RAADSCOMMISSIE Vergadering d.d. 14 mei 2013 t.k.n. advies A (ter advisering; wordt alleen besproken in de commissie) advies B (ter besluitvorming aan de raad; er hoeft geen apart commissiestuk te worden aangemaakt)
Voorstel We stellen u voor: 1. kennis te nemen van de notitie over gemeentelijke samenwerking; 2. ons advies te geven over de kaders en richting voor samenwerking die in deze notitie zijn geformuleerd.
Inleiding Discussies over optimale schaalgrootte voor het lokale bestuur en de uitvoering van gemeentelijke taken spelen al geruime tijd. Fundamentele keuzes zijn in het landelijk beleid tot nu toe echter uitgebleven. Dat neemt niet weg dat er in de praktijk in gemeenteland door diverse ontwikkelingen en in lijn met het algemeen maatschappelijk beeld inmiddels wel de nodige vormen van schaalvergroting en samenwerking gerealiseerd of in ontwikkeling zijn: shared service centra (b.v. in de Drechtsteden), onze eigen IGSD, samenvoegen van de ambtelijke organisaties van Ommen en Hardenberg en andere vormen van samenwerking. Recent hebben de wens van minister Plasterk tot opschaling van gemeenten en zijn “decentralisatiebrief” aan de Tweede Kamer (feb. 2013) het thema van schaalvergroting en samenwerking in een stroomversnelling gebracht. In deze brief geeft de minister aan dat hij streeft naar “congruente samenwerkingsverbanden” (= samenwerking tussen dezelfde gemeenten op verschillende terreinen) bij de drie decentralisaties in het sociaal domein. Naar aanleiding daarvan wordt zowel ambtelijk als bestuurlijk veel gesproken over dit thema, bij onszelf en om ons heen. Dat vraagt om een richtinggevende discussie over nut en noodzaak van samenwerking voor Steenwijkerland, de vraag op welke gebied(-en) we kansen zien om samen te werken, op grond van welke criteria en met wie, in welke vorm, onder welke voorwaarden e.d. Daarbij vinden wij het van belang om de komende periode zelf de regie te kunnen voeren in deze discussies en niet het risico te lopen daarbij in de achterhoede terecht te komen. Om u over deze ontwikkelingen en discussie te informeren gaan we in deze notitie in op de volgende vragen: - Hoe ziet de context eruit en waarom is het vraagstuk van samenwerking nu urgent (hoofdstuk 2)? - Wat doen we in Steenwijkerland al samen met andere gemeenten en met wie zijn we in gesprek (hoofdstuk 3)? - Welke kansen biedt samenwerking (hoofdstuk 4)? - Welke vormen zijn denkbaar voor gemeentelijke samenwerking (hoofdstuk 5)? - Wat betekent dit voor Steenwijkerland en welke kant willen we op (hoofdstuk 6)?
2. Hoe ziet de context eruit en waarom is het samenwerkingsvraagstuk nu urgent? Kort samengevat kunnen we zeggen dat we in gemeenteland de komende jaren voor de opgave staan om met minder middelen meer taken uit te voeren in een maatschappelijke context die op dit moment vooral gedomineerd wordt door de gevolgen van de economische crisis, vergrijzing, snelle technologische ontwikkelingen, schaalvergroting etc. Dat geldt ook voor onze eigen ambtelijke organisatie: minder middelen maken ons kwetsbaarder en dat is een potentiële bedreiging voor de kwaliteit van de uitvoering van onze taken. De laatste jaren zijn al de nodige vormen van schaalvergroting en samenwerking gerealiseerd. Denk aan b.v. de arbeidsmarkt- en veiligheidsregio’s, de regionalisering van de brandweer, de RUD’s en de al eerder aangehaalde vormen van samenwerking in de vorm van shared service centra, het samenvoegen van ambtelijke organisaties e.d. Onlangs presenteerde het kabinet een visie op de inrichting van het openbaar bestuur (“Bestuur in samenhang”). Uitgangspunten daarbij zijn het versterken van de uitvoeringskracht op lokaal niveau en initiatieven voor samenwerking van onderop; gemeentelijke herindelingen zal het kabinet niet van bovenaf opleggen. De VNG wordt verder betrokken in de discussie over de gewenste inrichting van het openbaar bestuur. We groeien naar een andere rol voor de overheid, die de zelfredzaamheid van burgers wil stimuleren. Dat betekent maatwerk, minder bureaucratie, minder zelf doen als overheid en meer regie voeren op de uitvoering van taken door maatschappelijke partners. Het kabinet ziet gemeenten als de aangewezen bestuurslaag om het gewenste maatwerk voor de burger te leveren en draagt daarom m.n. in het sociale domein de komende jaren veel taken over naar gemeenten; vanuit de gedachte dat gemeenten het best kunnen inspelen op de rol van het sociale netwerk rond de burger. Deze decentralisaties stellen hoge eisen aan gemeenten en het kabinet en de VNG stellen dat deze beweging alleen goed kan landen als de uitvoeringskracht tussen gemeenten wordt gebundeld. Samenwerken op dit gebied zorgt ervoor dat gemeenten: - beschikken over voldoende specialistische kennis en capaciteit voor een toereikend aanbod van zorg- en hulpverlening; - voldoende gezamenlijke draagkracht hebben om financiële schommelingen op te vangen; - beschikken over meer slagkracht tegenover zorg- en dienstverleners in het (maatschappelijk) middenveld; - de mogelijkheid hebben om kwalitatief hoogwaardige meerjarige contracten met professionele zorg- en dienstverleners af te sluiten. De opgaven in het sociaal domein moeten op verschillende schaalniveaus worden uitgevoerd: voor een deel kunnen gemeenten dat gewoon zelf blijven doen (b.v. eerstelijnszorg), voor een deel kan dat het beste op het niveau van subregio’s (b.v. sociale werkvoorziening) en voor een deel zullen de taken op regionaal uitgevoerd blijven worden (b.v. de specialistische zorg voor bepaalde groepen). De VNG heeft in een recente ledenbrief aangegeven te streven naar niet-vrijblijvende samenwerkingsverbanden om incongruentie en bestuurlijke drukte zoveel mogelijk te voorkomen. Zij heeft de leden opgeroepen om met elkaar in gesprek te gaan en voor 31 mei met voorstellen te komen voor (nieuwe) vormen van samenwerking in het sociale domein. De VNG geeft daarbij ook criteria waaraan deze samenwerkingsverbanden zouden moeten voldoen. Op 15 maart heeft minister Plasterk in een brief aan de gemeenten het kabinetsstandpunt t.a.v. decentralisaties en de samenwerking daarin nogmaals uiteengezet. Hij onderschrijft de criteria waaraan de samenwerking volgens de VNG moet voldoen en voegt er daar nog enkele aan toe (zie bijlage 1). Conclusie: de ontwikkelingen om ons heen maken onze organisatie kwetsbaar en vragen om samenwerking. De decentralisaties in het sociaal domein zijn op dit moment de grootste “aanjager” en zetten in de tijd de meeste druk op de ketel van gemeentelijke samenwerking. Omdat het van belang is dat we hierin zelf de regie te houden en niet teveel afhankelijk zijn van anderen, willen we op korte termijn onze richting hierin bepalen.
3. Wat doen we al samen met andere gemeenten en met wie zijn we in gesprek?
Ambtelijk werken we al op veel gebieden samen. Daarbij gaat zowel om samenwerking in de zin van het gezamenlijk uitvoeren van taken als om het afstemmen van beleid. We werken b.v. in RUD-verband samen in de uitvoering van de WABO-taken en richten daarin o.a. ook “kennispunten” in. Andere samenwerkingsverbanden waarin we participeren zijn de ROVA, IGSD, GGD en de Veiligheidsregio e.d.. Ook is er sprake van gezamenlijke inkoop en aanbestedingen (b.v. op het gebied van de WMO) en onderlinge uitwisseling van civieltechnisch personeel. Beleidsmatige afstemming vindt veelvuldig plaats in de regio Zwolle, met de provincie(-s) en waterschap(-pen). De gemeentesecretaris heeft inmiddels ook verschillende gesprekken met collega’s in de regio gehad, waar o.a. de intenties voor samenwerking zijn verkend. Binnen de regio Zwolle hebben de gemeentesecretarissen informatie uitgewisseld over dit thema; sommige gemeenten zijn nog zoekende, andere hebben al min of meer een richting bepaald. Mede door de genoemde drie decentralisaties zijn de laatste tijd ambtelijk diverse verkennende gesprekken gevoerd over mogelijke samenwerking. In het sociale domein heeft m.n. Meppel de expliciete wens uitgesproken intensief samen te werken met Steenwijkerland, Westerveld en Staphorst; Westerveld richt daarbij de blik ook nog naar Hoogeveen en De Wolden. Noordoostpolder (onze partner in de WMO) oriënteert zich op samenwerking binnen Flevoland. Ook met Zwartewaterland zijn verkennende gesprekken gevoerd over mogelijke samenwerking in het sociaal domein. Uit deze verkenningen wordt duidelijk dat er in de gemeenten heel verschillend wordt gedacht over bepaalde onderwerpen en over het vraagstuk van samenwerking.
Bestuurlijke samenwerking is er m.n. in de Veiligheidsregio, Regio Zwolle, RUD, Arbeidsmarktregio, IGSD, GGD, m.b.t. jeugdzorg, maatschappelijke opvang, vrouwenopvang, voortijdig schoolverlaters e.d. In het kader van de decentralisaties is in de Regio Zwolle onlangs afgesproken de agenda te verbreden naar het sociale domein; een aantal keren per jaar zal kennis gedeeld en afgestemd worden. Verder worden op bestuurlijk niveau inmiddels over en weer door diverse portefeuillehouders voelhorens uitgestoken en verkennende gesprekken gevoerd over mogelijke samenwerking in subregio’s of andere verbanden. Dat gebeurt o.a. door de portefeuillehouders in het sociaal domein en verder is er medio april een verkennend gesprek gevoerd tussen de burgemeesters en secretarissen van Steenwijkerland, Meppel, Westerveld, Staphorst en Zwartewaterland.
4. Welke kansen biedt samenwerking?
Zoals al gezegd spelen discussies over optimale schaalgrootte voor de uitvoering van gemeentelijke taken al geruime tijd. Argumenten voor schaalvergroting / samenwerking zijn o.a.: - realiseren van voldoende bestuurskracht voor de uitvoering van steeds meer gedecentraliseerde taken - efficiënte bedrijfsvoering - de werking van de arbeids- en woningmarkt gaat verder dan gemeentegrenzen en vraagt om een samenhangende regionale aanpak - dagelijkse maatschappelijke processen die zorgen voor logische verbanden rond voorzieningen in de samenleving (b.v. winkelcentra, scholen, culturele voorzieningen) - dreigende herindeling of andere sturing / stimulansen van hogere overheden - gemeenschappelijke politiek-bestuurlijke agenda - overeenkomsten in identiteit van partners / cultuur van de ambtelijke organisatie, “chemie” tussen sleutelfiguren (ambtelijk en/of bestuurlijk) - beperken van de kwetsbaarheid van de ambtelijke organisatie (door krachtenbundeling kan beter gebruik gemaakt worden van beschikbare expertise) - tegengaan van “bestuurlijke drukte” Argumenten tegen schaalvergroting of samenwerking zijn er uiteraard ook: - twijfel over de democratische legitimiteit - angst voor overheersing door een grotere gemeente - verlies van lokale identiteit en autonomie - herindelingen hebben nog niet aantoonbaar geleid tot besparing op de lokale uitgaven
Mogelijke criteria voor de keuze van samenwerkingspartners zijn: -
Feitelijke samenwerkingsverbanden. Het ministerie van BZK heeft een speciale website waarin informatie gebundeld is over samenwerkingsverbanden op 4 beleidsterreinen ( sociaal, veiligheid, bestuurlijk en fysiek). Per gemeente kunnen zogenaamde “congruentiekaarten” gegenereerd worden die deze verbanden in beeld brengen. Zie www.regioatlas.nl/congruentiekaart.
-
Functionele verbanden op grond van de werking van de arbeids- en woningmarkt en van de reikwijdte van publieke voorzieningen. Atlas voor Gemeenten heeft op basis van deze factoren een model ontwikkeld om te komen tot een optimale gebiedsafbakening. Het model is gebaseerd op een weging van onderlinge relaties voor wat betreft stedelijke voorzieningen (winkels, cultuur, onderwijs, gezondheidszorg e.d.), werk en natuur. Een aantal gemeenten (w.o. Zwolle en Meppel) heeft op basis van dit model een onderzoek laten uitvoeren naar de optimale gebiedsafbakening voor hun verzorgingsgebied.
-
Inwoneraantallen. Behalve dat het bij een gebiedsafbakening o.b.v. absolute inwoneraantallen per definitie om een arbitraire grens gaat, is omvang nog niet hetzelfde als efficiënte schaal. In de ene regio kan de optimale omvang heel anders zijn dan in de andere, afhankelijk van o.a. de al eerder genoemde reikwijdte van de arbeids- en woningmarkt en voorzieningen. Dit is inmiddels ook erkend door minister Plasterk en hij heeft zijn eerder gestelde “100.000+”criterium recent afgezwakt.
5. Wat zijn mogelijke samenwerkingsvormen, welke voorbeelden zijn er? Gemeentelijke samenwerking kan op verschillende manieren georganiseerd worden, er is geen sprake van “one best way”. We zien daar om ons heen ook verschillende voorbeelden van (shared service centra zoals tussen Zwolle/Kampen/provincie of de Drechtsteden, onze eigen IGSD, het samenvoegen van ambtelijke organisaties zoals in OmmenHardenberg etc etc). Een manier om naar dit fenomeen te kijken is aangereikt door Herwijer en Fraanje. Daarin onderscheiden zij: - Herindeling: volledige integratie, ambtelijk en bestuurlijk. Het is de meest vergaande vorm. Strikt genomen zou je niet eens meer over samenwerking kunnen spreken. - Integratie: het (geheel of gedeeltelijk) samenvoegen van de ambtelijke organisaties (‘clusteren’). - Matrix: het kruiselings optreden als ‘gastheer’ voor een onderdeel van de gezamenlijke organisatie; daarbij is per taakveld sprake van integratie, maar door de uitwisseling blijven toch meerdere organisaties bestaan, die elkaar over en weer bedienen (‘hosten’). - Netwerk: het uitwisselen van kennis en capaciteit die formeel ondergebracht blijft in de oorspronkelijke organisatie (‘poolen’). Hun model vatten zij samen in het onderstaande schema, waarin ze ook de context voor samenwerking, de voor- en nadelen en de effecten een plaats geven:
6. Wat betekent dit voor Steenwijkerland en welke kant willen we op?
In dit hoofdstuk vertalen we het voorgaande naar de situatie in Steenwijkerland en geven op basis daarvan aan welke kant we op willen. 6.1 Welke kansen zien we voor samenwerking en wat willen we ermee bereiken? Samenwerking biedt ons kansen om onze kwetsbaarheid te verminderen en onze kwaliteit te verbeteren. We hebben specifieke deskundigheid nodig om onze taken nu en in de toekomst goed uit te voeren en die kunnen we niet in ons eentje onderhouden of verder ontwikkelen: dat is niet efficiënt, we hebben er de capaciteit niet voor en het geeft teveel kwetsbaarheid. Samenwerking biedt mogelijkheden om onze organisatie steviger, flexibeler en efficiënter te maken. Niet alleen nu, maar zeker in de toekomst. M.a.w. samenwerking kan ons helpen in onze strategische personeelsplanning waarover we u al eerder geïnformeerd hebben. Verder is / blijft beleidsmatige samenwerking in de uitvoering van onze taken gewenst vanwege het feit dat onze inwoners gebruik maken van voorzieningen elders en v.v. . Ten slotte staan we er als Steenwijkerland in allerlei opzichten goed voor. We zijn in de omgeving de grootste, hebben m.n. in het sociaal domein onze zaken goed op orde en we zijn financieel solide. Dat geeft ons de kans om vanuit kracht te opereren en het voortouw te nemen in de gesprekken over samenwerking. We concluderen dat zowel de wil als de noodzaak voor samenwerking steeds duidelijker worden. 6.2 Wat zijn onze feitelijke samenwerkingsverbanden? Er is sprake van een breed palet aan feitelijke samenwerkingsverbanden. O.b.v. de congruentie-kaarten uit de congruentie-atlas hebben we de meeste samenwerkingsrelaties (28) met Zwolle, Kampen, Staphorst, Zwartewaterland, Dalfsen, Ommen en Hardenberg. Met Meppel zijn er volgens deze systematiek 5 en met Westerveld 6 samenwerkingsrelaties. In het sociaal domein hebben we m.n. samenwerking in/met de regio IJssel Vecht/Zwolle, Westerveld, NOP, Urk, De Wolden, Meppel en Hoogeveen. Dit brede palet maakt het congruentie-criterium voor samenwerking lastig: er is niet op alle gebieden sprake van één logisch verband. 6.3 Hoe zien onze functionele verbanden eruit? Uit het onderzoek dat Meppel door Atlas Gemeenten heeft laten doen naar de oriëntatie van de bevolking van Meppel en Westerveld blijkt dat er sterke onderlinge functionele relaties bestaan tussen Meppel, Steenwijkerland en Westerveld. Voor dit gebied is Meppel de centrale en verzorgende stad, waarvoor inwoners van Westerveld en Steenwijkerland voor werk en voorzieningen het meest afhankelijk zijn. Omgekeerd zijn Steenwijkerland en Westerveld de belangrijkste leverancier van natuur en recreatiemogelijkheden voor de inwoners van Meppel. Verder concluderen de onderzoekers dat dit gebied: o zorgt voor een optimale efficiënte schaal voor lokaal bestuur o goed aansluit bij feitelijke interacties en bestaande functionele verbanden en o kosten en baten van investeringen in publieke goeden zoveel mogelijk in één hand brengt. De ligging van deze gemeenten langs de A32 zorgt ook voor gemeenschappelijkheid in het fysieke domein. Als we kijken naar het sociaal domein, dan weten we dat gebruikers van de AWBZ en Jeugdzorg uit Steenwijkerland niet alleen gebruik maken van de voorzieningen in de eigen gemeente, maar ook in naburige gemeenten; denk daarbij b.v. aan vormen van dagbesteding en begeleiding. Ook omgekeerd komt dat uiteraard voor. De formele gemeentegrenzen spelen geen rol in het bij elkaar brengen van vraag en aanbod. Dat betekent dat besluiten van de ene gemeente gevolgen kunnen hebben voor inwoners / gebruikers in andere gemeenten.
Daarom vinden er in het kader van de decentralisaties oriënterende gesprekken plaats over samenwerking met Meppel, Staphorst, Westerveld, NOP, Zwartewaterland en Zwolle. 6.4 Mogelijke samenwerkingsrelaties: Kijkend naar de huidige situatie en feitelijke oriëntatie van de inwoners van Steenwijkerland zijn er verschillende opties: - samenwerking in de regio Zwolle (samen bijna 600.000 inwoners ) - samenwerking met de gemeenten in ZW regio Drenthe (samen ruim 170.000 inwoners) - samenwerking met Meppel, Westerveld en Staphorst (samen 110.000 inwoners) - taken zelf uitvoeren De vraag naar kansen voor samenwerking is lastig in zijn algemeenheid te beantwoorden. Het antwoord kan per thema / onderdeel anders zijn. In hoofdstuk 2 is al aangegeven dat de verschillende taakgebieden in het sociaal domein op verschillende schaalniveaus zullen worden uitgevoerd. Dat heeft ook gevolgen voor de vorm waarin en de partijen waarmee de samenwerking tot stand komt.
6.5 Welke vragen liggen voor en welke kant willen we op? 1. Waarom willen we samenwerken en op welk gebied? Samenwerking in de bedrijfsvoering en in de technische functies biedt kansen om ook in de toekomst onze taken goed en efficiënt uit te voeren. Samen staan we daarin sterker. Bovendien kunnen afspraken over het gezamenlijk dragen van financiële risico’s ons – onder voorwaarden - minder kwetsbaar maken. Op een aantal onderdelen wordt samenwerking wettelijk verplicht. Op korte termijn is vooral de samenwerking in het sociaal domein urgent, omdat we eind mei aan de VNG aan moeten geven met welke gemeenten we de decentralisaties gaan uitvoeren. 2. Met wie willen we samenwerken ? Het is van belang om tot maximale congruente samenwerkingsverbanden te komen en op meerdere fronten stevige en stabiele samenwerkingspartners te vinden. Wij willen daarbij zoveel mogelijk aansluiten bij “natuurlijke” bewegingen van onze inwoners in de dagelijkse maatschappelijke processen. O.b.v. vooral de bestaande functionele relaties, de onderlinge ambtelijke en bestuurlijke verhoudingen en de urgentie die m.n. in het sociale domein aan de orde is, willen we per decentralisatie nader onderzoeken en wegen wat voor ons de beste samenwerkingsrelatie is: - jeugdzorg: op dit terrein willen we zoveel mogelijk taken zelf uitvoeren. De toegang en de lichtere vormen van jeugdzorg willen we in ieder geval zelf organiseren. Voor de zwaarste vormen van jeugdzorg worden gemeenten wettelijk verplicht om te gaan samenwerken (vermoedelijk AMK/Steunpunt Huiselijk Geweld, de gesloten jeugdzorg, jeugdreclassering, jeugdbescherming). Over deze onderdelen worden afspraken gemaakt binnen de regio IJsselland. Voor de “middelzware zorg” (waarvoor geen verplichte samenwerking geldt) zullen we onderzoeken wat de beste schaalgrootte is. Ook hierover worden afspraken gemaakt binnen de regio IJsselland. - AWBZ: binnen de WMO werken we nu samen met Noordoostpolder (beleidsafstemming en gezamenlijke inkoop van huishoudelijke hulp). We willen onderzoeken of we de samenwerking kunnen uitbreiden naar de huidige AWBZfuncties persoonlijke verzorging, ondersteuning en/of begeleiding. De toegang willen we – voor zover mogelijk – in eigen hand houden. Als alternatief willen we zowel ambtelijk als bestuurlijk de mogelijkheden verkennen voor samenwerking met Meppel, Westerveld, Staphorst en eventueel Zwartewaterland. Deze richting wordt ingegeven door o.a. de sterke functionele relaties tussen inwoners van deze gemeenten en een sterk gemeenschappelijk verzorgingsgebied van de zorgaanbieders. - participatie: dit onderdeel willen we verder ontwikkelen in het kader van de arbeidsmarktregio Zwolle, omdat op dit niveau ook een regionale
werkgeversaanpak voorgeschreven wordt. Daarnaast willen op subregionaal niveau met naburige gemeenten (Meppel, Westerveld, Staphorst en eventueel Zwartewaterland) samenwerking verder onderzoeken, als ook de aansluiting op de transities in de domeinen jeugd en zorg.
3. Wat zijn voor ons belangrijke criteria en randvoorwaarden? We zoeken primair naar samenwerking en per taakgebied naar geschikte partners en vorm. Herindeling is daarbij wat ons betreft nadrukkelijk niet aan de orde. Verder vinden we het van belang: o om vooral te kijken naar de functionele relaties geredeneerd vanuit de inwoners; o dat we voldoende eigen gemeentelijke beleidsvrijheid houden en dat we niet teveel belemmerd worden in onze eigen ontwikkeling; o dat de (juridische) vormen van samenwerking wat ons betreft nog open staan, maar een Gemeenschappelijke Regeling sluiten we uit; o dat er sprake is van voldoende vertrouwen en (bestuurlijke) synergie, dat we vergelijkbare beleidsmatige uitgangspunten en bestuurlijke visies hebben; o dat er in de ambtelijke organisaties een vergelijkbare uitvoeringsaanpak bestaat (inrichting van de processen, cultuur,e.d.); o dat er voldoende congruentie is: wordt b.v. met dezelfde aanbieders samengewerkt? o dat er goede afspraken worden gemaakt en er niet alleen vrijblijvend gesproken wordt; o dat we de extra inspanning die nodig is voor samenwerking kunnen leveren/organiseren o dat de samenwerking bijdraagt aan het realiseren van de financiële taakstelling in de betreffende sectoren.
4. Wat zijn de vervolgstappen? Wij gaan uit van onze eigen kracht en goede uitgangspositie. De richting en randvoorwaarden voor de gesprekken over samenwerking hebben we hierboven aangegeven en dat is ook wat we eind mei zullen melden aan de VNG. Daarnaast willen we op de domeinen Jeugd en AWBZ zo vroeg mogelijk ervaring opdoen met de nieuwe taken. We denk aan een pilotachtige setting waarin we als gemeenten de nieuwe taken al daadwerkelijk uitvoeren, zonder er formeel verantwoordelijk voor te zijn. Hiervoor is samenwerking nodig met de partijen die op dit moment nog verantwoordelijk zijn voor het hele proces van indicering, zorgtoewijzing, zorginkoop en zorgverantwoording. Dergelijke pilots zullen o.a. informatie opleveren over de vraag war de grens van het lokale kunnen ligt: welke taken kunnen we als Steenwijkerland zelf oppakken en voor welke taken is samenwerking vereist? We zijn op dit moment in overleg met de externe partners over de mogelijkheden van deze pilots.
Concreet vragen wij u: o kennis te nemen van deze notitie over gemeentelijke samenwerking; o ons advies te geven over de kaders en richting voor samenwerking die in deze notitie zijn geformuleerd
Bijlage 1: Criteria voor samenwerkingsverbanden volgens VNG en minister van BZK
De VNG zal de te vormen samenwerkingsverbanden in het sociaal domein toetsen aan de volgende criteria: • de gekozen samenwerking heeft een schaal die efficiënt is en een samenhangend verzorgingsgebied kent (met het oog op de omvang van het aantal cliënten dan wel het aantal aanbieders); • de gekozen samenwerking biedt voldoende basis voor goed toezicht op eventuele risico’s; • het voorkomen van “witte vlekken”, zodat een gemeente geen toegang zou hebben tot een samenwerkingsverband; • een goede en stevige regie in de richting van en een goede relatie met (grote) maatschappelijke en zorginstellingen; • voldoende voortgang in de gekozen schaal en samenwerking. Minister Plasterk voegt daar namens het kabinet nog de volgende criteria aan toe: • de samenwerkingsverbanden worden vormgegeven op grond van de Wet Gemeenschappelijke Regelingen en bij de keuzes voor samenwerking wordt rekening gehouden met reeds bestaande wettelijke vereisten voor regionale samenwerking; • gemeenten maken veelal deel uit van vele samenwerkingsverbanden, b.v. in een intergemeentelijke sociale dienst, een sociale werkvoorziening, GGD of een samenwerkingsverband voor de uitvoering van de WMO. Uitgangspunt is het streven naar congruentie, waarbij zoveel mogelijk bestaande, goed functionerende samenwerkingsverbanden gerespecteerd zullen worden en waar op basis van goed geldende redenen van kan worden afgeweken. Onder congruentie wordt verstaan dat gemeenten met dezelfde bestuurlijke partners samenwerken om de decentralisaties uit te voeren; • voor het bovenregionale niveau (taakniveau c) bestaan reeds de arbeidsmarktregio’s. Gemeenten zijn nog bezig met het vormgeven van bovenregionale samenwerkingverbanden voor de nieuwe taken in het kader van de zorg voor jeugd. Belangrijk is dat deze samenwerkingsverbanden voldoende robuust zijn voor het uitvoeren van de wettelijke taken en dat gestreefd wordt naar congruentie tussen verschillende (bestaande) samenwerkingsverbanden. Over de benodigde schaal van deze samenwerkingsverbanden zal nog nader bestuurlijk overleg plaatsvinden tussen Rijk en VNG; • binnen de buitengrenzen van de bovenregionale samenwerkingsverbanden kunnen congruente samenwerkingsbanden op (sub-)regionaal niveau (taakniveau b) worden gerealiseerd; • bij de samenwerking dient rekening gehouden te worden met de positie van de centrumgemeenten. Zo wordt voorkomen dat kleinere gemeenten rondom een centrumgemeente alleen met elkaar willen samenwerken, waardoor de centrumgemeente in een geïsoleerde positie terecht kan komen.
Bijlage 2: Inwoneraantallen regio-gemeenten (Bron: CBS, peildatum 1-1-2012)
De Wolden Dronten Heerenveen Hoogeveen Meppel Noordoostpolder Staphorst Steenwijkerland Urk Westerveld Zwartewaterland Zwolle
24.000 40.000 43.000 55.000 32.000 46.000 16.000 43.000 19.000 19.000 22.000 121.000