LEERPLAN SECUNDAIR ONDERWIJS
Vakken:
PV Praktijk goudsmeden-juwelen TV Goudsmeden-juwelen Specifiek gedeelte
Studierichting:
Goud en juwelen
Studiegebied:
Juwelen
Onderwijsvorm:
BSO
Graad:
2e graad
Leerjaar:
1e en 2e leerjaar
Leerplannummer:
2010/026 (vervangt 2001/068 en 2001/069)
Nummer inspectie:
2010/32/1//D
Pedagogische begeleidingsdienst GO! Onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap Emile Jacqmainlaan 20 1000 Brussel
15/15 lt/w 7/7 lt/w
BSO – 2e graad – Specifiek gedeelte Goud en juwelen TV Goudsmeden-juwelen (1e leerjaar: 7 lestijden/week, 2e leerjaar: 7 lestijden/week) PV Praktijk goudsmeden-juwelen (1e leerjaar: 15 lestijden/week, 2e leerjaar: 15 lestijden/week)
1
INHOUD Visie.......................................................................................................................................2 Beginsituatie.........................................................................................................................3 Algemene doelstellingen .....................................................................................................4 Leerplandoelstellingen / leerinhouden ...............................................................................6 Pedagogisch-didactische wenken ....................................................................................21 Minimale materiële vereisten .............................................................................................25 Evaluatie .............................................................................................................................27 Bibliografie .........................................................................................................................28 Bijlage: Jaarplan.................................................................................................................29
BSO – 2e graad – Specifiek gedeelte Goud en juwelen TV Goudsmeden-juwelen (1e leerjaar: 7 lestijden/week, 2e leerjaar: 7 lestijden/week) PV Praktijk goudsmeden-juwelen (1e leerjaar: 15 lestijden/week, 2e leerjaar: 15 lestijden/week)
2
VISIE De specifieke invullingen situeren zich rond volgende technieken, onder begeleiding van de leraar: ontwerpen, vervaardigen, herstellen en voorstellen van sieraden en van juwelen.… Een flinke vingervaardigheid is onontbeerlijk. De verwerking van gegevens, het lezen en interpreteren van tekeningen/foto gebeurt in functie van de toegepaste technieken en de context. Technische- technologische theorieën, kennis van materialen en grondstoffen, opvolgen van werkmethoden, creatief bezig zijn met ontwerpen, economische aspecten, prijsberekening, toepassen van het welzijn en het milieu, … spelen een belangrijke rol. Het is de bedoeling dat de theorie gegeven wordt in functie van datgene wat de leerling nodig heeft bij het uitvoeren van de diverse taken. Bij alle onderdelen – indien van toepassing – zal steeds de nodige aandacht besteed worden aan: •
de juiste keuze van materialen;
•
de technisch theoretische achtergrond en de werkmethode;
•
welzijn (veiligheid, gezondheid, hygiëne);
• zorg voor het milieu. Er is ook aandacht voor zelfstandigheidstraining en commerciële vorming. De opleiding is beroepsgericht. De opleiding laat de weg open om een gespecialiseerde tak van de wereld van de sieraden en juwelen binnen te treden. Gezien juwelen in verschillende vormen voorkomen is het aangewezen dat leerlingen de basiskennis hebben van de diverse realisatie- en hersteltechnieken. De opleiding is gespreid over vier jaar. In de 2e graad worden de fundamenten gelegd om uit te monden in een doorgevoerde opleiding in de 3e graad. De realisatietechnieken worden procesmatig aangeleerd door deze te kaderen binnen het oriënteren, voorbereiden, uitvoeren en reflecteren. Naast hun affiniteit voor techniek en technologie zijn deze leerlingen ook gemotiveerd om praktische problemen op te lossen. Het projectmatig karakter binnen dit leerplan heeft tot doel leerlingen te stimuleren en te motiveren voor het leren. Het is de bedoeling dat de leerlingen zich de kennis, vaardigheden en attitudes vanuit een concrete context als een competentie eigen maken, onder leiding van de leerkracht. Er is in deze opleiding aandacht aan de totale persoonlijkheid ontwikkeling. Het is dan ook wenselijk dat het onderwijs en de bedrijfswereld onder de vorm van een samenwerkingsverband met elkaar samenwerken inzake de nieuwe ontwikkelingen en als ondersteuning. Een competentie kan omschreven worden als de reële en individuele capaciteit om kennis (theoretische en praktische), vaardigheden en attitudes in het handelen aan te wenden, in functie van de concrete, dagelijkse en veranderende (werk)situatie én in functie van persoonlijke en maatschappelijke activiteiten.
BSO – 2e graad – Specifiek gedeelte Goud en juwelen TV Goudsmeden-juwelen (1e leerjaar: 7 lestijden/week, 2e leerjaar: 7 lestijden/week) PV Praktijk goudsmeden-juwelen (1e leerjaar: 15 lestijden/week, 2e leerjaar: 15 lestijden/week)
3
BEGINSITUATIE De studierichting beoogt leerlingen voor te bereiden op het veilig vervaardigen van sieraden en van juwelen met aangepaste gereedschappen en volgens de geëigende werkmethoden. Er is geen vereiste voorkennis nodig. De leerling is voldoende handig en creatief. De leerling kan na het (met vrucht) beëindigen van de tweede graad, doorstromen naar de derde graad BSO Goud en juwelen.
RELATIE VAN DE SPECIFIEKE VAKKEN TOT DE VAKKEN VAN DE BASISVORMING •
De leerling kent de geometrische figuren die frequent toegepast worden in het beroep.
•
De leerling leert rekenvaardigheden in functie van beroepswerkzaamheden.
HOUDINGEN •
De leerling heeft zin voor creativiteit en werkt nauwkeurig binnen de opgelegde criteria.
•
De leerling leert op een economisch verantwoorde manier omgaan met grondstoffen en gereedschappen.
•
De leerling is eerlijk, loyaal en volgt de beroepsregels voorgeschreven door de deontologie van het vak.
•
De leerling heeft zin voor verantwoordelijkheid, orde en netheid.
•
De leerling leert veiligheid-, milieu- en kwaliteitsbewust denken en handelen.
•
De leerling leert teamspirit verwerven.
•
De leerling kan beroepsfierheid opbrengen.
•
De leerling kan erop gericht zijn een doel te bereiken.
•
De leerling kan bereid zijn zich aan te passen aan de wijzigende omstandigheden.
•
De leerling heeft aandacht voor de impact die het eigen gedrag en zijn voorkomen op anderen kan hebben.
•
De leerling is actief en proactief gericht op kwaliteit door zin voor orde en netheid te hebben.
BSO – 2e graad – Specifiek gedeelte Goud en juwelen TV Goudsmeden-juwelen (1e leerjaar: 7 lestijden/week, 2e leerjaar: 7 lestijden/week) PV Praktijk goudsmeden-juwelen (1e leerjaar: 15 lestijden/week, 2e leerjaar: 15 lestijden/week)
ALGEMENE DOELSTELLINGEN De goudsmid/juwelier moet technisch en praktische gevormd zijn om een rol te spelen in de wereld van de sieraden en juwelen. De leerling komt in contact met specifieke apparatuur, op school of in de werkplaats van de stageplaats. Vormingscomponenten De leerlingen kunnen: •
voorbereidende werkzaamheden uitvoeren om het werk veilig uit te voeren en de werkpost doelmatig in te richten;
•
de nodige technieken toepassen om het sieraad of juweel te schetsen en de productietekening te maken;
•
werktekeningen, documentatie en technische aanwijzingen lezen en interpreteren;
•
eigenschappen van de frequent gebruikte geometrische toelichten en construeren;
•
de realisatietechnieken duiden om sieraden en juwelen te maken;
•
een werkmethode opvolgen en een enig stuk maken met behulp van de gekozen gereedschappen en grondstoffen;
•
de eigenschappen van de gebruikte grondstoffen omschrijven;
•
de basisbewerkingen uitvoeren om sieraden en juwelen te vervaardigen;
•
traceren, meten en wegen volgens opgelegde criteria;
•
de basisgereedschappen en machines op de juiste manier veilig gebruiken.
4
BSO – 2e graad – Specifiek gedeelte Goud en juwelen TV Goudsmeden-juwelen (1e leerjaar: 7 lestijden/week, 2e leerjaar: 7 lestijden/week) PV Praktijk goudsmeden-juwelen (1e leerjaar: 15 lestijden/week, 2e leerjaar: 15 lestijden/week)
5
Naast de technische vaardigheden zal ook de nodige aandacht besteed worden aan vakgerichte attitudes. Kwaliteitsbewust
weten aan welke kwaliteitsvoorschriften werkzaamheden dienen te voldoen, zich inspannen om tijdens de uitvoering van het werk aan de vereisten te voldoen, alsook in staat zijn het eigen werk in het licht hiervan te evalueren.
Eerlijkheid
is eerlijk ten aanzien van de werkgever en volgt de beroepsregels op, voorgeschreven door de deontologie van het vak.
Creativiteit
heeft zin voor creativiteit en bedenkt hierbij mooi ogende oplossingen.
Orde en netheid
heeft zin voor verantwoordelijkheid, orde en netheid.
Nauwkeurigheid
zorgvuldig kunnen handelen volgens een gedetailleerd stappenplan, dit volgens de voorschriften van de fabrikant.
Flexibiliteit
zich aanpassen aan de omstandigheden en werksituatie om informatie op te zoeken en probleemoplossend te handelen.
Klantgerichtheid
op een vriendelijke, rustige en beleefde manier omgaan met en aandacht hebben voor een klant die de werkplaats bezoekt.
Verantwoordelijkheidszin
zich ervan bewust zijn dat ordelijk en nauwkeurig werken de veiligheid voor zichzelf en de anderen verhoogt. zich ervan bewust zijn om te gaan met dure, kwaliteitsvolle grondstoffen.
Commercieel ingesteld zijn
inzicht hebben in het commercieel gebeuren van de handelszaak en besef hebben van het belang van de klant voor de onderneming.
Zin voor samenwerking
bereid zijn om samen te werken om tot een optimaal resultaat te komen.
Leergierigheid
bereid zijn en in staat zijn nieuwe toepassingen binnen het vakgebied op te volgen en te streven naar een voortdurende competentieopbouw over gans de loopbaan heen.
Welzijnsbewust
actief en proactief gericht zijn op veiligheid, gezondheid en hygiëne.
Milieubewust
zich bewust zijn van de impact van eigen handelingen op het milieu.
Handig zijn
in staat zijn op een vlugge en behendige manier met grondstoffen en materieel te werken.
Economisch ingesteld zijn
optimaal gebruik kunnen maken van grondstoffen bij het uitvoeren van het werk. de tijd optimaal benutten met inbegrip de voorbeidende werkzaamheden, zodoende een kwaliteitsvol eindproduct te realiseren.
BSO – 2e graad – SG Goud en juwelen TV Goudsmeden-juwelen (1e leerjaar: 7 lestijden/week, 2e leerjaar: 7 lestijden/week) PV Praktijk goudsmeden-juwelen (1e leerjaar: 15 lestijden/week, 2e leerjaar: 15 lestijden/week)
6
LEERPLANDOELSTELLINGEN / LEERINHOUDEN Uitbreidingsdoelstellingen worden aangeduid met een U en zijn cursief gedrukt. Deze zijn niet verplicht, maar bedoeld voor de meer gevorderde klassen en/of leerlingen.
DECR. NR.
LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen •
onder begeleiding een werkstrategie/werkvolgorde opvolgen in functie van hun opdracht.
•
op gestructureerde wijze informatie opzoeken omtrent de opdracht, gereedschappen en de te gebruiken procedure.
•
onder begeleiding de juiste technieken kiezen bij het uitvoeren van hun opdracht.
•
de beroepsmogelijkheden binnen de sectoren herkennen.
•
een eenvoudig juweel ontwerpen en stileren onder begeleiding.
•
het gebruik en de functie van een weegschaal toelichten.
LEERINHOUDEN 1
Plannen/informeren, organiseren en voorbereiden van eigen werkzaamheden
Specifieke pedagogisch-didactische wenken: •
Gebruik concrete voorbeelden uit de leefwereld van de leerlingen en benader deze vanuit de recente technieken en op hun niveau.
•
Tijdens de lessen zal er ruime aandacht gevestigd worden op de beroepsmogelijkheden en de veiligheid.
•
Schenk ruime aandacht aan een behoorlijk taalgebruik. Streef naar een zo groot mogelijke actieve woordenschat.
•
Gebruik ICT-toepassingen om de gegevens op te zoeken en te verwerken.
•
Overleg met de vakgroep over de aanpak bij het aanbrengen van inhoudelijke aspecten van de lessen.
•
Door een enthousiaste begeleiding, zullen de leerlingen gemotiveerd blijven bij hun voorbereiding, het uitvoeren en bij de reflectiemomenten. •
het werkhuisreglement naleven en de persoonlijke beschermingsmid- 2 delen gepast gebruiken.
•
met orde en netheid werken.
•
veiligheidssymbolen herkennen in functie van de opdracht en van de gebruikte producten.
Welzijn en milieu
BSO – 2e graad – SG Goud en juwelen TV Goudsmeden-juwelen (1e leerjaar: 7 lestijden/week, 2e leerjaar: 7 lestijden/week) PV Praktijk goudsmeden-juwelen (1e leerjaar: 15 lestijden/week, 2e leerjaar: 15 lestijden/week)
DECR. NR.
LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen •
7
LEERINHOUDEN
de geldende milieuvoorschriften, in zoverre deze van toepassing zijn op het eigen takenpakket toepassen.
•
de afval herkennen, sorteren en recycleren.
•
instaan voor het onderhouden en schoonmaken van het materiaal.
•
onder begeleiding de conformiteit van de producten en onderdelen opzoeken.
•
de verlichting verklaren in functie van de realisatietechniek.
•
het afzuigsysteem volgens de richtlijnen gebruiken.
•
de werktafels en toebehoren volgens de richtlijnen gebruiken.
•
elementaire E.H.B.O principes in verband met brandwonden toelichten.
Specifieke pedagogisch-didactische wenken •
Laat geen onveilige handelingen uitvoeren en demonstreer de juiste techniek.
•
Wees steeds aandachtig om de voorschriften in verband met preventie, persoonlijke en collectieve beschermingsmiddelen, hygiëne en milieu na te leven.
•
Informeer de leerlingen vooraf over de werking van de gebruikte gereedschappen en machine alvorens zij hiermee aan het werk gaan.
•
Wijs de leerlingen op de mogelijke gevaren en laat dit bijvoorbeeld noteren in hun nota’s, agenda.
•
Bij het gebruik van producten respecteer de instructies opgegeven door de leverancier/producent. •
de te gebruiken gereedschappen en meettoestellen nodig voor de werkzaamheden klaarleggen en deze op een veilige en correcte wijze uitvoeren.
•
meet- en controlegereedschap nauwkeurig aflezen en gebruiken.
•
maatgereedschappen correct gebruiken en aflezen, bij het opmeten van een werkstuk.
•
handscharen en tangen beschrijven in functie van het gebruik.
•
de kenmerken en het veilig gebruik van de gereedschappen en toebehoren toelichten.
3
Grondstoffen, materieel en gereedschappen
3.1
Gereedschappen
BSO – 2e graad – SG Goud en juwelen TV Goudsmeden-juwelen (1e leerjaar: 7 lestijden/week, 2e leerjaar: 7 lestijden/week) PV Praktijk goudsmeden-juwelen (1e leerjaar: 15 lestijden/week, 2e leerjaar: 15 lestijden/week)
DECR. NR.
LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen •
grondstoffen nauwkeurig afwegen.
•
onder begeleiding de nodige grondstoffen en materieel bepalen om de geplande werkzaamheden uit te voeren
•
de techniek van het zuiveren van oud goud uiteenzetten.
•
in functie van de toegepaste metalen, begrippen toelichten en voorbeelden geven: −
smelt- en kookpunt,
−
aggregatietoestanden (U),
−
atoom, molecule, kristal en kristalstelsel (U),
−
warmte- en elektrische geleiding,
−
oxide,
−
edelmetaal,
−
metaalkleur,
−
soortelijk massa,
−
hardheid, rekbaarheid, pletbaarheid,
−
basen en zuren ,
−
zuiverheid,
−
toxiciteit (giftigheid, allergenen).
•
de basiseigenschappen en elementaire kenmerken van volgende elementen toelichten in functie van het vak en van de gebruikte metalen, van bijvoorbeeld goud, zilver, platina, koper, nikkel, cadmium, indium, zink, palladium, osmium, rodium, rutenium en irridium, ijzer, tin, lood …
•
van de gebruikte elementen het chemisch symbool weergeven.
•
het verschil omschrijven tussen nieuw- en oud goud.
•
het doel van het legeren toelichten.
•
het verschil tussen legeren en mengen toelichten.
•
een binaire, ternaire en quateraire legering kenschetsen.
8
LEERINHOUDEN 3.2
Grondstoffen en materialen
3.3
Metalen
3.4
Legeringen algemene begrippen
BSO – 2e graad – SG Goud en juwelen TV Goudsmeden-juwelen (1e leerjaar: 7 lestijden/week, 2e leerjaar: 7 lestijden/week) PV Praktijk goudsmeden-juwelen (1e leerjaar: 15 lestijden/week, 2e leerjaar: 15 lestijden/week)
DECR. NR.
LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen •
de basiseigenschappen en elementaire kenmerken van volgende legeringen toelichten in functie van het vak en van de gebruikte metalen, van bijvoorbeeld brons en messing, zamak …
•
het smeltbereik bij legeringen toelichten.
•
het begrip gehalte omschrijven en voorbeelden geven uit het vakgebied.
•
de typische kleur van de gebruikte legering onderscheiden.
•
de belangrijkste gehaltes voor goud-, zilver- en platinalegeringen opsommen (in karaat en) in duizendsten.
•
het nut van de kant en klare toevoegingsproducten in de handel toelichten.
•
de verwerkingsmogelijkheden bij vakspecifieke legeringen toelichten.
•
de oxides bij legeringen herkennen en preventieve behandeling toelichten.
•
het witkoken van zilverlegeringen omschrijven.
•
oplossingen geven om een zilverlegering te behoeden tegen het zwart uitslaan.
•
preventieve behandelingen en reinigingsmiddelen opsommen om legeringen duurzaam te behandelen.
•
de dagprijs van de gebruikte materialen opzoeken.
•
de reden van de nieuwe trends toelichten (U).
•
de vorm van de gehaltestempel voor een goud-, zilver- en platinalegering tekenen en omschrijven.
•
een juweel op basis van de tekening of stempel identificeren.
•
de kenmerken van een merkenhandtekening opsommen.
•
aannemen dat de merkenhandtekening en een gehaltestempel in België verplicht is bij edelmetaallegeringen.
9
LEERINHOUDEN
3.5
Edelmetaal legeringen
3.6
Merkenhandtekening en gehaltestempel
BSO – 2e graad – SG Goud en juwelen TV Goudsmeden-juwelen (1e leerjaar: 7 lestijden/week, 2e leerjaar: 7 lestijden/week) PV Praktijk goudsmeden-juwelen (1e leerjaar: 15 lestijden/week, 2e leerjaar: 15 lestijden/week)
DECR. NR.
LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen •
uitleggen wat mineralen en gesteente zijn.
•
het verschil en de kenmerken van edelstenen en sierstenen verwoorden.
•
het ontstaan en de opbouw van de edelstenen situeren.
•
de magmatische mineralen, sedimentaire mineralen, metamorfe mineralen en kristalvormen elementair omschrijven.
•
de basis eigenschappen van de edelstenen opsommen en kort situeren: −
hardheid,
−
splijting en breuk eigenschappen,
−
soortelijke massa,
−
gewicht (karaat en punten),
−
kleur,
−
brekingsindex en dubbelbreking,
−
streepkleur en kleurverandering,
−
transparantie en glans,
−
vuur en pigmenten,
−
optische effecten,
−
verdedeling.
•
het basiskristalstelsel en de basis edelstenen elementair indelen en kort omschrijven.
•
de bewerkingsmogelijkheden toelichten van stenen en parels: −
diamant,
−
steengravure,
−
bewerken van andere edelstenen.
•
de slijpvormen herkennen.
•
het begrip namaakstenen, doublet en triplet en synthetische stenen omschrijven en enkele soorten herkennen.
10
LEERINHOUDEN 3.7
Stenen en parels algemene begrippen
BSO – 2e graad – SG Goud en juwelen TV Goudsmeden-juwelen (1e leerjaar: 7 lestijden/week, 2e leerjaar: 7 lestijden/week) PV Praktijk goudsmeden-juwelen (1e leerjaar: 15 lestijden/week, 2e leerjaar: 15 lestijden/week)
DECR. NR.
LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen •
de verschillende kenmerken van diamant opnoemen.
•
de criteria van de kwaliteitsbeoordeling begrijpen.
•
het functioneren van de diamanthandel toelichten.
•
in functie van diamanten de 4 C`s toelichten (met inbegrip van stempeling).
•
onderscheid maken tussen saffier en robijn.
•
edelstenen herkenen, benoemen en de kenmerken kenschetsen.
•
de verschillende soorten parels opnoemen.
•
toepassingen maken op het determineren van edelstenen.
•
kwaliteitcriteria van parels toelichten.
•
het gebruik en de verwerking van parels en edelstenen toelichten.
11
LEERINHOUDEN 3.8
Stenen en parels specifieke kenmerken
Specifieke pedagogisch -didactische wenken •
Gebruik recente catalogi om informatie over gereedschappen, grondstoffen en materieel op te zoeken.
•
Gebruik enkel het passende gereedschap, grondstof en materieel.
•
De gereedschappen en de hulpmiddelen terugleggen na gebruik op de voorziene plaats.
•
Bij het aanbrengen van de leerstof maakt men gebruik van didactische hulpmiddelen.
•
Het is nuttig de leerstof te voorzien van voldoende voorbeelden eigen aan de voorkomende problematiek en eigen aan het vak.
•
Didactische films, dia, opzoekwerk op internet, gebruik van cd-roms … kunnen gebruikt worden ter verduidelijking van het onderwerp.
•
Het is wenselijk voldoende herhalingsmomenten in te schakelen om het verwerkingsproces te verbeteren.
•
Wijs de leerlingen op de kostprijs van de gebruikte materialen en het belang van eerlijk correcte attitudes binnen het vakgebied. •
normschrift en de normalisatie herkennen.
•
het normschrift toepassen in functie van de opdracht.
•
het nut van het schoonschrift bij het graveren toelichten.
•
een arcering toepassen in functie van de realisatie.
•
een cirkelomtrek en een lijnstuk verdelen in opgegeven delen.
4
Tekenen, schetsen en CAD
4.1
Normschrift, arcering en lijntekening
BSO – 2e graad – SG Goud en juwelen TV Goudsmeden-juwelen (1e leerjaar: 7 lestijden/week, 2e leerjaar: 7 lestijden/week) PV Praktijk goudsmeden-juwelen (1e leerjaar: 15 lestijden/week, 2e leerjaar: 15 lestijden/week)
DECR. NR.
LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen •
een nauwkeurige lijntekening maken.
•
de normalisatie herkennen en de symbolen toelichten in een bestaande tekening.
•
een werkstuk in verschillende aanzichten schetsen/tekenen in functie van de realisatie.
•
een werkstuk opmeten en tekenen in de gepaste aanzichten volgens een opgegeven schaal.
•
het verschil tussen een technische tekening en een perspectief tekening herkennen.
•
een eenvoudig juweel in perspectief schetsen/tekenen.
12
LEERINHOUDEN
4.2
Normalisatie en aanzichten
4.3
Perspectief en schaduwen
•
de lichtinval bij het schaduwen van juwelen toelichten.
•
de ontwerprealisatie tekenen in vooraanzicht en schaduwen.
•
de normalisatie bij het schaduwen toepassen;
•
schaduwen en slagschaduwen toepassen met de aangewezen techniek.
•
een eenvoudige werktekening maken door gebruik te maken van een 4.4 3D tekenprogramma.
•
een eenvoudig juweel ontwerpen rekening houdend met de realisatiemogelijkheden.
4.5
CAD Ontwerpen
Specifieke pedagogisch-didactische wenken •
Demonstreer de juiste technieken.
•
Gebruik didactische modellen en goede aanschouwelijke voorbeelden.
•
Bij het CAD tekenen is het de bedoeling dat de leerlingen een juweel leren tekenen. Het is niet de bedoeling om enkel het tekenprogramma aan te leren.
•
Tekeningen steeds in relatie brengen met hun ontwerp of project die zij realiseren.
•
Hecht de nodige aandacht aan de lichtinval bij het schetsen en schaduwen.
BSO – 2e graad – SG Goud en juwelen TV Goudsmeden-juwelen (1e leerjaar: 7 lestijden/week, 2e leerjaar: 7 lestijden/week) PV Praktijk goudsmeden-juwelen (1e leerjaar: 15 lestijden/week, 2e leerjaar: 15 lestijden/week)
DECR. NR.
LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen •
bij het schilderen van juwelen en bij het schaduwen het verband leggen tussen de normen.
•
witte en zwarte verf mengen en de kleur interpreteren.
•
zilver en wit gouden juwelen schilderen met passende verf (door gebruik te maken van witte en zwarte verf).
•
de juiste wit-zwart-verhouding zoeken om een gepaste grijswaarde te bekomen.
•
eenvoudige zilver en witgoud juwelen schilderen.
•
de schildertechnieken nauwkeurig toepassen.
13
LEERINHOUDEN 5
Schilderen
Specifieke pedagogisch-didactische wenken •
Demonstreer de juiste techniek.
•
Tracht de lessen progressief op te bouwen.
•
benadruk de creatieve invulling en geef aan waar er beperkingen zijn bij de realisatie in hun ontwerp.
•
Toon goede voorbeelden en motiveer leerlingen door hen positief te benaderen.
•
Laat leerlingen individueel hun opdrachten verbeteren en voorzie hierbij passende remedieringen. en concreet remediëren.
•
Pas een zelfevaluatie-instrument toe om een duidelijk beeld van de leerling te bekomen.
•
Las regelmatig evaluatiemomenten in om na te gaan of alle leerlingen de leerstof begrijpen. •
het gebruik en de mogelijkheden van het gereedschap toelichten.
•
de bewerkingen veilig uitvoeren volgens opgegeven criteria.
•
het gepaste gereedschap kiezen in functie van het uit te voeren werk.
•
de kenmerken en soorten van het gebruikte gereedschap en de snijmaterialen toelichten.
•
de werking van het gereedschap toelichten.
6
Handmatige en machinale bewerkingen
6.1
Algemeen
BSO – 2e graad – SG Goud en juwelen TV Goudsmeden-juwelen (1e leerjaar: 7 lestijden/week, 2e leerjaar: 7 lestijden/week) PV Praktijk goudsmeden-juwelen (1e leerjaar: 15 lestijden/week, 2e leerjaar: 15 lestijden/week)
DECR. NR.
LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen •
rechte hoek, vierkant en rechte hoek vijlen.
•
een inpasoefening afwerken met de gekende gereedschappen.
•
vijlen volgens opgegeven vorm en maten.
•
schuurtechnieken toepassen in functie van de opdracht.
•
een boring veilig aanbrengen volgens opgegeven nauwkeurigheid.
•
boortoestellen vakkundig gebruiken.
•
zagen volgens opgelegde vormcriteria.
•
de techniek uitvoeren.
•
14
LEERINHOUDEN 6.2
Vijlen en schuren
6.3
Boren
6.4
Zagen
hand – en plaatschaar hanteren op plaatmateriaal veilig te snijden.
6.5
Snijden
•
de technieken duiden.
6.6
Draadsnijden, ruimen, stempels, doorslagen, zandspuiten
•
plooigereedschappen kunnen gebruiken.
6.7
Plaatmateriaal bewerken
•
warmtebehandeling toepassen.
•
de gebruikte metaal opdiepen in functie van hun opdracht.
•
een ronde buis trekken.
•
een walsmachine gebruiken om plaat te walsen.
•
draadtrekgereedschappen gebruiken zoals de trekijzers.
6.8
Draadmateriaal bewerking
•
staafmateriaal zoals ronde, halfronde en vierkante draad trekken en uitrekken.
•
de voordelen van getrokken draad toelichten.
•
een walsmachine gebruiken om draad te walsen.
•
mogelijkheden ontdekken van getorste draad.
•
de gereedschappen omschrijven en het gebruik toelichten.
6.9
•
de gereedschappen vakkundig gebruiken.
Ringtoestellen, smeedstaaf, maatstok, maatringen, ringzaagtand, ringwals, trouwringapparaat
•
de eigenschappen herkennen, benoemen en rubriceren van de verschillende soorten ringen (heren – en damesring).
BSO – 2e graad – SG Goud en juwelen TV Goudsmeden-juwelen (1e leerjaar: 7 lestijden/week, 2e leerjaar: 7 lestijden/week) PV Praktijk goudsmeden-juwelen (1e leerjaar: 15 lestijden/week, 2e leerjaar: 15 lestijden/week)
DECR. NR.
LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen
15
LEERINHOUDEN
•
klassieke en moderne ringen van elkaar onderscheiden.
•
ringen inventariseren op basis van de specifieke eigenschappen van het juweel.
•
een holle ring beschrijven en de gevaren toelichten.
•
een binnenband plaatsen.
•
ringen op maat brengen.
•
een eenvoudige schakelarmband vervaardigen.
6.10
Armband
•
de eigenschappen van gegoten juwelen toelichten.
6.11
Smelten en gieten
•
het gietproces omschrijven.
6.12
Solderen
•
de voor – en nadelen van gietwerk opnoemen.
•
een brander en de vlam omschrijven en het veilig afregelen toelichten.
•
smeltapparatuur en de smeltoven veilig gebruiken.
•
de functie en het gebruik van de smeltkroes omschrijven.
•
de gasabsorptie beschrijven.
•
de invloed van de oxidatie op het vlak met voorbeelden toelichten.
•
de functie van de smeltoven beschrijven.
•
de technieken toelichten.
•
een blaaspijp veilig gebruiken om draad- of plaatmateriaal uit te gloeien.
•
basisgrondstof zoals messing en zilver veilig smelten en gieten
•
de techniek van het voorlegeren uiteenzetten.
•
het zacht zetten van een legering voor de verwerking, omschrijven voor een geel goudlegering en een wit goudlegering.
•
verklaren waarom goudsoldeer in verschillende kleuren vervaardigd wordt.
•
hardsoldeer en zachtsoldeer typeren.
BSO – 2e graad – SG Goud en juwelen TV Goudsmeden-juwelen (1e leerjaar: 7 lestijden/week, 2e leerjaar: 7 lestijden/week) PV Praktijk goudsmeden-juwelen (1e leerjaar: 15 lestijden/week, 2e leerjaar: 15 lestijden/week)
DECR. NR.
LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen •
de gepaste soldeergereedschappen gebruiken.
•
de verschillende opeenvolgende behandelingen bij het solderen opvolgen waaronder: −
werkstuk boraxseren,
−
plaatsen van soldeer,
−
hitte verdeling tot vloeibaarheid soldeer toepassen,
−
meerdelige werkstukken solderen,
−
dikke en dunne onderdelen tegen elkaar solderen,
−
een werkstuk witkoken (zilver).
•
de soldeertemperaturen en samenstellingen van soldeer opzoeken.
•
de techniek van het verwarmen van soldeerstukken toepassen.
•
soldeer snijden.
•
de mogelijkheden van het smeden opgeven bij platen en draden.
•
inzicht krijgen in de vormbaarheid van de verschillende metalen.
•
tangen, opdiep – vervormingsgereedschap correct kunnen gebruiken.
•
gelijkmatig plooien en opdiepen van meerdelige figuren van een ring smeden.
•
hedendaagse en creatief versieringstechnieken toepassen door gebruik te maken van verspanende en niet verspanende bewerkingen.
•
de vormgeving toelichten.
•
de specifieke onderdelen samenstellen.
•
bevestigingssystemen vervaardigen voor een parel.
•
het begrip plaatzettingen omschrijven.
•
een eenvoudige plaat en draadzetting maken.
•
voorbeelden uit de praktijk van de juwelenkunst opzoeken en de vormgeving bespreken.
16
LEERINHOUDEN
6.13
Smeden
6.14
Versiertechnieken
BSO – 2e graad – SG Goud en juwelen TV Goudsmeden-juwelen (1e leerjaar: 7 lestijden/week, 2e leerjaar: 7 lestijden/week) PV Praktijk goudsmeden-juwelen (1e leerjaar: 15 lestijden/week, 2e leerjaar: 15 lestijden/week)
DECR. NR.
LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen •
een oppervlak afwerken zoals: schuren, vijlen, polijsten, afzepen en drogen, door middel van de gepaste afwerkingstechniek en met het passende gereedschap.
•
opwinden en solderen van ogen en beugels.
•
Inzicht krijgen in vormgeving bij beugels goed en slecht afgewerkte werkstukken van elkaar onderscheiden.
•
de polijstmolen met aangepaste borstels en polijstvetten veilig gebruiken.
•
nauwkeurige hoogglans onderscheiden en fouten detecteren.
•
voor hun werkstuk een passende afwerkingstechniek voorstellen.
•
de baté-techniek toelichten.
•
een eenvoudige ring op maat brengen.
•
eenvoudige herstellingen uitvoeren aan hun juweel.
17
LEERINHOUDEN 6.15
Afwerkingstechnieken
6.16
Hersteltechnieken
7
Machineleer
7.1
Boormachine en de flexibel, polijstmachine, draadtrekmachine, uitkapmachine, draaibank, galvaniseertoestel, graveertoestel, vulkaniseerpers, machines voor het gieten van verloren was
Specifieke pedagogisch-didactische wenken •
Demonstreer de juiste en veilige techniek.
•
Schenk ruime aandacht aan de veiligheidsaspecten.
•
Laat enkel de juiste techniek toe, foute handelingen onmiddellijk corrigeren.
•
Gebruik steeds de juiste gereedschappen, machines en hulpmiddelen.
•
Laat hun werk voorstellen aan de andere leerlingen.
•
Gebruik gepaste didactische werkvormen.
•
Groepswerk kan de didactische waarden en toepassingsmogelijkheden verruimen. •
de toepassingsmogelijkheden en de beperkingen van de verschillende soorten machines omschrijven.
•
de werkmethode en machine-instructies toelichten van de gebruikte machines en randapparatuur.
•
preventieve machinerichtlijnen en persoonlijke beschermingsmidde-
BSO – 2e graad – SG Goud en juwelen TV Goudsmeden-juwelen (1e leerjaar: 7 lestijden/week, 2e leerjaar: 7 lestijden/week) PV Praktijk goudsmeden-juwelen (1e leerjaar: 15 lestijden/week, 2e leerjaar: 15 lestijden/week)
DECR. NR.
LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen
18
LEERINHOUDEN
len eigen aan de machines duiden. •
de realisatietechnieken eigen aan de opdrachten toelichten.
•
de begrippen gerelateerd aan de machineleer toelichten en de kenmerken opzoeken: −
polijstmiddel,
−
mal of moule, matrijs en patrijs,
−
omkapper en binnenkapper,
−
vulkaniseren,
−
wasinjector en wasmodellen,
−
vacuüm klok.
7.2
Begrippen en kenmerken
Specifieke pedagogisch-didactische wenken •
Toon de gereedschappen, hulpstukken en demonstreer de juiste techniek.
•
Gebruik didactische hulpmiddelen en didactische modellen.
•
Hecht een ruime aandacht aan de veiligheid, de veiligheidsinstructiekaarten en de gevaren die zich kunnen voordoen tijdens het bedienen.
•
Om de levensduur van de infrastructuur te verbeteren laat je de deze goed onderhouden.
•
Het lesgeven in de onmiddellijke omgeving van de besproken machine verhoogt de aanschouwelijkheid van de les.
•
Toets vooral de basisleerstof en de hoofdzaken. Details en uitbreidingen vormen niet de kern van de les.
•
Gebruik duidelijke instructietaal en tracht de omschrijvingen aan te vullen met veel figuren en foto’s. •
voorbeelden geven van legeringen waarbij zuivere metalen zijn toegevoegd in welbepaalde verhouding om de juiste eigenschappen te bekomen.
•
aannemen dat het vak legeringsrekenen noodzakelijk is, om de gewenste legering te bekomen.
•
aan de hand van een voorbeeld, het gehalte van een legering typeren.
•
het gehalte van een legering omzetten van duizendsten naar karaat.
8
Calculatie
8.1
Legeringsrekenen: het gehalte
BSO – 2e graad – SG Goud en juwelen TV Goudsmeden-juwelen (1e leerjaar: 7 lestijden/week, 2e leerjaar: 7 lestijden/week) PV Praktijk goudsmeden-juwelen (1e leerjaar: 15 lestijden/week, 2e leerjaar: 15 lestijden/week)
DECR. NR.
LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen
19
LEERINHOUDEN
•
het gehalte van een legering omzetten van karaat in duizendsten.
•
de basisformule voor het berekenen van het gehalte herkennen en de symbolen in de formule verklaren.
•
met een eenvoudige oefening het gehalte van een legering en van een samengestelde legering berekenen of door middel van tabel bepalen.
•
de afgeleide formule, voor het berekenen van het fijn of zuiver metaal 8.2 in de legering herkennen.
•
de basisformule toepassen in een eenvoudige berekeningsvoorbeeld.
•
de afgeleide formule, voor het berekenen van het totaal gewicht van een legering herkennen.
•
de basisformule toepassen in een eenvoudige berekeningsvoorbeeld.
•
verklaren dat bij het verlagen van het gehalte het gewicht fijn metaal gelijk blijft en het gewicht van de toevoeging verhoogt.
•
de verschillende formules toepassen voor het verlagen van het gehalte en een bepaalde massa, in een eenvoudig vraagstuk.
•
de toevoeging van verschillende metalen berekenen volgens een bepaalde verhouding in een eenvoudig vraagstuk.
•
het gehalte verlagen van een gegeven legering met de kruismethode.
•
verklaren dat bij het verhogen van het gehalte, het gewicht van de toegevoegde metalen gelijk blijft en het gewicht van het fijn metaal toeneemt.
•
het gebruik van de verschillende formules voor het verhogen van het gehalte toepassen in een eenvoudig vraagstuk.
•
het gehalte berekenen van een gegeven legering verhogen tot op een hoger gevraagd gehalte in een eenvoudig vraagstuk.
Legeringsrekenen: het zuiver of fijn metaal
8.3
Legeringsrekenen: het totaal gewicht
8.4
Legeringsrekenen: het verlagen van het gehalte
8.5
Legeringsrekenen: het verhogen van het gehalte
BSO – 2e graad – SG Goud en juwelen TV Goudsmeden-juwelen (1e leerjaar: 7 lestijden/week, 2e leerjaar: 7 lestijden/week) PV Praktijk goudsmeden-juwelen (1e leerjaar: 15 lestijden/week, 2e leerjaar: 15 lestijden/week)
DECR. NR.
LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen •
de toevoeging van fijn metaal verklaren (U).
•
het gebruik van de verschillende formules voor het verhogen en verlagen van de gehaltes in een vraagstuk toepassen (U).
20
LEERINHOUDEN 8.6
Legeringsrekenen: het verhogen en verlagen (U)
9
Realisatie van een eenvoudig project
Specifieke pedagogisch-didactische wenken •
Demonstreer de juiste rekenwijze.
•
Gebruik aanschouwelijke voorbeelden die een relatie hebben met aan de praktijk.
•
Laat berekeningen uitwerken via de PC.
•
Laat geen formules van buiten leren en laat een formularia gebruiken. •
met de gekende technieken hun project ontwerpen, voorbereiden, realiseren en evalueren.
•
uit de realisatiemogelijkheden de gepaste technieken kiezen en veilig toepassen.
•
de gepaste gereedschappen en materialen kiezen en veilig gebruiken.
•
de realisatietechnieken nauwkeurig toepassen volgens een opgemaakte werkmethode.
•
de tijd respecteren om handelingen uit te voeren.
•
hun werk voorstellen.
Specifieke pedagogisch-didactische wenken •
Motiveer de leerlingen door positief te remediëren.
•
Laat het werk uitvoeren op hun niveau.
•
Voorzie duidelijke projectafspraken en criteria.
•
Voorzie haalbare tijdslimieten.
•
Bespreek de mogelijkheden en de haalbaarheid van de projecten binnen de vakgroep.
BSO – 2e graad – SG Goud en juwelen 21 TV Goudsmeden-juwelen (1e leerjaar: 7 lestijden/week, 2e leerjaar: 7 lestijden/week) PV Praktijk goudsmeden-juwelen (1e leerjaar: 15 lestijden/week, 2e leerjaar: 15 lestijden/week)
PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN ALGEMENE PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN GEÏNTEGREERDE AANPAK Inleiding Het leren wordt opgevat als een proces waarbij er een afwisseling is tussen het opdoen van ervaringen en het ontwikkelen van competenties. De lessen sluiten zo nauw mogelijk aan bij de leefwereld van de leerlingen zodat de theorie niet abstract overkomt, maar een concrete betekenis krijgt. Theorie en praktijk zijn geen eilanden en kunnen dus moeilijk gescheiden aangeboden worden. Waarom een geïntegreerde aanpak? Omwille van: •
didactische meerwaarde: het geïntegreerd werken zal het leren en het probleemoplossend denken optimaal ondersteunen;
•
grotere motivatie van de leerlingen;
•
leerlingen krijgen de mogelijkheid een eigen inbreng te doen.
PEDAGOGISCHE AANPAK In het leerplan wordt geen onderscheid gemaakt tussen PV en TV. Hoe en wanneer de leerplandoelstellingen gerealiseerd worden, kan uitgestippeld worden door de vakgroep.
JAARPLAN Van elke leraar wordt verwacht dat zij/hij in het begin van het schooljaar een jaarplanning maakt. Die planning kan gemaakt worden volgens het bijgevoegd model (zie bijlage). Eenvormigheid is een noodzaak voor de verschillende collega’s binnen eenzelfde vakgroep. De volgorde van de leerstofonderdelen is niet bindend. De projectmatige aanpak laat toe dat de leerplandoelstellingen worden gerealiseerd los van de volgorde zoals ze in dit leerplan worden vermeld. Uiteraard moet er steeds worden over gewaakt dat de nodige voorkennis aanwezig is.
HET OPEN LEERCENTRUM EN DE ICT-INTEGRATIE Het gebruik van het open leercentrum (OLC) en de ICT-integratie past in de totale visie van de school op leren en op het werken aan de leervaardigheden van de leerlingen. De inzet en het gebruik van ICT en van het OLC zijn geen doel op zich maar een middel om het onderwijsleerproces te ondersteunen. Door de snelle evolutie van de informatietechnologie volgen nieuwe ontwikkelingen in de maatschappij elkaar in hoog tempo op. Kennis en inzichten worden voortdurend verruimd. Er komt een enorme hoeveelheid informatie op ons af. De school zal de leerlingen moeten leren hier zinvol en veilig mee om te gaan. Zelfstandig kunnen werken, in staat zijn eigen initiatieven te ontplooien en over het vermogen beschikken om nieuwe ideeën en oplossingen in samenwerking met anderen te ontwikkelen, zijn essentieel. Voor het onderwijs betekent dit een ingrijpende verschuiving: minder aandacht voor de passieve kennisoverdracht en meer aandacht voor de actieve kennisconstructie binnen de unieke ontwikkeling van elke leerling. Die benadering nodigt leraren en leerlingen uit om voortdurend met elkaar in dialoog te treden, omdat je de ander nodig hebt om te kunnen leren. Het traditionele beeld van onderwijs zal steeds meer verdwijnen en veranderen in een dynamische leeromgeving waar leerlingen in eigen tempo en in wisselende groepen onderwijs zullen volgen. Dergelijke leerprocessen worden bevorderd door gebruik te maken van het OLC en van ICT-integratie als onderdeel van deze rijke gedifferentieerde leeromgeving. Het open leercentrum als krachtige leeromgeving Een open leercentrum (OLC) is een ruimte waar leerlingen, individueel of in groep, zelfstandig, op hun eigen tempo en op hun eigen niveau kunnen leren, werken en oefenen. Om een krachtige leeromgeving te zijn, is een open leercentrum
BSO – 2e graad – SG Goud en juwelen 22 TV Goudsmeden-juwelen (1e leerjaar: 7 lestijden/week, 2e leerjaar: 7 lestijden/week) PV Praktijk goudsmeden-juwelen (1e leerjaar: 15 lestijden/week, 2e leerjaar: 15 lestijden/week) •
uitgerust met voldoende didactische hulpmiddelen,
•
ter beschikking van leerlingen op lesmomenten en daarbuiten,
• uitgerust in functie van leeractiviteiten met pedagogische ondersteuning. In ideale omstandigheden zou de ganse school een open leercentrum kunnen zijn. In werkelijkheid kan in een school echter niet op elke plaats en op elk moment een dergelijke leeromgeving gewaarborgd worden. Daarom kiezen scholen ervoor om een aparte ruimte als OLC in te richten om zo de leemtes in te vullen. Voor de meeste leeractiviteiten volstaat een klaslokaal of informaticalokaal. Wanneer is het echter nuttig om over een OLC te beschikken? •
Bij een gedifferentieerde aanpak waarbij verschillende leerlingen bezig zijn met verschillende leeractiviteiten, kan het klaslokaal op vlak van zowel ruimte als middelen niet meer als enige leeromgeving voldoen. Dit is zeker het geval bij begeleid zelfstandig leren, vakoverschrijdend leren, projectmatig werken ... Vermits leerlingen bij deze leeractiviteiten een zekere vrijheid krijgen in het plannen, organiseren en realiseren van het leren, is de beschikbaarheid van extra ruimte en middelen soms noodzakelijk.
•
Het leren van leerlingen beperkt zich niet tot de eigenlijke lestijden. Voor sommige opdrachten moeten zij beschikken over aangepaste leermiddelen buiten de eigenlijke lestijden. Niet iedereen heeft daar thuis de mogelijkheden voor. In functie van gelijke onderwijskansen, lijkt het zinvol dat een school ook momenten buiten de lessen voorziet waarop leerlingen van een OLC gebruik kunnen maken. Om hieraan te voldoen, beschikt een OLC minimaal over volgende materiële mogelijkheden: •
ruim lokaal met een uitnodigende inrichting die een flexibele opstelling toelaat (bijv. eilandjes om in groep te werken);
•
ICT: computers met internetverbinding, printmogelijkheid, oortjes, microfoons …
•
digitaal leerplatform waar alle leerlingen toegang toe hebben;
•
materiaal waarvan de vakgroepen beslissen dat het moet aanwezig zijn om de leerlingen zelfstandig te laten werken/leren (software, papieren dragers …) en dat bewaard wordt in een openkastsysteem;
• kranten en tijdschriften (digitaal of op papier). In het ideale geval is er nog een bijkomende ruimte beschikbaar (liefst ook met ICTmogelijkheden) die zowel kan gebruikt worden als ‘stille’ ruimte of juist omgekeerd om bijvoorbeeld leerlingen presentaties te laten oefenen (de grote ruimte is in dat geval de stille ruimte) of voor groepswerk (discussiemogelijkheid). Op organisatorisch vlak is het van belang dat met het volgende rekening wordt gehouden: •
het OLC wordt bij voorkeur gebruikt voor werkvormen en activiteiten die niet in het vaklokaal kunnen gerealiseerd worden;
•
het is belangrijk dat bij een leeractiviteit begeleiding voorzien wordt. Deze begeleiding kan zowel gebeuren door de actieve aanwezigheid van een leraar als ook ‘van op afstand’ door middel van gerichte opdrachten, stappenplannen, studietips …;
•
het OLC is toegankelijk buiten de lesuren (bijv. tijdens de middagpauze, een bepaalde periode voor en/of na de lesuren). Voor het welslagen is het aan te bevelen dat een OLC-beheerder aangesteld wordt. Deze beheerder zorgt o.a. voor inchecken, bewaren van orde, beheer van het materiaal en praktische organisatie en wordt bijgestaan door een ICT-coördinator voor de technische aspecten. Door het specifieke karakter van het OLC is deze ruimte bij uitstek geschikt voor de realisatie van de ICT-integratie binnen de vakken maar deze integratie mag zich niet enkel tot het OLC beperken. ICT-integratie als middel voor kwaliteitsverbetering Onder ICT-integratie verstaan we het gebruik van informatie- en communicatietechnologie ter ondersteuning van het leren.
BSO – 2e graad – SG Goud en juwelen 23 TV Goudsmeden-juwelen (1e leerjaar: 7 lestijden/week, 2e leerjaar: 7 lestijden/week) PV Praktijk goudsmeden-juwelen (1e leerjaar: 15 lestijden/week, 2e leerjaar: 15 lestijden/week) ICT-integratie kan op volgende manieren gebeuren: •
Zelfstandig oefenen in een leeromgeving Nadat leerlingen nieuwe leerinhouden verworven hebben, is het van belang dat ze voldoende mogelijkheden krijgen om te oefenen bijvoorbeeld d.m.v. specifieke pakketten. De meerwaarde van deze vorm van ICT-integratie kan bestaan uit: variatie in oefenvormen, differentiatie op het vlak van tempo en niveau, geïndividualiseerde feedback, mogelijkheden tot zelfevaluatie.
•
Zelfstandig leren in een leeromgeving Een mogelijke toepassing is nieuwe leerinhouden verwerven en verwerken, waarbij de leerkracht optreedt als coach van het leerproces (bijvoorbeeld in het open leercentrum). Een elektronische leeromgeving (ELO) biedt hiertoe een krachtige ondersteuning.
•
Creatief vormgeven Leerlingen worden uitgedaagd om creatief om te gaan met beelden, woorden en geluid. De leerlingen kunnen gebruik maken van de mogelijkheden die o.a. allerlei tekst-, beeld- en tekenprogramma’s bieden.
•
Opzoeken, verwerken en bewaren van informatie Voor het opzoeken van informatie kunnen leerlingen gebruik maken van o.a. cd-roms, een ELO en het internet. Verwerken van informatie houdt in dat de leerlingen kritisch uitmaken wat interessant is in het kader van hun opdracht en deze informatie gebruiken om hun opdracht uit te voeren. De leerlingen kunnen de relevante informatie ordenen, weergeven en bewaren in een aangepaste vorm.
•
Voorstellen van informatie aan anderen Leerlingen kunnen informatie aan anderen meedelen of tonen met behulp van ICTondersteuning met tekst, beeld en/of geluid onder de vorm van bijvoorbeeld een presentatie, een website, een folder …
•
Veilig, verantwoord en doelmatig communiceren Communiceren van informatie betekent dat leerlingen informatie kunnen opvragen of verstrekken aan derden. Dit kan via e-mail, internetfora, ELO, chat, blog …
•
Adequaat kiezen, reflecteren en bijsturen De leerlingen ontwikkelen competenties om bij elk probleem verantwoorde keuzes te maken uit een scala van programma’s, applicaties of instrumenten, al dan niet elektronisch. Daarom is het belangrijk dat zij ontdekken dat er meerdere valabele middelen zijn om hun opdracht uit te voeren. Door te reflecteren over de gebruikte middelen en door de bekomen resultaten te vergelijken, maken de leerlingen kennis met de verschillende eigenschappen en voor- en nadelen van de aangewende middelen (programma’s, applicaties …). Op basis hiervan kunnen ze hun keuzes bijsturen.
VOET Wat en waarom? 1
Vakoverschrijdende eindtermen (VOET) zijn minimumdoelen die, in tegenstelling tot de vakgebonden eindtermen, niet specifiek behoren tot een vakgebied, maar door meerdere vakken en/of vakoverschrijdende onderwijsprojecten worden nagestreefd. De VOET geven scholen de opdracht om jongeren te vormen tot de actieve burgers van morgen!
1
In de eerste graad B-stroom spreekt men over vakoverschrijdende ontwikkelingsdoelen (VOOD). Aangezien zowel VOET als VOOD na te streven zijn, beperken we ons in de tekst tot de term VOET, waarbij we zowel naar het begrip vakoverschrijdende eindtermen als vakoverschrijdende ontwikkelingsdoelen verwijzen.
BSO – 2e graad – SG Goud en juwelen 24 TV Goudsmeden-juwelen (1e leerjaar: 7 lestijden/week, 2e leerjaar: 7 lestijden/week) PV Praktijk goudsmeden-juwelen (1e leerjaar: 15 lestijden/week, 2e leerjaar: 15 lestijden/week) Zij moeten jongeren in staat stellen om die sleutelcompetenties te verwerven die een zinvolle bijdrage leveren aan het uitbouwen van een persoonlijk leven en aan de opbouw van de samenleving. Het ordeningskader van de VOET bestaat uit een samenhangend geheel dat deels globaal en deels per graad geformuleerd wordt. Globaal: •
een gemeenschappelijke stam met 27 sleutelvaardigheden Deze gemeenschappelijke stam is een opsomming van vrij algemeen geformuleerde eindtermen, los van elke context. Ze zijn toepasbaar in alle opvoedings- en onderwijsactiviteiten van de school. Ze kunnen, afhankelijk van de keuze van de school, in samenhang met alle andere vakgebonden of vakoverschrijdende eindtermen worden toegepast;
•
zeven maatschappelijk relevante toepassingsgebieden of contexten: −
lichamelijke gezondheid en veiligheid,
−
mentale gezondheid,
−
sociorelationele ontwikkeling,
−
omgeving en duurzame ontwikkeling,
−
politiek-juridische samenleving,
−
socio-economische samenleving,
− Per graad:
socioculturele samenleving.
•
leren leren,
•
ICT in de eerste graad,
•
technisch-technologische vorming in de tweede en derde graad ASO.
Een zaak van het hele team De VOET vormen een belangrijk onderdeel van de basisvorming van de leerlingen in het secundair onderwijs. Om een brede en harmonische basisvorming te waarborgen moeten de eindtermen van de gemeenschappelijke stam, contexten, leren leren, ICT en technisch-technologische vorming in hun samenhang behandeld worden. Het is de taak van het team om - vanuit een visie en een planning - vakgebonden en vakoverschrijdende eindtermen te combineren tot zinvolle gehelen voor de leerlingen. Door de globale formulering krijgen scholen meer autonomie bij het werken aan de vakoverschrijdende eindtermen, waardoor de school meer mogelijkheden krijgt om het eigen pedagogisch project vorm te geven. Het team zal keuzes en afspraken moeten maken over de VOET. De globale formulering over de graden heen betekent niet dat alle eindtermen in alle graden moeten aan bod komen, dit zou een onbedoelde verzwaring van de inspanningsverplichting tot gevolg hebben. Bij het maken van de keuzes wordt verwacht dat elke graad in elke school een redelijke inspanning doet ten opzichte van het geheel van de VOET, rekening houdend met wat in de andere graden aan bod komt. Doordat de VOET niet louter graadgebonden zijn, krijgt de school/scholengemeenschap de mogelijkheid om een leerlijn over de graden heen uit te werken.
BSO – 2e graad – SG Goud en juwelen 25 TV Goudsmeden-juwelen (1e leerjaar: 7 lestijden/week, 2e leerjaar: 7 lestijden/week) PV Praktijk goudsmeden-juwelen (1e leerjaar: 15 lestijden/week, 2e leerjaar: 15 lestijden/week)
MINIMALE MATERIËLE VEREISTEN2 ALGEMEEN Om de leerplandoelstellingen geïntegreerd te realiseren, is het noodzakelijk dat de lessen steeds gegeven worden in een daartoe aangepast vaklokaal. De inrichting van de vaklokalen zal de leerlingen inspireren tot een algemene attitude van netheid, zorg en veiligheid. •
Beamer in vaklokaal + projectiescherm
•
Aangepaste PC’s aangesloten op internet met aangepaste basis software en scherm
•
Actueel 3D CAD-pakket
•
Printer
•
Overheadprojector
•
Werkbanken met aangepaste hulpgereedschappen
•
Collectieve veiligheidsuitrusting
2
Inzake veiligheid is de volgende wetgeving van toepassing: -
Codex ARAB AREI Vlarem.
Deze wetgeving bevat de technische voorschriften die in acht moeten genomen worden m.b.t.: -
de uitrusting en inrichting van de lokalen; de aankoop en het gebruik van toestellen, materiaal en materieel.
Zij schrijven voor dat: -
-
duidelijke Nederlandstalige handleidingen en een technisch dossier aanwezig moeten zijn; alle gebruikers de werkinstructies en onderhoudsvoorschriften dienen te kennen en correct kunnen toepassen; de collectieve veiligheidsvoorschriften nooit mogen gemanipuleerd worden; de persoonlijke beschermingsmiddelen aanwezig moeten zijn en gedragen worden, daar waar de wetgeving het vereist.
BSO – 2e graad – SG Goud en juwelen 26 TV Goudsmeden-juwelen (1e leerjaar: 7 lestijden/week, 2e leerjaar: 7 lestijden/week) PV Praktijk goudsmeden-juwelen (1e leerjaar: 15 lestijden/week, 2e leerjaar: 15 lestijden/week)
VAKSPECIFIEK •
Draadtrekbank
•
Boraxpot
•
Set draadtrekijzers (verschillende profielen)
•
Soldeertang
•
•
Soldeerbrander
Set draadtrektangen
•
•
Soldeersteen
Bankschroef
•
•
Pincetten
Plaatschaar
•
•
Amarilsteen
Tafelboormachine
•
•
Hangboormachine met flexibel
Boren en frezen in verschillende maten
•
Trouwringapparaat
•
Graveermachine ( pantograaf )
•
Werkbank
•
Weegschaal
•
Polijstmolen met verschillende soorten polijstborstels
•
Toetsgereedschap
•
•
Aambeeld en smeedhamer
Ultrasoon
•
•
Set opdiepmateriaal
Droogapparaat
•
•
Set uitkapmateriaal
Set vijlen
•
•
Profieltas
Set naaldvijlen
•
•
Set boren
Schuifmaat
•
•
Plaat-en draadwalsmachine
Meetlat
•
•
Smeedstaaf
Maatstok
•
•
Ringmaten
Rechte passer
•
•
Afkookapparaat ( vitriool )
Traceernaald
•
•
Smeltbrander
Set tangen:
•
•
Smeltkroezen + houder
Metaalschaar
•
•
Specifieke zagel
Handschroef
•
•
Montagegereedschappen
Set hamers
•
•
Emailoven en toebehoren
Zaagbeugel voor goudsmid
BSO – 2e graad – SG Goud en juwelen 27 TV Goudsmeden-juwelen (1e leerjaar: 7 lestijden/week, 2e leerjaar: 7 lestijden/week) PV Praktijk goudsmeden-juwelen (1e leerjaar: 15 lestijden/week, 2e leerjaar: 15 lestijden/week)
EVALUATIE INLEIDING Tijdens de laatste decennia hebben zich nieuwe ontwikkelingen voorgedaan in het denken over leerlingenevaluatie. Evaluatie wordt niet meer beschouwd als een afzonderlijke activiteit die louter gericht is op de beoordeling van de leerling, maar ze moet in tegendeel met het leerproces verweven zijn. De didactische evaluatie is een inherent deel van leren en onderwijzen. Zij geeft informatie aan leerlingen en leraren over het succes van het doorlopen leerproces en biedt zodoende de kans om het rendement van leerlingen én leraren te optimaliseren.
BASISPRINCIPES De leerkracht zal aandacht hebben voor proces- en productevaluatie. Bij productevaluatie wordt nagegaan in welke mate leerlingen de onderwijsdoelen hebben bereikt. Bij procesevaluatie wordt het leerproces van de leerling en het didactisch handelen geëvalueerd. Het evaluatiesysteem van de leerkracht zal structureel rekening houden met kennis, vaardigheden en vakgebonden attitudes van de leerlingen en het resultaat van taken, toetsen, praktische oefeningen en opdrachten De evaluatiecriteria worden vooraf duidelijk aan de leerlingen medegedeeld. Deze criteria worden ook best vooraf besproken in de vakwerkgroep. Een evaluatie dient te vertrekken vanuit duidelijke en operationele doelstellingen. Zowel het proces als het product moeten op een zo objectief mogelijke manier geëvalueerd worden. Bij de evaluatie wordt er in ieder geval rekening mee gehouden dat het om leerlingen gaat. Onnauwkeurig werken, kleine fouten maken … kunnen in zekere mate aanvaardbaar zijn. Belangrijk is de evolutie van de leerprestaties en de vaardigheden van de leerlingen. Daarom zal de leraar voortdurend hun vorderingen nagaan en zo nodig, zal hij/zij meteen remediërend optreden. Bij het begin van iedere les zal de leraar desnoods aan alle leerlingen afzonderlijk meedelen welke (sub)doelstellingen tijdens die les moeten bereikt of nagestreefd worden: iedere leerling moet bij het begin van iedere les weten wat van hem tijdens die les verwacht wordt.
BSO – 2e graad – SG Goud en juwelen 28 TV Goudsmeden-juwelen (1e leerjaar: 7 lestijden/week, 2e leerjaar: 7 lestijden/week) PV Praktijk goudsmeden-juwelen (1e leerjaar: 15 lestijden/week, 2e leerjaar: 15 lestijden/week)
BIBLIOGRAFIE • Sieradentechnieken
Jenks Mc Grath Libero
• Sieraden van de late 18de tot vroege 20ste eeuw
Lyda-Lida Dewiel, Uitgeverij Het Spectrum
• Goud, zilver en juwelen
Onder redactie van Giovanni Guadalupi,
• Zuid boekproducties
Réne Lalique
• Marianne Berhard
RGA-Verlag
• Jewels of Mind and Mentality
Yvonne GMS Joris 010 Publishers Rotterdam
• Le Diamant, dans tous son éclat
F. Kostolany – Didier Brodbeck Hachette 1992
• Vier eeuwen diamant
Roelie Meyer en Peter Engelsman Uitgeverij Uniepers Amsterdam
• 20ste Century Jewely
Caroline Puleé, Mallard Press
• Edelstenengids
Rudolf Dud’a, Lubos Regl Tirion
• Schitterend Europa
Diana Scarisbrick, Ch. Vachaudez, J. Walraeve ING Mercatorfonds
• Cursus edelsmeedkunst
Storme Patrick Nationaal Hoger Instituut voor Schone Kunsten Antwerpen
• Edelstenen
K. Hartman, B. Binnewies W.J. Thieme & Cie - Zutphen
• Het goud van Toetanchanon
m.v. Seton - Williams- ICOB
• Metalen legeringen
Stichting IVIO voor de Federatie Goud & Zilver
• Sieraden maken
Rod Edwards Gaade Armerongen
• Juwelen uit 16de tot 19de eeuw
K.B.
• Vademecum voor juweliers & goudsmeden
J.A. Cuypers en M.TH. Jacobs Stam Kemperman - Hoboken
• Welke steen is dat
R. Börner - Thieme & Cie - Zutphen
• Elseviers gids van edel – en – sierstenen met 1500 afbeeldingen in kleur • Edelstenen
K. Hartman, B Binnewies, W.J. Thieme en cie- Zutphen
• Edelsmeden
Sylvia Wicks
• Sieraden maken
Rod Edwards Gaade Amerongen
Cantecleer
Tijdschriften • Schmuck Magazin
Ebner Verlag
• Vioro (Vakbeurs Tijdschrift)
Stefan Hafner SPA
OND vorm – 2e graad – optie vak (1e jaar: lestijden/week, 2e jaar: lestijden/week)
29
BIJLAGE: JAARPLAN Jaarplan
Optie:........................................................................................
Leerkracht:...........................................................
Onderwijsvorm:..............
Schooljaar: ………… / …………..
Vorderingsplan Graad:....................
Jaar:.........................
Vak:..........................................................................................
Leerplannummer:...........................
Handboek/cursus:...........................................................................
Lestijden/week:...........
JAARPLAN Week nummer
VORDERINGSPLAN Nr. in leerplan
Leerinhouden en/of leerplandoelstellingen
Gegeven op (datum)
Opmerkingen