R.V.V. 314
RAAD VOOR HET VERBRUIK
ADVIES
betreffende de bijzondere procedures te voorzien bij de hernieuwing van de mandaten voor de Raad voor het Verbruik en voor de kandidatuur van nieuwe organisaties binnen de Raad
Brussel, 27 januari 2004
SAMENVATTING De Raad voor het Verbruik, die in 2002 door de Minister van Consumentenzaken gevat werd, was het niet eens om criteria vast te leggen die zouden toelaten de vertegenwoordiging te objectiveren van in zijn kader vertegenwoordigde organisaties. Hij heeft het evenwel nodig geacht een advies uit te brengen houdende concrete voorstellen over de kandidatuur van eventuele nieuwe organisaties die willen zetelen in zijn kader, de vertegenwoordiging van de verbruikers in andere adviesorganen en de hernieuwing van de mandaten van de Raad. De voorstellen van de Raad beogen een verplicht te volgen procedure bij aanvragen van nieuwe organisaties aan de voogdijminister om te zetelen in de Raad voor het Verbruik. Bovendien me ent de Raad dat de vertegenwoordiging van de verbruikers in andere adviserende commissies moet verzekerd worden door verbruikersorganisaties, voorgesteld door de Groepering van Verbruikersorganisaties van de Raad voor het Verbruik. Tot slot is de Raad van mening dat de benoeming van zijn Voorzitter niet het onderwerp van een bijzondere procedure moet zijn.
2
De Raad voor het Verbruik, die op 21 mei 2002 door de Minister van Consumentenzaken om advies werd gevraagd over de erkenningcriteria van de consumentenorganisaties, heeft onderhavig advies goedgekeurd tijdens de plenaire vergadering van 27 januari 2004, onder het voorzitterschap van de heer J.-P. Ducart. De Raad voor het Verbruik heeft de Voorzitter gevraagd dit advies over te maken aan de Minister van Consumentenzaken.
ADVIES De Raad voor het Verbruik, Gelet op de vraag om advies van 21 mei 2002 van de Minister van Consumentenzaken betreffende de erkenningscriteria van de consumentenorganisaties; Overwegende de activiteiten reeds toevertrouwd door het bureau van de Raad betreffende de organisaties die zetelen in de Raad voor het Verbruik; Overwegende dat de consumentenorganisaties niet tot een akkoord zijn gekomen betreffende de vertegenwoordigingscriteria die nu eens als te beperkend en dan eens als te breed worden beschouwd; Overwegende dat het Bureau van de Raad het tijdens zijn vergadering van 13 oktober 2003 nuttiger heeft gevonden een advies voor te bereiden dat een bijzondere procedure voorstelt bij het vernieuwen van de mandaten voor de Raad alsook bij kandidaatstellingen voor nieuwe organisaties; Gelet op de activiteiten van het Bureau van de Raad tijdens de vergaderingen van 28 maart 2002, 7 november 2002, 7 januari 2003, 28 april 2003, 13 oktober 2003, 26 november 2003, 8 december 2003 en 15 januari 2004; Gelet op het ontwerpadvies opgesteld door de Secretaris van de Raad, de heer Allardin;
GEEFT HET VOLGENDE ADVIES:
3
HUIDIGE SITUATIE Het Koninklijk Besluit van 20 februari 1964 tot oprichting van een Raad voor het Verbruik, laatst gewijzigd door het Koninklijk Besluit van 23 januari 1997, stelt hoofdzakelijk de taken en de samenstelling vast van de Raad voor het Verbruik. De gecoördineerde tekst van dit Koninklijk Besluit staat in de bijlage van onderhavig advies. Artikel 3 van het Koninklijk Besluit stelt dat de Raad is samengesteld uit: - een voorzitter benoemd door de Minister die de Economische Zaken tot zijn bevoegdheid heeft ; - twee ondervoorzitters benoemd onder de leden van de Raad, door de Minister die Economische Zaken tot zijn bevoegdheid heeft, op de respectieve voordracht van de leden die de consumentenorganisaties vertegenwoordigen en van de leden die de organisaties van de productie, de distributie, de landbouw en de middenstand vertegenwoordigen ; - dertien leden ter vertegenwoordiging van de consumentenorganisaties en benoemd onder de kandidaten voorgesteld door de consumentenorganisaties ; - dertien leden ter vertegenwoordiging van de beroepsorganisaties, benoemd onder de kandidaten voorgesteld door de representatieve organisaties van de productie, de distributie, de middenstand en de landbouw, waaronder : - acht leden ter vertegenwoordiging van de organisaties van de productie - twee leden ter vertegenwoordiging van de organisaties van de distributie ; - twee leden ter vertegenwoordiging van de organisaties van de middenstand ; - een lid ter vertegenwoordiging van de organisaties van de landbouw. Artikel 3 voorziet ook nog in het volgende : - de Raad telt evenveel plaatsvervangende leden als werkende leden ; - het mandaat duurt vier jaar en is hernieuwbaar ; - in het geval dat iemand zijn functies definitief neerlegt, wordt een nieuwe opdrachthouder benoemd, die het mandaat afmaakt van de persoon die hij vervangt ; - de Raad kan deskundigen uitnodigen zijn vergaderingen bij te wonen. De ministeriële besluiten houdende benoeming/ontslag van de leden van de Raad voor het Verbruik - het meest recente is van 6 november 2003 en gaat, ter illustratie, als bijlage - vermelden de namen van de nieuwe leden en preciseren bijvoorbeeld dat zij vertegenwoordigers zijn « van een consumentenorganisatie » of van een « organisatie van de productie », zonder de naam van de betrokkene organisatie te citeren.
VASTSTELLING VAN DE RAAD De Raad stelt vast dat de benoemingsprocedure die thans op grond van het koninklijk besluit wordt gebruikt de volgende uitwerking heeft : -
Door de leden van de Raad te benoemen, kiest de Minister, zonder wettelijk bepaald criterium en zonder een bijzondere procedure waarin formeel is voorzien, welke organisaties mogen zetelen in de Raad voor het Verbruik en dus, uit dien hoofde, erkend zijn als zijnde representatief.
4
Welnu, de erkenning van de consumentenorganisaties in de Raad voor het Verbruik is bijzonder belangrijk, omdat zij thans een van de voorwaarden is opdat die organisaties een « nationale » vordering tot staking zouden kunnen instellen, zoals bepaald in artikel 98.4 van de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelpraktijken en de bescherming en de voorlichting van de consument (WHP), alsmede een intracommunautaire vordering tot staking, zoals bepaald in artikel 5 van de wet van 26 mei 2002 betreffende de intracommunautaire vorderingen tot staking op het gebied van de bescherming van de consumentenbelangen en in artikel 20 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende de misleidende en vergelijkende reclame, de onrechtmatige bedingen en de op afstand gesloten overeenkomsten inzake de vrije beroepen. -
In de ministeriële besluiten tot benoeming van de leden van de Raad worden de vertegenwoordigde organisaties niet vermeld. Gelet op het belang, voor de organisaties die lid zijn, officieel erkend te zijn, is deze afwezigheid van een uitdrukkelijke verwijzing ernaar, in een besluit, geen goede zaak en draagt zij niet bij tot een gezonde transparantie.
-
In voorkomend geval nodigt de Raad organisaties of verenigingen die niet vertegenwoordigd zijn, maar expertise hebben in een bepaald gebied of in een specifieke sector, met hem mee te werken als expert.
-
Aangezien de wet ter zake in geen enkel criterium voorziet, benoemt de voogdijminister de voorzitter van de Raad op een soevereine wijze.
VOORSTELLEN VAN DE RAAD 1. Vertegenwoordiging van de consumentenorganisaties en de beroepsorganisaties in de Raad voor het Verbruik De Raad gaat akkoord met de huidige paritaire samenstelling, vastgelegd in het koninklijk besluit van 20 februari 1964, laatst gewijzigd op 23 januari 1997, alsmede met de huidige vertegenwoordiging van de organisatie s, zoals zij voortvloeit uit het ministerieel besluit van 20 november 1991, gewijzigd door dat van 6 november 2003. De Raad kon de criteria die het mogelijk zouden maken de representativiteit van de organisaties te objectiveren niet zo maar vastleggen. Nochtans, om nieuwe organisaties de kans te bieden eventueel in de Raad voor het Verbruik te zetelen, stelt hij voor dat in een bijzondere procedure zou worden voorzien vooraleer de voogdijminister een beslissing neemt. De Raad stelt voor dat de sollicitaties van de nieuwe organisaties per geval zouden worden behandeld, volgens de volgende procedure : - neerlegging van de officiële kandidaatstelling bij de voogdijminister ; - aanvraag tot advies van de Minister aan de Raad, met vastlegging van een termijn ; - organisatie van de werkzaamheden door het Bureau van de Raad ; - behandeling van de aanvraag tot advies, hetzij door de GC (Groepering van Consumentenorganisaties), hetzij door de GB (Groepering van Beroepsorganisaties) afhankelijk va n de aanvrager, op basis van de volgende criteria :
5
1) verplichte criteria : organisatie zonder winstoogmerk in de brede zin, waarvan de doelstellingen en de activiteiten bestaan uit de bevordering en de bescherming van de belangen van de consumenten of uit de verdediging van de belangen van de ondernemingen, met inachtneming van de democratische principes; 2) waarderingscriteria (niet uitputtend) : aantal leden, algemene en horizontale of sectorale activiteiten, permanent karakter van de activiteiten, interesses, expertise, onafhankelijkheid, voldoende centrale structuur … - behandeling van het ontwerpadvies door het Bureau van de Raad ; - overhandiging van een advies door de Raad voor het Verbruik 1) indien voor de kandidaatstelling een positief advies wordt gegeven, dan wordt het advies gemotiveerd en wordt een voorstel erbij gevoegd voor een nieuwe verdeling van de mandaten van de leden die ofwel de consumentenorganisaties ofwel de beroepsorganisaties vertegenwoordigen, afhankelijk van de aanvrager ; 2) indien voor de kandidaatstelling een negatief advies wordt gegeven, wordt het advies gemotiveerd en kan het eventueel vermelden dat de organisatie die kandidaat is zou worden uitgenodigd om als deskundige mee te werken aan bepaalde werkzaamheden van de Raad ; - beslissing van de Minister : 1) indien het advies van de Raad positief is, neemt de Minister een ministerieel besluit tot benoeming/ontslag of motiveert hij zijn weigering tot erkenning van de organisatie die kandidaat is ; 2) indien het advies van de Raad negatief is, weigert de Minister de kandiaat-organisatie te erkennen, of neemt hij een ministerieel besluit tot benoeming/ontslag en motiveert hij dit besluit. Een dergelijke procedure zou verplicht moeten zijn. Dankzij het aanvaarden van een nieuwe organisatie volgens die modaliteiten zou het paritair karakter van de Raad kunnen worden behouden en zou het aantal leden niet worden gewijzigd. Via de mandaten van plaatsvervangend lid is het immers mogelijk ervoor te zorgen dat er meer organisaties in de Raad vertegenwoordigd zijn, zonder het aantal leden te doen toenemen. Om zich ervan te vergewissen dat de in de Raad voor het Verbruik vertegenwoordigde organisaties er een actieve rol spelen, stelt de Raad voor om, na afloop van elk mandaat van vier jaar, te evalueren hoe de organisaties die lid zijn hebben deelgenomen aan de werkzaamheden van de Raad. Indien een organisatie niet effectief heeft meegewerkt, zal de Raad, na informatie van de organisatie, de Minister hiervan op de hoogte brengen en eventueel voorstellen doen om dit probleem te verhelpen. De Raad stelt overigens voor dat de in de Raad voor het Verbruik vertegenwoordigde organisaties expliciet worden vermeld in de ministeriële besluiten tot benoeming of ontslag van de leden.
2. Vertegenwoordiging van de consumentenorganisaties in de andere raadgevende commissies De Raad meent dat voor de vertegenwoordiging van de consumenten in de andere raadgevende commissies moet worden gezorgd door de consume ntenorganisaties voorgesteld door de groepering van consumentenorganisaties. Daartoe zal de groepering van consumentenorganisaties, per geval, kandidaten voorstellen, hetzij onder de consumentenorganisaties die zetelen in de Raad voor het Verbruik, hetzij onder de kandidaturen voorgesteld door consumentenorganisaties die niet erkend zijn, maar die wensen te zetelen in specifieke 6
raadgevende commissies. De bovenvermelde organisaties zullen zich dan ook kandidaat moeten stellen bij de groepering van consumentenorganisaties. Opdat deze procedure ten volle kan worden gebruikt in de raadgevende commissies ressorterend onder de bevoegdheden van andere ministers, vraagt de Raad aan de voogdijminister of hij zijn collega's wil informeren en sensibiliseren in verband met dit voorstel, naar aanleiding van de oprichting van nieuwe commissies en/of de verlenging van de mandaten van de vertegenwoordigers van de consumenten.
3. Benoeming van de voorzitter van de Raad voor het Verbruik De Raad kan altijd, via zijn groe pen, een informeel advies geven aan de voogdijminister, vóór de benoeming van de voorzitter van de Raad voor het Verbruik. De Raad heeft geen concrete voorstellen betreffende criteria die eventueel in aanmerking moeten worden genomen door de voogdijminister, met het oog op de benoeming van de voorzitter. Hij heeft evenwel beraadslaagd over een reeks criteria waarvan er geen enkel doorslaggevend lijkt op zichzelf : man of vrouw van de dialoog en van de consensus, persoonlijkheid die «outstanding » is, onafhankelijk van de vertegenwoordigde organisaties, met een goede kennis van de wereld van het verbruik, tweetalig,… De Raad vraagt nochtans te worden geraadpleegd indien de voogdijminister een bijzondere procedure wenst in te stellen met het oog op de benoeming van de voorzitter.
7
LEDEN EN DESKUNDIGEN AANWEZIG OP DE PLENAIRE VERGADERING VAN DE RAAD VOOR HET VERBRUIK VAN 27 JANUARI 2004 VOORGEZETEN DOOR DE HEER J.-P. DUCART 1. Leden die de organisaties van de consumenten vertegenwoordigen: Effectieve:
Mevrouw DE ROECK-ISEBAERT De heer DUCART De heer DE MUELENAERE De heer VAN DE PUTTE
(De Gezinsbond) Test-Aankoop) (A.C.L.V.B.) (ARCOFIN)
Plaatsvervangende:
Mevrouw APPELMANS Mevrouw LEROY De heer QUINTARD
(V.S.Z.) (F.P.S.) (F.G.T.B.)
2. Leden die de organisaties van de productie vertegenwoordigen: Effectieve:
Mevrouw SWEERTS De heer FELIX De Heer LAMBRECHT De heer van OLDENEEL De heer VANDEPLAS
(B.V.B.) (B.V.K.) (V.B.O.) (B.V.V.O.) (FEDICHEM)
Plaatsvervangende:
Mevrouw VAN OVERSTRAETEN De heer DASTOT De heer DUBOIS
(AGORIA) (Raad voor de Reclame) (V.B.O.)
3. Leden die de organisaties van de distributie vertegenwoordigen: Effectief:
Mevrouw PINT
(FEDIS)
4. Leden die de organisaties van de middenstand vertegenwoordigen: Effectieve:
Mevrouw VAN CAMPENHOUT De Heer RIZZO
(UNIZO) (U.C.M.)
5. Leden die de organisaties van de landbouw vertegenwoordigen: Effectief:
De Heer GOTZEN
(De Boerenbond)
6. Waarnemers: Mevrouw STRUYVEN (V.B.O.) De heer VANDERCAMMEN (O.I.V.O.)
8