RAADSBIJEENKOMST LELYSTAD SESSIE 6
Datum: Deelsessie: Doel:
21 februari 2012. 20.25 – 21.15 uur in de Raadzaal. Beeldvorming.
Onderwerp:
Tevredenheidonderzoek en benchmark Wmo.
Toelichting: Het college is op grond van de Wmo verplicht om zich te verantwoorden richting gemeenteraad, burgers en cliënten voor het gevoerde beleid ten aanzien van de Wmo. Daartoe zijn in 2011 twee onderzoeken verricht, namelijk een tevredenheidonderzoek onder de gebruikers van de Wmo-verstrekkingen en een benchmarkonderzoek voor een vergelijking met andere gemeenten. Tijdens deze beeldvormende sessie licht het college beide onderzoeksrapportages nader toe. Behandeling: De sessie is gericht op het overbrengen van informatie naar de raadsleden en andere belangstellenden. Zowel raadsleden als belangstellenden kunnen vragen stellen en mee discussiëren. Genodigden: Raadsleden, het college, de cliëntenraad Wmo en overige belangstellenden. Programma: • Inleiding door de voorzitter. • Toelichting door het college. • Gelegenheid tot het stellen van vragen en discussie. • Afsluiting door de voorzitter. Achterliggende stukken: Tevredenheidonderzoek Wmo Benchmark Wmo Toelichting Voorzitter Griffier
: wethouder Meta Jacobs. : raadslid Joost van de Beek. : Cees Rijksen.
Contactadres:
[email protected]
0320 – 278 544.
Benchmark Wmo 2011 Resultaten over 2010, Basisbenchmark Lelystad
SGBO Postbus 10242 2501 HE Den Haag 070 310 3883
VOORWOORD Ruim vier jaar geven gemeenten invulling aan de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Veel gemeenten beginnen in 2011 met het schrijven van een nieuw Wmo-beleidsplan. Een actuele vraag die de gemeente zich stelt is: ‘Zit de gemeente op de goede weg met de uitvoering van de Wmo?’. Het SCP (2010) 1
concludeert dat de Wmo werkt. De meeste gemeenten voeren de wet uit zoals de wetgever haar bedoeld heeft en met de instrumenten die de wet verschaft. De Wmo heeft gemeentelijk lokaal sociaal beleid een impuls gegeven. Echter, het proces is nog in volle gang en gemeenten werken ieder jaar aan verbeterpunten.
Maar wanneer doet de gemeente het goed op het gebied van de Wmo? Als mensen zo lang mogelijk zelfstandig kunnen functioneren en kunnen meedoen in de samenleving? Of als burgers tevreden zijn over de uitvoering van onderdelen van het Wmo-beleid? In de praktijk blijkt dit lastig te meten. Of inwoners veel of weinig meedoen wordt natuurlijk niet alleen door de Wmo bepaald. Ook de samenleving zelf, het bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties en niet te vergeten het eigen sociale netwerk hebben hier invloed op.
Mogelijk leeft ook in uw gemeente de vraag ‘wat gaat goed en wat gaat minder goed?’ en wilt u weten waar mogelijke verbeterpunten liggen. Met de Benchmark Wmo proberen we dit meer grijpbaar te maken. Hiervoor is het wel nodig om uit te gaan van het gemeentelijk Wmo-beleid: Hoe kun je vanuit de Wmo bijdragen aan het vergroten van de participatie van alle burgers?
U kunt de Benchmark Wmo gebruiken als middel om systematisch binnen de gemeente naar de Wmoresultaten te kijken. De Benchmark Wmo geeft informatie over de stand van zaken in uw eigen gemeente en vergelijkt dit met de resultaten van andere gemeenten. Het is daarbij belangrijk om uw eigen doelstellingen als uitgangspunt te nemen. Welke doelstellingen zijn bereikt en welke doelstellingen verdienen extra aandacht?
Barbara Wapstra-van Damme Projectleider Benchmark Wmo
1
Bron: Evaluatie van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2007 – 2009 (2010). Sociaal Cultureel Planbureau.
BENCHMARK WMO 2011 – BASISBENCHMARK – RAPPORT GEMEENTE LELYSTAD
BENCHMARK WMO BASISBENCHMARK GEMEENTE LELYSTAD Gemeente Lelystad heeft in het afgelopen jaar samen met 154 andere gemeenten deelgenomen aan de basisbenchmark van de Benchmark Wmo. In de benchmark is op systematische wijze informatie verzameld over de negen verschillende prestatievelden.
INLEIDING De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) is per 1 januari 2007 ingegaan. De Wmo is een participatiewet; maatschappelijke ondersteuning omvat activiteiten die het mensen mogelijk maken om mee te doen in de samenleving. Dat kan bijvoorbeeld met mantelzorgondersteuning of dagbesteding, maar ook met goede informatie en advies, opvoedingsondersteuning en huishoudelijke hulp.
Het begrip maatschappelijke ondersteuning is in de Wmo verwoord in negen prestatievelden. Het Ministerie van VWS geeft de kaders aan waarbinnen elke gemeente haar eigen beleid kan maken. Een beleid dat afgestemd is op de behoeften en samenstelling van de bevolking. De invoering van de Wmo heeft inmiddels zijn beslag gekregen. Gemeenten staan nu voor de uitdaging om het ingezette beleid te evalueren en bij te stellen. Zeker in het kader van nieuwe ontwikkelingen zoals Welzijn Nieuwe Stijl, de Kanteling en het nieuwe beleidsplan. De Benchmark Wmo kan daarbij een hulpmiddel zijn.
Eén van de ideeën achter de Wmo is dat de gemeente bij uitstek in staat is om lokaal maatwerk te leveren, en de burgers die dat nodig hebben de juiste ondersteuning te bieden. Dit lijkt op gespannen voet te staan met het principe van benchmarken dat is gebaseerd op vergelijken met behulp van een uniforme vragenlijst. Het neemt niet weg dat de gemeente er belang bij heeft de eigen prestaties in beeld te hebben en zich af te vragen of verschillen in prestaties inderdaad het gevolg zijn van ingezet beleid of van verschillen in lokale situaties. De Benchmark Wmo draagt bij aan het verkrijgen van inzicht in de prestaties van de eigen gemeente en biedt de mogelijkheid om te leren van andere gemeenten.
BENCHMARK W MO Benchmarking is het vergelijken van organisaties. De Benchmark Wmo is een informatie- en sturinginstrument voor en door gemeenten. Het doel van de Benchmark Wmo is drieledig: •
Leren van elkaar.
•
Verbeteren door vergelijken.
•
Instrument voor horizontale verantwoording.
De Benchmark Wmo bestaat uit twee verschillende vragenlijsten, meerdere rapporten, individuele vergelijkingsmogelijkheden, benchmarkdagen, een jaarpublicatie en een maatwerkgedeelte.
Voor u ligt de rapportage van de Basisbenchmark Wmo. De rapportage toont u de resultaten van de gegevens over 2010 die u — samen met de andere deelnemers — hebt aangeleverd. Deze biedt op hoofdlijnen een Wmo-breed beeld over alle prestatievelden heen. De rapportage bevat zowel vragen naar
1
BENCHMARK WMO 2011 – BASISBENCHMARK – RAPPORT GEMEENTE LELYSTAD
kwantitatieve gegevens (aantallen en uitgaven) als naar kwalitatieve gegevens (beleidskeuzes, organisatieen uitvoeringsaspecten). De rapportage is het vertrekpunt om het verhaal achter de cijfers in uw gemeente boven tafel te krijgen. De verschillen tussen uw gemeente en de andere deelnemers kunnen een aanleiding zijn om op zoek te gaan naar verbetermogelijkheden in uw eigen organisatie en gebruik te maken van goede voorbeelden van andere deelnemers. Naast leren door vergelijken stelt de benchmark u in staat om te voldoen aan de verplichting tot horizontale verantwoording, zoals neergelegd in artikel 9 lid 1.
Elk model is een vereenvoudiging van de werkelijkheid. Dat geldt ook voor de Benchmark Wmo. De resultaten zijn een indicatie voor de keuzes en prestaties van de gemeente op het Wmo-terrein en dienen als zodanig te worden beschouwd. De uitkomsten zelf moet u dan ook met de nodige voorzichtigheid benaderen. Het is bijvoorbeeld vaak niet mogelijk om een waardeoordeel te geven, zonder hierin ‘het verhaal achter de cijfers' te betrekken. Niettemin kunt u op hoofdlijnen conclusies trekken.
Voor verdieping van het onderdeel Individuele Voorzieningen biedt SGBO een aparte vragenlijst aan. Voor dit onderdeel zijn 2 rapportages beschikbaar, een managementrapport en een groepsrapport.
V ISIE VAN SGBO OP DE W MO De Wmo is veel omvattend en is constant in beweging. De kern is: “Meedoen van álle burgers aan álle facetten van de samenleving, al of niet geholpen door vrienden, familie of bekenden. En als dat niet kan, is er ondersteuning vanuit de gemeente”.
SGBO vindt het belangrijk dat iedereen kan meedoen zonder barrières tegen te komen en dat de zelfstandigheid en zelfredzaamheid van burgers vergroot wordt. De Wmo biedt nieuwe kansen om hierin meer bereiken. Vanuit haar visie werkt SGBO aan het versterken van het (vertrouwen in) het openbaar bestuur. Dit doen wij door onze expertise op vrijwel alle beleidsterreinen te integreren en te combineren met onze diepgaande kennis van openbaar bestuur.
De burger als uitgangspunt De burger staat centraal in de Wmo. Niet alleen als inwoner van een gemeente maar ook als cliënt, ontvanger van zorg, afnemer van diensten van welzijnsorganisaties en verder als vrijwilliger en mantelzorger. Het is belangrijk om goed naar de burger te luisteren en hem respectvol te benaderen. Zijn of haar vraag staat centraal. Maar regels en activiteiten sluiten vaak niet aan. Burgers moeten op verschillende plekken hun verhaal doen en er is geen plek waar de hele vraag in samenhang wordt bekeken. Dat is de reden waarom het loket zo belangrijk is als toegangspoort voor de Wmo.
Met een loket alleen is een gemeente er nog niet. Personen voor wie zelfs het loket een te hoge drempel heeft, moeten ook worden bereikt. Het gaat dan om mensen in een isolement, omdat zij weinig sociale competenties hebben. Verder gaat het om mensen die moeite hebben om zelfredzaam te zijn vanwege een beperking, werkloosheid, lage taalvaardigheid of psychosociale problemen. Maar juist voor hen is het belangrijk dat zij een steun in de rug krijgen om mee te komen in de samenleving. Om deze personen te vinden is een actieve, vraaggerichte en outreachende houding nodig.
2
BENCHMARK WMO 2011 – BASISBENCHMARK – RAPPORT GEMEENTE LELYSTAD
Sturen op effecten De taak van de gemeente in de Wmo is het mogelijk maken dat iedere inwoner in de gemeente mee kan doen in de samenleving. De kunst is om zo te sturen dat de gewenste samenhang in de ondersteuning bereikt wordt. Dit betekent dat opnieuw gekeken moet worden naar de beoogde effecten van beleid en hoe deze te vertalen naar praktisch uit te voeren maatregelen. Om effecten te kunnen meten moeten doelen helder zijn en moet informatie beschikbaar zijn. SGBO wil bijvoorbeeld met de Benchmark Wmo bijdragen aan het besef dat registratie van gegevens nodig is om informatie te krijgen en om bij te kunnen sturen. SGBO wil een bijdrage leveren in de verschuiving van het meten van prestaties en resultaten naar het meten van effecten.
Ketenondersteuning Voor de ondersteuningsinfrastructuur ontstaat een keten met één of meerdere van de volgende schakels: inwoner – directe omgeving – organisaties en verenigingen – gemeente. De Wmo richt zich voor ondersteuning in eerste instantie op de directe omgeving van de burger: vrienden, bekenden of familie. Die moet daar wel toe in staat zijn. Het combineren van het eigen leven en zorg bieden aan een ander, vraagt veel van een mantelzorger. Het is belangrijk dat deze wordt ondersteund in de werkzaamheden. Hoe meer de verantwoordelijkheid wordt gelegd bij de mantelzorger, hoe groter de kans dat deze het niet kan waar maken. Dit houdt in dat een visie op vrijwillige inzet cruciaal is om de ondersteuning in de Wmo op een effectieve manier in te zetten via alle schakels in de keten.
Participatie Het meedoen in de Wmo is tweerichtingsverkeer. Participatie in de Wmo gaat verder dan informeren en raadplegen. Nieuw in de Wmo is de nadruk op horizontale verantwoording in plaats van verticale verantwoording. Gemeenten dienen advies te vragen aan hun inwoners. Ook burgers moeten zelfstandig een voorstel voor beleid in kunnen dienen. Inwoners zijn in dit geval zowel individuele burgers als ook organisaties, professionals en instellingen die de belangen van burgers behartigen. Dit betekent dat zij (beter) toegerust moeten worden om die actievere rol in het beleidsproces waar te maken.
Versterken relaties (nieuwe) intermediairs Het is belangrijk om bestaande contacten van gemeenten met maatschappelijke organisaties te verdiepen en relaties met (nieuwe) intermediairs aan te gaan. Het is goed om te kijken of andere vormen van participatie mogelijk zijn. Voor het bereiken van alle burgers gaat het in de Wmo om meer dan de cliëntenraden en -platforms of organisaties die vanuit een landelijk kader de belangen van hun cliënten behartigen. Het gaat ook om welzijnsinstellingen en verenigingen die een groot deel van de lokale bevolking bereiken. Zij zijn essentieel voor de sociale infrastructuur in de gemeente.
W EERGAVE VAN DE BENCHMARKRESULTATEN Het rapport voor de basisbenchmark is opgebouwd uit acht thema’s die de negen prestatievelden omvatten: •
Participatie.
•
Leefbaarheid en sociale samenhang – Prestatieveld 1.
•
Jeugd – Prestatieveld 2.
3
BENCHMARK WMO 2011 – BASISBENCHMARK – RAPPORT GEMEENTE LELYSTAD
•
Toegang tot en levering van individuele ondersteuning – Prestatieveld 3 en 6.
•
Mantelzorg – Prestatieveld 4.
•
Vrijwilligerswerk – Prestatieveld 4.
•
Wonen, zorg en toegankelijkheid – Prestatieveld 5.
•
Opvang – Prestatievelden 7, 8 en 9.
4
BENCHMARK WMO 2011 – BASISBENCHMARK – RAPPORT GEMEENTE LELYSTAD
Thermometers De resultaten zijn weergegeven met behulp van thermometers per thema. Deze thermometers zijn gebaseerd op verschillende indicatoren waaraan SGBO een waardeoordeel heeft gegeven. De indicatoren betreffen zowel de inzet van beleid, de resultaten van het beleid, het registreren van het gebruik van de Wmo-voorzieningen en de effecten (zoals bijvoorbeeld tevredenheid). Onder iedere thermometer is een tabel opgenomen waarin de indicatoren staan vermeld. Zo kunt u zien uit welke indicatoren de thermometer is opgebouwd.
De ene indicator weegt zwaarder mee in de scorebepaling dan de andere. Per thermometer wordt aangegeven welke (type) indicatoren relatief zwaar of minder zwaar meetellen. In bijlage 1 kunt u de precieze scorebepaling per thermometer en per indicator bekijken.
Weergave van de scores De scores van het gemiddelde van de gemeentegrootteklasse en van de benchmark worden aangegeven met een horizontaal streepje door de thermometer met rechts ervan het percentage. Het blauwe streepje geeft het gemiddelde van uw gemeentegrootteklasse weer en het rode streepje het benchmarkgemiddelde. Als u één streepje ziet, dan valt het gemiddelde van uw gemeentegrootteklasse samen met het benchmarkgemiddelde. De inhoud van de thermometer geeft de score aan van uw gemeente en het percentage staat genoemd in de onderkant van de thermometer. Als de inhoud van de thermometer uitkomt boven het rode horizontale streepje, is de score van uw gemeente hoger dan de score van het gemiddelde van de benchmark. De marge voor een score ongeveer gelijk aan de gemiddelden is 2% of 3% (afhankelijk van de afgeronde optellingen van de individuele scores). Is uw score bijvoorbeeld 2% lager dan het benchmarkgemiddelde, dan staat in het rapport dat uw score ongeveer gelijk is aan het benchmarkgemiddelde.
Omdat de thermometers jaarlijks worden aangepast, zijn deze vooral geschikt om een vergelijking met andere gemeenten te maken en minder geschikt om uw eigen gemeente in de tijd te vergelijken. Ze geven een beeld van waar u op een bepaald beleidsterrein staat in relatie tot andere gemeenten.
Trendgegevens en tabellen Niet alle gevraagde gegevens zijn geschikt voor waardering, maar zijn wel interessant om te vergelijken. Deze gegevens zijn veelal opgenomen in tabellen die per prestatieveld zijn weergegeven. Het kan zijn dat een tabel of een cel leeg is. Dat betekent dat u mogelijk één of meerdere vragen niet heeft ingevuld.
Voor bepaalde vragen kunnen gegevens uit verschillende brononderzoeken worden gehaald en daarom staan alle verschillende mogelijkheden weergegeven in de tabel voor de betreffende vraag. Voorbeelden van een dergelijke vraag is de eenzaamheid onder inwoners en het percentage (overbelaste) mantelzorgers, zie tabel 3 en 4. Een lege cel bij deze tabellen betekent niet dat de betreffende vraag niet is ingevuld, maar dat de vraag voor één antwoordcategorie is ingevuld.
5
BENCHMARK WMO 2011 – BASISBENCHMARK – RAPPORT GEMEENTE LELYSTAD
Bij een aantal onderwerpen zijn de gegevens over meerdere jaren weergegeven, de zogenaamde trendgegevens. Gemeenten die meerdere jaren meedoen aan de Benchmark Wmo kunnen op deze onderdelen zichzelf monitoren.
6
BENCHMARK WMO 2011 – BASISBENCHMARK – RAPPORT GEMEENTE LELYSTAD
Tabellenbijlage Gezien de omvang van dit managementrapport is het niet mogelijk om de resultaten van alle vragen in dit rapport op te nemen. In aanvulling op het managementrapport zijn de ingevulde antwoorden (rechte tellingen) weergegeven in een tabellenbijlage. Dit is een Excel bestand waarin de resultaten van uw gemeente waar mogelijk worden vergeleken met het gemiddelde van de gemeenten uit uw grootteklasse en met het benchmarkgemiddelde. De tabellenbijlage kunt u gebruiken als naslagwerk.
Cliënttevredenheidsonderzoek en andere gegevensbronnen Een belangrijke indicator voor het meten van effecten is de tevredenheid van de burgers en cliënten over de Wmo-voorzieningen. Daarom heeft SGBO in haar benchmark ook de tevredenheidscijfers van cliënten individuele voorzieningen opgenomen. Deze cijfers komen uit het cliënttevredenheidsonderzoek (CTO) dat SGBO onder een ongeveer 300 gemeenten uitvoert, waaronder ook voor een groot deel van de deelnemers aan de benchmark. De recente CTO's zijn voor de meeste gemeenten gehouden in de periode januari-maart 2011 onder cliënten en aanvragers van individuele voorzieningen (hulp bij het huishouden, hulpmiddelen en woonvoorzieningen). Als uw gemeente de afgelopen drie jaren geen CTO heeft laten uitvoeren bij SGBO worden deze gegevens niet meegewogen in de desbetreffende thermometers, tenzij uw gemeente zelf tevredenheidscijfers heeft aangeleverd die vergelijkbaar zijn uitgevraagd.
In het rapport is gebruik gemaakt van CBS-gegevens. Daarbij is uitgegaan van de peildatum 1 januari 2010 of, als deze gegevens niet beschikbaar waren, van de meest recente oudere cijfers. Andere cijfers in het rapport komen van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, uit het periodieke onderzoek Kinderen in Tel 2010 (Verweij-Jonker Instituut), en van de website Horizonline. Horizonline maakt voor de prognoses rond woon- en verblijfsvoorzieningen gebruik van diverse bronnen, zoals het monitoringonderzoek Verpleging en Verzorging 2005.
Leeswijzer Op de volgende pagina's worden de scores op de acht thema’s getoond en toegelicht. In het hoofdstuk Beleid en organisatie Wmo komen de benchmarkresultaten aan de orde die betrekking hebben op de eigen bijdrageregeling, kwaliteit en de uitgaven. In bijlage 1 is de exacte scorebepaling per kernindicator (per thermometer) terug te vinden.
Probeert u bij het lezen van deze thermometers antwoorden te formuleren op de volgende vragen: •
Herkent u zich in de resultaten?
•
Welke factoren verklaren het prestatieniveau van uw gemeente?
•
Geven de benchmarkresultaten aanleiding de achtergrond van uw prestatieniveau verder te analyseren of veranderingen in uw gemeente door te voeren?
Zo kunt u de benchmarkresultaten optimaal benutten om te leren en te verbeteren.
7
BENCHMARK WMO 2011 – BASISBENCHMARK – RAPPORT GEMEENTE LELYSTAD
BASISBENCHMARK: DE W MO - THERMOMETER GEMEENTE LELYSTAD De Wmo-thermometer is het gemiddelde van de scores op de eerdergenoemde acht thema's: participatie, leefbaarheid en sociale samenhang, jeugd, toegang tot en levering van individuele ondersteuning, mantelzorg, vrijwilligerswerk, wonen, zorg en toegankelijkheid en opvang. De Wmo-thermometer geeft een indicatie waar uw gemeente staat ten opzichte van andere gemeenten in het totale Wmo-beleid.
De Wmo-thermometer laat zien dat uw gemeente hoger dan het gemiddelde van uw gemeentegrootteklasse scoort en hoger dan het 5
gemiddelde van de benchmark scoort.
4 68% 66% 3
2
1
0
77%
8
BENCHMARK WMO 2011 – BASISBENCHMARK – RAPPORT GEMEENTE LELYSTAD
BELEIDSPARTICIPATIETHERMOMETER Het hoofddoel van de Wet maatschappelijke ondersteuning is participatie van alle burgers,
5
ongeacht hun eventuele beperkingen. Niet alleen participatie in de beleidsvorming, maar ook meedoen in de samenleving (=maatschappelijke participatie). Beleidsparticipatie
4 67% 65%
3
omvat alle activiteiten die de gemeente onderneemt om de inwoners te betrekken bij haar activiteiten. Dit zijn bijvoorbeeld inspraakbijeenkomsten, consultering van burgerpanels of het uitvoeren van een bewonersenquête. De gemeente is verplicht om burgers, cliënten en
2
burger- of cliëntenorganisaties te betrekken bij het voorbereiden en opstellen van het
1
lokale Wmo-beleid.
0 68%
Bepalen van de score Deze thermometer geeft enerzijds aan hoe breed en intensief de beleidsparticipatie is opgezet. Hoe breder en intensiever (meer doelgroepen en intensievere betrokkenheid), des te hoger de score. Dit geldt ook voor de communicatie door de gemeente over beleidsbeslissingen en resultaten van onderzoek of evaluatie. Anderzijds is de score op beleidsparticipatie ook hoger naarmate meer mensen van de doelgroep de Wmoraad (of ander participatieorgaan) kennen en zich er goed door vertegenwoordigd voelen. Deze informatie komt uit het schriftelijke standaard cliënttevredenheidsonderzoek (CTO) dat is uitgevoerd door SGBO.
Voor uw gemeente zijn de tevredenheidscijfers van 2010 of (2009 of 2008) ingelezen.
Indicatoren beleid 1.
Participatie: Aantal betrokken prestatievelden en intensiteit betrokkenheid (verplichte vraag)
2.
Participatie: Aantal ingezette participatiemethoden en intensiteit (verplichte vraag)
3.
Participatie: Hoogte bedrag financiële ondersteuning Wmo-raad (of ander participatieorgaan) per inwoner
4.
Participatie: Communicatie naar burgers
Indicatoren effecten 5.
Participatie: Percentage klanten dat de Wmo-raad (of ander participatieorgaan) kent (uit CTO)
6.
Participatie: Percentage klanten dat tevreden is over adviezen van de Wmo-raad (of ander participatieorgaan) (uit CTO)
Op beleidsparticipatie scoort uw gemeente ongeveer gelijk aan het gemiddelde van uw gemeentegrootteklasse en hoger dan het gemiddelde van de benchmark.
9
BENCHMARK WMO 2011 – BASISBENCHMARK – RAPPORT GEMEENTE LELYSTAD
In onderstaande tabel is te zien welke vorm van ondersteuning uw gemeente verleent aan de Wmo-raad (of ander participatieorgaan). Dit is vergeleken met het gemiddelde van de gemeenten uit dezelfde gemeentegrootteklasse en met het benchmarkgemiddelde.
Tabel 1: Ondersteuning Wmo-raad (of ander participatieorgaan) (vraag 0.6) Uw
Grootteklasse %
Benchmark %
gemeente
ja
ja
Coaching
Nee
29 %
47 %
Ambtelijke ondersteuning
Ja
93 %
89 %
Deskundigheidsbevordering
Ja
71 %
79 %
Facilitering in de vorm van gebruik maken van voorzieningen
Ja
93 %
95 %
Vacatiegelden
Ja
79 %
70 %
Budget Wmo-raad
Ja
96 %
93 %
(bv vergaderruimte)
Het budget dat uw gemeente in 2010 beschikbaar heeft gesteld aan de Wmo-raad (of ander participatieorgaan) en de uitgaven aan de vacatiegelden staan in onderstaande tabel weergegeven samen met het gemiddelde van de gemeenten uit dezelfde gemeentegrootteklasse en met het benchmarkgemiddelde. Verder maakt de tabel zichtbaar waaraan de Wmo-raad (of ander participatieorgaan) van uw gemeente en de andere benchmarkdeelnemers het budget heeft besteed.
Tabel 2: Uitgaven Wmo-raad (of ander participatieorgaan) (vraag 0.7) Uw gemeente
Grootteklasse
Benchmark
Budget Wmo-raad per 1000 inwoners
€ 214,40
€ 326,30
€ 280,63
Onkostenvergoeding
Ja
96 %
87 %
Scholing
Ja
93 %
88 %
Inhuren deskundigheid
Nee
81 %
82 %
Huren ruimte
Nee
41 %
35 %
Raadplegen achterban en netwerkvorming
Ja
89 %
77 %
Secretariële ondersteuning
Ja
59 %
55 %
Uitvoeren (tevredenheids) onderzoeken
Nee
30 %
31 %
Inkopen overige ondersteuning
Ja
69 %
65 %
Vacatiegeld
€ 48,24
€ 107,63
€ 118,17
10
BENCHMARK WMO 2011 – BASISBENCHMARK – RAPPORT GEMEENTE LELYSTAD
M AATSCHAPPELIJKE PARTICIPATIE Het bevorderen van maatschappelijke participatie is één van de uitgangspunten van de Wmo-gedachte. Maatschappelijke participatie heeft onder andere betrekking op het zelfstandig kunnen wonen, deelnemen aan de arbeidsmarkt, het hebben van financiële ruimte om te participeren, het doen van vrijwilligerswerk en het onderhouden van sociale contacten. Kortom: meedoen aan de maatschappij.
Tabel 3: Kenmerken maatschappelijke participatie
23
Uw
Grootteklasse
Benchmark
gemeente Aandeel ouderen (65+)
11 %
15 %
16 %
Aandeel ouderen (75+)
4%
7%
7%
70 %
68 %
68 %
4%
4%
3%
2%
1%
1%
6%
5%
4%
28 %
21 %
13 %
15 %
12 %
12 %
20 %
18 %
39 %
30 %
5%
9%
5%
9%
Netto arbeidsparticipatie: aandeel werkzame bevolking op beroeps-bevolking[2] (CBS) Bijstandsuitkeringen: aandeel uitkeringen op beroepsbevolking[3] (CBS) Jeugdwerkloosheid: aandeel werkzoekende jongeren van 16 tot en met 24 jaar (Kinderen in Tel) Kinderen in uitkeringsgezin: aandeel kinderen van 0-18 jaar in uitkeringsgezin (Kinderen in Tel) Aandeel mantelzorgers op totaal aantal inwoners uit BTO (vraag 4.1) Aandeel mantelzorgers op totaal aantal inwoners uit GGDonderzoek (vraag 4.1) Aandeel mantelzorgers onder ouderen GGD-onderzoek (vraag 4.1) Aandeel mantelzorgers anders (vraag 4.1)
30 %
Aandeel overbelaste mantelzorgers uit BTO (vraag 4.2) (regelmatig en vaak) Aandeel overbelaste mantelzorgers onder ouderen GGD-onderzoek (vraag 4.2)(tamelijk zwaar en zeer zwaar) Aandeel overbelaste mantelzorgers onder inwoners GGDonderzoek (vraag 4.2)(tamelijk zwaar en zeer zwaar) Aandeel overbelaste mantelzorgers anders (vraag 4.2)
18 %
13 %
13 %
Aandeel vrijwilligers onder inwoners (vraag 4.4)
49 %
33 %
33 %
Cliënten schuldhulpverlening per 1000 inwoners (10.3)
22,4
7,6
5,2
Maatschappelijke participatie wordt niet door middel van een thermometer weergegeven. De indicatoren voor maatschappelijke participatie zijn deels achtergrondvariabelen die door Wmo-beleid maar moeilijk te beïnvloeden zijn. Dit heeft bijvoorbeeld te maken met de historische, economische en gezondheidssituatie 2
Deze CBS-gegevens zijn beschikbaar voor gemeenten boven 10.000 inwoners. Dit is het (totaal) aantal uitkeringen gedeeld door de beroepsbevolking. Deze CBS gegevens zijn alleen beschikbaar voor gemeenten boven de 30.000 inwoners. 3
11
BENCHMARK WMO 2011 – BASISBENCHMARK – RAPPORT GEMEENTE LELYSTAD
in een regio. Daarom is het lastig om deze variabelen te waarderen, vergelijken is echter wel goed mogelijk. De achtergrondvariabelen geven de (economische) situatie weer die de maatschappelijke participatie van (jeugdige) burgers kan belemmeren of bevorderen. Dit gaat om arbeidsparticipatie, schuldhulpverlening en omvang van het aantal burgers dat leeft van een bijstandsuitkering. Daarnaast is in de tabel ingezoomd op het aandeel (overbelaste) mantelzorgers en het aandeel inwoners dat vrijwilligerswerk verricht. De percentages overbelaste mantelzorgers lopen nogal uiteen, omdat de resultaten uit verschillende onderzoeken met een verschillende vraagstelling zijn opgenomen in de tabel.
Uit tabel 4 valt af te lezen hoe uw gemeente scoort op de eenzaamheidsschaal die in de GGDbevolkingsenquête wordt gehanteerd of uit lokaal onderzoek het aandeel inwoners in uw gemeente dat zich (zeer) eenzaam of (zeer) vaak eenzaam voelt. De eenzaamheidspercentages zijn uitgesplitst naar de groep inwoners tussen 19 en 65 jaar en de groep 65 jaar en ouderen. In de vragenlijst kon u kiezen tussen het weergeven van de mate van eenzaamheid (zeer eenzaam of eenzaam) of de frequentie (zeer vaak eenzaam, vaak eenzaam). In onderstaande tabel zijn beide percentages opgenomen.
Tabel 4: Eenzaamheidsscores Uw
Grootteklasse
Benchmark
N
Eenzaamheidsscore (0-11) (vraag 1.8a) 19-64 jaar
3,6
3,2
34
Eenzaamheidsscore (0-11) (vraag 1.8a) 65 jaar en ouder
3,1
3,8
34
14 %
11 %
106
27 %
17 %
39
14 %
13 %
111
21 %
16 %
38
gemeente
Aandeel inwoners dat zich (zeer) eenzaam voelt (vraag
10 %
1.8b) 19-64 jaar Aandeel inwoners dat zich (zeer) vaak eenzaam voelt (vraag 1.8b) 19-64 jaar Aandeel inwoners dat zich (zeer) eenzaam voelt (vraag
9%
1.8b) 65 jaar en ouder Aandeel inwoners dat zich (zeer) vaak eenzaam voelt (vraag 1.8b) 65 jaar en ouder
Zich eenzaam voelen kan duiden op een gebrek aan sociale contacten en een beperkte maatschappelijke participatie. De gemeente kan voor zichzelf een taak weggelegd zien om eenzaamheid aan te pakken. Uw gemeente heeft het tegengaan van eenzaamheid als speerpunt benoemd binnen het Wmo-beleid. 82% van de gemeenten uit uw grootteklasse en 84% van de benchmarkgemeenten heeft het tegengaan van eenzaamheid als speerpunt binnen het Wmo-beleid benoemd.
12
BENCHMARK WMO 2011 – BASISBENCHMARK – RAPPORT GEMEENTE LELYSTAD
LEEFBAARHEIDSTHERMOMETER (PRESTATIEVELD 1)
Prestatieveld 1 van de Wmo gaat over het bevorderen van de sociale samenhang en
5
leefbaarheid van dorpen, wijken en buurten. Leefbaarheid laat zich definiëren als het wonen in een prettige en veilige omgeving, met de mogelijkheid om (thuis of in de
4 71% 70%
buurt) gebruik te maken van (eenvoudige) zorg-, welzijns- en gemaksdiensten.
3 Sociale samenhang gaat over contact, ontmoeting en gezamenlijke activiteiten met als
2
doel de wederzijdse hulpverlening te versterken. Hierbij kan gedacht worden aan de
1
aanwezigheid van voorzieningen voor jong en oud in de buurt, aan het stimuleren van
0
ontmoeting en het vergroten van de betrokkenheid bij de eigen leefomgeving. Dit alles
77%
is erop gericht om interactie te initiëren en eenzaamheid tegen te gaan.
Bepalen van de score Het bevorderen van sociale samenhang en leefbaarheid in wijken, dorpen en buurten is in de leefbaarheidsthermometer weergegeven in elf indicatoren. Twee indicatoren betreffen de inzet van beleid en inzicht in de situatie, twee indicatoren gaan in op de aanwezigheid van voorzieningen voor jong en oud en de overige indicatoren geven de resultaten en effecten weer in de vorm van schaalscores of een tevredenheidspercentage. De schaalscores betreffen de fysieke en sociale kwaliteit en de sociale overlast. Daarnaast is gekeken naar de onveiligheidsbeleving, naar de mening van burgers over het functioneren van de gemeente en naar de tevredenheid van de fysieke collectieve voorzieningen en het aandeel inwoners dat zich actief inzet voor het verbeteren van de buurt. Een aanzienlijk deel van de indicatoren is gebaseerd op 4
de basisvragenlijst van de Integrale Veiligheidsmonitor . De beleidsindicatoren en de resultaat- en effectindicatoren tellen even zwaar mee.
Indicatoren beleid 1.
Leefbaarheid: Inzet (gemeentelijke activiteiten) bevorderen sociale klimaat en leefbaarheid (verplichte vraag)
2.
Leefbaarheid: Afspraken met woningcorporaties over sociale samenhang en leefbaarheid
Indicatoren resultaten en effecten 3.
Leefbaarheid: Aanwezigheid basisvoorzieningen
4.
Leefbaarheid: Aanwezigheid speelruimte (Kinderen in Tel)
5.
Leefbaarheid: Schaalscore sociale kwaliteit van de woonomgeving
6.
Leefbaarheid: Schaalscore fysieke kwaliteit van de woonomgeving
7.
Leefbaarheid: Aandeel onveiligheidsbeleving
8.
Leefbaarheid: Schaalscore sociale overlast
9.
Leefbaarheid: Functioneren gemeente op leefbaarheid en veiligheid
10. Leefbaarheid: Aandeel actieve burgers in buurt 11. Leefbaarheid: Tevredenheid fysieke collectieve voorzieningen in de buurt
4
Indien deze cijfers niet voor handen zijn, zal dit de score niet negatief beïnvloeden.
13
BENCHMARK WMO 2011 – BASISBENCHMARK – RAPPORT GEMEENTE LELYSTAD
Uw gemeente scoort hoger dan het gemiddelde van uw gemeentegrootteklasse en hoger dan het gemiddelde van de benchmark op de leefbaarheidsthermometer. In tabel 5 kunt u zien hoe uw gemeente scoort op de schaalscores fysieke kwaliteit, sociale kwaliteit, sociale overlast en op het aandeel onveiligheidsbeleving, de tevredenheid over de fysieke collectieve voorzieningen en het aandeel actieve burgers in de buurt. Dit zijn de gegevens die door uw gemeente zijn ingevuld op basis van cijfers uit bijvoorbeeld een leefbaarheidsmonitor, een Integrale Veiligheidsmonitor of een GGD Bevolkingsenquête. Bij alle schaalscores, behalve de schaalscore sociale kwaliteit leefomgeving geldt hoe hoger de score, des te lager is de prestatie. Dus een hoog cijfer op de schaalscore sociale overlast, betekent dat de inwoners veel sociale overlast ervaren. Een deel van de benchmarkdeelnemers beschikt niet over de genoemde schaalscores. Voor deze gemeenten is onderstaande tabel dan ook (deels) niet ingevuld.
Tabel 5: Schaalscores sociale kwaliteit, fysieke kwaliteit, sociale overlast, aandeel onveiligheidsbeleving, tevredenheid over fysieke collectieve voorzieningen en aandeel actieve burgers Uw gemeente
Grootteklasse
Benchmark
Sociale kwaliteit leefomgeving (vraag 1.2)
5,9
6,2
6,6
Fysieke kwaliteit leefomgeving (vraag 1.3)
4,2
4,3
3,8
Sociale overlast (vraag 1.5)
2,0
2,2
1,9
22 %
20 %
18 %
6,2
6,2
20 %
21 %
Aandeel onveiligheidsbeleving (%ja) (vraag 1.4) Tevredenheid fysieke collectieve voorzieningen (vraag 1.11) Aandeel actieve burgers in buurt (%ja) (vraag 1.10)
22 %
In tabel 6 is opgenomen hoe de inwoners van uw gemeente oordelen over het functioneren van de gemeente in het verbeteren van de veiligheid en leefbaarheid in de buurt. De weergegeven percentages zijn een optelling van de antwoorden ‘helemaal mee eens’ of ‘mee eens’ op de in tabel genoemde stellingen. De stellingen worden meegenomen in een Integrale Veiligheidsmonitor of kunnen onderdeel uitmaken van een lokaal onderzoek. De tabel bevat ook de percentages voor de gemeentegrootteklasse en de benchmark.
Tabel 6: Functioneren van de gemeente op leefbaarheid en veiligheid (vraag 1.9) Uw
Grootteklasse
Benchmark
51 %
50 %
46 %
47 %
41 %
40 %
51 %
51 %
35 %
35 %
gemeente De gemeente heeft aandacht voor het verbeteren van de leefbaarheid en veiligheid in de buurt De gemeente informeert de buurt over de aanpak van leefbaarheid en veiligheid in de buurt De gemeente betrekt de buurt bij de aanpak van leefbaarheid en
60 %
veiligheid in de buurt De gemeente is bereikbaar voor meldingen en klachten over de leefbaarheid en veiligheid in de buurt De gemeente reageert op meldingen en klachten over de
14
BENCHMARK WMO 2011 – BASISBENCHMARK – RAPPORT GEMEENTE LELYSTAD
leefbaarheid en veiligheid in de buurt De gemeente doet wat ze zegt bij het verbeteren van de
30 %
30 %
leefbaarheid en veiligheid in de buurt
15
BENCHMARK WMO 2011 – BASISBENCHMARK – RAPPORT GEMEENTE LELYSTAD
J EUGDTHERMOMETER (PRESTATIEVELD 2)
Prestatieveld 2 is de op preventie gerichte ondersteuning van jeugdigen met
5
opgroeiproblemen en van ouders met opvoedingsproblemen. Dit krijgt vorm binnen het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG). Een aantal gemeenten werkt inmiddels met één of
4 68% 67%
3
meerdere CJG’s en heeft hierover afspraken gemaakt met de netwerkpartners. Een belangrijk onderdeel van een CJG is het registreren van het gebruik van opvoedondersteuning en het opvoedsteunpunt.
2 1
Verzuim, voortijdig schoolverlaten, jeugdcriminaliteit of het gebruik van Jeugdzorg zijn
0
signalen van opgroei- of opvoedingsproblemen binnen een gezin.
72%
Achtergrondgegevens uit het onderzoek Kinderen in Tel 2010 zijn in de tabellen verwerkt.
Bepalen van de score De jeugdthermometer is opgebouwd uit zes indicatoren die ingaan op ‘beleid, afspraken en registratie’ en vijf indicatoren die kunnen worden betiteld als achtergrondvariabelen (uit onderzoek Kinderen in Tel) en resultaten van beleid. Bij het bepalen van de score op de jeugdthermometer is gekeken of gemeenten zicht hebben op het gebruik van opvoedingsondersteuning, of er al een CJG operationeel is, welke afspraken binnen het CJG zijn gemaakt en wat de resultaten zijn van het beleid voortijdig schoolverlaten. Alle indicatoren tellen ongeveer even zwaar mee in de eindscore.
Vanaf 2011 dient er een landelijk dekkend netwerk te zijn van CJG.
Indicatoren beleid, afspraken en registratie 1.
Jeugd: Faciliteiten opvoedingsondersteuning (verplichte vraag)
2.
Jeugd: Inzicht in vragen opvoedsteunpunt/telefoon/winkel
3.
Jeugd: Inzicht in gebruik opvoedingsondersteuning
4.
Jeugd: Realisering Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG)
5.
Jeugd: Samenwerkingsafspraken met partners binnen CJG
6.
Jeugd: Kwaliteitsafspraken met uitvoerders
Indicatoren resultaten van beleid en achtergrondvariabelen 7.
Jeugd: Ranking kinderen met delict voor rechter (Kinderen In Tel)
8.
Jeugd: Ranking in Jeugdzorg (Kinderen In Tel)
9.
Jeugd: Ranking meldingen kindermishandeling (Kinderen In Tel)
10. Jeugd: Ranking voortijdig schoolverlaten 11. Jeugd: Aandeel herplaatste voortijdig schoolverlaters op het aantal voortijdig schoolverlaters
Uw gemeente scoort hoger dan het gemiddelde van uw gemeentegrootteklasse en hoger dan het gemiddelde van de benchmark op de jeugdthermometer.
16
BENCHMARK WMO 2011 – BASISBENCHMARK – RAPPORT GEMEENTE LELYSTAD
In de onderstaande tabel is een aantal trendgegevens weergegeven die gaan over het verzuim, wat er met het verzuim is gedaan (proces-verbaal en Halt-afdoening), het voortijdig schoolverlaten en het gebruik van diverse vormen van opvoedingsondersteuning en van het fysieke, telefonische of digitale opvoedsteunpunt. Ook zijn de gemiddelden van uw gemeentegrootteklasse en de benchmark toegevoegd. De vergelijking van deze gegevens is niet opgenomen in de thermometers (behalve de indicator herplaatste voortijdig schoolverlaters), omdat deze gegevens niet geschikt zijn om te waarderen. Immers, een relatief hoog aantal verzuimmeldingen kan ook betekenen dat scholen beter melden. Dit zou als positief kunnen worden 5
gezien. Tot slot kunt u de ranking van uw gemeente binnen het onderzoek Kinderen in Tel zien .
Tabel 7: Trendgegevens jeugd
Aantal verzuimmeldingen (absoluut) per 1000
2008
2009
2010
Grootteklasse
Benchmark
0,0
1,1
0,1
2,0
1,2
38,8
34,4
50,6
34,8
26,1
5,5
4,9
4,3
3,6
2,3
2,2
1,1
0,6
43 %
41 %
43%
33%
Nvt
88 %
47 %
58 %
54 %
Nvt
Nvt
9,4
13,9
8,6
Nvt
Nvt
12,1
9,0
6,2
Nvt
Nvt
4,9
4,4
3,3
Nvt
Nvt
34,8
12,6
11,1
2,9
15,2
9,6
leerplichtige leerlingen (vraag 2.2) Aantal verzuimmeldingen (relatief) per 1000 leerplichtige leerlingen (vraag 2.2) Aantal processen verbaal per 1000 leerplichtige leerlingen (vraag 2.3) Aantal Halt-afdoeningen per 1000 leerplichtige
Nvt
leerlingen (vraag 2.3) 2008:nvt Aandeel voortijdig schoolverlaters op het aantal
4%
kinderen tussen 16 en 23 jaar (vraag 2.4) Aandeel herplaatste voortijdig schoolverlaters op het aantal voortijdig schoolverlaters (vraag 2.4) Gebruik cursussen en trainingen per 1000 kinderen tussen 0- 23 jaar (vraag 2.5) Gebruik lichte pedagogische begeleiding per 1000 kinderen tussen 0- 23 jaar (vraag 2.5) Gebruik intensieve pedagogische begeleiding per 1000 kinderen tussen 0- 23 jaar (vraag 2.5) Gebruik VVE-programmas per 1000 kinderen tussen 023 jaar (vraag 2.5) Aantal vragen opvoedtelefoon per 1000 kinderen tussen
9,5
0- 23 jaar (vraag 2.6) Aantal vragen fysiek steunpunt per 1000 kinderen
Nvt
Nvt
14,4
17,8
10,7
Nvt
Nvt
0,5
4,2
3,2
tussen 0- 23 jaar (vraag 2.6) Aantal vragen digitaal steunpunt per 1000 kinderen tussen 0- 23 jaar (vraag 2.6) Ranking Kinderen in Tel
19
8
8
5 Kinderen in Tel bundelt gegevens op gemeentelijk en provinciaal niveau over het welzijn van kinderen en jongeren in Nederland. Op basis van 12 indicatoren wordt de leefsituatie van kinderen in gemeenten vergeleken met die in andere gemeenten. De score is zo opgebouwd dat de nummer 1 de slechtst scorende gemeente is en nummer 441 de best scorende gemeente.
17
BENCHMARK WMO 2011 – BASISBENCHMARK – RAPPORT GEMEENTE LELYSTAD
Het aantal fte leerplicht is afgezet tegen het aantal leerplichtige leerlingen. In uw gemeente is 0,3 fte beschikbaar per 1000 leerplichtige leerlingen. Dit ligt boven de norm van 1 fte op 3800 leerplichtige leerlingen. 6
6 De Landelijke Vereniging voor Leerplichtambtenaren (LVLA) heeft een adviesnorm vastgesteld voor het aantal Fte leerplichtambtenaren op het aantal leerplichtige leerlingen.
18
BENCHMARK WMO 2011 – BASISBENCHMARK – RAPPORT GEMEENTE LELYSTAD
THERMOMETER TOEGANG TOT EN LEVERING VAN INDIVIDUELE ONDERSTEUNING (PRESTATIEVELD 3 EN 6)
De prestatievelden 3 (informatie, advies en cliëntondersteuning) en 6 (levering van een
5
voorziening aan mensen met een lichamelijke of psychische beperking) hebben veel
4
74% 72%
3
raakvlakken met elkaar. Immers, voordat de gevraagde ondersteuning wordt geleverd, heeft de cliënt hierover informatie ontvangen of is geadviseerd in het aanvragen van de juiste ondersteuning. Daarom zijn deze twee prestatievelden in één thermometer weergegeven.
2 1
Het geven van informatie en advies bevat algemene activiteiten zoals voorlichtings- en
0
informatiebijeenkomsten en activiteiten die zijn gericht op de individuele burger, zoals
72%
persoonlijk advies of hulp bij de verheldering van een ondersteuningsvraag. In de meeste gemeenten is de informatie- en adviesfunctie ondergebracht bij een Wmo-loket. De Wmo-
diensten binnen het loket, de samenwerking en uitvoeringsafspraken tussen organisaties die het loket draaien en de toegankelijkheid en bereikbaarheid van het loket komen terug in de thermometer.
De gemeente heeft een compensatieplicht. Dit houdt in dat zij burgers helpt om zo lang mogelijk zelfstandig te blijven wonen, ondanks beperkingen. Het is een streven om bij een vraag om ondersteuning eerst te kijken naar de mogelijkheden binnen het eigen netwerk en daarna op zoek te gaan naar een collectieve oplossing. Is deze niet voorhanden dan kan een individuele voorziening worden verstrekt. Voor het toekennen en leveren van de ondersteuning maken gemeenten steeds meer gebruik van het zogenoemde ‘keukentafelgesprek’. Dit gesprek kan in de vorm van een huisbezoek plaats vinden of in bijvoorbeeld een ruimte binnen het Wmo-loket. Het doel van dit gesprek is om de situatie van de cliënt te bekijken en een oplossing te zoeken voor het probleem. De uiteindelijke ondersteuning valt dan soms anders uit dan de oorspronkelijke aanvraag. Deze werkwijze, de Kanteling genoemd, wordt steeds meer gehanteerd binnen het gemeentelijk Wmo-beleid. In dit hoofdstuk is een aparte tabel hierover opgenomen.
Bepalen van de score De thermometer toegang tot en levering van ondersteuning bestaat voor een aanzienlijk deel uit vragen die ingaan op de inzet en uitvoering van beleid. De vijf effectindicatoren betreffen de tevredenheid over het aanvraagproces, over de doorlooptijden, over de hulp bij het huishouden, over de overige individuele voorzieningen en over het collectief vervoer. Deze komen uit het cliënttevredenheidsonderzoek (CTO) van SGBO. De effectindicatoren en de indicatoren voor beleid wegen ongeveer even zwaar mee.
Uw gemeente scoort ongeveer gelijk aan het gemiddelde van uw gemeentegrootteklasse en lager dan het gemiddelde van de benchmark op de thermometer toegang tot en levering van individuele ondersteuning.
19
BENCHMARK WMO 2011 – BASISBENCHMARK – RAPPORT GEMEENTE LELYSTAD
Indicatoren beleid en registratie 1.
Toegang en levering tot individuele ondersteuning: Wmo-diensten in loket (frontoffice) (verplichte vraag)
2.
Toegang en levering tot individuele ondersteuning: Faciliteiten cliëntondersteuning (verplichte vraag)
3.
Toegang en levering tot individuele ondersteuning: Nazorg ondersteunde cliënten
4.
Toegang en levering tot individuele ondersteuning: Samenwerking met organisaties binnen het loket
5.
Toegang en levering tot individuele ondersteuning: Kwaliteit loket: toegankelijkheid en bereikbaarheid
6.
Toegang en levering tot individuele ondersteuning: Inzicht in aantallen (informatie – en adviesvragen, aanvragen voorzieningen)
7.
Toegang en levering tot individuele ondersteuning: Afstemming hulp bij het huishouden met zorgfuncties in het kader van de AWBZ (verplichte vraag)
8.
Toegang en levering tot individuele ondersteuning: Afleggen huisbezoeken individuele voorzieningen
9.
Toegang en levering tot individuele ondersteuning: Intensiteit afleggen huisbezoeken individuele voorzieningen
10. Toegang en levering tot individuele ondersteuning: Afleggen huisbezoeken hulp bij het huishouden 11. Toegang en levering tot individuele ondersteuning: Intensiteit afleggen huisbezoeken hulp bij het huishouden 12. Toegang en levering tot individuele ondersteuning: Kwaliteitsafspraken met uitvoerders
Indicatoren effecten 13. Toegang en levering tot individuele ondersteuning: Tevredenheid aanvraagproces bij het loket (CTO) 14. Toegang en levering tot individuele ondersteuning: Tevredenheid hulp bij het huishouden (CTO) 15. Toegang en levering tot individuele ondersteuning: Tevredenheid overige individuele voorzieningen (CTO) 16. Toegang en levering tot individuele ondersteuning: Tevredenheid collectief vervoer (CTO) 17. Toegang en levering tot individuele ondersteuning: Tevredenheid doorlooptijden (CTO)
Het aanbod van diensten in het loket verschilt per gemeente. Sommige gemeenten hebben een smal loket waar burgers alleen terecht kunnen voor het aanvragen van of informatie inwinnen over individuele Wmovoorzieningen. Een Wmo-breed loket is een loket waar de burger terecht kan voor meerdere diensten die onder de Wmo vallen. Dit is bijvoorbeeld mantelzorg of vrijwilligerswerk, maar dit kunnen ook gerelateerde Wmo-voorzieningen zijn zoals inkomensondersteuning en schuldhulpverlening. Een breed loket helpt de loketmedewerkers om verder te kijken dan de oorspronkelijke hulpvraag en op basis van vraagverheldering een zo gericht mogelijke oplossing te bieden.
20
BENCHMARK WMO 2011 – BASISBENCHMARK – RAPPORT GEMEENTE LELYSTAD
In onderstaande tabel kunt u de breedte van uw loket vergelijken met die van andere gemeenten in uw gemeentegrootteklasse en de benchmark. De breedte van het loket zegt overigens niets over de kwaliteit van de dienstverlening.
Tabel 8a: Breedte loket ten behoeve van Informatie en Advies (vraag 3.2a) Uw
Grootteklasse %
Benchmark %
gemeente
ja
ja
Woonvoorzieningen, rolstoelen, vervoersvoorzieningen
Ja
100 %
100 %
Hulp bij het huishouden
Ja
100 %
100 %
Gehandicapten-parkeerkaart/-plaats
Ja
96 %
99 %
Mantelzorg
Ja
96 %
98 %
Vrijwilligerswerk
Ja
93 %
91 %
Voorzieningen voor inkomensondersteuning (bijzondere
Ja
89 %
86 %
Schuldhulpverlening
Ja
86 %
80 %
Maatschappelijk werk
Ja
96 %
93 %
Jeugd en opvoeding
Ja
79 %
77 %
Voorzieningen voor vrijetijdsbesteding
Ja
86 %
81 %
AWBZ
Ja
100 %
97 %
Andere relevante producten zoals persoonsalarmering en
Ja
100 %
95 %
Ja
73 %
75 %
Uw
Grootteklasse %
Benchmark %
gemeente
ja
ja
bijstand)
gemaksdiensten Overige gemeentelijke dienstverlening
Tabel 8b: Breedte loket ten behoeve van Aanvragen (vraag 3.2b)
Woonvoorzieningen, rolstoelen, vervoersvoorzieningen
Ja
100 %
99 %
Hulp bij het huishouden
Ja
100 %
99 %
Gehandicapten-parkeerkaart/-plaats
Ja
89 %
89 %
Mantelzorg
Nee
39 %
37 %
Vrijwilligerswerk
Nee
32 %
27 %
Voorzieningen voor inkomensondersteuning (bijzondere
Ja
57 %
53 %
Schuldhulpverlening
Nee
39 %
39 %
Maatschappelijk werk
Nee
29 %
19 %
Jeugd en opvoeding
Nee
7%
14 %
Voorzieningen voor vrijetijdsbesteding
Nee
29 %
18 %
AWBZ
Nee
29 %
30 %
Andere relevante producten zoals persoonsalarmering en
Nee
37 %
34 %
Nee
35 %
28 %
bijstand)
gemaksdiensten Overige gemeentelijke dienstverlening
21
BENCHMARK WMO 2011 – BASISBENCHMARK – RAPPORT GEMEENTE LELYSTAD
Niet alleen het aanbod van het loket verschilt per gemeente, ook de manier waarop het loket is georganiseerd. 80 % van de gemeenten heeft een gemeentelijk loket, ondergebracht bij de balie burgerzaken of publiekszaken (21 %) of als apart loket (58 %). Het loket kan ook ondergebracht zijn bij één van de aanbieders van maatschappelijke ondersteuning. Dit is het geval in 8 % van de gemeenten. 3 % van de gemeenten heeft een onafhankelijk loket. In uw gemeente is het loket bij een van de aanbieders van maatschappelijke ondersteuning ondergebracht.
Het aantal informatie- en adviesvragen aan het loket en het aantal aanvragen van Wmo-voorzieningen kunt u terugvinden in onderstaande tabel, evenals de vergelijking van deze cijfers met voorgaande jaren. Het aantal informatie- en adviesvragen per 1.000 inwoners kan nogal verschillen, afhankelijk van de breedte en inrichting van het loket. Deze gegevens zijn met name interessant als trendgegevens.
Tabel 9: Trendgegevens loket, aantallen per 1.000 inwoners (vraag 3.10) 2008
2009
2010
Grootteklasse
Benchmark
Informatie- en adviesvragen
84
25
132
147
Aanvragen voorzieningen
14
40
45
45
K ANTELING Het invulling geven aan de compensatieplicht op basis van de principes van de Kanteling krijgt steeds meer aandacht. De Kanteling is een project van de VNG en cliëntenorganisaties dat erop gericht is gemeenten te ondersteunen om invulling te geven aan de compensatieplicht. Centraal in de gedachte van de Kanteling is een omslag van claim- en aanbodgericht werken (voorzieningen en hulpmiddelen) naar vraag- en resultaatgericht werken (participatie en zelfredzaamheid). In onderstaande tabel staat weergegeven hoe uw gemeente scoort in de ontwikkeling van de Kanteling ten opzichte van andere benchmarkdeelnemers. Uw gemeente is minder ver dan het gemiddelde van de benchmarkdeelnemers in de gemeentegrootteklasse en minder ver dan het gemiddelde van alle benchmarkdeelnemers met de ontwikkeling van de kanteling.
22
BENCHMARK WMO 2011 – BASISBENCHMARK – RAPPORT GEMEENTE LELYSTAD
In onderstaande tabel staat weergegeven hoe uw gemeente scoort in de ontwikkeling van de Kanteling ten opzichte van andere benchmarkdeelnemers. In de kolom ‘Uw gemeente’ is opgenomen welk antwoord u heeft ingevuld voor de stellingen. De middelste kolom maakt zichtbaar welk percentage van de gemeenten in uw grootteklasse ‘ja’ of ‘mee eens’ en ‘helemaal mee eens’ (onderste 5 stellingen) heeft geantwoord. De rechterkolom geeft de benchmarkgemiddelden weer.
Tabel 10: Hoe ver is uw gemeente met de ontwikkeling van de Kanteling? (vraag 3.6, 3.7 en 3.9)
Het loket maakt gebruik van een actuele sociale kaart
Uw
Grootteklasse
Benchmark
gemeente
%ja,%mee eens
%ja,%mee eens
Ja
86 %
78 %
Ja
82 %
89 %
Nazorg bij (complexe) ondersteuningsvragen
Niet/n.v.t.
25 %
36 %
De gemeente werkt met een verordening die is gebaseerd
Nee
21 %
26 %
Ja
70 %
68 %
Ja
86 %
68 %
Nee
39 %
39 %
Ja
26 %
35 %
Mee eens
18 %
25 %
Mee eens
7%
13 %
25 %
43 %
11 %
23 %
25 %
28 %
(minimaal eens per jaar bijgewerkt) De medewerkers van het loket zijn geschoold in vraagverheldering
op het behalen van resultaten in plaats van het verstrekken van voorzieningen De gemeente gaat nieuwe arrangementen ontwikkelen op basis van de verantwoordelijkheidsladder Aanvraagformulieren voor individuele voorzieningen zijn op de website te downloaden Er is een competentieprofiel opgesteld voor medewerkers die het keukentafelgesprek voeren Voor het oplossen van de vraag verstrekt de gemeente niet een voorziening, maar stelt een arrangement samen Ondersteuningsvragen komen niet alleen binnen via de cliënt zelf, maar ook vaak via maatschappelijke organisaties Bij het gesprek met de klant wordt gebruik gemaakt van een beslisboom Er wordt altijd een keukentafelgesprek gevoerd met
Mee
cliënten met een complexe ondersteuningsvraag
oneens
Het resultaat dat de cliënt wil bereiken met de
Mee
ondersteuning, wordt altijd op papier gezet, bijvoorbeeld
oneens
in een gespreksverslag Voor het vinden van een gerichte oplossing kunnen de
Mee eens
consulenten de sociale kaart adequaat toepassen
23
BENCHMARK WMO 2011 – BASISBENCHMARK – RAPPORT GEMEENTE LELYSTAD
M ANTELZORG THERMOMETER (PRESTATIEVELD 4)
Bij prestatieveld 4, het ondersteunen van mantelzorgers en vrijwilligers, gaat het veelal
5
om algemene beleidsmaatregelen en minder vaak om individuele voorzieningen. Maar de Wmo biedt daartoe wel alle ruimte als de gemeente dat wenst.
4 67% 63%
3
De opdracht aan gemeenten om intensief met mantelzorgondersteuning bezig te zijn, houdt verband met het cruciale belang van mantelzorg voor het welslagen van de Wmo.
2
In de Wmo wordt een appel gedaan op de eigen verantwoordelijkheid van burgers om
1
zo veel mogelijk voor elkaar te zorgen. Als dat niet meer lukt, kunnen zij zich tot de
0
gemeente wenden voor voorzieningen en diensten die onder de Wmo vallen. Ook de
77%
recente wijzigingen in de AWBZ zorgen ervoor dat burgers meer een beroep moeten doen op de eigen omgeving.
Inmiddels is mantelzorgondersteuning verankerd binnen het Wmo-beleid en kunnen burgers terecht bij een mantelzorgsteunpunt. Steeds meer mantelzorgers weten de weg naar het steunpunt te vinden en maken gebruik van het ondersteuningsaanbod. Echter, het onder de aandacht brengen van de ondersteuningsmogelijkheden verdient de aandacht. Dit kan bijvoorbeeld door het uitzetten van een campagne in de lokale media of het maken van afspraken met huisartsen en andere instellingen die mantelzorgers attenderen op en doorsturen naar het mantelzorgsteunpunt.
Steeds meer gemeenten willen graag meer zicht krijgen op het gebruik van het ondersteuningsaanbod, de tevredenheid over de geboden ondersteuning en mogelijk effecten. Daarom zijn vragen opgenomen over het gebruik, de tevredenheid over het aanbod en de financiering.
Bepalen van de score Er zijn vier indicatoren in de thermometer opgenomen die betrekking hebben op de inzet en uitvoering van beleid en drie indicatoren die ingaan op het gebruik van en tevredenheid over de ondersteuning aan deze doelgroepen. Een hoge score geeft aan of er binnen uw gemeente veel voorzieningen aanwezig zijn om mantelzorgers te ondersteunen en of u zicht hebt op het gebruik van en de tevredenheid over de ondersteuning.
Indicatoren beleid 1.
Mantelzorg: Opname basisfuncties in beleid
2.
Mantelzorg: Ondersteuning mantelzorgers (verplichte vraag)
3.
Mantelzorg: Uren mantelzorgconsulent
4.
Mantelzorg: Kwaliteitsafspraken met uitvoerders
Indicatoren resultaten en effecten 5.
Mantelzorg: Zicht op gebruik ondersteuning aan mantelzorgers
6.
Mantelzorg: Bereik van mantelzorgers
24
BENCHMARK WMO 2011 – BASISBENCHMARK – RAPPORT GEMEENTE LELYSTAD
7.
Mantelzorg: Zicht op tevredenheid ondersteuning aan mantelzorgers
Uw gemeente scoort hoger dan het gemiddelde van uw gemeentegrootteklasse en hoger dan het gemiddelde van de benchmark op de mantelzorg thermometer.
In onderstaande tabel staat weergegeven hoeveel informatie- en adviesvragen over mantelzorg zijn geregistreerd, hoeveel geregistreerde mantelzorgers uw gemeente telt en wat de uitgaven zijn per 1.000 inwoners. In de tabel staat vermeld door hoeveel benchmarkdeelnemers deze gegevens zijn ingevuld (N).
Tabel 11: Bereik mantelzorgers, uren mantelzorgconsulent en uitgaven per 1.000 inwoners (vraag 4.3, 4.10 en 4.11) Uw gemeente relatief
Grootteklasse
Benchmark
N
9
7
110
3
3
50
7
9
8
131
1,18
0,69
0,61
125
per 1.000 inwoners Aantal vragen informatie en advies
1
(individueel) bij het steunpunt mantelzorg Aantal informatievragen rondom mantelzorg via het Wmo-loket Aantal geregistreerde mantelzorgers (bij gemeente en steunpunt) Aantal uren mantelzorg consulent Uitgaven mantelzorg
€ 3.396,85
€ 2.126,86
€ 2.047,93
149
Begrote uitgaven mantelzorg 2011
€ 3.571,05
€ 2.163,40
€ 2.122,10
150
De aanwezigheid en het gebruik van de diverse ondersteuningsmogelijkheden voor mantelzorg vindt u terug in de onderstaande tabel. Mocht een bepaalde vorm van ondersteuning niet aanwezig zijn binnen uw gemeente, dan staat in de kolom ‘Uw gemeente’ geen waarde voor het aantal gebruikers per 1.000 inwoners. Indien een ondersteuningsvorm wel aanwezig is, maar geen aantal beschikbaar is, dan ontbreekt het zicht op het gebruik. In deze tabel staat ook vermeld door hoeveel benchmarkdeelnemers deze gegevens zijn ingevuld (N).
Tabel 12: Aanwezigheid en gebruik ondersteuning mantelzorgers per 1.000 inwoners (vraag 4.8 en 4.9) Aanwezig
Gemeente
Grootteklasse
Benchmark
N
Respijtzorg thuis
Ja
11
11
68
Respijtzorg buitenshuis
Ja
3
6
30
Kinderopvang
Nee
0
1
5
Cursussen
Ja
10
12
74
Vrijstelling sollicitatieplicht
Nee
0
0
5
Lotgenotencontact
Ja
33
24
85
Nazorg
Ja
5
6
29
Begeleiding / ondersteuning
Ja
15
60
43
76
Activiteiten gericht op ontspanning (niet zijnde
Ja
2
22
25
69
33
25
BENCHMARK WMO 2011 – BASISBENCHMARK – RAPPORT GEMEENTE LELYSTAD
respijtzorg)
26
BENCHMARK WMO 2011 – BASISBENCHMARK – RAPPORT GEMEENTE LELYSTAD
V RIJWILLIGERSWERK THERMOMETER (PRESTATIEVELD 4)
Door de Wmo heeft de ondersteuning van vrijwilligers een wettelijke basis gekregen.
5
De vrijwillige inzet van burgers vormt een onmisbaar onderdeel van de civil society. Dit
4
75%
kan zowel in informeel verband (kleinschalig burgerinitiatief) als in georganiseerd
66%
verband zoals sportverenigingen of vrijwilligersorganisaties. Vrijwilligers nemen zelf
3
deel of maken het anderen mogelijk deel te nemen aan maatschappelijke activiteiten, bijvoorbeeld door vrijwillige thuishulp of door het ontlasten van mantelzorgers. Een
2
steunpunt waar vrijwilligers terecht kunnen voor vragen, advies of ondersteuning is een
1
onmisbaar onderdeel geworden van het gemeentelijk vrijwilligersbeleid.
0 75%
Een recente ontwikkeling binnen het vrijwilligerswerk is de inzet van maatschappelijke stages. De gemeente vervult hierin veelal een makelaarsfunctie.
Bepalen van de score Omdat gemeenten langzamerhand steeds meer zicht krijgen op de doelgroep vrijwilligers en op hun ondersteuningsbehoefte zijn er twee indicatoren in de thermometer opgenomen die ingaan op het gebruik van en tevredenheid over de ondersteuning aan deze doelgroepen. Een hoge score geeft aan of er binnen uw gemeente veel voorzieningen aanwezig zijn om vrijwilligers te ondersteunen en of u zicht hebt op het gebruik van en de tevredenheid over de ondersteuning. De aanwezigheid van een steunpunt vrijwilligers voor de inwoners weegt minder zwaar mee, omdat het merendeel van de benchmarkdeelnemers deze voorziening inmiddels heeft. Deze indicator heeft daardoor een beperkte onderscheidende waarde.
Indicatoren beleid 1.
Vrijwilligerswerk: Aanwezigheid functie steunpunt vrijwilligers
2.
Vrijwilligerswerk: Ondersteuning vrijwilligers (verplichte vraag)
Indicatoren resultaten en effecten 3.
Vrijwilligerswerk: Zicht op gebruik ondersteuning aan vrijwilligers
4.
Vrijwilligerswerk: Zicht op tevredenheid ondersteuning aan vrijwilligers
Uw gemeente scoort ongeveer gelijk aan het gemiddelde van uw gemeentegrootteklasse en hoger dan het gemiddelde van de benchmark op de vrijwilligerswerk thermometer.
27
BENCHMARK WMO 2011 – BASISBENCHMARK – RAPPORT GEMEENTE LELYSTAD
In uw gemeente zijn informatie en advies voor vrijwilligers via een lokaal vrijwilligerssteunpunt via het Wmo-loket binnen het loket van de welzijnsstichting geregeld.
Tabel 13 toont de uitgaven voor vrijwilligerswerk per 1.000 inwoners.
Tabel 13: Uitgaven vrijwilligerswerk per 1.000 inwoners (vraag 4.15) Uw
Grootteklasse
Benchmark
N
gemeente Uitgaven vrijwilligerswerk per 1000 inwoners
€ 8.150,49
€ 3.548,95
€ 2.662,88
146
Begrote uitgaven vrijwilligerswerk per 1000 inwoners
€ 8.686,48
€ 3.649,16
€ 2.935,02
148
2011
De aanwezigheid en het gebruik van de diverse ondersteuningsmogelijkheden voor vrijwilligers vindt u terug in onderstaande tabel. In de tabel staat tevens vermeld door hoeveel benchmarkdeelnemers deze gegevens zijn ingevuld (N). De ondersteuningsmogelijkheden Kinderopvang, Faciliteiten (parkeerkaarten, kortingspassen, enz.) en Verzekering zijn niet meegenomen in de onderstaande tabel, vanwege zeer uiteenlopende aantallen met betrekking tot het gebruik.
Tabel 14: Aanwezigheid en gebruik ondersteuning vrijwilligers per 1.000 inwoners (vraag 4.13 en 4.14) Aanwezig
Gemeente
Grootteklasse
Benchmark
N
17
20
27
50
Deskundigheidsbevordering
Ja
Vrijstelling sollicitatieplicht
Nee
39
10
9
Cursussen voor vrijwil.org medew.
Ja
11
21
42
Cursussen voor individuele vrijwilligers
Ja
13
28
38
Vrijwilligersvacaturebank
Nee
53
51
66
Reiskostenvergoeding
Nee
201
54
9
Administratieve ondersteuning
Nee
2
4
9
Hulp bij organisatie
Nee
4
11
17
Financiële middelen voor ondersteuning
Ja
7079
4018
10
58
3
28
BENCHMARK WMO 2011 – BASISBENCHMARK – RAPPORT GEMEENTE LELYSTAD
THERMOMETER : WONEN , ZORG EN TOEGANKELIJKHEID (P RESTATIEVELD 5)
Prestatieveld 5 heeft als doel het bevorderen van deelname aan het maatschappelijke
5
verkeer en het zelfstandig functioneren van mensen met een beperking of een
4
chronisch psychisch of psychosociaal probleem. De gemeente kan dit bewerkstelligen
68% 67%
3
door het inzetten van algemene maatregelen en collectieve voorzieningen die, zonder dat men zich tot de gemeente hoeft te wenden, ten goede kunnen komen aan iedereen die daaraan behoefte heeft.
2 1
Beleid en afspraken over aangepast, aanpasbaar en levensloopbestendig bouwen zijn
0
steeds meer terug te vinden in bijvoorbeeld gemeentelijke woonvisies. Het toegankelijk
79%
maken van de openbare ruimte en gebouwen voor alle burgers bevordert de deelname van inwoners met een beperking aan het maatschappelijk verkeer. De gemeente kan
hierover afspraken maken en de tevredenheid over toegankelijkheid meten. De Methode Agenda 22, gebaseerd op Europese wet- en regelgeving, gaat nog een stapje verder. De Methode Agenda 22 staat voor gelijke kansen voor inwoners met een beperking op verschillende terreinen zoals arbeid, onderwijs en vrije tijdsbesteding.
Bepalen van de score In deze thermometer zijn alleen indicatoren opgenomen die ingaan op de inzet en uitvoering van beleid. Eenduidige gegevens over effecten van beleid zijn nog beperkt beschikbaar.
Uw gemeente scoort hoger dan het gemiddelde van uw gemeentegrootteklasse en hoger dan het gemiddelde van de benchmark op de thermometer wonen, zorg en toegankelijkheid.
Indicatoren beleid 1.
Wonen, zorg en toegankelijkheid: Aanbod algemene voorzieningen
2.
Wonen, zorg en toegankelijkheid: Beleid levensloop bestendig bouwen
3.
Wonen, zorg en toegankelijkheid: Afspraken levensloop bestendig bouwen
4.
Wonen, zorg en toegankelijkheid: Afspraken fysieke toegankelijkheid openbare ruimte
5.
Wonen, zorg en toegankelijkheid: Naleven afspraken toegankelijkheid openbare ruimte
6.
Wonen, zorg en toegankelijkheid: Meten tevredenheid toegankelijkheid openbare voorzieningen
7.
Wonen, zorg en toegankelijkheid: Kwaliteitsafspraken met uitvoerders
8.
Wonen, zorg en toegankelijkheid: Toepassen Methode Agenda 22
Algemene voorzieningen zijn toegankelijk voor iedereen en worden zonder indicatie verstrekt. Het aanbod aan algemene voorzieningen kan door de gemeente worden gefinancierd of door particuliere organisaties worden aangeboden, zonder financiële betrokkenheid van de gemeente. Van de 154 benchmarkdeelnemers biedt 72% dagbesteding aan. Ook maaltijdservice aan huis en klussendienst zijn algemene voorzieningen die veel gemeenten aanbieden (respectievelijk 69% en 70%). In 84% van de benchmarkgemeenten is (ook)
29
BENCHMARK WMO 2011 – BASISBENCHMARK – RAPPORT GEMEENTE LELYSTAD
een particulier gefinancierde maaltijdservice aan huis aanwezig. De wasserette met haal- en brengservice wordt het minst door gemeenten en particuliere of commerciële instellingen aangeboden: respectievelijk in 6% en 38% van de benchmarkgemeenten is deze voorziening aanwezig voor (een deel van) de bewoners.
In de tabellenbijlage ziet u bij welke algemene voorzieningen uw gemeente financiële betrokkenheid heeft en welke voorzieningen door een particuliere instelling worden verzorgd. Dit wordt vergeleken met de gemeenten in uw grootteklasse en met de benchmarkdeelnemers.
In onderstaande tabel staan de percentages vermeld voor 3 verschillende woontypen in vergelijking met uw gemeentegrootteklasse en met de benchmark. De woontypes zijn: -
aangepaste woningen: Aangepaste woningen zijn al aangepast voor mensen met een beperking en levensloopbestendige woningen zijn niet alleen eenvoudig aanpasbaar aan de binnenkant, maar staan ook in een omgeving die is afgestemd op mensen met een beperking.
-
aanpasbare woningen: Aanpasbare woningen zijn woningen die vrij eenvoudig en goedkoop zijn aan te passen voor mensen met een beperking.
-
levensloopbestendige woningen. Levensloopbestendig bouwen betekent dat bij de bouw rekening wordt gehouden met het feit dat behoeften in de loop van de tijd kunnen verschuiven.
Een deel van de benchmarkgemeenten registreert deze verschillende woontypen niet. Voor deze gemeenten is de tabel niet ingevuld. In de tabel staat vermeld door hoeveel deelnemers de gegevens zijn ingevuld (N).
Tabel 15: Aandeel aangepaste, aanpasbare en levensloopbestendige woningen (vraag 5.4a/b/c) Uw gemeente
Grootteklasse
Benchmark
N
8%
10 %
9%
54
100 %
23 %
22 %
50
14 %
13 %
15 %
60
Aangepast Aanpasbaar Levensloopbestendig
Tabel 16a geeft informatie over het percentage thuiswonende 75-plussers weer.
Tabel 16a: Aandeel thuiswonende 75-plussers
Aandeel thuiswonende 75-plussers
Uw gemeente
Grootteklasse
Benchmark
89 %
90 %
91 %
30
BENCHMARK WMO 2011 – BASISBENCHMARK – RAPPORT GEMEENTE LELYSTAD
Onderstaand een overzicht voor de gemiddelde wachttijd voor intramurale zorg; deze vraag is door 145 gemeenten ingevuld. Het gaat hier om de gemiddelde wachttijd voor intramurale zorg die langer dan 24 uur duurt en waarbij verblijf gecombineerd wordt met behandeling, activerende en ondersteunende begeleiding, verpleging of verzorging. Het betreft hier verzorgings- en verpleeghuizen. Voor uw gemeente is de gemiddelde wachttijd.
Tabel 16b: Gemiddelde wachttijd voor intramurale zorg Grootteklasse
Benchmark
4%
1%
Korter dan 3 maanden
12 %
7%
3 tot 6 maanden
24 %
17 %
6 maanden tot een jaar
4%
12 %
1 tot 2 jaar
4%
8%
Langer dan 2 jaar
0%
3%
52 %
51 %
Niet
Onbekend
De vraagontwikkeling naar en aanbod van plaatsen in verpleeg- en verzorgingshuizen is van invloed op het gebruik van Wmo-voorzieningen. Immers, als er een tekort is aan plaatsen in instellingen voor mensen die verzorging nodig hebben of aan geschikt woningen voor mensen met een beperking, zullen inwoners zich vaker tot de gemeente wenden en een Wmo-voorziening aanvragen. In tabel 16c staan gegevens over vraag en aanbod van ‘geschikt’ wonen, van verzorgd wonen en over het aantal zorginstellingen binnen de gemeentegrenzen. Daarnaast is in deze tabel informatie verwerkt over vraag en aanbod van intramurale plaatsen. Specifieke gegevens over vraag en aanbod van bepaalde doelgroepen (bijvoorbeeld dementerenden) en het aantal beschikbare plaatsen voor deze doelgroepen kunt u terugvinden in de tabellenbijlage. In de tabel worden voor een aantal kenmerken percentages gebruikt. Een percentage onder de 100% betekent dat het aanbod groter is dan de vraag en een percentage boven de 100% impliceert een vraag groter dan het aanbod.
Tabel 16c Achtergrondkenmerken wonen
7
Uw gemeente
Grootteklasse
Benchmark
Verschil vraag en aanbod geschikt wonen
140 %
113 %
105 %
Verschil vraag en aanbod verzorgd wonen
249 %
158 %
191 %
Aantal zorginstellingen
4
1
1
Aantal zorgsteunpunten
1
1
1
Aantal woonzorglocaties
0
0
0
79 %
86 %
113 %
Verschil vraag en aanbod intramurale plaatsen
7
Bron: horizonline
31
BENCHMARK WMO 2011 – BASISBENCHMARK – RAPPORT GEMEENTE LELYSTAD
Geschikte woningen: betreffen zelfstandige woningen waarvan diverse kenmerken aangeven dat ze meer geschikt zijn voor de doelgroep (ouderen en andere hulpbehoevenden) dan gebruikelijke woningen. De hierbinnen onderscheiden woningtypen zijn: •
De woning is een ouderenwoning als onderdeel van een complex met extra diensten zoals maaltijdverzorging, receptie, gemeenschappelijke recreatieruimte, etc. (wonen met diensten)
•
De woning is een ouderenwoning, niet vallend onder verzorgd wonen of wonen met diensten (overige ouderenwoning)
•
De woning is ingrijpend aangepast (ingrijpend aangepaste woning)
•
De woning is een nultredenwoning (overige nultredenwoning).
Verzorgd wonen: dit is een ouderenwoning waarbij het mogelijk is om via een nabij gelegen zorgsteunpunt (zoals bijvoorbeeld een verzorgingshuis of dienstencentrum) verpleging of verzorging te ontvangen. Aan verzorgd wonen kan eveneens op verschillende wijzen worden vormgegeven. Het strekt zich uit van wonen met zorgsteunpunten (zoals woonzorgzones) tot woon-zorgcomplexen waarbij eveneens zorg op afroep mogelijk is.
32
BENCHMARK WMO 2011 – BASISBENCHMARK – RAPPORT GEMEENTE LELYSTAD
O PVANGTHERMOMETER ( PRESTATIEVELDEN 7,8,9)
De prestatievelden 7, 8 en 9 gaan over de opvang en ondersteuning van dak- en
5
thuislozen, slachtoffers van huiselijk geweld, zorgwekkende zorgmijders en verslaafden, met als doel dat ook zij kunnen deelnemen aan de samenleving.
4 70% 67%
3
Bij de interpretatie van de score van de opvangthermometer is het van belang om onderscheid te maken tussen centrumgemeenten en regiogemeenten. Uw gemeente is
2
een. De centrumgemeente is verantwoordelijk voor de coördinatie van het aanbod van
1
de ondersteuning. Centrumgemeente én regiogemeenten hebben een
0
verantwoordelijkheid in het realiseren van (collectieve) preventie, toeleiding en nazorg.
89%
Activiteiten die toeleiding en nazorg betreffen zijn gericht op de terugkeer naar een reguliere woning of naar een begeleide woonvorm en op reïntegratie. Voor het bieden van goede nazorg en toeleiding naar zelfstandig wonen is het belangrijk dat de
5
gemeente hierover afspraken maakt met woningcorporaties en zicht heeft op de
4
omvang van de doelgroepen en de aard van de problematiek.
60% 57%
3 2
Bepalen van de score Er is in de waardering niet zozeer gekeken naar ‘hoe meer, hoe beter’, maar vooral ook naar de inzet van de typen activiteiten. De score op de thermometer is hoger naarmate
1
de gemeente meer ondersteuning verleent dan de gebruikelijke inzet. De ene activiteit
0 80%
wordt dus hoger gewaardeerd dan de andere. De thermometer geeft een vergelijking met uw gemeentegrootteklasse en met het benchmarkgemiddelde van de eigen groep weer (centrum- of regiogemeente).
De thermometer is opgebouwd uit indicatoren die ingaan op de inzet en uitvoering van het beleid. Omdat veel gemeenten gegevens op deze prestatievelden nog niet op een eenduidige manier registreren, is het erg lastig om indicatoren te benoemen die gaan over de resultaten en effecten van beleid. Uw gemeente scoort hoger dan het gemiddelde van de benchmark. Uw gemeente scoort hoger dan het gemiddelde van de benchmark. Indicatoren beleid 1.
Opvang: Beschikbaarheid voorzieningen maatschappelijke opvang (verplichte vraag)
2.
Opvang: Inzet vrouwenopvang en preventie huiselijk geweld (verplichte vraag)
3.
Opvang: Inzet openbare geestelijke gezondheidszorg (verplichte vraag)
4.
Opvang: Inzet maatschappelijke zorg aan verslaafden (verplichte vraag)
5.
Opvang: Samenwerking bij ontwikkeling en uitvoering van beleid
6.
Opvang: Aanwezigheid lokaal zorgnetwerk casuïstiek
7.
Opvang: Beschikbaarheid reïntegratieactiviteiten
8.
Opvang: Zicht op doelgroepen
9.
Opvang: Afspraken met woningcorporaties over beschikbaarheid (begeleide) woningen
10. Opvang: Zicht op uitstroom van doelgroepen naar begeleid wonen of reguliere woning
33
BENCHMARK WMO 2011 – BASISBENCHMARK – RAPPORT GEMEENTE LELYSTAD
De meldingen van huiselijk geweld bij het Advies- en Steunpunt Huiselijk Geweld (ASHG) en het aantal opgelegde huisverboden zijn interessante cijfers om te vergelijken in de tijd en met andere benchmarkdeelnemers. Deze gegevens lenen zich echter niet voor een beoordeling. Immers, meer meldingen huiselijk geweld kan ook betekenen dat het ASHG meer bekendheid heeft gekregen, wat een positief signaal is.
In oktober 2008 is de Wet tijdelijk huisverbod van kracht geworden. De pleger van huiselijk geweld mag gedurende een periode van 10 dagen zijn/haar woning niet betreden of contact zoeken met de huisgenoten.
Veel gemeenten voeren beleid op het gebied van het voorkomen van huisuitzettingen. Hierover worden afspraken gemaakt met woningcorporaties. Het aantal huisuitzettingen is een indicator voor het effect van het preventiebeleid ter voorkoming van huisuitzettingen.
In de onderstaande tabel worden de meldingen huiselijk geweld, aantal huisverboden en huisuitzettingen weergegeven voor uw gemeente, uw gemeentegrootteklasse en de benchmark.
Tabel 17: Trendgegevens huiselijk geweld, huisverbod en huisuitzettingen
Aantal meldingen huiselijk geweld bij het Advies en
2008
2009
2010
Grootteklasse
Benchmark
28,3
20,5
10,0
12,9
13,1
74,9
41,8
30,3
steunpunt per 10.000 inwoners (vraag 7.2a) Aantal meldingen huiselijk geweld bij de politie per
Nvt
Nvt
10.000 inwoners (vraag 7.2b) Aantal huisverboden per 10.000 inwoners (vraag 7.2c)
Nvt
2,1
1,3
2,2
1,4
Aantal huisuitzettingen per 10.000 inwoners (vraag 10.2)
Nvt
6,6
5,8
4,9
3,1
34
BENCHMARK WMO 2011 – BASISBENCHMARK – RAPPORT GEMEENTE LELYSTAD
BELEID EN ORGANISATIE WMO De Wmo-thema’s en de prestatievelden hangen onderling samen en vertonen ook relaties met andere beleidsterreinen. Dit zijn bijvoorbeeld volksgezondheid, wonen, jeugd en onderwijs, werk en inkomen, armoedebeleid en veiligheidsbeleid. Daarom is binnen de Wmo integraal beleid heel belangrijk. Dit zijn overkoepelende hoofdlijnen die verschillende beleidsterreinen met elkaar verbinden. Een gemeenschappelijke verkenning en visieontwikkeling zijn daarvoor noodzakelijk. De gezamenlijke visie vindt zijn weerslag in het beleidsplan Wmo of in een van de deelplannen.
Naast de ontwikkeling van beleid op de 9 prestatievelden zijn er drie onderdelen die een vast onderdeel vormen van het overkoepelende gemeentelijk Wmo-beleid: •
eigen bijdrage
•
kwaliteit
•
uitgaven
Voor de eigen bijdrageregeling en het bepalen van de kwaliteit zijn landelijke richtlijnen opgesteld. Gemeenten kunnen ervoor kiezen om deze richtlijnen toe te passen.
EIGEN BIJDRAGEBELEID In de Wmo zijn gemeenten verantwoordelijk voor het vormgeven van de gemeentelijke eigen bijdrageregeling. Een eigen bijdrage is een door het college van B&W vast te stellen bijdrage, die bij de verstrekking van een voorziening in natura of een persoonsgebonden budget betaald moet worden en waarop de regels van het Besluit maatschappelijke ondersteuning van toepassing zijn. Gemeenten kunnen een eigen bijdrage heffen, maar hoeven dit niet te doen. Het rijk laat de gemeente binnen een aantal ondergrenzen vrij in het vaststellen van de hoogte van de eigen bijdrage en de criteria tot het heffen ervan. Een besparingsbijdrage geldt niet als eigen bijdrage. In onderstaande tabel ziet u voor welke voorziening een eigen bijdrage geldt in uw gemeente. Voor de gemeentegrootteklasse en de benchmark wordt het percentage gemeenten getoond die een eigen bijdrage hebben voor de genoemde voorziening.
T ABEL 18: E IGEN BIJDRAGE (VRAAG 6.1, VERPLICHTE VRAAG ) Uw gemeente
Grootteklasse % ja
Benchmark % ja
Hulp bij het huishouden
Ja
100 %
100 %
Roerende zaken (woonvoorziening)
Ja
32 %
39 %
Onroerende woonvoorziening
Ja
46 %
52 %
Individuele vervoersvoorziening
Ja
39 %
38 %
8%
16 %
Andere voorziening
De eigen bijdrage kan inkomensafhankelijk zijn. In het Besluit maatschappelijke ondersteuning is een maximum aangegeven dat als eigen bijdrage aan de burger gevraagd mag worden. Hierin is rekening gehouden met verschillen in leeftijd en inkomen. De gemeente kan de eigen bijdrage onder het maximum vaststellen.
35
BENCHMARK WMO 2011 – BASISBENCHMARK – RAPPORT GEMEENTE LELYSTAD
Maximum eigen bijdrage Uw gemeente hanteert het maximum bedrag eigen bijdrage conform Besluit. 95 % van de benchmarkgemeenten hanteert het maximum bedrag eigen bijdrage conform Besluit.
Minimum inkomen voor vaststellen eigen bijdrage Uw gemeente hanteert het minimum inkomen voor vaststellen eigen bijdrage conform Besluit. 94 % van de benchmarkgemeenten hanteert het minimum inkomen eigen bijdrage conform Besluit.
Verhoging eigen bijdrage Uw gemeente hanteert het maximum bedrag voor het verhogen van de eigen bijdrage conform Besluit. 94 % van de benchmarkgemeenten hanteert het maximum bedrag voor het verhogen van de eigen bijdrage conform Besluit.
K WALITEIT De gemeente is verantwoordelijk voor zowel de kwaliteit van de maatschappelijke ondersteuning die de gemeente zelf levert, als voor de kwaliteit van de maatschappelijke ondersteuning die in opdracht van de gemeente door een instelling wordt geleverd. Gemeenten kunnen op verschillende manieren aan kwaliteit werken. Voor de verantwoording aan het ministerie is een verplichte vraag opgenomen waarin gemeenten aangeven of zij werken met de volgende kwaliteitscriteria: -
het hanteren van servicenormen met betrekking tot het aanvraagproces;
-
het opnemen van kwaliteitseisen in de contracten met aanbieders;
-
het monitoren van de geleverde kwaliteit door de aanbieders;
-
aanbieders verplichten om periodiek klanttevredenheid te meten;
-
andere kwaliteitsnorm.
T ABEL 19: K WALITEIT W MO ( VRAAG 0.1, VERPLICHTE VRAAG)
Door het hanteren van servicenormen met betrekking tot
Uw
Grootteklasse %
Benchmark %
gemeente
ja
ja
Ja
93 %
88 %
Ja
100 %
100 %
Ja
93 %
94 %
Nee
89 %
90 %
50 %
34 %
het aanvraagproces Door in de contracten met aanbieders kwaliteitseisen op te nemen Door de door de aanbieders geleverde kwaliteit te monitoren Door de aanbieders te verplichten periodiek klanttevredenheid te meten Anders
36
BENCHMARK WMO 2011 – BASISBENCHMARK – RAPPORT GEMEENTE LELYSTAD
Daarnaast is in de vragenlijst gevraagd welke waarborgen voor kwaliteit de gemeente heeft opgenomen in contracten of overeenkomsten met aanbieders van de volgende Wmo-functies: -
cliëntondersteuning en indicatiestelling;
-
verstrekken van individuele voorzieningen;
-
algemene voorzieningen, waaronder maaltijd/boodschappenvoorziening, sociale alarmering, ontmoetingsfunctie en maatschappelijk werk;
-
mantelzorgondersteuning;
-
sociaal cultureel werk en buurthuiswerk;
-
opvoed- en opgroeiondersteuning.
De waarborgen voor kwaliteit zijn: prestatieafspraken, servicenormen, kwaliteitseisen, afspraken over monitoren, afspraken over meten klanttevredenheid en afspraken over klachtenregelingen. De meeste gemeenten hebben één of meerdere waarborgen voor kwaliteit opgenomen in contracten. Van de waarborgen komen prestatieafspraken het meest voor. De meest uitgebreide waarborgen worden voor de volgende Wmo-functies opgenomen: huishoudelijke hulp, levering hulpmiddelen en collectief vervoer. Voor collectief vervoer heeft bijvoorbeeld 53% van de gemeenten alle waarborgen voor kwaliteit opgenomen. Voor huishoudelijke hulp en levering hulpmiddelen zijn dat respectievelijk 48% en 44%.
In de tabellenbijlage vindt u terug hoeveel kwaliteitsafspraken uw gemeente heeft gemaakt met aanbieders van de verschillende Wmo-functies.
37
BENCHMARK WMO 2011 – BASISBENCHMARK – RAPPORT GEMEENTE LELYSTAD
M IDDELEN Er zijn geen richtlijnen op basis waarvan de gemeenten op uniforme wijze de begroting en verantwoording opstellen. Het is daardoor voor de hand liggend dat niet alle gemeenten de Wmo-uitgaven onderscheidend begroten en verantwoorden. Er is daarom voor gekozen om de IV3-functies 620, 622, 630 en 652 in de benchmark op te nemen, omdat de uitgaven die hieronder vallen grotendeels Wmo gerelateerd zijn. Voor de functie 714 Openbare gezondheidszorg geldt dit niet, omdat alleen de uitgaven aan openbare geestelijke gezondheidszorg tot de Wmo-uitgaven behoren.
De burgers en de gemeente verkrijgen zo op hoofdlijnen inzicht in de gemeentelijke uitgaven voor de algemene collectieve Wmo-voorzieningen, namelijk maatschappelijke dienstverlening en advies (620) en sociaal cultureel werk (630), en in de uitgaven voor individuele Wmo-voorzieningen, namelijk huishoudelijke verzorging (622) en voorzieningen gehandicapten (652).
De IV3-posten vormen de kern van de Wmo-uitgaven. Niet alle uitgaven zoals uitgaven jeugdgezondheidszorg (JGZ) of uitgaven voor het toegankelijk maken van openbare gebouwen voor mensen met een beperking vallen onder deze posten.
T ABEL 20: U ITGAVEN WMO IV3 (PER INWONER) ( VRAAG 0.10, VERPLICHTE VRAAG) 2008
2009
2010
Grootteklasse
Benchmark
Maatschappelijke begeleiding en advies
€ 84,66
€ 93,96
€ 100,64
€ 61,27
€ 43,39
Huishoudelijke verzorging
€ 60,13
€ 72,20
€ 87,11
€ 99,37
€ 93,88
Sociaal-cultureel werk
€ 42,29
€ 269,91
€ 94,80
€ 55,03
€ 39,33
Voorzieningen gehandicapten
€ 41,98
€ 58,00
€ 53,81
€ 58,37
€ 56,53
In de benchmark vragen we naast de IV3-posten om een schatting van de totale Wmo-uitgaven. Het gaat hierbij om de programma- en uitvoeringskosten, inclusief de directe personeelskosten (medewerkers belast met uitvoering inclusief 1e-lijnsmanagement en beleidsontwikkeling), maar exclusief gemeentebrede overhead en kosten voor huisvesting. Hieronder vallen ook de uitgaven voor de prestatievelden 7, 8 en 9, evenals de uitgaven aan preventie jeugd, loket, mantelzorg en vrijwilligers. Er kunnen grote verschillen tussen gemeenten zijn in wat wel en niet tot de Wmo wordt gerekend. Daarom geeft deze vraag met name een indicatie hoe breed de Wmo gezien wordt binnen uw gemeente en hoe de uitgaven zich in de tijd ontwikkelen.
T ABEL 21 : U ITGAVEN WMO - BREED (PER INWONER) ( VRAAG 0.11) 2008 Begrote uitgaven
€ 237,01
Realisatie uitgaven
€ 229,05
2009
€ 494,08
2010
Grootteklasse
Benchmark
€ 148,66
€ 253,78
€ 234,37
€ 154,78
€ 254,22
€ 233,35
Om een indicatie te geven of uw gemeente de Wmo-uitgaven breed of smal opvat, zijn de mogelijke Wmouitgaven uitgesplitst naar prestatieveld. In de vragenlijst heeft u kunnen aangeven welke uitgaven uw
38
BENCHMARK WMO 2011 – BASISBENCHMARK – RAPPORT GEMEENTE LELYSTAD
gemeente onder de Wmo-uitgaven van 2010 schaart. Uit bijlage 2 kunt u aflezen welke uitgaven u tot de Wmouitgaven heeft gerekend en welk aandeel van de deelnemers dit ook heeft gedaan.
39
BENCHMARK WMO 2011 – BASISBENCHMARK – RAPPORT GEMEENTE LELYSTAD
BIJLAGE 1: SCOREBEPALING WMO-THERMOMETERS In deze bijlage kunt u exact terugvinden hoe u scoort op de onderliggende factoren van de in dit rapport gehanteerde thermometers. Dit biedt u aanknopingspunten om uw scores toe te lichten. Alle scores op de thermometers lopen van 0 tot 5, waarbij 5 de maximaal haalbare score is. Wmo-thermometer = gemiddelde van de score op de acht onderliggende thermometers. Wanneer er sprake is van een ranking, dan is de score van uw gemeente in uw ranking gezet ten opzichte van de andere deelnemers aan de benchmark.
Toelichting berekening De optelling van alle indicatoren per thermometer is niet altijd gelijk aan het totaal van de gemiddelden naar gemeentegrootteklasse en voor de benchmark. Dat komt doordat de afzonderlijke gemiddelden van elke waarde worden weergegeven. En het komt voor dat een indicator niet meetelt voor een specifieke gemeente. Hierdoor krijg je afwijkende waarden in het benchmarkgemiddelde en het gemiddelde van de gemeentegrootteklasse voor het totaal. De benchmarkgemiddelden en de gemiddelden voor de gemeentegrootteklasse zijn alleen berekend voor die gemeenten die de betreffende indicator ingevuld hebben. Bijvoorbeeld: als een gemeente geen tevredenheidsonderzoek bij ons heeft gedaan (CTO) wordt deze indicator niet meegerekend voor het gemiddelde en dus wijkt het gemiddelde dan af.
THERMOMETER BELEIDSPARTICIPATIE Vraagnr.
Aantal betrokken doelgroepen per
Max
Uw
score
score
Grootteklasse
Benchmark
0.3
10
5,3
6,7
6,7
0.4
10
8,2
7,6
6,7
prestatieveld en intensiteit Aantal ingezette methoden Bekendheid Wmo-raad
CTO
5*
1,3
1,4
1,6
Tevredenheid adviezen Wmo-raad
CTO
5*
5,0
4,6
4,5
5
4,2
3,3
3,2
3,4
3,4
3,2
Communicatie naar burgers
0.8 Delen
door 7
* Indien uw gemeente geen Wmo-raad heeft of in de afgelopen drie jaar niet heeft deelgenomen aan het cliënttevredenheidsonderzoek van SGBO, dan worden deze indicatoren niet meegenomen in de berekening. Voor uw gemeente wordt door 5 gedeeld in plaats van 7 om de behaalde score te berekenen.
40
BENCHMARK WMO 2011 – BASISBENCHMARK – RAPPORT GEMEENTE LELYSTAD
THERMOMETER LEEFBAARHEID Vraagnr.
Inzet bevorderen sociale klimaat en
Max
Uw
score
score
Grootteklasse
Benchmark
1.1
10
10,0
8,9
8,2
Sociale kwaliteit (schaalscore 0-10)
1.2
10*
5,9
6,2
6,6
Fysieke kwaliteit (schaalscore 10-0)
1.3
10*
5,8
5,7
6,2
Onveiligheidsbeleving
1.4
10*
7,8
8,0
8,2
Sociale overlast (schaalscore 10-0)
1.5
10*
8,0
7,8
8,1
1.10
5*
2,0
2,0
2,1
1.11
10*
6,2
6,2
1.12ab
10
6,3
5,7
5,5
1.6
10
9,7
8,3
8,1
5- 10
9,9
7,5
7,9
door 19
3,8
3,5
3,6
leefbaarheid
Aandeel burgers dat actief is in verbeteren buurt Tevredenheid fysieke collectieve voorzieningen (schaalscore 0-10) Afspraken woningcorporaties Aanwezigheid basisvoorzieningen Speelruimte (ranking)
KIT Delen
* Indien uw gemeente deze indicatoren niet heeft ingevuld, dan worden deze niet meegenomen in de berekening van de waarde van de thermometer. Afhankelijk van het aantal indicatoren dat uw gemeente niet heeft ingevuld, wordt de deelfactor bepaald. Heeft uw gemeente bijvoorbeeld alle indicatoren met een * niet kunnen beantwoorden, dan wordt door 8 gedeeld om de behaalde score te berekenen.
THERMOMETER JEUGD Vraagnr.
Max
Uw
score
score
Grootteklasse
Benchmark
Faciliteiten opvoedondersteuning
2.1
10
10,0
9,8
9,5
Voortijdig schoolverlaten (ranking)
2.4
10
5,0
4,8
5,4
Aandeel herplaatste schoolverlaters
2.4
10
4,7
4,5
4,3
Gebruik opvoedondersteuning
2.6
5
5,0
2,5
2,8
Aantal vragen opvoedtelefoon, digitaal
2.5
5
5,0
3,0
2,7
Realisering CJG
2.7
5
5,0
4,8
4,4
Afspraken met samenwerkingspartners in CJG
2.8
10
10,0
8,7
8,3
Kwaliteitsafspraken met uitvoerders
0.2
10
6,7
5,4
4,6
steunpunt, fysiek steunpunt
Kinderen met delict voor rechter (ranking)
KIT
5- 10
5,0
6,2
7,5
Kinderen in jeugdzorg (ranking)
KIT
5- 10
5,1
7,2
7,6
Meldingen kindermishandeling (ranking)
KIT
5- 10
6,7
6,8
7,6
door 19
3,6
3,3
3,4
Delen
41
BENCHMARK WMO 2011 – BASISBENCHMARK – RAPPORT GEMEENTE LELYSTAD
THERMOMETER TOEGANG TOT EN UITVOERING VAN INDIVIDUELE WMO ONDERSTEUNING Vraagnr.
Max
Uw
score
score
Grootteklasse
Benchmark
Wmo-diensten in loket
3.1
5
5,0
4,1
4,4
Faciliteiten cliëntondersteuning
3.3
10
10,0
7,4
7,2
Nazorg ondersteunde cliënten
3.7
5
0,0
1,7
2,0
Samenwerking met organisaties binnen het
3.5
10
1,3
5,0
6,3
3.6
10
8,3
7,7
8,1
Inzicht in aantal vragen
3.10
5
5,0
3,8
3,8
Inzicht in aantal aanvragen
3.10
5
5,0
4,8
4,6
6.3
10
7,5
6,1
5,9
6.4
5
5,0
4,6
4,8
6.5
5
2,0
2,9
3,2
6.6
5
5,0
4,6
4,8
Intensiteit huisbezoeken huishoudelijke hulp
6.7
5
2,0
3,3
3,4
Kwaliteitsafspraken met uitvoerders
0.2
10
7,3
7,7
7,2
3.11
10*
6,9
7,2
7,3
Tevredenheid huishoudelijke hulp
6.8
10*
7,6
7,7
7,9
Tevredenheid individuele voorzieningen
6.8
10*
7,3
7,3
7,4
Tevredenheid collectief vervoer
6.8
10*
6,8
6,8
6,9
Tevredenheid doorlooptijden
6.8
10*
8,3
8,4
8,5
3,6
3,6
3,7
loket Kwaliteit loket: toegankelijkheid en bereikbaarheid
Afstemming huishoudelijke hulp met zorgfuncties AWBZ Huisbezoeken cliënten individuele voorzieningen** Intensiteit huisbezoeken individuele voorzieningen Huisbezoeken cliënten huishoudelijke hulp**
Tevredenheid aanvraagprocedure bij loket
Delen
door 28
* Indien uw gemeente in de afgelopen drie jaar niet heeft deelgenomen aan het cliënttevredenheidsonderzoek van SGBO, dan worden de indicatoren met betrekking tot de tevredenheid niet meegenomen in de berekening. Voor uw gemeente wordt door 18 gedeeld in plaats van 28 om de behaalde score te berekenen. ** Indien uw gemeente geen huisbezoeken aflegt, dan telt de intensiteit van de huisbezoeken niet mee.
42
BENCHMARK WMO 2011 – BASISBENCHMARK – RAPPORT GEMEENTE LELYSTAD
K ANTELING Vraagnr.
Max score
Uw score
Grootteklasse
Benchmark
3.6e- 3.9a
2
1,0
1,2
1,3
Verordening
3.9a
1
0,0
0,2
0,3
Signaleren
3.9b
1
0,7
0,6
0,7
Sociale kaart
3.6d- 3.9b
2
1,7
1,5
1,5
Omgang met compensatieplicht
3.9a- 3.9b
6
3,0
2,8
3,2
Huisbezoeken
6.4- 6.7
2
0,0
0,7
0,8
2
0,0
0,7
0,9
6,3
7,8
8,6
Scholing medewerkers
Nazorg Totaal
3.7 Max.
van 16
THERMOMETER MANTELZORG Vraagnr.
Max
Uw
score
score
Grootteklasse
Benchmark
Opname basisfuncties mantelzorg in beleid
4.7
10
10,0
8,0
8,2
Ondersteuning mantelzorgers
4.8
10
7,8
7,7
7,5
Zicht op gebruik ondersteuning
4.9
10
4,3
4,6
3,9
4.3
10
10,0
9,1
8,0
Uren mantelzorgconsulent (ranking)
4.10
5
3,0
2,0
2,0
Kwaliteitsafspraken met uitvoerders
0.2
5
2,5
2,4
2,3
4.12
5
5,0
3,0
2,6
3,9
3,4
3,1
Grootteklasse
Benchmark
mantelzorgers Bereik mantelzorgers
Zicht op tevredenheid ondersteuning onder mantelzorgers Totaal
Delen
door 11
THERMOMETER VRIJWILLIGERS Vraagnr.
Aanwezigheid functie steunpunt vrijwilligers
Max
Uw
score
score
4.6
5
5,0
5,0
4,9
Ondersteuning vrijwilligers
4.13
10
7,5
9,3
8,8
Zicht op gebruik ondersteuning vrijwilligers
4.14
10
5,0
4,2
2,6
Zicht op tevredenheid ondersteuning onder
4.16
5
5,0
3,9
3,4
3,8
3,7
3,3
vrijwilligers Totaal
Delen
door 6
43
BENCHMARK WMO 2011 – BASISBENCHMARK – RAPPORT GEMEENTE LELYSTAD
THERMOMETER WONEN , ZORG EN TOEGANKELIJKHEID Vraagnr.
Aanbod algemene voorzieningen
Max
Uw
score
score
5.1- 5.2
Grootteklasse
Benchmark
10
6,6
7,8
7,5
Beleid levensloopbestendig bouwen
5.3
5*
5,0
4,6
4,4
Afspraken levensloopbestendig bouwen
5.5
5*
5,0
4,5
4,4
Afspraken over fysieke toegankelijkheid
5.7
10
7,0
6,9
6,8
Toezien naleving afspraken toegankelijkheid
5.8
5
3,3
4,4
4,3
Meten tevredenheid fysieke toegankelijkheid
5.9
5
2,0
2,8
3,1
0.2
10
8,7
6,4
6,0
5.11
10
10,0
3,7
3,7
door 12
4,0
3,4
3,4
openbare ruimte
openbare voorzieningen Kwaliteitsafspraken met uitvoerders Methode agenda 22
Delen
* Indien uw gemeente geen nieuwbouw heeft, dan tellen de afspraken over levensloopbestendig bouwen niet mee. De berekening wordt aangepast, om de score te berekenen wordt door 10 gedeeld in plaats van 12.
THERMOMETER OPVANG - REGIOGEMEENTE Vraagnr.
Max
Uw
score
score
Grootteklasse
Benchmark
Inzet voor vrouwenopvang en huiselijk geweld
7.1
15
13,8
13,3
12,3
Beschikbaarheid voorzieningen
7.3
5
5,0
3,2
3,3
8.2
15
12,5
12,8
12,2
15
11,9
9,7
9,7
7.5
10
7,5
5,7
6,3
Beschikbaarheid lokaal zorgnetwerk
8.3
5
5,0
4,6
4,4
Beschikbaarheid reïntegratie-activiteiten
8.4
10
10,0
8,2
8,0
Zicht op omvang doelgroepen
10.1
10
9,3
5,0
4,5
Afspraken woningcorporaties
10.4
5
5,0
2,2
2,1
Zicht op uitstroom doelgroepen
10.5
5
5,0
1,6
1,3
4,5
3,5
3,4
Grootteklasse
Benchmark
8,9
8,2
maatschappelijke opvang Inzet OGGZ Inzet verslavingszorg
9.1+9.2
Samenwerking centrum- en regiogemeenten bij ontwikkeling en uitvoering van beleid
Totaal
Delen
door 19
THERMOMETER OPVANG - CENTRUMGEMEENTE Vraagnr.
Inzet voor vrouwenopvang en huiselijk geweld
7.1
Max
Uw
score
score
10
9,2
44
BENCHMARK WMO 2011 – BASISBENCHMARK – RAPPORT GEMEENTE LELYSTAD
Beschikbaarheid voorziening maatschappelijke
7.3
5
5,0
3,2
3,3
8.2
10
8,3
8,5
8,1
10
7,0
5,7
5,6
7.5
10
7,5
5,7
6,3
Uitvoering stedelijk kompas
7.4
10
0,0
1,8
1,1
Beschikbaarheid lokaal zorgnetwerk
8.3
5
5,0
4,6
4,4
Beschikbaarheid reïntegratie-activiteiten
8.4
10
10,0
8,2
8,0
Zicht op omvang doelgroepen
10.1
10
9,3
5,0
4,5
Afspraken woningcorporaties
10.4
5
5,0
2,2
2,1
Zicht op uitstroom doelgroepen
10.5
10
10,0
3,3
2,6
4,0
3,0
2,9
opvang Inzet OGGZ Inzet verslavingszorg
9.1+9.2
Samenwerking centrum- en regiogemeenten bij ontwikkeling en uitvoering van beleid
Totaal
Delen
door 19
45
BENCHMARK WMO 2011 – BASISBENCHMARK – RAPPORT GEMEENTE LELYSTAD
BIJLAGE 2: UITGAVEN ALS ONDERDEEL VAN DE WMO-UITGAVEN PRESTATIEVELD 1 Uw
Grootteklasse %
Benchmark %
gemeente
ja
ja
Wijkbudgetten voor bewonersactiviteiten
Nee
57 %
50 %
Budget gemeenschapshuizen, jeugdgebouwen, buurthuizen
Nee
61 %
65 %
Opbouwwerk
Nee
68 %
60 %
Jongerenwerk
Nee
71 %
79 %
Ouderenwerk
Nee
68 %
80 %
Sociaal cultureel werk
Nee
71 %
77 %
Activiteiten dagopvang
Nee
61 %
56 %
Brede scholen
Nee
14 %
11 %
Onderzoek, monitor
Nee
61 %
67 %
Sport (waaronder BOS, NASB, impuls brede school, sport en
Nee
14 %
16 %
Inburgering en educatie volwassenen
Nee
11 %
11 %
Overig leefbaarheid en sociale samenhang
Nee
57 %
55 %
etc. (waaronder beheer en exploitatie)
cultuur)
PRESTATIEVELD 2 Uw gemeente
Grootteklasse % ja
Benchmark % ja
Meldpunt Jeugdzorg/CJG waaronder opvoedtelefoon
Nee
21 %
34 %
Jeugdgezondheidszorg uniform deel(JGZ)
Nee
14 %
25 %
Jeugdgezondheidszorg maatwerk
Nee
11 %
23 %
Overig GGD
Nee
18 %
20 %
Peuterspeelzaalwerk
Nee
7%
20 %
Kinderopvang
Nee
7%
14 %
Bureau Halt
Nee
11 %
18 %
(licht) pedagogisch werk
Nee
29 %
27 %
Voor- en Vroegschoolse educatie
Nee
4%
9%
Onderwijsachterstandenbeleid
Nee
4%
8%
Leerplicht
Nee
4%
8%
Overig preventief jeugdbeleid
Nee
36 %
49 %
46
BENCHMARK WMO 2011 – BASISBENCHMARK – RAPPORT GEMEENTE LELYSTAD
PRESTATIEVELD 3 Uw
Grootteklasse %
Benchmark %
gemeente
ja
ja
Bureau Sociaal Raadslieden
Nee
54 %
33 %
Wmo-loket
Ja
93 %
85 %
Indicatiestelling
Ja
96 %
92 %
Uitvoering Wmo-aanvragen (w.o. beschikkingen en
Ja
96 %
89 %
Nee
46 %
59 %
controle) Overig Loket
PRESTATIEVELD 4 Uw gemeente
Grootteklasse % ja
Benchmark % ja
Vrijwilligerssteunpunt
Nee
71 %
70 %
Mantelzorgsteunpunt
Nee
82 %
81 %
Ondersteuning vrijwilligers
Nee
75 %
76 %
Vacaturebank vrijwilligers
Nee
79 %
68 %
Ondersteuning mantelzorg
Nee
82 %
83 %
Overige activiteiten vrijwilligers
Nee
75 %
71 %
Overige activiteiten mantelzorgers
Nee
82 %
77 %
PRESTATIEVELD 5 Uw gemeente
Grootteklasse % ja
Benchmark % ja
Wmo-diensten wonen en zorg (bv maaltijdservice)
Nee
61 %
68 %
Verbeteren toegankelijkheid openbare gebouwen
Nee
21 %
23 %
Verbeteren toegankelijkheid openbare ruimte
Nee
25 %
21 %
Overig wonen, zorg en welzijn
Nee
71 %
46 %
PRESTATIEVELD 6 Uw gemeente
Grootteklasse % ja
Benchmark % ja
Collectief vervoer
Ja
100 %
91 %
Individueel vervoer
Ja
100 %
97 %
Woningaanpassingen/verhuiskostenvergoeding
Ja
100 %
99 %
Rolstoelen
Ja
100 %
99 %
Hulp bij het huishouden
Ja
100 %
99 %
Leerlingenvervoer
Nee
22 %
11 %
Overige kosten voorzieningen gehandicapten
Ja
96 %
89 %
47
BENCHMARK WMO 2011 – BASISBENCHMARK – RAPPORT GEMEENTE LELYSTAD
PRESTATIEVELD 7/8/9 Uw gemeente
Grootteklasse % ja
Benchmark % ja
Algemeen maatschappelijk werk
Nee
82 %
77 %
Collectieve preventie GGZ
Nee
71 %
63 %
Preventie Zorg
Nee
46 %
50 %
Palliatieve zorg
Nee
33 %
27 %
Maatschappelijke opvang
Nee
68 %
59 %
Vrouwenopvang
Nee
54 %
44 %
Verslavingszorg
Nee
61 %
50 %
Aanpak huiselijk geweld waaronder ASHG
Nee
57 %
54 %
Begeleid of beschermd wonen
Nee
43 %
28 %
Reclassering
Nee
21 %
10 %
Overige uitgaven voor kwetsbare groepen
Nee
64 %
46 %
48
BENCHMARK WMO 2011 – BASISBENCHMARK – RAPPORT GEMEENTE LELYSTAD
BIJLAGE 3: DEELNEMENDE GEMEENTEN Gemeentegrootte naar inwoneraantal
Deelnemende gemeenten
Grootteklasse 1: 0-20.000 inwoners
Asten, Bedum, Beesel, Blaricum, Brielle, Bunnik, Cromstrijen, Eemnes, Enkhuizen, Gulpen-Wittem, Haaren, Heeze-Leende, Korendijk, Landerd, Laren, Meerssen, Noordwijkerhout, Ommen, Rhenen, Schagen, SintOedenrode, Someren, Strijen, Vaals, Valkenburg aan de Geul, Vlagtwedde, Waalre, West Maas en Waal, Westervoort
Grootteklasse 2: 20.000-50.000
Aa en Hunze, Aalten, Baarn, Berkelland, Beuningen, Binnenmaas, Borger-
inwoners
Odoorn, Boxtel, Bronckhorst, Brummen, Bunschoten, Coevorden, Cranendonck, de Bilt, de Wolden, Duiven, Echt-Susteren, Eijsden-Margraten, Epe, Ermelo, Etten-Leur, Geldrop-Mierlo, Haaksbergen, Halderberge, Harderwijk, Heemskerk, Heerenveen, Hellendoorn, Hellevoetsluis, Heusden, Hillegom, Hof van Twente, Houten, Huizen, IJsselstein, Kerkrade, Langedijk, Leiderdorp, Leusden, Lisse, Lochem, Maasdriel, Maasgouw, Maassluis, Medemblik, Meppel, Noordoostpolder, Noordwijk, Oldebroek, Oldenzaal, Oost Gelre, Ooststellingwerf, Opsterland, Oud-Beijerland, Overbetuwe, Renkum, Rheden, Ridderkerk, Rijswijk, Skarsterlan, Stadskanaal, Steenwijkerland, Stein, Teylingen, Tiel, Tubbergen, Twenterand, Utrechtse Heuvelrug, Voorschoten, Voorst, Vught, Waddinxveen, Wageningen, Weststellingwerf, Wierden, Wijchen, Wijdemeren, Wijk bij Duurstede, Zuidplas, Zundert, Zwartewaterland
Grootteklasse 3: 50.000-100.000
Almelo, Alphen aan den Rijn, Amstelveen, Assen, Barneveld, Capelle aan den
inwoners
IJssel, Delft, Deventer, Doetinchem, Gouda, Heerhugowaard, Hengelo, Hilversum, Hoogeveen, Hoorn, Kampen, Katwijk, Leidschendam-Voorburg, Lelystad, Oss, Purmerend, Roermond, Roosendaal, Schiedam, Sittard-Geleen, Velsen, Vlaardingen, Westland
Grootteklasse 4: meer dan 100.000
's-Gravenhage, Almere, Apeldoorn, Arnhem, Ede, Emmen, Enschede,
inwoners
Groningen, Haarlemmermeer, Leiden, Maastricht, Nijmegen, Tilburg, Utrecht, Zaanstad, Zoetermeer
49
OVER SGBO EN BMC ONDERZOEK Met ingang van april 2009 zijn de onderzoekactiviteiten van SGBO en BMC gebundeld in BMC onderzoek. Hiermee beogen wij een kwaliteitsverdieping te realiseren en differentiatie in onderzoeksvormen aan te bieden.
Per 1 januari 2008 heeft de Vereniging van Nederlandse Gemeenten het eigendom van SGBO overgedragen aan de BMC Groep. Sindsdien werken wij stelselmatig aan verbetering van het aanbod van onderzoek en advies.
Analyse van het aanbod en de werkwijze van beide organisaties heeft aangetoond dat klanten nog beter bediend worden door een gestroomlijnd aanbod vanuit BMC van onderzoek, advies, management, training, coaching en daaraan verwante diensten.
Dezelfde analyse maakte duidelijk dat de benchmarks die u kent van SGBO optimaal gedijen in een eigen organisatorische context. De benchmarks, waaraan de meerderheid van alle gemeenten deelneemt, blijven de verantwoordelijkheid van SGBO. De vertrouwelijkheid van de benchmarkgegevens en -processen en de steeds verdere verfijning van technieken blijven door SGBO gegarandeerd.
Voor onderzoeksvormen zoals beleidsanalyses, haalbaarheidsstudies, verkenningen, audits, evaluaties en dergelijke is BMC onderzoek opgericht. De van SGBO bekende vormen van gestructureerd onderzoek en onderzoeksmethoden worden hier verder ontwikkeld en uitgebreid en doelgericht verbonden met de bij BMC beschikbare inhoudelijke expertise. De onderzoekers van SGBO en BMC en de inhoudelijke experts vinden in BMC onderzoek een gezamenlijk en vruchtbaar platform dat op het hoogste kwaliteitsniveau onderzoek aanbiedt aan publieke organisaties.
Tevredenheidsonderzoek Wmo over 2010 Cliënten individuele voorzieningen Gemeente Lelystad
Tevredenheidsonderzoek Wmo over 2010 Cliënten individuele voorzieningen Gemeente Lelystad
COLOFON Samenstelling Ingrid Dooms Mark Gremmen Nora Kornalijnslijper Anja van Lonkhuijzen Vormgeving binnenwerk SGBO Benchmarking Druk SGBO Benchmarking SGBO Benchmarking Postbus 10242 2501 HE Den Haag www.sgbo.nl
Niets uit deze public atie m ag worden ver veelvoudigd, opgeslagen in een geaut omatiseerd gegevensbestand en/of openbaar gem aakt door middel van druk, fotokopie of op welke andere wijze dan ook, z onder de voorafgaande schriftelijke toestemming van SGBO.
Aan de totstandkoming van deze publicatie is de grootst mogelijke zorg besteed. SGBO kan echter niet aans prakelijk worden gesteld voor eventuele onjuistheden, noc h kunnen aan de inhoud rechten worden ont leend.
GEMEENTE LELYSTAD
INHOUDSOPGAVE
Inleiding
1
Samenvatting
3
1
Verantwoording en achtergrondgegevens
6
2
Toegang tot de ondersteuning
8
2.1
Laatste aanvraag
8
2.2
Indicatiestelling
9
2.3
Rapportcijfer aanvraagprocedure
10
2.4
Status laatste aanvraag
11
2.5
Wachttijd tussen aanvraag en verkrijgen van de hulp of voorziening
12
3
Hulp bij het huishouden
13
3.1
Proces en kwaliteitscriteria
13
3.2
Tevredenheid over de leverancier
16
3.3
Tevredenheid over de medewerkers
17
3.4
Rapportcijfer hulp bij het huishouden
18
4
Wmo-voorzieningen inclusief collectief vervoer
20
4.1
Woonvoorziening
20
4.2
Rolstoel
21
4.3
Scootmobiel
22
4.4
Vervoerskosten
23
4.5
Rapportcijfer Wmo-hulpmiddel(en)
23
4.6
Collectief vervoer
24
5
Meedoen aan de maatschappij
27
5.1
Mantelzorg
27
5.2
Meedoen door ondersteuning en/of hulpmiddel
28
6
Wmo-raad
30
Bijlage 1
Resultaten tevredenheidsonderzoek cliënten
32
Inleiding Voor u ligt het rapport met de uitkomsten van het tevredenheidsonderzoek over 2010 in uw gemeente. Hierin staat wat de burgers, die in 2009 of in 2010 een beroep op de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) hebben gedaan, vinden van de individuele voorzieningen en de ondersteuning in hun gemeente. Wat vinden ze van de toegang tot de zorg, hoe denken ze over de hulp bij het huishouden, zijn ze tevreden over de woonvoorziening en de scootmobiel, heeft de ondersteuning bijgedragen aan het langer zelfstandig kunnen blijven wonen? Dit zijn enkele voorbeelden van vragen die in het rapport behandeld worden. Burgers staan centraal in de Wmo en daarom wordt veel belang gehecht aan hun oordeel over de ontvangen ondersteuning en de geleverde prestaties van gemeenten op dit gebied. Zo moeten burgers worden geraadpleegd bij de vormgeving van Wmo-beleid. Ook bij de verantwoording achteraf is de mening van de burger belangrijk: gemeenten moeten jaarlijks een tevredenheidsonderzoek houden onder vragers van maatschappelijke ondersteuning. Gemeenten zijn vrij in hun keuze bij welke groep ze de tevredenheid willen onderzoeken en op welke wijze. In dit rapport gaat het over het oordeel van cliënten individuele voorzieningen die vanwege een beperking een beroep op de Wmo doen (Prestatieveld 6). Met dit onderzoek wordt aan de wettelijke verplichting van het jaarlijkse tevredenheidsonderzoek voldaan. Inzicht in de tevredenheid van de klanten van de Wmo is om meerdere redenen van belang. Zo verneemt de gemeente of de gemeentelijke ondersteuning vanuit de Wmo aansluit op de behoeften van burgers. Ook kan zij nagaan of haar inspanningen om de ondersteuning te verbeteren op den duur effect sorteren. De gemeente ziet of haar burgers meer of minder tevreden zijn op bepaalde punten in vergelijking met een eventuele vorige meting. Hoe verhoudt het oordeel van de eigen burgers zich ten opzichte van dat van burgers in alle andere gemeenten? De vergelijking met de andere gemeenten zorgt ervoor dat de resultaten in perspectief worden geplaatst. Tevens krijgt de gemeente inzicht in de vraag of de geboden ondersteuning inderdaad bijdraagt aan bijvoorbeeld het langer zelfstandig blijven wonen. De informatie over de tevredenheid geeft zowel de gemeente als betrokken organisaties, zoals de Wmo-raad, een instrument in handen om de uitvoering van het beleid te monitoren en daar waar nodig bij te sturen of aan te passen. Kortom, dit tevredenheidsonderzoek helpt de gemeente om de focus op de burger gericht te houden. In dit rapport worden de prestaties van uw gemeente vergeleken met het gemiddelde van de 162 deelnemende gemeenten, de zogenoemde referentiegroep. Zo geeft het rapport inzicht in wat de sterke en/of minder sterke punten van uw gemeente zijn als het gaat om ondersteuning aan mensen met beperkingen.
SGBO TEVREDENHE IDSONDE RZOEK WMO OVER 2010 – CLIËNTEN INDIV IDUELE V OORZIENINGEN
1
GEMEENTE LELYSTAD
Leeswijzer Het rapport begint met een samenvatting met daarin de resultaten op hoofdlijnen. Hoofdstuk 1 bevat de verantwoording en de achtergrondgegevens over het onderzoek. Hoofdstuk 2 gaat over de toegang tot de ondersteuning. Hulp bij het huishouden komt aan bod in hoofdstuk 3 en in hoofdstuk 4 staan de Wmo-hulpmiddelen en het collectief vervoer centraal. Hoofdstuk 5 staat in het teken van meedoen aan de maatschappij en hoofdstuk 6 bevat informatie over (de bekendheid met) de Wmo-raad. In de bijlage treft u een overzicht van de resultaten1. Figuren In het rapport zijn zowel de resultaten van de cliënten in uw gemeente als het gemiddelde resultaat van de cliënten van de andere deelnemende gemeenten weergegeven. In een aantal figuren zijn rode streepjes geplaatst. Deze rode streepjes geven de gemiddelde tevredenheid van de cliënten in de referentiegroep aan. Daarbij zijn de percentages tevreden en zeer tevreden cliënten bij elkaar opgeteld. Wanneer het rode streepje vanuit de linkerkant gezien voorbij de eerste twee vlakken (aandeel tevreden, zeer tevreden in uw gemeente) ligt, dan zijn de cliënten in uw gemeente minder tevreden dan de cliënten in de referentiegroep. Andersom geldt dat als het rode streepje voor de eerste twee vlakken ligt, de cliënten in uw gemeente meer tevreden zijn dan in de referentiegroep. De cijfers van de figuren kunnen door afronding afwijken van de cijfers in de tekst. De cijfers in de tekst liggen het dichtst bij de berekende waarde.
1
Voor gemeenten die deel hebben genomen aan ‘Tevredenheid cliënten Wmo over 2007, 2008 en/of 2009’ zijn in de bijlage ter vergelijking de resultaten van de vergelijkbare vragen uit deze onderzoeken ook weergegeven.
SGBO TEVREDENHE IDSONDE RZOEK WMO OVER 2010 – CLIËNTEN INDIV IDUELE V OORZIENINGEN
2
GEMEENTE LELYSTAD
Samenvatting In uw gemeente is een tevredenheidsonderzoek gehouden onder alle cliënten die in 2009 of 2010 een aanvraag hebben gedaan voor hulp bij het huishouden en/of (een) andere individuele voorziening(en). Het gaat om alle aanvragen ongeacht de uitkomst van de aanvraag, dus zowel toegekende als afgewezen aanvragen als nog in behandeling zijnde aanvragen. Hierbij maakt het niet uit of het gaat om een voorziening in natura of om een voorziening via een persoonsgebonden budget (Pgb). De cliënten die zijn aangeschreven hebben een reeks vragen voorgelegd gekregen over toegang tot ondersteuning, hulp bij het huishouden, overige voorzieningen, meedoen aan de maatschappij en de Wmo-raad. In deze samenvatting worden de resultaten op hoofdlijnen weergegeven. Toegang tot de ondersteuning Bij 8% van de respondenten is de laatste aanvraag niet toegekend, in de referentiegroep is dit 7%. Wat betreft de toegang tot ondersteuning zijn respondenten het meest tevreden over tijd die voor de cliënt werd genomen (88%). In de referentiegroep is 93% hierover (zeer) tevreden. Het minst tevreden is men over de wijze waarop is gekeken naar andere hulp of voorzieningen, 77% is hier (zeer) tevreden over. Binnen de referentiegroep is dit 82%. Op de vraag of de respondenten tevreden zijn over de indicatiestelling geven cliënten aan in 87% van de gevallen hier (zeer) tevreden over te zijn, 13% zegt hier (zeer) ontevreden over te zijn. In de referentiegroep is dit respectievelijk 91% en 9%. In uw gemeente geven respondenten gemiddeld een 6,9 voor de aanvraagprocedure, in de referentiegroep is dit een 7,3. Hulp bij het huishouden In uw gemeente geeft 66% aan hulp bij het huishouden te ontvangen. In de referentiegroep ligt dit op 66%. De meeste cliënten in uw gemeente (91%) geven aan dat zij gemiddeld de rechtmatige uren hulp ontvangen. In de referentiegroep geeft 91% ditzelfde aan. 5% (7%) van uw cliënten ontvangt gemiddeld minder uren. 70% geeft aan niet te weten dat er een keuze is tussen gecontracteerde thuiszorgaanbieders (zorg in natura) en een persoonsgebonden budget (Pgb); ze zijn daar niet mee bekend. In de referentiegroep is dit 78%. Van alle cliënten heeft 19% in uw gemeente een Pgb voor hulp bij het huishouden. In de referentiegroep heeft 24% een Pgb voor hulp bij het huishouden.
SGBO TEVREDENHE IDSONDE RZOEK WMO OVER 2010 – CLIËNTEN INDIV IDUELE V OORZIENINGEN
3
GEMEENTE LELYSTAD
42% van de cliënten geeft aan dat zij hebben kunnen kiezen tussen verschillende leveranciers voor hulp bij het huishouden. In de referentiegroep is dit aandeel 52%. De cliënten zijn wat betreft de dienstverlening van de leveranciers van hulp huishouden het meest tevreden over de telefonische bereikbaarheid (93%). referentiegroep is 92% hier tevreden over. Het minst tevreden in uw gemeente over de wisseling van medewerkers, hier is 83% (zeer) tevreden over. referentiegroep is dit 85%.
bij het In de is men In de
Wat betreft de medewerkers die de hulp leveren, zijn de meeste cliënten (97%) (zeer) tevreden over de aandacht en interesse; in de referentiegroep is dit 97%. De cliënten zijn het minst tevreden over de kwaliteit van het schoonmaakwerk, 92% is hier (zeer) tevreden over. In de referentiegroep is dit 93%. Cliënten uit uw gemeente geven een gemiddeld rapportcijfer van een 7,7 voor hulp bij het huishouden. In de referentiegroep is dit een 7,8. Wmo-voorzieningen inclusief collectief vervoer Van de ondervraagde cliënten geeft 31% aan een woonvoorziening te hebben; in de referentiegroep is dit 39%. Bij het aanvragen van de woonvoorziening geeft 96% aan dat volledig of gedeeltelijk rekening is gehouden met de persoonlijke situatie van de cliënt. In de referentiegroep is dit 96%. 36% van de ondervraagde cliënten geeft aan een scootmobiel te hebben. In de referentiegroep is dit 21%. Het meest tevreden zijn de cliënten over de dienstverlening van de leverancier; hier is 98% (zeer) tevreden over. In de referentiegroep is dit 93%. Van de ondervraagde cliënten geeft 24% aan een rolstoel te hebben; in de referentiegroep is dit 25%. Het meest tevreden zijn de cliënten over de dienstverlening van de leverancier; hier is 94% (zeer) tevreden over. In de referentiegroep is 91% van de cliënten (zeer) tevreden over de dienstverlening van de leverancier. Van de ondervraagde cliënten geeft 15% aan een tegemoetkoming in de vervoerskosten te ontvangen. 94% van deze cliënten is (zeer) tevreden over de hoogte van deze tegemoetkoming. In de referentiegroep is dit respectievelijk 25% en 88%. Aan de cliënten die voorzieningen ontvangen, is gevraagd met een rapportcijfer aan te geven hoe de totale tevredenheid is over het Wmo-hulpmiddel of de Wmo-hulpmiddelen. Cliënten uit uw gemeente geven een gemiddeld rapportcijfer van een 7,3. In de referentiegroep is dit een 7,4.
SGBO TEVREDENHE IDSONDE RZOEK WMO OVER 2010 – CLIËNTEN INDIV IDUELE V OORZIENINGEN
4
GEMEENTE LELYSTAD
Van de ondervraagde cliënten geeft 48% aan gebruik te maken van het collectief vervoer, dit aandeel is 41% in de referentiegroep. Het gemiddelde rapportcijfer voor het collectief vervoer in uw gemeente is een 6,8, in de referentiegroep is dat een 6,9. Wat betreft het collectief vervoer blijkt dat de cliënten in uw gemeente het meest positief zijn over het contact met de centrale (89%). In de referentiegroep is 91% hierover tevreden. Cliënten zijn relatief het minst tevreden over de wachttijden, 63% is hier (zeer) tevreden over. Binnen de referentiegroep is 70% hier tevreden over. Meedoen aan de maatschappij Bij meedoen aan de maatschappij gaat het zowel om zelfstandig kunnen blijven wonen als om mee te kunnen blijven doen aan de samenleving. 49% van de cliënten in uw gemeente geeft aan dat de ondersteuning/het hulpmiddel ‘veel’ bijdraagt aan het zelfstandig blijven wonen. In de referentiegroep geeft 43% dit aan. Van de cliënten geeft 41% aan dat de ondersteuning ‘veel’ bijdraagt aan het blijven meedoen aan de maatschappij. Binnen de referentiegroep is dit 34%. Tot slot is de cliënten gevraagd of ze momenteel hulp van een naaste ontvangen. Dit is bij 38% het geval (in de referentiegroep is dit 45%). Wmo-raad In uw gemeente heeft 26% wel eens gehoord van de Wmo-raad en hiervan weet 74% dat de Wmo-raad het college van burgemeester en wethouders adviseert over het Wmobeleid in de gemeente. In de referentiegroep is dit 31% en 80%. Van degenen die op de hoogte zijn van het feit dat de Wmo-raad het college van burgemeester en wethouders adviseert over het Wmo-beleid in de gemeente is 6% zeer tevreden over de adviezen, 94% tevreden en 0% (zeer) ontevreden. In de referentiegroep is dit 11%, 81% en 8%.
SGBO TEVREDENHE IDSONDE RZOEK WMO OVER 2010 – CLIËNTEN INDIV IDUELE V OORZIENINGEN
5
GEMEENTE LELYSTAD
1
Verantwoording en achtergrondgegevens Periode en deelnemers Het onderzoek is in het voorjaar van 2011 uitgevoerd. In totaal hebben 162 gemeenten aan het onderzoek deelgenomen. Omdat gebruik is gemaakt van een standaardvragenlijst kunnen de resultaten van verschillende gemeenten onderling worden vergeleken. Steekproef en respons De doelgroep van dit onderzoek zijn alle cliënten die in 2009 of 2010 een aanvraag hebben gedaan voor een individuele Wmo-voorziening, zoals hulp in het huishouden, een rolstoel en/of een woonvoorziening. Het gaat om alle aanvragen ongeacht de uitkomst van de aanvraag, dus zowel toegekend als afgewezen als nog in behandeling. Hierbij maakt het niet uit of het gaat om ondersteuning in natura of om ondersteuning via een persoonsgebonden budget (Pgb). Indien er minder dan 600 unieke cliënten waren die een aanvraag hebben gedaan, zijn alle cliënten aangeschreven. Als het aantal unieke cliënten dat een aanvraag heeft gedaan in 2009 of 2010 groter was dan 600 unieke cliënten, hebben deelnemende gemeenten naar een deel van hun cliënten een vragenlijst gestuurd. In dat geval heeft de gemeente een aselecte steekproef getrokken uit het cliëntenbestand. Alle cliënten uit de steekproef hebben de vragenlijst gekregen. Bij het bepalen van de omvang van de steekproef is uitgegaan van een bepaalde betrouwbaarheid, nauwkeurigheid en respons. Belangrijk om te weten is dat we in dit onderzoek met de getrokken steekproef en de vereiste respons uitspraken kunnen doen over de tevredenheid van cliënten individuele voorzieningen. In dit rapport worden echter ook uitsplitsingen gemaakt, bijvoorbeeld naar leeftijd of het wel of niet hebben van een persoonsgebonden budget (Pgb). De resultaten hiervan geven bij een klein aantal respondenten alleen een indicatie van de tevredenheid van de cliënten in uw gemeente. De aantallen zijn dan veelal te klein om harde uitspraken te kunnen doen. In totaal zijn in uw gemeente 1000 vragenlijsten verzonden en 538 geretourneerd. Daarmee is de respons 54%. In de referentiegroep is de gemiddelde respons 49%.
SGBO TEVREDENHE IDSONDE RZOEK WMO OVER 2010 – CLIËNTEN INDIV IDUELE V OORZIENINGEN
6
GEMEENTE LELYSTAD
Achtergrondgegevens respondenten In de onderstaande tabel zijn de respondenten verdeeld naar leeftijdscategorie. U ziet de resultaten voor uw gemeente en voor alle deelnemende gemeenten (de referentiegroep). Tabel 1
Leeftijd respondenten Uw gemeente
Referentiegroep
17 jaar of jonger
1%
1%
18-34 jaar
2%
2%
35-64 jaar
31%
19%
65-74 jaar
20%
21%
75 jaar en ouder
46%
56%
De volgende tabel toont welke Wmo-voorzieningen de respondenten hebben ontvangen. U ziet hier de resultaten voor uw gemeente en voor de referentiegroep. Tabel 2
Ontvangen Wmo-voorzieningen Uw gemeente
Referentiegroep
Hulp bij het huishouden
66%
66%
Woonvoorziening, exclusief verhuiskostenvergoeding
31%
39%
Rolstoel
24%
25%
Scootmobiel
36%
21%
Tegemoetkoming vervoerskosten
15%
25%
Collectief vervoer
48%
41%
34% van de respondenten in uw gemeente heeft hulp gehad bij het invullen van de vragenlijst, in de referentiegroep is dit 46%.
SGBO TEVREDENHE IDSONDE RZOEK WMO OVER 2010 – CLIËNTEN INDIV IDUELE V OORZIENINGEN
7
GEMEENTE LELYSTAD
2
Toegang tot de ondersteuning Wat betreft de toegang tot de ondersteuning zijn in dit hoofdstuk alleen de resultaten meegenomen van de respondenten die in de afgelopen 12 maanden een aanvraag hebben ingediend. De reden hiervoor is dat deze respondenten kortgeleden ervaring hebben opgedaan met de aanvraagprocedure. In uw gemeente heeft 59% van de respondenten de afgelopen 12 maanden een aanvraag ingediend. In de referentiegroep is dit 54%. Dit hoofdstuk gaat in op de laatste aanvraag inclusief de wijze waarop deze is verlopen (paragraaf 1), de indicatiestelling (paragraaf 2), het rapportcijfer voor de aanvraagprocedure (paragraaf 3), de status van de laatste aanvraag (paragraaf 4) en afsluitend over de wachttijd tussen de aanvraag en het verkrijgen van de voorziening of het hulpmiddel (paragraaf 5).
2.1
Laatste aanvraag
De onderstaande tabel laat zien waarvoor de respondent de laatste aanvraag heeft ingediend. Mochten bij de laatste aanvraag meerdere voorzieningen zijn aangevraagd, dan is verzocht om de voorziening te noteren die voor de respondent het meest belangrijk is. Tabel 3
Voor welke voorziening diende u uw laatste aanvraag in? Uw gemeente
Referentiegroep
Hulp bij het huishouden
44%
42%
Woonvoorziening, exclusief verhuiskostenvergoeding
10%
9%
Tegemoetkoming vervoerskosten
2%
5%
Scootmobiel
13%
10%
Rolstoel
9%
11%
Collectief vervoer/regiotaxi
13%
14%
Anders
8%
9%
Aan de respondenten is gevraagd wat zij vonden van de manier waarop de aanvraag voor de ondersteuning is verlopen. De tevredenheid over de volgende aspecten wordt weergegeven in onderstaande figuur:
de wijze waarop de cliënt is behandeld bij de aanvraag; de deskundigheid van de mensen met wie de cliënt bij de aanvraag te maken hadden; de tijd die voor de cliënt genomen werd bij de aanvraag; de informatie over de afhandeling van de aanvraag; de wijze waarop gekeken is naar de persoonlijke situatie van de cliënt; de wijze waarop is gekeken of er nog andere hulp nodig was of voorzieningen nodig waren.
SGBO TEVREDENHE IDSONDE RZOEK WMO OVER 2010 – CLIËNTEN INDIV IDUELE V OORZIENINGEN
8
GEMEENTE LELYSTAD
Figuur 1
Tevredenheid over toegang tot ondersteuning (%) 92
wijze behandeling aanvraag
22
9
65
4 zeer ontevreden
91
deskundigheid medewerkers
19
8
68
5 93
tijd voor aanvraag
15
9
73
3
ontevreden
88
informatie over afhandeling
14
12
69
6 tevreden
87
persoonlijke situatie
15
12
66
6
82
breder kijken
11
16
66
20
40
60
80
zeer tevreden
7
100
Wat betreft de aanvraagprocedure zijn respondenten het meest tevreden over de tijd die voor de cliënt werd genomen (88%). In de referentiegroep is 93% hierover (zeer) tevreden. Het minst tevreden is men over de wijze waarop is gekeken naar andere hulp of voorzieningen, 77% is hier (zeer) tevreden over. In de referentiegroep is 82% hier (zeer) tevreden over. In hoeverre aanvragers van voorzieningen tevreden zijn over de mate van vraagverheldering wordt weergegeven in figuur 1. De aspecten ‘kijken naar de persoonlijke situatie’ en ‘kijken of er nog meer hulp nodig is’ zijn voorbeelden van vraagverheldering. Dit sluit aan bij de ontwikkeling van de Kanteling. 2.2
Indicatiestelling
Per gemeente kan het verschillen door wie de indicatie wordt gesteld. Sommige gemeenten stellen alle indicaties zelf en sommige besteden dit volledig uit. Ook zijn er verschillende gemeenten die een deel zelf verzorgen, veelal de eenvoudige aanvragen, en een deel uitbesteden, veelal de complexe vragen. De meest bekende organisatie om het indiceren aan uit te besteden is het Centrum indicatiestelling zorg, beter bekend als het CIZ. Voor respondenten is het echter niet altijd duidelijk wie de indicatie stelt. 7% van de cliënten weet niet wie de indicatie heeft gesteld. In de referentiegroep is dit 14%. 10% van de respondenten geeft aan door de gemeente zelf te zijn geïndiceerd en 79% door het CIZ. In de referentiegroep is dit respectievelijk 54% en 23%.
SGBO TEVREDENHE IDSONDE RZOEK WMO OVER 2010 – CLIËNTEN INDIV IDUELE V OORZIENINGEN
9
GEMEENTE LELYSTAD
Bovenstaande resultaten zijn gebaseerd op de antwoorden van respondenten die de vragenlijst hebben ingevuld en teruggestuurd. De verdeling kan daarom afwijken van de verdeling in uw cliëntenbestand. Daarnaast kan het zijn dat een cliënt een andere beleving heeft van de werkelijkheid (bijvoorbeeld dat hij of zij denkt dat de gemeente de indicatie stelt, terwijl dit het CIZ is of andersom). 87% van de cliënten geeft aan (zeer) tevreden te zijn over de indicatiestelling, 13% zegt hier (zeer) ontevreden over te zijn. In de referentiegroep is dit respectievelijk 91% en 9%. 2.3
Rapportcijfer aanvraagprocedure
Aan respondenten is gevraagd om een rapportcijfer te geven voor de aanvraagprocedure. De onderstaande figuur toont deze rapportcijfers, waarbij een 1 slecht is en een 10 uitstekend. Figuur 2
Spreiding van de rapportcijfers voor de aanvraagprocedure (%)
100
80
60
40
34 28
20
13 3
1
2
3
2
3
4
7
5
5
6
7
8
9
5
10
In uw gemeente geven respondenten een gemiddeld rapportcijfer van een 6,9 voor de aanvraagprocedure, in de referentiegroep is dit een 7,3. In uw gemeente geeft 14% een 5 of lager voor de aanvraagprocedure, 11% geeft een 9 of een 10. In de referentiegroep is dit respectievelijk 10% en 14%. Uit de resultaten van de tevredenheidsonderzoeken over 2009 is gebleken dat de tevredenheid over de aanvraagprocedure samenhangt met de leeftijd van de aanvragers. Aanvragers onder de 65 jaar zijn het minst tevreden over de aanvraagprocedure, terwijl de groep van 75 jaar en ouder het meest tevreden is. In uw gemeente geven respondenten jonger dan 65 jaar een gemiddeld rapportcijfer van een 6,4 voor de aanvraagprocedure, respondenten tussen 65 en 75 jaar geven gemiddeld een 7,1 en respondenten van 75 jaar en ouder geven gemiddeld een 7,2. In de referentiegroep liggen de gemiddelden respectievelijk op 6,9, 7,4 en 7,4.
SGBO TEVREDENHE IDSONDE RZOEK WMO OVER 2010 – CLIËNTEN INDIV IDUELE V OORZIENINGEN
10
GEMEENTE LELYSTAD
In onderstaande figuur is het rapportcijfer voor de aanvraagprocedure per voorziening weergegeven. Het gaat hier om de voorziening waarvoor de laatste aanvraag is ingediend, (voorzieningen met minder dan 10 respondenten zijn buiten beschouwing gelaten). Figuur 3
Rapportcijfer aanvraagprocedure per voorziening hulp bij het huishouden
7,0
woonvoorziening excl verhuiskostenvergoeding
7,2
tegemoedkoming vervoerskosten
7,7 6,7
scootmobiel
6,5
rolstoel collectief vervoer regiotaxi
6,8 7,1
anders 2
4
6
8
10
De aanvraag van de tegmoedkoming in de vervoerskosten wordt in uw gemeente het beste gewaardeerd. De respondenten in uw gemeente geven een gemiddeld rapportcijfer van een 7,7 (in de referentiegroep is dit een 7,7). 2.4
Status laatste aanvraag
Een aanvraag voor een voorziening kan resulteren in verschillende uitkomsten: een aanvraag kan volledig of gedeeltelijk zijn toegekend of afgewezen. Aanvragen kunnen echter ook op het moment van de uitvoering van dit onderzoek nog in behandeling zijn. Aan de respondenten is gevraagd of de laatste aanvraag is toegekend. De resultaten zijn in de onderstaande tabel terug te vinden. Tabel 4
Is uw laatste aanvraag toegekend? Uw gemeente
Referentiegroep
Ja, volledig
67%
77%
Ja, gedeeltelijk
13%
9%
De aanvraag is nog in behandeling
12%
8%
Nee
8%
7%
Het gemiddelde rapportcijfer voor de aanvraagprocedure van cliënten met een (deels) toegekende aanvraag is een 7,2. Voor de referentiegroep is dit een 7,5. Cliënten in uw gemeente van wie de aanvraag is afgewezen geven gemiddeld een 4,8 voor de aanvraagprocedure; in de referentiegroep is dit een 5,4. Het blijkt dat cliënten van wie de aanvraag is afgewezen toch een voldoende geven voor de aanvraagprocedure. Aandacht hebben voor de aanvrager, een goede uitleg geven over
SGBO TEVREDENHE IDSONDE RZOEK WMO OVER 2010 – CLIËNTEN INDIV IDUELE V OORZIENINGEN
11
GEMEENTE LELYSTAD
de genomen beslissing en een andere oplossing voorstellen kunnen maken dat een cliënt toch tevreden is over de aanvraagprocedure ongeacht de uitslag. 2.5
Wachttijd tussen aanvraag en verkrijgen van de hulp of voorziening
Uit de resultaten van de Wmo tevredenheidsonderzoeken over 2009 blijkt dat de wachttijd tussen de aanvraag en het daadwerkelijk verkrijgen van de hulp of voorziening de meeste invloed heeft op het rapportcijfer voor de aanvraagprocedure. Het verbeteren van deze wachttijd kan makkelijk tot een hogere tevredenheid met de aanvraagprocedure leiden. In uw gemeente geeft 84% aan (zeer) tevreden over de wachttijd te zijn en 16% geeft aan hier (zeer) ontevreden over te zijn. In de referentiegroep zijn deze percentages respectievelijk 88% en 12%.
SGBO TEVREDENHE IDSONDE RZOEK WMO OVER 2010 – CLIËNTEN INDIV IDUELE V OORZIENINGEN
12
GEMEENTE LELYSTAD
3
Hulp bij het huishouden Sommige mensen hebben hulp nodig bij het huishouden. Dat kan bijvoorbeeld komen door ouderdom, langdurige ziekte of handicap. Via de gemeente kan dan een beroep worden gedaan op de Wmo. Dit hoofdstuk gaat over het oordeel van respondenten over de hulp bij het huishouden. Achtereenvolgens komen de volgende onderwerpen aan de orde: achtergrondgegevens van hulp bij het huishouden (paragraaf 3.1), de tevredenheid over de leverancier (paragraaf 3.2), de tevredenheid over de medewerkers (paragraaf 3.3) en de rapportcijfers voor hulp bij het huishouden (paragraaf 3.4).
3.1
Proces en kwaliteitscriteria
In uw gemeente heeft 66% van de respondenten hulp bij het huishouden. In de referentiegroep is dit 66%. Aan deze cliënten is een aantal achtergrondvragen gesteld over het proces van hulp bij het huishouden, een belangrijke kwaliteitseis zoals het zorgplan en het aantal uren hulp dat een cliënt ontvangt:
Persoonsgebonden budget (Pgb) en zorg in natura: Zijn de cliënten bekend met de mogelijkheid om te kiezen tussen zorg in natura en een persoonsgebonden budget (Pgb)? Zijn de voor- en nadelen van een persoonsgebonden budget (Pgb) duidelijk? Heeft de cliënt een persoonsgebonden budget (Pgb)? Leverancier hulp bij het huishouden: Welke leverancier levert de hulp bij het huishouden in het geval van zorg in natura? Heeft de cliënt kunnen kiezen uit de verschillende leveranciers die hulp bij het huishouden leveren? Zorgplan: Is er een zorgplan aanwezig? Zo ja, met welke frequentie worden de werkafspraken uit het zorgplan met de cliënt besproken? Uren volgens de indicatiestelling: Krijgt de cliënt gemiddeld het aantal uren huishoudelijke hulp waar hij of zij recht op heeft volgens de indicatiestelling? (uitgezonderd de vakantieperiode)
Onderstaand worden de resultaten voor deze vier onderwerpen uitgewerkt. Persoonsgebonden budget (Pgb) en zorg in natura Achtergrondinformatie In de Wmo worden gemeenten verplicht om burgers de keuze te bieden tussen een voorziening in natura of een persoonsgebonden budget (Pgb). Deze keuzevrijheid geldt in principe voor alle individuele voorzieningen.
SGBO TEVREDENHE IDSONDE RZOEK WMO OVER 2010 – CLIËNTEN INDIV IDUELE V OORZIENINGEN
13
GEMEENTE LELYSTAD
Aan cliënten is gevraagd of ze weten dat er een keuze is tussen huishoudelijke hulp via de door de gemeente gecontracteerde thuiszorgaanbieders (zorg in natura) en een persoonsgebonden budget (Pgb), waarmee de cliënt zelf hulp in kan kopen. 70% geeft aan niet te weten dat er een keuze is; ze zijn daar niet mee bekend. In de referentiegroep is dit 78%. Aan degenen die wel bekend zijn met de keuzemogelijkheid is gevraagd of de voor- en nadelen van een persoongebonden budget (Pgb) duidelijk kenbaar zijn gemaakt. In de onderstaande tabel zijn de resultaten terug te vinden. Tabel 5
Voor- en nadelen Pgb duidelijk kenbaar gemaakt aan de cliënt? Uw gemeente Referentiegroep
Helemaal mee eens
23%
24%
Mee eens
41%
47%
Mee oneens
22%
17%
Helemaal mee oneens
15%
12%
Uit de resultaten van de tevredenheidsonderzoeken over 2009 is gebleken dat jongere cliënten vaker een persoonsgebonden budget (Pgb) voor hulp bij het huishouden hebben dan oudere cliënten. Tabel 6 geeft aan of dit voor uw gemeente het geval is. Tabel 6
Een Pgb voor hulp bij het huishouden Uw gemeente Referentiegroep
Alle respondenten
19%
24%
Jonger dan 65 jaar
37%
29%
Tussen 65 en 75 jaar
3%
25%
75 jaar en ouder
13%
22%
Leverancier hulp bij het huishouden Het aantal leveranciers van hulp bij het huishouden waaruit de cliënt kan kiezen wisselt per gemeente. Sommige gemeenten hebben 1 aanbieder, sommige hebben 5 of zelfs meer aanbieders. Voor dit tevredenheidsonderzoek kunnen maximaal 5 namen van aanbieders worden aangedragen voor in de vragenlijst. Cliënten met een leverancier anders dan de genoemde leveranciers in de vragenlijst hebben de categorie ‘anders’ kunnen aankruisen. In de Wmo staat keuzevrijheid centraal. Zo kunnen alle cliënten zelf kiezen van welke zorgaanbieder ze hulp bij huishouden willen ontvangen. 42% van de cliënten in uw gemeente heeft kunnen kiezen uit verschillende leveranciers die hulp bij het huishouden leveren. In de referentiegroep is dit 52%. De volgende figuur laat zien van welke leveranciers de cliënten de hulp bij het huishouden ontvangen. In de figuur wordt getoond welk aandeel van de cliënten de hulp
SGBO TEVREDENHE IDSONDE RZOEK WMO OVER 2010 – CLIËNTEN INDIV IDUELE V OORZIENINGEN
14
GEMEENTE LELYSTAD
bij huishouden ontvangt van de betreffende leverancier. In deze resultaten zijn alleen de cliënten meegenomen die zorg in natura ontvangen. Figuur 4
Aandeel respondenten met zorg in natura, per leverancier (%)
100
80
60
40
38
38
15
20 3
TSN
Centre Care
T-Zorg
6
Allerzorg
Anders/nvt.
Zorgplan De leverancier van hulp bij het huishouden moet werkafspraken maken met de cliënt over de hulp die hij of zij krijgt, over de werkzaamheden, op welke dagen en tijdstippen, en hoe de afspraken geëvalueerd worden. De schriftelijke afspraken staan in een zorgplan, dat ook wel zorgmap, zorgdossier of plan huishoudelijke hulp heet. 77% van het aantal cliënten met hulp bij het huishouden geeft aan een exemplaar van het zorgplan te bezitten. In de referentiegroep is dit 78%. Hoe vaak de werkafspraken uit het zorgplan met de cliënt worden besproken is in de volgende tabel te zien. Hierbij zijn alleen de cliënten meegenomen die aangegeven hebben een zorgplan te hebben. Tabel 7
Frequentie bespreking werkafspraken uit zorgplan? Uw gemeente
Referentiegroep
Ongeveer 1 keer per 3 maanden
24%
22%
Ongeveer 1 keer per half jaar
11%
15%
Ongeveer 1 keer per jaar
12%
16%
Nooit
53%
47%
De aanwezigheid van het zorgplan of plan huishoudelijke hulp is een belangrijke kwaliteitsindicator zoals is vastgesteld door de landelijke partijen medio 2009. De Inspectie voor de Gezondheidszorg hanteert deze indicator in haar toezichtkader voor verantwoorde hulp bij het huishouden. Het is belangrijk dat er duidelijke werkafspraken worden gemaakt tussen aanbieder en cliënt over de levering van hulp.
SGBO TEVREDENHE IDSONDE RZOEK WMO OVER 2010 – CLIËNTEN INDIV IDUELE V OORZIENINGEN
15
GEMEENTE LELYSTAD
Uren van de indicatiestelling De volgende figuur toont of men gemiddeld wel of niet het aantal uren huishoudelijke hulp ontvangt waar men volgens de indicatiestelling recht op heeft. Figuur 5
Uren hulp volgens indicatiestelling (%)
100
91
80
60
40
20 5
4
meer uren
uren rechtmatig
minder uren
De meeste cliënten in uw gemeente (91%) ontvangen gemiddeld de rechtmatige uren. 5% van uw cliënten ontvangt minder uren. In de referentiegroep is dit respectievelijk 91% en 7%. 3.2
Tevredenheid over de leverancier
Aan cliënten met zorg in natura is een aantal vragen gesteld over de leverancier die de hulp bij het huishouden levert. Cliënten met een persoonsgebonden budget (Pgb) zijn buiten beschouwing gelaten. Onderstaande figuur laat zien wat de mate van tevredenheid is over een aantal verschillende aspecten rond de hulp bij het huishouden. Figuur 6
Tevredenheid over aspecten rond hulp bij het huishouden (%) 92
telefonische bereikbaarheid
14
7
79
zeer ontevreden
84
vervanging bij ziekte
14
13
70
3
ontevreden
84
vervanging bij vakantie
13
12
74
2
tevreden
85
wisseling medewerkers
21
12
62
20
40
60
80
5
zeer tevreden
100
Het meest tevreden is men over de telefonische bereikbaarheid (93%). In de referentiegroep is 92% hier (zeer) tevreden over. Het minst tevreden in uw gemeente is
SGBO TEVREDENHE IDSONDE RZOEK WMO OVER 2010 – CLIËNTEN INDIV IDUELE V OORZIENINGEN
16
GEMEENTE LELYSTAD
men over de wisseling van medewerkers, hier is 83% (zeer) tevreden over. In de referentiegroep is dit 85%. De leveranciers die zijn opgenomen in de vragenlijst hebben niet allemaal een even groot marktaandeel. Dit kan betekenen dat de aantallen per aanbieder klein zijn. Om deze reden zijn de volgende resultaten indicatief en niet representatief. Uit onderstaande figuur blijkt of er verschillen zijn in waardering per leverancier hulp bij het huishouden voor de eerder getoonde vier aspecten rondom de organisatie. In de figuur zijn de antwoorden ‘zeer tevreden’ en ‘tevreden’ bij elkaar opgeteld. Wanneer minder dan 10 cliënten de vraag hebben beantwoord, zijn de resultaten niet weergegeven. Figuur 7
Tevredenheid hulp bij het huishouden per leverancier (%)
94 100 100
telefonische bereikbaarheid
Anders/nvt.
94 89 80
Allerzorg 79
vervanging bij ziekte
100 86 84 T-Zorg 80 85
vervanging bij vakantie
89 90 89
Centre Care
76 85 86 85 85
wisseling medewerkers
20
3.3
40
60
80
TSN
100
Tevredenheid over de medewerkers
Alle cliënten met huishoudelijke hulp (zowel met een Pgb als met zorg in natura) is een aantal vragen voorgelegd over de medewerkers die de hulp bij het huishouden leveren. Gevraagd is naar:
inzet van de medewerkers; aandacht en interesse voor de cliënt; kwaliteit van het schoonmaakwerk.
In de onderstaande figuur zijn de resultaten voor deze 3 aspecten weergegeven.
SGBO TEVREDENHE IDSONDE RZOEK WMO OVER 2010 – CLIËNTEN INDIV IDUELE V OORZIENINGEN
17
GEMEENTE LELYSTAD
Figuur 8
Tevredenheid over de medewerkers die huishoudelijke hulp leveren 95
inzet
35
zeer ontevreden
5
60
97
aandacht en interesse
37
ontevreden
3
60
tevreden
93
kwaliteit schoonmaakwerk
33
7
59
20
40
60
80
1
zeer tevreden
100
Cliënten zijn het meest tevreden over de aandacht en interesse (97%); in de referentiegroep is 97% hier (zeer) tevreden over. De cliënten zijn relatief het minst tevreden over de kwaliteit van het schoonmaakwerk, 92% is hier (zeer) tevreden over. In de referentiegroep is dit 93%. Uit de resultaten van de tevredenheidsonderzoeken van 2009 blijkt dat cliënten met een persoonsgebonden budget (Pgb) meer tevreden zijn over de kwaliteit van het schoonmaakwerk dan de cliënten zonder een persoonsgebonden budget (Pgb). In uw gemeente is dit niet zo. 3.4
Rapportcijfer hulp bij het huishouden
Aan de cliënten is gevraagd met een rapportcijfer aan te geven hoe tevreden zij zijn over de hulp bij het huishouden. Cliënten uit uw gemeente geven een gemiddeld rapportcijfer van een 7,7 voor hulp bij het huishouden. In de referentiegroep is dit een 7,8. De volgende figuur geeft de spreiding van de rapportcijfers weer. Per rapportcijfer ziet u het aandeel respondenten dat een bepaald rapportcijfer heeft gegeven.
SGBO TEVREDENHE IDSONDE RZOEK WMO OVER 2010 – CLIËNTEN INDIV IDUELE V OORZIENINGEN
18
GEMEENTE LELYSTAD
Figuur 9
Spreiding rapportcijfers hulp bij het huishouden (%)
100
80
60
40
35 32
20
15 7
1
1
1
1
1
2
3
4
5
6
7
7
8
9
10
In uw gemeente geeft 4% een 5 of lager voor de hulp bij het huishouden. 22% geeft een 9 of een 10. In de referentiegroep is dit respectievelijk 3% en 24%. De onderstaande figuur toont het resultaat per leverancier. Wanneer er geen cijfer is weergegeven, betekent dit dat minder dan 10 cliënten de vraag hebben beantwoord. Ook hiervoor geldt dat de aantallen per aanbieder klein kunnen zijn en de resultaten daardoor indicatief zijn. Figuur 10
Rapportcijfer hulp bij het huishouden per leverancier
7,5
TSN Centre Care
7,8 7,5
T-Zorg Allerzorg
8,3
Anders/nvt.
7,3 2
4
6
8
10
Uit de resultaten van de tevredenheidsonderzoeken over 2009 blijkt ook dat cliënten met een persoonsgebonden budget (Pgb) een hoger totaal rapportcijfer geven voor de huishoudelijke hulp dan cliënten met zorg in natura. In uw gemeente geven cliënten met zorg in natura een 7,7 en cliënten met een persoonsgebonden budget (Pgb) een 8,0. In de referentiegroep is de waardering respectievelijk 7,8 en 8,1.
SGBO TEVREDENHE IDSONDE RZOEK WMO OVER 2010 – CLIËNTEN INDIV IDUELE V OORZIENINGEN
19
GEMEENTE LELYSTAD
4
Wmo-voorzieningen inclusief collectief vervoer Wmo-voorzieningen moeten bijdragen aan het langer zelfstandig kunnen wonen en aan het meedoen aan de maatschappij. Ook het tegengaan van vereenzaming en het in stand houden van sociale contacten horen daarbij. Voorzieningen die hierbij kunnen helpen zijn bijvoorbeeld een scootmobiel, een rolstoel, het aanpassen van een woning of het verstrekken van een vervoersbudget. Dit hoofdstuk gaat in op de verschillende Wmo-voorzieningen, welk aandeel van de cliënten zo’n voorziening heeft en hoe tevreden ze over de dienstverlening en de kwaliteit van de voorziening zijn. De resultaten van de specifieke Wmo-voorzieningen geven alleen een indicatie van de tevredenheid. De respons per vraag zal veelal klein zijn. Niet iedereen heeft een rolstoel, een tegemoetkoming in vervoerskosten of een scootmobiel.
4.1
Woonvoorziening
Voor cliënten met een handicap of beperking kunnen speciale aanpassingen aan hun woning noodzakelijk zijn om zelfstandig te kunnen blijven wonen. Het kan daarbij gaan om kleine aanpassingen, zoals het aanbrengen van beugels. Maar soms zijn er grotere verbouwingen nodig, zoals het aanpassen van de keuken of de badkamer. Tevens is aan cliënten gevraagd of er bij de selectie van de woonvoorziening rekening gehouden is met de persoonlijke situatie/wens van de cliënt. Voorbeeld hiervan is de mogelijkheid tot bijbetaling zodat de voorziening in het interieur past. Van de ondervraagde cliënten geeft 31% aan een woonvoorziening te hebben; in de referentiegroep is dit 39%. In de onderstaande tabel zijn de resultaten terug te vinden over het wel of niet rekening houden met de persoonlijke situatie bij de aanvraag van de woonvoorziening. Tabel 8
Rekening houden met persoonlijke situatie Uw gemeente Referentiegroep
Ja, volledig
65%
68%
Ja, gedeeltelijk
22%
19%
Nee
4%
4%
Niet aan de orde
10%
10%
Bij het aanvragen van de woonvoorziening geeft 96% van de cliënten waarbij de persoonlijke situatie/wens aan de orde is geweest aan dat hier volledig of gedeeltelijk rekening mee is gehouden. In de referentiegroep is dit 96%.
SGBO TEVREDENHE IDSONDE RZOEK WMO OVER 2010 – CLIËNTEN INDIV IDUELE V OORZIENINGEN
20
GEMEENTE LELYSTAD
Cliënten met een woonvoorziening is gevraagd naar de dienstverlening van de leverancier en de kwaliteit van de woonvoorziening. De resultaten zijn in de onderstaande figuur terug te vinden. Figuur 11
Tevredenheid woonvoorziening (%) 94
kwaliteit woonvoorziening
21
4
72
zeer ontevreden 3 ontevreden
94
tevreden dienstverlening leverancier
21
7
70
1 zeer tevreden
20
40
60
80
100
Het meest tevreden zijn de cliënten over de kwaliteit van de woonvoorziening; hier is 94% (zeer) tevreden over. In de referentiegroep is dit 94%. 4.2
Rolstoel
Van de ondervraagde cliënten geeft 24% aan een rolstoel te hebben; in de referentiegroep is dit 25%. Bij de selectie van een rolstoel kan rekening worden gehouden met de persoonlijke situatie/wens van de cliënt. Voorbeelden hiervan zijn: opvouwbare rolstoelen, grootte van de draaicirkel. In de onderstaande tabel is terug te vinden of er rekening is gehouden met de persoonlijke situatie. Tabel 9
Rekening houden met persoonlijke situatie Uw gemeente Referentiegroep
Ja, volledig
70%
73%
Ja, gedeeltelijk
14%
15%
Nee
4%
5%
Niet aan de orde
12%
7%
Van de cliënten waarbij de persoonlijke situatie/wens aan de orde is gekomen geeft 96% aan dat hier volledig of gedeeltelijk rekening mee is gehouden. Voor de referentiegroep ligt het aandeel op 95%. De tevredenheid over de dienstverlening en kwaliteit van de rolstoel is in de volgende figuur terug te vinden.
SGBO TEVREDENHE IDSONDE RZOEK WMO OVER 2010 – CLIËNTEN INDIV IDUELE V OORZIENINGEN
21
GEMEENTE LELYSTAD
Figuur 12
Tevredenheid rolstoel (%) 89
kwaliteit rolstoel
28
zeer ontevreden
11
58
3 ontevreden
91
tevreden dienstverlening leverancier
30
4
64
2 zeer tevreden
20
40
60
80
100
Het meest tevreden zijn de cliënten over de dienstverlening van de leverancier; hier is 94% (zeer) tevreden over. In de referentiegroep is 91% van de cliënten (zeer) tevreden over de dienstverlening van de leverancier. 4.3
Scootmobiel
Mensen met een beperking kunnen soms minder makkelijk of geen gebruik maken van ‘gewone’ vervoermiddelen, zoals de fiets, de auto of het openbaar vervoer. De burger kan een Wmo-vervoersvoorziening aanvragen als hij of zij door lichamelijke of psychische beperkingen geen gebruik kan maken van de reguliere vervoermiddelen. In het geval van het afleggen van kortere afstanden kan bijvoorbeeld een scootmobiel een goede oplossing bieden. Bij de selectie van een scootmobiel kan rekening worden gehouden met de persoonlijke situatie/wens van de cliënt. Voorbeelden hiervan zijn: snelheid van de scootmobiel en de actieradius van de scootmobiel. Van de ondervraagde cliënten geeft 36% aan een scootmobiel te hebben. In de referentiegroep beschikt 21% van de cliënten over een scootmobiel. In de onderstaande tabel is terug te vinden in hoeverre rekening is gehouden met de persoonlijke situatie bij het aanvragen van de scootmobiel. Tabel 10
Rekening houden met persoonlijke situatie Uw gemeente Referentiegroep
Ja, volledig
78%
76%
Ja, gedeeltelijk
12%
14%
Nee
5%
5%
Niet aan de orde
5%
6%
Van de respondenten waarbij de persoonlijke situatie/wens aan de orde is gekomen geeft 95% aan dat hier volledig of gedeeltelijk rekening mee is gehouden. In de referentiegroep geeft 95% aan dat met de persoonlijke omstandigheden rekening is gehouden.
SGBO TEVREDENHE IDSONDE RZOEK WMO OVER 2010 – CLIËNTEN INDIV IDUELE V OORZIENINGEN
22
GEMEENTE LELYSTAD
Cliënten is gevraagd naar hun tevredenheid over de dienstverlening van de leverancier en de kwaliteit van de scootmobiel. Onderstaand zijn de resultaten hiervan terug te vinden. Figuur 13
Tevredenheid scootmobiel (%) 89
kwaliteit scootmobiel
39
zeer ontevreden 8
53
1 ontevreden
93
tevreden dienstverlening leverancier
47
2
50
zeer tevreden
20
40
60
80
100
Het meest tevreden zijn de cliënten over de dienstverlening van de leverancier; hier is 98% (zeer) tevreden over. In de referentiegroep is dit 93%. 4.4
Vervoerskosten
Een tegemoetkoming in de vervoerskosten wordt verstrekt om de kosten van het gebruik van een (rolstoel)taxi deels te compenseren, wanneer de cliënt geen gebruik meer kan maken van het openbaar vervoer. Ook kan een vergoeding worden verstrekt voor het gebruik van een eigen auto of een auto van iemand anders. Deze vergoeding is veelal afhankelijk van het inkomen. Van de ondervraagde cliënten geeft 15% aan een tegemoetkoming in de vervoerskosten te ontvangen. 94% van deze cliënten is (zeer) tevreden over de hoogte van deze tegemoetkoming. In de referentiegroep is dit respectievelijk 25% en 88%. 4.5
Rapportcijfer Wmo-hulpmiddel(en)
Aan de cliënten die voorzieningen ontvangen, is gevraagd met een rapportcijfer aan te geven hoe de totale tevredenheid is over het Wmo-hulpmiddel of de Wmo-hulpmiddelen. Cliënten uit uw gemeente geven een gemiddeld rapportcijfer van een 7,3. In de referentiegroep is dit gemiddeld een 7,4. De onderstaande figuur geeft de spreiding van de rapportcijfers weer in de vorm van een staafdiagram. Per rapportcijfer ziet u het aandeel respondenten dat een bepaald rapportcijfer heeft gegeven.
SGBO TEVREDENHE IDSONDE RZOEK WMO OVER 2010 – CLIËNTEN INDIV IDUELE V OORZIENINGEN
23
GEMEENTE LELYSTAD
Figuur 14
Spreiding rapportcijfers Wmo-hulpmiddel(en) (%)
100
80
60
40
33
32
20
11
10
5
5
2
1
1
1
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
In uw gemeente geeft 9% een 5 of lager voor het (de) Wmo-hulpmiddel(en). 16% geeft een 9 of een 10. In de referentiegroep is dit respectievelijk 7% en 13%. 4.6
Collectief vervoer
Veel mensen met (lichamelijke) beperkingen maken gebruik van collectief vervoer, bijvoorbeeld de Regiotaxi of OV-Taxi. 48% geeft aan gebruik te maken van het collectief vervoer, dit is 41% in de referentiegroep. Deze cliënten zijn bevraagd over hun tevredenheid over een zestal aspecten. De aspecten zijn:
hoe ver men met het collectief vervoer kan reizen; omrijtijden; behulpzaamheid chauffeur bij het in- en uitstappen; wachttijden voordat men wordt opgehaald; contact met de centrale bij het bestellen van de rit; gemak waarmee het collectief vervoer kan worden besteld.
De tevredenheid van al deze aspecten rondom collectief vervoer is terug te vinden in de volgende figuur.
SGBO TEVREDENHE IDSONDE RZOEK WMO OVER 2010 – CLIËNTEN INDIV IDUELE V OORZIENINGEN
24
GEMEENTE LELYSTAD
Figuur 15
Tevredenheid collectief vervoer (%) 84
bereik
4
18
76
1 zeer ontevreden
66
omrijtijden
3
26
67
5 92
behulpzaamheid chauffeur
20
10
68
3
ontevreden
70
wachttijden
4
29
58
9 tevreden
91
contact centrale
14
10
76
1
92
gemak bestellen
13
9
76
20
40
60
80
3
zeer tevreden
100
Het blijkt dat de respondenten in uw gemeente het meest positief zijn over het contact met de centrale (89%). In de referentiegroep is 91% hierover tevreden. Cliënten zijn relatief het minst tevreden over de wachttijden. Slechts 63% is hier (zeer) tevreden over. Binnen de referentiegroep is het aandeel dat hier tevreden over is 70%. Uit de resultaten van het Wmo tevredenheidsonderzoek over 2009 blijkt dat de aspecten ‘wachttijden’ en ‘omrijtijden’ het meest van invloed zijn op het rapportcijfer voor het collectief vervoer. Een verbetering van deze twee aspecten kan doorgaans tot een hogere tevredenheid over het collectief vervoer leiden. Aan de cliënten is tevens gevraagd een oordeel te geven in de vorm van een rapportcijfer. Het gemiddelde rapportcijfer voor het collectief vervoer in uw gemeente is een 6,8, in de referentiegroep is dat een 6,9. In de onderstaande figuur ziet u een overzicht van de gegeven rapportcijfers voor collectief vervoer. Per rapportcijfer ziet u het aandeel respondenten dat een bepaald rapportcijfer heeft gegeven. Figuur 16
Spreiding rapportcijfers collectief vervoer (%)
100
80
60
35
40
24 20
20 8 1
1
1
2
3
6
4
4
1
5
6
7
8
9
10
SGBO TEVREDENHE IDSONDE RZOEK WMO OVER 2010 – CLIËNTEN INDIV IDUELE V OORZIENINGEN
25
GEMEENTE LELYSTAD
In uw gemeente geeft 14% een 5 of lager als oordeel over het collectief vervoer. 7% geeft een 9 of een 10. In de referentiegroep is dit respectievelijk een 11% en een 7%. Uit de resultaten van de tevredenheidsonderzoeken over 2009 blijkt dat hoe jonger de cliënt is, hoe minder tevreden deze is over het collectief vervoer. In uw gemeente geven cliënten jonger dan 65 jaar gemiddeld een 6,4 voor het collectief vervoer en cliënten ouder dan 65 jaar geven gemiddeld een 7,0. In de referentiegroep zijn de rapportcijfers respectievelijk een 6,6 en een 7,0.
SGBO TEVREDENHE IDSONDE RZOEK WMO OVER 2010 – CLIËNTEN INDIV IDUELE V OORZIENINGEN
26
GEMEENTE LELYSTAD
5
Meedoen aan de maatschappij Mee kunnen blijven doen aan de maatschappij is een zeer belangrijk doel van de Wmo. Met dit streven zette men zich af tegen het destijds vrij gangbare, institutionele wonen van mensen met een beperking. Visueel gehandicapten, mensen met een verstandelijke beperking, mensen met chronische geestelijke gezondheidsproblemen, ouderen met een lichamelijke of geestelijke beperking, behoorden tot de groepen die men vroeger onderbracht in aparte instellingen. Daarmee raakten ze ook vaak letterlijk buiten beeld. Het zo lang mogelijk ‘gewoon’ en zelfstandig wonen in woonbuurten, erbij blijven horen, doen wat je zelf kunt doen en deelnemen aan het maatschappelijk verkeer zijn de elementen van het ‘meedoen aan de maatschappij’ waarop de Wmo doelt. Onderdeel van de Wmo is het compensatiebeginsel. Dit houdt in dat gemeenten de plicht hebben om oplossingen te bieden aan burgers die beperkingen ondervinden bij:
zich in en om de woning kunnen verplaatsen; zich lokaal kunnen verplaatsen; een huishouden voeren; medemensen ontmoeten en op basis daarvan sociale contacten aan kunnen gaan.
Bij het bieden van oplossingen in de vorm van voorzieningen kan gedacht worden aan collectieve voorzieningen, maar ook aan individuele voorzieningen. Om op creatieve wijze invulling te geven aan het compensatiebeginsel is een goed contact tussen burger en gemeente nodig, zodat zij samen kunnen zoeken naar een oplossing voor de beperking. Soms kan worden volstaan met een standaard voorziening of oplossing, soms wordt maatwerk ingezet. Momenteel wordt samen met enkele pilotgemeenten gezocht naar nieuwe manieren om invulling te geven aan de compensatieplicht. Belangrijk daarbij zijn vraagverheldering, de cliënt die zelf de regie blijft houden, en de ondersteuning van de cliënt in wat hij of zij zelf kan en wil. In dit hoofdstuk komt een aantal onderwerpen aan de orde: mantelzorg, meedoen aan de maatschappij en (langer) zelfstandig blijven wonen. Tevens wordt in de tweede paragraaf aangegeven of het hulpmiddel/de ondersteuning in het kader van de Wmo bijdraagt aan het beoogde doel en of het een verandering teweeg heeft gebracht in de beperkingen die cliënten ervaren in hun persoonlijke situatie. 5.1
Mantelzorg
Mantelzorg vormt een belangrijke pijler in de samenleving en is vaak een manier voor burgers om langer zelfstandig thuis te kunnen blijven wonen. Het is de bedoeling dat burgers voor hulp en ondersteuning eerst bij hun directe omgeving aankloppen alvorens
SGBO TEVREDENHE IDSONDE RZOEK WMO OVER 2010 – CLIËNTEN INDIV IDUELE V OORZIENINGEN
27
GEMEENTE LELYSTAD
terug te vallen op professionele ondersteuning. De gebruikte definitie van mantelzorg in de vragenlijst is: “Mantelzorgers zorgen langdurig en onbetaald voor een chronisch zieke, gehandicapte of hulpbehoevende partner, ouder, kind of ander familielid, vriend of kennis. Mantelzorg is dus anders dan de gebruikelijke (alledaagse) zorg, zoals de zorg voor een gezond kind.” 38% van de cliënten ontvangt momenteel hulp van een naaste (in de referentiegroep is dit 45%). Dit aandeel mantelzorgers is niet representatief voor de gehele gemeente, omdat het hier om een selectieve groep van mantelzorgers gaat. 5.2
Meedoen door ondersteuning en/of hulpmiddel
Bij meedoen aan de maatschappij kan gedacht worden aan andere mensen ontmoeten, een hobby uitoefenen, de kerk bezoeken of naar het theater gaan. Bij zelfstandig blijven wonen is de insteek dat cliënten zo lang mogelijk in hun eigen huis kunnen blijven functioneren. Een woningaanpassing kan hierbij ondersteuning bieden. Dit jaar is specifiek gevraagd aan cliënten in welke mate men beperkingen ondervindt op de gebieden die genoemd worden in het compensatiebeginsel:
verplaatsen in en om het huis; plaatselijk vervoer; voeren van een huishouden; contact met anderen.
De volgende tabel laat zien op welke gebieden de cliënten in hoge of beperkte mate een beperking ervaren. Tabel 11
De cliënt ervaart in hoge of beperkte mate een beperking op de volgende gebieden* Uw gemeente
Referentiegroep
Verplaatsen in en om het huis
83%
81%
Plaatselijk vervoer
82%
79%
Voeren van een huishouden
89%
88%
Contact met anderen
70%
64%
*) De categorie ‘niet van toepassing’ is buiten beschouwing gelaten.
In de onderstaande tabel kunt u zien of cliënten verbetering van hun situatie ervaren en op welke onderdelen. Bij deze uitkomsten zijn in de analyse alleen de cliënten opgenomen die eerder in de vragenlijst hebben aangegeven op een bepaald onderdeel in hoge of beperkte mate een beperking te ervaren.
SGBO TEVREDENHE IDSONDE RZOEK WMO OVER 2010 – CLIËNTEN INDIV IDUELE V OORZIENINGEN
28
GEMEENTE LELYSTAD
De gegevens van de referentiegroep staan tussen haakjes. De antwoordcategorie ‘niet van toepassing’ is in de onderstaande tabel niet meegenomen. Tabel 12
Heeft de ondersteuning/het hulpmiddel de situatie veranderd Verbetering Geen Verslechtering verandering Verplaatsen in en om het huis 40% (40%) 20% (18%) 3% (4%) Plaatselijk vervoer 40% (34%) 16% (19%) 5% (3%) Voeren van een huishouden 37% (37%) 23% (22%) 5% (5%) Contact met anderen 25% (24%) 26% (24%) 4% (3%)
Aan de cliënten zijn de volgende vragen voorgelegd: In welke mate draagt de ondersteuning/het hulpmiddel eraan bij dat u zelfstandig kunt blijven wonen? In hoeverre draagt de ondersteuning/het hulpmiddel eraan bij dat u kunt blijven meedoen aan de maatschappij? De resultaten zijn in de onderstaande figuur terug te vinden. Figuur 17
Resultaten ondersteuning (%)
73
49
zelfstandigheid
niet 5
29
17 nauwelijks
66
redelijk meedoen
41
12
31
17 veel
20
40
60
80
100
In uw gemeente draagt bij 78% van de cliënten de ondersteuning/het hulpmiddel ‘veel’ en/of ‘redelijk’ bij aan het zelfstandig blijven wonen, 22% geeft aan dat het ‘nauwelijks of niet’ bijdraagt. In de referentiegroep is dit 73% en 27%. Van de cliënten geeft 71% aan dat de ondersteuning ‘veel’ en/of ‘redelijk’ bijdraagt aan het meedoen aan de maatschappij, 29% geeft aan dat het ‘nauwelijks of niet’ bijdraagt aan het meedoen aan de maatschappij. In de referentiegroep is dit 66% en 34%. Indien de ondersteuning nauwelijks of niet bijdraagt aan het langer zelfstandig blijven wonen en/of mee kunnen doen aan de maatschappij, is het tijd om te kijken naar meer passende oplossingen. Dit sluit aan bij de gedachte van de Kanteling.
SGBO TEVREDENHE IDSONDE RZOEK WMO OVER 2010 – CLIËNTEN INDIV IDUELE V OORZIENINGEN
29
GEMEENTE LELYSTAD
6
Wmo-raad Veel gemeenten hebben een Wmo-raad (of een vergelijkbaar orgaan) die bestaat uit een groep cliënten en andere burgers die meedenken over het lokale Wmo-beleid. De Wmoraad is een onafhankelijk adviesorgaan van de gemeente. Zij zorgen ervoor dat ideeën en meningen van cliënten, burgers en/of maatschappelijke organisaties worden meegenomen in de lokale besluitvorming rondom de Wmo. De rol en de bevoegdheden van de Wmo-raden verschillen echter per gemeente. In uw gemeente heeft 26% wel eens gehoord van de Wmo-raad en hiervan weet 74% dat de Wmo-raad het college van burgemeester en wethouders adviseert over het Wmobeleid in de gemeente. In de referentiegroep is dit 31% en 80%. Van degenen die op de hoogte zijn van het feit dat de Wmo-raad het college van burgemeester en wethouders adviseert over het Wmo-beleid in de gemeente, wordt in de onderstaande figuur de tevredenheid over de adviezen weergegeven. Figuur 18
Tevredenheid over de adviezen van de Wmo-raad aan het college (%)
zeer ontevreden 92
ontevreden advies Wmo-raad aan het college
6
94 tevreden
zeer tevreden
20
40
60
80
100
6% van de cliënten is zeer tevreden over de adviezen, 94% is tevreden en 0% is (zeer) ontevreden. In de referentiegroep is dit 11%, 81% en 8%.
SGBO TEVREDENHE IDSONDE RZOEK WMO OVER 2010 – CLIËNTEN INDIV IDUELE V OORZIENINGEN
30
Bijlagen
Bijlage 1 Resultaten tevredenheidsonderzoek cliënten In de eerste kolom zijn de resultaten van uw gemeente uit het onderzoek over 2010 opgenomen. Achter de score voor uw gemeente is tevens de gemiddelde score over alle deelnemende gemeenten weergegeven. Op het moment van schrijven zijn dit 162 gemeenten. In het geval uw gemeente over 2009 en/of 2008 en 2007 ook heeft deelgenomen aan dit tevredenheidsonderzoek, zijn voor de betreffende jaren eveneens de resultaten opgenomen. De referentiewaarden over de voorgaande jaren, zoals hieronder weergegeven, kunnen enigszins afwijken van eerder gepubliceerde waarden aangezien hoogst waarschijnlijk niet alle onderzoeken van het betreffende jaar waren afgerond bij het uitgeven van uw rapport. De aanvraagprocedure Vraag Ondervindt in hoge of beperkte mate beperkingen bij Verplaatsen in en om het huis
83% (81%)
.
.
.
Plaatselijk vervoer
82% (79%)
.
.
.
Voeren van een huishouden
89% (88%)
.
.
.
Contact met anderen
70% (64%)
.
.
.
Minder dan 12 maanden geleden
59% (54%)
45% (52%)
40% (46%)
57% (55%)
Meer dan 12 maanden geleden
41% (46%)
55% (48%)
60% (54%)
43% (45%)
Voor welke voorziening is de laatste aanvraag ingediend Hulp bij het huishouden
2010
2009
2008
2007
Laatste aanvraag
44% (42%)
41% (41%)
.
.
Woonvoorziening, exclusief verhuiskostenvergoeding Tegemoetkoming vervoerskosten
10% (9%)
6% (7%)
.
.
2% (5%)
2% (5%)
.
.
Scootmobiel
13% (10%)
13% (8%)
.
.
Rolstoel
9% (11%)
9% (10%)
.
.
Collectief vervoer/regiotaxi
13% (14%)
10% (11%)
.
.
Anders
8% (9%)
10% (8%)
.
.
2
2
Was in het onderzoek over 2009 anders gedefinieerd
SGBO TEVREDENHE IDSONDE RZOEK WMO OVER 2010 – CLIËNTEN INDIV IDUELE V OORZIENINGEN
32
GEMEENTE LELYSTAD
De aanvraagprocedure - vervolg Vraag 2010 Tevredenheid over aanvraag en afhandeling Behandeling bij de aanvraag 86% (92%) Deskundigheid medewerker(s) 87% (91%) Tijd genomen voor de aanvraag 88% (93%)
2009
2008
2007
84% (93%)
86% (91%)
85% (91%)
84% (91%)
83% (90%)
82% (90%)
89% (94%)
88% (93%)
86% (93%)
Informatie over de afhandeling
82% (88%)
79% (89%)
77% (86%)
77% (87%)
Bekijken persoonlijke situatie
81% (87%)
.
.
.
Breder kijken dan aanvraag
77% (82%)
.
.
.
Indicatiestelling
87% (91%)
81% (88%)
80% (85%)
80% (87%)
Wachttijd aanvraag-hulpverlening
84% (88%) 3
77% (82%)
70% (79%)
77% (81%)
De gemeente
10% (54%)
.
.
.
Het CIZ
79% (23%)
.
.
.
Een andere organisatie
4% (9%)
.
.
.
Weet ik niet
7% (14%)
.
.
.
Rapportcijfer aanvraagprocedure Laatste aanvraag toegekend (geheel/gedeeltelijk)
6,9 (7,3)
7,0 (7,4)
6,6 (7,2)
6,9 (7,4)
80% (86%)
81% (86%)
89% (92%)
86% (90%)
2010
2009
2008
2007
66% (66%)
74% (65%)
96% (73%)
78% (68%)
Indicatiesteller
Hulp bij het huishouden Vraag Ontvangt hulp bij het huishouden Uren hulp volgens indicatiestelling Gemiddeld meer uren
4% (3%)
.
.
.
Ongeveer het geïndiceerde aantal uren Gemiddeld minder uren
91% (91%)
.
.
.
5% (7%)
.
.
.
Exemplaar van zorgplan
77% (78%)
.
.
.
Frequentie bespreking werkafspraken Ongeveer 1 keer per 3 maanden
24% (22%)
.
.
.
Ongeveer 1 keer per half jaar
11% (15%)
.
.
.
Ongeveer 1 keer per jaar
12% (16%)
.
.
.
Nooit
53% (47%)
.
.
.
Keuze tussen zorg in natura en Pgb onbekend Voor- en nadelen Pgb bekend (helemaal mee eens/mee eens) Pgb voor hulp bij het huishouden
70% (78%)
.
.
.
63% (72%)
.
.
.
19% (24%)
22% (21%)
29% (27%)
30% (26%)
3
Trendbreuk in 2010, er wordt alleen naar de wachttijd gevraagd bij een volledig of gedeeltelijk toegekende aanvraag
SGBO TEVREDENHE IDSONDE RZOEK WMO OVER 2010 – CLIËNTEN INDIV IDUELE V OORZIENINGEN
33
GEMEENTE LELYSTAD
Hulp bij het huishouden - vervolg Vraag 2010 Kunnen kiezen uit 42% (52%) verschillende organisaties die hulp bij het huishouden leveren Tevredenheid over organisatie die hulp bij het huishouden levert en de medewerkers Telefonische bereikbaarheid 93% (92%)
2009
2008
2007
.
.
.
89% (90%)
80% (88%)
81% (89%)
76% (75%)
68% (76%)
Vervanging bij ziekte
84% (84%)
81% (81%)
Vervanging bij vakantie
87% (84%)
82% (81%)
Wisselingen van medewerkers
83% (85%)
82% (84%)
82% (82%)
74% (80%)
Inzet van medewerkers
94% (95%)
93% (96%)
95% (96%)
93% (97%)
Aandacht en interesse van medewerkers
97% (97%)
97% (98%)
95% (97%)
93% (97%)
Kwaliteit van schoonmaakwerk
92% (93%)
88% (94%)
.
.
Rapportcijfer hulp bij het huishouden
7,7 (7,8)
7,7 (7,8)
7,8 (7,9)
7,9 (8,1)
2010
2009
2008
2007
Wmo-hulpmiddelen Vraag Heeft een woonvoorziening
31% (39%)
31% (35%)
Rekening gehouden met persoonlijke situatie (volledig/ gedeeltelijk) Tevredenheid over dienstverlening leverancier woonvoorziening Tevredenheid over kwaliteit woonvoorziening Heeft een rolstoel
.
.
96% (96%)
.
.
.
92% (94%)
94% (96%) 5
.
.
94% (94%)
93% (95%) 6
.
.
24% (25%)
25% (24%)
.
.
Rekening gehouden met persoonlijke situatie (volledig/ gedeeltelijk) Tevredenheid over dienstverlening leverancier rolstoel Tevredenheid over kwaliteit rolstoel
96% (95%)
.
.
.
94% (91%)
91% (92%)
.
.
86% (89%)
86% (89%)
.
.
4
Was in het onderzoek over 2009 anders gedefinieerd
5
Was in het onderzoek over 2009 anders gedefinieerd
6
Was in het onderzoek over 2009 anders gedefinieerd
4
SGBO TEVREDENHE IDSONDE RZOEK WMO OVER 2010 – CLIËNTEN INDIV IDUELE V OORZIENINGEN
34
GEMEENTE LELYSTAD
Wmo-hulpmiddelen - vervolg Vraag Heeft een scootmobiel Rekening gehouden met persoonlijke situatie (volledig/ gedeeltelijk) Tevredenheid over dienstverlening leverancier scootmobiel Tevredenheid over kwaliteit scootmobiel Ontvangt tegemoetkoming vervoerskosten Tevredenheid over hoogte tegemoetkoming vervoerskosten Totaal rapportcijfer Wmohulpmiddel (en)
2010
2009
2008
2007
36% (21%)
33% (20%)
.
.
95% (95%)
.
.
.
98% (93%)
95% (93%)
.
.
91% (89%)
89% (88%)
.
.
15% (25%)
17% (24%)
.
.
94% (88%)
86% (88%)
.
.
7,3 (7,4)
7,3 (7,3)
7,4 (7,4)
7,1 (7,2)
Collectief vervoer Vraag Gebruikt collectief vervoer
2010
2009
2008
2007
48% (41%)
44% (40%)
73% (55%)
66% (54%)
Gemak bestellen
88% (92%)
89% (92%)
87% (88%)
89% (84%)
Contact met centrale
89% (91%)
90% (92%)
88% (88%)
.
Wachttijden voor ophalen
63% (70%)
62% (68%)
51% (60%)
62% (58%)
Behulpzaamheid chauffeur
87% (92%)
90% (92%)
88% (91%)
89% (89%)
Omrijtijden
70% (66%)
65% (65%)
57% (59%)
63% (56%)
Te bereizen afstand
81% (84%)
79% (85%)
89% (81%)
81% (81%)
Rapportcijfer collectief vervoer
6,8 (6,9)
6,8 (6,9)
6,6 (6,7)
.
2010
2009
2008
Meedoen aan de maatschappij Vraag Ondersteuning/hulpmiddel zorgt voor een verbetering in de situatie van de cliënt op het gebied van: Verplaatsen in en om het huis
2007
40% (40%)
.
.
.
Plaatselijk vervoer
40% (34%)
.
.
.
Voeren van een huishouden
37% (37%)
.
.
.
Contact met anderen
25% (24%)
.
.
.
Ondersteuning/hulpmiddel draagt bij aan zelfstandig kunnen blijven wonen Ondersteuning/hulpmiddel draagt bij aan kunnen blijven meedoen aan de maatschappij Ontvangt mantelzorg
78% (73%)
86% (81%)
93% (91%)
90% (92%)
71% (66%)
75% (74%)
38% (45%)
35% (33%)
.
SGBO TEVREDENHE IDSONDE RZOEK WMO OVER 2010 – CLIËNTEN INDIV IDUELE V OORZIENINGEN
35
GEMEENTE LELYSTAD
Wmo-raad Vraag Gehoord van Wmo-raad
2010
2009
2008
2007
26% (31%)
25% (29%)
33% (35%)
45% (34%)
Bekendheid advisering college
74% (80%)
76% (78%)
.
.
Mate tevredenheid over adviezen van Wmo-raad over Wmo-beleid
100% (92%)
85% (91%)
.
.
2010
2009
Achtergrondgegevens Vraag Leeftijd
2008
2007
17 jaar of jonger
1% (1%)
1% (1%)
0% (1%)
1% (1%)
18 tot en met 34
2% (2%)
2% (2%)
2% (2%)
29% (21%)
35 tot en met 64
31% (19%)
29% (20%)
18% (17%)
65 tot en met 74
20% (21%)
21% (21%)
23% (22%)
21% (22%)
75 en ouder
46% (56%)
47% (56%)
58% (58%)
48% (55%)
Hulp gehad bij invullen vragenlijst (percentage ja)
34% (46%)
33% (42%)
.
.
SGBO TEVREDENHE IDSONDE RZOEK WMO OVER 2010 – CLIËNTEN INDIV IDUELE V OORZIENINGEN
36