RVV 372
RAAD VOOR HET VERBRUIK
ADVIES
Over de aanduiding van de niet-preferentiële oorsprong «Made in»
Brussel, 5 februari 2007
SAMENVATTING De Raad buigt zich in dit advies over het voorstel voor een « verordening van de Raad betreffende de aanduiding van het land van oorsprong op bepaalde producten uit derde landen » dat de Commissie had aangenomen op 16 december 2005. Concreet, voorziet het ontwerp van verordening in het opleggen van de verplichte oorsprongsaanduiding: •
Voor producten ingevoerd in de EU, wat de facto de binnen de EU vervaardigde producten uitsluit ;
•
Voor de sectoren die na een lange openbare overlegpleging door de Commissie er expliciet om gevraagd hebben (de facto, een twaalftal producten – waarvan de helft uit de modeketen -, die +/- 10% van de Europese import vertegenwoordigen).
Deze oorsprongaanduiding wijzigt dus helemaal niets aan de situatie voor de andere sectoren. Het voorstel vervangt de nationale systemen voor vrijwillige aanduiding die nu in een aantal van de lidstaten bestaan niet. Het land van oorsprong wordt bepaald op basis van de regels die omvat zijn in de communautaire douanecode, d.w.z. de niet-preferentiële oorsprong. Zie definitie als bijlage bij dit ontwerp. Sinds 1985, is de oorsprongsaanduiding "made in" niet meer vereist op producten ingevoerd in Europa. Goederen die in Europa worden vervaardigd en die worden uitgevoerd moeten daarentegen in de meeste gevallen wel een oorsprongsaanduiding dragen. Gelet op de uiteenlopende standpunten van de leden van de Raad, kon er geen consensus over het ontwerp worden gevonden. Gezien de polemiek die ontstaan is of omdat er geen gevolgen zijn voor hun sector, hebben sommige leden besloten om geen standpunt in te nemen ten aanzien van dit Europese ontwerp. De standpunten van de andere leden worden voorgesteld in twee groepen: De vertegenwoordigers van de middenstand en de vertegenwoordigers van de consumenten met uitzondering van Test-Aankoop zijn algemeen vóór het ontwerp. Deze leden stellen onder andere dat een verordening over de aanduiding van het land van oorsprong een einde kan maken aan de rechtsonzekerheid ter zake, extracommunautaire uitvoerders aan dezelfde verplichtingen onderwerpt als de Europese uitvoerders, de informatie van de consumenten aanvult en de oorsprongsmisleiding helpt bestrijden. De vertegenwoordigers van Test-Aankoop, van de productie (uitgezonderd het VBO dat zich onthoudt) en van de distributie zijn algemeen tegen het ontwerp. Deze leden stellen o.a. dat dit ontwerp enkel protectionistische bedoelingen heeft en dat de informatie die verkregen wordt door de aanduiding van het land van oorsprong erg beperkt en misleidend is. De vertegenwoordigers van de productie (uitgezonderd het VBO dat zich onthoudt) en van de distributie menen dat die maatregel moeilijk toepasbaar is, dat hij bron is van verwarring bij de consumenten dat hij geen mogelijkheid biedt om de strijd tegen oorspongsmisleiding aan te gaan en dat hij leidt tot een toename van de kosten voor de administratie, distributie en controle.
2
De Raad voor het Verbruik die op 14 juni 2006 door de AD Economisch Potentieel van de FOD Economie verzocht werd om een advies uit te brengen over de aanduiding van de niet-preferentiële oorsprong «Made in», is op 5 februari 2007 in plenaire zitting bijeengekomen, onder het voorzitterschap van de heer Robert Geurts en heeft volgend advies goedgekeurd. De Raad voor het Verbruik heeft de voorzitter verzocht om dit advies over te maken aan de AD Economisch Potentieel, aan de Minister van Consumentenzaken alsmede aan de Minister van Economie.
ADVIES
De Raad voor het Verbruik, Gelet op het verzoek om advies van 14 juni 2006 van de AD Economisch Potentieel van de FOD Economie over de aanduiding van de niet-preferentiële oorsprong «Made in»; Gelet op de werkzaamheden van de Commissie "Interne Markt" tijdens haar vergaderingen van 28 september en 17 november 2006; Gelet op de deelname aan deze werkzaamheden van de volgende deskundigen: Mevr. Vervecken (ABVV), de heren Godart en Wegnez (AD Economisch Potentieel), Meirsman (OIVO) en Thibaut (TestAankoop); Gelet op het ontwerpadvies opgesteld door mevr. Pint (Fedis) en de heer Meirsman (OIVO); Gelet op het advies van het Dagelijks Bestuur van 14 december 2006 ;
BRENGT HET VOLGENDE ADVIES UIT
3
INLEIDING
De Raad stelt vast dat dit advies betrekking heeft op het voorstel voor een «verordening van de Raad betreffende de aanduiding van het land van oorsprong op bepaalde producten uit derde landen » dat de Commissie had aangenomen op 16 december 2005. Concreet, voorziet het ontwerp van verordening in het opleggen van de verplichte oorsprongsaanduiding: •
Voor producten ingevoerd in de EU, wat de facto de binnen de EU vervaardigde producten uitsluit ;
•
Voor de sectoren die na een lange openbare overlegpleging door de Commissie er expliciet om gevraagd hebben (de facto, een twaalftal producten – waarvan de helft uit de modeketen -, die +/- 10% van de Europese import vertegenwoordigen) ;
Deze oorsprongsaanduiding wijzigt dus helemaal niets aan de situatie voor de andere sectoren. Het voorstel vervangt de nationale systemen voor vrijwillige aanduiding die nu in een aantal van de lidstaten bestaan niet. Het land van oorsprong wordt bepaald op basis van de regels die omvat zijn in de communautaire douanecode, d.w.z. de niet-preferentiële oorsprong. Zie definitie als bijlage bij dit ontwerp. Sinds 1985, is de oorsprongsaanduiding « made in » niet meer verplicht voor de in Europa ingevoerde producten. Goederen die in Europa worden vervaardigd en die worden uitgevoerd moeten daarentegen in de meeste gevallen wel een oorsprongsaanduiding dragen omdat landen als Japan, de Verenigde Staten en Canada dit eisen. Het VBO moet zich in dit advies onthouden, gelet op de uiteenlopende standpunten van de sectoren die het vertegenwoordigt. De vertegenwoordigers van de landbouw onthouden zich eveneens.
4
ALGEMENE STANDPUNTEN
I. STANDPUNTEN VAN DE MIDDENSTAND EN VAN DE VERTEGENWOORDIGERS VAN DE CONSUMENTEN MET UITZONDERING VAN TEST-AANKOOP. De vertegenwoordigers van de consumenten met uitzondering van Test-Aankoop willen erop wijzen dat de huidige situatie concurrentiestoornissen doet ontstaan voor de communautaire producenten (en dus Belgische) ten overstaan van de niet-communautaire producenten. Zij menen dat hier ook uit voortvloeit dat de Belgische consument vaak misleid wordt door “pseudomarkeringen. Voorbeelden "modèle de Paris" wat de indruk wekt dat dit product uit Frankrijk komt terwijl dat niet zo is, echte Belgische chocolade (met ahornsiroop)... Wat «de made in regel » betreft, denken de consumentenorganisaties dat het belangrijk is dat het aangeduide land wel degelijk overeenstemt met het land waar het goed vervaardigd werd en niet met de plaats waar de sterkste toegevoegde waarde werd geproduceerd. Zoals bepaald in de definitie in artikel 24 van de verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (zie bijlage). Deze vertegenwoordigers menen dat deze verordening indien ze aangenomen wordt door de Raad • Een einde zal maken aan jaren van «rechtsonzekerheid» aangezien de Unie momenteel geen enkele regeling inzake verplichte oorsprongsaanduiding heeft noch voor producten vervaardigd in de Unie (een arrest van het Europese Hof, van 1985, schaft de verplichte nationale oorsprongsaanduiding vb. – «made in België» .- af waarbij ze deze beschouwt als een hinderpaal voor het vrije verkeer van goederen binnen de Unie), noch voor de ingevoerde producten. De gangbare regels op vrijwillige basis verschillen in bepaalde lidstaten. Deze nieuwe reglementering zou alle lidstaten in overeenstemming brengen en zo de nationale wetgevingen harmoniseren wat de juridische basis zal versterken. • Uiteindelijk «reciprociteit» van de eerlijke concurrentievoorwaarden tussen de Europese uitvoerders zou tot stand brengen. Laatstgenoemden zijn immers verplicht om een oorsprongsaanduiding aan te brengen als zij in China, in de Verenigde Staten, in Japan of in Canada willen verkopen maar hun concurrenten uit China, de VS, Japan of Canada of de Europese invoerders hebben niet diezelfde verplichting als zij binnen de Unie willen verkopen. Bijgevolg zou de verordening de Unie in overeenstemming brengen met andere grote landen; • de consumenten een eerste indicatie over de oorsprong zou bieden. In de VS zal de koper als hij een winkel binnengaat drie witte hemden kunnen vinden tegen dezelfde prijs, doch dankzij de barcode die de oorsprong van de producten aangeeft, kan hij als hij dat wenst hemd X verkiezen boven 2 andere, die vb. vervaardigd werden in Birma of in de Maquiladores. Uit een enquête van de Europese Unie 1 blijkt dat 76,5% van de consumenten vinden dat ze door de informatie over het land van oorsprong vermeld op de producten misleid werden. • zou helpen om de oorsprongsmisleiding te bestrijden en bijgevolg de schade aan de reputatie/ het imago van de Europese industrie, door verkeerde aanduidingen, zou kunnen beperken. De reputatie van de Europese productie is gebaseerd op de kwaliteit, betrouwbaarheid en
1 Blz. 43 van de 'Annex to the Proposal for a COUNCIL REGULATION on the indication of the country of origin of certain products imported from third countries, IMPACT ASSESSMENT
5
voortreffelijkheid van de dienstverlening. Het Made-in-label zal bijdragen tot de geloofwaardigheid van deze reputatie. Diezelfde enquête toont aan dat 84% van de producenten en 76% van de kleinhandelaars verklaard hebben het slachtoffer te zijn geweest van oneerlijke mededinging door een misleidende oorsprongsaanduiding. • de bescherming van het imago van bepaalde merken zou verbeteren. Want indien u, zonder het te beseffen een nep-haute couture mantel zou kopen die dan van slechte kwaliteit blijkt te zijn, dan zal u het niet meer de moeite waard vinden om dat merk van kleding te kopen. • Waarborgen dat de Europese producties bij de consumenten worden gevaloriseerd. Dit zou daarenboven kunnen bijdragen tot het bestrijden van namaakgoederen. Aangezien nep oorsprongland markeringen meestal samengaan met nepmerken. • Een aantal logos werkt verwarrend bij de consument. Het beste voorbeeld is de CE markering. Veelal wordt de CE geïnterpreteerd als oorsprongmarkering. De bijkomende markering « Made in » zou echter uitsluitsel kunnen brengen door zijn universele bekendheid. Het is dus niet de oorsprongmarkering die verwarring brengt, maar eerder de miskenning van de CE markering. Door beide markeringen aan te brengen, wordt deze misvatting verholpen. Deze vertegenwoordigers voegen eraan toe dat het voorstel door de juridische dienst van de Europese Raad als verenigbaar met de regels van de WHO wordt beschouwd en dat de industriële kosten van de maatregel gering zijn; veel uitvoerende ondernemingen passen de markering reeds toe; de maatregel zou veeleer dan een prijsverhoging een zekere druk kunnen uitoefenen op die prijzen. In 2005 hebben de Europese consumenten, op enige uitzondering na, niet geprofiteerd van de duizelingwekkende daling (30%) van de invoerprijzen van de Chinese producten. Deze verordening kan de welvaart die vaak als een gevolg van de globalisering wordt vermeld helpen verbeteren. Landen «met lage productiekosten » brengen logischerwijze « goedkope producten » voort. In de praktijk stellen deze vertegenwoordigers vooral vast dat de daling van de productiekosten zich vertaalt in een verhoging van de winstmarges, te meer omdat het merk de overhand heeft op de oorsprong die onbekend blijft. De regels van de WHO bepalen uitdrukkelijk in welke situaties de aanduiding van het oorsprongsland relevant is. De redenen die voor dit ontwerp worden aangehaald zijn volledig in overeenstemming met de twee eerste regels van de WHO inzake oorsprongsaanduiding: •
Om maatregelen of instrumenten inzake handelsbeleid zoals antidumpingrechten en vrijwaringsmaatregelen aan te wenden;
•
Om te bepalen of de ingevoerde producten een meestbegunstigingsbehandeling of een voorkeursbehandeling moeten krijgen.
Deze vertegenwoordigers menen dat elke consument alleen verantwoordelijk is voor zijn aankopen. In de geglobaliseerde wereld is de consument meer en meer bekommerd over het aspect land van oorsprong. Transparante en correcte informatie over het land van oorsprong is bijgevolg één van de elementen die de aankoopkeuze mogelijk maken rekening houdend met de individuele prioriteiten. Deze vertegenwoordigers eisen doorzichtigheid/tracabiliteit van het productieproces, in de optiek van een sociaal en ecologisch verantwoord verbruik. Test-Aankoop gaat akkoord met deze eis doch denkt niet dat het voorstel voor een verordening deze doelstelling kan bereiken.
6
Deze vertegenwoordigers menen dat de markering een eerste stap in die richting vormt waardoor informatie over de oorsprong van het product aan de consument kan worden gegeven en die de consumenten ook laat inzien dat ze soms te veel betalen voor producten waarvan de aanmaakprijs belachelijk laag is. In 2005, zijn de invoerprijzen van Chinese kleding in de EU met 30-40% gedaald, in sommige categorieën zelfs nog meer. Dat heeft er Commissaris Mandelson toe gebracht om in april er de nadruk op te leggen dat de Europese consumenten op het eind van het jaar elk «250 euro meer in hun zak » zouden hebben. Paradoxaal genoeg, zijn de eindprijzen in de winkels met 23%, gedaald, ja zelfs gestegen. Op basis van al deze argumenten steunen deze vertegenwoordigers het voorstel voor «een verordening van de Raad betreffende de aanduiding van het land van oorsprong op bepaalde producten uit derde landen» dat de Commissie op 16 december ll. heeft goedgekeurd. De consumenten gaan akkoord met de lijst van producten in bijlage bij het voorstel. Zij menen dat het voorstel geldig is voor zoveel mogelijk producten hoewel ze de selectie respecteren die gemaakt werd op basis van een openbare raadpleging. De vertegenwoordigers van de middenstand zijn vóór het voorstel voor een verordening omdat ze met name duidelijk de aandacht vestigt op de communautaire oorsprong van de producten waarvoor de hier aangehaalde markeringsverplichting niet zal worden opgelegd. Deze communautaire oorsprong is immers een kenmerk waaraan veel consumenten en KMO’s belang hechten. De vertegenwoordigers van de consumentenorganisaties met uitzondering van Test-Aankoop geloven ook in de voordelen die internationale handel kan hebben. Doch lijkt de praktische uitkomst van de huidige globalisering volledig in te gaan tegen de theoretische welvaartsverhogende effecten. Concreet blijven de hieronder aangehaalde voordelen van prijsdaling en keuze-uitbreiding uit. In de praktijk merken we veeleer een margeverhoging voor de multinationale ondernemingen en distributie. Deze marktmacht vertaalt zich meer en meer in een beperking van de keuzevrijheid van de consument, aangezien de rekken niet vraaggestuurd, maar aanbodgestuurd worden gevuld.
7
II. STANDPUNTEN VAN DE VERTEGENWOORDIGERS VAN DE PRODUCTIE (UITGEZONDERD HET VBO DAT ZICH ONTHOUDT), DE DISTRIBUTIE EN TEST-AANKOOP
De vertegenwoordigers van de productie (uitgezonderd het VBO dat zich onthoudt), van de distributie en van Test-Aankoop willen erop wijzen dat globalisering in principe gunstig is voor de consumenten, in die zin dat hun keuze groter wordt en de prijzen gaan dalen dankzij de grotere concurrentie die erdoor ontstaat. Sommige ondernemingen uit onze geïndustrialiseerde landen proberen echter om deze gunstige effecten van de globalisering voor de consumenten te beperken door met name te eisen dat er een verplicht oorsprongslabel « Made in » wordt ingevoerd. Sinds begin 2004, heeft de Europese Commissie (DG Handel) een raadpleging ingeleid over de invoering van een «Made in EU» label voor de goederen die hun oorsprong in de Europese Unie vinden met de optie om anders een oorsprongslabel “Made in “ in te voeren voor de in de Europese Unie ingevoerde goederen. Ingevolge het verzet ontstaan door de invoering van een «Made in EU» label, werd uiteindelijk de optie voor het “Made in”- label voor de ingevoerde producten in aanmerking genomen. Zij verwerpen dit voorstel om de volgende redenen - Eén van de argumenten vóór de invoering van een oorsprongslabel zou zijn dat de consumenten een garantie krijgen aangaande de herkomst van de goederen die ze verwerven. De aanduiding van de herkomst van de producten zou voor de consumenten synoniem zijn met kwaliteit en veiligheid van de producten die het label «Made in EU » dragen. Omgekeerd zouden de producten die het label« Made in » dragen synoniem zijn voor minder kwaliteit en minder veiligheid. Een gewoon oorsprongslabel is echter vaag en biedt geen enkele garantie wat betreft de kwaliteit en de veiligheid van het product. De vertegenwoordigers van de distributie merken verder op dat veel productontwerpers in België en in de EU hun productie uitbesteden aan de niet-communautaire fabrikanten. Het "Made in"-label dreigt hun imago ten onrechte te beschadigen. Test-Aankoop preciseert dat de enquêtes aantonen dat de consumenten meer en meer belang hechten aan andere criteria dan enkel de prijzen en de kwaliteit om hun keuzes te maken. Men is in zekere zin bezorgd over de herkomst van de goederen die men koopt maar deze bezorgdheid moet goed worden geïnterpreteerd. De herkomst van een product houdt verband met de productievoorwaarden ervan zoals de werkomstandigheden of de vergoeding die de producenten krijgen. Met andere woorden, de consumenten willen de geschiedenis van het product kennen die niet simpelweg kan worden samengevat met een «Made in ». -
Het argument van consumentenbescherming lijkt trouwens opportunistisch, omdat de protectionistische doelstelling van dit voorstel (slecht) verborgen wordt. Slechts 10 % van de goederen die ingevoerd werden in de Europese Unie zou onder het toepassingsgebied van de verordening vallen. De voorgestelde tekst is het resultaat van het lobbyen van de verschillende sectoren tussen enerzijds diegenen die er om concurrentiële redenen belang bij hadden om onder het toepassingsgebied van de verordening te vallen en anderzijds diegenen die er geen belang bij hadden. Indien het doel van het voorstel werkelijk de informatie van de consument was, dan zou het voorstel alle in de Europese Unie ingevoerde producten dekken zonder enige uitzondering.
Bij wijze van voorbeeld, deze verordening betreft schoenen en textiel, sectoren waar de Europese ondernemingen een concurrentieel nadeel ondervinden. Als men weet dat de Europese Unie onlangs ten aanzien van schoenen afkomstig van China en Vietnam anti-dumping maatregelen heeft aangenomen, die nadelig zijn voor de consumenten, begrijpt men de protectionistische bedoeling van dit voorstel nog beter. Er dient te worden vastgesteld dat 96.7 % van de respondanten van de door de Europese Unie uitgevoerde enquête uit één enkel land komen, te weten Italië.
8
- Dit voorstel is moeilijk toe te passen omdat tal van goederen in verschillende landen worden geproduceerd. Is het correct om het label van een product dat geassembleerd wordt in verschillende landen buiten de Europese Unie toe te kennen aan het land waar de grootste meerwaarde wordt gecreëerd ? En hoe zal deze meerwaarde worden berekend? In fine, kan het aanbrengen van een label de consument misleiden wat betreft de oorsprong van het product. Nemen we het voorbeeld van keramiek. Een bord in porselein dat in China wordt gefabriceerd en waarvan de decoratie in Pakistan werd uitgevoerd, zal de vermelding «made in Pakistan » krijgen omdat de decoratieve waarde de overhand zal hebben op de nutswaarde van het bord. De uitvoering van de decoratie wordt als iets belangrijks beschouwd in toepassing van de Europese regels over de niet-preferentiële oorsprong van de goederen (zie bijlage I). De informatie aan de consument is dus compleet vertekend. De vertegenwoordigers van de productie (uitgezonderd het VBO dat zich onthoudt) en van de distributie verwerpen dit voorstel voor een verordening nog om de volgende redenen: - Het «Made in » label kan ook tot de vermeerdering van de logos leiden en tot verwarring met het CE-merkteken dat op basis van een verklaring van de fabrikant toelaat om, zonder discriminatie op grond van de herkomst, producten te verkopen op het hele grondgebied van de Europese Unie. Sommige goederen die onder het voorstel voor een verordening vallen, zoals lampen, zouden op hun verpakking tegelijk het «Made in » label en het CE-merkteken bovenop de andere verplichte merktekens zoals de doorgestreepte vuilbak,…kunnen staan hebben. - Het «Made in »-label is geenszins een maatregel ter bestrijding van oorsprongsmisleiding. Als vandaag weinig gewetensvolle verkopers reeds oorsprongsbenamingen op misleidende wijze aanwenden om de consument te bedriegen dan is het helemaal niet duidelijk wat hen morgen zal beletten om het « Made in »-label even misleidend te gebruiken en de consument zo te bedriegen. - De verplichte markering zal een grote bijkomende administratieve last en extra controles met zich meebrengen zowel voor bedrijven als voor de douanediensten. Die zorgt enerzijds voor vertraging in de logistieke keten wat voor extra kosten zal zorgen, die zullen wegen op de distributeur die nu al te kampen heeft met hoge druk op zijn marges door de sterke prijsconcurrentie die vandaag heerst. - Het "made in"-label creëert een niet-tarifaire handelsbelemmering. Handelsbelemmeringen leiden tot inefficiëntie. Om Europese producenten te helpen, zou men beter investeren in onderzoek en innovatie.
9
ARTIKELSGEWIJZE ANALYSE EERSTE ARTIKEL, LID 2
De vertegenwoordigers van de consumentenorganisaties met uitzondering van Test-Aankoop stellen vast dat in de consideransen (zie 11) van dit voorstel een vrijstelling kan worden toegestaan als de oorsprongsmarkering onmogelijk is omwille van technische of economische redenen. In het eerste artikel van het ontwerp voor een verordening kunnen de goederen echter worden vrijgesteld van een oorsprongsmarkering als blijkt dat technische of commerciële redenen de markering ervan verhindert. Deze clausule lijkt hen gevaarlijk. Zij zouden willen dat enkel gebruik wordt gemaakt van « technische » redenen. Zij menen dat de «commerciële » redenen altijd kunnen worden ingeroepen. Zij vragen dat de termen «of commerciële » worden geschrapt of vervangen door de termen «of economische », zoals in artikel 4, 4de streepje ARTIKEL 4, TWEEDE STREEPJE De vertegenwoordigers van de consumentenorganisaties met uitzondering van Test-Aankoop hebben vragen bij de Nederlandse vertaling van de woorden "...termes indiquant...". Bijlage I NIET-PREFERENTIËLE OORSPRONG VAN DE GOEDEREN (ARTIKELEN 22 TOT EN MET 28 VAN DE VERORDENING (EEG) NR. 2913/92 VAN DE RAAD VAN 12 OKTOBER 1992 TOT VASTSTELLING VAN HET COMMUNAUTAIR DOUANEWETBOEK).
____________________________________________________________________________________ Artikel 22 In de artikelen 23 tot en met 26 is de niet-preferentiële oorsprong van de goederen omschreven met het oog op: a) de toepassing van het douanetarief van de Europese Gemeenschappen, met uitzondering van de in artikel 20, lid 3, onder d) en e), bedoelde maatregelen, nl. d) de preferentiële tariefmaatregelen in de overeenkomsten die de Gemeenschap met bepaalde landen of groepen van landen heeft gesloten en die in een preferentiële tariefbehandeling voorzien; e) de preferentiële tariefmaatregelen die door de Gemeenschap ten gunste van bepaalde landen, groepen van landen of gebieden unilateraal zijn vastgesteld ; b) de toepassing van andere maatregelen dan tariefmaatregelen die in het kader van het goederenverkeer bij specifieke communautaire bepalingen zijn vastgesteld; c) de opstelling en de afgifte van oorsprongscertificaten. Artikel 23 1. Van oorsprong uit een land zijn goederen die geheel en al in dat land zijn verkregen. 2. Onder "goederen die geheel en al in een land zijn verkregen" wordt verstaan:
10
a) in dat land gewonnen minerale produkten; b) aldaar geoogste produkten van het plantenrijk; c) aldaar geboren en opgefokte levende dieren; d) produkten afkomstig van aldaar gehouden levende dieren; e) voortbrengselen van de aldaar bedreven jacht en visserij; f) produkten van de zeevisserij en andere produkten die buiten de territoriale zee van een land uit zee zijn gewonnen door in dat land ingeschreven of geregistreerde schepen die de vlag van dat land voeren; g) goederen die aan boord van fabrieksschepen zijn verkregen uit onder f) bedoelde produkten welke van oorsprong zijn uit dat land, voor zover deze schepen aldaar zijn ingeschreven of geregistreerd en de vlag van dat land voeren; h) produkten gewonnen van en uit de buiten de territoriale zee gelegen zeebodem voor zover dat land, met het oog op exploitatie, exclusieve rechten over deze zeebodem uitoefent; i) uitval en afval afkomstig van fabrieksbewerkingen en artikelen die niet meer in gebruik zijn, mits zij in dat land zijn verzameld en slechts voor de terugwinning van grondstoffen kunnen dienen; j) goederen die aldaar uitsluitend zijn verkregen uit de onder a) tot en met i) bedoelde goederen of derivaten daarvan, in ongeacht welk stadium van derivatie. 3. Voor de toepassing van lid 2 wordt onder "land" ook de territoriale zee van het land in kwestie begrepen. Artikel 24 Goederen bij welker vervaardiging twee of meer landen betrokken zijn geweest, zijn van oorsprong uit het land waar, in een daartoe ingerichte onderneming, de laatste ingrijpende en economisch verantwoorde verwerking of bewerking heeft plaatsgevonden die hetzij tot de fabricage van een nieuw product heeft geleid, hetzij een belangrijk fabricagestadium vertegenwoordigt. Artikel 25 Indien ten aanzien van bepaalde be- of verwerkingen vaststaat of op grond van vastgestelde feiten het vermoeden is gewettigd dat daarmee slechts ontduiking wordt beoogd van de bepalingen die in de Gemeenschap op goederen uit bepaalde landen van toepassing zijn, kunnen de daardoor verkregen goederen in geen geval worden geacht op grond van artikel 24 van oorsprong te zijn uit het land waar deze be- of verwerkingen hebben plaatsgevonden. Artikel 26 1. In de douanewetgeving of in andere specifieke communautaire wetgeving kan worden bepaald dat de oorsprong van goederen moet worden aangetoond door overlegging van een document.
11
2. Niettegenstaande de overlegging van dit document kunnen de douaneautoriteiten, in geval van ernstige twijfel, elk aanvullend bewijs eisen om zich ervan te vergewissen dat de vermelding van de oorsprong wel beantwoordt aan de regels die in de desbetreffende communautaire voorschriften zijn vastgesteld. Afdeling 2 Preferentiële oorsprong van de goederen.
12
LEDEN EN DESKUNDIGEN AANWEZIG OP DE PLENAIRE VERGADERING VAN DE RAAD VOOR HET VERBRUIK VAN 5 FEBRUARI 2007 VOORGEZETEN DOOR DE HEER R. GEURTS 1. Leden die de organisaties van de consumenten vertegenwoordigen: Effectieve:
Mevrouw DE ROECK-ISEBAERT Mevrouw DOMONT-NAERT De heer DUCART De heer HOEDT De heer NINANE
(GEZINSBOND) (TEST-AANKOOP) (TEST-AANKOOP) (ACV) (SOC. MUT.)
Plaatsvervangende:
De heer ANDRIANNE De heer QUINTARD
(LIGUE DES FAMILLES) (ABVV)
2. Leden die de organisaties van de productie vertegenwoordigen: Effectieve:
Mevrouw SWEERTS De heer van OLDENEEL De heer VANDEPLAS De heer WALSCHOT
(BVB) (ASSURALIA) (FEDICHEM) (AGORIA)
Plaatsvervangend:
De heer GHEUR
(VBO)
3. Leden die de organisaties van de distributie vertegenwoordigen: Effectief:
De heer de LAMINNE de BEX
(FEDIS)
4. Leden die de organisaties van de middenstand vertegenwoordigen: Effectieve:
De heer RIZZO De heer VERHAMME
(UCM) (UNIZO)
5. Leden die de organisaties van de landbouw vertegenwoordigen: Plaatsvervangend:
De heer GOTZEN
(BOERENBOND)
6. Waarnemers: Mevrouw van den BROECK (OIVO) De heer MEIRSMAN (OIVO)
13