RVV 317
RAAD VOOR HET VERBRUIK
ADVIES
Over de bankreclame en - marketing ten aanzien van jongeren
Brussel, 28 april 2004
SAMENVATTING ADVIES 317 Advies over de problematiek van de reclame en van de bankmarketing ten aanzien van jongeren De Raad voor het Verbruik die in oktober 2003 door de Minister voor Consumentenzaken om advies werd verzocht, heeft referentieregels uitgewerkt die toepasselijk zijn op alle professionelen van de banksector, in het kader van hun reclame- en/of marketing gericht aan minderjarigen. Zodoende heeft de Raad de criteria uitgestippeld waaraan elke reclame- en/of marketingpraktijk gericht aan een minderjarige door een professioneel die bankproducten en/of –diensten aanbiedt, moet voldoen. Deze referentieregels zullen worden opgenomen in de gedragscode van de Belgische Vereniging van Banken. Het debat had eveneens betrekking op de problematiek van de debetsaldi op de zichtrekeningen van minderjarigen. Om dit te voorkomen wil de Raad dat bij het openen van een zichtrekening de aandacht van de jongeren nog meer zouden worden gevestigd op de manier waarop die rekening werkt. De Raad beveelt overigens de veralgemening aan van de praktijk waarbij de bankinstellingen de debetinteresten, die berekend zijn op het tekort, op zich nemen. Uiteindelijk, stelt de Raad voor om een “alarmprocedure” in te stellen in geval dat een debetsaldo wordt vastgesteld op de rekening van een minderjarige. Er volgde dan een debat over de rechtsbekwaamheid van een minderjarige om op eigen houtje, zonder toestemming van de ouders, een zichtrekening te openen. Over dit thema kon geen gemeenschappelijk standpunt onder de consumentenorganisaties worden bereikt., waarbij één ervan een heel andere mening had dan de anderen.
2
De Raad voor het Verbruik, die op 6 oktober 2003 door de Minister van Consumentenzaken om advies werd gevraagd betreffende de problematiek van de bankreclame en - marketing ten aanzien van jongeren, is op 28 april 2004 in plenaire vergadering bijeengekomen onder het voorzitterschap van de heer Robert Geurts, en heeft volgend advies goedgekeurd. De Raad voor het Verbruik heeft de Voorzitter verzocht om dit advies over te maken aan de Minister van Economie en de Minister van Consumentenzaken.
ADVIES De Raad voor het Verbruik, Gelet op de brief van 6 oktober 2003 waarin de Minister van Consumentenzaken de Raad voor het Verbruik vraagt om een gedachtewisseling te houden over de problematiek van de bankreclame en -marketing ten aanzien van jongeren en om regels te formuleren die als referentie zoud en kunnen dienen voor de professionals en de consumenten; Gelet op de werkzaamheden van de gezamenlijke Commissies “Handelspraktijken” en “Financiële Diensten” tijdens de vergaderingen van 29 oktober, 24 november en 18 december 2003 en 13 januari en 5 maart 2004; Gelet op de deelname aan de werkzaamheden door de volgende deskundigen: De dames Andrieux (AD Regulering en Organisatie van de markt), Giroul (AD Controle en Bemiddeling), Van den Broeck (OIVO), Reunis (Ligue des familles), Evrard en Kowalsky (Test-Aankoop), Leloup, Hubert en Joliton (vzw Droit des jeunes), Ragheno (BVB), de heren Deryckere (AD Regulering en Organisatie van de markt), Sénécal (UPC), Soil (Conseil de la Jeunesse d'expression française), Coemans en Rémy (De Gezinsbond), Deschouwer (AD Controle en Bemiddeling), Lamalle (vzw Droit des jeunes); Gelet op het ontwerpadvies opgesteld door de dames Ragheno (BVB) en Van den Broeck (OIVO); Gelet op de schriftelijke procedure voor de goedkeuring van het ontwerpadvies door de Commissies Handelspraktijken en Financiële Diensten;
BRENGT HET VOLGENDE ADVIES UIT
3
1) Inleiding De bankreclame en –marketing ten aanzien van jongeren zorgt voor controverse in de algemene opinie. Een recente reclamecampagne was daar een voorbeeld van. Om die reden vindt de Minister van Consumentenzaken dat, indien de reclame wettelijk is, deze de normen i.v.m. oprechtheid en trouw nog meer moet respecteren, aangezien ze gericht is tot een jong publiek. Zij heeft bijgevolg de wens uitgedrukt dat de Raad voor het Verbruik de problematiek van bankreclame en –marketing ten aanzien van jongeren in beschouwing zou nemen en regels zou formuleren die als referentie zouden dienen voor professionals en consumenten. 2) Bespreking A. Algemene opmerkingen De reclamecampagnes van de banksector voor het aanprijzen van hun producten en diensten wenden zich meer en meer rechtstreeks naar minderjarigen die een cliënteel op zich zijn. Reclame maakt voortaan een wezenlijk deel uit van het dagelijks leven van minderjarigen. Niettemin is het ontegensprekelijk dat het een gevoelig publiek betreft waarvan de jongsten zeer beïnvloedbaar zijn en slechts een beperkt perceptie- en evaluatievermogen van reclameboodschappen kunnen hebben. Op een algemene manier bevat de wet op de handelspraktijken het reglementair kader dat inzake reclame wordt toegepast. Men moet echter vaststellen dat er niets preciezer bestaat inzake bankreclame en –marketing ten aanzien van minderjarigen. De Raad vindt dat het noodzakelijk is duidelijke richtsnoeren vast te stellen die toepasselijk zijn op alle professionals uit de banksector in het kader van hun publicitaire en/of marketingpraktijken ten aanzien van minderjarigen. Eerst en vooral heeft de Raad een tekst uitgewerkt met daarin de criteria waaraan elke bankreclame gericht tot minderjarigen door een professional die bankproducten of –diensten aanbiedt, moet voldoen. Er heeft trouwens een breder debat plaatsgevonden over de bankpraktijken ten aanzien van minderjarigen. Dit debat ging enerzijds over de problematiek van de negatieve saldi op de zichtrekeningen van minderjarigen en anderzijds over de bevoegdheid van een minderjarige om zelf een zichtrekening te openen. Over dit laatste punt werd door de consumentenverenigingen geen gemeenschappelijk standpunt bereikt.
4
B. Bijzondere opmerkingen I. De formulering van aanbevelingen die toepasselijk zijn op de professionals met betrekking tot bankreclame en –marketing ten aanzien van minderjarigen. De Raad stelt de volgende aanbevelingen voor. Deze aanbevelingen zullen worden opgenomen in de huidige gedragscode van de Belgische Vereniging van Banken, onder een bijzonder punt betreffende marketing die op jongeren is gericht. Objectiviteit van de presentatie -
-
Reclame waarvan het doel is bankproducten en/of -diensten te verkopen mag niet rechtstreeks gericht worden aan een minderjarige beneden de 12 jaar ; Ze mag de minderjarige niet misleiden omtrent de aard, de kosten de toegangsvoorwaarden en de kenmerken van het bankproduct of de bankdienst en mag niet doen geloven dat het bankproduct of de bankdienst in het bereik ligt van elk gezinsbudget; Ze mag de minderjarige niet direct aanzetten tot het kopen van een bankproduct of een bankdienst door te profiteren van zijn onervarenheid of lichtgelovigheid; Ze mag het feit dat een bankproduct of –dienst gratis is, niet gebruiken als enig argument om tot gebruik ervan aan te sporen.
Relatie minderjarige en derden -
-
-
-
Reclame mag de minderjarige niet direct aansporen om van zijn wettelijke vertegenwoordiger of van derden te eisen dat zij bepaalde bankproducten of –diensten kopen; Ze mag niet profiteren van het vertrouwen dat de minderjarige in zijn wettelijke vertegenwoordiger stelt en ook diens autoriteit, verantwoordelijkheid of oordeel, niet in diskrediet brengen, rekening houdend met de algemeen aanvaarde maatschappelijke waarden; Ze mag het bankproduct of de bankdienst niet voorstellen als iets waarop de minderjarige recht heeft dat de wettelijke vertegenwoordiger niet kan weigeren ; Ze mag niet suggereren dat het bezit of gebruik van het bankproduct of van de bankdienst op zich, de minderjarige een fysiek, sociaal of psychologisch voordeel zal bieden t.o.v. de andere minderjarigen van zijn leeftijd of dat het niet bezitten van dat product of die dienst in zijn nadeel zal spelen Ze mag geen vertekenend beeld geven van het eigenlijke wezen van een sportactiviteit of culturele activiteit.
Bescherming en veiligheid -
-
Reclame mag geen visuele of auditieve verklaring of presentatie bevatten waardoor minderjarigen morele of fysieke schade zouden kunnen oplopen en mag ze niet in situaties of activiteiten brengen die hun gezondheid of hun veiligheid ernstig bedreigen. De inhoud ervan mag de fysieke, mentale of morele ontwikkeling van minderjarigen niet ernstig schaden, inzonderheid gratuit geweldscènes en ook geen afbreuk doen aan het
5
respect voor de menselijke waardigheid, of aanzetten tot haat of discriminatie op grond van ras, geslacht, godsdienst, nationaliteit of om het even welke andere reden;
II. Bankpraktijken ten aanzien van minderjarigen a) Debetsaldi op de rekeningen Op grond van het wettelijke principe volgens hetwelk geen enkel krediet onder welke vorm dan ook mag worden toegestaan aan een minderjarige, stelt de Raad unaniem dat het van fundamenteel belang is dat de rekening van een minderjarige nooit enig debet mag vertonen. Een rekening van een minderjarige zou moeten worden geblokkeerd zodra die op nul staat en elke verrichting (bankoverschrijving inbegrepen) die een debetsaldo tot gevolg heeft zou moeten worden geweigerd. De Raad meent dat het aan de banken is om alles in het werk te stellen om debetsaldi op deze rekeningen te vermijden. Hij blijft zich echter bewust van het feit dat de banksector nooit helemaal aan deze eis kan en zal kunnen voldoen. Dat is het gevolg van zuiver technische hinderpalen zoals inzonderheid het feit dat sommige bankinstellingen nog niet in real time werken of nog, de problemen veroorzaakt door geldopnemingen in het buitenland. Bovendien beveelt de Raad veralgemening van de praktijk aan die reeds door de meeste bankinstellingen wordt toegepast en waarbij zij de debetinteresten berekend op het tekort van de rekening van een minderjarige op zich nemen. Hij meent dat deze praktijk zou kunnen worden veralgemeend door de banken die de mogelijkheid zouden houden om de modaliteiten ervan te bepalen, onder voorbehoud van gevallen waarbij wederrechtelijk gebruik wordt gemaakt van de betalingssystemen. De Raad meent tot slot dat het aangewezen zou zijn dat, op het moment dat de rekening wordt geopend en dat de algemene voorwaarden ervan worden overlegd, de aandacht van de minderjarigen meer zou worden gevestigd op het feit dat die rekening nooit in het rood mag staan. Bovendien stelt de Raad voor dat mocht die rekening toch een debet vertonen, de bank aan de alarmbel trekt en de minderjarige herinnert aan het verbod dat hem werd opgelegd om in het rood te gaan en hem vraagt om dit tekort zo vlug mogelijk aan te zuiveren. Dit zou in verschillende vormen kunnen gebeuren zoals een brief aan de minderjarige, het voorleggen van de rekeninguittreksels of via telefonisch contact. Het is aan de banken om de keuze ter zake te maken. b) Over de « bevoegdheid » van een minderjarige om eigenmachtig een zichtrekening te openen. De vertegenwoordigers van de consumentenorganisaties stellen vast dat de praktijken van bankinstellingen ten aanzien van minderjarigen die eigenmachtig, zonder tussenkomst van hun wettelijke vertegenwoordiger, een rekening willen openen, uiteenlopend zijn. Deze vertegenwoordigers willen vooral eenvormigheid bereiken van de praktijken die de bankinstellingen toepassen i.v.m. het openen van een zichtrekening door een minderjarige. Niettemin vestigen zij de aandacht op het feit dat hun standpunt uitgaat van het principe dat de zichtrekeningen die aangeboden worden aan de jongeren momenteel gratis zijn. 6
De vertegenwoordigers van consumentenorganisaties, uitgezonderd de Gezinsbond, interpreteren het begrip juridische onbevoegdheid van de minderjarige als een beschermingsmaatregel die de minderjarige ervoor moet beschermen dat hij benadeeld wordt door een juridische daad die hij eventueel heeft gesteld. Het blijkt overigens uit een constante rechtspraak dat de conservatoire handelingen (die het vermogen van de minderjarige niet op het spel zetten doch veeleer bescherming en bewaring ervan beogen) geldig gesteld worden door een minderjarige voor zover die voldoende oordeelkundig is. Deze vertegenwoordigers menen dat op voorwaarde dat de rekening van de minderjarige niet in het rood komt, kan worden geacht dat hij als hij een rekening opent en voldoende oordeelkundig is, hij een conservatoire handeling van dagelijks beheer stelt, waarbij zijn vermogen niet in gevaar komt en hij bijgevolg niet wordt geschaad. Volgens deze interpretatie zouden de banken een minderjarige, die oordeelk undig is en een rekening wil openen, niet mogen weigeren. Aangezien het overigens niet gemakkelijk is om vast te stellen of een jongere oordeelkundig is, menen deze vertegenwoordigers dat dit kan worden verholpen door een scharnierleeftijd vast te stellen. Zij stellen de leeftijd van 15 jaar voorop, die overeenstemt met de leeftijd waarop een minderjarige een contract voor een studentenjob of een leercontract kan aangaan en dus een inkomen kan verwerven. Trouwens, ook met het oog op de opvoedende rol i.v.m. geldbeheer, die de ouders ten aanzien van hun kinderen moeten blijven spelen, menen zij dat het nuttig is als een minderjarige een rekening opent, dat de bankinstelling schriftelijke informatie verstuurt naar de wettelijke vertegenwoordigers van de minderjarige. De vertegenwoordigster van de Gezinsbond verzet zich heftig tegen deze interpretatie en wil niet dat aan een minderjarige de mogelijkheid wordt geboden om een zichtrekening te openen zonder de voorafgaande toestemming van zijn ouders. Zij pleit dus voor het behoud van de leeftijd van 18 jaar voor het openen van een zichtrekening door een jongere zonder de toestemming van zijn ouders. Zij wil de nadruk leggen op de educatieve taak die de ouders hebben ten aanzien van hun kinderen om ze als een goede huisvader te leren omgaan met geld. De vertegenwoordigster van de Gezinsbond wijst trouwens op de tegenspraak die er zou zijn als aan een minderjarige zou worden toegestaan om eigenmachtig een rekening te openen en als anderzijds toch de aans prakelijkheid van ouders blijft bestaan als die rekening een debetsaldo zou vertonen. Ze is niettemin voorstander van het versoepelen van de modaliteiten voor het beheer van jongerenrekeningen. Zij pleit voor een eenvormige verhoging van de debetgrenzen teneinde minderjarigen meer autonomie en verantwoordelijkheid te geven. Zij meent dat de ouders van de minderjarige een inzagerecht moeten kunnen behouden en dientengevolge ook controle op de zichtrekening van de minderjarige. De vertegenwoordigster van de Gezinsbond meent dat wat de ongelukkige doch uitzonderlijke gevallen van minderjarigen betreft, van wie de ouders misbruik maken van hun geld, er voor specifieke en aangepaste oplossingen moet worden gezorgd. 7
Tot slot meent zij dat als bankinstellingen de ouders via een brief op de hoogte brengen van het feit dat een minderjarige een rekening opent, dit niet voldoende waarborgen biedt, om twee redenen : 1. Er is geen enkele waarborg dat zulke gewone brief met de nodige informatie de ouders zal bereiken. 2. Aangezien de ouders niet bij het openen van de rekening aanwezig zullen zijn, zal de bankinstelling niet kunnen nagaan of de personalia van de ouders, die de minderjarige opgeeft, wel correct zijn. De Raad is in alle geval van mening dat dit debat hoe dan ook zou kunnen worden voortgezet in het kader van zijn werkzaamheden. __________________________
8
LEDEN EN DESKUNDIGEN AANWEZIG OP DE PLENAIRE VERGADERING VAN DE RAAD VOOR HET VERBRUIK VAN 28 APRIL 2004 VOORGEZETEN DOOR DE HEER R. GEURTS 1. Leden die de organisaties van de consumenten vertegenwoordigen: Effectieve:
Mevrouw DE ROECK-ISEBAERT (De Gezinsbond) De heer MECHELS (Test-Aankoop) De heer VAN DAELE (F.G.T.B.) De heer VAN DE PUTTE (ARCOFIN)
Plaatsvervangende: Mevrouw APPELMANS De heer QUINTARD
(V.S.Z.) (F.G.T.B.)
2. Leden die de organisaties van de productie vertegenwoordigen: Effectieve:
Mevrouw SWEERTS De Heer LAMBRECHT De heer van OLDENEEL De heer VANDEPLAS
Plaatsvervange nde: Mevrouw MANNES De heer DASTOT De heer DUBOIS
(B.V.B.) (V.B.O.) (ASSURALIA) (FEDICHEM) (B.V.K.) (Raad voor de Reclame) (V.B.O.)
3. Leden die de organisaties van de distributie vertegenwoordigen: Effectief:
Mevrouw PINT
(FEDIS)
4. Leden die de organisaties van de middenstand vertegenwoordigen: Effectieve:
Mevrouw VAN CAMPENHOUT De Heer RIZZO
(UNIZO) (U.C.M.)
5. Waarnemers: Mevrouw VAN DEN BROECK (O.I.V.O.) De heer MEIRSMAN (O.I.V.O.) De heer VANDERCAMMEN (O.I.V.O.)
9