsafspraken passen bij het beleid dat de RNV-gemeenten samen hebben gemaakt en waar ze samen voor staan. Er zal wel geëvalueerd worden hoe het in de praktijk uitvalt. Als een bepaalde gemeente naar verhouding veel jongeren in de specialistische zorg heeft zitten, wordt nagegaan hoe dat komt. Het zou bijvoorbeeld ook aan de manier van werken van die gemeente kunnen liggen. Er is geen vast budget voor de jeugdzorg. In principe is er sprake van een openeinderegeling. Het is niet de bedoeling dat er wachtlijsten ontstaan. De klachtenregeling is in de maak. Dat Right to Challenge in de wet terechtgekomen is, is een goede zaak. Wat dat betreft kan de gemeente nog wel meer een beroep doen op de samenleving om met een eigen inbreng te komen. Er is weliswaar een Wmo-adviesraad, maar de wethouder zou graag meer van dat soort vormen van meedenken zien. Ze heeft er wel over nagedacht om zelf keukentafelgesprekken te houden. In ieder geval mogen burgers haar altijd benaderen met ideeën. Bij de laatste bijeenkomst van het Platform Informele Ondersteuning miste de wethouder de sportverenigingen. Voor een volgend overleg zullen die ook uitgenodigd worden. De parapluvisie waar de SGP over sprak, zit in het stuk dat nu voorligt. Het CJG is het centrum van de jeugdzorg en daarmee ook de instantie waar vragen beantwoord kunnen worden en waar signalen binnenkomen. In veel gevallen kan men daar snel interveniëren. Voor de bekostiging van JeugdzorgPlus telt inderdaad het woonplaatsbeginsel. Het gaat er dus om waar de bewuste persoon woont op het moment waarop hij hulp vraagt. De staatssecretaris heeft de gemeenten opgelegd dat zij voor 80% van hun budget bij de huidige aanbieders moeten zijn. Daar zijn de betreffende medewerkers op dit moment mee bezig. Wat het informeren van de raad betreft: er komt een maandelijkse nieuwsbrief en na zes maanden zal er een moment zijn waarop de stand van zaken wordt opgemaakt. Daarbij moet wel worden bedacht dat alles nog in ontwikkeling is. Het op overeenstemming gerichte overleg in het kader van de Wet passend onderwijs (OOGO) zou vanuit deze gemeente moeten worden gevoerd met Zwolle. Daar zijn echter heel weinig scholen waar Oldebroek in dat verband mee te maken heeft. Daarom worden de stukken met betrekking tot de jeugdzorg besproken met de besturen en directeuren van de plaatselijke scholen, in het LEA-overleg. De scholen uit Elburg, Kampen en Zwolle zitten daar dus niet bij. Elburg zit in het OOGO van de RNV en krijgt dus dezelfde regionale stukken onder ogen.
-5-
Kampen ligt in een andere regio. Daar zou dus op een andere manier mee moeten worden afgestemd. Die afstemming is er op dit moment echter niet. De pedagogische buurtvisie wordt in het beleidsplan genoemd als een ontwikkelkans voor de wijk. Het is een visie die de wethouder nog wel eens mist. Waar het om gaat, is dat de wijkteams zich niet alleen op volwassenen richten maar ook op de jeugd. Zo’n wijkteam zou zich bijvoorbeeld sterk kunnen maken voor een speeltuin in de wijk. Dat men in de jeugdzorg niet zomaar voor een PGB kan kiezen heeft onder andere te maken met het inkoopvoordeel dat de gemeente moet zien te behalen. Als iemand echter een PGB aanvraagt en de gemeente denkt dat zo’n PGB bij die persoon kans van slagen heeft, krijgt hij het ook. Daar zijn dan wel een paar voorwaarden aan verbonden. De bewuste persoon moet in staat zijn om het budget naar eer en geweten te kunnen gebruiken en er moet kwaliteit geleverd worden. Tweede termijn De heer Spijkerboer (ChristenUnie) is blij met de afname van de intensieve zorg aan jongeren. Hij vraagt of dat te maken heeft met de pilot van het CJG. Wethouder Vos antwoordt dat het breder is. Ze wijst op het experiment met de inzet van ambulante werkers. De heer Spijkerboer (ChristenUnie) vraagt wat er gebeurt als de nieuwe stichting van de RNV besluiten neemt waar deze gemeente zich niet in kan vinden, bijvoorbeeld over het CJG. Wethouder Vos antwoordt dat de gemeente bij de stichting inkoopt en dus zelf aangeeft wat zij wil hebben. Er wordt haar niets opgelegd. De heer Kruis vraagt of de gemeente een speciaal budget heeft voor die inkoop. Wethouder Vos antwoordt dat het gaat om het budget dat het Rijk beschikbaar stelt, aangevuld met geld uit de eigen begroting, om een naadloze overgang mogelijk te maken. De heer Kruis concludeert dat een grote mate van inkoop ten koste gaat van het PGB. Wethouder Vos ontkent dat. De gemeente moet voor 80% inkopen bij de huidige zorgaanbieders. Daarbij gaat het om mensen die op dit moment zorg van die aanbieders krijgen. Mensen die in de nieuwe situatie zorg aanvragen, kunnen kiezen tussen een PGB en zorg in natura. De heer Van Duijn denkt dat honderden jongeren voor de gemeente buiten beeld zijn doordat ze ergens anders op school zitten. Van zulke jongeren kan zomaar een aantal in de duurdere zorg terechtkomen. Hij vraagt of wethouder niet de ambitie heeft om ook die jongeren goed in beeld te krijgen. De heer Van Noorloos antwoordt dat zorgleerlingen vooral in Oldebroek zelf en in Elburg op school zitten en heel weinig in Zwolle en Kampen. Dat blijkt uit de gegevens van de specialistische zorg. Met Elburg zijn dan ook afspraken gemaakt over de bekostiging van schoolmaatschappelijk werk. Die afspraken zullen nu worden gevolgd door verdergaande afspraken in het kader van de decentralisatie. De heer Spijkerboer (CDA) denkt dat de keus voor een PGB wat minder gemakkelijk ligt dan de wethouder zei. Men moet de aanvraag van zo’n PGB wel goed kunnen motiveren. Verder meent het CDA dat een PGB niet per se duurder hoeft te zijn dan zorg in natura. In het kader van Oldebroek voor mekaar lijkt het de fractie een goede zaak als burgers zelf zorg kunnen regelen, eventueel voor een kleiner bedrag dan de gemeente anders kwijt zou zijn. Uiteraard moet de kwaliteit dan wel gewaarborgd zijn. Wethouder Vos antwoordt dat een PGB over het algemeen genomen inderdaad niet altijd duurder is. Bij vergelijkbare zorg is dat echter wel het geval. Als de bewuste persoon bij een bepaald bureau zorg wil inkopen en de gemeente heeft bij datzelfde bureau afspraken over zorg in natura, dan valt dat in het nadeel van de gemeente uit. Het PGB moet in dat geval dus wel een meerwaarde hebben die tegen dat nadeel opweegt. De kwaliteit moet inderdaad ook geborgd zijn. In het kader van de uitwerking van de PGB-regels wordt op dit moment nagedacht over kwaliteitskeurmerken. Dat de cliënt zelf tevreden is over de kwaliteit van de zorg is niet voldoende. Er moet in ieder geval een verklaring omtrent het gedrag worden overlegd. Wat dat betreft moet de gemeente geen risico lopen. De heer Van Beek vult aan dat in de Jeugdwet expliciet is vastgelegd dat men gemotiveerd moet aangeven waarom men een PGB verkiest boven zorg in natura. Die benadering is dus anders dan in de Wmo. 03.3. Werk/arbeidsparticipatie
-6-
De heer Kemp legt de vinger bij de tegenprestatie. In het principe van ‘voort wat, hoort wat’ kan de VVD zich goed vinden. De fractie is echter wel benieuwd of er al ideeën zijn over de ‘sommige gevallen’ waarin de tegenprestatie wordt gevraagd. Zo ja, dan wil hij ook graag weten of bijvoorbeeld de werkgeversdienstverlening en de bedrijfscontactfunctionaris een plek hebben in die ideeën. De VVD vindt de notitie Werkbedrijf een heel goed stuk. Het in de etalage zetten van successen spreekt de fractie bijzonder aan. De fractie hoopt dat het ook gebeurt bij andere onderdelen van het sociale domein. De heer Dokter benadrukt dat de inzet van mensen als vrijwilligers niet ten koste moet gaan van vaste banen. Landelijk is dat ook wel een zorgpunt. Hij wil daar graag de visie van de wethouder op horen. Verder kan hij zich prima in dit deel van het beleidsplan vinden. De heer Meijer vraagt of mensen die in aanmerking komen voor vrijwilligerswerk ook mogen worden ingezet in (sport)verenigingen en andere instellingen. De heer Zoer wil weten of er juridische mogelijkheden zijn om een tegenprestatie verplicht te stellen of dat de gemeente niet verder kan gaan dan een vrijblijvend verzoek. De heer Spijkerboer (ChristenUnie) is benieuwd of de uitkomst van het onderzoek met betrekking tot scenario 4 uit het advies van IROKO (het cafetariamodel) invloed zal hebben op de besluitvorming over het beleidsplan Participatiewet. Verder wil hij weten of het overleg over een eventuele overgang van de Wezo naar de Inclusief Groep niet alleen per persoon wordt gevoerd maar ook met die persoon. Hij vraagt of men ook mag weigeren overgeplaatst te worden. De heer Spijkerboer hoorde vanuit het RPA dat veel gemeenten gefocust zijn op het zoeken van werkgelegenheid binnen de eigen gemeentegrenzen. Ze kijken te weinig over die grenzen heen. Daardoor zitten meer mensen werkloos thuis dan nodig is. Hij wil graag weten wat de wethouder daarvan vindt en of dit ook voor Oldebroek geldt. Mevrouw Van der Veen vraagt waarom bij de vaststelling van de hoogte van de bijstandsuitkering geen rekening meer wordt gehouden met de hogere kosten van alleenstaande ouders (pagina 23). De heer Kwakkel leest onder 4.3 dat mensen uit de doelgroepen MEEDOEN en ZORG niet aan hun lot zullen worden overgelaten. Hij vraagt welke garanties de raad heeft dat het welzijn van deze mensen voldoende in beeld is. Wat de verschillende netwerken betreft (Werkgeversdienstverlening Noord-Veluwe, H2O en Regionaal Werkbedrijf) vraagt hij welke koers het college vaart in al deze wateren. Verder wil hij weten welke knelpunten er bij de werkgeversbenadering liggen als het gaat om de belangen van de werknemer. Wethouder Vos begint met de vragen over de tegenprestatie. Een tegenprestatie wordt bijvoorbeeld niet gevraagd als mensen al mantelzorg verlenen of als ze veel tijd kwijt zijn met het zoeken van een baan. Het is belangrijker dat iemand snel een baan vindt dan dat hij een tegenprestatie levert. Een tegenprestatie mag inderdaad niet ten koste gaan van vaste banen. Bedrijven mogen geen mensen ontslaan om ze te vervangen door vrijwilligers. Wanneer ze al mensen ontslagen hebben, mogen ze wel vrijwilligers aannemen als ze het op die manier wat langer kunnen volhouden. Er zijn trouwens zoveel mogelijkheden voor vrijwilligers dat vaste banen er niet gauw door bedreigd zullen worden. Vrijwilligers mogen inderdaad worden ingezet bij sportverenigingen. Over de vraag of mensen tot een tegenprestatie verplicht kunnen worden, lopen verschillende juridische zaken. De gedachte dat het alleen mag in het kader van een re-integratietraject wordt steeds meer losgelaten. Het wordt steeds gewoner gevonden dat de cliënten iets doen. De betreffende personen moeten ook niet worden benaderd als mensen die bij de gemeente aankloppen om een uitkering, maar als mensen die hulp vragen bij het zoeken van een baan en intussen een inkomensvoorziening kunnen krijgen. In de WWB zijn harde maatregelen opgenomen voor het geval men zich onvoldoende inzet om aan een baan te komen. In de Maatregelenverordening van de gemeente staat dat men in zo’n geval gekort kan worden op zijn uitkering. De heer Kruis vraagt of mensen die een uitkering krijgen maar intussen werk doen dat normaal gesproken meer geld waard is, het verschil bijgepast krijgen van de gemeente. Mevrouw Vos vindt dat het antwoord op die vraag samenhangt met de principiële vraag hoe men tegenover het verdienmodel van de tegenprestatie staat. Ze vervolgt de beantwoording. Binnenkort zal weer een succes met nadruk in de etalage worden gelegd. Het gaat om een persoon met een grote afstand tot de arbeidsmarkt die in dienst is genomen door een Wezo-ondernemer. Het onderzoek met betrekking tot scenario 4 komt a.s. donderdag in een bespreking aan de orde. De wethouder komt daarna zo spoedig mogelijk met nadere informatie. Ze kan niet zeggen dat de uitkomst van het onderzoek geen enkele invloed zal hebben. Als de Inclusief Groep nu al zou
-7-
besluiten om – bijvoorbeeld – de post te verzelfstandigen, kan de gemeente daar niet meer de post afnemen. Misschien kan ze dan wel een andere beschutte afdeling van de Inclusief Groep inzetten. De gemeente zal er in ieder geval voor zorgen dat de mensen die nu bij de Inclusief Groep zitten een goede positie houden. Als dat betekent dat zij een plek krijgen bij PostNL, is dat ook in de geest van de Participatiewet. De heer Spijkerboer (ChristenUnie) wijst erop dat bij de Jeugdwet wel als risico wordt genoemd dat stagnatie in de RNV-samenwerking ertoe kan leiden dat de aansturing van het CJG stagneert. Wethouder Vos denkt dat de Jeugdwet op 1 januari ook meer verandert dan de Participatiewet. De mensen die onder de Participatiewet vallen, werken al; de gemeente is al met hen bezig en de wachtlijsten zijn bij de gemeente ook al in beeld. Wat de Wezo betreft: het zou voor alle partijen wat waard zijn als de mensen daar hun plek kunnen behouden. De vraagprijs van de Wezo ligt echter hoger dan wat de gemeente aan de Inclusief Groep betaalt. Daarom heeft de gemeente gevraagd of het bedrijf bereid is de mensen die daar werken in dienst te houden tegen de kosten van de rijkssubsidie. Als het antwoord op die vraag negatief is, gaat de gemeente met de betreffende personen in gesprek. De heer Spijkerboer benadrukt waar het hem om gaat: cliënten moeten niet tegen hun wil worden overgeplaatst. Wethouder Vos bevestigt, in antwoord op de laatste vraag van de ChristenUnie, dat de gemeente heeft ingezet op een lokale werkgeversbenadering, maar dat niet exclusief heeft bedoeld. Het zou erg kortzichtig zijn om te denken dat alle betrokkenen een baan zouden kunnen krijgen in Oldebroek. Daarom wordt binnen het RPA ook gezocht naar een regionale werkgeversbenadering. Er moet dus ook een uitwisseling van mensen en vacatures op gang komen tussen de verschillende gemeenten. Dat geen rekening meer wordt gehouden met hogere kosten van alleenstaande ouders vloeit voort uit de wetgeving. De kindertoeslag bestaat niet meer. Mevrouw Mulderij vult aan dat alleenstaande ouders het verlies van de toeslag gecompenseerd krijgen door het kindgebonden budget dat geregeld is in de Belastingwet. Wethouder Vos zou willen dat ze een garantie kon geven voor de mensen uit de doelgroepen MEEDOEN en ZORG. De allesbepalende vraag is echter hoeveel geld er overblijft van het reintegratiebudget. Voor het gevoel van eigenwaarde van deze mensen is het heel belangrijk dat er maatschappelijke initiatieven zijn ontstaan, waarin juist zij kunnen participeren. Het college doet zijn best om koers te houden in de woelige wateren van de diverse samenwerkingsverbanden. Als het om de Participatiewet gaat, heeft de wethouder een goed gevoel bij de samenwerking in de economische regio Zwolle. De wethouders Participatie sluiten in die regio ook aan bij de wethouders Economie. Voor de werknemers zijn in het participatiegebeuren best een paar knelpunten te noemen. De wethouder wil echter voorop blijven stellen dat werken de voorkeur verdient boven thuiszitten. Ze wijst op de jobcoach, die samen met de werknemers aan de slag kan gaan om knelpunten op te lossen. Kinderopvang kan ook een knelpunt zijn. Daar kan de consulent Werk dan met de betreffende werknemer naar kijken. Tweede termijn De heer Meijer constateert dat veel wordt gevraagd van de ambtenaren die straks de gesprekken gaan voeren met de betrokken personen. Hij vraagt of ze daar een opleiding voor hebben gehad. Ook wil hij weten wat de insteek bij de gesprekken zal zijn. Hij hoopt dat het zwartboek van het UWV daarbij niet de leidraad is. Wethouder Vos antwoordt dat de consulenten, evenals die van Zorg, geschoold zijn bij SCIO Consult. Zij hebben daar onder andere geleerd hoe ze een profiel moeten maken van iemand die bij de gemeente aanklopt voor een werkvoorziening. De insteek bij de gesprekken is dan inderdaad anders dan die van het UWV. Schorsing van 20.57 – 21.04 uur 03.4. Zorg (Wmo) De heer Dokter constateert dat iemand die gehandicapt is vaak een standaardvoorziening aangeboden krijgt. Die standaardvoorziening sluit niet altijd aan bij de behoefte van de bewuste persoon. Het komt zelfs voor dat iemand vraagt of het niet wat zuiniger kan. De rolstoel die wordt aangeboden, kan soms duurder zijn dan de rolstoel die men graag wil hebben. Maatwerk levert sowieso winst op voor de betrokkene, maar in financieel opzicht soms ook voor de gemeente.
-8-
De heer Meijer maakt zich ernstig zorgen over de mantelzorgers. Het is bekend dat 90% van deze mensen diep in het rood zit. De vraag is hoe de gemeente hen kan helpen het hoofd boven water te houden. Een andere vraag is hoe het gebruik van de klachtenprocedure kan worden bevorderd. De Veluwenaar is doorgaans niet zo gauw geneigd een klacht in te dienen. Het is belangrijk dat men het vertrouwen krijgt dat klagen zin heeft, dat er geluisterd wordt en dat een klacht ook gehonoreerd zou kunnen worden. Hij hoopt dat de gemeente Oldebroek royaal met deze materie omgaat. De heer Het Lam spreekt zijn waardering uit voor de beantwoording van de technische vragen van zijn fractie. Hij heeft niet kunnen vinden wat de ‘Regeling waardering mantelzorg’ gaat inhouden en vraagt of hij daarbij moet denken aan de consulent informele ondersteuning. Verder vraagt hij wat er gebeurt met chronisch zieken en gehandicapten die boven de 120% van de bijstandsnorm zitten en die volgens de huidige regeling nog een tegemoetkoming krijgen. Mevrouw Van der Veen wil graag weten waarom het college ervoor gekozen heeft om de tegemoetkoming voor chronisch zieken en gehandicapten over te hevelen naar het minimabeleid. Er kunnen ook mensen met een modaal inkomen zijn die veel moeite hebben om rond te komen. Waarom blijft voor deze mensen niet gewoon geld beschikbaar? Een laatste vraag gaat over situaties waarin sprake is van een overlap tussen twee decentralisatiedossiers. Zij noemt het voorbeeld van een jongere die een rolstoel nodig heeft. Die heeft zowel met de jongerenzorg als met de Wmo te maken. Valt zo iemand niet tussen wal en schip? De heer Van Duijn vraagt zich wat bezorgd af of het geld voor chronisch zieken en gehandicapten niet in een grote pot terecht komt als het naar het minimabeleid gaat. Blijft het dan wel bestemd voor het doel waarvoor het is overgeheveld? Als alles wordt geïndividualiseerd en alle inkomens uit het betreffende gezin worden meeberekend, is het duidelijk wat de uitkomst zal zijn. De SGP wil graag dat het college op dit punt kritisch blijft toezien. Een ander punt is dat, waar het om de aanbieders gaat, in hoge mate wordt gestuurd op resultaat (pagina 21). Dat sturen op resultaat is belangrijk, maar aan de andere kant is er ook keuzevrijheid. Die is duidelijk verankerd in de Wmo. De SGP wil graag weten hoe het een zich tot het ander verhoudt. De heer Kemp krijgt nogal eens vragen van mensen die nu een PGB hebben en niet precies weten wat er gaan veranderen. Hij meende gezien te hebben dat juist deze dag iets over dat onderwerp in Huis aan Huis stond. In ieder geval vindt hij het belangrijk dat de mensen breed geïnformeerd worden, bijvoorbeeld met een overzicht van veelgestelde vragen of een eenvoudig boekwerkje. Wethouder Vos is het helemaal eens met de stelling dat er sprake moet zijn van maatwerk en niet van standaardvoorzieningen. Dat is ook de boodschap waarmee de consulenten op pad worden gestuurd. Soms is het wel nodig om mensen die een bepaalde voorziening vragen te laten nadenken over de vraag of een andere voorziening niet meer gewenst is. Hulpvragers hebben niet altijd alle mogelijkheden in beeld. Ook de wethouder heeft zorgen over de mantelzorgers. Dat is ook de reden geweest om de functie van consulent informele ondersteuning in het leven te roepen. Deze mensen moeten een aanspreekpunt hebben. Op een bijeenkomst in het kader van de Dag van de Mantelzorg hoorde de wethouder ook dat de mantelzorgers erg blij zijn met deze consulent. Daarnaast bleken zij het lotgenotencontact ook belangrijk te vinden. Dat contact wordt één keer per maand door de gemeente georganiseerd. Daar kan men dingen delen waar men tegenaan loopt, maar men kan er bijvoorbeeld ook horen dat respijtzorg mogelijk is. Die respijtzorg kan dan via de consulent informele ondersteuning worden geregeld. De heer Meijer heeft de wethouder wel eens horen spreken over een ‘zachte landing’. Hij vraagt hoe hard de landing voor de mantelzorgers zal zijn als de gemeente nog eens heel fors moet bezuinigen. Is er dan nog wel ruimte voor een consulent informele ondersteuning? Wethouder Vos antwoordt dat de consulent op dit moment voor twee jaar in het budget zit. Daarbij gaat het om twee fte. Op evaluatiemomenten zal duidelijk moeten worden hoe het na die twee jaar verder moet. Misschien moeten het dan wel drie fte worden maar het kan ook zijn dat één fte dan genoeg is. De vinger wordt in ieder geval aan de pols gehouden, via het Platform Informele Ondersteuning en via de belangengroep van de mantelzorgers. Ook voor de mantelzorgers wordt in termen van maatwerk gedacht. De heer Meijer vraagt of de wethouder bereid is in bepaalde situaties mensen uit de arbeidsparticipatie te halen om ondersteuning te bieden. Wethouder Vos kan zich indenken dat vrijwilligers in het kader van de tegenprestatie worden ingezet om mantelzorgers te ondersteunen. Die vrijwilligers gaan echter geen taken van mantelzorgers overnemen. De wethouder vervolgt de beantwoording. Bij het keukentafelgesprek moet een
-9-
cliënt al kunnen merken dat naar hem geluisterd wordt. Hij moet met een goed gevoel zijn handtekening kunnen zetten onder het zorgplan dat de consulent samen met hem heeft opgesteld. Daar is de scholing van de consulent ook op gericht geweest. De consulent moet de vraag achter de vraag kunnen opsporen. Voor mantelzorgers was landelijk een mantelzorgcompliment geregeld. Die landelijke regeling is afgeschaft en het budget daarvoor wordt overgedragen aan de gemeenten. Op dit moment overlegt de gemeente met een aantal partijen (onder andere met de Wmoadviesraad) over de vraag waar ze de mantelzorgers een plezier mee zou kunnen doen. Voor chronisch zieken en gehandicapten krijgt de gemeente minder geld dan het Rijk zelf beschikbaar stelde in het kader van de WTCG. Ze mag met dat geld doen wat ze zelf wil. Het college hanteert het adagium dat de sterkste schouders de zwaarste lasten moeten dragen. Om die reden is deze tegemoetkoming overgeheveld naar het minimabeleid. Wie op een minimum zit en dan ook nog chronisch ziek is, heeft in principe de minste compensatiemogelijkheden. De WTCG-regeling kan een extra regeling binnen het minimabeleid worden. Die regeling zou bijvoorbeeld een aanvulling op de verzekering kunnen inhouden. In situaties die binnen twee decentralisatiedossiers vallen, blijft gelden dat er sprake is van één plan en één regisseur. Die ene regisseur kan verschillende instanties inschakelen. Op die manier hoeft niemand tussen wal en schip te vallen. Bij de aanbesteding hebben de huidige zorgaanbieders, ieder op zijn eigen product, een plan van aanpak gemaakt voor de transformatie. In dat plan van aanpak worden de (organisatorische) resultaten benoemd die de aanbieder wil behalen. De gemeente bekijkt in evaluatiegesprekken of die resultaten inderdaad via dat plan van aanpak worden bereikt en stuurt bij waar dat nodig is. De heer Van Beek vult aan dat met de aanbieders een aantal meetmomenten is afgesproken (april en september 2015). Op die momenten moeten ze met de transformatie op een bepaald niveau zitten. Als een aanbieder dat niveau niet heeft gehaald, kan dat in het uiterste geval tot een afscheid leiden. Wethouder Vos vervolgt de beantwoording. Besloten is dat alle mensen die huishoudelijke hulp hebben een brief krijgen waarin staat dat er voor hen op 1 januari niets verandert. Dat werkt beter dan de publicaties in Huis aan Huis. Die publicaties landen niet altijd waar ze moeten landen. De zorgkantoren hebben inmiddels ook brieven verstuurd over het PGB. Tweede termijn De heer Kruis wil weten of het aantal helpers in de zorg gelijk is gebleven. Is daarover overleg geweest met de zorgaanbieders? Mevrouw Vos weet niet of de contracten met de zorgaanbieders ertoe leiden dat er minder helpers zijn of misschien juist meer. Dat hangt niet alleen af van de contracten die de gemeente Oldebroek met hen heeft gesloten. Het is ook niet aan de gemeente om dat te monitoren. De gemeente monitor de (kwaliteit van de) zorg, niet het aantal helpers. De heer Meijer vraagt of in de rapportage aan de raad kan worden opgenomen hoeveel aanvragen er zijn geweest, hoeveel daarvan zijn toegekend en hoeveel er nog openstaan. Wethouder Vos wil dat de rapportage zoveel mogelijk concrete gegevens vermeldt, maar ook weer niet te gedetailleerd wordt. Het zal meer over categorieën gaan dan over individuele gevallen. De heer Meijer vraagt hoe het moet als iemand onverhoopt een afwijzing krijgt en het daar niet mee eens is. Is daar een bezwarenprocedure voor? Kan zo iemand zich wenden tot de raad? Wethouder Vos antwoordt dat in geval van een negatieve beschikking de weg van bezwaar en beroep openstaat. De bezwaren komen dan bij de bezwaaradviescommissie terecht. Die geeft in haar jaarverslag aan hoeveel bezwaren er geweest zijn en hoe die zijn afgehandeld. De gemeente doet overigens haar uiterste best om te voorkomen dat het zover komt. 03.5. Overig/algemeen (o.a. financiën en communicatie) De heer Kemp constateert dat het communicatieplan het laatste onderwerp is, maar dat dit onderwerp zo belangrijk is dat het haast het eerste zou moeten zijn. Gezien de nieuwsbrieven en andere publicaties heeft hij er alle vertrouwen in dat het college dit onderwerp ook hoog in het vaandel heeft staan. De heer Dokter vraagt of met de zorgverzekeraars waarmee de gemeente samenwerkt, gesproken is over de beloningsstructuur. Hij wil graag toestanden voorkomen zoals die zich bij de woningcorporaties hebben voorgedaan. Ook wil hij weten of de gemeente er zicht op heeft hoeveel van elke euro in bureaukosten en dergelijke gaat zitten. De gemeente kan niet overal op sturen maar op dit soort dingen wel.
- 10 -
De heer Zoer vindt het belangrijk dat de financiën gemonitord worden. Er gaat veel geld om in het sociale domein. Hij wil niet dat de raad aan het eind van het jaar nog eens te horen krijgt dat het niet gelukt is binnen het budget te blijven. ABO vindt de communicatie over dit onderwerp een compliment waard. De publicaties in de krant zijn goed leesbaar. De heer Spijkerboer (CDA) sluit zich bij dat laatste aam. Ook zijn fractie vindt communicatie erg belangrijk. Het CDA vraagt zich wel af of het voor de burgers voldoende duidelijk is waar ze een signaal kunnen afgeven. De fractie denkt aan mensen die van een minimum moeten rondkomen, maar zelf niet aan de bel trekken als ze in de problemen zitten. Iemand die dat signaleert moet dat gemakkelijk kunnen melden, bijvoorbeeld via een meldknop op de gemeentelijke website. Wethouder Vos antwoordt dat het sociale team en het CJG de voor de hand liggende meldpunten zijn voor signalen. Dat zijn ook de instanties waar mensen zelf aan de bel kunnen trekken over hun problemen. De heer Spijkerboer (CDA) vermoedt dat veel mensen eerder geneigd zullen zijn bij de gemeente aan te kloppen dan bij het CJG. Wethouder Vos wijst erop dat de adressen waar men terecht kan, genoemd zijn in de publicaties in Huis aan Huis. Het college zal aan dit punt regelmatig aandacht blijven besteden. Verder vindt ze het een goed idee om op de website een meldknop aan te brengen met een e-mailadres. Ze zal het er met de projectgroep over hebben. De wethouder geeft de complimenten over de communicatie graag door. Ze bevestigt dat op dit punt goed werk is gedaan. De communicatie is geen ondergeschoven kindje, ook al komt het onderwerp pas aan het eind van het beleidsplan aan de orde. De onderwerpen worden niet behandeld in volgorde van belangrijkheid. De heer Van Beek meent zeker te weten dat de gemeente eisen heeft gesteld met betrekking tot de beloningsstructuur van besturen en directeuren van zorgverzekeraars. Hij moet alleen even opzoeken waar het precies staat. Wethouder Vos zegt toe dat het antwoord zal worden toegestuurd tegelijk met de beantwoording van de technische vragen van de ChristenUnie die tussen wal en schip zijn geraakt. Verder sluit ze zich graag aan bij wat ABO zei over het monitoren van de financiën. 04. Nota Minimabeleid gemeente Oldebroek 2015-2018. De heer Zoer legt de vinger bij wat de Wmo-adviesraad heeft gezegd over armoede in gezinnen met een modaal inkomen of net iets daarboven. Deze gezinnen vallen niet onder het minimabeleid. Ze worden vaak geholpen door de voedselbank. ABO wil graag weten welke plek de wethouder voor die voedselbank ziet in het minimabeleid, of eventueel in het Wmo-beleid. De heer Het Lam staat achter de gemeentelijke ondersteuning van de voedselbank. Hij doet de suggestie om voor die voedselbank net zoiets te introduceren als de coupons voor de kledingbank. Een ander idee van de ChristenUnie is om mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt tegen een financiële vergoeding een werkervaringstraject te laten volgen bij de voedselbank. Mevrouw Van der Veen wil weten waarom de inkomensgrens van 110% van de bijstandsnorm verhoogd is naar 120%. Is dat op initiatief van de gemeente zelf gebeurd of is erom gevraagd? Voorkomen moet worden dat men op deze manier beter af is dan wanneer men een baan heeft, zodat de prikkel om werk te zoeken verdwijnt. Verder mist het CDA in het overzicht van regelingen waar minima een beroep op kunnen doen het jeugdcultuurfonds van de provincie. De heer Van Duijn is blij dat er een verbeteringsslag is gemaakt met betrekking tot de samenhang van het inkomensbeleid en het minimabeleid. Het is goed dat de inkomensgrens van 120% van de bijstandsnorm weer terug is. Daarmee is ruimte gecreëerd om voorzieningen te verstrekken aan degenen die dat nodig hebben. Volgens de SGP is dat iets wat onopgeefbaar is. Verder vraagt de fractie aandacht voor de schuldenproblematiek. De gemeente komt met haar schuldhulpverlening vaak pas in beeld als men al op een aantal posten in het rood staat. Er is sprake geweest van een landelijke pilot om gegevens te verzamelen die een ingrijpen aan de voorkant mogelijk zouden maken. De SGP wil weten of daar al duidelijkheid over is en of de gemeente al mogelijkheden ziet om op dit gebied meer aan preventie te doen. De heer Kemp vindt de inkomensgrens van 120% verdedigbaar. De VVD heeft oog voor moeilijke situaties maar wil tegelijk wel waken voor cliëntelisme. Tegelijk beseft de fractie dat de gemeente niet aan inkomenspolitiek mag doen. Verder vindt de VVD dat de 120%-norm op alle regelingen moet worden toegepast en dat er niet allerlei potjes voor afzonderlijke zaken moeten komen. Een ander punt is dat nog wel wat aan communicatie zal moeten worden gedaan. Zo moet duidelijk zijn dat ‘werken voor een paar euro’, zoals men daar nogal eens over spreekt, de moeite
- 11 -
loont. Men doet dan immers werkervaring op en creëert daarmee de mogelijkheid van een hoger salaris. Ten slotte benadrukt de VVD dat het geld voor het minimabeleid aan personen moet worden besteed en niet aan randzaken als huur en exploitatie van organisaties. De heer Dokter wil ook graag weten hoe het samenlevingsinitiatief van de voedselbank past in (of naast) het beleid van de gemeente. Hij kan zich voorstellen dat de gemeente deze voorziening niet in haar beleid wil opnemen, maar benadrukt wel dat het om een goed en noodzakelijk initiatief gaat. Naast de voedselbank kunnen er meer initiatieven vanuit de samenleving zijn voor dingen die de overheid niet zo snel kan regelen. Het kan voor de gemeente van belang zijn om – binnen de grenzen van de privacywetgeving – te weten wie van dat soort initiatieven gebruik maken. Verder vindt de PvdA het mooi dat de gemeente het aandurft om de inkomensgrens voor het minimabeleid te verhogen naar 120%. Wethouder Vos begint met de vragen over de grens van 120%. Mensen met een inkomen tot 110% van de bijstandsnorm krijgen op dit moment een aantal toeslagen. Als ze werk krijgen, raken ze die toeslagen kwijt en gaan ze er al gauw op achteruit. Dat motiveert uiteraard niet om aan het werk te gaan. Met het nieuwe beleid wordt dat anders. De 120%-grens is dus juist een stimulans om te gaan werken omdat werken gaat lonen. Het is waar dat werken ook werkervaring (en dus later misschien een hoger salaris) oplevert. Het is ook waar dat het gevoel van eigenwaarde erdoor wordt verhoogd. Voor de meeste mensen telt echter vooral dat men er financieel beter van wordt. De voedselbank heeft inderdaad een heel belangrijke functie. In een eerdere discussie over dat onderwerp is echter gezegd dat de gemeente eerst haar minimabeleid moest herijken. Daaruit moest blijken of de gemeente goed genoeg voor haar minima zorgt. Het beleid dat nu voorligt, zou voldoende moeten zijn voor wat landelijk als bestaansminimum wordt beschouwd. Men zal dan nog wel een aantal moeilijke keuzes moeten maken om te kunnen rondkomen. Daar wil de gemeente graag bij helpen. De voedselbank doet – op een goede manier – aan symptoombestrijding maar helpt de mensen uiteraard niet om hun uitgavenpatroon aan te passen. Als van twee (modale) inkomens in een gezin er één plotseling wegvalt, hakt dat er zeker in. Ons land kent echter sociale wetten die voorkomen dat er meteen een groot probleem ontstaat. De gemeente wil graag vroegtijdig met zulke mensen in gesprek zijn om hen op de bestaande mogelijkheden te wijzen. Het is goed dat er voor zulke mensen ook een voedselbank is. De wethouder geeft op persoonlijke titel graag haar steun aan dat initiatief. Voor de gemeente ligt de prioriteit echter bij de doelgroep met een inkomen tot 120% van de bijstandsnorm. Op basis van de verordening die vorig jaar is vastgesteld, is het verzoek van de voedselbank om een structurele bijdrage aan de exploitatie afgewezen. De wethouder heeft wel gevraagd of de gemeente iets anders voor de voedselbank kan betekenen. Het idee van de ChristenUnie om mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt daar een tegenprestatie te laten leveren, zou een mooi voorbeeld kunnen zijn. Zoiets zou een win-win situatie opleveren. Van het jeugdcultuurfonds van de provincie kan inderdaad gebruik van worden gemaakt. Verder komen er geen potjes voor allerlei verschillende zaken: er is sprake van één minimabeleid waar verschillende voorzieningen onder vallen. Van een schuldenproblematiek wordt de gemeente inderdaad vaak te laat op de hoogte gesteld. Via deltaWonen kunnen dit soort problemen eerder in beeld komen. Verder kan de gemeente de zorgverzekering voor deze mensen betalen. Eind 2014 of begin 2015 wordt de inkoop van schuldhulp bij Zwolle geëvalueerd. In die evaluatie wordt ook de stand van zaken met betrekking tot de genoemde pilot meegenomen. De raad zal vervolgens over één en ander worden geïnformeerd. Het geld van het minimabeleid is inderdaad bestemd voor personen. Daarbij wordt – als resultaat van het onderzoek dat heeft plaatsgevonden – speciaal aandacht gegeven aan kinderen. Tegelijk heeft de Wmoadviesraad terecht aangegeven dat ouders met kinderen geen voorrang mogen krijgen op anderen. De toegang tot het beleid is voor iedereen gelijk. Tweede termijn De heer Zoer is blij dat de wethouder erkent dat de voedselbank een belangrijke voorziening is. Hij maakt uit het antwoord van de wethouder wel op dat de mensen die daar gebruik van maken eerst bij de gemeente moeten komen omdat er wel wat aan hun situatie gedaan kan worden. Volgens hem krijgen die mensen daarmee toch een beetje zelf de schuld van hun situatie. Wethouder Vos bestrijdt dat laatste. Ze leg uit wat ze bedoelde. Als van twee inkomens er één plotseling wegvalt, is de eerste vraag die aan de orde moet komen hoe men op korte termijn weer werk kan vinden.
- 12 -
De heer Zoer merkt op dat het in deze tijd doorgaans niet snel lukt om weer een baan te vinden. Hij denkt dat men in die situatie bij de gemeente toch tussen wal en schip valt. Wethouder Vos wijst erop dat men in veel gevallen nog een tijdlang een WW-uitkering kan krijgen. In die periode kan men leren wennen aan een lager inkomen. De teruggang van twee modale inkomens naar één verloopt in die gevallen dus in fasen. Bij ZZP-ers of bij een faillissement ligt het uiteraard anders. Dan kan men echter wel gebruikmaken van de consulent Werk van de gemeente om te bekijken hoe men zo snel mogelijk weer aan werk kan komen. Als er sprake is van schulden kan men ook gebruikmaken van het Schuldhulpmaatje. De heer Meijer kent ouders die geen geld meer hebben om hun kinderen naar het voortgezet onderwijs te sturen. Hij vraagt hoe de gemeente daarmee omgaat en of daar een regeling voor is. De heer Kemp vindt de suggestie van de ChristenUnie met betrekking tot de voedselbank heel sympathiek. Hij wijst echter wel op het risico dat de voedselbank dan andere vrijwilligers naar huis stuurt omdat ze voor hen geen geld krijgt. De heer Het Lam kan zich voorstellen dat die vrijwilligers belangrijk zijn voor de begeleiding van de mensen die de gemeente daar te werk stelt. De heer Kemp repliceert dat het niet werkt om twee mensen op één werkplek neer te zetten. Hij vraagt de wethouder of met de voedselbank is gesproken over een idee zoals de ChristenUnie dat aandraagt. De heer Dokter zocht ook naar de mogelijkheid om een link te leggen tussen de gemeente en de voedselbank. Tegelijk blijft de voedselbank een initiatief vanuit de samenleving. Daarom is in de motie destijds ook niet gevraagd om een structurele bijdrage. Het idee van de ChristenUnie zou betekenen dat de gemeente min of meer treedt in de bedrijfsvoering van de voedselbank. Het raakt ook aan de privacy van de mensen die daar bediend worden. De heer Dokter heeft er geen oordeel over maar wil er wel voorzichtig mee zijn. Hij acht het ook mogelijk dat de voedselbank bepaalde voorwaarden niet accepteert. De heer Kruis weet dat de voedselbank strenge criteria hanteert voor het afgeven van voedsel. Mensen die aan die criteria voldoen en dus geholpen worden, hebben bij de gemeente vaak al nul op het rekest gekregen. Wethouder Vos beseft dat er veel onvoorziene omstandigheden zijn die mensen bij de voedselbank terecht laten komen. Ze gelooft echter in een aanpak die verder gaat dan symptoombestrijding en die zich richt op het probleem als zodanig. Als de heer Kruis voorbeelden weet van mensen die bij de gemeente nul op het rekest hebben gekregen, wil ze die voorbeelden graag horen. Nul op het rekest geven is voor de gemeente ‘not done’. De heer Kruis meent te weten dat er een paar gaten in de wet zitten waardoor mensen in bepaalde situaties niet geholpen kunnen worden. Er mag bijvoorbeeld geen sprake zijn van een uitwisseling van gegevens tussen de voedselbank en de gemeente. Wethouder Vos antwoordt dat de voedselbank geen privégegevens mag doorgeven maar wel mensen mag doorverwijzen, bijvoorbeeld naar het sociale team. Er is ook regelmatig contact tussen de gemeente en de voedselbank. De wethouder weet dat op de voedselbank meer dan 65 vrijwilligers werken. Het risico dat de heer Kemp ziet is daarom volgens haar voorlopig niet aan de orde. Voor kinderen die hun kinderen om financiële redenen niet naar school kunnen laten gaan, kent ons land een stelsel van studiefinanciering. Tegelijk maakt de koers die daarin momenteel wordt uitgezet het niet gemakkelijker om daar een beroep op te doen. Als de betreffende ouders onder het minimabeleid vallen, heeft de gemeente zelf een toelage beschikbaar. 05. Ontwikkelingen m.b.t. de drie decentralisaties. Na het voorgaande valt bij dit agendapunt niets meer te melden of te bespreken. 06. Mededelingen college. Het college heeft geen mededelingen. 07. Afronding en sluiting De agendapunten 3 en 4 gaan als A-onderwerpen naar de raadsvergadering. De voorzitter houdt een korte evaluatie van de opzet van deze vergadering (maximaal twee vragen per fractie per thema/deelonderwerp).
- 13 -
De fracties reageren zonder uitzondering positief. Mevrouw Van der Veen houdt van kort en bondig vergaderen en wil het wel vaker zo doen. De heer Dokter merkt op dat ook deze commissie structuur nodig heeft, zeker bij zo’n omvangrijk en zwaar onderwerp. Het heeft ook geholpen dat de organisatie de bespreking erg goed heeft voorbereid. De heer Het Lam had van tevoren zijn aarzelingen maar het is hem erg meegevallen. De voorzitter dankt alle deelnemers voor hun inbreng en sluit de vergadering om 22.27 uur.
Verslag ongewijzigd/gewijzigd (zie het verslag van
) vastgesteld op
, commissiegriffier.
Actiepuntenlijst: Nr.:
Actiepunt, toezegging, etc.:
Door/voor:
111.
Inzage in de bedragen die de scholen kwijt zullen zijn aan het realiseren van de (ver)bouwplannen. Toeristisch Platform: informatie over besteding van het budget voor dit platform. Dan zullen ook evaluatiemomenten worden ingepland. Sociaal domein - informeren raad: er komt een maandelijkse nieuwsbrief en na zes maanden zal er een moment zijn waarop de stand van zaken wordt opgemaakt (jeugdzorg).
Wethouder Vos
113.
114.
115.
Uit vergadering.:
Agendapunt: 24-06-2014 3, p. 6
Wethouder Groot
28-10-2014 2, p. 5
Wethouder Vos
18-11-2014 3.2
Eind 2014 of begin 2015 wordt de inkoop Wethouder van schuldhulp bij Zwolle geëvalueerd. In Vos die evaluatie wordt ook de stand van zaken met betrekking tot de pilot meegenomen. De raad zal vervolgens over één en ander worden geïnformeerd.
18-11-2014 4
Planning afdoening
Nieuwsbrief maandelijks m.i.v. 2015; Stand van zaken medio 2015 Eind 2014 of begin 2015