RVV 382
RAAD VOOR HET VERBRUIK
ADVIES
over de organisatie van de nieuwe Europese markt van de betalingsmiddelen (Single euro payments area - SEPA)
Brussel, 3 mei 2007
SAMENVATTING De Raad heeft zich gebogen over de gevolgen van de hervorming gelanceerd door het project « Single euro payments area » of « SEPA ». Sinds de invoering van de euro in 2002 stelt de Raad vast dat het de wil is van de Europese Commissie, een eenvormige betaalruimte te creëren « opdat het mogelijk zou zijn in de Europese eenheidsmarkt grensoverschrijdende op eenvoudige, gemakkelijke, veilige en goedkope wijze betalingen in euro te verrichten ». Volgens de vertegenwoordigers van de consumentenorganisaties, de distributie en de middenstand kunnen deze drie lovenswaardige doelstellingen niet volledig worden gerealiseerd, of zijn ze zelfs niet haalbaar. Enerzijds, en volgens de vertegenwoordigers van de consumentenorganisaties, zal dit, in ieder geval en zeker in een eerste fase, gepaard gaan met een gevoelig tijdverlies bij consumenten die weinig vertrouwd zijn met dit soort nieuwe formulieren. Anderzijds betreuren deze vertegenwoordigers het feit dat de richtlijn van 24.04.2007 betreffende betalingsdiensten in de interne markt het beschermingssysteem dat de Belgische consumenten via de wet van 17/07/2002 betreffende de transacties uitgevoerd met instrumenten voor de elektronische overmaking van geldmiddelen wordt aangeboden enigszins zal aantasten. Ten slotte verzetten de vertegenwoordigers van de consumentenorganisaties zich heftig tegen het afwentelen van de kostenverhoging - die serieus te vrezen is - via prijsverhoging op de eindverbruiker die in ruil geen betere service geniet. Deze vertegenwoordigers hebben ook een aantaal vragen, waarop het antwoord van de banksector meestal zeer vaag blijft. De vertegenwoordigers van de distributie en de middenstand zijn, ondanks hun positieve houding tegenover een eengemaakte Europese girale betalingsmarkt, vooral bekommerd om een verlies aan efficiëntie en gebruiksvriendelijkheid van de betrokken betaalinstrumenten, zeker op korte termijn. Daarnaast verzetten ze zich tegen elke kostenverhoging die SEPA met zich mee zou brengen zonder dat daar tastbare en nuttige voordelen tegenover staan. Om hieraan te verhelpen pleiten ze voor een structureel en daadwerkelijk overleg tussen enerzijds de banksector en anderzijds de gebruikers, waaronder de distributie, en de overheid (waaronder de Nationale bank) alvorens fundamentele keuzes gemaakt worden. Volgens de banksector, is SEPA de gelegenheid voor alle betrokken partijen om de concurrentie te laten spelen, efficiënte betalingen te bevorderen ten koste van de andere achterhaalde en/of weinig veilige betalingen (zoals de circulaire cheque en de wisselbrief), de technische vooruitgang te bevorderen dankzij de schaalvergroting. Er dient te worden vermeld dat SEPA de kern van de producten definieert. De Belgische banken voeren op eigen initiatief een reeks bewegingen uit om die kern van een extra "laagje" te voorzien, om aan de Belgische eindgebruikers dezelfde dienstverlening en performantie aan te bieden die ze tot nu toe kennen. Wat de kosten betreft, heeft iedere bank haar eigen commerciële strategie voor de tarifering van de bankdiensten. Voor de betalingen via debetkaart werd op 30 maart 2007 door de Raad van Bestuur van Febelfin beslist om de migratiedatum van Bancontact/Mister Cash naar Maestro op 1 januari 2008 tot nader order niet aan te houden. Het is nog steeds de intentie om op die datum SEPA-compatibel te zijn. Hiervoor moeten de migratieplannen worden herzien. Febelfin en de NBB zullen instaan voor de informatie van de consument (zie ondermeer de infosessie op 1 maart 2007 en de opening van website ad hoc).De website www.sepabelgium.be bevat een apart luik specifiek voor de consument en beoogt dé referentie te zijn voor alle info betreffende SEPA.
2
De Raad voor het Verbruik die door de Minister van Consumentenzaken verzocht werd een advies uit te brengen over de organisatie van de nieuwe Europese markt van de betalingsmiddelen (Single euro payments area - SEPA) , is op 3 mei 2007 in plenaire vergadering bijeengekomen, onder het voorzitterschap van de heer Robert Geurts, en heeft huidig advies goedgekeurd. De Raad voor het Verbruik heeft de Voorzitter verzocht huidig advies over te maken aan de Minister van Consumentenzaken en aan de Minister van Economie.
ADVIES
De Raad voor het Verbruik, Gelet op de adviesaanvraag van de Minister van Consumentenzaken van 24 november 2006 over de organisatie van de nieuwe Europese markt van de betalingsmiddelen (Single euro payments area SEPA); Gelet op het Lissabon-programma; Gelet op de richtlijn betreffende betalingsdiensten in de interne markt en tot wijziging van de Richtlijnen 97/7/EG, 2000/12/EG en 2002/65/EG. Gelet op de werkzaamheden van de Commissie "Financiële Diensten" tijdens haar vergaderingen van 15 januari 2007, 1ste en 20 februari 2007 en 22 maart 2007; Gelet op de deelname aan de werkzaamheden van de volgende deskundigen : de dames Broekaert (FOD Economie - AD Regulering en Organisatie van de Markt), Evrard (Test-Aankoop), De Moerlooze (Febelfin), Ramakers (UCM) en Van den Broeck (OIVO); de heren Buysschaert (European Payment Solutions), Geenen (NBB), Haegeman (Fedis) en Kooken (Unizo); Gelet op de uitwerking van het ontwerpadvies door de dames De Moerlooze (Febelfin) en Van den Broeck (CRIOC) en de heer Haegeman (Fedis);
BRENGT HET VOLGEND ADVIES UIT :
3
I. Inleiding Via een brief van 24 november 2006 verzocht de Minister van Consumentenzaken de Raad om een standpunt in te nemen inzake de hervorming gelanceerd door het project « Single euro payements area » of « SEPA » en, meer in het bijzonder, inzake de onzekerheden die ontstaan wat de kostprijs van dergelijke hervorming betreft.
II. Context Het SEPA-project vloeit voort uit het ambitieuze Lissabon-programma. Het is een belangrijk Europees beleidsproject, overeengekomen door de Europese Commissie, goedgekeurd door de Europese Centrale Bank (ECB) en geleid door de European Payments Council (EPC) in samenwerking met de verschillende nationale centrale banken. Met dit project beoogt men vanaf 2008 een eenheidsmarkt te creëren voor de betaaldiensten via kaarten, overschrijvingen en domiciliëringen. De Proton-betaalkaart is niet opgenomen in SEPA. Na 2010 wordt hiervoor een eventuele vervanging gezocht. Volgens ramingen van de Europese Commissie zal door het invoeren van de SEPA een wezenlijke bijdrage worden geleverd aan de Lissabon-agenda, waardoor de EU ‘the most competitive and dynamic knowledge-driven economy by 2010’zal worden.
Alvorens de besprekingen aan te vatten, lijkt het de Raad nuttig de lezer enkele definities te geven van termen of afkortingen die in het kader van dit Europees project worden gebruikt. PSD Richtlijn = De richtlijn van 24.04.2007 betreffende betalingsdiensten in de interne markt en tot wijziging van de richtlijnen 97/7/EG, 2000/12/EG en 2002/65/EG. Deze richtlijn is de reglementaire benadering gekozen door de Europese Commissie om een eenvormig juridisch kader te scheppen voor de concrete implementatie van het SEPA-project. IBAN-code of International Bank Account Number = code die de rekening identificeert. In België bestaat deze code uit 16 alfanumerieke tekens. BIC-code of Bank Identifier Code = code die de bank van de rekeninghouder identificeert. In België telt deze code 8 alfanumerieke tekens Acquirer = verkoper van een Maestro/V-pay……abonnement aan een handelaar (bv. Banksys, Bank Card Company, ...). Issuer = uitgever van betaalkaarten.
4
III. Bespreking De vertegenwoordigers van de distributie en van de middenstand zijn principieel voorstander van de eenmaking van de Europese markt voor het giraal betaalverkeer die door het SEPA-project wordt nagestreefd. Weliswaar is de handel uiterst bezorgd over de gevolgen die SEPA zal hebben voor de drie betrokken betaalinstrumenten, te weten de overschrijvingen, de domiciliëringen en de debetkaarten. A. 1) In het algemeen vrezen de vertegenwoordigers van de distributie en van de middenstand dat de hoge mate van performantie van deze instrumenten op Belgisch vlak, door een Europese harmonisatie naar beneden zal gebracht worden. Ter illustratie van deze performantie kan verwezen worden naar Belgische verworvenheden zoals i. de gestructureerde mededeling op overschrijvingsformulieren die een integratie tussen de administratie/boekhouding en de in- en uitgaande betalingen vereenvoudigt; ii. de specifieke structuur van het rekeningnummer die bankidentificatie mogelijk maakt; iii. de betrouwbaarheid en zeer lage fraude bij debetkaart-betalingen. Concreet betekent dit dus dat België een zekere leiderspositie op het vlak van deze instrumenten dient op te geven om op een Europees “gemiddelde” terecht te komen. De handel wenst integendeel dat SEPA een harmonisatie op de “best practices” binnen de eurozone nastreeft. 2) De vertegenwoordigers van de banksector delen mee dat volgende maatregelen werden genomen : i. De gestructureerde mededeling zoals ze nu bestaat zal worden behouden voor de betalingen tussen Belgen, en dat van aan het begin tot aan het einde van de betaalketen: elektronische of papieren overmaking van betaalopdrachten door cliënten, bancaire verwerking ervan en rekeninguittreksels voor de cliënt. De gestructureerde mededeling kan op de nieuwe papieren formulieren op dezelfde wijze worden ingevoerd als op de nu bestaande (+++123/1234/12345+++). De standaard voor het elektronisch uitwisselen van overschrijvingsopdrachten wordt ook aangepast aan de gestructureerde mededeling. PC-banking en selfbankingsystemen controleren de huidige communicatie (er is een check digit ingebouwd). ii. Het Belgische IBAN bestaat uit 2 letters ‘BE’ gevolgd door 2 cijfers (controlegetal) en dan volgt het huidige rekeningnummer. Uiteindelijk is BE voor iedereen gelijk, dus makkelijk te onthouden en komen er enkel 2 cijfers bij. (Het nummer van 16 karakters dient als volgt te worden weergegeven: 4 blokjes van 4 karakters gescheiden door een spatie: voorbeeld BE12 1234 1234 1234 (aan het bestaand rekeningnummer worden dus vooraan 2 karakters voor het land + een controlegetal van 2 karakters toegevoegd). Aangezien het huidige rekeningnummer opgenomen is in de IBAN-code, is de identificatie van de bank dus ook in de IBAN 5
opgenomen. (controlegetal) en dan volgt het huidige rekeningnummer. Uiteindelijk is BE voor iedereen gelijk, dus makkelijk te onthouden en komen er enkel 2 cijfers bij.). .De IBAN bevat dus een check digit, het BIC-nummer niet. (BIC bestaat uit 8 karakters: een bankcode van 4 karakters + landcode van 2 karakters + plaatscode van 2 karakters). Beide nummer staan overigens op de rekeninguittreksels vermeld sedert 2003. iii. de betrouwbaarheid van de debetkaart zal dezelfde blijven als voorheen. De Belgische leiderspositie zal dus gevrijwaard blijven. B. Sinds de invoering van de euro in 2002 stelt de Raad vast dat het de wil is van de Europese Commissie, een eenvormige betaalruimte te creëren « opdat het mogelijk zou zijn in de Europese eenheidsmarkt grensoverschrijdende op eenvoudige, gemakkelijke, veilige en goedkope wijze betalingen in euro te verrichten1 ». Volgens de vertegenwoordigers van de consumentenorganisaties, de distributie en de middenstand kunnen deze drie lovenswaardige doelstellingen niet volledig worden gerealiseerd, of zijn ze zelfs niet haalbaar, gelet op de beslissingsschema's opgesteld door de Belgische banksector. 1) Eenvoudig en gemakkelijk ? De Raad constateert dat de consument voortaan, en voor elke overschrijving, grensoverschrijdend of binnen België, het internationaal rekeningnummer (IBAN) (2 letters en 14 cijfers => 16 tekens in België) van de begunstigde zal moeten geven. De consument zal eveneens de identificatiecode (BIC) van de bank van de begunstigde moeten opgeven, een code die wat hem betreft 8 alfanumerieke tekens telt. In plaats van een rekeningnummer van 12 cijfers mee te delen, zal hij dus twee codes (IBAN en BIC) moeten geven, met een totaal van 24 tekens voor België. De overschrijvingsformulieren zullen ingrijpend worden gewijzigd. Ze zullen ook niet langer uit twee maar uit één enkel luik bestaan. Een aantal consumenten zullen van bankkaart moeten veranderen, aangezien enkel de kaarten met Maestro-functie en met leeschip nog bruikbaar zullen zijn.
a) Volgens de vertegenwoordigers van de consumentenorganisaties is het 'eenvoudige en gemakkelijke' aspect van deze nieuwe praktische betaalwijzen op zijn minst discutabel. In ieder geval, en zeker in een eerste fase, zal dit gepaard gaan met een gevoelig tijdverlies bij consumenten die weinig vertrouwd zijn met dit soort nieuwe formulieren, die ze zullen gebruiken zowel in papieren versie als via Phone en PC banking. Daarenboven dient het huidig tweeledig papieren formulier in uitzonderlijke gevallen als afgiftebewijs. Ze betreuren eveneens het verdwijnen van het PROTON betaalsysteem.
1
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het thema «Implementatie van het communautair programma van Lisabon : Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de betalingsdiensten in de binnenmarkt en tot wijziging van de richtlijnen 97/7/EG, 2000/12/EG en 2002/65/EG », COM(2005) 603 final – 2005/0245 (COD), 13 september 2006, blz. 2, punt 1.3.
6
b) De vertegenwoordigers van de banksector doen opmerken dat ( 2) : Europa legt IBAN en BIC op. Voor België betekent dit voor de IBAN slechts 2 cijfers meer nl. de check digit (zie (1)). Overeenkomstig Verordening EG 2560/2001 betreffende de grensoverschrijdende betalingen in euro, worden de IBAN-code van de cliënt en de BIC-code van de bank op alle rekeninguittreksels van de cliënt vermeld, sinds 1 juli 2003. De consument is dus vertrouwd met de begrippen IBAN en BIC. Overigens, aangezien de meerderheid van de overschrijvingen door de klant zelf uitgevoerd worden door middel van PC-banking of self-banking, is het niet uitgesloten dat sommige banken hun cliënteel faciliteiten aanbieden om de BIC-code van de rekening van de begunstigde automatisch terug te vinden. Een nieuw overschrijvingsformulier werd niet voorzien op Europees niveau, daarom heeft België er zelf één ontworpen. Het huidige concept van het formulier werd zoveel mogelijk behouden. Trouwens, het vroegere eerste deel diende tot niets (had geen waarde als betaalbewijs). Voor wat betreft de uitvoeringstermijn van de overschrijvingen houden de Belgische banken momenteel D (dag) of D+1 (dag +1) aan voor de Belgische overschrijvingen, voor de SEPA-zone max. D+3 (dag +3). De specifieke codes (A, B of C) zoals bepaald in art 1409, 1409bis en 1410 Ger. W. zullen door de uitbetalende instanties (ondernemingen, overheden, ...) op transparante wijze in de communicatiezone geplaatst worden. De banken zullen deze communicatie, conform de wet, overnemen op het rekeninguittreksel. 2) Veilig? De Raad merkt op dat de richtlijn van 24.04.2007 betreffende betalingsdiensten in de interne markt en tot wijziging van de richtlijnen 97/7/EG, 2000/12/EG en 2002/65/EG de reglementaire stap is die de Europese Commissie wil ondernemen met het oog op het creëren van een éénvormig juridisch kader voor de concrete uitvoering van dit SEPA-project. Deze richtlijn streeft naar harmonisering van de juridische bepalingen ter zake, die van lidstaat tot lidstaat verschillen. Maar deze richtlijn wordt geïnspireerd door het principe van maximale harmonisering, wat volgens de vertegenwoordigers van de consumentenorganisaties het beschermingssysteem dat de Belgische consumenten via de wet van 17/07/2002 betreffende de transacties uitgevoerd met instrumenten voor de elektronische overmaking van geldmiddelen wordt aangeboden enigszins zal aantasten.. a) Zo luidt het in de Belgische wet van 17/07/2002, “de uitgever is aansprakelijk voor de niet-uitvoering of gebrekkige uitvoering van de transacties verricht met behulp van een instrument, voor de elektronische overmaking van geldmiddelen, indien ingeleid op apparaten, terminals of met behulp van uitrusting die door de uitgever werden aanvaard (art. 7, §1, 1°). “op dezelfde manier zal hij instaan voor de transacties uitgevoerd zonder de toestemming van de houder, en voor elke aan de uitgever toe te rekenen fout of onregelmatigheid in het bijhouden van de rekening van de houder”. (art. 7, § 1er, 2°). Terwijl volgens de tekst van de richtlijn en in de hypothese dat de consument blijft betwisten dat hij zijn toestemming heeft gegeven voor een verrichte transactie en dit 7
zelfs nadat de operator hem het bewijs heeft gegeven dat de transactie in kwestie voor echt werd verklaard, geregistreerd , gecomptabiliseerd en niet werd getroffen door één of ander technisch defect ; de bewijslast wordt verlegd naar de consument. Artikel 48.2. van de richtlijn bepaalt immers dat de consument feitelijke informatie of elementen verstrekt die het vermoeden rechtvaardigen dat hij de betalingstransactie niet kan hebben toegestaan en dat hij niet frauduleus of ernstig nalatig heeft gehandeld”. De vertegenwoordigers van de consumentenorganisaties menen dat dit negatieve bewijs onmogelijk door de gebruiker zal kunnen worden geleverd. Bovendien menen zij dat de risico’s verbonden aan het gebruik van de technologie nooit zouden moeten worden gedragen door de consument maar wel door de dienstverlener, hetzij de professional die beter is uitgerust om deze risico’s het hoofd te bieden. b) Bovendien geeft de tekst van de richtlijn geen enkele definitie van het begrip grove nalatigheid terwijl artikel 8 § 2 lid 2 van de Belgische wet van 17/07/2002 duidelijk preciseert wat onder grove nalatigheid2. c) Tot slot is in de richtlijn niets bepaald over het gebruik van de kaart zonder fysieke voorlegging, noch zonder elektronische identificatie. Ook hier wordt in de Belgische wet van du 17/07/2002 in artikel 8 § 4 bepaald « de houder is niet aansprakelijk indien het instrument voor de elektronische overmaking van geldmiddelen werd gebruikt zonder fysieke voorleggingen zonder elektronische identificatie. Het enkele gebruik van een vertrouwelijke code of van een ander soortgelijk bewijs van identiteit is niet voldoende om tot de aansprakelijkheid van de houder te leiden.” Er moet worden vastgesteld dat in deze drie hypotheses de adequate bescherming van de consument bepaald in de wet van 17 juli 2002 aanzienlijk zal verminderen. Bijgevolg zal de Belgische consument te maken krijgen met buitenlandse aanbiedingen die een minder beschermende wetgeving gaan naleven dan die in België. Deze aanbiedingen zouden dus een minder kwaliteitvolle en/of veilige service kunnen inhouden.. De vertegenwoordigers van de consumentenorganisaties kunnen deze Euorpese maximalistische benadering, die onder het mom van de wil tot harmonisatie als concreet gevolg heeft het niveau van bescherming van de consumenten in België te verminderen, eens te meer enkel maar betreuren
2 Te weten: " vanwege de houder, zijn persoonlijk identificatienummer of enige andere code in een gemakkelijk herkenbare vorm te noteren, en met name op het elektronisch instrument voor de overmaking van geldmiddelen, of op een voorwerp of een document dat de houder bij het instrument bewaart of met dat instrument bij zich draagt, alsook het feit van de uitgever niet onverwijld in kennis te hebben gesteld van het verlies of de diefstal”.
8
3) Niet duur ? Begin december 2006, heeft de Raad nota genomen van de nieuwe tariefprojecten die MasterCard heeft meegedeeld, via de “SEPA-fall back interchange rates”. Hun tariefsysteem zal niet meer forfaitair zijn zoals dat vandaag het geval is doch het zou een forfait op de transactie (5 centiemen i.p.v. de 6 huidige) en een gedeelte van het geïnde bedrag (0,2% van het transactiebedrag) combineren. Dat zou de transactiekosten verbonden aan een betaling van 50 euro op 15 eurocent brengen. Dat stemt dus overeen met een duidelijke kostenverhoging- geschat op +150%. a) De vertegenwoordigers van de consumentenorganisaties, van distributie en van de middenstand zijn niet bang om deze kostenverhoging te bestempelen als « fabelachtig en buitenmaats » Ook al hebben de banken beslist om het BC/MC-schema niet door Maestro te vervangen op 1 januari 2008 en dus de beslissing over het uiteindelijke lot van het Belgische debetbetaalschema uit te stellen, blijven in de huidige stand van zaken de kosten van het enige beschikbare SEPA-schema onaanvaardbaar. b) De vertegenwoordigers van de distributie en van de middenstand vinden immers dat een dergelijke verhoging onaanvaardbaar zou zijn voor de Belgische handelaars. Dit betekent een kostenverhoging van 150 % zonder dat daar enige kwaliteitsverbetering tegenover staat. Meer nog, de transactieverwerker dient bovendien zijn werkelijke kostprijs en winstmarge nog aan de handelaar aan te rekenen. Volgens deze vertegenwoordigers, riskeert SEPA, in zijn huidige vorm, op lange termijn uit te monden in een situatie waarin banken consumenten via allerlei voordelen gaan aansporen om met die betaalkaart te betalen die voor de bank de hoogste interchange fee oplevert. Het is niet onwaarschijnlijk dat concurrentie gaat spelen t.a.v. deze consumentenvoordelen en niet of veel minder t.a.v. de handel. De handel, geconfronteerd met extra kosten, ziet zich genoodzaakt deze extra kosten aan de consumenten aan te rekenen. c) De vertegenwoordigers van de consumentenorganisaties verzetten zich heftig tegen het afwentelen van deze kostenverhoging via prijsverhoging op de eindverbruiker. Deze kostenafwenteling op de consument – die in ruil geen betere service geniet – is in hun ogen totaal onaanvaardbaar. Deze vertegenwoordigers voegen eraan toe dat buiten het feit dat heel wat consumenten de kosten voor een nieuwe bankkaart voorzien van de Maestrofunctie en de leeschip gaan moeten betalen, sommigen onder hen ook gaan moeten betalen voor het bekomen van of om toegang te krijgen tot de geactualiseerde versie van hun PC-systeem en zelfs van het systeem van phone - Banking. d) Volgens de vertegenwoordigers van de consumentenorganisaties, van de distributie en van de middenstand en vanuit een maatschappelijk oogpunt, zullen duurdere en minder performante debetkaarten het voor handelaars weinig interessant maken om elektronisch betalen aan te bieden. Het valt te vrezen dat in het bijzonder de kleine en middelgrote ondernemingen uit de winkelsector niet zullen overstappen op elektronisch betalen of het zelfs niet meer zullen aanbieden. Dit zal leiden tot een stilstand of zelfs een achteruitgang in de modernisering van het betalingsverkeer, en uiteindelijk leiden tot minder veiligheid omwille van een toename van het gebruik van cash. En laat cash nu net de betalingswijze zijn met de hoogste maatschappelijke kost. SEPA zou dan resulteren in het omgekeerde waarvoor het werd opgestart. 9
e) De vertegenwoordigers van de banksector doen opmerken dat (3) : Iedere bank heeft haar eigen commerciële strategie voor de tarifering van de bankdiensten. Werd op 30 maart 2007 door de Raad van Bestuur van Febelfin beslist om de migratiedatum van Bancontact/Mister Cash naar Maestro op 1 januari 2008 tot nader order niet aan te houden. Het is nog steeds de intentie om op die datum SEPA-compliant te worden. Hierdoor moeten de migratieplannen herzien worden. Over dit onderdeel kan er dus op dag van vandaag geen duidelijk antwoord geboden worden. C.
Vrije concurrentie of concurrentiemonopolie ? 1) Hoewel de keuze van de banksector voor de MasterCard operator werd herzien, menen de vertegenwoordigers van de consumentenorganisaties, van de distributie en van de middenstand dat het hier zou gaan om een fenomeen van concurrentiemonopolie in strijd met de Europese aanbevelingen inzake vrije concurrentie. Ze herinneren aan één van de oorspronkelijke doelstellingen van SEPA, nl. door potentiële schaalvoordelen en concurrentie de welvaart te verhogen. Dit zou zich moeten vertalen in een concurrentiële en transparante markt voor kaarten. Intreders, zowel Belgische als andere binnen de SEPA-ruimte, moeten gemakkelijk toegang vinden tot de markt. Dit betekent ook dezelfde spelregels voor alle operatoren. Ook op bankniveau moet de concurrentie ten volle kunnen spelen. Dit vereist dat de banken de verschillende schema’s aanbieden. Het uitstel van de initieel geplande overstap moet het mogelijk maken dat er meer concurrerende schema’s beschikbaar komen en dat er een echte keuze kan gemaakt worden door de handelaar en de consument in functie van de kost en de efficiëntie van elk betaalmiddel. Volgens de vertegenwoordigers van de consumentenorganisaties mag de banksector dan al serieuze inspanningen gedaan hebben om de mate van asymmetrische informatie te beperken; voor de individuele consument blijft het een zeer ingewikkelde materie. Het kluwen van tarieven, kortingen, uitzonderingen,… benadeelt de transparantie. Op die manier blijven de zoekkosten te hoog om een rationele vergelijking en dan ook een rationele keuze te maken. Een objectieve vergelijkende informatie (bvb. site) mbt de verschillende aangeboden schema’s kan deze transparantie bevorderen. 2) De vertegenwoordigers van de banksector doen opmerken dat: in eerste instantie geopteerd werd voor Maestro om technische en operationele redenen (95 % van de kaarten zijn uitgerust met de Maestro-functie ; 50 % van de handelaars uitgerust met een betaalterminal ontvangen vandaag reeds Maestro). Voor wat betreft tankkaarten is het de acquirer die bepaalt welke diensten hij aanbiedt. De handelaar dient een acquirer te kiezen in functie van o.a. de diensten die hij wenst en die deze acquirer kan bieden.
10
Phonebanking en PC-banking worden gradueel aangepast aan SEPA. Ook geldafhalingen met een bankkaart in het kader van de basisbankdienst blijfven mogelijk in België. Van bij de eerste aankondiging werd meegedeeld dat, naast Maestro, iedere kaartuitgever eveneens andere schema(‘s) zal aanbieden. Dan zal er concurrentie bestaan. Op de infosessie georganiseerd door Febelfin op 1 maart ll. waarop de Raad voor het Verbruik eveneens uitgenodigd was, was de aanwezigheid van Visa op te merken (schema van VISA is V-pay). Zij hebben duidelijk gezegd een rol te willen spelen binnen SEPA. 3) De vertegenwoordigers van de consumentenorganisaties verwijzen eveneens naar de weinig lovende commentaar die de Europese Commissie recent had ten aanzien van de Belgische banksector, naar aanleiding van haar eindrapport over het retailbankingonderzoek. De commissie wijst België meermaals met de vinger: zowel wat de toegang- en beheerregelingen betreft die de concurrentie tussen de netten schaden als de gemiddelde eenheidsprijs toegepast op concurrerende producten en de bijzonder hoge en dus afschrikkende toegangsrechten en tenslotte betreffende de preferentiële vergoedingsovereenkomsten die de komst van nieuwe concurrenten kunnen belemmeren3. De vertegenwoordigers van de distributie en de middenstand onderstrepen vooral de vraagtekens die het rapport-Kroes sowieso plaatst bij het tarificatiemechanisme van de Maestro-kaart, te weten een interchange fee met een vaste en variabele component. 4) De vertegenwoordigers van de banksector doen opmerken: De sector heeft een positie bepaald in antwoord op het Kroes-rapport. Hierbij de link naar deze positiebepaling op de website: http://www.febelfin.be/export/sites/default/febelfin/pdf/nl/actua/RapportKroesWebNL.pdf.
Kort samengevat is de reactie van de sector als volgt: “Ook hier anticipeerde de Belgische sector op de Europese logica. Op 18 mei 2006 verkochten de Belgische banken hun participatie in Banksys en opteerden om technische en operationele redenen om in 2008 te starten met Maestro (het MasterCard-schema) om het in volle concurrentie te laten gaan met andere SEPA-compliant kaartschema’s. De keuze voor Maestro laat zich verklaren omdat vandaag reeds 95 % van de consumenten Maestro op hun kaart staan hebben en 50 % van de handelaren uitgerust met een betaalterminal, reeds Maestro aanvaarden“. Daarenboven dient vermeld dat SEPA de kern van de producten definieert. De Belgische banken voeren op eigen initiatief meerdere ontwikkelingen uit om een extra laag rond die kern te plaatsen om aan de Belgische eindgebruikers dezelfde dienstverlening en performantie aan te bieden die ze tot nu toe kennen.
3
Mededeling van de Commissie, 31 januari 2007, COM 2007 (33) final, Sectoronderzoek uitgevoerd op grond van artikel 17 van verordening nr. 1/2003 betreffende retailbanking (eindrapport), blzn. 5 tot7.
11
D. Vaststelling van de switch date De vertegenwoordigers van de consumentenorganisaties, van de distributie en van de middenstand staan positief ten aanzien van deze beslissing om Bancontact/Mister Cash niet te migreren op de oorspronkelijk vastgestelde datum op 1 januari 2008. Zij merken niettemin op dat geen enkele precisering wordt gegeven over de datum die uiteindelijk zal worden gekozen om tot deze switch over te gaan en of deze switch desgevallend zal gebeuren op een latere datum maat tegen andere voorwaarden Ze waren effectief van mening dat de keuze van de Belgische banken van de datum van 1/1/2008 – of binnen minder dan 8 maanden – om over te gaan tot de complete switch van het huidige Belgische systeem naar het Maestro-systeem de kansen dat een andere operator zich op de markt aandient praktisch tot nul herleidt en dat er bijgevolg een voor de consumenten heilzame concurrentie kan spelen. Zij wijzen er in dat opzicht op dat dit argument niet ongegrond was in die zin dat op 13 april ll en ingevolge de beslissing van de banksector om de migratiedatum te verschuiven, de pers gewag heeft gemaakt van de komst op de markt van een Amerikaans bedrijf First Date- gespecialiseerd in de verwerking van betalingstransacties - en dat waarschijnlijk Banksys zal beconcurreren Ten slotte waren zij verbaasd over een dergelijke bereidwilligheid die niet te merken is in de meeste andere lidstaten Volgens de vertegenwoordigers van de distributie en van de middenstand betekent een eventuele collectieve beslissing van de Belgische banken om op een gegeven datum het bestaande Bancontact/MisterCash-schema te verlaten en over te stappen op het Maestro-schema betekent in de huidige stand van zaken het einde van een, naar Europese normen, efficiënt en prijsgunstig schema. Dergelijke gezamenlijke overstap zou betekenen dat één schema “standaard” op alle debetbetaalkaarten zal komen te staan die door de Belgische banken worden uitgegeven. Dit dreigt de komst van eventuele nieuwe schema’s en dus een zekere mate van mededinging ernstig te belemmeren. Voor de vertegenwoordigers van de distributie en van de middenstand is dit een grote bekommernis, temeer daar het SEPA-project juist meer concurrentie en dus lagere prijzen beoogt. Deze vertegenwoordigers menen dan ook dat het beter is het bestaande Bancontact/MisterCash-schema te laten voortbestaan, parallel met eventuele nieuwe schema’s waardoor er toch een minimum aan concurrentie zou gecreëerd worden. Dit is perfect haalbaar gezien de overgrote meerderheid van de Belgische kaarthouders zowel de Bancontact/MisterCash-functie als de Maestro-functie op hun kaart hebben.
12
F. Conclusies 1) Zoals de zaken er momenteel voorstaan, zien de vertegenwoordigers van de consumentenorganisaties bijzonder moeilijk in welke voordelen dit SEPA-project op middellange termijn zou kunnen hebben voor de consument. Ze hebben dan ook nog een heleboel vragen, waarop het antwoord meestal vaag en weinig overtuigend is; hun vragen kunnen als volgt worden samengevat : i. De IBAN-en BIC-codes zullen moeten worden opgegeven, ook voor inter-Belgische overschrijvingen. Wat in verband met de persoonsgegevens van de begunstigde (naam, adres) ? Gaan de banken de naam en het adres van de begunstigde verifiëren? Antwoord van de banksector : zie III. B.1) b) ii. Waarom viel de keuze op het Maestro-systeem, dat één van de duurste blijkt te zijn ? Antwoord van de banksector : zie III. C. 2 iii. Volgens artikel 60 van de richtlijn kan de uitvoeringstermijn van de overschrijvingen worden vastgesteld tot 1 januari 2010 tot een maximum van drie werkdagen, volgend op het ogenblik waarop de betaalopdracht ontvangen werd. De Belgische banken bevestigen dat ze een uitvoeringstermijn van maximaal een dag zullen blijven toepassen. Welke garanties heeft men opdat deze termijn D + 1 effectief door de Belgische banksector zal worden gerespecteerd ? Antwoord van de banksector : zie III. B. 1) b) iv. Is er enige garantie dat de consument die een verkeerde gestructureerde mededeling en/of een verkeerde IBAN-code en/of BIC-code opgeeft, daarvan rechtstreeks en onmiddellijk wordt verwittigd ? Antwoord van de banksector : zie III. A. 2) v. Is men er zeker van dat het implementeren van dit nieuw betaalsysteem geen afbreuk zal doen aan het principe van aanduiding van particuliere codes (A, B of C) met betrekking tot bepaalde bedragen (bedoeld in de artikels 1409, 1409bis en 1410 Ger.Wetboek) op het moment waarop deze bedragen gecrediteerd worden op een zichtrekening ? Dit principe werd ingesteld door de programmawet van 27/12/2005 die de artikels 1411bis tot 1411quater in het gerechtelijk wetboek invoegde, teneinde een oplossing te brengen voor de problematiek rond het niet voor beslag vatbaar zijn en de niet-overdraagbaarheid van de op een zichtrekening gecrediteerde bedragen. Deze nieuwe artikels in het gerechtelijk wetboek werden op 1 januari 2007 van kracht (cfr.: Koninklijk besluit van 4/07/2006 houdende uitvoering van artikel 1411bis, § 2 en §3, van het Gerechtelijk Wetboek en tot vaststelling van de datum van inwerkintreding van de artikels 4 tot 8 van de wet van 27 december 2005 houdende diverse bepalingen). Antwoord van de banksector : zie III. B. 1) b)
13
vi. Wat met de mogelijkheid die aan de kredietinstellingen gelaten wordt om aan klanten die op grond van de wet van 24 maart 2003 genieten van een basisbankdienst, een bankkaart te geven waarbij ze in België4 elektronisch geld kunnen afhalen? Antwoord van de banksector: zie III. C. 2) vii. Wat gebeurt er met bijkomende diensten als tankservice, phone banking, PC banking ? Antwoord van de banksector : zie III. C. 2) viii. Tal van de geviseerde bankdiensten zijn momenteel ‘gratis’, door een bepaald statuut van de consument of een ‘package’ met bepaald tarief. Hoe zal dit er in de toekomst uitzien ? Antwoord van de banksector : zie IV. B. 3) e) 2) Tot besluit herinneren de vertegenwoordigers van de consumentenorganisaties uitdrukkelijk aan de noodzaak dat de Belgische banksector de consumenten duidelijke, verstaanbare en enige informatie zou geven over de concrete wijzigingen die SEPA met zich zal meebrengen. Zij zijn van oordeel dat de verspreiding van verschillende commerciële berichten naar gelang van de banken die actief zijn op de Belgische markt, de duidelijkheid van de informatie gevoelig vermindert en bijgevolg het doorzicht van de consumenten in dit nieuwe SEPA-systeem en de praktische inzet ervan. Volgens de banksector, is SEPA de gelegenheid voor alle betrokken partijen om de concurrentie te laten spelen, efficiënte betalingen te bevorderen ten koste van de andere achterhaalde en/of weinig veilige betalingen (zoals de circulaire cheque en de wisselbrief), de technische vooruitgang te bevorderen dankzij de schaalvergroting. De vertegenwoordigers van de banksector doen opmerken : Het is de bedoeling van de sector om de informatie voor de consument vanuit Febelfin en NBB te laten ertrekken. De organisatie van de infosessie op 1 maart is hier een goed voorbeeld van net zoals de opening van de SEPA-website met de naam www.sepabelgium.be die een initiatief is van de sector en de NBB en die gradueel zal geupdate worden. De website bevat zelfs een apart luik specifiek voor de consument en beoogt dé referentie te zijn voor alle info betreffende SEPA. De vertegenwoordigers van de middenstand en de distributie herhalen, bij wijze van besluit, dat ze principieel voorstander zijn van het SEPA-project en zijn doelstellingen, maar dat ze in de huidige stand van zaken ernstig voorbehoud maken bij de concrete implementatie ervan, vooral op het vlak van de debetkaarten. Meer bepaald is de forse meerkost die de Maestro-debetbetalingen – tot op heden het enige beschikbare SEPAcompliant debetbetaalschema in België - voor de handelaars zou meebrengen, onaanvaardbaar gezien dit betaalschema geen wezenlijke verbetering op het vlak van kwaliteit, snelheid, ... oplevert. Bovendien zou dit Maestro schema, mocht er alsnong een collectieve overschakeling door de bankwereld komen, een zodanig sterke positie dat de komst van andere, concurrerende schema’s zo goed als uitgesloten wordt.
4
Wet van 24 maart 2003 ter invoering van een basisbankdienst, Mon.be, 15 mei 2003, artikel 3. § 2. 5°: "de mogelijkheid om geld af te halen in België aan het loket en afhankelijk van de kredietinstelling, ook elektronisch;
14
De vertegenwoordigers van de middenstand, de distributie en de consumentenorganisaties wijzen er op dat de beslisssing van de Raad van Bestuur van Febelfin de dato 30 maart 2007 ingegeven werd door het ontbreken van een duidelijk Europees referentiekader voor kaartbetalingen en door het gebrek aan voldoende steun vanwege de betrokken partijen voor het welslagen van de omschakeling. Met de aanneming van de Richtlijn Betalingsdiensten op 24 april, wordt dat referentiekader verder aangevuld. De vertegenwoordigers van de middenstand, de distributie en de consumentenorganisaties dringen er op aan dat, alvorens nieuwe beslissingen worden genomen, de bankwereld, door overleg met en inspraak van hun sectoren, zich eerst zou verzekeren van hun daadwerkelijke steun voor deze beslissingen. ______________________________
15
LEDEN EN DESKUNDIGEN AANWEZIG OP DE PLENAIRE VERGADERING VAN DE RAAD VOOR HET VERBRUIK VAN 3 MEI 2007 VOORGEZETEN DOOR DE HEER R. GEURTS
1. Leden die de organisaties van de consumenten vertegenwoordigen: Effectieve:
Mevrouw DE ROECK-ISEBAERT Mevrouw JONCKHEERE De heer DUCART De heer HOEDT De heer MECHELS De heer NINANE
(GEZINSBOND) (ACLVB) (TEST-AANKOOP) (ACV) (TEST-AANKOOP) (SOC. MUT.)
Plaatsvervangende:
De heer QUINTARD De heer DE BIE
(ABVV) (TEST-AANKOOP)
2. Leden die de organisaties van de productie vertegenwoordigen: Effectieve:
Mevrouw SWEERTS De heer van OLDENEEL De heer VANDEPLAS
(BVB) (ASSURALIA) (FEDICHEM)
Plaatsvervangend:
De heer GHEUR
(VBO)
3. Leden die de organisaties van de distributie vertegenwoordigen: Effectief:
De heer de LAMINNE de BEX
(FEDIS)
4. Leden die de organisaties van de middenstand vertegenwoordigen: Effectief:
De heer VERHAMME
(UNIZO)
5. Waarnemers: Mevrouw MAUS (UCM) Mevrouw van den BROECK (OIVO) De heer MEIRSMAN (OIVO) De heer VANDERCAMMEN (OIVO)
16