RAADSBIJEENKOMST LELYSTAD SESSIE 3
Datum: Deelsessie: Doel:
28 januari 2014. 19.00 – 19.50 uur in de Raadzaal Beeldvorming.
Onderwerp:
Kadernota AWBZ.
Toelichting: Het voorstel is fors maar helder en kaderstellend. Het is een politiek gevoelig onderwerp. Het is te verwachten dat over dit onderwerp discussie in de raad zal ontstaan en zal wellicht meerdere BOB-sessies vragen. Agendering voor de eerstvolgende vergadering is dan ook sterk aan te raden om dit onderwerp af te kunnen ronden in de huidige raadsperiode. De nauwe verbondenheid met het onderwerp ‘jeugdhulp’ vraagt een behandeling op dezelfde datum. Raadsleden worden verzocht, gezien de zwaarte van het onderwerp, hun (schriftelijke) vragen vooraf aan de beeldvormende en tussen de beeld- en oordeelvormende sessie zo veel mogelijk digitaal in te dienen. Behandeling: De sessie is gericht op het overbrengen van informatie naar de raadsleden en andere belangstellenden. Zowel raadsleden als belangstellenden kunnen vragen stellen en mee discussiëren. Aan het eind concludeert de voorzitter of het onderwerp voldoende is besproken, en zo ja, door kan naar de raad als A-stuk (hamerstuk) of dat nog een oordeelvormende bespreking nodig is. Genodigden: Raadsleden, het college en overige belangstellenden. Programma: • Inleiding door de voorzitter. • Toelichting door het college. • Gelegenheid tot het stellen van vragen en discussie. • Afsluiting door de voorzitter. Achterliggende stukken: Raadsvoorstel Kadernota transitie AWBZ/Wmo Kadernota transitie AWBZ/Wmo Toelichting Voorzitter Griffier
: wethouder Meta Jacobs. : raadslid Karin Senf. : Henk Riepma.
Contactadres:
[email protected]
0320 – 278 353.
Voorstel aan de raad Nummer: 131078340
Portefeuille: Programma: Programma onderdeel: Steller: Afdeling: Telefoon: E-mail:
Wethouder WMO en maatschappelijke dienstverlening. 2.1 Iedereen doet mee 2.1.2 Bieden van zorg
M.M.P. van den Bremer BLD Sociaal Maatschappelijk Beleid
Punt van de agenda voor de vergadering van . Onderwerp: Kadernota transitie AWBZ/Wmo Voorgesteld besluit 1. Kennis te nemen van de “Kadernota transitie AWBZ/Wmo”. 2. De volgende in de nota opgenomen kaderstellende uitspraken vast te stellen: a. Het nieuwe Wmo stelsel erop te richten dat mensen zoveel mogelijk zelfstandig kunnen blijven participeren en functioneren. Daarbij uit te gaan van het “stepped care principe” waarbij de eigen verantwoordelijkheid van de burger en zijn netwerk centraal staat en het zwaartepunt wordt verschoven van zwaardere ondersteuning naar lichtere vormen van ondersteuning. Hierbij te werken op basis van het ‘wraparound care’ model, waarbij vraaggestuurd met en rondom een gezin wordt gewerkt. b. Het nieuwe stelsel voor de Wmo te baseren op de uitgangspunten dichtbij en integraal: I Te kiezen voor een vraaggerichte en gebiedsgerichte benadering waarbij uitgegaan wordt van drie lagen: de basis, de ondersteuning thuis en de specifieke voorzieningen; II De basis te versterken zodat burgers zich zoveel mogelijk zelf kunnen redden en er minder (zware) ondersteuning nodig is. Het gebruik van de ondersteuning thuis en de specifieke voorzieningen hiermee zoveel mogelijk terug te brengen. III De toegang tot de ondersteuning dicht bij de burgers en laagdrempelig in de wijk te organiseren. Daartoe sociale wijkteams in te zetten die voldoende deskundig zijn om in overleg met de cliënt (en diens mantelzorger) een passend ondersteuningsplan te maken. IV Integraal te werken op basis van “één gezin, één plan, één regisseur”. c. Voor de financiering de volgende uitgangspunten vast te stellen: I De mogelijkheid te houden de middelen voor het sociaal deelfonds (ondersteuning, jeugd en werk) ontschot in te zetten maar in de periode 2015 t/m 2018 zichtbaar op te nemen in de P&C cyclus. II Het aantal open-eindregelingen zoveel mogelijk te beperken. III Ter verevening van de uitgaven voor de Jeugdzorg en Wmo bij de eerstvolgende begrotingscyclus een voorstel tegemoet te zien voor het instellen van een “budget materieel evenwicht”. Aanleiding De langdurige zorg wordt hervormd. De AWBZ wordt teruggebracht tot de kern: een voorziening voor de meest kwetsbare mensen voor wie deelname aan de samenleving niet (meer) mogelijk is. Deze mensen blijven een recht houden op passende zorg in een instelling.
Nummer: 131078340 De zorgverzekeraar en de gemeenten worden vanaf 1 januari 2015 verantwoordelijk voor de zorg en ondersteuning van thuiswonenden. De medische ondersteuning gaat onder de zorgverzekeringswet vallen. De gemeenten worden verantwoordelijk voor de niet medische ondersteuning van hun inwoners. Het gaat hierbij om de functies individuele begeleiding, dagbesteding en kortdurend verblijf. De gebruikersgroepen bestaan uit ouderen, inwoners met een lichamelijke of verstandelijke beperking en mensen met psychiatrische problematiek. Het is inmiddels duidelijk dat de verzorging niet bij de gemeenten maar bij de zorgverzekeraar wordt ondergebracht. Op 1 januari 2015 moet de gemeente daadwerkelijk gereed zijn voor het uitvoeren van de nieuwe taken. De voorbereidende werkzaamheden zijn/worden daarom voortvarend opgepakt. De sociale wijkteams worden bijvoorbeeld verder ingericht op de nieuwe taken, er worden nieuwe collectieve arrangementen ontwikkeld en er zullen in de loop van 2014 inkoopafspraken worden gemaakt met de partijen. Op grond van de nieuwe wetgeving behouden bestaande cliënten na 2015 (als hun indicatie doorloopt) nog maximaal één jaar recht op de geïndiceerde zorg tenzij er hierover voor die tijd nieuwe afspraken zijn gemaakt tussen gemeente en cliënt. Daarom zullen er in de tweede helft van 2014 met individuele cliënten afspraken worden gemaakt over de invulling van hun ondersteuning vanaf 1januari 2015. Het is noodzakelijk dat de gemeenteraad vóór het eind van het eerste kwartaal 2014 een besluit neemt over de kadernota transitie AWBZ/Wmo zodat op basis daarvan de uitvoering verder kan worden voorbereid. In de tweede helft van 2014 zal een Wmo uitwerkingsnota aan de raad worden voorgelegd waarin de kaders inhoudelijk en financieel zijn uitgewerkt. Tevens zal er dan een nieuwe Wmo verordening aan de raad worden voorgelegd. Beoogd effect De kaders voor de nieuwe Wmo zijn in het eerste kwartaal van 2014 vastgesteld. Op basis hiervan kunnen dan de noodzakelijke voorbereidingen worden getroffen voor het uitvoeren van de nieuwe taken vanaf 1-1-2015. Argumenten 1. De kadernota transitie AWBZ/Wmo bevat de kaders voor de invulling van de nieuwe taken waarvoor de gemeente vanaf 1 januari 2015 op grond van de nieuwe Wmo verantwoordelijk wordt. De Kadernota AWBZ/Wmo geeft richting aan de invulling van de nieuwe taken. Op basis van de kadernota wordt de voorbereiding op de nieuwe taken verder ter hand worden genomen. 2 a. Een nieuw stelsel is nodig waarbij de eigen kracht centraal staat. Het nieuwe stelsel wordt gebaseerd op het “stepped care principe”. Dat wil zeggen dat eerst gekeken wordt wat iemand zelf kan, wat zijn of haar omgeving (familie, buren, vrienden e.d.) kan betekenen en wat met vrijwilligers kan worden opgelost. Vervolgens wordt gekeken welke andere meer welzijnsachtige oplossingen mogelijk zijn. Pas als dat allemaal niet mogelijk is, wordt meer professionele ondersteuning ingezet. Er wordt daarbij gewerkt vanuit het “wraparound care model” waarbij professionals vraaggestuurd vanuit één geïntegreerde aanpak werken in een cirkel rondom de zorgvrager. Door consequent vanuit het “stepped care principe” te werken kan en zal het zwaartepunt verschuiven van zwaardere ondersteuning naar lichtere vormen van ondersteuning. 2 b. Voor een adequate invulling van de ondersteuning is een nieuwe inrichting van het Wmo stelsel nodig. Het nieuwe Wmo stelsel wordt gebaseerd op de uitgangspunten dichtbij en integraal. Er zal vraaggericht i.p.v. aanbodgericht worden gewerkt. Ook zal de ondersteuning zoveel mogelijk dichtbij in de buurt worden georganiseerd. Op deze manier kan beter worden aangesloten bij de leefwereld, de behoeften en de mogelijkheden van de inwoners. 2 c. Aan de ene kant wordt de mogelijkheid geboden de middelen ontschot in zetten, aan de andere kant kan zo zicht worden gehouden op de budgetten die voor de verschillende decentralisatiedossiers worden ingezet. TD1401
Paginanummer 2
Nummer: 131078340 De gelden van de 3 decentralisaties komen naar de gemeente via een sociaal deelfonds, als een apart onderdeel binnen het gemeentefonds. Het verdient aanbeveling de mogelijkheid open te houden de middelen binnen het transitiefonds ontschot in te zetten. De mogelijkheid blijft dan bestaan om, als beleidskeuzes daar aanleiding toe geven, te schuiven tussen de budgetten voor de 3 decentralisaties. De omvang en de complexiteit van de dossiers maken het echter wenselijk in de eerste jaren wel zicht te houden op de budgetten (zorg, jeugd, werk) die voor de afzonderlijke dossiers beschikbaar zijn. Financiële aspecten -
-
Op dit moment is nog niet bekend hoe hoog het budget voor de Wmo zal zijn. De verwachting is dat hierover in de meicirculaire 2014 meer duidelijkheid wordt gegeven. De financiële uitwerking hiervan wordt meegenomen in de uitwerkingsnota die in de tweede helft van 2014 aan de raad wordt voorgelegd. Uitgangspunt is dat de taken worden uitgevoerd met het budget dat daarvoor vanuit het rijk beschikbaar is. Het budget materieel evenwicht wordt gevonden binnen de door het rijk beschikbaar gestelde middelen. Er zal bij de eerstvolgende begrotingscyclus een voorstel worden gedaan voor het instellen van een budget materieel evenwicht. De verdeling van het landelijk budget over de gemeenten wordt in 2015 nog gebaseerd op de historische uitgaven, d.w.z. op de bedragen die nu vanuit de AWBZ in de afzonderlijke gemeenten worden uitgegeven aan de te decentraliseren taken, uiteraard gecorrigeerd met allerlei kortingen. Er zal naar verwachting in 2016 een objectief verdeelmodel komen. Dan zal het landelijk budget op basis van nog nader te bepalen objectieve criteria worden verdeeld over de gemeenten. Dit zal leiden tot aanzienlijke budgetverschuivingen tussen gemeenten en voor Lelystad waarschijnlijk ook de nodige (nadelige) consequenties hebben. Dit kan betekenen dat er te zijner tijd een gewijzigd financieel beeld aan de raad wordt voorgelegd.
Kanttekeningen Gezien de rijkskortingen zal de uitvoering met minder middelen moeten worden geregeld. Door een andere benadering en invulling van de ondersteuning is op onderdelen efficiencywinst te behalen. Gezien de omvang van de bezuinigingen zal er evenwel ook rekening mee moeten worden gehouden dat op onderdelen ook zeker sprake zal zijn van versobering van het aanbod. De wettekst van de Wmo wordt ingrijpend gewijzigd. De verwachting is dat de nieuwe wet niet eerder dan medio 2014 zal worden vastgesteld. Er kan qua wetgeving nog wel het een en ander veranderen. Dit kan ertoe leiden dat de koers op onderdelen moet worden bijgesteld. Communicatie en voortgang Voor de communicatie richting cliënten/burgers en partners wordt een communicatieplan opgesteld. Dit is onderdeel van de uitwerking van de kadernota AWBZ/Wmo. In de kadernota zijn acties voor het vervolgtraject geformuleerd. In de tweede helft van 2014 zal als vervolg op de Kadernota een Wmo uitwerkingsnota met daaraan gekoppeld een nieuwe Wmo verordening aan de raad worden voorgelegd.
Lelystad, 7 januari 2014 Het college van de gemeente Lelystad, de secretaris,
de burgemeester,
N. Versteeg
M. Horselenberg
TD1401
Paginanummer 3
Raadsbesluit Nummer: 131078340 De raad van de gemeente Lelystad, op voorstel van het college van de gemeente Lelystad d.d. 7 januari 2014; B E S L U I T: 1. kennis te nemen van de “Kadernota transitie AWBZ/Wmo”; 2. de volgende in de nota opgenomen kaderstellende uitspraken vast te stellen: a. het nieuwe Wmo stelsel erop te richten dat mensen zoveel mogelijk zelfstandig kunnen blijven participeren en functioneren. Daarbij uit te gaan van het “stepped care principe” waarbij de eigen verantwoordelijkheid van de burger en zijn netwerk centraal staat en het zwaartepunt wordt verschoven van zwaardere ondersteuning naar lichtere vormen van ondersteuning. Hierbij te werken op basis van het ‘wraparound care’ model, waarbij vraaggestuurd met en rondom een gezin wordt gewerkt; b. het nieuwe stelsel voor de Wmo te baseren op de uitgangspunten dichtbij en integraal: I te kiezen voor een vraaggerichte en gebiedsgerichte benadering waarbij uitgegaan wordt van drie lagen: de basis, de ondersteuning thuis en de specifieke voorzieningen; II de basis te versterken zodat burgers zich zoveel mogelijk zelf kunnen redden en er minder (zware) ondersteuning nodig is. Het gebruik van de ondersteuning thuis en de specifieke voorzieningen hiermee zoveel mogelijk terug te brengen; III de toegang tot de ondersteuning dicht bij de burgers en laagdrempelig in de wijk te organiseren. Daartoe sociale wijkteams in te zetten die voldoende deskundig zijn om in overleg met de cliënt (en diens mantelzorger) een passend ondersteuningsplan te maken; IV integraal te werken op basis van “één gezin, één plan, één regisseur”; c. voor de financiering de volgende uitgangspunten vast te stellen: I de mogelijkheid te houden de middelen voor het sociaal deelfonds (ondersteuning, jeugd en werk) ontschot in te zetten maar in de periode 2015 t/m 2018 zichtbaar op te nemen in de P&C cyclus; II het aantal open-eindregelingen zoveel mogelijk te beperken; III ter verevening van de uitgaven voor de Jeugdzorg en Wmo bij de eerstvolgende begrotingscyclus een voorstel tegemoet te zien voor het instellen van een “budget materieel evenwicht”.
Lelystad, De raad van de gemeente Lelystad, de griffier,
TD1401
de voorzitter,
Paginanummer 4
samen leven, samen redzaam
Kadernota transitie AWBZ/Wmo
Kadernota transitie AWBZ/Wmo Samenvatting 1.
Algemeen 1.1 Transformatie van het sociale domein 1.2 Op weg naar een nieuw Wmo stelsel: verandering noodzakelijk 1.3 Wmo binnen het sociaal domein 1.4 Regionale samenwerking 1.5 Voortraject 1.6 Opzet kadernota
4 4 5 6 6 7 7
2.
Ambitie en uitgangspunten 2.1 Onze visie en ambitie 2.2 Uitgangspunten/principes
9 9 9
3.
Veranderingen binnen de Wmo/AWBZ 3.1 Hervorming langdurige zorg 3.2 Nieuwe taken en aandachtsgroepen voor de gemeente 3.3 Nieuwe wetgeving: Wmo 2015
13 13 14 17
4.
Een nieuw stelsel voor de Wmo 4.1 Schets van de nieuwe sociale infrastructuur 4.2 Toegang 4.3 Positie burgers en cliënten 4.4 Persoonsgebonden budget 4.5 Eigen bijdragen/maatwerkvoorziening 4.6 Overgang 4.7 Monitoring 4.8 Risico’s transitie
19 19 22 24 25 27 28 29 30
5.
Financiering en sturing vanuit gemeente 5.1 Sturing vanuit de gemeente 5.2 Beheersing uitgaven 5.3 Rijksuitkering en instellen budget materieel evenwicht
31 31 32 33
6.
Sociale infrastructuur uitgewerkt 6.1 De basis versterken 6.2 Ondersteuning thuis 6.3 Specifieke ondersteuning
34 34 37 39
7.
Vervolgtraject
41
Bijlagen: 1. Impressie van de door partijen aangedragen concepten 2. Samenvatting consultatie gebruikersgroepen 3. Samenvatting resultaten Congres Wmo en Jeugdzorg 04-12-13 4. Samenvatting inspraakreacties 5. Advies Wmo Cliëntenraad 6. Verklaring begrippen
42 44 45 46 48 55
1
Kadernota transitie AWBZ/Wmo 07-01-2014 versie raad
Samenvatting Ons streven is dat inwoners zoveel mogelijk naar vermogen en vanuit eigen kracht meedoen aan de samenleving. Onze ambitie is dat mensen zelf eventueel met hulp van anderen uit hun omgeving hun ondersteuningsvraag oplossen. Voor mensen die dit niet kunnen blijft er passende ondersteuning beschikbaar. Er wordt daarbij gewerkt op basis van het “stepped care principe”: eerst kijken wat iemand zelf kan, wat zijn of haar omgeving (familie, buren, vrienden e.d.) kan betekenen en wat met vrijwilligers kan worden opgelost. Vervolgens wordt gekeken welke andere meer welzijnsachtige oplossingen mogelijk zijn. Pas als dat niet mogelijk is, wordt meer professionele ondersteuning ingezet. Er wordt hierbij gewerkt vanuit het “wraparound care model”, waarbij professionals vraaggestuurd vanuit één geïntegreerde aanpak werken in een cirkel rondom de zorgvrager. De sociale infrastructuur zal op basis van deze uitgangspunten worden (her)ingericht. Er wordt daarbij gekozen voor een benadering waarbij we drie “lagen” onderscheiden: de basis, ondersteuning thuis en specifieke ondersteuning. We willen dat het accent van de ondersteuning verschuift van zwaardere vormen van ondersteuning naar de basis: oplossingen in het eigen netwerk en lichtere vormen van ondersteuning. Wij sluiten hierbij qua schaal zoveel mogelijk aan bij de leefwereld van mensen. Er wordt ingezet op het versterken van de basis, d.w.z. de eigen kracht meer benutten maar ook (extra) basisvoorzieningen realiseren zoals dagactiviteiten en inloopvoorzieningen in de wijk en versterking van de mantelzorgondersteuning. Met een sterke en brede basis zal het beroep op duurdere en zwaardere vormen van ondersteuning worden uitgesteld of voorkomen. Het voornemen is de ondersteuning thuis gebiedsgericht en onderling afgestemd te organiseren, met minder regelgeving en meer ruimte voor de professional. Dit leidt tot een meer efficiënte, flexibele en klantgerichte dienstverlening. De persoonlijke verzorging zal niet onder de Wmo maar onder de Zorgverzekeringswet worden gebracht. Dit betekent dat voor een integrale ondersteuning een goede afstemming met de zorgverzekeraar onontbeerlijk is. Wij willen zoveel mogelijk regelen met voorzieningen in de basis waardoor de inzet van specifieke voorzieningen, zoals dagbesteding minder nodig zal zijn. De ondersteuning zal veranderen: een deel zal anders worden ingevuld maar op onderdelen zal er ook sprake zijn van versobering. Zo zal het aantal uren huishoudelijke hulp worden teruggebracht en zal de dagbesteding in de huidige vorm in omvang afnemen. In 2014 zal de nieuwe infrastructuur nader worden uitgewerkt en ingevuld.
Richtinggevende uitspraken Algemeen 1. Het toekomstige Wmo stelsel is erop gericht dat mensen zoveel mogelijk zelfstandig kunnen blijven participeren en functioneren. Uitgangspunt is het “stepped care principe” waarbij de eigen verantwoordelijkheid van de burger en zijn netwerk centraal staat. Het zwaartepunt wordt daarbij verschoven van zwaardere ondersteuning naar lichtere vormen van ondersteuning. Er wordt hierbij gewerkt op basis van “wraparound care” waarbij professionals vraaggestuurd vanuit één geïntegreerde aanpak, in een cirkel rondom de zorgvrager werken.
2
Kadernota transitie AWBZ/Wmo 07-01-2014 versie raad
Een nieuw stelsel voor de Wmo 2. Het nieuwe stelsel is gebaseerd op de uitgangspunten: dichtbij en integraal. a. Er wordt gekozen voor een vraaggerichte en gebiedsgerichte benadering waarbij uitgegaan wordt van drie lagen: de basis, de ondersteuning thuis en de specifieke voorzieningen. De basis wordt versterkt zodat burgers zich zoveel mogelijk zelf kunnen redden en er minder (zware) ondersteuning nodig is. Het gebruik van de ondersteuning thuis en de specifieke voorzieningen wordt hiermee zoveel mogelijk teruggebracht. b. De toegang tot de ondersteuning wordt dicht bij de burgers en laagdrempelig in de wijk georganiseerd. Er worden sociale wijkteams ingezet die voldoende deskundig zijn om in overleg met de cliënt (en diens mantelzorger) een passend ondersteuningsplan te maken. c. Er wordt integraal gewerkt op basis van “één gezin, één plan, één regisseur”. Financiering en sturing vanuit de gemeente 3 a. De middelen voor het sociaal deelfonds (ondersteuning, jeugd en werk) kunnen ontschot worden ingezet maar worden in de periode 2015 t/m 2018 zichtbaar opgenomen in de P&C cyclus. b. Het aantal open-eindregelingen wordt zoveel mogelijk beperkt. Ter verevening van de uitgaven voor de Jeugdzorg en Wmo wordt bij de eerstvolgende begrotingscyclus een voorstel voor het instellen van een “budget materieel evenwicht” aan de raad voorgelegd. c. De gemeente neemt de regierol en stuurt op hoofdlijnen. De verantwoordelijkheid voor de uitvoering wordt zoveel mogelijk neergelegd bij partijen in het veld. Er wordt in overleg met de partijen een systeem van “leren en verbeteren” ingezet. d. De intentie is primair om met bestaande partijen het aanbestedingstraject in te gaan en meerjarige afspraken te maken. Aanvullende maatregelen 4. a. De nieuwe Wmo stelt ten aanzien van het persoonsgebonden budget een aantal beperkende voorwaarden. Doelmatige inzet van het persoonsgebonden budget blijft een waardevolle mogelijkheid om passende ondersteuning te bieden. Wanneer professionals en cliënt inschatten dat de inzet van een persoonsgebonden budget het meest efficiënte en effectieve middel is voor de ondersteuning zal dit in principe worden toegekend. b. Voor Wmo voorzieningen wordt, voor zover de wet dit toelaat, de maximale toegestane inkomensafhankelijke eigen bijdrage in rekening gebracht. c. De maatwerkgelden worden primair ingezet om ondersteuning ook voor mensen met de laagste inkomens bereikbaar en betaalbaar te houden. d. De ondersteuning thuis wordt ingevuld op basis van populatiebekostiging1 en voor de dagbesteding wordt vooraf de budgettaire ruimte vastgesteld e. De huishoudelijke hulp (onderdeel van ondersteuning thuis) wordt versoberd. Een optie is dat het aantal uren wordt teruggebracht en dat er weer meer met alfahulpen wordt gewerkt. f. De huidige capaciteit aan dagbesteding wordt teruggebracht en deels gecompenseerd met activiteiten in de buurt (de basis).
1
Populatiebekostiging: verstrekken van een budget aan een of meerdere instellingen voor het bedienen van een doelgroep of een populatie.
3
Kadernota transitie AWBZ/Wmo 07-01-2014 versie raad
1.
Algemeen
1.1
Transformatie van het sociale domein
In het sociale domein voltrekt zich in hoog tempo een aantal fundamentele veranderingen. Gemeenten gaan de komende jaren de verantwoordelijkheid dragen voor de Jeugdzorg, voor nieuwe Wmo-taken vanuit de AWBZ en voor de Participatiewet. Hiermee worden gemeenten geheel verantwoordelijk voor de activiteiten op het gebied van ondersteuning, begeleiding en re-integratie. De decentralisatie van bevoegdheden, verantwoordelijkheden en middelen van het rijk naar lokaal niveau dwingt gemeenten, maatschappelijke instellingen, bedrijven en burgers om zich te bezinnen op hun rol en positie in het lokale sociale domein. Dit geldt ook voor de vierde decentralisatie, die van passend onderwijs, waarbij de regie niet zo zeer bij de gemeente maar bij het onderwijs ligt. De noodzaak om samen te werken aan vernieuwing en nieuwe verhoudingen is groter dan voorheen. De ruimte daarvoor ook. Om de kansen die de decentralisaties bieden optimaal te benutten, is het zaak te 2 komen tot meer samenhang op het terrein van de participatie, ondersteuning en jeugdhulp . Hiermee ontstaat een unieke kans om het complexe sociale domein flink te vereenvoudigen. Gemeenten krijgen meer taken en meer ruimte om zelf het beleid te bepalen. Onderstaand schema geeft een goed beeld van de omvang van de geldstromen in relatie tot de algemene uitkering uit het gemeentefonds. Daarbij moet worden aangetekend dat de wetgevingstrajecten AWBZ/Wmo en Participatiewet nog niet doorlopen zijn3.
Het sociale stelsel in Nederland is sterk maar staat onder druk, niet in de laatste plaats door onhoudbare kostenstijgingen. De oplossing ligt in een integrale benadering die aansluit bij het sociale leven en problematiek en ruimte laat voor de verschillen tussen burgers en hun omgeving. Een integrale en meer generalistische aanpak in de eerste lijn is, zoals uit onderzoek van onder andere het Verwey-Jonker Instituut blijkt, ook goedkoper en effectiever. Bovendien lijkt zo’n aanpak duurzamer, als dit gebeurt in samenwerking met vrijwilligers en de buurt en in samenspel met de eerste en tweede lijn.
2 3
VNG, Bouwen op de kracht van burgers, 2012 Memo VNG-expertisecentrum gemeentefinanciën d.d. 29-08-2013; het budget Wmo is nog inclusief persoonlijke verzorging.
4
Kadernota transitie AWBZ/Wmo 07-01-2014 versie raad
Een stelselwijziging waarbij vooral de structuur centraal staat (nieuwe regels, wetten, financiële verhoudingen) is niet voldoende om een nieuwe manier van werken in het lokale sociale domein te bereiken. Dit vergt een transformatie naar een nieuw lokaal samenspel, een nieuwe cultuur, nieuwe verhoudingen en nieuwe werkwijzen. Gemeenten zijn – als lokale overheid, dicht bij de burger – als geen ander in staat die transformatie gestalte te geven. Gemeenten hebben bij de bijstand en maatschappelijke ondersteuning in het kader van de Wmo laten zien dat zij de transformatie van ‘verzorgingsstaat’ naar ‘participatiemaatschappij’ succesvol kunnen vormgeven. De gemeente Lelystad als regisseur van het lokale sociale domein heeft er voor gekozen deze “samenhangende en integrale benadering” te vertalen naar een aanpak op de drie decentralisatie dossiers, met een scherpe focus op die verbindingen tussen de dossiers die daadwerkelijk in onderlinge samenhang ontwikkeld en uitgevoerd moeten worden. We doen dit geïnspireerd vanuit het . in 2008 verschenen rapport van de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling ‘De ontkokering voorbij’ In dit kader heeft het college eerder in april 2013 een notitie over ondersteuning WWB-ers met een beperkte arbeidscapaciteit vastgesteld waarin de verbinding wordt gelegd tussen Wmo en Participatiewet alsmede in september 2013 een notitie waarin de verbinding wordt gelegd tussen de decentralisatie Jeugdzorg en passend onderwijs. In deze nota wordt vooral gefocust op de decentralisatie van AWBZ taken en de nieuwe Wmo. Daar waar relevant zal de verbinding met de andere dossiers worden gelegd zodat er sprake is van een samenhangende aanpak.
1.2
Op weg naar een nieuw Wmo stelsel: verandering noodzakelijk
De langdurige zorg wordt hervormd. De AWBZ wordt teruggebracht tot de kern, een voorziening voor de meest kwetsbare mensen voor wie deelname aan de samenleving niet (meer) mogelijk is; zij blijven een recht houden op passende zorg in een instelling. De zorgverzekeraar en de gemeenten worden vanaf 1 januari 2015 verantwoordelijk voor de zorg en ondersteuning van thuiswonenden. De medische ondersteuning gaat onder de zorgverzekeringswet vallen. De gemeenten worden verantwoordelijk voor de niet medische ondersteuning van hun inwoners. Het gaat hierbij om ouderen, inwoners met een lichamelijke en verstandelijke beperking en inwoners met een psychiatrische aandoening. Wij streven ernaar dat alle inwoners naar vermogen en vanuit eigen kracht meedoen aan de samenleving. Onze ambitie is dat mensen zelf eventueel met hulp van anderen uit hun omgeving hun ondersteuningsvraag oplossen. Voor mensen die dit niet kunnen blijft er passende ondersteuning beschikbaar. Het toekomstige Wmo stelsel wordt erop gericht dat mensen zoveel mogelijk zelfstandig kunnen blijven participeren en functioneren. Het waarmaken van dit “nieuwe” stelsel vraagt om een omslag. Vraaggericht werken en niet meer aanbodgericht. En professionals die beginnen met de vraag ‘wat kunt u zelf?’ om vervolgens het ondersteuningsaanbod daarop af te stemmen. Het vereist ook een omslag in de samenleving. Mensen zullen bij een zich aandienende zorgvraag ook eerst de vraag moeten stellen ‘wat kan ik (en mijn directe omgeving) er zelf aan doen?’. De reflex ‘daar hebben we de zorgverlener voor’ zal niet vanzelf verdwijnen. Daarvoor is tijd nodig. De beweging van zware naar lichtere vormen van ondersteuning moet met kracht worden ingezet willen we als gemeente in de toekomst de noodzakelijke ondersteuning (licht of zwaar) kunnen garanderen en tegelijkertijd de aanzienlijke bezuiniging realiseren. Dit maakt een hervorming noodzakelijk. We moeten er naar toe dat er meer ondersteuning geboden wordt in de directe omgeving van mensen, deels ook door het eigen netwerk. De gemeente zet deze transitie in met haar lokale partners zoals welzijn/zorginstellingen, huisartsen, cliënten en cliëntorganisaties.
5
Kadernota transitie AWBZ/Wmo 07-01-2014 versie raad
1.3
Wmo binnen het sociale domein
Zoals hiervoor vermeld kiest de gemeente voor een samenhangende en integrale benadering op het sociale domein. Er wordt gekozen voor een uitwerking van de dossiers waarbij de onderdelen die met elkaar samenhangen, ook daadwerkelijk in samenhang met elkaar ontwikkeld en uitgevoerd worden. Inhoudelijk liggen er de nodige verbindingen tussen de Wmo en de Participatiewet en tussen de Wmo en de nieuwe Jeugdwet. Wmo en Participatiewet Zowel de Participatiewet (waarin WWB, Wajong en WSW opgaan) als de Wmo richten zich op het vergroten van de zelfredzaamheid van onze inwoners: de Wmo richt zich vooral op ondersteuning en welzijn, de Participatiewet is vooral gericht op arbeidsparticipatie. Eerder is in Lelystad de keuze gemaakt dat de middelen vanuit de Participatiewet vooral worden ingezet voor trajecten richting werk, voor mensen met een uitkering met een arbeidscapaciteit van 50% of meer. Mensen met een beperkte arbeidscapaciteit kunnen, evenals andere inwoners, gebruik maken van ondersteuning vanuit de Wmo. Bij de toegang tot het participatie- c.q. ondersteuningsaanbod vanuit de Wmo is de mate van zelfredzaamheid bepalend en niet het al dan niet hebben van een uitkering. Het is van belang de toegang tot de Wmo en de toegang tot de Participatiewet goed op elkaar af te stemmen zodat er sprake is van een integrale benadering. Verder ligt er een samenhang wat betreft beschut werken en dagbesteding. In de Participatiewet is de voorziening beschut werken opgenomen. Het gaat hierbij om gesubsidieerde arbeidsplaatsen binnen de Sociale Werkvoorziening. De (arbeidsmatige) dagbesteding wordt vanuit de AWBZ overgeheveld naar de Wmo. De activiteiten binnen beschut werken en de arbeidsmatige dagbesteding zijn deels vergelijkbaar en ook de gebruikersgroepen zijn niet altijd duidelijk te onderscheiden en kunnen overlap vertonen. Wij zullen daarom ons beleid ten aanzien van arbeidsmatige dagbesteding in afstemming met ons beleid ten aanzien van beschut werken ontwikkelen (zie verder paragraaf 6.3). Wmo en Jeugdwet Op grond van de nieuwe wetgeving zal de ondersteuning voor inwoners van 18 jaar en ouder vooral onder de Wmo gaan vallen en de ondersteuning voor 18 - zal met name onder de nieuwe Jeugdwet gaan vallen. Wij willen bij 18 jaar geen “knik” in de ondersteuning maar een doorlopend traject. Het is daarom noodzakelijk de inzet vanuit de Wmo en vanuit de Jeugdwet op dit onderdeel goed op elkaar af te stemmen. Verder kan binnen een gezin zowel inzet vanuit de Wmo als vanuit de Jeugdwet nodig zijn. We willen gaan werken vanuit het principe “één gezin, één plan, één regisseur”. Dit betekent dat er ook op dit punt afstemming noodzakelijk is. In paragraaf 4.2 is dit verder uitgewerkt.
1.4
Regionale samenwerking
De gemeenten werken, voor zover relevant, zowel bestuurlijk als ambtelijk nauw samen voor wat betreft de drie decentralisatiedossiers. Het uitgangspunt daarbij is: lokaal waar mogelijk en regionaal waar nodig. Voor de jeugdzorg geldt dat regionale samenwerking op een aantal onderdelen verplicht is voorgeschreven in de nieuwe Jeugdwet. Voor de nieuwe Wmo geldt deze verplichting (met uitzondering van het onderdeel maatschappelijke opvang en beschermd wonen) niet. De Flevolandse gemeenten willen de ondersteuning vooral op wijk- en stadsdeelniveau gaan organiseren. Hiervoor wordt een schaal van ca. 15.000 tot 20.000 inwoners goed werkbaar geacht. Elke Flevolandse gemeente is hiervoor voldoende groot en de gemeenten zien daarom vooralsnog geen aanleiding om op regionaal niveau formele 6
Kadernota transitie AWBZ/Wmo 07-01-2014 versie raad
samenwerkingsverbanden aan te gaan. Wel wordt bekeken of bepaalde zaken in de uitvoering gezamenlijk efficiënter georganiseerd kunnen worden. Een voorbeeld hiervan is dat de onderzoeksafdelingen van Lelystad en Almere voor heel Flevoland de Wmo/AWBZ cijfers verzamelen en analyseren. Verder wordt er regelmatig onderling informatie uitgewisseld en vindt er afstemming plaats over de wijze waarop de gemeenten invulling geven aan het proces. Voor de maatschappelijke opvang is er wel sprake van een formele samenwerking tussen de Flevolandse gemeenten. Hiervoor geldt de centrumgemeente constructie. De rijksoverheid stelt middelen beschikbaar aan de centrumgemeente Almere. Almere bepaalt vervolgens in overleg met de andere Flevolandse gemeenten, hoe hier invulling aan wordt gegeven. Het is nu nog onduidelijk of en hoe lang deze constructie onder de nieuwe Wmo blijft bestaan. De Flevolandse gemeenten staan op het standpunt dat het wenselijk is dat de huidige centrumgemeente constructie voorlopig nog tot 1 januari 2017 te continueren waarbij de inzet is dat, als de regelgeving dit toelaat, de taken daarna zoveel mogelijk worden neergelegd bij de individuele gemeenten4.
1.5
Het voortraject
Voorafgaand aan deze kadernota is er overleg geweest met alle partijen betrokken bij de AWBZ decentralisatie. Er zijn expertbijeenkomsten georganiseerd rond de volgende aandachtsgroepen: ouderen, mensen met een verstandelijke beperking en mensen met psychiatrische problematiek. Bij deze bijeenkomsten waren de betrokken AWBZ partijen, de relevante welzijnspartijen en vertegenwoordigers van de Wmo Cliëntenraad aanwezig. Tijdens deze bijeenkomsten is informatie uitgewisseld over het transitieproces en de koers/beweging besproken die de gemeente in wil zetten op basis van uitgangspunten zoals opgenomen in de Visie op hoofdlijnen decentralisaties AWBZ en Jeugdzorg5. De partijen zijn uitgenodigd om aan te geven hoe en op welke terreinen kan worden samengewerkt en te komen met nieuwe concepten. Bijlage 1 geeft een impressie van de ingediende concepten. De Wmo Cliëntenraad is betrokken geweest bij de voorbereiding: de Wmo Cliëntenraad is op de hoogte gehouden van de ontwikkelingen, de plannen zijn met hen besproken en zij hebben hierop kunnen reageren. Daarnaast is er, in overleg met de Wmo Cliëntenraad en het GOL (Georganiseerd Overleg Lelystad), in een aantal afzonderlijke bijeenkomsten gesproken met groepen gebruikers. Een korte samenvatting van deze bijeenkomsten kunt u terugvinden in bijlage 2. Verder is er een klankbordgroep van de raad ingesteld, waarin raadsleden in vijf sessies zijn geïnformeerd over ontwikkelingen rond de AWBZ en Jeugdzorg. Tenslotte is er op 4 november 2013 een werkconferentie georganiseerd waarvoor raadsleden, professionals uit het veld van de (jeugd)zorg en de Wmo Cliëntenraad waren uitgenodigd. De resultaten hiervan treft u aan in bijlage 3. In november/december 2013 is de concept kadernota voor advies voorgelegd aan de Wmo Cliëntenraad en de betrokken partijen. Bijlagen 4 en 5 bevatten een samenvatting van de binnengekomen reacties en het advies van de Wmo Cliëntenraad. Een deel van de inbreng is meegenomen in deze kadernota; een deel zal bij de verdere uitwerking in 2014 een plaats krijgen.
1.6
Opzet van de nota
In hoofdstuk 2 zijn onze ambitie en uitgangspunten beschreven. In hoofdstuk 3 geven we een beschrijving van alle veranderingen binnen de AWBZ en de consequenties hiervan voor de gemeente.
4
In het bestuurlijk overleg van de Flevolandse wethouders betrokken bij de transities is in principe gekozen voor het voorlopig continueren van de centrumgemeente constructie tot 1-1-2017. 5 De visie op hoofdlijnen is begin 2012 door de gemeenteraad vastgesteld. Zie verder paragraaf 3.2.
7
Kadernota transitie AWBZ/Wmo 07-01-2014 versie raad
In hoofdstuk 4 geven we een beeld van het nieuwe sociale stelsel voor de Wmo, uitgaande van onze ambitie en uitgangspunten. In hoofdstuk 5 is beschreven hoe de sturing en financiering vanuit de gemeente eruit gaan zien. In hoofdstuk 6 is een eerste schets gegeven van de invulling van de nieuwe sociale infrastructuur. Tenslotte is in hoofdstuk 7 aangegeven hoe het vervolgtraject eruit ziet. Aan het eind van de nota is een verklarende woordenlijst opgenomen.
8
Kadernota transitie AWBZ/Wmo 07-01-2014 versie raad
2.
Ambitie en uitgangspunten
De maatschappij ontwikkelt zich van een verzorgingsstaat naar een participatiemaatschappij. We gaan van een samenleving waarin de overheid veel voor ons regelde naar een samenleving waar de inwoners steeds meer worden aangesproken op hun eigen verantwoordelijkheid en steeds meer zelf (moeten) gaan doen. Dit geldt voor allerlei terreinen maar vooral ook voor de zorg. De staatssecretaris heeft aangegeven de langdurige zorg geheel te willen hervormen, gericht op houdbaarheid en betaalbaarheid. Enerzijds zien we dat de budgetten voor de zorg worden ingeperkt, anderzijds zien we dat steeds meer taken verschuiven van landelijk naar gemeentelijk niveau. De gemeente staat voor de opgave ondersteuning voor haar inwoners te regelen met aanzienlijk minder middelen. Wij zullen daarom moeten werken aan een toekomstbestendig ondersteuningsstelsel.
2.1
Onze visie en ambitie
Wij streven ernaar dat alle inwoners naar vermogen en vanuit eigen kracht meedoen aan de samenleving. Voor het overgrote deel van onze inwoners is dit vanzelfsprekend: zij kunnen in hun eigen onderhoud voorzien en nemen actief deel aan de maatschappij. Veel Lelystedelingen bieden ook ondersteuning aan anderen, bijvoorbeeld als (zorg)vrijwilliger, als goede buur of als mantelzorger. Voor een aantal inwoners gaat de participatie niet vanzelf. Dan kan ondersteuning tijdelijk of permanent nodig zijn. Wij streven ernaar deze ondersteuning zoveel mogelijk laagdrempelig te organiseren in de eigen leefomgeving van mensen, met behulp van sociale netwerken en (zorg)vrijwilligers in de wijken. Wij gaan ervan uit dat inwoners allereerst zelf verantwoordelijk zijn voor hun participatie. De gemeente heeft hierbij een stimulerende en activerende rol. Wij willen dat er passende ondersteuning wordt geboden aan inwoners die het (tijdelijk) niet op eigen kracht redden. Hierbij wordt uitgegaan van maatwerkoplossingen waarbij de mogelijkheden en de kracht van onze inwoners voorop staan, in plaats van het probleem voorop te stellen. We werken daarbij vraaggericht en niet aanbodbericht. De gemeente werkt als regiegemeente, waarbij de uitvoering zoveel mogelijk wordt neergelegd bij de partijen in het veld. Onze ambitie is dat mensen zelf en met hulp van anderen uit hun omgeving hun hulpvragen oplossen. Zij hoeven minder een beroep te doen op de overheid. Voor mensen die dit niet kunnen blijft er passende ondersteuning beschikbaar.
2.2
Uitgangspunten en principes
In 2012 heeft de gemeenteraad de Visie op hoofdlijnen decentralisaties AWBZ en Jeugdzorg vastgesteld. Wij willen, aansluitend hierop, de herinrichting van de sociale infrastructuur baseren op de volgende uitgangspunten6. a. Meer participatie en zelfredzaamheid We streven naar een samenleving waarin iedereen participeert. Dat is niet voor iedere inwoner eenvoudig en vanzelfsprekendheid. Hier ligt dan ook een belangrijke opgave voor de gemeente om in te zetten op het bevorderen van de participatie en verhogen van de zelfredzaamheid. b. Eigen kracht en verantwoordelijkheid van de burger en zijn sociale netwerk staan centraal Iedere inwoner van Lelystad heeft talenten en mogelijkheden. Dit geldt ook voor burgers die 6
De uitgangspunten komen niet 1 op 1 overeen met de uitgangspunten genoemd in de visie. Op een aantal onderdelen zijn de uitgangspunten meer uitgewerkt en geconcretiseerd, rekening houdend met dit specifieke Wmo/AWBZ dossier.
9
Kadernota transitie AWBZ/Wmo 07-01-2014 versie raad
tijdelijk of permanent problemen ervaren op één of meer leefgebieden. Wij willen beleid dat gericht is op het ontdekken en stimuleren van talenten. In houding en gedrag moeten zorg en dienstverlening aansluiten op initiatieven en oplossingsmogelijkheden van bewoners zelf. Er wordt aldus gewerkt volgens het stepped care principe. Dit betekent dat eerst gekeken wordt wat iemand zelf kan, wat zijn of haar omgeving (familie, buren, vrienden e.d.) kan betekenen en wat er met vrijwilligers kan worden opgelost. Vervolgens wordt gekeken welke andere, meer welzijnsachtige oplossingen mogelijk zijn. Pas als dat allemaal niet mogelijk is wordt meer professionele ondersteuning ingezet.
Vrijwilligers/
Persoon zelf
Netwerk
Collectieve arrangementen
Professionele (individuele) zorg
Er wordt hierbij gewerkt vanuit het “wraparound care model”, waarbij professionals vraaggestuurd vanuit één geïntegreerde aanpak werken in een cirkel rondom de zorgvrager. c.
Steun is waar mogelijk preventief en eindig Hulpverleners zoeken actief de kracht op van het gewone leven dat zich afspeelt in gezinnen, scholen, bedrijven, jongerencentra, buurthuizen, sportclubs, kerk, moskee, amateurkunst, winkels, uitgaansleven en vrijwillige verbanden. Een kleine groep heeft daarbij tijdelijke of permanente ondersteuning nodig, waarbij soms de organisatie van het dagelijks leven of bijvoorbeeld de opvoeding van kinderen wordt overgenomen. Deze ondersteuning dient flexibele en indien mogelijk tijdelijk te zijn.
d. Nadruk op participatie i.p.v. zorg Er wordt uitgegaan van wat iemand nog wel kan i.p.v. wat iemand niet (meer) kan. Er wordt daarbij ook goed gekeken naar wat iemand kan betekenen voor haar/zijn omgeving. e. Zwaartepunt verleggen van zwaardere ondersteuning naar lichtere vormen van ondersteuning Er wordt ingezet op een verschuiving van zwaardere (geïndiceerde) ondersteuning naar goedkopere, lichtere oplossingen. Er kan hierbij worden gedacht aan een verschuiving van zorg naar welzijn of een combinatie hiervan. Er zal daarbij gewerkt moeten worden aan een flexibel systeem waarbij, indien nodig, snel kan worden op- en afgeschaald. f.
Zoveel mogelijk dichtbij organiseren De ondersteuning zal zoveel mogelijk dichtbij de mensen worden georganiseerd. Voor veel mensen, vooral voor kwetsbare mensen, is het belangrijk dat ondersteuning dichtbij en laagdrempelig aanwezig is. Het kan hierbij bijvoorbeeld gaan om sociale activiteiten in de buurt maar ook om het doen van vrijwilligerswerk voor de directe omgeving. Het is hierbij van belang optimaal gebruik te maken van bestaande buurt- en wijkvoorzieningen.
g. Meer met algemene voorzieningen regelen De inzet is om zoveel mogelijk te regelen met algemene, collectieve voorzieningen zodat er minder aparte individuele arrangementen nodig zijn. Een voorbeeld hiervan is een scootmobielpool waardoor het gebruik van individuele scootmobiels afneemt.
10
Kadernota transitie AWBZ/Wmo 07-01-2014 versie raad
h. Meer inzetten van vrijwilligers en mantelzorgers De inzet van (zorg)vrijwilligers en mantelzorgers wordt verder gestimuleerd. Het versterken van de mantelzorgondersteuning en de ondersteuning van het vrijwilligerswerk is al een speerpunt binnen ons Wmo beleid. Gezien de ontwikkelingen zal het beroep op mantelzorgers en vrijwilligers groter worden. i.
Meer ruimte geven aan burger en professional De gemeente wil zich ontwikkelen in de richting van regiegemeente en de verantwoordelijkheid voor de uitvoering in principe neerleggen bij burgers en partijen in het veld. Professionals kunnen, als de regelgeving vanuit de gemeente wordt teruggebracht, hun kennis en deskundigheid efficiënter en vraaggericht inzetten. Daarbij zal de professional meer over moeten laten aan de burger. Meer “aandacht voor…” maar niet direct overgaan tot “zorgen voor…..”.
j.
Eén gezin, één plan, één regisseur Er wordt niet alleen gekeken naar het individu maar naar het hele gezin. In het ondersteuningsplan wordt bijvoorbeeld ook de rol/ondersteuning van de mantelzorger meegenomen. Als er kinderen in het geding zijn, dan wordt ook nadrukkelijk gekeken welke inzet/ondersteuning voor hen nodig is. Dit vergt een goede afstemming tussen de verschillende dossiers.
k.
Goedkoper werken/kosten besparen Naast allerlei inhoudelijke koerswijzigingen, is het ook noodzakelijk om kritisch te kijken naar de kosten. Er zal bijvoorbeeld efficiënter gebruik gemaakt moeten worden van de bestaande sociale en fysieke infrastructuur. Dit geldt zowel voor gebouwen, verschillende vervoersvormen als voor inzet van personeel.
Op weg naar een nieuw Wmo stelsel Het toekomstige Wmo stelsel is erop gericht dat mensen zoveel mogelijk zelfstandig kunnen blijven participeren en functioneren. Het nieuwe stelsel wordt gebaseerd op het “stepped care principe” waarbij de eigen verantwoordelijkheid van de burger en zijn netwerk centraal staat. Het zwaartepunt wordt daarbij verschoven van zwaardere ondersteuning naar lichtere vormen van ondersteuning. Er wordt hierbij gewerkt op basis van “wraparound care” waarbij professionals vraaggestuurd vanuit één geïntegreerde aanpak, in een cirkel rondom de zorgvrager werken. Het nieuwe stelsel wordt gebaseerd op de uitgangspunten: dichtbij en integraal. Dichtbij: vraaggericht en gebiedsgericht Wij willen ondersteuning die aansluit bij de vraag van de inwoners en we willen deze ondersteuning zoveel mogelijk dichtbij in de wijk organiseren. Dus vraaggericht en gebiedsgericht. Vooral voor kwetsbare mensen is het belangrijk dat ondersteuning dichtbij en laagdrempelig aanwezig is. Integraal: één gezin, één plan, één regisseur Er wordt gewerkt op basis van het principe: één gezin, één plan, één regisseur. In de volgende paragraaf wordt geschetst hoe we de sociale infrastructuur, uitgaande van de hiervoor genoemde ambitie en uitgangspunten, vorm willen geven.
11
Kadernota transitie AWBZ/Wmo 07-01-2014 versie raad
Ambitie en uitgangspunten Wij streven ernaar dat alle inwoners naar vermogen en vanuit eigen kracht meedoen aan de samenleving. Onze ambitie is dat mensen zelf eventueel met hulp van anderen uit hun omgeving hun ondersteuningsvraag oplossen. Voor mensen die dit niet kunnen blijft er passende ondersteuning beschikbaar. Het nieuwe Wmo stelsel wordt gebaseerd op het stepped care principe. Dit betekent dat eerst gekeken wordt wat iemand zelf kan, wat zijn of haar omgeving (familie, buren, vrienden e.d.) kan betekenen en wat er met vrijwilligers kan worden opgelost. Vervolgens wordt gekeken welke andere, meer welzijnsachtige oplossingen mogelijk zijn. Pas als dat allemaal niet mogelijk is wordt meer professionele ondersteuning ingezet.
Wij willen dat de ondersteuning dicht bij de in inwoners wordt georganiseerd, dus vraaggericht en gebiedsgericht. Verder willen we dat er sprake is van een integrale aanpak: één gezin, één plan en één regisseur.
12
Kadernota transitie AWBZ/Wmo 07-01-2014 versie raad
3.
Veranderingen binnen de Wmo/AWBZ
3.1 Hervorming langdurige zorg Staatssecretaris van Rijn heeft op 25 april 2013 de Tweede Kamer geïnformeerd over de hervorming van de langdurige zorg. De hervormingen zijn, aldus de staatssecretaris, gericht op: - Betere kwaliteit van ondersteuning en zorg. Mensen willen zo lang mogelijk zelfstandig blijven wonen en niet eenzaam zijn. De zorg moet op basis hiervan worden heringericht. - Houdbaarheid en betaalbaarheid. Hervormingen zijn noodzakelijk omdat bij de huidige uitgavengroei het stelsel financieel onhoudbaar is. Door de hervormingen wordt de groei afgevlakt en blijft de langdurige zorg beter houdbaar/betaalbaar voor toekomstige generaties. - Meer voor elkaar zorgen. De hervorming van de langdurige zorg kan niet los worden gezien van de wijze waarop mensen in Nederland samen leven. Niet terug naar de tijd dat participatie afhankelijk was van liefdadigheid, maar ook niet naar een samenleving, waarin het tegengaan van eenzaamheid afhankelijk is van betaalde en verzekerde zorg. De AWBZ (Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten) wordt weer teruggebracht tot de kern. Er blijft een kern-AWBZ bestaan voor de meest kwetsbare mensen voor wie deelname aan de samenleving niet (meer) mogelijk is; zij blijven een recht houden op passende zorg in een instelling. De AWBZ wordt geheel ingetrokken en vervangen door de Wet Langdurige zorg (WLZ). Het voorgaande betekent dat allerlei andere vormen van zorg niet meer vergoed worden uit de AWBZ/WLZ. Een aantal taken vervalt, een aantal taken wordt overgeheveld richting gemeenten en een aantal taken gaat naar de zorgverzekeraar. In onderstaand schema is weergegeven hoe de AWBZ taken vanaf 2015 worden verdeeld.
Rijksoverheid Langdurige zorg
Zorgverzekeraaars Medische zorg
Gemeenten Ondersteuning (niet medisch)
•De rijksoverheid blijft verantwoordelijk voor de langdurige zorg, de zwaardere zorg voor ouderen en gehandicapten die in een instelling moeten verblijven. Deze zorg wordt geregeld in de Wet Langdurige Zorg (WLZ).
•De zorgverzekeraar wordt verantwoordelijk voor de medische ondersteuning/zorg. Dit wordt geregeld in de Zorgverzekeringswet (Zvw).
•Gemeenten worden verantwoordelijk voor de (niet medische) ondersteuning van inwoners. Dit wordt voor volwassenen geregeld in de Wmo en de ondersteuning voor 18- gaat dit onder de Wet Jeugdhulp vallen.
Inmiddels is, na een uitgebreide landelijke discussie, duidelijk dat verpleging en verzorging onderdeel worden van het verzekerd pakket op grond van de Zorgverzekeringswet.
13
Kadernota transitie AWBZ/Wmo 07-01-2014 versie raad
3.2 Nieuwe taken voor de gemeente a. Begeleiding en kortdurend verblijf Op 1 januari 2015 gaan de inwoners met extramurale AWBZ indicaties voor individuele begeleiding, groepsbegeleiding (dagbesteding) en kortdurend verblijf onder de gemeentelijke verantwoordelijkheid vallen. Het kan hierbij gaan om inwoners met een lichamelijke beperking, inwoners met psychogeriatrische problematiek (dementie), mensen met een verstandelijke beperking en/of mensen met een psychiatrische stoornis. De ondersteuning van inwoners tot 18 jaar komt onder de Jeugdwet te vallen en is verder in de Kadernota Jeugdzorg uitgewerkt. De ondersteuning van inwoners van 18 jaar en ouder gaat onder de Wmo vallen. Dit is in deze nota verder uitgewerkt. Tabel 1: aantal volwassen inwoners van Lelystad dat in 2011/2012 gebruik maakte van extramurale begeleiding en kortdurend verblijf7 Aantal Aantal inwoners Totaal aantal Totaal uitgaven 2012 inwoners met met zorg in natura gebruikers PGB Begeleiding individueel 275 815 1090 € 5,7 miljoen Begeleiding groep/ dagbesteding Kortdurend verblijf
151
339
490
€
3,8 miljoen
37
3
40
€
0,2 miljoen
Totaal
463
1157
1620
€
9,7 miljoen
Bron: rapportage Vektis, PGB cijfers 2011, ZIN cijfers 2012
Er werd vanuit de AWBZ in Lelystad op jaarbasis ca. 9,7 miljoen euro uitgegeven aan deze indicaties8. Er is vanaf 1-1-2015 voor de ondersteuning van deze groep (uitgaande van dit bedrag en een korting van 25%) een bedrag van 7,3 miljoen euro beschikbaar. De mensen met intramurale indicaties (verblijfsindicaties) blijven onder de AWBZ/WLZ vallen. Voor nieuwe aanvragen geldt evenwel dat zij niet meer worden toegelaten tot de AWBZ/WLZ tenzij zij zo’n zware zorgvraag hebben dat zij in een instelling opgenomen moeten worden. Qua omvang gaat het in 9 Lelystad om een groep van ruim 500 personen waaraan in 2012 15 miljoen euro werd uitgegeven. Deze mensen blijven onder de AWBZ/WLZ vallen maar zouden onder het nieuwe regime niet meer toegelaten worden tot de AWBZ/WLZ en onder de Wmo/Zvw (blijven) vallen. De verwachting is dat er als gevolg van deze extramuralisering jaarlijks ruim 100 extra inwoners een beroep zullen doen op de Wmo. De rijksuitkering zal gedurende een aantal jaren worden verhoogd ter compensatie van dit extra gebruik. Het is nu nog onduidelijk hoeveel en in welk tempo deze compensatie beschikbaar komt. b. Begeleiding bij dagelijkse levensverrichtingen Een resultaat van de onderhandelingen in december 2013 tussen VNG en kabinet is dat er voor begeleiding bij dagelijkse levensverrichtingen aan het Wmo budget een bedrag wordt toegevoegd van 5 % van het totale budget persoonlijke verzorging (geschat op € 125 miljoen). Het is nu nog niet duidelijk wat er precies onder deze begeleiding wordt verstaan.
7
Er zijn verschillende gegevenssets beschikbaar. De cijfers kunnen onderling behoorlijk verschillen. We hebben hier gebruik gemaakt van de Vektis cijfers omdat we denken dat deze op dit moment het meest betrouwbare beeld geven. 8 Tot voor kort werd ervan uitgegaan dat ook de persoonlijke verzorging overgeheveld zou worden naar de gemeente (in Lelystad werd hieraan in 2011/2012 11,4 miljoen euro uitgegeven). 9 Dit is nog inclusief verzorging. Er is nog niet berekend welk deel hiervan wordt gedecentraliseerd naar de gemeente.
14
Kadernota transitie AWBZ/Wmo 07-01-2014 versie raad
c. Financiële middelen voor zorgvuldige overgang en vernieuwing maatschappelijke ondersteuning. Een resultaat van de onderhandelingen in december 2013 tussen VNG en kabinet is dat gemeenten 200 miljoen extra krijgen voor het mogelijk maken van een zorgvuldige overgang van cliënten en een zorgvuldige transitie door aanbieders naar de Wmo 2015. Vanaf 2016 wordt structureel 200 miljoen euro extra aan het budget voor de Wmo 2015 toegevoegd zodat gemeenten vernieuwende ondersteuningsarrangementen kunnen ontwikkelen. d. Huishoudelijke hulp De gemeente is vanaf 2007 verantwoordelijk voor huishoudelijke hulp. Dit is geen nieuwe taak maar zal anders ingevuld moeten worden omdat er vanaf 1-1-2015 40% wordt gekort op de rijksuitkering.. Voor Lelystad gaat het om een korting van ca. 2 miljoen euro. e. Langdurige GGZ/beschermd wonen De doelstelling is om het leven voor mensen in een beschermde woonvorm daar waar mogelijk te normaliseren en het perspectief op integratie in de samenleving te bevorderen. Beschermd wonen wordt daarom vanaf 1 januari 2015 onder de nieuwe Wmo gebracht. Dit wordt dan vooralsnog een verantwoordelijkheid van centrumgemeente Almere. Als er behandeling nodig is, dan wordt dit vergoed vanuit de Zorgverzekering. Het is nog niet bekend welk budget hiermee gemoeid is. f. Sociale wijkteams De gemeenten krijgen vanaf 1-1-2015 van de rijksoverheid 50 miljoen euro om sociale wijkteams op te zetten of een extra impuls te geven. g. Cliëntondersteuning De gemeenten worden verantwoordelijk voor cliëntondersteuning. De middelen die nu vanuit de AWBZ ter financiering van de ondersteuningsorganisatie MEE worden ingezet, worden vanaf 1-12015 overgeheveld naar de gemeenten. Op het totale landelijke budget van 179 miljoen euro wordt een korting van 25 miljoen euro toegepast. h. Maatwerkvoorziening voor mensen met een beperking De volgende financiële regelingen voor chronisch zieken en gehandicapten verdwijnen: Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg); Compensatieregeling Eigen Risico. De budgetten die hiermee gemoeid zijn worden na een korting van ca. 50% overgeheveld naar de gemeenten die verantwoordelijk worden voor de invulling van een maatwerkvoorziening voor chronisch zieken en gehandicapten. De gemeenten mogen zelf bepalen hoe hier invulling aan te geven. Er kan bijvoorbeeld gekozen worden voor het bieden van diensten via de Wmo aan mensen met een laag inkomen of voor het geven van inkomenssteun via de bijzondere bijstand. Er wordt in 2014 € 45 miljoen overgeheveld naar gemeenten, oplopend tot € 270 miljoen in 2017. i. Mantelzorgcompliment Mantelzorgers die langdurig en intensief zorgen voor een familielid, partner, vriend of kennis kunnen in aanmerking komen voor een mantelzorgcompliment (in 2012 een bedrag van € 200, =). De Sociale Verzekeringsbank betaalt dit bedrag uit. Vanaf 1-1-2015 vervalt deze regeling. Het daarmee gemoeide budget wordt overgeheveld naar de gemeenten die hier dan zelf invulling aan moeten geven. Wijkverpleegkundige Tenslotte kan worden vermeld dat de rijksoverheid vanaf 1-1-2015 200 miljoen extra beschikbaar voor het inzetten van extra wijkverpleegkundigen. Dit budget gaat echter niet naar de gemeente maar wordt beschikbaar gesteld aan de zorgverzekeraar. 15
Kadernota transitie AWBZ/Wmo 07-01-2014 versie raad
Een resultaat van de onderhandelingen in december 2013 tussen VNG en kabinet is dat de wijkverpleegkundige deel gaat uitmaken van de sociale wijkteams en dat de werkzaamheden van de wijkverpleegkundige zich niet beperken tot de zorgverlening. Ook coördineren, signaleren, coachen en individuele, geïndiceerde en zorggerelateerde preventie gaan onder het takenpakket van de wijkverpleegkundige vallen. De volgende tabel geeft een overzicht van de nieuwe/gewijzigde Wmo taken en de budgetten die hiermee zijn gemoeid. Het gaat hier nu nog om heel globale inschattingen. De tabel zal worden geactualiseerd zodra er hierover meer concrete informatie beschikbaar is. Tabel 2: Overzicht nieuwe/gewijzigde Wmo taken en voorlopige globale inschatting van budgetten Onderwerp
Verandering
Over te hevelen budget 10
Landelijk
Lelystad
Begeleiding
Vanaf 1-1-2015 AWBZ budget met 25% korting naar gemeente.
Begeleiding bij dagelijkse levensverrichtingen
Vanaf 1-1-2015 5% budget persoonlijke verzorging naar gemeenten voor begeleiding dagelijkse levensverrichtingen
€ 125 miljoen
€ 0,5 miljoen
Overgang en vernieuwing
Vanaf 1-1-2015 extra rijksbudget naar gemeenten
€ 200 miljoen
€ 0,7 miljoen
Beschermd wonen
Taak gaat vooralsnog naar centrumgemeente.
Nog niet bekend
-
Huishoudelijke hulp
Vanaf 1-1-2015 40% korting op rijksuitkering Wmo.
Sociale wijkteams
Vanaf 1-1-2015 extra rijksbudget naar gemeente
€ 50 miljoen
€ 180.000
Cliëntondersteuning
Vanaf 1-1-2015 AWBZ budget met korting 15% naar gemeente
€ 155 miljoen
€ 550.000
Maatwerkvoorziening voor mensen met beperking
Vanaf 1-1-2014: rijksbudget met 50% korting naar gemeente.
€ 45 miljoen in 2014 oplopend tot € 270 miljoen in 2017
€ 166.000 (2014)
Mantelzorgcompliment
Vanaf 1-1-2015 AWBZ budget naar gemeente.
€ 106 miljoen
€ 390.000
€ 7,3 miljoen + jaarlijks toename budget i.v.m. extramuralisering
€ 2 miljoen minder
10
Het aandeel van Lelystad binnen de rijksuitkering Wmo is nu 0,36%. Dit percentage is ook gebruikt voor om globaal in te schatten welk budget Lelystad straks wellicht krijgt. Het gaat om een heel grove berekening. Het daadwerkelijke budget kan hi er aldus van afwijken.
16
Kadernota transitie AWBZ/Wmo 07-01-2014 versie raad
In de volgende hoofdstukken is verder uitgewerkt hoe we invulling willen geven aan deze nieuwe taken.
3.3 Nieuwe wetgeving: Wmo 2015 Er wordt gewerkt aan een ingrijpende wijziging voor de Wmo. Het wetsvoorstel voor de gewijzigde Wmo (Wmo 2015) is medio 2013 aangeboden aan de Raad van State. Nadat het ministerie van VWS het advies van de Raad van State heeft ontvangen zal het wetvoorstel aan de Tweede Kamer worden aangeboden. De verwachting is dat de Tweede Kamer begin 2014 hierover zal debatteren. Daarna volgt parlementaire behandeling in de Eerste Kamer. Het streven is het wetsvoorstel uiterlijk juli 2014 in de Staatscourant te publiceren. In de huidige Wmo worden 9 prestatievelden onderscheiden. In de concept Wmo 2015 komen deze niet terug maar wordt maatschappelijke ondersteuning als volgt omschreven: 1. Bevorderen van sociale samenhang, de mantelzorg en vrijwilligerswerk, de toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen met een beperking, de veiligheid en leefbaarheid in de gemeente, alsmede het voorkomen en bestrijden van huiselijk geweld. 2. Het ondersteunen van de zelfredzaamheid en participatie van personen met een beperking of met chronische psychische of psychosociale problemen zoveel mogelijk in de eigen leefomgeving. 3. Bieden van beschermd wonen en opvang. In de concept wet Wmo 2015 wordt onderscheid gemaakt tussen algemene voorzieningen en maatwerkvoorzieningen: - Een algemene voorziening is een aanbod van diensten en activiteiten dat zonder uitgebreid voorafgaand onderzoek naar de behoeften en persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers toegankelijk is en dat is gericht op het versterken van de zelfredzaamheid en participatie of opvang. - Een maatwerkvoorziening is een op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon afgestemd geheel van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen. De concept wet Wmo 2015 gaat ervan uit dat de burger in de eerste plaats zelf verantwoordelijk is om mee te doen aan de samenleving. Kan iemand niet zelf participeren dan kan de gemeente hem ondersteunen met algemene voorzieningen en – als sluitstuk – een maatwerkvoorziening. De gemeente bepaalt het pakket van algemene en maatwerkvoorzieningen. De gemeente krijgt de wettelijke opdracht zorg te dragen voor maatschappelijke ondersteuning en te bevorderen dat mensen zolang mogelijk zelfstandig kunnen blijven wonen. In de concept wet Wmo 2015 is het overgangsrecht voor mensen met lopende AWBZ-indicaties vastgelegd. Hiervoor geldt een overgangsperiode van één jaar, tenzij de aanspraak op grond van het geldende indicatiebesluit eerder eindigt. De gemeente kan in dat jaar een nieuw ondersteuningsarrangement aanbieden. Als de gemeente dat zorgvuldig doet en betrokkene zich daarin kan vinden, dan kan het arrangement de indicatie vervangen (als betrokkene niet akkoord gaat, dan blijft de AWBZ beschikking in 2015 van toepassing). Voor mensen met Wmo beschikkingen (huishoudelijke hulp e.d.) is in de concept wet geen overgangsregeling opgenomen. Kanttekening hierbij is dat het gaat om een voorlopige wettekst. Er kunnen en zullen gedurende het traject nog allerlei wijzigingen in de wettekst worden aangebracht.
17
Kadernota transitie AWBZ/Wmo 07-01-2014 versie raad
Veranderingen binnen de Wmo/AWBZ De AWBZ wordt teruggebracht tot de kern en zal alleen nog beschikbaar zijn voor mensen die in een instelling moeten verblijven. De AWBZ wordt vervangen door de Wet Langdurige Zorg (WLZ). De gemeente wordt verantwoordelijk voor de volgende nieuwe taken: ondersteunen van inwoners (die vanaf 1-1-2015 geen gebruik meer kunnen maken van individuele begeleiding, dagbesteding en kortdurend verblijf vanuit de AWBZ); invulling geven aan beschermd wonen (via centrumgemeente); organiseren van huishoudelijke hulp met 40% minder rijksmiddelen; invulling geven aan een maatwerkvoorziening voor mensen met een beperking; organiseren van cliëntondersteuning; invulling geven aan waardering van mantelzorgers. In de volgende hoofdstukken is verder uitgewerkt hoe hier invulling aan wordt gegeven.
18
Kadernota transitie AWBZ/Wmo 07-01-2014 versie raad
4.
Een nieuw stelsel voor de Wmo
4.1 Een schets van de nieuwe infrastructuur De gemeente staat dicht bij burgers en is in staat passende oplossingen op lokaal niveau te bieden. We willen daarbij meer bouwen op de kracht van de samenleving en daarin investeren. De nadruk moet daarbij komen te liggen op preventie en “ontzorgen”. In de AWBZ is een zorgaanbod gegroeid vanuit de beperking en vanuit medisch perspectief. Het is nu aan de gemeente om ondersteuning te regelen die effectief is, minder versnipperd, minder bureaucratisch en minder vanuit de medische hoek. Maar de gemeente zal ook slimmer met de middelen om moeten gaan. Dit is zeker noodzakelijk gezien alle bezuinigingen die van rijkszijde worden doorgevoerd. We willen de beweging in gang zetten van aanbod- en systeemgericht naar vraag- en mensgericht, van curatief naar preventief, van zware ondersteuning naar lichtere vormen van ondersteuning, van formeel naar informeel, van exclusief naar inclusief, van duur en bureaucratisch naar efficiënt en effectief en van sectoraal naar integraal. Wij willen ondersteuning die compenseert en ontmedicaliseert. Ondersteuning die mensen met een beperking zodanig compenseert dat zij zoveel mogelijk zelfstandig kunnen participeren in de maatschappij. De Lelystadse sociale infrastructuur zal hiertoe heringericht en aangepast moeten worden. Hiervoor is nodig dat we (blijven) investeren in adequate basisvoorzieningen en netwerken die ertoe bijdragen dat mensen kunnen participeren. Met een goede basis kan het beroep op zwaardere ondersteuning worden beperkt, uitgesteld of voorkomen. Ook is daarbij een goede afstemming met de zorgverzekeraar noodzakelijk, met name nu besloten is een groot deel van de ondersteuning (verzorging en verpleging, extra inzet wijkverpleegkundigen) daar onder te brengen. Voor veel cliënten geldt dat zij behoefte hebben aan meerdere vormen van ondersteuning zoals persoonlijke verzorging, dagbesteding en hulp bij het huishouden. Vaak is er ook sprake van problemen met sociale contacten en eenzaamheid en heeft men moeite om maatschappelijk mee te kunnen doen. Voor al deze mensen geldt dat een steeds belangrijkere rol is weggelegd voor de directe sociale omgeving: huisgenoten, familie, buren en vrienden. Er is hierbij een goede balans nodig tussen enerzijds de inzet van mantelzorgers en anderzijds adequate ondersteuning om hen op cruciale momenten en onderdelen te ontlasten. Dit is nodig om overbelasting van mantelzorgers te voorkomen. Door te kiezen voor ondersteuning dichtbij, aansluitend bij de leefwereld van deze burgers, door maatwerk te bieden en door integraal te kijken en te handelen kunnen wij er voor zorgen dat de kwaliteit van de ondersteuning op peil blijft. Wij willen de ondersteuning, waarbij de eigen kracht centraal staat, efficiënt regelen. Er moet daarbij een gedegen vangnet blijven voor de mensen die het (tijdelijk) niet op eigen kracht redden. Dit is een vangnet maar ook een springplank. De inzet is erop gericht om mensen weer meer zelfredzaam te maken.
19
Kadernota transitie AWBZ/Wmo 07-01-2014 versie raad
In schema ziet de sociale infrastructuur er als volgt uit:
specifieke ondersteuning
ondersteuning thuis de basis ontmoetingsacitivteiten en dagactiviteiten in de buurt, clientondersteuning, openbaar vervoer, open inloop, mantelzorgondersteuning etc.
bewoners zelf, mantelzorgers, vrijwilligers De infrastructuur gaat uit van de volgende drie niveaus: De basis De basis wordt primair gevormd door de bewoners zelf, de mantelzorgers en vrijwilligers. Daarnaast worden allerlei algemene voorzieningen gerekend tot de basis, zoals welzijnswerk in de buurt, een inloop, cliëntondersteuning, ontmoetingsactiviteiten, dagactiviteiten in de wijk, openbaar vervoer, de huisarts, algemeen maatschappelijk werk, een klussendienst, etc. Wij willen de basis versterken zodat burgers zich zoveel mogelijk zelf kunnen redden en er minder (zware) ondersteuning nodig is. Ondersteuning thuis Het gaat hierbij om aanvullende ondersteuning voor inwoners voor wie, naast de inzet vanuit de basis, extra ondersteuning thuis nodig is om zelfstandig te kunnen blijven functioneren. Het kan hierbij voor bijvoorbeeld gaan om individuele begeleiding of huishoudelijke hulp. Wij willen deze ondersteuning thuis in afstemming met de zorgverzekeraar meer integraal en dichtbij de burger organiseren. Wij denken daarbij aan een gebiedsgerichte invulling op basis van populatiebekostiging, d.w.z. dat er een budget beschikbaar is voor het bedienen van een doelgroep in een bepaald gebied. Eén partij heeft dan in samenwerking met andere partijen de vrijheid en de verantwoordelijkheid de ondersteuning thuis integraal te organiseren i.p.v. als een optelsom van allerlei losse producten. Het is de bedoeling de regelgeving te beperken zodat de professional snel en flexibel in kan spelen op wisselende en veranderende ondersteuningsvraag. Ook willen we de partijen prikkelen te komen tot andere oplossingen, zoals het meer inschakelen van het eigen netwerk en meer gebruik van algemene wijkvoorzieningen; er wordt immers niet meer (uitsluitend) betaald op basis van het aantal geleverde uren maar vooral op basis van het bereikte resultaat. Verder is er, als er met minder partijen wordt gewerkt, efficiency winst te halen doordat het klantenbestand meer geconcentreerd is. Tenslotte zal afstemming met andere partijen eenvoudiger zijn als het aantal partijen beperkt blijft. 20
Kadernota transitie AWBZ/Wmo 07-01-2014 versie raad
Wij denken aan een variant waarbij één partij (eventueel in samenwerking met andere partijen) hoofdverantwoordelijk wordt de ondersteuning thuis van mensen met een verstandelijke beperking en/of GGZ problematiek in een stadsdeel en één partij (eventueel samen met een of meer andere partijen) verantwoordelijk wordt voor de ondersteuning thuis van ouderen en/of mensen met een lichamelijke beperking in dat stadsdeel. Onze intentie is primair om met bestaande partijen het aanbestedingstraject in te gaan en te komen tot meerjarige afspraken. Inmiddels is duidelijk dat de persoonlijke verzorging niet bij de gemeente maar bij de zorgverzekeraar wordt ondergebracht. Dit heeft met name consequenties voor de ondersteuning thuis van ouderen en mensen met een lichamelijke beperking. Deze groep blijkt vaak gebruik te maken van meerdere voorzieningen. Van de inwoners in Lelystad die persoonlijke verzorging krijgen heeft bijvoorbeeld 70% ook huishoudelijke hulp11. Het is daarom noodzakelijk dat er samenwerkingsafspraken worden gemaakt met de zorgverzekeraar(s) met als doel een zoveel mogelijk integrale ondersteuning. Specifieke ondersteuning Het gaat hier om specifieke voorzieningen, zoals dagbesteding (voor zover niet in de basis geregeld), kortdurend verblijf, beschermd wonen en individuele Wmo voorzieningen zoals woningaanpassingen, rolstoelen, scootmobiels en aangepast vervoer (regiotaxi). Een aantal van deze voorzieningen zoals de woningaanpassingen en vervoersvoorzieningen behoren al tot het gemeentelijke domein. Een belangrijk nieuw onderdeel is de dagbesteding en beschermd wonen. Voor wat betreft de dagbesteding zal de afstemming worden gezocht met beschut werken dat vanuit de sociale werkvoorziening wordt aangeboden. Hierbij een voorbeeld van de nieuwe aanpak waarbij er een verschuiving plaatsvindt van zwaardere vormen van ondersteuning naar meer inzet van vrijwilligers en algemene voorzieningen in de basis. Voorbeeld van ondersteuning inwoner met een licht verstandelijke beperking Oud
: 4-6 uur individuele begeleiding per week 6 dagdelen dagbesteding per week
Nieuw (wensbeeld): 1,5 uur begeleiding/coaching week door een professional mogelijkheid digitaal contact 24 uur per dag 2 keer per week naar wijkvoorziening (bijv. gezamenlijk eten) 2 dagen per week vrijwilligerswerk in de buurt begeleiding door een buddy vrijwilliger
Tenslotte kunnen bij de specifieke ondersteuning ook nog de maatschappelijke opvang en het Adviesen meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling worden genoemd. Huiselijk geweld en kindermishandeling worden wettelijk verankerd in de nieuwe wet Wmo 2015. Er komt daarmee één wettelijk kader voor alle meldingen van huiselijk geweld en kindermishandeling. In 2014 zal nader worden uitgewerkt hoe hier invulling aan wordt gegeven. In hoofdstuk 6 is verder beschreven hoe de sociale infrastructuur (de drie niveaus) in Lelystad kan worden ingevuld.
11
Resultaat landelijk onderzoek dat begin 2013 is uitgevoerd naar overlap gebruik diverse regelingen. Lelystad heeft aan dit onderzoek meegedaan.
21
Kadernota transitie AWBZ/Wmo 07-01-2014 versie raad
Nieuwe sociale infrastructuur De nieuwe infrastructuur gaat uit van drie lagen: de basis, de ondersteuning thuis en de specifieke voorzieningen. Wij willen de basis versterken zodat burgers zich zoveel mogelijk zelf kunnen redden en er minder (zware) ondersteuning nodig is. We willen de ondersteuning thuis zoveel mogelijk dichtbij en integraal organiseren uitgaande van een gebiedsgerichte benadering waarbij een optie is dat één partij (eventueel in samenwerking met andere partijen) hoofdverantwoordelijk wordt voor de ondersteuning van een bepaalde groep in een gebied. Wij willen de inzet van specifieke voorzieningen terugdringen o.a. door meer in de basis te organiseren.
4.2 Toegang Met toegang bedoelen we het proces vanaf het moment waarop de burger zich meldt (of wordt gemeld) met een ondersteuningsvraag, tot het bieden van passende ondersteuning. Het is belangrijk deze toegang goed en laagdrempelig te regelen zodat inwoners de ondersteuning krijgen die nodig is. Door te werken vanuit het stepped care principe wordt voorkomen dat er te veel en te zware ondersteuning wordt ingezet. Wij willen de toegang dicht bij de burgers en laagdrempelig in de wijk organiseren. Op deze schaal kan het best bepaald worden welke basisinzet in de directe omgeving mogelijk is en of er aanvullende ondersteuning (thuis) nodig is. Wij willen hier sociale wijkteams voor in gaan zetten, die zijn toegerust op deze nieuwe taak. Elke inwoner, die een vraag heeft of behoefte aan ondersteuning, kan zich dan melden bij het sociaal wijkteam. Ook andere partijen zoals huisartsen of de wijkagent kunnen bewoners hier aanmelden. Het sociaal wijkteam zal vervolgens, in overleg met betrokkene, de vraag in beeld brengen en bepalen welke oplossingen mogelijk zijn. Als er sprake is van een eenvoudige vraag, dan kan volstaan worden met bijvoorbeeld een verwijzing naar een organisatie of activiteit. Bij een wat meer ingewikkelde ondersteuningsvraag zal het sociaal wijkteam, in overleg met de 12 bewoner (en zijn mantelzorger/directe omgeving), een ondersteuningsplan opstellen. Dit ondersteuningsplan gaat in eerste instantie uit van inzet vanuit het eigen netwerk en vanuit de basis. Als aanvullende ondersteuning thuis nodig is, dan wordt dit opgenomen in het ondersteuningsplan. Ook kan het sociaal wijkteam verwijzen naar (de indicatiestelling voor) specifieke voorzieningen. In het ondersteuningsplan zal verder worden vermeld wie het vaste aanspreekpunt (de regisseur) voor betrokkene is. Er is aldus sprake van een integraal plan waarin de totale ondersteuning voor een huishouden in beeld is gebracht en is bepaald wie voor dat huishouden het vaste aanspreekpunt is. Er zijn in 2012 vier sociale wijkteams gevormd waarin welzijn en zorg zijn vertegenwoordigd. Deze teams bestaan uit medewerkers van Welzijn Lelystad, MDF, Icare en Kwintes. Welzijn Lelystad is eerste aanspreekpunt en verantwoordelijk voor de coördinatie binnen en tussen de teams. Deze wijkteams zullen worden heringericht en toegerust zodat zij deze nieuwe taak op kunnen pakken. Er zal kritisch gekeken worden naar de samenstelling maar ook naar de kwaliteit en omvang van de formatie die hiervoor nodig is. Het sociaal wijkteam moet bijvoorbeeld over voldoende deskundigheid beschikken wat betreft de problematiek van de nieuwe aandachtsgroepen, zoals mensen met GGZ problematiek of een verstandelijke beperking. Ook is er deskundigheid vereist om een goed ondersteuningsplan te maken. De sociale wijkteams hebben/krijgen hun basis in de buurten wijkvoorzieningen (Mfa of Mfa light). De fysieke toegang kan komen te liggen bij de Wijkinfopunten.
12
Binnen de jeugdhulp spreekt men van een gezinsplan. In beide gevallen gaat het om een plan waarin de ondersteuning van een persoon/gezin is beschreven.
22
Kadernota transitie AWBZ/Wmo 07-01-2014 versie raad
Voor een integrale aanpak is een goede aansluiting bij en afstemming met het Jeugd- en gezinsteam13 essentieel (zie verdere uitwerking hierna). De toegang is hiermee als volgt geregeld: Toegang tot de basis is vrij. Het basis aanbod is in principe voor alle Lelystedelingen rechtstreeks toegankelijk. Toegang tot ondersteuning thuis: via sociaal wijkteam. Iedereen met een ondersteuningsvraag kan zich melden bij het sociaal wijkteam. Het sociaal wijkteam bepaalt in overleg met de cliënt welke ondersteuning vanuit de basis wordt ingezet en of aanvullende professionele ondersteuning thuis nodig is. Dit wordt vastgelegd in een ondersteuningsplan. Op grond hiervan heeft men toegang tot de ondersteuning thuis. Er wordt nog uitgezocht in hoeverre deze ondersteuning thuis, op grond van de nieuwe wetgeving, aangemerkt mag worden als een algemene voorziening. In dat geval is geen indicatiestelling nodig. Als dit aangemerkt wordt als een maatwerkvoorziening, dan zal hiervoor een indicatie afgegeven moeten worden. Het ondersteuningsplan (of een deel hiervan) zal dan het karakter van een beschikking krijgen. Toegang tot specifieke ondersteuning: via sociaal wijkteam doorverwijzing naar indicatiestelling. Ook de vraag/behoefte naar specifieke ondersteuning wordt opgenomen in het ondersteuningsplan en doorgezet naar de indicerende/biedende partij. Om voor deze voorzieningen (woningaanpassingen, rolstoelen, scootmobielen, regiotaxi, specifieke dagbesteding, beschermd wonen e.d.) in aanmerking te komen, moet men beschikken over een indicatie. Er wordt onderzocht of het mogelijk is de indicatiestelling onderdeel te laten zijn van het sociaal wijkteam. Voor voorzieningen als maatschappelijke opvang is geen indicatiestelling vereist. Wij gaan werken vanuit het principe “één gezin, één plan, één regisseur”. De centrale toegang voor ondersteuningsvragen ligt bij het sociale wijkteam. Als er een kind bij betrokken is, dan vindt altijd afstemming plaats met het Jeugd- en Gezinsteam. Als het zwaartepunt van de ondersteuning ligt bij het kind, dan zorgt het Jeugd- en gezinsteam voor het ondersteuningsplan en de regisseur. Als het zwaartepunt bij de ouder/volwassene ligt, dan zorgt het sociaal wijkteam voor het ondersteuningsplan en de regisseur. Uiteraard zal er daarbij goed onderling afgestemd moeten worden. Het ondersteuningsplan kan dus zowel inzet vanuit de jeugdhulp als vanuit de Wmo bevatten. Ook zal er goed afgestemd moeten worden met het CIZ (voor de afstemming met de AWBZ/WLZ) en met de zorgverzekeraar, met als doel een zoveel mogelijk integrale ondersteuning. In schema ziet dit er als volgt uit:
13
Dit is verder uitgewerkt in de Kadernota Jeugdhulp.
23
Kadernota transitie AWBZ/Wmo 07-01-2014 versie raad
Aan de relatie tussen het sociale wijkteam en Jeugd- en Gezinsteam zal specifiek aandacht worden besteed bij de uitwerking zodat sprake is van een afgestemde werkwijze. Daarbij wordt ook gekeken naar een eenduidige werkhouding en registratie binnen beide teams, evenals breed voor het sociale domein, om te zorgen dat werkelijk integraal naar de ondersteuningsvraag van een inwoner wordt gekeken. Als voorbeeld daarvan valt te denken aan het gebruik van een instrument zoals de ‘zelfredzaamheidmatrix’ die de verschillende domeinen benoemt en snel inzicht geeft in de benodigde acties (zie verder paragraag 4.7).
Toegang tot ondersteuning Wij willen de toegang dichtbij op buurt- en wijkniveau organiseren. Wij willen de toegang laten verlopen via sociale wijkteams. Deze huidige sociale wijkteams zullen hiertoe worden heringericht en toegerust zodat zij deze nieuwe taak op kunnen pakken. Het sociaal wijkteam zal voor inwoners voor wie ondersteuning nodig is, een ondersteuningsplan opstellen. In dit plan wordt aangeven wat de eigen inzet is, wat er vanuit de basis wordt ingezet en welke aanvullende professionele ondersteuning (ondersteuning thuis en/of specifieke ondersteuning) nodig is. Daarbij wordt zodanig samengewerkt met andere partijen, zoals de Jeugd- en Gezinsteams, dat er sprake is van een integrale aanpak en de klant te maken heeft met één plan en één regisseur.
4.3
Positie burgers en cliënten
Ondersteuning individuele burgers Zoals hiervoor gemeld, willen we gaan werken met ondersteuningsplannen waarin is aangegeven hoe de ondersteuning gedurende een bepaalde periode wordt ingevuld. Het plan wordt in overleg met de cliënt (en zijn/haar mantelzorger) opgesteld. Dit plan moet flexibel zijn waarbij op- en afschaling makkelijk mogelijk is. Het ondersteuningsplan vloeit voor uit een uitgebreid gesprek (keukentafelgesprek) waarin de vraag en het netwerk rondom de hulpvrager goed in beeld is gebracht. De ondersteuning wordt afgestemd op de mogelijkheden van de individuele burger en kan van persoon tot persoon verschillen. De burger kan op basis hiervan rekenen op een samenhangende en integrale ondersteuning en op een vast aanspreekpunt (regisseur). De rechten van individuele burgers Het “recht” op zorg in de traditionele betekenis, zoals men dit binnen de AWBZ kende, vervalt. Inwoners voor wie ondersteuning nodig is, krijgen een integraal ondersteuningsplan en een vast aanspreekpunt (regisseur). De ondersteuning kan van persoon tot persoon verschillen, afhankelijk van de participatiemogelijkheden van de betreffende persoon. Er zal steeds meer worden geregeld met algemene voorzieningen waarvoor geen indicaties/beschikkingen worden afgegeven. Er worden alleen nog voor een beperkt aantal voorzieningen indicaties afgeven waartegen men beroep/bezwaar kan aantekenen. Wij vinden het belangrijk dat inwoners, die van mening zijn dat de ondersteuning niet goed is geregeld, de mogelijkheid krijgen dit voor te leggen, bijvoorbeeld aan een Wmo-mediator. Deze kan dan, in overleg met betrokkene en de regisseur, bezien of er toch nog een passende oplossing kan worden gevonden. Keuzevrijheid Eerder is genoemd dat we de ondersteuning thuis gebiedsgericht willen gaan organiseren waarbij een optie is dat één partij (eventueel samen met andere partijen) hoofdverantwoordelijk wordt voor bijvoorbeeld de ondersteuning thuis van de mensen met een verstandelijke beperking en/of GGZ problematiek in dat gebied. Wij gaan ervan uit dat hierdoor veel flexibeler en efficiënter gewerkt kan
24
Kadernota transitie AWBZ/Wmo 07-01-2014 versie raad
worden. Daar staat tegenover dat de keuzevrijheid wordt beperkt. Men is aldus, als men deze ondersteuning nodig heeft, in principe aangewezen op deze partij(en). Wij vinden het van belang dat, als samenwerking tussen klant en partij niet goed loopt, er de mogelijkheid is uit te wijken naar een andere aanbieder. Een mogelijkheid zou wellicht kunnen zijn, als er gekozen wordt voor een hoofdaannemer, deze te verplichten samen te werken met één of meerder andere partijen (bijvoorbeeld als onderaannemer). De klant kan dan ook kiezen voor een andere partij. Klachtenregeling Het is belangrijk dat inwoners goed weten waar ze met welke klachten terecht kunnen. Dit zal in de verdere uitwerking worden meegenomen. Invloed van burgers op het beleid Wij vinden het belangrijk onze inwoners goed te betrekken bij ons Wmo beleid. De Wmo Cliëntenraad, waarin verschillende cliëntgroepen zijn vertegenwoordigd, speelt bij de voorbereiding van de transitie een actieve rol. Zij hebben o.a. deelgenomen aan de expertbijeenkomsten en actief meegedacht over de invulling van de transitie. Daarnaast zijn wij (via de Wmo Cliëntenraad en het GOL) met cliëntgroepen in gesprek. Wij zullen de Wmo Cliëntenraad en de cliëntgroepen actief blijven betrekken bij het traject richting een nieuw stelsel. Zij hebben zicht op de ondersteuningsbehoefte bij hun achterban en dat is waardevolle input voor ons beleid. Het staat gemeenten vrij om de bevoegdheden van de verschillende lokale cliëntenraden voor bijvoorbeeld de Participatiewet, de Wmo en de WSW te beleggen bij een gezamenlijke cliëntenraad. Daar wordt door de gemeente Lelystad vooralsnog niet voor gekozen. Vanuit de inhoudelijke aard van de Participatiewet ligt het voor de hand om de Cliëntenraad te laten bestaan uit (vertegenwoordigers van) organisaties c.q. instanties. Voor de Wmo is gekozen voor een invulling uitsluitend met vertegenwoordigers van cliënten. Voorgesteld wordt om de bestaande overlegstructuur tijdens de transitieperiode in stand te houden en in het najaar van 2015 te bezien of de platforms samengevoegd moeten worden. Positie burgers en cliënten Inwoners voor wie ondersteuning nodig is, krijgen een integraal ondersteuningsplan en een vast aanspreekpunt (regisseur). De ondersteuning kan van persoon tot persoon verschillen, afhankelijk van de participatiemogelijkheden van de betreffende persoon. Wij willen inwoners, die van mening zijn dat geen passende ondersteuning wordt geboden, de mogelijkheid geven zich te wenden een Wmo-mediator, die in overleg met de klant en de regisseur onderzoekt of er alsnog een passende oplossing kan worden gevonden. Het is belangrijk dat burgers goed weten waar ze met hun klachten terecht kunnen en de klachtafhandeling moet goed zijn geregeld. Wij zullen de Wmo Cliëntenraad en cliëntgroepen actief blijven betrekken bij het Wmo beleid en de implementatie hiervan.
4.4
Persoonsgebonden budget
Het persoonsgebonden budget (PGB) biedt mensen met een beperking de mogelijkheid zelf zorg in te kopen en zelf te bepalen door wie en wanneer zij geholpen en/of begeleid worden. Het PGB kan aldus bijdragen aan het behouden van de eigen regie. Ook biedt het PGB nu de mogelijkheid om AWBZ zorg in te kopen bij partijen die nu geen of een beperkt contract hebben met het zorgkantoor. Dit geldt bijvoorbeeld voor de zorgboerderijen. Zij mogen op grond van de contracten met het zorgkantoor maar heel beperkt zorg in natura leveren en werken daarom vooral als onderaannemer (van een partij die wel een contract heeft voor het bieden van dagbesteding) of met PGB’s.
25
Kadernota transitie AWBZ/Wmo 07-01-2014 versie raad
Het PGB kan echter ook worden ingezet voor doeleinden waarvoor dit niet is bedoeld. Er wordt momenteel (veel) misbruik van gemaakt. Dit heeft er o.a. toe geleid dat binnen de AWBZ de mogelijkheden voor een PGB de laatste tijd steeds verder zijn ingeperkt. Het PGB is in de huidige Wmo opgenomen als ‘moet-bepaling’. Dit betekent dat de gemeente deze optie nu moet bieden: voor alle individuele Wmo voorzieningen geldt in principe de mogelijkheid te kiezen voor een voorziening in natura of voor een PGB. In de concept wet Wmo 2015 is opgenomen dat bij een maatwerkvoorziening de keuze voor een PGB moet worden geboden als er wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: de klant is in staat het PGB te beheren, de klant kan aantonen dat het reguliere aanbod niet geschikt is en de met het PGB ingekochte diensten en producten moeten van goede kwaliteit zijn. Verder is de bepaling opgenomen dat de gemeente de cliënt niet langer een PGB in geld mag geven maar alleen in de vorm van een trekkingsrecht via de Sociale Verzekeringsbank (SVB). De SVB keert het geld uit aan de zorgaanbieder. Het rijk wil hiermee de PGB-fraude tegengaan. In het nieuwe stelsel zoeken we de oplossingen vaker in laagdrempelige ondersteuning dichtbij en met algemene, collectieve voorzieningen. Voor deze algemene/collectieve voorzieningen hoeft de PGB keuze niet te worden geboden. In de concept wet Wmo 2015 is bepaald dat een PGB alleen nog mag worden verstrekt als wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: - De klant is in staat het PGB te beheren. In het verleden is gebleken dat er PGB’s verstrekt zijn aan erg kwetsbare cliënten met het nodige misbruik als gevolg. Met deze bepaling kan dit worden voorkomen. - De klant kan aantonen dat het reguliere aanbod niet geschikt is. Wij zullen, waar nodig, het ondersteuningsaanbod “opplussen” zodat er zoveel mogelijk regulier in de ondersteuning voorzien kan worden. Er kunnen zich echter afwijkende, specifieke situaties voordoen waarbij het reguliere ondersteuningsaanbod niet voldoet. In die gevallen zal een PGB tot de mogelijkheden behoren. De klant moet dan aantonen dat het reguliere aanbod niet toereikend is en een PGB wel een adequate oplossing biedt. - De diensten en producten, die met het PGB worden ingekocht, zijn van goede kwaliteit. De klant moet aangeven hoe en waar hij/zij het PGB inzet. De gemeente kan dan vervolgens beoordelen of het gaat om een betrouwbare invulling. Hiermee wordt voorkomen dat de budgetten oneigenlijk worden ingezet bij onbetrouwbare partijen. De wet biedt ruimte om, rekening houdend met deze voorwaarden, hier nog een Lelystadse inkleuring aan te geven. Wij willen dat, als voldaan wordt aan deze voorwaarden en als professionals en cliënt inschatten dat de inzet van een PGB het meest efficiënte en effectieve middel is voor de ondersteuning, een PGB in principe wordt toegekend. Dit zal in 2014 verder worden uitgewerkt. De huidige Wmo verordening zal in de loop van 2014 worden ingetrokken/aangepast aan de nieuwe wet- en regelgeving. Hierin zullen dan ook de voorwaarden rond het PGB worden opgenomen. Persoonsgebonden budget Een PGB is op grond van de nieuwe wetgeving toegestaan als wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: de klant is in staat het PGB te beheren; de klant kan aantonen dat het reguliere aanbod (zorg in natura) niet toereikend is; de diensten en producten die met een PGB worden ingekocht, zijn van goede kwaliteit. Wanneer professionals en cliënt inschatten dat de inzet van een PGB het meest efficiënte en effectieve middel is voor de ondersteuning dan wordt een PGB in principe toegekend. Doelmatige inzet van het persoonsgebonden budget blijft een waardevolle mogelijkheid om passende zorg te bieden. Daarom is het van belang om in de uitwerking de mogelijkheden van het PGB als het 26
Kadernota transitie AWBZ/Wmo 07-01-2014 versie raad
passende instrument bij bepaalde zorgarrangementen in beeld te brengen. In de nieuwe Wmo verordening zullen deze voorwaarden nader worden uitgewerkt. Hierin wordt een hardheidsclausule opgenomen op basis waarvan het college kan besluiten in uitzonderlijke, specifieke situaties af te wijken van deze bepalingen.
4.5
Eigen bijdrage / maatwerkvoorziening
Landelijk is vastgelegd welke inkomensafhankelijke eigen bijdrage maximaal mag worden gevraagd voor Wmo- en/of AWBZ-voorzieningen. Vanaf begin 2012 wordt ook een deel van het vermogen meegeteld bij het bepalen van het inkomen waarover de eigen bijdrage wordt berekend. In de concept Wmo 2015 wordt onderscheid gemaakt tussen algemene voorzieningen en maatwerkvoorzieningen. - De gemeente kan voor maatwerkvoorzieningen een inkomensafhankelijke eigen bijdrage vragen tot een bedrag dat gelijk is aan de kostprijs (dit is gelijk aan het huidige systeem van eigen bijdragen voor de Wmo/AWBZ). Deze eigen bijdragen worden geïnd door het CAK. De gemeente mag op grond van de nieuwe concept Wmo vanaf 1-1-2015 ook een eigen bijdrage vragen voor rolstoelen en woningaanpassingen/hulpmiddelen voor kinderen. In de huidige Wmo is dit niet toegestaan. Verder is de termijn van maximaal 3 jaar voor het betalen van een eigen bijdrage voor woningaanpassingen losgelaten. De eigen bijdrage mag doorlopen totdat de kostprijs van een voorziening is afbetaald. - De gemeente kan voor algemene voorzieningen ook een bijdrage vragen. De hoogte mag de gemeente zelf bepalen. De gemeente kan op basis van het inkomen een korting op deze bijdrage geven. De gemeenteraad heeft in 2011, bij het vaststellen van de Wmo verstrekkingennota, besloten dat voor individuele Wmo voorzieningen de landelijk maximale toegestane inkomensafhankelijke eigen bijdrage wordt gevraagd. Voor de AWBZ voorzieningen die overgaan geldt nu hetzelfde regime: ook voor deze voorzieningen wordt nu vanuit de AWBZ de maximale toegestane inkomensafhankelijk eigen bijdrage in rekening gebracht. De eigen bijdragen worden berekend en geïnd door het CAK. Wij willen dit beleid continueren en vanaf 1-1-2015 ook toepassen op rolstoelen, woningaanpassingen/hulpmiddelen voor kinderen en op de nieuwe taken zoals ondersteuning thuis (individuele begeleiding en kortdurend verblijf) en dagbesteding. Voor allerlei welzijnsvoorzieningen in de basis wordt nu geen eigen bijdrage of een heel beperkte bijdrage gevraagd. Wij willen dit voorlopig handhaven zodat het ook vanuit financieel oogpunt aantrekkelijk is/wordt om hier gebruik van te maken (i.p.v. duurdere vormen van ondersteuning). Eigen bijdragen Wij willen het eerder vastgestelde eigen bijdrage beleid continueren. Dit betekent dat voor de Wmo voorzieningen, voor zover de wet dit toestaat, de maximale toegestane inkomensafhankelijke eigen bijdrage wordt gevraagd. Er zal aldus vanaf 1-1-2015 ook een eigen bijdrage worden gevraagd voor rolstoelen en woningaanpassingen/hulpmiddelen voor kinderen. Ook wordt de termijn voor het betalen van een eigen bijdrage voor een woningaanpassing verlengd totdat de kosten zijn afbetaald. Wij willen dit beleid ook hanteren voor de nieuwe voorzieningen die vanaf 1-1-2015 onder de Wmo gaan vallen, te weten de ondersteuning thuis en de specifieke voorzieningen zoals dagbesteding. Maatwerk voor chronisch zieken en gehandicapten Het rijk schaft vanaf 1 januari 2014 de volgende regelingen af: Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg); Compensatieregeling Eigen Risico; 27
Kadernota transitie AWBZ/Wmo 07-01-2014 versie raad
De budgetten die hiermee gemoeid zijn worden na een korting van 50% overgeheveld naar de gemeenten die verantwoordelijk worden voor de invulling van een maatwerkvoorziening inkomenssteun. De gemeenten mogen zelf bepalen hoe hier invulling aan te geven. Er kan bijvoorbeeld gekozen worden voor het aanbieden van diensten via de Wmo of voor het geven van directe inkomenssteun via de bijzondere bijstand. Er wordt in 2014 € 45 miljoen overgeheveld naar gemeenten, oplopend tot € 270 miljoen in 2017. Voor 2014 gaat het voor Lelystad om een bedrag van ca. € 166.000. De inkomenssteun wordt nu geboden aan allerlei groepen, ongeacht het inkomen. Wij willen deze middelen inzetten voor inwoners met een laag inkomen die als gevolg van hun ziekte/handicap (veel) gebruik moeten maken van allerlei ondersteuningsvoorzieningen. Wij vinden het belangrijk dat deze voorzieningen voor hen bereikbaar en betaalbaar blijven. Maatwerk chronisch zieken en gehandicapten Wij willen de maatwerkgelden inzetten voor mensen met de laagste inkomens die als gevolg van ziekte of handicap belemmerd zijn bij het participeren. Wij willen deze middelen inzetten om de ondersteuningsvoorzieningen ook voor hen bereikbaar en betaalbaar te houden.
4.6
Overgang
In de concept wet Wmo 2015 is een overgangsrecht opgenomen voor de bestaande AWBZ-cliënten die vanaf 1-1-2015 niet meer onder de AWBZ vallen. Zij houden op kosten van de gemeente hun recht op hun huidige zorg tot uiterlijk 31-12-2015 tenzij de gemeente hen een ander aanbod doet, waarmee zij instemmen. Het CIZ zal aanvragen die na 31 oktober 2014 binnenkomen overdragen aan de gemeente, tenzij er voor 1 januari 2015 een besluit moet worden genomen omdat spoedig verstrekken van zorg redelijkerwijs noodzakelijk is. In dat geval zal er vanuit de AWBZ toch nog zorg geleverd worden tot 11-2015. In de concept wet Wmo 2015 is voor de bestaande gebruikers van huishoudelijke hulp geen overgangsrecht opgenomen. Op grond van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur uit de Algemene wet bestuursrecht moeten gemeenten cliënten een redelijke overgangstermijn bieden voordat hun voorziening wordt beëindigd, veranderd of versoberd. De VNG schat in dat een overgangstermijn van een half jaar voldoende is. Een kortere termijn kan ook redelijk zijn als de burger tijdig van de beoogde wijzigingen op de hoogte is gesteld of als er goede alternatieven geboden kunnen worden14. Het overgangsrecht brengt voor de gemeente risico’s met zich mee. Het maakt het moeilijker om de opgelegde bezuiniging te realiseren: hoe meer mensen oude rechten houden, hoe minder er op korte termijn daadwerkelijk bezuinigd kan worden. Afgezien van deze feitelijke rechten, hebben we niet te maken met een blanco situatie van waaruit we vertrekken maar een situatie waarin inwoners nu bepaalde vormen van ondersteuning krijgen die straks niet meer of anders ingevuld zal worden. Men zal moeten wennen aan de nieuwe situatie waarbij meer gewerkt wordt vanuit de eigen kracht en bepaalde vormen van ondersteuning niet meer vanzelfsprekend zijn. Bij de overgang zal hier rekening mee moeten worden gehouden. Er zal hierover heel duidelijk individueel en collectief gecommuniceerd moeten worden richting inwoners. Wij willen de overgangsverplichtingen zoveel mogelijk beperken en de overgang zo soepel mogelijk laten verlopen. Dit kan alleen als er hierover tijdig en goed wordt gecommuniceerd met de (huidige) 14
Brief VNG d.d. 16-1013, Overgangsrecht en besparingsopgave Wmo HH
28
Kadernota transitie AWBZ/Wmo 07-01-2014 versie raad
klanten. Wij willen in principe in 2014 individuele gesprekken voeren met de bestaande cliënten. We willen op basis daarvan in overleg met de cliënt komen tot een ondersteuningsplan vanaf 2015, uitgaande van de nieuwe situatie. Hiervoor is (tijdelijk) veel extra inzet nodig o.a. vanuit de sociale wijkteams. Hiervoor zullen wij in 2014 middelen vrijmaken. Overgang Wij willen de inwoners goed voorbereiden op de nieuwe situatie en de overgangsverplichtingen zoveel mogelijk beperken. Een goede communicatie, zowel individueel als collectief, is daarbij onontbeerlijk. Wij willen bereiken dat zoveel mogelijk bestaande klanten al in 2014 een nieuw ondersteuningsplan voor 2015 hebben. Daarvoor zullen in 2014 de nodige middelen worden vrijgemaakt.
4.7
Monitoring
Wij streven ernaar dat alle inwoners naar vermogen en vanuit eigen kracht meedoen aan de samenleving. We kijken daarbij niet zozeer naar iemands beperking maar vooral naar de mate van zelfredzaamheid, het vermogen om allerlei dagelijkse dingen zelfstandig te kunnen doen. Dit kan worden beoordeeld vanuit verschillende invalshoeken zoals werk/inkomen, opleiding, lichamelijke of geestelijk gezondheid, het hebben of kunnen onderhouden van een netwerk etc. Er worden in het land diverse meetinstrumenten ontwikkeld om de zelfredzaamheid te meten. Wij vinden het belangrijk dat ook in Lelystad een dergelijk instrument ingevoerd wordt. Dit zal dan door alle sociale wijkteams worden gebruikt om de zelfredzaamheid te meten en op basis daarvan een ondersteuningsplan op te stellen. Ook kan het worden gebruikt om de voortgang van de nieuwe aanpak in de verschillende wijken te monitoren/meten en met elkaar te vergelijken. Een voorbeeld van een zelfredzaamheidsmatrix:
We willen een aantal indicatoren benoemen waarmee we zicht krijgen op de resultaten van het nieuwe ondersteuningsstelsel en op basis waarvan we kunnen (bij)sturen.
29
Kadernota transitie AWBZ/Wmo 07-01-2014 versie raad
Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de tevredenheid van de inwoners over de ondersteuning en de stijging/daling van de zelfredzaamheid (op basis van een meetinstrument zoals hiervoor genoemd). Er wordt in Lelystad al gewerkt met wijkanalyses waarin een groot aantal data over een gebied zijn verzameld. Ook een aantal van deze data kunnen we gebruiken om de participatiegraad in een gebied te meten en te vergelijken.
Monitoring Wij willen dat er een instrument wordt ingevoerd om de zelfredzaamheid te meten. De sociale wijkteams dienen dit instrument als basis te gebruiken bij het opstellen van het ondersteuningsplan. Wij zullen een aantal prestatie indicatoren benoemen op basis waarvan we zicht krijgen op de resultaten van het nieuwe ondersteuningsstelsel en op basis waarvan we kunnen (bij)sturen.
4.8
Risico’s transitie
Het Centraal Planbureau heeft op verzoek van kabinet en VNG een onderzoek uitgevoerd naar de (financiële) risico’s en kansen verbonden aan de transities en de mogelijke instrumenten om deze risico’s te beperken of weg te nemen. De belangrijkste kansen liggen aldus het CPB rapport15 op de volgende punten: - economies of scope: door de concentratie van uitvoeringstaken in het sociaal domein kunnen gemeenten het aanbod van voorzieningen gerichter laten aansluiten bij de vraag; dit geldt vooral als doelgroepen en regelingen elkaar overlappen. - de prikkels voor doelmatige uitvoering worden sterker omdat de gemeenten vanaf 2015 risicodragend worden. De belangrijkste risico’s hebben betrekking op het volgende: - decentrale uitvoering kan gepaard gaan met schaalnadelen in de uitvoering (bijvoorbeeld hogere uitvoeringskosten); - er kunnen tussen gemeenten verschillen in kwaliteit en niveau van de voorzieningen ontstaan. Het CPB heeft aangegeven dat er meer zicht kan worden geboden op de risico’s op het moment dat alle wetsvoorstellen aan de Kamer zijn aangeboden, de (macro) bedragen die gemoeid zijn met de overheveling van taken naar de gemeenten én de concreet gespecificeerde budgetverdeelmodellen op basis van objectieve gegeven bekend zijn. Het Kabinet heeft het CPB daarom verzocht in de loop van het voorjaar 2014 een vervolgrapportage op te leveren waarin meer in detail wordt ingegaan op de (beleids)instrumenten waarmee de risico’s van de decentralisaties in de uitvoering kunnen worden beheerst of weggenomen en de kansen optimaal kunnen worden benut16. Wij zullen de resultaten hiervan betrekken bij de verdere invulling van ons beleid in 2014.
15
CPB notitie “Decentralisaties in het sociaal domein”, 4 september 2013 Brief ministerie Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 10-10-2013, CPB rapportage inzake decentralisaties in het sociaal domein. 16
30
Kadernota transitie AWBZ/Wmo 07-01-2014 versie raad
5.
Financiering en sturing vanuit de gemeente
5.1
Sturing vanuit de gemeente
De gemeente wil zich ontwikkelen tot regiegemeente en de uitvoering zoveel mogelijk neerleggen bij burgers en partijen in het veld. Wij zitten in een ontwikkelfase en krijgen te maken met diverse nieuwe taken en aanzienlijke budgetten. Wij willen de verantwoordelijkheid voor de uitvoering vooral neerleggen bij partijen in het veld maar we willen hier ook, nu we in een ontwikkelfase zitten, een bepaalde sturing op houden. Daarbij is onze inzet dat de administratieve rompslomp zoveel mogelijk beperkt wordt. Vooralsnog willen wij de inhoudelijke en financiële sturing vanuit de gemeente als volgt invullen: De basis De gemeente bepaalt via subsidies welk welzijnsaanbod er in de stad beschikbaar is (aard, omvang en niveau). De gemeente investeert ook in bepaalde voorzieningen zoals Mfa’s. Ook kan de gemeente afspraken maken met partijen over het realiseren van bepaalde basisvoorzieningen (zoals woonzorgzones). Op deze manier stuurt de gemeente direct of indirect op aard en omvang van het basisaanbod in Lelystad. Een deel van het rijksbudget dat bij de decentralisatie beschikbaar komt, zal worden ingezet om de basis te versterken. Ondersteuning thuis Een optie is dat de gemeente bepaalt welke budget er per gebied beschikbaar is voor ondersteuning thuis van een bepaalde groep en hiervoor de inhoudelijke kaders vaststelt. Het gaat hier dan om een totaalbudget voor wat nu nog omschreven wordt als huishoudelijke hulp en/of individuele begeleiding. Het gaat hier aldus om populatiebekostiging i.p.v. productiebekostiging. Er wordt dus niet betaald op basis van de geleverde productie (aantal uren) maar er wordt een budget beschikbaar gesteld waarmee integrale, flexibele en passende ondersteuning moet worden geleverd aan de populatie in een bepaald gebied. Dit moet met aanzienlijk minder financiële middelen dan nu het geval is. De leveranciers van de ondersteuning worden aldus geprikkeld om de capaciteit efficiënt in te zetten en optimaal gebruik te maken van andere (goedkopere) oplossingen. Er zullen aan dit budget voorwaarden worden verbonden. Hierbij zal een evenwicht moeten worden gezocht tussen enerzijds de wens om inzicht te hebben in de juiste besteding van de middelen en anderzijds de “vrijheid” van de partij om hier zelf invulling aan te geven. We willen daarbij in ieder geval de administratieve last en bureaucratie zo beperkt mogelijk houden zonder de kwaliteit van de geleverde diensten uit het oog te verliezen. Er zal verder nog moeten worden bepaald hoe de kwaliteit van de geleverde ondersteuning wordt gemeten. Wij zijn voornemens op basis van aanbesteding een aantal partijen te selecteren die elk voor een bepaald gebied verantwoordelijk worden voor het leveren van ondersteuning. Wij denken daarbij dat een meervoudige onderhandse procedure, waarbij alleen partijen uit de regio meedingen, het meest passend is. Om te voorkomen dat de opdracht die wordt uitgezet onvoldoende aansluit bij datgene wat de betreffende zorgpartijen kunnen bieden is het aan te bevelen om een marktconsultatie onderdeel te laten zijn van het aanbestedingstraject. Specifieke ondersteuning Voor woningaanpassingen, rolstoelen en aangepast vervoer willen we het huidige systeem van indicatiestelling handhaven. Hier is sprake van een open eindregeling. Voor de dagbesteding en kortdurend verblijf willen we ook een vorm van indicatiestelling gaan hanteren. Wij willen daarbij wel vooraf bepalen welk budget hier maximaal voor beschikbaar is.
31
Kadernota transitie AWBZ/Wmo 07-01-2014 versie raad
Groeimodel? De gemeente bepaalt met deze sturing welk budget beschikbaar is voor de basis, de ondersteuning thuis en de specifieke ondersteuning. De gemeente kan hiermee het accent verleggen van zware zorg naar lichtere vormen van ondersteuning. Op termijn kan worden gedacht aan het verder doorvoeren van populatiebekostiging door meerdere taken/geldstromen samen te voegen. Op basis van de ervaringen met de hiervoor genoemde sturing, zal worden bekeken of dit een optie is voor de toekomst. Sturing vanuit de gemeente Wij willen sturen op hoofdlijnen waarbij de verantwoordelijkheid voor de uitvoering zoveel mogelijk wordt neergelegd bij de partijen in het veld. Wij gaan hierbij uit van vertrouwen en loslaten. Wij willen de administratieve rompslomp zoveel mogelijk beperken. De sturing vanuit de gemeente kan als volgt worden ingevuld: de gemeente bepaalt welk (gesubsidieerd) basisaanbod in Lelystad aanwezig is, welke budgetten/subsidies (incl. inhoudelijke kaders) voor de verschillende onderdelen hiervan beschikbaar zijn en welke voorwaarden hieraan worden verbonden; de gemeente stelt gebiedsbudgetten (incl. inhoudelijke kaders) vast voor ondersteuning thuis; de gemeente bepaald welk budget (incl. inhoudelijke kaders) beschikbaar is voor dagbesteding en kortdurend verblijf.
5.2
Beheersing uitgaven
Een deel van de sociale infrastructuur wordt al gefinancierd door de gemeente. Voor de nieuwe taken krijgt de gemeente aanvullende financiering. Dit is aanzienlijk minder dan wat hier nu binnen de AWBZ aan uitgegeven wordt. De gemeenteraad heeft eerder besloten dat de taken uitgevoerd moeten worden met de middelen die hiervoor vanuit het rijk beschikbaar komen. Dit betekent dat de ondersteuning geregeld moet worden met de middelen die we hiervoor van het rijk krijgen plus de middelen die hiervoor nu binnen de gemeentebegroting al beschikbaar zijn.
Nieuwe rijksuitkering
Tot nu toe geldt voor de individuele Wmo voorzieningen een open eind regeling. Een indicatie leidt tot een recht op zorg en aldus tot verplichte uitgaven. In de nieuwe opzet willen we de open-eind financiering zoveel mogelijk beperken zodat de uitgaven beter planbaar en beheersbaar zijn. Voor de ondersteuning thuis willen we gaan werken met gebiedsbudgetten waarvan de hoogte vooraf (jaarlijks) door de gemeente wordt vastgesteld. Er is aldus voor deze voorzieningen geen sprake meer van een open-eind regeling. Ook voor de dagbesteding en kortdurend verblijf willen we vooraf het bedrag limiteren dat hiervoor maximaal beschikbaar is. Per saldo betekent dit dat er alleen nog voor de woningaanpassingen, scootmobielen, rolstoelen en aangepast vervoer (regiotaxi) sprake is van een open-eindregeling (zie verder 6.3).
32
Individuele WMO-voorzieningen en dagbestedingsbudgetten specifieke ondersteuning
Gebiedsbudgetten en individuele ondersteuning
Versterking basis door extra subsidies
Kadernota transitie AWBZ/Wmo 07-01-2014 versie raad
ondersteuning thuis
de basis
5.3
Rijksuitkering en instellen budget materieel evenwicht
Het rijk is voornemens de gelden van de drie decentralisaties over de gemeenten te verdelen via een sociaal deelfonds, als een apart onderdeel binnen het gemeentefonds. Het sociaal deelfonds wordt als één geheel gepresenteerd maar daarbinnen is zichtbaar welk budget de gemeente krijgt voor zorg, jeugd of werk. Het sociaal deelfonds geeft de gemeente de mogelijkheid de budgetten breed in te zetten en op een breed terrein integraal beleid te voeren. Wij willen de mogelijkheid open houden om de budgetten ontschot in te zetten maar vinden het voor de korte termijn, gezien de omvang en de complexiteit van de dossiers, wenselijk zicht te houden op de budgetten (zorg, jeugd, werk) die voor de afzonderlijke dossiers beschikbaar zijn. Wij geven er daarom de voorkeur aan het sociaal deelfonds als één geheel te presenteren maar in de periode 2015 t/m 2018 de middelenstromen zichtbaar/afgebakend in de begroting en in de P&C verantwoordingsdocumenten op te nemen. Het rijksbudget voor de Wmo (huidige budget aangevuld met budgetten voor de nieuwe taken) zal in de komende periode van jaar tot jaar aanzienlijk fluctueren. Dit heeft de volgende oorzaken: In de komende jaren zullen steeds minder inwoners een AWBZ/WLZ indicatie krijgen. Deze mensen zullen een beroep doen op ondersteuning vanuit de Wmo. Het rijksbudget zal als gevolg hiervan jaarlijks worden gecorrigeerd. Ook is de ervaring dat er voortdurend als gevolg van allerlei andere ontwikkelingen tussentijdse correcties worden toegepast op de rijksuitkering. De verdeling van het landelijk budget over de gemeenten is nu gebaseerd op de historische uitgaven, d.w.z. op de bedragen die nu vanuit de AWBZ in de afzonderlijke gemeenten worden uitgegeven aan de te decentraliseren taken, uiteraard gecorrigeerd met allerlei kortingen. Er zal naar verwachting in 2016 een objectief verdeelmodel komen. Dan zal het landelijk budget op basis van nog nader te bepalen objectieve criteria worden verdeeld over de gemeenten. Dit zal leiden tot aanzienlijke budgetverschuivingen tussen gemeenten en voor Lelystad waarschijnlijk ook de nodige consequenties hebben. Ook binnen de jeugdhulp zal er sprake zijn van aanzienlijke schommelingen. Het verdient daarom aanbeveling, bij de invoering van nieuwe taken, een soort vereveningsfonds in te stellen voor de Wmo en jeugdhulp (Budget materieel evenwicht Wmo en jeugdhulp). Financiering Wmo Wij willen het aantal open-eind regelingen zoveel mogelijk beperken. Hiervan is nog sprake voor een aantal individuele Wmo voorzieningen, zoals scootmobiels, rolstoelen en aangepast vervoer (regiotaxi). Wij willen de middelen binnen het sociaal deelfonds in principe ontschot inzetten maar voor de periode 2015 t/m 2018 wel zicht houden op de rijksbudgetten die binnen het sociaal deelfonds beschikbaar zijn voor ondersteuning, jeugd en werk). Er wordt bij de eerstvolgende begrotingscyclus een voorstel aan de raad voorgelegd voor het instellen van een “budget materieel evenwicht” voor de Wmo en Jeugdzorg .
33
Kadernota transitie AWBZ/Wmo 07-01-2014 versie raad
6.
Sociale infrastructuur uitgewerkt
In de voorgaande hoofdstukken is aangegeven hoe we de nieuwe Wmo willen gaan organiseren en welke bewegingen we in gang zetten: van overheid naar de burger/professional, van zware ondersteuning naar lichtere vormen van ondersteuning, van recht op zorg naar passende ondersteuning etc. In dit hoofdstuk gaan we meer in op de inhoudelijke vertaling hiervan: hoe gaat ondersteuning er vanaf 1-1-2015 uitzien? Welke beweging willen we hier bewerkstelligen?
6.1
De basis versterken
Wij willen een verschuiving bewerkstelligen waardoor er minder gebruik van specifieke voorzieningen nodig is en meer in de basis opgelost kan worden. Hiertoe willen wij de basis (zie piramide paragraaf 3.3) versterken zodat inwoners zoveel mogelijk op eigen kracht, eventueel met lichte ondersteuning, zelf kunnen participeren in de samenleving. Dit betekent ook dat er een verschuiving van inzet en budgetten van specifieke ondersteuning naar basisvoorzieningen nodig is. Hierna noemen we een aantal terreinen waar verschuiving/versterking plaats zal moeten vinden om de beoogde omslag te kunnen maken. Het gaat hier om een eerste globale verkenning. Wij zullen dit in 2014 verder uitwerken. Informatie en advies Een goede informatievoorziening is een belangrijk instrument om de zelfredzaamheid te bevorderen. Veel inwoners zullen met de juiste informatie zelf een antwoord weten te vinden op hun vraag of een oplossing voor hun probleem. Het is daarom essentieel dat de informatievoorziening zowel digitaal als fysiek op orde is. Een goede website waarop inwoners eenvoudig hun weg weten te vinden, is daarbij essentieel. Een optie is om daaraan te koppelen onlinematching tussen aanbod en vraag op het gebied van burenhulp, mantelzorg, klussendiensten, oppas en andere zaken waarmee mensen elkaar kunnen helpen. Er besta an al talloze initiatieven op dit gebied (zoals wehelpen.nl). W ij willen deze ontwikkelingen verder stimuleren en ondersteunen. Er zijn nu verspreid over de stad in de Mfa’s en Mfa light’s wijkinfopunten die zowel telefonisch, digitaal als fysiek bereikbaar zijn. Deze wijkinfopunten vormen de toegang tot de sociale wijkteams. Deze wijkinfopunten moeten verder worden toegerust om allerlei vragen goed te kunnen beantwoorden, in te kunnen schatten welk vervolg gewenst is en te bepalen of de inzet van het sociaal wijkteam nodig is. Cliëntondersteuning In de concept Wmo 2015 is cliëntondersteuning omschreven als “ondersteuning met informatie, advies en algemene ondersteuning die bijdraagt aan het versterken van de zelfredzaamheid en participatie en het verkrijgen van een zo integraal mogelijke dienstverlening op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, preventieve zorg, zorg, jeugdzorg, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen”. Cliëntondersteuning wordt nu in Lelystad vanuit verschillende invalshoeken en verschillende organisaties gegeven. Voorbeelden hiervan zijn algemene cliëntondersteuning door MEE IJsseloevers, ondersteuning van ouderen door ouderenadviseurs (MDF), informatievoorziening door de wijkinfopunten (Welzijn Lelystad), ondersteuning vanuit de sociale wijkteams, ondersteuning vanuit het gemeentelijk zorgplein (inkomen en zorg) en ondersteuning vanuit de ouderenbonden. De gemeente krijgt met de decentralisatie van de MEE-gelden de mogelijkheid om de cliëntondersteuning efficiënt te regelen. Wij willen komen tot een overzichtelijke en deskundige cliëntondersteuning aansluitend bij of als onderdeel van de sociale wijkteams. De gemeente krijgt te maken met nieuwe aandachtsgroepen en 34
Kadernota transitie AWBZ/Wmo 07-01-2014 versie raad
wij hechten eraan dat er binnen de sociale wijkteams voldoende deskundigheid is om voor deze groepen een goed ondersteuningsplan te maken en de betrokkenen te ondersteunen/stimuleren bij het uitvoeren van het ondersteuningsplan. Wij zullen hier in 2014 verder invulling aan geven. Daarbij streven wij ernaar de diverse vormen van cliëntondersteuning zoveel mogelijk te clusteren. Mantelzorgondersteuning Het beroep op de mantelzorg zal in de komende tijd, gezien alle ontwikkelingen, verder blijven toenemen. Wanneer wij voldoende ondersteuning bieden aan mantelzorgers kunnen zij de zorg langer volhouden en is er minder professionele inzet nodig. Wij willen daarom prioriteit blijven geven aan het versterken van de mantelzorgondersteuning. Dit is niet alleen een verantwoordelijkheid van de gemeente maar ook van de zorginstellingen die via hun cliënten direct of indirect te maken hebben met mantelzorgers. In de ondersteuningsplannen zal de positie/ondersteuning van de mantelzorger ook nadrukkelijk een plaats moeten krijgen. Vanaf 2015 krijgen wij vanuit het rijk de middelen over van het mantelzorgcompliment. In de concept Wmo 2015 staat dat de gemeente jaarlijks een blijk van waardering moet geven aan mantelzorgers. Wij zullen in 2014 nader bepalen hoe we hier invulling aan gaan geven. Respijtzorg Respijtzorg is de tijdelijke en volledige overname van zorg met als doel de mantelzorger een adempauze te geven. Wij willen de ondersteuning thuis flexibeler en meer in overleg met de mantelzorger organiseren waarbij ook de mogelijkheid wordt geboden de mantelzorger met extra inzet thuis tijdelijk te ontlasten. Daarnaast kan er behoefte zijn aan voorzieningen waar men tijdelijk kan verblijven (logeervoorzieningen). Wij willen de vraag naar logeervoorzieningen in beeld brengen en als er behoefte aan is, hier in 2014 nader invulling aan geven. Ook de mogelijkheid van medefinanciering door de zorgverzekeraar zullen we nader onderzoeken en hierin meenemen. Verder zal in dit kader ook gekeken worden naar de invulling van de functie “kortdurend verblijf”. Respijtvoorzieningen zijn hier (als onderdeel van mantelzorgondersteuning) bij “de basis” genoemd maar uiteindelijk zullen deze vooral een plek krijgen bij de ondersteuning thuis en de specifieke ondersteuning. Vrijwilligerswerk Er zijn in de toekomst steeds meer (zorg)vrijwilligers nodig. Wij willen het doen van vrijwilligerswerk blijven stimuleren. Wij richten ons hierbij op alle bevolkingsgroepen met speciale aandacht voor 65plussers (“zilveren kracht”) en mensen met een uitkering. Wij willen mensen met een uitkering, die zinvol vrijwilligerswerk kunnen doen, vaker als vrijwilliger in gaan zetten. Extra vrijwilligersplaatsen voor mensen met een lichte beperking (als alternatief voor dagbesteding) In de tweede helft van 2013 is er een pilot gestart ten behoeve van WWB-ers met een grote afstand tot de arbeidsmarkt. Er zijn/worden voor deze groep passende vrijwilligersplaatsen gezocht bij voorkeur in de nabije omgeving, bijvoorbeeld bij scholen, sportverenigingen, wijkwinkels e.d. De eerste resultaten van de pilot zijn positief. Wij vinden het belangrijk dat deze vorm van vrijwilligerswerk niet alleen beschikbaar is voor WWB-ers maar (ook) geboden kan worden aan andere wijkbewoners met een lichte beperking voor wie participatie niet vanzelfsprekend is. Een zinvolle daginvulling kan voor hen belangrijk zijn om te kunnen blijven participeren in de samenleving en niet te vereenzamen. Ook kan dit zinvol zijn om hun directe omgeving (tijdelijk) te ontlasten. Een vrijwilligersplaats geeft de betrokkene een zinvolle daginvulling en biedt de mogelijkheid iets terug te doen voor de wijk/buurt. Wij zullen daarom blijven investeren in extra vrijwilligersplaatsen voor mensen met een lichte beperking.
35
Kadernota transitie AWBZ/Wmo 07-01-2014 versie raad
Activiteiten in de buurt- en wijkvoorzieningen/inloopvoorzieningen De activiteiten in de wijk- en buurtcentra zijn nu nog vooral gericht op de “gewone” buurtbewoners. Wij willen dat er hier ook laagdrempelige (dag) activiteiten voor bijvoorbeeld licht dementerenden, mensen met een verstandelijke beperking of mensen met psychiatrische aandoeningen worden georganiseerd. Gezien de problematiek van deze groepen, zal hierbij een bepaalde mate van professionele begeleiding (naast de inzet van vrijwilligers) nodig zijn. Er zal zoveel mogelijk gebruik worden gemaakt van de bestaande wijkvoorzieningen. Deze participatie dichtbij kan een goed alternatief zijn voor individuele ondersteuning thuis of voor specifieke dagbesteding. Vervoer We hebben nu aangepast vervoer voor diverse doelgroepen: leerlingenvervoer, Wmo vervoer (regiotaxi) en vervoer van en naar de dagbesteding. Er loopt op dit moment een onderzoek naar de mogelijkheden om dit vervoer efficiënter te organiseren. Daarnaast willen we het gebruik van het aangepast vervoer terugbrengen. Dit kan o.a. door het openbaar vervoer zoveel mogelijk toegankelijk te maken voor mensen met een beperking. Het kan hierbij gaan om fysieke toegankelijkheid maar het kan bijvoorbeeld ook gaan om trainingen aan bepaalde groepen om gebruik te maken van het openbaar vervoer. Scootmobiel- en rolstoelpools Er zijn inmiddels verspreid over de stad 7 scootmobielpools gerealiseerd. De ervaringen hiermee zijn positief. Wij willen dit verder uitbreiden met pools voor rolstoelen. Aangepast/beschut wonen Er zullen in de toekomst steeds minder mensen in een instelling opgenomen worden. Dit betekent dat meer mensen zelfstandig moeten blijven wonen. Voor een groot deel van de inwoners kan dit in een al dan niet aangepaste (gewone) woning. Voor een bepaalde groep zal een meer beschutte woonvorm nodig/wenselijk zijn. Voorbeelden hiervan zijn de woonzorgzones rond De Hanzeborg, De Uiterton en De Hoven. In deze zones is sprake van een samenhangend aanbod van wonen, welzijn en zorg. Wij zullen nader onderzoeken welke behoefte er in de toekomst is aan beschutte woonvormen, rekening houdend met het feit dat opname in een instelling als gevolg van de wijziging van de AWBZ steeds minder aan de orde zal zijn. Gezonde leefstijl Door een gezonde leefstijl te stimuleren/bevorderen kunnen gezondheidsproblemen worden beperkt en kan later minder zorg nodig zijn. We willen een gezonde gemeente zijn met inwoners die zoveel mogelijk op eigen kracht een gezonde leefstijl nastreven. Het gaat hierbij vooral om goede voeding, regelmatige lichaamsbeweging, voldoende rust en een verantwoord gebruik van genotmiddelen en medicijnen. Wij faciliteren hierbij bijvoorbeeld door bewegingsmogelijkheden op wijkniveau te bieden, basiszorg (gezondheidscentra e.d.) dichtbij te organiseren en in te zetten op preventie. Deze preventie is nu vooral gericht op alcohol- en drugsgebruik onder jongeren en overgewicht bij kinderen. Wij willen extra in blijven zetten op preventie en gezond gedrag. In dit kader kan worden vermeld dat onlangs de gemeente, zorgverzekeraar en zorg- en welzijnsorganisaties onlangs het convenant “Lelystad in Beweging” ondertekend. Op basis hiervan wordt een gezondheids- en welzijnsprogramma in Lelystad gestart met als doel het betaalbaar houden van de gezondheidszorg en aandacht blijven houden voor de gezondheid en het welzijn van inwoners van Lelystad.
36
Kadernota transitie AWBZ/Wmo 07-01-2014 versie raad
De basis versterken Wij willen de basis versterken zodat inwoners zoveel mogelijk zelf op eigen kracht, eventueel met lichte ondersteuning, kunnen participeren in de maatschappij. Het gaat hierbij met name om een versterking op de volgende punten: - betere informatievoorziening - goede, efficiënte cliëntondersteuning - meer mantelzorgondersteuning - extra respijtvoorzieningen (afhankelijk van nader behoefte onderzoek) - meer inzet vrijwilligers, o.a. mensen met een uitkering - meer vrijwilligersplaatsen voor mensen met een lichte beperking - meer welzijnsactiviteiten/ontmoetingsmogelijkheden, inloopvoorzieningen e.d. in de wijk voor nieuwe aandachtsgroepen - beter toegankelijk openbaar vervoer, efficiënter organiseren van het aangepast vervoer - meer algemene voorzieningen zoals scootmobielpools - aandacht voor beschut wonen (woonzorgzones) - preventie en stimuleren gezonde leefstijl.
6.2
Ondersteuning thuis
Het gaat hierbij om aanvullende ondersteuning voor inwoners voor wie, naast de inzet vanuit de basis, extra ondersteuning thuis nodig is om zelfstandig te kunnen blijven functioneren. Het kan hierbij bijvoorbeeld gaan om (een combinatie van) individuele begeleiding en huishoudelijke hulp. Wij willen deze ondersteuning meer integraal en dichtbij de burger organiseren. We denken hierbij aan de werkwijze zoals door buurtzorg gehanteerd, waarbij een aantal professionals in de wijk de ondersteuning van een bepaalde groep inwoners in een wijk voor haar rekening neemt. Deze ondersteuning thuis zal met veel minder middelen georganiseerd moeten worden. Door een combinatie van maatregelen moet het mogelijk zijn ondersteuning thuis te blijven bieden aan de inwoners voor wie dit nodig is om zelfstandig te kunnen blijven functioneren. Wij denken daarbij vooral aan de volgende maatregelen: a. Door consequent te werken vanuit het stepped care principe zal er minder professionele inzet nodig zijn. Er zal steeds goed gekeken moeten worden naar de ondersteuningsvraag en de mogelijkheden om dit op een andere manier (dan met professionele inzet) op te lossen. Bij het gemeentelijk loket is hiermee inmiddels ervaring opgedaan en deze werkwijze heeft ertoe geleid dat er minder huishoudelijke hulp ingezet hoeft te worden. Wij gaan ervan uit dat als er consequent vanuit dit principe wordt gewerkt er over de hele linie minder professionele inzet nodig zal zijn. b. Er kan efficiencywinst gehaald worden door flexibel en gebiedsgericht werken waarbij de professional de ruimte en verantwoordelijkheid krijgt om de ondersteuning integraal en afgestemd op de ondersteuningsbehoefte in te vullen. c. Door meer collectieve activiteiten in de buurt- en wijkvoorzieningen te organiseren zal er minder individuele ondersteuning thuis nodig zijn. d. De kosten van huishoudelijke hulp kunnen worden teruggebracht door het aantal uren per huishouden te beperken en alfahulpen in te zetten (zie toelichting hieronder). Ook kan een deel van de maatwerkgelden (zie paragraaf 4.4) hiervoor worden ingezet om dit pakket op orde te houden. Huishoudelijke hulp Eerder is besloten de contracten met de leveranciers ongewijzigd te continueren tot 1-1-2015. Met ingang van 1-1-2015 wordt er 40% gekort op de rijksuitkering die de gemeente ontvangt voor de huishoudelijke hulp. 37
Kadernota transitie AWBZ/Wmo 07-01-2014 versie raad
Binnen de huishoudelijke hulp (HH) wordt nu onderscheid gemaakt tussen HH1 en HH2: - HH1: Het gaat hier om schoonmaakwerk waarbij de cliënt zelf de regie voert op zijn huishouden. - HH2: Het gaat hier om schoonmaakwerk en regievoering op het huishouden van de cliënt. Dit betreft bijvoorbeeld licht dementerende of licht verstandelijk beperkte mensen die zelf niet kunnen inzien wat er moet gebeuren in hun huis. De concept wet Wmo 2015 maakt het mogelijk dat gemeenten voor eenvoudig schoonmaakwerk verwijzen naar de particuliere markt. In principe dragen de mensen de kosten van deze schoonmaakondersteuning dan zelf tenzij zij een laag inkomen hebben. Dan zal de gemeente de kosten geheel of gedeeltelijk moeten vergoeden. Landelijk maar ook in Lelystad blijkt dat het overgrote deel van de HH gebruikers een minimuminkomen heeft. Dit betekent dat een grote groep gebruikers alsnog voor een vergoeding van de kosten in aanmerking komt en dit zal de nodige uitvoeringskosten met zich meebrengen. Wij stellen voor de huishoudelijke hulp vooralsnog binnen het pakket “ondersteuning thuis” op te blijven nemen en de volgende mogelijkheid om het aanbod te versoberen verder uit te werken: - Het aantal uren per woning te beperken tot bijvoorbeeld 2 of 2 1/2 uur per week per woning en alleen in heel uitzonderlijke gevallen meer uren beschikbaar te stellen. Dit aantal uren is voldoende om het huis in de basis schoon te houden en vervuiling te voorkomen. - De huishoudelijke hulp in te vullen met alfahulpen tenzij er sprake is van HH2 en/of een meervoudige hulpvraag. Hiervan is sprake als er ook andere zorg thuis nodig is, bijvoorbeeld persoonlijke verzorging of begeleiding; er zal dan een integraal ondersteuningsarrangement worden samengesteld. Een alfahulp is iemand die huishoudelijke hulp verleent en niet in loondienst is bij een instelling maar in loondienst werkt voor degene waar hij/zij huishoudelijk werk doet. Het dienstverband valt onder de regeling “dienstverlening aan huis”. Dit betekent o.a. dat de opdrachtgever geen premies hoeft af te dragen. Het uurtarief van een alfahulp ligt daardoor globaal gezien 6 tot 7 euro lager dan het uurtarief van een medewerker in loondienst. Deze maatregelen (minder uren per klant en goedkopere uren door inzet alfahulpen) zullen een aanzienlijke bezuiniging opleveren en maken het mogelijk de dienstverlening in essentie op peil te houden. Hierbij dient opgemerkt te worden dat de keuze voor alfahulpen de nodige personele consequenties heeft. Vele huishoudelijke hulpen zullen hun dienstverband verliezen er (weer) als alfahulp aan het werk (moeten) gaan. Wij zullen de genoemde maatregelen in de komende tijd verder uitwerken en de consequenties daarvan in beeld brengen. Ondersteuning thuis Wij willen de ondersteuning thuis meer integraal en dichtbij organiseren waarbij flexibel en gebiedsgericht wordt gewerkt. Wij willen (met minder middelen) ondersteuning bieden aan de inwoners voor wie dit nodig is om zelfstandig te kunnen blijven functioneren. Hierbij dient beseft te worden dat de ondersteuning deels anders ingevuld zal worden en er ook sprake zal zijn van versobering. Daarvoor zullen we de volgende maatregelen verder uitwerken: a. De ondersteuning van nieuwe en bestaande cliënten wordt beoordeeld en ingevuld uitgaande van het stepped care principe. b. De ondersteuning thuis wordt flexibel en gebiedsgericht ingevuld wat efficiency winst oplevert. c. Er worden meer collectieve activiteiten georganiseerd in de wijk- en buurtcentra waardoor minder individuele ondersteuning nodig is. d. De huishoudelijke hulp (onderdeel van ondersteuning thuis) wordt versoberd. Een optie is dat het aantal uren wordt teruggebracht en er weer meer met alfahulpen wordt gewerkt.
38
Kadernota transitie AWBZ/Wmo 07-01-2014 versie raad
6.3
Specifieke ondersteuning
Voor een aantal inwoners zal, naast inzet vanuit de basis en eventuele ondersteuning thuis, nog aanvullende specifieke ondersteuning nodig zijn. Het kan hierbij gaan om: - Woningaanpassingen, scootmobiels, rolstoelen en regiotaxi. Deze voorzieningen vallen al vanaf 1-1-2007 onder de Wmo. In 2012 is de verstrekkingennota vastgesteld en is dit pakket aangepast. Er is geen aanleiding dit pakket nu wederom te herzien. Wel wordt er extra geïnvesteerd in de basis waardoor het gebruik van deze specifieke voorzieningen in een aantal situaties beperkt kan worden (bijvoorbeeld door inzet op scootmobielpools, goed toegankelijk openbaar vervoer e.d.). - Beschermd wonen. In de concept Wmo 2015 is dit omschreven als een woonvorm voor mensen met psychische of psychosociale problemen die niet in staat zijn zich op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn netwerk zich te handhaven in de samenleving. Beschermd wonen valt met ingang van 1-1-2015 vooralsnog onder de verantwoordelijkheid van de centrumgemeente. Het is nu nog onduidelijk hoeveel middelen hiermee zijn gemoeid. - Maatschappelijke opvang. Het gaat hier om basisvoorzieningen voor zeer kwetsbare mensen die dak- en thuisloos zijn en/of zware verslavings- en/of psychiatrische problematiek hebben of zorgwekkende zorgmijders zijn. Over de zorg voor deze groep worden regionaal afspraken gemaakt die zijn zijn vastgelegd in het Stedelijk Kompas. Almere is centrumgemeente en ontvangt en verdeelt de rijksmiddelen hiervoor. De verwachting is dat deze centrumgemeente constructie voorlopig wordt gecontinueerd. - Kortdurend verblijf Bij kortdurend verblijf gaat het erom dat een cliënt die thuis woont, tijdelijk elders verblijft om de mantelzorger of het gezin te ontlasten. Zoals eerder vermeld willen wij de vraag naar logeervoorzieningen in beeld brengen en, als er behoefte is aan aanvullende voorzieningen, hier nader invulling aan geven. Wij zullen nog nader uitzoeken hoe het gebruik van kortdurend verblijf er nu uitziet en hoe dit zich verhoudt met een eventuele logeervoorziening in Lelystad. - Specifieke dagbesteding. Wij willen specifieke dagbesteding inzetten voor de groep met complexe problematiek en/of een grote begeleidingsbehoefte. Hieronder is dit verder uitgewerkt. Dagbesteding Wij gaan ervan uit dat mensen die zelfstandig wonen en voldoende zelfredzaam zijn deel kunnen nemen aan welzijnsactiviteiten op wijk- en buurtniveau of vrijwilligerswerk kunnen uitvoeren (dus vanuit de basis). Dit betekent wel dat er, naast de activiteiten die nu al plaatsvinden, aanvullende activiteiten moeten worden georganiseerd, rekening houdend met de specifieke vraag/behoefte vanuit deze groep. Hierbij zal ook naar de spreiding van de activiteiten over de stad moeten worden gekeken. Ook zal er verder worden ingezet op het vinden van voldoende vrijwilligersplaatsen voor mensen met een beperking. De specifieke dagbesteding zal worden beperkt tot de groep met complexe problematiek en een grote begeleidingsbehoefte. We maken hierbij onderscheid tussen: - Gespecialiseerde dagbesteding: dagbesteding voor inwoners die geen perspectief hebben op werk en te maken hebben met zware complexe problematiek. Het gaat hier om mensen met zware lichamelijke, psychogeriatrische, psychiatrische of verstandelijke beperkingen. Hierbij is intensieve begeleiding nodig. - Arbeidsmatige dagbesteding: dagbesteding voor inwoners die vanwege problematiek slechts een geringe arbeidsprestatie kunnen leveren met een redelijk grote begeleidingsbehoefte. Hiervoor is minder intensieve begeleiding nodig. Deze arbeidsmatige dagbesteding heeft raakvlakken en overlap met het beschut werken vanuit de sociale werkvoorziening. 39
Kadernota transitie AWBZ/Wmo 07-01-2014 versie raad
De capaciteit aan dagbesteding zal, gezien de landelijke korting op het te decentraliseren budget, worden teruggebracht. De capaciteitsvermindering kan deels worden gecompenseerd door het verschuiven naar dagactiviteiten naar de basis (welzijnswerk, vrijwilligerswerk). Verder gaan wij er vanuit dat de gemiddelde kosten per dagdeel kunnen dalen door efficiënter gebruik te maken van de bestaande infrastructuur (gebouwen, personeel e.d.). Ook kan ervoor worden gekozen om de capaciteit op een andere manier te verdelen, door bijvoorbeeld het gemiddeld aantal dagdelen per persoon aan te passen. Dit is aan de orde als er, in verhouding tot het budget, veel behoefte is aan deze specifieke vormen van dagbesteding. Voor wat betreft vervoer is het uitgangspunt dat mensen zelf of met behulp van hun netwerk naar de dagbesteding gaan. Alleen als dit niet mogelijk is en er sprake is van een medische noodzaak komt men nog in aanmerking voor vanuit de gemeente betaald vervoer.
Specifieke ondersteuning Voor een aantal inwoners zal, naast inzet vanuit de basis en eventueel ondersteuning thuis, aanvullende ondersteuning nodig zijn. Het kan hierbij gaan om voorzieningen waarvoor de gemeente al verantwoordelijk is maar ook om een aantal nieuwe taken zoals kortdurend verblijf en dagbesteding. Wij willen de vraag naar kortdurend verblijf nader in beeld brengen en op basis daarvan bepalen hoe we hier invulling aan gaan geven. Wij willen dat dagbesteding beschikbaar blijft voor inwoners met complexe problematiek en een grote begeleidingsbehoefte. De huidige capaciteit aan dagbesteding zal, gezien de korting, moeten worden teruggebracht. Daartoe zullen wij de volgende maatregelen uitwerken: er worden op wijk- en buurtniveau extra dagactiviteiten georganiseerd en er worden extra vrijwilligersplaatsen gezocht; de specifieke dagbesteding wordt efficiënter (goedkoper) georganiseerd waardoor er minder capaciteit verloren gaat. de resterende capaciteit wordt herverdeeld over de gebruikers zodat meer mensen gebruik kunnen blijven maken van een vorm van dagbesteding. er wordt onderzocht of het (doelgroepen)vervoer efficiënter georganiseerd kan worden. De gemeenten worden met ingang van 1-1-2015 verantwoordelijk voor beschermd wonen. Het is nu nog onduidelijk of dit een verantwoordelijkheid van de centrumgemeente wordt of van de afzonderlijke gemeenten.
40
Kadernota transitie AWBZ/Wmo 07-01-2014 versie raad
7.
Vervolgtraject
Op 1 januari 2015 wordt de gemeente verantwoordelijk voor de nieuwe taken. In de periode daarnaar toe zal nog heel veel moeten gebeuren om de overgang en de transitie goed te laten verlopen. Het gaat hierbij o.a. om: - Inrichten van de interne organisatie (taakverdeling, financieel beheer, gegevensbeheer, loket etc.). - Financiering: in beeld brengen beschikbare middelen (omvang rijksbijdrage, inzet middelen binnen sociale infrastructuur, uitwerken populatiebekostiging, risico’s etc.). - Communicatie: opstellen communicatieplan richting cliënten/burgers, partijen. - Formuleren (kwaliteits)criteria, indicatoren e.d. voor de verschillende onderdelen. - Toegang: sociale wijkteams inrichten/toerusten op nieuwe taak, eventueel pilot starten, bepalen hoe ondersteuningsplan eruit komt te zien, zelfredzaamheidsmatrix in beeld. - Herijken dagbesteding: bepalen wat naar basis gaat, wat in welke vorm blijft en hoe dit wordt ingekocht, hoe het vervoer wordt geregeld. - Versterking “basis” op de verschillende onderdelen (vrijwilligersplaatsen, mantelzorg/respijtzorg, inloop, (ontmoetings)activiteiten in de buurt etc. - Invulling ondersteuning thuis: aanbesteding/inkoop, bepalen (kwaliteits) eisen etc., Dit zal in de komende tijd verder worden uitgewerkt. De inzet is om vóór 1 juli 2014 in beeld te hebben hoe de nieuwe infrastructuur er in 2015 uit gaat zien (wie gaat wat doen, wat wordt in de basis geregeld e.d.). De tweede helft van 2014 kan dan worden gebruikt om hier nadere afspraken over te maken met partijen en om voor de bestaande cliënten nieuwe ondersteuningsplannen op te stellen. Ook zal er in de tweede helft van 2014 een nieuwe Wmo verordening aan de raad worden voorgelegd. In de concept wet Wmo 2015 is de verplichting opgenomen dat de gemeenteraad periodiek een plan moet vaststellen voor het door het gemeentebestuur te voeren beleid met betrekking tot maatschappelijke ondersteuning. In de wet is aangegeven welke onderdelen hierin meegenomen moeten worden. Deze kadernota geeft hiervoor de richting en deels ook invulling aan. Verder moet er op basis van het nieuwe beleid een nieuwe gemeentelijke Wmo verordening worden vastgesteld. Er zal in aansluiting op deze kadernota in de tweede helft van 2014 zal een uitvoeringsplan (beleidsplan) met daaraan gekoppeld een nieuwe Wmo verordening aan de gemeenteraad worden voorgelegd. Vervolgtraject In 2014 wordt de transitie verder voorbereid. Daarbij zal veel oog zijn voor de communicatie richting cliënten. In de tweede helft zal als vervolg op de Kadernota een uitvoeringsplan Wmo en een nieuwe Wmo verordening aan de raad worden voorgelegd.
41
Kadernota transitie AWBZ/Wmo 07-01-2014 versie raad
BIJLAGE 1: IMPRESSIE VAN DOOR PARTIJEN AANGEDRAGEN CONCEPTEN In de eerste helft van 2013 zijn met betrokken partijen expertbijeenkomsten georganiseerd rond de volgende aandachtsgroepen: ouderen, mensen met een verstandelijke beperking en mensen met psychiatrische problematiek. Tijdens deze bijeenkomsten is informatie uitgewisseld en zijn partijen uitgenodigd om te komen met nieuwe concepten voor de invulling van de ondersteuning. Deze bijlage geeft een impressie van de ingediende concepten. Deze zijn deels meegenomen in deze nota en zullen ook deels bij de verdere uitwerking in 2014 een plaats krijgen. Veel ingediende voorstellen zijn gericht op het versterken van de basis door het organiseren van extra activiteiten bijvoorbeeld voor specifieke doelgroepen zoals een dementiekoor, een autismesoos en autismesport. Maar er wordt ook gedacht aan het verbreden van activiteiten, bijvoorbeeld van de bestaande inloopmogelijkheden. Deze concepten zijn gericht op het vergroten van de zelfregie en de participatie door de inzet van collectieve activiteiten. Een aantal concepten richt zich nadrukkelijk op het aanbieden van ondersteuning op wijkniveau. Zo wordt genoemd dat de activering van kwetsbaren gefaciliteerd kan worden in de bestaande activerings- en buurtcentra. Er is ook een aantal initiatieven benoemd waarbij het gaat om het bieden van handvatten ter versterking van de eigen kracht van inwoners zoals trainingen ter vergroting en versterking van het eigen netwerk en burgerkracht meer benutten door initiatieven vanuit de basis mogelijk te maken Samenwerking is door veel organisaties genoemd als een goede kans om gebruik te maken van elkaars expertise en de expertise te bundelen tot een gezamenlijke aanpak. Door ontschotting kan expertise gebundeld worden tot een gezamenlijke aanpak om de participatie van bewoners te bevorderen. Het belang van een goede koppeling tussen eerstelijnszorg en nuldelijnszorg wordt benadrukt. Een goede samenwerking maakt sneller op- en afschalen mogelijk. De doorontwikkeling van de sociale wijkteams wordt hierbij als instrument genoemd. Daarbij is benadrukt dat er een goede toegang voor bewoners moet zijn, zonder de bureaucratische rompslomp van indicatiestellingen. Naast de sociale wijkteams zijn er ook andere mogelijke teams genoemd. Een mobielzorgteam, vergelijkbaar met een sociaal wijkteam, dat arrangementen biedt gericht op het ondersteunen van burgers in hun eigen kracht op wijkniveau. Een dementieteam bestaande uit verzorging/verpleging, consulent dementiezorg, huishoudelijke hulp, dagverzorging en dagbehandeling dat vanuit verschillende expertises een passend aanbod kan bieden aan dementerende ouderen. Een ‘Eropaf team’ dat door samenwerking tussen verschillende partijen jongeren begeleidt die tussen wal en schip dreigen te raken. Wat betreft ondersteuning thuis zijn er verschillende concepten genoemd gericht op het efficiënter vormgeven van de ondersteuning. Zo wordt voorgesteld om huishoudelijke hulpen ook in te zetten als begeleider, waardoor minder hulpverleners ingezet hoeven te worden en cliënten minder mensen over de vloer krijgen. Ook is een concept ingediend om zelforganiserende teams in te zetten voor ondersteuning, die op basis van populatiebekostiging zo efficiënt mogelijk de ondersteuning in een wijk kunnen vormgeven. Wat betreft specifieke ondersteuning benadrukken zorgpartijen met name het belang van goede samenwerking. Door samenwerking tussen hulpverlenende partijen en betrokkenen rondom een cliënt kan goede ondersteuning worden geboden. Dat kan zowel worden ingezet voor extramurale begeleiding als intramurale projecten. Met betrekking tot de invulling van dagbesteding is een aantal voorstellen ingediend waaruit blijkt dat organisaties zich (willen) inzetten om alternatieve vormen van dagbesteding te ontwikkelen. Wat met name opvalt is de grote bereidheid om de krachten en expertise te bundelen om passende arbeidsmatige dagbesteding te realiseren, bijvoorbeeld voor cliënten met complexe multiproblematiek. Genoemd is de mogelijkheid om arbeidsmatige dagbesteding gecoördineerd aan te pakken vanuit één team als aanspreekpunt. Van daaruit zou de acquisitie van werkervaringplekken 42
Kadernota transitie AWBZ/Wmo 07-01-2014 versie raad
kunnen worden georganiseerd. Een ander voorstel is gericht op het slim combineren van het zorgaanbod met arbeidsmatige dagbesteding. Er zijn wat voor de dagbesteding voor verschillende doelgroepen concepten aangedragen zoals het combineren van kinderopvang met dagbesteding voor kinderen. Door kinderen in reguliere groepen op te nemen worden ze meer uitgedaagd en in hun eigen kracht gezet. Dat is ook het uitgangspunt bij het voorstel om de dagbesteding van verstandelijk beperkten in de wijk vorm te geven door het uitvoeren van klussen voor de wijk zoals sneeuwruimen en boodschappen doen. Hierdoor is de doelgroep meer betrokken bij de wijk en wordt de doelgroep zichtbaar voor de wijkbewoners. In vrijwel alle voorstellen is het belang van vrijwilligers genoemd voor het slagen van een project. Het gaat hier niet alleen om de reguliere vrijwilligers maar maar ook de mogelijkheden voor de meer kwetsbare bewoners worden genoemd. Een voorstel is om bewoners met een verminderde arbeidscapaciteit in te zetten als vrijwilliger, om de participatie te verhogen. Een andere belangrijke groep zijn de mantelzorgers. Het belang van goede ondersteuning voor deze groep is groot en daarom wordt gesteld dat er tot een mantelzorgconvenant moet worden gekomen. Daarin worden maatregelen opgenomen gericht op bekendheid van het ondersteuningsaanbod, de samenhang in ondersteuning van formele en informele zorg, innovatieve mogelijkheden ter ondersteuning van mantelzorgers, het delen van kennis en expertise en de mogelijkheden van collectieve arrangementen. Hierbij staat wederom een goede samenwerking tussen organisaties centraal. De ingediende concepten zijn uiteenlopend van aard, maar allen gericht de verbinding tussen zorgpartijen en het belang van het zoeken naar nieuwe invulling van de ondersteuning. De inbreng is deels meegenomen in de kadernota en zal deels bij de verdere uitwerking een plaats krijgen.
43
Kadernota transitie AWBZ/Wmo 07-01-2014 versie raad
BIJLAGE 2: SAMENVATTING CONSULTATIE GEBRUIKERSGROEPEN In de tweede helft van 2013 is er een algemene voorlichtingsbijeenkomst voor cliëntenorganisaties georganiseerd. Daarnaast zijn er bijeenkomsten met de volgende cliëntgroepen georganiseerd: ouderen, mensen met een verstandelijke beperking en mensen met psychiatrische problematiek. Tijdens deze bijeenkomsten is informatie gegeven over de aanstaande veranderingen en hebben cliënten de mogelijkheid gekregen om vragen te stellen en opmerkingen te maken. Deze bijlage geeft een impressie van deze bijeenkomsten. De resultaten van de bijeenkomsten zijn deels meegenomen in deze nota en zullen ook deels bij de verdere uitwerking in 2014 een plaats krijgen. Een van de aandachtspunten die door de cliënten werd genoemd is de overgang van de huidige regelingen naar de nieuwe situatie. Bewoners zijn benieuwd hoe deze overgang wordt geregeld. Er was onduidelijkheid over de vraag tot wanneer huidige indicaties geldig zijn. Cliënten zijn bevreesd om hun huidige zorg kwijt te raken en geven aan dat ook zorgverleners vaak niet weten wat er gaat gebeuren. Ook de overgang van dossiers is als een punt van aandacht benoemd, waarbij aandacht gegeven moet worden aan de goede en veilige overgang van dossiers. Cliënten benoemden dat het wel belangrijk is dat de informatie van de huidige dossiers wordt meegenomen om te voorkomen dat allerlei werk over moet worden gedaan. Verder werd het voorstel gedaan om pilots te laten starten om inzicht te krijgen in wat goed gaat en waar tegenaan wordt gelopen. Er is bij de cliënten onduidelijkheid over de sociale wijkteams. Cliënten geven aan benieuwd te zijn hoeveel wijkteams er komen, welke organisaties daarin plaatsnemen en of het voorzieningenniveau in elke wijk gelijk is. Daarnaast wordt aandacht gevraagd voor het belang van de aanwezigheid van expertise over verschillende zorggroepen. Ook de toegangsfunctie van de sociale wijkteams roept vragen op. Cliënten zijn benieuwd of de sociale wijkteams de indicaties gaan stellen. Als dat het geval is moet er aandacht zijn voor een juiste bejegening, omdat bij de huidige loketten vaak een ‘eigen schuld, dikke bult’ bejegening wordt ervaren. Door de verschillende cliëntgroepen is benadrukt dat er aandacht moet zijn voor de diversiteit van de problematiek. Zo werd door de GGZ-cliënten gesteld dat voor hen met name lotgenotencontact van groot belang is en dat activiteiten voor hen niet altijd in een MFA kunnen worden georganiseerd. Ook werd benoemd dat er goed moet worden gekeken welke doelgroepgerichte zorg behouden moet worden. Wat betreft de verdere uitwerking van de plannen wordt genoemd dat het vervoer efficiënter ingedeeld kan worden, maar dat het van belang is dat doelgroepenvervoer georganiseerd blijft. Daarnaast wordt aangegeven dat er keuzevrijheid moet blijven, zoals ook nu het geval is. De kwaliteit van de geleverde zorg moet goed gewaarborgd worden, waarbij er aandacht moet zijn voor wat de burgers vindt van de kwaliteit. Als daar ontevredenheid over is of er zijn andere problemen, dan moet er de mogelijkheid geboden worden voor cliënten om hun beklag te doen. Ook wordt als aandachtspunt genoemd dat het beroep op mantelzorg niet oneindig is. Niet alle zorg kan worden afgeschoven op mantelzorgers. Tot slot wordt de gemeente opgeroepen om goed te communiceren met cliënten. Cliënten geven aan dat ze nog weinig weten over de aanstaande veranderingen. Het gevoel leeft dat de gemeente voor mensen gaat beslissen en dat cliënten zelf geen inbreng meer hebben. Ook als de gemeente zelf nog weinig weet kunnen er al stukjes informatie worden gegeven.
44
Kadernota transitie AWBZ/Wmo 07-01-2014 versie raad
BIJLAGE 3: SAMENVATTING RESULTATEN CONFERENTIE ‘ZELFREGIE EN EIGEN KRACHT IN DE PRAKTIJK´ Op 4 november 2013 heeft de gemeente Lelystad een conferentie georganiseerd met als onderwerp ‘Zelfregie en eigen kracht in de praktijk’. Tijdens deze conferentie hebben professionals met elkaar gesproken over de kansen en risico’s van de komende veranderingen. Tijdens workshops is nagedacht over wat de ideale situatie in 2020 zou zijn op een aantal gebieden en welke acties daartoe nu ondernomen zouden moeten worden. Deze bijlage geeft een impressie van de genoemde speerpunten. Deze zijn deels meegenomen in deze nota en zullen deels bij de verdere uitwerking in 2014 een plaats krijgen. Uit verschillende workshops kwam naar voren dat er een goede sociale kaart zou moeten zijn, waarin duidelijk is aangegeven welke zorgaanbieders er zijn en hoe de lijnen tussen die aanbieders lopen. Dit is nodig om een goede toeleiding en verwijzing naar zorg en ondersteuning te realiseren. Als belangrijke factor daarin wordt goede samenwerking tussen zorgaanbieders genoemd. Men moet elkaar weten te vinden en het zorgaanbod op elkaar afstemmen. Daarbij kunnen sociale wijkteams een belangrijke functie vervullen in goede samenwerking met Jeugd- en Gezinteams. Door een laagdrempelige toegang kan het ondersteuningsaanbod van de partijen goed afgestemd worden met de bewoner. Daarbij moet worden gewerkt vanuit de bewoner. Een plan moet een plan van de bewoner zijn, wat ook tot uiting moet komen in goede informatie en communicatie in de afspraken tussen bewoner en hulpverlener met behulp van de juiste ICT-middelen. Dit alles om kind en ouders nog meer in eigen kracht te zetten. Professionals moeten dan ook getraind worden om de regie bij het gezin te laten. Van belang daarbij is de bekendheid van de teams bij zowel bewoners als andere professionals. Door de koppeling te maken met bestaande verbanden, zoals scholen, kunnen de teams versterkt en beter bekend worden. Ook de jeugd en de buurtbewoners moeten betrokken worden bij de teams. Niet alleen sociale wijkteams zijn een belangrijke factor. Ook vrijwilligers hebben volgens de deelnemers een grote rol. Om de groep vrijwilligers te vergroten moet er meer voorlichting komen over wat vrijwilligerswerk je kan opleveren voor je persoonlijke leven. Vervolgens moeten ze vanaf het begin goed begeleid worden. Een vrijwilligerscentrale moet daarom zorg dragen voor een goede screening vooraf (onder andere op motivatie). Vervolgens moet de centrale in samenwerking met de organisaties vrijwilligers goed begeleiden, trainen, ondersteunen en voorlichten. Er wordt een steeds groter beroep gedaan op mantelzorgers in het nieuwe zorgstelsel. In de workshops werd genoemd dat ter discussie moet worden gesteld waarom een mantelzorger meer moet doen, omdat de druk op mantelzorgers vaak al groot is. Ook werd benadrukt dat de mantelzorger de regie in eigen hand moet kunnen houden en dat dit gewaarborgd moet blijven. Er moet rekening worden gehouden met de wensen en grenzen van de mantelzorger omdat deze van invloed zijn op het welbevinden van de zorgvrager. In het keukentafelgesprek moet dan ook een gebalanceerde ondersteuning worden gevonden voor zowel zorgvrager als mantelzorger. Daarin moet ook aandacht zijn voor de ontlasting van de mantelzorger bijvoorbeeld middels een respijthuisvoorziening. Een belangrijke voorwaarde zou daarom kunnen zijn dat in de eerder genoemde sociale kaart wordt opgenomen wat organisaties voor mantelzorgers kunnen betekenen. Ook moet de informatievoorziening, zowel actief als passief, goed op orde zijn. Verder kan de registratie van mantelzorgers inzicht geven in de vraag naar ontlasting. Tot slot is het ook goed om rekening te houden met wat er op het gebied van technologie en zorg gaande is. Volgens de deelnemers moet er worden ingezet op creatief hergebruik van middelen om zo kosten te besparen. Technologische ontwikkelingen en nieuwe ICT toepassingen zoals beeldbellen moeten goed in de gaten worden gehouden. Bij het invoeren van bepaalde ICT toepassingen zouden jongeren ingezet kunnen worden. Het kan het goed zijn om partijen die betrokken zijn bij zorginnovatie bij elkaar te zetten om onderlinge afstemming en nieuwe ontwikkelingen te stimuleren. 45
Kadernota transitie AWBZ/Wmo 07-01-2014 versie raad
BIJLAGE 4: SAMENVATTING INSPRAAKREACTIES De volgende partijen hebben gereageerd op de concept Kadernota Wmo/AWBZ: o Interakt Contour o Coloriet o Icare o Triade o WZF o Vereniging van zorgboerderijen o Therapeutisch Centrum o Omega Groep o MDF o IrisZorg o Welzijn Lelystad o Ambulante Hulpverlening Midden Nederland o GGD o Leger des Heils o Philadelphia In de reacties is een aantal rode lijnen te vinden. Veel organisaties benadrukken zich te kunnen vinden in de geschetste lijnen en de gestelde richting. Het is goed om te kunnen constateren dat er draagvlak is voor de komende veranderingen. Daarnaast benoemen de organisaties verschillende aandachtspunten, die hierna worden benoemd. In veel reacties wordt het versterken van de basis als een positieve beweging gezien. Hierbij wordt wel benadrukt dat participatie het doel moet zijn en niet het goedkoper maken van zorg. Het is ook niet voor iedereen mogelijk om in de basis in eigen kracht te worden gezet. Er moet rekening worden gehouden met de (financiële) draagkracht van cliënten bij het aanbieden van activiteiten. Het beroep dat zal worden gedaan op vrijwilligers wordt benoemd als mogelijk problematisch, omdat het lastig is om duurzame en goed toegeruste vrijwilligers aan te trekken. Veel opmerkingen gaan over de verdere uitwerking van het aanbesteden van de ondersteuning thuis. Een aantal organisaties maakt zich zorgen over het kiezen voor een hoofdaannemer omdat dat de prikkel tot innovatie en samenwerking weg zou nemen en kan zorgen voor extra bureaucratie. Ook de beperking van de keuzevrijheid van cliënten wordt als een nadelig gevolg genoemd. Daarnaast wordt de vraag gesteld of het juridisch mogelijk is in verband met de kwaliteitswet en kartelvorming. Een alternatief kan volgens deze organisaties zijn om de huidige zorgaanbieders een groep te laten vormen die dan als hoofdaanbieder functioneert. Daarbij kan de expertise gewaarborgd worden en is de overgang voor huidige cliënten niet al te groot. Tot slot zetten een aantal partijen vraagtekens bij het gebruik van de term buurtzorg; het gaat om een bedrijfsnaam terwijl een werkwijze wordt bedoeld. Wat betreft de sociale wijkteams wordt het belang van goede samenwerking benadrukt. Er moet een goede interactie zijn met de basis en met andere organisaties. Maar ook een goede relatie met de hoofdaannemer is van belang. In de uitwerking moet er aandacht zijn voor de vormgeving van deze relaties en de plaats van de hoofdaannemer tot het sociaal wijkteam. De sociale wijkteams vormen de toegang is voor verschillende cliëntgroepen. Daarom benadrukken organisaties het belang van goede expertise in de sociale wijkteams en onafhankelijke verwijzing. Expertise kan binnen het team aanwezig zijn maar hiervoor kunnen ook externe partijen worden ingeschakeld als het nodig is. Er wordt gevraagd transparant proces wat betreft de invulling van de sociale wijkteams. Tot slot wordt een aantal punten benadrukt met het verzoek hier bij de uitwerking rekening mee te houden. Wat betreft de financiën wordt aangestipt dat er aandacht moet zijn voor het opvangen van 46
Kadernota transitie AWBZ/Wmo 07-01-2014 versie raad
fluctuaties bij populatiebekostiging en het financieel goed organiseren van het overgangsrecht. Verder wordt het belang van op- en afschalen benoemd, de indeling in werkgebieden en de relatie met de huidige woonservicegebieden, een goede monitoring, goede nazorg bij het afschalen en aandacht voor goede cliëntondersteuning. Tot slot wordt een goede afstemming tussen zorgverzekeraars en de gemeente benoemd, met name om te waarborgen dat er voor cliënten geen onduidelijkheid zal ontstaan over wie wat doet. Reactie gemeente: De paragrafen over de invulling van de ondersteuning thuis zijn naar aanleiding van de inspraakreacties aangepast. De tekst rond hoofdaannemers is genuanceerd. Ook de optie van meerdere partijen is opengelaten voor nadere uitwerking. Verder is er op onderdelen een aantal (kleinere) wijzigingen aangebracht. Een groot deel van de reacties heeft betrekking op de uitwerking en zal hierin worden meegenomen.
47
Kadernota transitie AWBZ/Wmo 07-01-2014 versie raad
BIJLAGE 5: ADVIES WMO CLIETENRAAD
Aan
Adres
College van de Gemeente Lelystad Tav wethouder mevr. M. Jacobs Postbus 91 8200 AB Lelystad
Van
Adres
Wmo Cliëntenraad Lelystad Lemmerstraat 127 8244 DJ Lelystad
Telefoon 0320 264407 E-mail
[email protected]
Datum Onderwerp Van
9 december 2013 2013-5 gevraagd advies concept kadernota transitie Wmo Cliëntenraad Lelystad
Geacht College, De Wmo Cliëntenraad bestaat uit drukbezette vrijwilligers. Wij zijn van mening dat de concept kadernota transitie Wmo/AWBZ in een te laat stadium is ontvangen om tot een weloverwogen advies te komen met raadpleging van de achterban. Wij hebben toch aandachtspunten geformuleerd en zien de vervolgnota’s, waaronder de Wmo verordening graag tijdig tegemoet. Vanwege de tijdsdruk en de gevolgen die de nota heeft voor de meest kwetsbare burgers nemen onderstaande leden afstand van dit advies: Dieuwertje Zantingh (mantelzorg vertegenwoordiger), Adri van Gaalen (mantelzorg vertegenwoordiger). De volgende aandachtspunten willen we u meegeven: 1. Het is een prettig leesbare nota. Respectvol uitgaan van iemands mogelijkheden is beter dan uitgaan van iemands onmogelijkheden. Wij gaan er vanuit dat de gemeente Lelystad bij de verdere uitwerking van deze nota er voor zal zorgen dat de inwoners met een beperking kwalitatief goede ondersteuning krijgen en mee kunnen blijven doen aan de samenleving. 2. De nota legt de nadruk op vraaggericht in plaats van aanbodgericht werken. Bij de totstandkoming van deze nota heeft vooral vraaggericht overleg plaatsgevonden met zorgaanbieders. De cliënten (ouderen, ggz, verstandelijke beperking, lichamelijke beperking) zijn in een zeer laat stadium betrokken bij de nota. Wij adviseren u hen in een vroeg stadium bij de nadere uitwerking van Wmo-beleid te betrekken. Reactie gemeente: Er is inderdaad in eerste instantie overleg geweest met de zorgaanbieders waarbij wel steeds de Wmo Cliëntenraad (namens de cliëntgroepen) was vertegenwoordigd. Het organiseren van het overleg met de cliëntgroepen heeft meer tijd gekost dan was gepland. Maar wij zijn zeker van plan om deze cliëntgroepen te blijven betrekken bij de verdere uitkering van het beleid.
48
Kadernota transitie AWBZ/Wmo 07-01-2014 versie raad
3. Er bereiken ons signalen dat het CIZ nog steeds indicaties afgeeft tot 2020 en later! Wij vinden het noodzakelijk dat er duidelijk gecommuniceerd wordt dat per 1-1-2015 geen recht meer ontleend kan worden aan de verstrekte indicaties en voor welke afgegeven indicaties een overgangsrecht van toepassing is. Reactie gemeente: Wij zijn het hier helemaal mee eens. De gemeenten hebben dit via de VNG ook aan de orde gesteld. Het is aan de rijksoverheid om hier met het CIZ afspraken over te maken. 4. In de nota wordt op verschillende plaatsen over “zorg” gesproken. (bv 1.3. Wmo en Participatiewet: ´de Wmo richt zich vooral op zorg en welzijn´). Voor de duidelijkheid lijkt het ons goed uit te gaan van de Wmo begrippen: ondersteuning en welzijn. Reactie gemeente: Wij zijn het hier helemaal mee eens en zullen het begrip zorg, voor zover dat nog niet is gedaan, vervangen door de term ondersteuning. 5. Wij adviseren u alle voor de Wmo beschikbaar gestelde gelden te oormerken. Ook de gelden die beschikbaar zijn voor de transitie van AWBZ naar Wmo. Wij vinden het verstandig de komende jaren de budgetten voor Wmo, jeugd en werk te monitoren. Reactie gemeente: Wij kunnen dit advies gedeeltelijk overnemen. De rijksmiddelen voor de drie decentralisaties worden als een apart budget (sociaal deelfonds) aan de gemeente toegekend. Daarbinnen is zichtbaar welk budget beschikbaar is voor de uitvoering van de Wmo, de Jeugdwet en de Participatiewet. Wij willen de mogelijkheid houden de middelen uit het sociaal deelfonds ontschot in te zetten maar wel zichtbaar te houden wat voor de verschillende onderdelen wordt ingezet. Het is de bedoeling een soort vereveningsfonds voor de Wmo en Jeugdzorg in te stellen waarmee schommelingen in de inkomsten en uitgaven opgevangen kunnen worden. Dit zal in de eerste helft van 2014 verder worden uitgewerkt. 6. Bij besluitvorming vanuit de regionale samenwerking adviseren wij u de Wmo cliëntenraad te raadplegen als inwoners van Lelystad hier mee te maken krijgen. Reactie gemeente: Wij zullen bij relevante besluiten, of deze nu lokaal of regionaal zijn, de cliëntenraad betrekken. 7. Wij adviseren u in de tekst te verduidelijken: o Pagina 4 d. Het begrip `populatiebekostiging` . o Pagina 6 1.1. `De beweging van zware zorg naar lichtere vormen van ondersteuning moet met kracht worden ingezet.` Het geven van een lichtere vorm van ondersteuning lijkt ons voor een ontvanger van zware zorg niet haalbaar. (zware) zorg valt niet onder de Wmo, de nota hierop screenen. o Pagina 7 1.3. Het verschil tussen beschut werken en arbeidsmatige dagbesteding. Reactie gemeente: Het begrip populatiebekostiging is verderop in de nota uitgelegd maar wij zullen dit hier op dit punt ook verduidelijken. Het woord zorg wordt vervangen door ondersteuning. Voor bepaalde ontvangers van zwaardere ondersteuning zal verschuiving naar lichtere ondersteuning inderdaad niet aan de 49
Kadernota transitie AWBZ/Wmo 07-01-2014 versie raad
orde zijn. Onze inzet dat in totaliteit het zwaartepunt verschuift van zware vormen van ondersteuning naar lichtere vormen voor ondersteuning. In de nota zullen we het verschil tussen beschut werken en arbeidsmatige dagbesteding toelichten. 8. Ten aanzien van 3.h. Mantelzorgcompliment adviseren wij u de sociale wijkteams te vragen personen voor te dragen die onbetaalde mantelzorg verlenen. Het tot nu toe gevoerde beleid heeft geleid tot onduidelijkheden over wie wel en wie niet een mantelzorgcompliment zou moeten ontvangen. Reactie gemeente: In 2014 gaan we nader bepalen hoe invulling wordt gegeven aan het (vervolg van het) mantelzorgcompliment. Wij zullen uw advies hierin meenemen. 9. Bij 4.1. onder aan blz. 19 staat het begrip kwaliteit van ondersteuning genoemd. Wij adviseren u in de nota aandacht te geven aan de kwaliteitscriteria waaraan de inkoop en uitvoering van de Wmo dienstverlening moet voldoen. Aandacht voor de toegankelijke zorgvraag, regie van de cliënt, veiligheid, bejegening, afstemming en overdracht tussen professionele en niet professionele betrokkenen, continuïteit, tevredenheidsonderzoek, etc. kunnen aan deze nota worden toegevoegd. Wij adviseren u de kwaliteitscriteria/programma van eisen voor de inkoop en levering van ondersteuning met ons en betrokken Wmo cliënten in een vroeg stadium te bespreken. Reactie gemeente: In de nota zijn diverse aspecten opgenomen die als kwaliteit aangemerkt kunnen worden. In de uitwerking in 2014 van de verschillende onderdelen, zoals in de inkoop van diverse vormen van ondersteuning, zal hier verder invulling aan worden gegeven. De Wmo Cliëntenraad zal hierbij worden betrokken. 10. De wijkverpleegkundigen zijn een belangrijke zichtbare schakel tussen de 1ste en 0de lijn. In de nota opnemen op welke wijze zij vanuit de zorgverzekeraar worden ingezet in de sociale wijkteams en voor welke Wmo taken wordt samengewerkt. Reactie gemeente: Het is nog niet bekend hoe de zorgverzekeraar de wijkverpleegkundige in wil zetten. Wij willen de wijkverpleegkundigen graag in (blijven) zetten binnen de sociale wijkteams. Er is inmiddels in regionaal verband bestuurlijk overleg geweest met de zorgverzekeraar waarbij o.a. is afgesproken dat hier nadere afspraken over zullen worden gemaakt. 11. Wij zijn geschrokken van het voorbeeld op pagina 21. Het is onduidelijk welk ZZPzorgzwaartepakket het betreft. Wij constateren dat deze cliënt met een verstandelijke beperking enkele dagdelen “thuis” moet blijven. De mantelzorger of instelling waar hij verblijft zal dan moeten zorgen dat tijdens deze dagdelen begeleiding aanwezig is in de thuissituatie. De dagbesteding wordt goedkoper, maar wie betaalt de thuisbege-leiding? Wij zijn Spaans benauwd bij de gedachte dat dit realiteit gaat worden. Wij zijn van mening dat vrijwilligers niet voor de basisondersteuning moeten zorgen. Reactie gemeente: Inwoners met een ZZP blijven onder de AWBZ vallen. Het gaat hier dus niet om iemand met een ZZP en/of iemand die in een instelling verblijft. Ook nu is het al zo dat lang niet iedereen met een (lichte) verstandelijke beperking naar de dagbesteding gaat. Voor een aantal van hen zal bijvoorbeeld een aantal dagen vrijwilligerswerk doen (een begeleide vrijwilligersplaats) een goede daginvulling kunnen zijn. 50
Kadernota transitie AWBZ/Wmo 07-01-2014 versie raad
In de verdere uitwerking zal goed gekeken moeten worden voor wie welke dagbesteding beschikbaar is en voor wie er andere vormen van daginvulling mogelijk zijn. Wij zijn met u van mening dat bepaalde vormen van ondersteuning niet overgelaten kunnen worden aan vrijwilligers. 12. Graag het begrip indicatie nader uitwerken. Voor welke voorzieningen is een indicatie nodig en wat voor rechten kunnen hier aan worden ontleend. Is een indicatie nodig voor individuele begeleiding? Er zijn nu indicaties afgegeven voor een voorziening, waarvoor de maximale eigen bijdrage termijn 3 jaar bedraagt. Gaat die termijn voor lopende indicaties doorlopen tot voorziening volledig is afbetaald of geldt dat alleen voor nieuwe indicaties. Reactie gemeente: Een indicatie is een besluit waarin is vastgelegd of iemand recht op zorg heeft. Men kan tegen een indicatie beroep/bezwaar aantekenen. In paragraaf 4.2 is aangegeven voor welke voorzieningen een indicatie wordt afgegeven (woningaanpassingen, rolstoelen, scootmobielen, regiotaxi, specifieke dagbesteding en beschermd wonen). Wij gaan er vooralsnog vanuit dat, als de nieuwe wetgeving het toelaat, er voor de ondersteuning thuis (waarvan individuele begeleiding deel uitmaakt) geen indicaties afgegeven worden. De langere doorlooptijd voor afbetalen van een voorziening, gaat alleen voor nieuwe indicaties gelden. 13. Het sociale wijkteam gaat de ondersteuningsplannen vastleggen. Hoe wordt de onafhankelijkheid gewaarborgd terwijl er vertegenwoordigers van aanbieders zitting in hebben. Hebben alle leden van het sociale wijkteam mandaat om dit plan tussentijds aan te passen c.q. tijdelijk extra ondersteuning in te kopen. Hoe heilig is het budget? Reactie gemeente: Op dit moment is wordt nader uitgewerkt hoe de sociale teams worden samengesteld en hoe gewerkt gaat worden. Daarom is de onafhankelijkheid een belangrijke aandachtspunt. Onze inzet is dat de ondersteuningsbehoefte van de cliënt leidend is en niet het belang van een leverancier. Daarbij moet wel worden vermeld dat het beschikbare budget uiteindelijk bepalend is voor de hoeveelheid ondersteuning die in totaliteit kan worden geboden. Dit betekent dat er steeds een afweging moet worden gemaakt tussen de wijze waarop de ondersteuningsbehoefte wordt ingevuld en het beschikbare budget. 14. De hoofdaannemer/regisseur verwijst door naar de professionele aanbieders. Hoe onafhankelijk vindt dit plaats en hoe wordt de cliënt betrokken bij deze keuze. Hoe kan cliënt ontevredenheid kenbaar maken zonder direct gevolg voor de relatie met de regisseur. Reactie gemeente: De cliënt wordt heel nauw betrokken bij het ondersteuningsplan. In paragraag 4.3 is aangegeven dat inwoners, die van mening zijn dat de ondersteuning niet goed wordt geregeld, de mogelijkheid krijgen dit voor te leggen bijvoorbeeld aan een mediator/ombudsman. Als blijkt dat dit leidt tot een verstoring van de relatie met de regisseur dan moet een andere regisseur tot de mogelijkheden behoren. 15. Wat zijn de competenties waaraan het sociale wijkteam moet voldoen. (zie de vastgelegde competenties van de ‘actor’ bij de kadernota Jeugdhulp). Reactie gemeente: 51
Kadernota transitie AWBZ/Wmo 07-01-2014 versie raad
Dit wordt op dit moment verder uitgewerkt. Het sociaal wijkteam moet in ieder geval over voldoende deskundigheid beschikken wat betreft de nieuwe doelgroepen, zoals inwoners met GGZ problematiek, inwoners met een verstandelijke beperking, inwoners met (niet aangeboren) hersenletsel en inwoners met dementie. 16. Het persoonsgebonden budget. Voor ons is nog niet duidelijk hoe de gemeente hier mee om zal gaan. Wij hechten er waarde aan dat een pgb tot de mogelijkheden blijft bestaan tegen stringente voorwaarden. In een aantal gevallen maakt een pgb het mogelijk goedkoper en meer efficiënt ondersteuning op maat in te kopen. Reactie gemeente: Wij hebben de tekst op dit punt aangepast. Wij zijn met u van mening dat het PGB in bepaalde gevallen mogelijk moet blijven. 17. Er zijn familieleden die hun baan hebben opgezegd om zorg en ondersteuning te verlenen of zzp-ers die jarenlang een groot deel van hun inkomen vanuit een pgb verwerven. Hoe luidt de overgangsregeling voor deze mensen. Voor incidentele hulp op afroep blijft een pgb een ideale voorziening, die in veel gevallen naar volle tevredenheid door niet professionals wordt verleend. Reactie gemeente: Zoals bij vraag 16 vermeld hebben wij in de kadernota opgenomen dat een PGB in bepaalde situaties mogelijk. Voor PGB en Zorg in natura geldt dezelfde overgangsregeling: de indicatie blijft doorlopen tot uiterlijk 1-1-2015 tenzij er eerder andere afspraken zijn gemaakt. 18. Wij adviseren u meer aanbieders in een wijk werkzaam te laten zijn. Beperkte keuzevrijheid is niet prettig als er geen ‘klik’ is tussen vrager en aanbieder. Reactie gemeente: Dit is inderdaad een punt van aandacht. Enerzijds willen we het aantal partijen beperken zodat er efficiënter gewerkt kan worden. Anderzijds vinden wij het van belang dat de cliënt, als de samenwerking niet goed loopt, de mogelijkheid heeft voor een andere partij te kiezen. Ook andere partijen hebben aangegeven hier vragen bij te hebben. Wij hebben daarom in de kadernota opgenomen dat wij nader uitwerken hoe een combinatie tussen beide kan worden gevonden. 19. Aandacht voor de stapeling van kosten. Voor inwoners met een laag inkomen worden compensatiegelden ingezet. Inwoners met een iets ruimer budget, en kostenposten die hierop zijn gebaseerd, krijgen te maken met: bijtelling vermogen bij inkomenstoets, 1/3 meer eigen bijdrage tgv wegvallen Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten WTCG, eigen bijdragen voor rolstoelen/ voorzieningen kinderen, eigen bijdrage voor welzijnsaanbod in MFA. Dit kan noodzaak/reden zijn af te zien van voorzieningen en daarmee onder meer eenzaamheid vergroten. Reactie gemeente: De eigen bijdragen voor de Wmo en AWBZ worden berekend en geïnd door het CAK. Daarbij geldt een anti-cumulatie regeling. Voor al deze voorzieningen tezamen mag niet meer worden gevraagd dan de landelijk vastgestelde maximale inkomensafhankelijke eigen bijdrage. Hiermee wordt een stapeling van eigen bijdragen voorkomen. Het is daarbij inderdaad wel zo dat de rijksoverheid de maximale eigen bijdragen heeft verhoogd, o.a. door de vermogensbijtelling. 52
Kadernota transitie AWBZ/Wmo 07-01-2014 versie raad
Wij vinden dit wel “rechtvaardig” dat iedereen op basis van het inkomen bijdraagt. Wij zijn wel met u van mening dat voorkomen moet worden dat er daarnaast allerlei andere kosten in rekening worden gebracht waardoor mensen “afhaken”. Dit is en blijft een punt van aandacht. 20. Voor innovatieve burgerinitiatieven die de leefbaarheid vergroten, een nieuw welzijnsaanbod leveren of er voor zorgen dat meer mensen met een beperking kunnen meedoen aan de samenleving moet de gemeente ruimte en financiering bieden. Reactie gemeente: Dit onderschrijven wij geheel. Hiermee kan “de basis” worden versterkt. Daarom zal hiervoor zeker ruimte zijn en wij zullen dit in de verdere uitwerking meenemen. 21. Wij hechten grote waarde aan het monitoren van het transitieproces en de tevredenheid van cliënten inzake Wmo ondersteuning. Wij adviseren u in de kadernota op te nemen hoe de kwaliteit wordt gemeten. Dit om tijdig het beleid of de uitwerking daarvan te kunnen bijsturen. Reactie gemeente: Wij hechten hier ook grote waarde aan. Wij weten nu evenwel nog niet hoe we de kwaliteit willen meten. Een van de instrumenten is een klanttevredenheidsonderzoek maar er zijn daarnaast ook andere instrumenten. In de verdere uitwerking zullen wij dit verder concretiseren. 22. Wij hechten er waarde aan dat er een onafhankelijk laagdrempelig meldingspunt is voor niet tevreden cliënten. Een vertrouwenspersoon kan deze rol vervullen. Reactie gemeente: Dat onderschrijven wij. In paragraaf 4.3 hebben wij aangegeven dat klanten die niet tevreden zijn de mogelijkheid krijgen dit voor te leggen aan bijvoorbeeld een mediator. Dit wordt in 2014 verder uitgewerkt. Daarin zullen wij uw suggestie voor een vertrouwenspersoon meenemen. 23. Medio 2015 zouden cliënt ervaringsonderzoeken uitgevoerd kunnen worden om na te gaan hoe de beleving is van cliënten ten aanzien van de gevoerde keukentafel-gesprekken (sluit aanbod aan op vraag, getoonde kennis van gevolgen van beperking, heeft men zelf de regie, is ondersteuning op maat geleverd, zijn naasten en mantelzorgers betrokken bij proces, is men tevreden, wat kan beter, etc.). Dit is arbeidsintensief maar wellicht mogelijk uit te voeren door vrijwilligers van belangenorganisaties onder leiding van onafhankelijk CMO. In de jaren daarna steekproefsgewijs uitvoeren. Reactie gemeente: Wij vinden het een goed idee om te onderzoeken hoe de beleving van cliënten is wat betreft de keukentafelgesprekken (en wellicht ook de daarna geleverde ondersteuning). Dit zou meegenomen kunnen worden in een klanttevredenheidsonderzoek. 24. Het beroep op vrijwilligers en mantelzorgers neemt toe. Ruimhartigheid ten aanzien van respijtzorg is noodzakelijk. Naast ondersteuning en het overnemen van taken moet het door anderen vervullen van taken als huishouding, tuinonderhoud, e.d. van de mantelzorger mogelijk zijn om overbelasting te voorkomen. Zie ons eerder uitgebrachte gevraagde advies inzake de nota informele zorg 2013 – 2016. Reactie gemeente: Wij onderschrijven dit volkomen. In de bovengenoemde nota informele zorg is besloten tot een uitbreiding van de mantelzorgondersteuning vanaf 2014. Vooruitlopend op deze 53
Kadernota transitie AWBZ/Wmo 07-01-2014 versie raad
uitbreiding heeft Welzijn Lelystad het voortouw genomen om te komen tot een mantelzorgconvenant met verschillende zorgpartijen. Het is goed dat de cliëntenraad bij dit traject is aangehaakt. Mantelzorgondersteuning is een verantwoordelijkheid van zowel de gemeente als de zorg- en welzijnspartijen. Het is van groot belang dat er voldoende en de juiste vormen van respijtzorg in onze stad aanwezig zijn. Respijtzorg kan op verschillende manieren worden geboden. Een voorbeeld hiervan is een voorziening zoals het Respijthuis in Alkmaar waar zorgvragers tijdelijk kunnen verblijven zodat de mantelzorger(s) tijdelijk hun zorgtaken kwijt zijn. Conform de nota informele zorg wordt het thema informele zorg nadrukkelijk meegenomen in de drie decentralisaties. In 2014 wordt verder uitgewerkt welke aanvullende ondersteuning nodig is. Dit is gebaseerd op het huidige aanbod, de extra vraag die ontstaat naar de inzet van mantelzorgers en de behoeften die mantelzorgers hebben. De ontwikkeling van een voorziening zoals het Respijthuis is een van de mogelijkheden. 25. De wederkerige inzet van mensen met een uitkering voor mensen met een beperking vraagt om nadere uitwerking. Reactie gemeente: Dit is inderdaad het geval. Dit wordt in de loop van 2014 verder uitgewerkt. Tot slot zijn wij van mening dat op korte termijn informatie (en niet alleen digitaal) moet worden verstrekt aan alle inwoners. Er heerst veel onzekerheid vooral bij de mensen met een beperking die nu al gebruik maken van (de nieuwe) onderdelen van de Wmo. Reactie gemeente: Wij onderschrijven dit. Er is op dit moment nog veel onduidelijk over de concrete gevolgen voor individuele cliënten waardoor wij nu nog geen zekerheid kunnen geven. Wel zullen wij inzetten op het verstrekken van informatie (via media en via voorlichtingsbijeenkomsten) over de transitie. Medio 2014 krijgen wij waarschijnlijk informatie over de individuele gebruikers die straks onder de Wmo gaan vallen. Dan zullen wij hen individueel gaan benaderen. Wij wensen u veel wijsheid, Met vriendelijke groet, namens de Wmo Cliëntenraad,
Lia van Vliet secretaris Reactie gemeente: Wij waarderen het zeer dat de Wmo cliëntenraad een gedegen advies heeft uitgebracht. In 2014 krijgen wij veel met elkaar te maken. Vooral bij de verdere uitwerking en implementatie hechten wij veel waarde aan de inbreng van de cliëntenraad en wij hopen dat ook in 2014 op een constructieve wijze met elkaar samen te kunnen blijven werken.
54
Kadernota transitie AWBZ/Wmo 07-01-2014 versie raad
BIJLAGE 6: VERKLARING BEGRIPPEN Alfahulp
Iemand die huishoudelijke hulp verleent en niet in loondienst is bij een instelling maar in loondienst werkt voor degene waar hij/zij huishoudelijk werk doet. Het dienstverband valt onder de regeling “dienstverlening aan huis”. Dit betekent o.a. dat de opdrachtgever hoeft geen premies af te dragen voor de alfahulp.
AWBZ
Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten. Wettelijke verzekering voor zorg en begeleiding bij langdurige ziekte, handicap of ouderdom.
Begeleiding (AWBZ) Het geven van (beroepsmatige) ondersteuning op het gebied van structuur, dagritme en praktische hulp bij taken, gericht op het bevorderen, behouden of vergroten van zelfredzaamheid van mensen met een ernstig regieverlies of een ernstig invaliderende aandoening of beperking. Binnen de begeleiding wordt onderscheid gemaakt tussen begeleiding indiviudeel en begeleiding groep (dagbesteding). Beschermd wonen
Wonen in een accommodatie van een instelling met daarbij behorend toezicht en begeleiding, gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie, het psychisch en psychosociaal functioneren, stabilisatie van het psychiatrisch ziektebeeld, het voorkomen van verwaarlozing of maatschappelijke overlast of het afwenden van gevaar voor de client of anderen, bestemd voor personen met psychische of psychosociale problemen, die niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving.
Beschut werken
Werken onder begeleiding voor mensen met weinig perspectief op de arbeidsmarkt. Het gaat om gesubsidieerde arbeidsplaatsen binnen de Sociale Werkvoorziening. Het gaat om mensen met een WSW indicatie die niet extern geplaatst kunnen worden bij een werkgever.
CAK
Centraal Administratie Kantoor. Het CAK stelt vast en incasseert de (inkomensafhankelijke) eigen bijdragen voor geleverde zorg uit de Wmo en AWBZ.
CIZ
Centrum Indicatiestelling Zorg. Het CIZ indiceert de aanspraak op zorg uit de AWBZ.
Dagbesteding (AWBZ) Ook wel begeleiding groep genoemd. Het gaat om de structurele tijdsbesteding met een welomschreven doel waarbij de cliënt actief wordt betrokken en die hem zingeving verleent. Extramurale zorg
Zorg die beschikbaar is voor mensen die zelfstandig wonen.
GGZ
Geestelijke gezondheidszorg. Een deelgebied binnen de gezondheidszorg dat behandeling, begeleiding en verzorging biedt aan mensen met psychische problemen, evenals preventie.
Huishoudelijke hulp
Schoonmaken van een woning Binnen de huishoudelijke hulp (HH) wordt nu onderscheid gemaakt tussen HH1 en HH2: HH1: Het gaat hier om schoonmaakwerk waarbij de cliënt zelf de regie voert op zijn huishouden.
-
55
Kadernota transitie AWBZ/Wmo 07-01-2014 versie raad
-
HH2: Het gaat hier om schoonmaakwerk en regievoering op het huishouden van de cliënt.
Indicatie
Besluit waarin is vastgelegd of iemand recht heeft op zorg. Als dat het geval is, is ook vermeld hoeveel zorg deze persoon krijgt en voor welke periode.
Inloop
Laagdrempelige voorziening die dagopvang biedt aan bijvoorbeeld daklozen, ouderen, junks en mensen met een psychiatrische achtergrond.
Intramurale zorg
Ook wel residentiële zorg genoemd. Zorg die verleend wordt aan mensen die langer dan 24 uur in een instelling verblijven.
Kanteling
Werkwijze/proces waarbij de omslag van claim- en aanbodgericht werken naar vraag- en resultaatgericht werken centraal staat. Centrale doelstelling is het stimuleren van particiaptie en zelfredzaamheid van alle burgers. Het vraag- en resultaatgericht werken krijgt o.a. vorm in een keukentafelgesprek.
LVG
Licht verstandelijk gehandicapt.
Keukentafelgesprek
Uitgebreid gesprek om te onderzoeken wat de problemen zijn op het gebied van zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie. Bij een keukentafelgesprek wordt daarvoor samen naar een oplossing gezocht.
Kortdurend verblijf (AWBZ) Logeren gedurende maximaal drie etmalen per week in een AWBZinstelling. Het gaat om inwoners die permanent toezicht nodig hebben. Ook is er een noodzaak tot ontlasting van de mantelzorger die permanent toezicht houdt. Maatschappelijke opvang Het tijdelijk bieden van onderdak, begeleiding, informatie en advies aan personen die door een of meer problemen de thuissituatie hebben verlaten en niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving. Mantelzorger
Iemand die langdurig en onbetaald zorgt voor een chronisch zieke, gehandicapte of hulpbehoevende in zijn of haar omgeving.
MO-zaak
Organisatie die in opdracht van de gemeente die indicatiestelling voor individuele Wmo voorzieningen verzorgd.
OGGZ
Openbare Geestelijke Gezondheidszorg. Omvat alle activiteiten op het terrein van de geestelijke volksgezondheid die niet op basis van vrijwillige individuele hulpvragen tot stand komt, gericht op overlastgevende zorgmijders.
Ondersteuning thuis Ondersteuning voor inwoners voor wie, naast de inzet vanuit de basis, extra ondersteuning thuis nodig is om zelfstandig te kunnen blijven functioneren. Het kan hierbij bijvoorbeeld gaan om persoonlijke verzorging, individuele begeleiding en huishoudelijke hulp. Participatiewet
De Participatiewet voegt de Wet werk en bijstand, de Wet sociale werkvoorziening en een deel van de Wajong samen. Met de Participatiewet wil het kabinet bereiken dat zoveel mogelijk mensen deelnemen in de samenleving.
Passend Onderwijs
Passend onderwijs beoogt dat zo veel mogelijk leerlingen regulier onderwijs kunnen volgen. Het speciaal onderwijs verdwijnt niet. Kinderen die het echt
56
Kadernota transitie AWBZ/Wmo 07-01-2014 versie raad
nodig hebben, kunnen nog steeds naar het speciaal onderwijs. De Wet passend onderwijs treedt 1 augustus 2014 in werking. Persoonlijke verzorging (AWBZ) Het ondersteunen bij of het overnemen van lichaamsgebonden zorg, zoals wassen, aankleden, hulp bij eten, drinken of toiletgebruik. PGB
Persoonsgebonden budget. Een geldbedrag waarmee de client zelf de zorg in kan kopen.
Populatiebekostiging Het verstrekken van een budget aan een of meerdere instellingen voor het bedienen van een doelgroep of populatie. Respijtzorg
Het tijdelijk overnemen van de zorg door beroepskrachten of vrijwilligers ter ontlasting van de mantelzorger
Toegang
Het proces vanaf het moment waarop de burger zich meldt (of wordt gemeld) bij het sociaal wijkteam met een ondersteuningsvraag, tot het bieden van passende ondersteuning.
Wmo
Wet maatschappelijke ondersteuning. Gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie van alle burgers.
Wmo 2015
Wmo (in geheel gewijzigde vorm) die met ingang van 1-1-2015 in werking treedt.
WSW
Wet Sociale Werkvoorziening. Regelt de verplichting van gemeenten om mensen, die vanwege hun beperking niet aan werk kunnen komen, de mogelijkheid te bieden onder aangepaste omstandigheden te werken.
Wtcg
Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten.
Zorg in natura
Zorg verleend door een instelling die via gemeente of zorgkantoor wordt betaald.
ZZP
Zorgzwaarte Pakket. Intramurale AWBZ indicaties worden uitgedrukt in een ZZP. Een ZZP geeft de zwaarte van een pakket van zorg aan met daaraan gekoppeld een budget.
57
Kadernota transitie AWBZ/Wmo 07-01-2014 versie raad
140000164
(llllllll Aan de Gemeenteraad van de Gemeente Lelystad Postbus 91 8200 AB LELYSTAD
Gemeente Lelystad Ingekomen
- 7 J A N 2014 I Kopie aar^
Lelystad, 4 januari 2014
Betreft: de brief 2014-1 informatie mbt advies dd. 2 januari j.l. van de secretaris van de Wmo Cliëntenraad
Geachte leden van de Gemeenteraad, Bijgaand zenden wij u een afschrift van een brief die wij vandaag aan het College van Burgemeester en Wethouders hebben gestuurd. Deze brief is een aanvulling op en een correctie van een brief die op 2 januari j.l. door de secretaris van de Wmo Cliëntenraad aan het College is verstuurd. De inhoud van onze brief spreekt voor zich. Graag willen wij u voor 2014 alle goeds wensen. Bij alle moeilijke en pijnlijke besluiten waar u dit jaar als gemeenteraad voor gesteld zult worden wensen wij u wijsheid, moed en mededogen.
Hoogachtend, de mantelzorgvertegenwoordigers in de Wmo Cliëntenraad, mede namens Adri van Gaaien,
"
Aan het College van Burgemeester en Wethouders Van de Gemeente Lelystad Postbus 91 8200 AB LELYSTAD
Lelystad, 4 januari 2014
Betreft: de brief 2014-1 informatie mbt advies dd. 2 januari j.l. van de secretaris van de Wmo Cliëntenraad
Geacht College, Ter aanvulling en ter correctie op de brief van mevrouw L. van Vliet dd. 2 januari j.l. willen wij u op de gang van zaken wijzen rond de totstandkoming van het advies van de Wmo Cliëntenraad en het aanvullende advies van de beide mantelzorgvertegenwoordigers in die Cliëntenraad. In de vergadering van 20 november 20123 heeft de Wmo Cliëntenraad bij overgrote meerderheid ingestemd met het voorstel om uw College per briefte laten weten dat het advies over de Kadernota AWBZ na de reguliere vergadering van 18 december 2013 verstuurd zal worden. Daarbij is de Wmo raad uw College tegemoetgekomen door niet vast te houden aan de termijn van zes weken, die volgens de verordening op de Wmo Cliëntenraad staat vooreen gevraagd advies. Vervolgens blijken de voorzitter en de secretaris na contact met de verantwoordelijke ambtenaar tegen de uitspraak van de Wmo raad in toch akkoord te gaan met een eerdere datum. Daar hebben wij, de beide mantelzorgvertegenwoordigers tegen geprotesteerd, omdat deze termijn te kort was om onze achterban te consulteren. In een telefoongesprek van 4 december j.l. met mevrouw Van den Bremer hebben wij afgesproken, dat wij, de beide mantelzorgvertegenwoordigers in de Wmo Cliëntenraad met een aanvullend advies zouden komen. Mevrouw Van Vliet bleek dit mevrouw Van den Bremeral te hebben meegedeeld. Ook elders heeft mevrouw Van Vliet die mededeling gedaan. In overeenstemming met de gemaakte afspraak hebben wij ons advies als leden van de Wmo Cliëntenraad op 18 december j.l. aan uw College en de Gemeenteraad van de Gemeente Lelystad verstuurd. Bij de opstelling van ons advies zijn wij uiterst zorgvuldig te werk gegaan. In tegenstelling tot het in naam van de Wmo Cliëntenraad uitgebrachte advies, waarbij de achterban op geen enkele wijze is geraadpleegd, hebben wij onze achterban en GGz cliënten en hun naastbetrokkenen geconsulteerd. Hun opmerkingen en zorgen hebben wij vervolgens in ons advies verwerkt. Ons aanvullende advies, dat wij hebben ondertekend met de mantelzorgvertegenwoordigers in de Wmo Cliëntenraad, hebben wij ter informatie aan de overige leden van de Wmo Cliëntenraad gestuurd.
Het advies dat mevrouw Van Vliet namens de Wmo Cliëntenraad aan uw College heeft verstuurd, is gedateerd op 5 december 2013. Pas op 6 december heeft de secretaris het door vijf leden van de Cliëntenraad, onder wie de onafhankelijk (?) voorzitter opgestelde advies ter consultatie rondgestuurd aan de overige leden van de Cliëntenraad. Als reactie op dit advies hebben wij verzocht de opmerkingen over mantelzorg in het advies te schrappen, omdat wij volgens afspraak met een aanvullend advies zouden komen na raadpleging van onze achterban, de mantelzorgers. Op ons verzoek hebben wij geen reactie ontvangen. De bewuste opmerkingen zijn evenmin geschrapt. Achteraf is dit te verklaren wanneer het advies, zoals de datering aangeeft, al op 5 december, dus vóór consultatie van de overige Wmo raadsleden aan uw College is verstuurd. Het behoeft geen betoog dat het advies dat door mevrouw Van Vliet, namens de Wmo Cliëntenraad, is verstuurd in dat geval geen of nauwelijks draagvlak kan hebben binnen de Wmo raad. Wij betreuren het dat mevrouw Van Vliet heeft gemeend deze briefte moeten versturen, omdat de belangen van de cliënten die de Wmo Cliëntenraad zegt te behartigen hiermee niet gediend zijn. Ook moeten wij helaas constateren dat er een onwerkbare situatie binnen de Cliëntenraad dreigt te ontstaan. In plaats van gezamenlijk te zoeken naar een werkbare situatie voor de toekomst, lijkt mevrouw Van Vliet er de voorkeur aan te geven de situatie verder te laten escaleren. Helaas ontbreekt het de Cliëntenraad ook nog eens aan een onafhankelijke voorzitter die een bemiddelende rol zou kunnen vervullen. De voorzitter heeft zichzelf tot partij gemaakt in het conflict. Wij hebben geaarzeld of wij met een eigen brief aan u zouden komen. Echter, de brief van mevrouw Van Vliet laat ons geen andere keuze dan het versturen van deze brief. Wij wensen u persoonlijk voor 2014 alle goeds. Bij alle pijnlijke en moeilijke besluiten wensen wij u wijsheid, moed en mededogen toe.
Hoogachtend, mede name
dri v
alen,
uw C c : Gemeenteraad van Lelystad Leden van de Wmo Cliëntenraad
Aan het College van Burgemeester en Wethouders Van de Gemeente Lelystad Postbus 91 8200 AB LELYSTAD
Gemeente Lelystad Ingekomen
- 7 JAN 20U I Kopie a a n :
"
Lelystad, 4 januari 2014
Betreft: de brief 2014-1 informatie mbt advies dd. 2 januari j.l. van de secretaris van de Wmo Cliëntenraad
Geacht College, Ter aanvulling en ter correctie op de brief van mevrouw L. van Vliet dd. 2 januari j.l. willen wij u op de gang van zaken wijzen rond de totstandkoming van het advies van de Wmo Cliëntenraad en het aanvullende advies van de beide mantelzorgvertegenwoordigers in die Cliëntenraad. In de vergadering van 20 november 20123 heeft de Wmo Cliëntenraad bij overgrote meerderheid ingestemd met het voorstel om uw College per briefte laten weten dat het advies over de Kadernota AWBZ na de reguliere vergadering van 18 december 2013 verstuurd zal worden. Daarbij is de Wmo raad uw College tegemoetgekomen door niet vast te houden aan de termijn van zes weken, die volgens de verordening op de Wmo Cliëntenraad staat voor een gevraagd advies. Vervolgens blijken de voorzitter en de secretaris na contact met de verantwoordelijke ambtenaar tegen de uitspraak van de Wmo raad in toch akkoord te gaan met een eerdere datum. Daar hebben wij, de beide mantelzorgvertegenwoordigers tegen geprotesteerd, omdat deze termijn te kort was om onze achterban te consulteren. In een telefoongesprek van 4 december j.l. met mevrouw Van den Bremer hebben wij afgesproken, dat wij, de beide mantelzorgvertegenwoordigers in de Wmo Cliëntenraad met een aanvullend advies zouden komen. Mevrouw Van Vliet bleek dit mevrouw Van den Bremer al te hebben meegedeeld. Ook elders heeft mevrouw Van Vliet die mededeling gedaan. In overeenstemming met de gemaakte afspraak hebben wij ons advies als leden van de Wmo Cliëntenraad op 18 december j.l. aan uw College en de Gemeenteraad van de Gemeente Lelystad verstuurd. Bij de opstelling van ons advies zijn wij uiterst zorgvuldig te werk gegaan. In tegenstelling tot het in naam van de Wmo Cliëntenraad uitgebrachte advies, waarbij de achterban op geen enkele wijze is geraadpleegd, hebben wij onze achterban en GGz cliënten en hun naastbetrokkenen geconsulteerd. Hun opmerkingen en zorgen hebben wij vervolgens in ons advies verwerkt. Ons aanvullende advies, dat wij hebben ondertekend met de mantelzorgvertegenwoordigers in de Wmo Cliëntenraad, hebben wij ter informatie aan de overige leden van de Wmo Cliëntenraad gestuurd.
Het advies dat mevrouw Van Vliet namens de Wmo Cliëntenraad aan uw College heeft verstuurd, is gedateerd op 5 december 2013. Pas op 6 december heeft de secretaris het door vijf leden van de Cliëntenraad, onder wie de onafhankelijk (?) voorzitter opgestelde advies ter consultatie rondgestuurd aan de overige leden van de Cliëntenraad. Als reactie op dit advies hebben wij verzocht de opmerkingen over mantelzorg in het advies te schrappen, omdat wij volgens afspraak met een aanvullend advies zouden komen na raadpleging van onze achterban, de mantelzorgers. Op ons verzoek hebben wij geen reactie ontvangen. De bewuste opmerkingen zijn evenmin geschrapt. Achteraf is dit te verklaren wanneer het advies, zoals de datering aangeeft, al op 5 december, dus vóór consultatie van de overige Wmo raadsleden aan uw College is verstuurd. Het behoeft geen betoog dat het advies dat door mevrouw Van Vliet, namens de Wmo Cliëntenraad, is verstuurd in dat geval geen of nauwelijks draagvlak kan hebben binnen de Wmo raad. Wij betreuren het dat mevrouw Van Vliet heeft gemeend deze briefte moeten versturen, omdat de belangen van de cliënten die de Wmo Cliëntenraad zegt te behartigen hiermee niet gediend zijn. Ook moeten wij helaas constateren dat er een onwerkbare situatie binnen de Cliëntenraad dreigt te ontstaan. In plaats van gezamenlijk te zoeken naar een werkbare situatie voor de toekomst, lijkt mevrouw Van Vliet er de voorkeur aan te geven de situatie verder te laten escaleren. Helaas ontbreekt het de Cliëntenraad ook nog eens aan een onafhankelijke voorzitter die een bemiddelende rol zou kunnen vervullen. De voorzitter heeft zichzelf tot partij gemaakt in het conflict. Wij hebben geaarzeld of wij met een eigen brief aan u zouden komen. Echter, de brief van mevrouw Van Vliet laat ons geen andere keuze dan het versturen van deze brief. Wij wensen u persoonlijk voor 2014 alle goeds. Bij alle pijnlijke en moeilijke besluiten wensen wij u wijsheid, moed en mededogen toe.
Hoogachtend, de mantelzorgvertegenwoordigers in de Wmo Cliëntenraad, mede nam Adri va a en
i
C c : Gemeenteraad van Lelystad Leden van de Wmo Cliëntenraad