Pubers in beeld Programmaonderzoek naar de verbinding tussen theorie en praktijk
1
Pubers in beeld Programmaonderzoek naar de verbinding tussen theorie en praktijk Lopend onderzoek naar de effecten van een leergebied overstijgend programma ‘ Pubers in beeld’ op de docentenopleiding van de Hogeschool voor de Kunsten in Utrecht, faculteit beeldende kunst en vormgeving.
Til Groenendijk Lectoraat Kunsteducatie Hogeschool voor de Kunsten Utrecht
2
Inhoudsopgave: 1. Aanleiding
4
2. Pubers in beeld als exemplarisch voorbeeld 2.1 Onderzoeksvragen 2.2 doel onderzoek 2.3 Aanpak
5 6 7 7
3. De praktijk/ theorie kwestie 3.1 De situatie tot 2011 3.2 De rol van de praktijk 3.3 Situatie vanaf 2011 3.4 Ons transfer begrip
9 10 10 10 10
4. Begeleidingstraject ‘de puber in beeld’
16
5. Samenhang
19
5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6 5.7
19 20 21 22 23 24 26
Analyse gebruikte referenties door studenten De puber en door de studenten gekozen inhouden Docenten over samenhang Studenten over samenhang Toelichting 4e jaar’ s over samenhang Toelichting 3e jaar’ s over samenhang Samenhang psychologie en Puber in Beeld
6. Transfer 6.1 Klassieke transfer theorieën 6.2 Kritiek op klassieke transfer theorieën 6.3 Andere perspectieve op transfer 6.4 Transformatie
28 28 29 29 30
7. De relatie tussen theorie over transfer en ons transfer begrip 31 7.1 Aanbevelingen 32 8. Toegift
34
Literatuur
36
Bijlage 1 programma 2010 Bijlage 2 programma 2011 Bijlage 3 statistiek enquête
39 52 60
3
1. Aanleiding De docentenopleiding beeldende kunst en vormgeving van de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht heeft drie grote leergebieden. Een ervan is gericht op het maken van beeldende kunst en vormgeving. Maken van beeldend werk zowel twee-, drie- als vierdimensionaal met verschillende media staat hierin centraal. Het tweede leergebied is gericht op het verwerven van kennis van kunst en cultuur. Kunstgeschiedenis, cultuurgeschiedenis en kunst beschouwen maken deel uit van dit gebied. Het derde leergebied is gericht op de vaardigheid de eerste twee gebieden over te dragen. Hier spelen (vak)didactiek, pedagogiek en psychologie een rol. Studenten beleven deze indeling in leergebieden anders. Voor hen is er niet zozeer sprake van een driedeling maar van een tweedeling namelijk die van de theorie en de praktijk. In het ene doe je iets, je maakt iets, en in het andere denk je, lees je en schrijf je. Je hebt dus enerzijds de praktijk van het maken en anderzijds de theorie van het beschouwen ( kennis van kunst en cultuur) en de overdracht ( didactiek, pedagogiek en psychologie. In de opbouw van het curriculum wordt er naar gestreefd, daar waar zinvol, de samenhang tussen deze gebieden te benadrukken. De leergebieden waarin de studenten worden opgeleid zijn allemaal belangrijk voor het leren lesgeven. Het is in de stage dat studenten de samenhang kunnen gaan ervaren. Dat is echter niet vanzelfsprekend.1 Ten aanzien van de theorie van kunst en cultuur en overdracht ligt het gevaar van systeemscheiding2 op de loer. Het gevaar van het onderwijzen van theorie op de opleiding zonder directe verbinding met de onderwijspraktijk. Ook voor de praktijk van het beeldend vormgeven zoals dat onderwezen wordt op de opleiding en de onderwijspraktijk van het lesgeven in een beeldend vak blijkt het niet vanzelfsprekend dat de verbinding gemaakt wordt en transfer3 van het geleerde optreedt. De docentenopleiding beeldende kunst en vormgeving van de HKU heeft om verschillende redenen uitgesproken te streven naar een programma waarin die transfer wel plaats kan vinden en de systeemscheiding minder ervaren wordt. Een van die redenen is dat in 2002 het bachelor masterstelsel ingevoerd is in het Nederlandse Hoger onderwijs. Vanaf september 2003 is de bachelor docent kunstvak een ongedeelde en 1 Groenendijk.T, The splitt. Straddling between theory and practice, in The Reflexiv Zone, (2003) HKU 2 Korthagen, F &Tichelaar, A & Wubbels, T. (2001)Leraren opleiden met het oog op de praktijk. 3 Simons, P& Verschaffel, L. (1992) Transfer: Onderzoek en onderwijs.
4
ongegradeerde opleiding geworden. Was er voorheen sprake van een eerstegraads en een tweedegraads gebied waarvoor er specifieke docenten kunstvakopleidingen bestonden, na de invoering van het bachelor masterstelsel is dat onderscheid komen te vervallen. Dat betekent voor de opleidingen dat voor een breder onderwijsgebied moet worden opgeleid, zowel voor het basisonderwijs, VMBO, HAVO en VWO als het buitenschoolse kunsteducatieve werkveld. Daarnaast is de complexiteit van het examenstelsel in het voortgezet onderwijs zo dat voor HAVO en VWO voor twee verschillende examenprogramma’s moet worden opgeleid, te weten tehatex en kunst4. Het gevolg was dat de opleiding zich gesteld zag voor de taak in dezelfde tijd meer leerinhouden te onderwijzen om zo studenten start bekwaam te maken als docent beeldende kunst en vormgeving voor een breed onderwijsveld. De oplossing van de opleiding was om te kijken naar mogelijkheden van overlap en samenhang van de drie eerder genoemde leergebieden. De veronderstelling was dat door het inzichtelijk en ervaarbaar maken van de overlap en samenhang in leergebieden we de studenten in minder tijd meer konden leren. Als we tegelijkertijd een relatie konden leggen tussen de leergebieden, hun overlap en de praktijk van het lesgeven in beeldende kunst en vormgeving zou dat veel winst opleveren. De vragen die we ons toen stelden waren: - Hoe kunnen we beschikbare onderwijstijd zo vormgeven dat gebruik gemaakt wordt van de overlap en samenhang in de leergebieden? - Hoe kunnen we studenten zo voorbereiden op het docentschap dat zij een duidelijk relatie ervaren tussen het geleerde op de opleiding en de praktijk van het lesgeven? Inmiddels zijn er veranderingen in het curriculum doorgevoerd. Hebben deze veranderingen geleid tot het beoogde effect? 2. Pubers in beeld als exemplarisch voorbeeld Om dit nader te onderzoeken is ervoor gekozen het leergebied overstijgend programma dat in studiejaar 2009/2010 ontwikkeld is en in 2010/ 2011 voor de eerste keer en in 2011/ 2012, na evaluatie en bijstelling, voor de tweede keer is uitgevoerd onder de loep te nemen. Het programma beslaat acht weken waarin de studenten voor een groot deel zelfgestuurd werken aan onderwerpen die belangrijk zijn voor de voorbereiding op de stage. Het programma heeft vier aandachtsgebieden die in onderwijsgroepen van zes studenten worden uitgewerkt.5 4 Er is gedacht dat bij de invoering van het bamastelsel de master het eerstegraadsgebied zou vertegenwoordigen. Dat is echter niet gebeurd. De master kunsteducatie heeft een andere invulling gekregen. 5 De vier aandachtsgebieden zijn de relatie tussen de opleiding en de stageschool, overeenkomsten en verschillen in het gebruik van materialen en technieken op de
5
Een bijzondere uitkomst van het programma in 2011 is het onderdeel ‘de puber in beeld’. Daarin vallen kennis over de puber, de doelgroep waarmee de student in de stage mee te maken krijgt, de eigen fascinatie van de student voor de puber en de verbeelding van de puber in eigen beeldend werk samen. Bijzonder ook omdat in dit programma onderdeel tevens sprake is van artistiek onderzoek6. Het onderzoek richt zich vooral op dit onderdeel van het programma. Enerzijds omdat het een voorbeeld is van samengaan van verschillende vakgebieden; psychologie en pedagogiek, het beeldend vormgeven en artistiek onderzoek en het beschouwen van kunst. Anderzijds omdat het de beoogde schakel vormt tussen het geleerde op de opleiding en de praktijk van het lesgeven in een kunstvak aan de doelgroep 12 tot 16 jarigen. 2. 1 Onderzoeksvragen In dit lopend onderzoek staan de volgende vragen centraal: 1 In hoeverre kan er in het programmaonderdeel ‘pubers in beeld’ gesproken worden van een samenhang tussen theorie en praktijk? 2 In hoeverre vindt transfer plaats van het geleerde van het programmaonderdeel ‘pubers in beeld’ in de stage? In de loop van het onderzoek bleek de laatste vraag dit jaar niet te beantwoorden. Vraag 2 zal in het komend studiejaar nader onderzocht worden.
Vragen die beantwoord worden zijn: opleiding en op de stageschool, het ontwerpen van lessen voor de stageschool gebruikmakend van bovenstaande bevindingen, een beeld van de doelgroep jongeren van 12 tot 16 jaar. 6 Slager, H & Balkema, A, Artistic Research Lier en Boog, Series of Philosophy of Art and Art Theory, Volume 18. Daarnaast is het lectoraat Artistiek onderzoek is verbonden aan de HKU. In het MaHKUzine, een tweejaarlijkse tijdschrift over artistic research, wordt veel onderzoek gedaan naar artistiek onderzoek onder leiding van lector Henk Slager.
6
- Wat in het programma wordt gezien worden als praktijk7 en wat als theorie? - Hoe verhouden theorie en praktijk in dit programmaonderdeel zich tot elkaar? - Waaruit blijkt de samenhang tussen theorie en praktijk? - Hoe ervaren studenten de samenhang tussen theorie en praktijk en hoe waarderen ze die samenhang? - Hoe ervaren de docenten de samenhang tussen theorie en praktijk en hoe waarderen ze die samenhang? Ten aanzien van transfer: - Welk effect heeft het programma onderdeel gehad op visie van de student op de doelgroep in de stage? 2.2 Doel van het onderzoek De uitkomst van het onderzoek wordt ingezet om leergebied overstijgend onderwijs op de docentenopleiding te onderbouwen. In eerste instantie om het programma zoals dat nu ontwikkeld is eventueel te verbeteren en te bestendigen. In tweede instantie om het curriculum voor alle studiejaren te herzien. Daarnaast worden de uitkomsten van het onderzoek gebruikt om het docententeam te motiveren meer samen te werken in leergebied overstijgende programma’s ten behoeve van de beroepsvoorbereiding van studenten. Het onderzoek kan fungeren als een exemplarisch voorbeeld voor andere schools van de HKU die eveneens streven naar betere samenhang tussen theorie en praktijk. 2. 3 Aanpak Er is sprake van kwalitatief onderzoek waarbij de volgende aspecten en actoren betrokken worden: - Het programma van 2010 en 2011 - De resultaten van het programma 2010 en 2011 - De ervaring van de studenten die het programma volgden in 2010 - De ervaring van de studenten die het programma volgden in 2011 - De docenten die betrokken zijn bij de programmaopzet - De docenten die betrokken zijn bij de programma uitvoering
De programmaopzet van 2010 en 2011 wordt beschreven. Aanpassingen van het programma in 2011 op basis van de evaluatie worden beschreven. De achterliggende veronderstellingen worden via literatuur 7 Hierbij wordt tevens gekeken naar het artistiek onderzoek.
7
onderzoek in kaart gebracht zoals het begrip transfer van het geleerde, integratie van vakken en artistiek onderzoek. De resultaten van het programma ‘ de puber in beeld’ zijn gedocumenteerd in tekst en beeld; de verbeelding in de vorm van beeldend werk van de studenten en tekst in de vorm van een toelichting bij de verbeelding en het onderzoek dat daarvoor gedaan is. De studenten die nu in het 4e studiejaar zitten wordt d.m.v. een enquête gevraagd naar hun ervaringen met het programmaonderdeel in 2010. De studenten uit het 3e studiejaar wordt d.m.v. een enquête gevraagd naar hun ervaringen van het programmaonderdeel nu en de relatie van het programmaonderdeel en de stage. De docenten die het programma ontwikkeld hebben zijn d.m.v. een interview gevraagd naar de opzet, hun betrokkenheid en verwachtingen. Docenten die betrokken waren bij de uitvoering zijn d.m.v. een interview gevraagd naar hun ervaringen in de begeleiding. Stagedocenten van de 3e jaars studenten studiejaar 2012- 2013 zullen d.m.v. een enquête gevraagd worden naar hun ervaringen met de student en diens visie op en omgang met de doelgroep. Dat is in het voorliggende onderzoek niet opgenomen.
8
3. De ‘praktijk / theorie’ kwestie Wat in het programmaonderdeel ‘ de puber in beeld’ wordt gezien als praktijk8 en wat als theorie? Met praktijk worden in de opleiding die onderdelen bedoeld van het programma die gericht zijn op het maken van beeldend werk; twee dimensionaal, drie dimensionaal en vierdimensionaal. Docenten die deze vakken geven worden aangeduid als praktijkdocenten. Alle vakgebieden die niet gericht zijn op het maken van beeldend werk worden gezien als theorie. Dit zijn de gebieden die gericht zijn op de kennis van kunst en cultuur; kunstgeschiedenis, cultuurgeschiedenis en filosofie van de kunst. En die gericht zijn op overdracht zoals vakdidactiek, pedagogiek en psychologie. Docenten die deze vakken geven worden aangeduid als theoriedocenten. Er wordt een strikte scheiding ervaren. Ook al wordt in de vakdidactiek met een practicum gewerkt, studenten zien dat practicum niet als praktijk maar als theorie. Ook al wordt in de praktijk verondersteld dat studenten verschillende bronnen raadplegen voor de ontwikkeling van hun eigen werk, zien studenten dat niet als theorie maar als artistiek onderzoek. Hoe verhouden theorie en praktijk in het onderzochte programmaonderdeel zich tot elkaar? 3.1 Situatie tot 2010 Het onderwijsprogramma op de HKU is geordend in blokken van 8 weken. In een jaar zijn er vier blokken. Na twee blokken volgt een periode van 4 weken seminars waarin de studenten kunnen kiezen uit een onderwijsaanbod dat over de grenzen van de eigen opleiding heen gaat. Blok 1 8 weken
Blok 2 8 weken
Seminars 4 weken
Blok 3 8 weken
Blok 4 8 weken
seminars 4 weken
Stage Figuur 1. Jaarstructuur HKU met stage 3e jaar gemarkeerd.
De derde jaar’ s studenten beginnen in blok 2 met hun stage. De stage duurt tot de kerstvakantie. Het is een voltijdse stage van acht weken. In die periode zijn de studenten hoofdzakelijk met de stage bezig. Het programma voorafgaande aan de stage was tot 2010 deels gericht op de beroepsvoorbereiding, deels op kennis van kunst en cultuur en deels
9
gericht op praktijkvakken. De vakken waren lineair en cursorisch geordend en werden grotendeels onafhankelijk van elkaar gegeven. 3. 2 Rol van de praktijkvakken in de situatie tot 2010 De praktijkvakken krijgen in het derde studiejaar een andere invulling dan in de eerste twee studiejaren. Studenten worden verondersteld hun eigen thematiek en inhoud te kiezen en vorm te geven. Het eerste studiejaar is meer opdrachtgericht. Aan het einde van het tweede studiejaar worden studenten voorbereid op deze autonomie. Evaluaties van het programma brachten aan het licht dat de beeldende praktijk van de studenten nog zo in een opstartfase zat dat, met de onderbreking van de stage en na de seminars (zie figuur 1 ), weer opnieuw opgestart moest worden. Het rendement van de praktijkvakken in blok 1 bleek gering. 3. 3 Situatie na 2010 In 2009 zijn docenten van de docentenopleiding in verschillende werkgroepen aan de gang gegaan om voorstellen te doen voor veranderingen in het curriculum. In het kader van dit onderzoek is de werkgroep samenhang interessant. Deze werkgroep is ingesteld om samenhang tussen de verschillende onderdelen van de opleiding zichtbaar te maken en voorstellen te doen om die samenhang te benutten in het onderwijs. Het onderwijsprogramma is overladen, de studieduur beperkt. Meer samenhang in het onderwijsaanbod kan een groter leerrendement opleveren, was de gedachte. Daarnaast was opgemerkt dat studenten dat wat ze in het ene domein van de studie leren niet automatisch toepassen in het andere domein van de studie terwijl we wel veronderstellen dat ze dat doen. Met meer expliciete aandacht voor samenhang in een andere werkvorm zou, zo was de gedachte, transfer kunnen plaatsvinden. Zij stelden in het najaar van 2009 voor om de periode voorafgaande aan de stage in het derde jaar te veranderen. Belangrijke veranderingen zijn: - in werkgroepen wordt gewerkt aan vakoverstijgende probleemstellingen - accent ligt volledig op de voorbereiding op de stage - accent ligt op hoe je geleerde vaardigheden vanuit je eigen beeldend werk en andere vakgebieden van de opleiding kunt overdragen en in relatie kunt brengen met de stageschool - accent ligt op de doelgroep 12 tot 16 jarigen - er wordt expliciet gezocht naar manieren om het geleerde op de opleiding in verband te brengen met wat op de stageschool gevraagd wordt 3. 4 Ons transfer begrip In 2010 leidde dat tot nevenstaande programmaopzet (figuur 2). In de wijze van weergeven wordt expliciet het woord transfer gebruikt. We
10
interpreteerden dat als actief zoeken naar raakvlakken van vakgebieden binnen de opleiding maar ook naar verschillen tussen opleiding en stageschool. We formuleerden het zo: Hoe kunnen we studenten zo voorbereiden op het docentschap dat zij een duidelijk relatie ervaren tussen het geleerde op de opleiding en de praktijk van het lesgeven? Onze veronderstelling was dat studenten op deze manier verbindingen konden maken tussen de verschillende leergebieden van de opleiding door deze vanuit het perspectief van het toekomstig werkveld te bekijken. De keuze voor het werken in werkgroepen ondersteunde de idee dat daarmee de bestaande ‘systeemscheiding’ van naast elkaar staande vakken doorbroken kon worden en ook meer ruimte zou ontstaan voor transfer. En dat in de interactie met elkaar het denken over wat geleerd is in de opleiding en wat de praktijk vraagt gestimuleerd wordt en daarmee ook transfer.
11
Figuur 2. Schematisch overzicht programma studiejaar 2010
WEEK
EIGEN WERK
SCHOOL TRANSFER
1 t/m 4
Documentatie; eigen werk fotograferen analyse essentie opdrachten opl. analyse van proces analyse methode van doen van beeldend onderzoek analyse referenties analyse van techniek
Hoe verhouden deze twee componenten zich tot elkaar? bevragen kansen en mogelijkheden opzoeken van uitdagingen
Verzamelen van werk van leerlingen en opdrachten analyse opdrachten op scholen analyse van proces analyse methode van doen van beeldend onderzoek analyse referenties schooltechnieken
Vragen formuleren over de doelgroep; 12 tot 15 jarigen Eind week 4: - onderdelen voor digitaal portfolio goed gefotografeerd. Kernpunten van analyses goed verwoord en in beeld gebracht. - portfolio van schoolopdrachten met analyses in kernpunten - kansen en mogelijkheden benoemd hebben van beide kanten, eigen werk, input opleiding enerzijds en voortgezet onderwijs anderzijds, en hun overlap WEEK EIGEN WERK SCHOOL TRANSFER 5 t/m 8
Vormgeving portfolio, digitaal en geprint
ontwikkelen en vormgeven van lessen voor betreffende doelgroepen vanuit bovenstaande bevindingen ‘beeld’ van de doelgroep creëren
veldwerk testen van lessen of lesonderdelen onderzoek naar de doelgroep op basis van eigen vragen
Eind week 8: - digitaal portfolio en een geprint portfolio van eigen werk met aandacht voor proces, techniek en onderzoek - een ‘beeld’ van de doelgroep met toelichting - een serie lessen voor de onderbouw waarin gebruik is gemaakt van bovenstaand onderzoek en de raakvlakken tussen eigen werk en school
12
Na evaluatie in 2010 is het programma aangescherpt en vertaald in volgend schematisch overzicht.( Figuur 3) Er is een vierdeling gemaakt waarbij in het eerste deel ‘fusie tussen opleiding en werkveld’ niet alleen de beeldende praktijk op de opleiding vergeleken is met die van het werkveld maar ook de pedagogische en didactische aanpak. Het tweede deel ‘vaardige handen’ worden lacunes in techniek en materialenkennis tussen opleiding en school vergeleken en bijgespijkerd. In het derde deel ‘ lesontwerp’ worden bevindingen verwerkt in lesontwerpen voor de stageschool. Het vierde deel is ‘de puber in beeld’. Uit het schematische overzicht valt op te maken dat het onderdeel ‘de puber in beeld’ en psychologie, gedurende de acht weken van het programma parallel lopen aan de drie hoofdonderwerpen, te weten analyse van beeldend werk zoals dat op de opleiding gemaakt wordt en beeldend werk zoals dat op de stagescholen gemaakt wordt, verkennen en leren gebruiken van schoolse technieken en materialen en ontwerpen van lessen. ( figuur 4)
Psychologie
Puber in beeld
Analyse opdrachten en beeldend werk opleiding en werk en opdrachten van stageschool
Verkenning van materialen en technieken opleiding en stageschool Lesontwerpen Figuur 4
13
Figuur 3. Schematisch overzicht programma studiejaar 2011
WEEK
OPLEIDING
SCHOOL TRANSFER
1 t/m 4
Analyse eigen werk
analyse essentie opdrachten opl. analyse van proces analyse methode van doen van beeldend onderzoek analyse referenties analyse van techniek
Hoe verhouden deze twee componenten zich tot elkaar? Bevragen kansen en mogelijkheden Opzoeken van uitdagingen
Verzamelen van werk van leerlingen en opdrachten analyse opdrachten op scholen analyse van proces analyse methode van doen van beeldend onderzoek analyse referenties schooltechnieken
Eind week 4: - Je hebt een goed vormgegeven digitaal portfolio gemaakt en de kernpunten van analyses goed verwoord en in beeld gebracht. - Je hebt een goed vormgegeven portfolio van schoolopdrachten met kernpunten van analyses goed verwoord en in beeld gebracht - Je hebt kansen en mogelijkheden benoemd van het eigen werk, de input van opleiding in relatie tot het voortgezet onderwijs. - Je hebt je verdiept in de doelgroep van 12 tot 16 jarigen en onderzoeksvragen geformuleerd t.a.v. de doelgroep - Je hebt een start gemaakt met een beeldende verwerking van de doelgroep
14
WEEK
OPLEIDING
SCHOOL TRANSFER
5 en 6
Eind -
Technieken toegepast in eigen werk en bruikbaar voor onderwijs selecteren en je erin bekwamen. Workshop ontwerpen, uitvoeren en evalueren met medestudenten.
ontwerpen, uitvoeren en evalueren van workshop voor medestudenten over technieken geschikt voor scholen en het maken en vormgeven techniekenboek ‘beeld’ van de doelgroep creëren
Technieken toegepast op scholen en waarvan te weinig kennis is inventariseren, selecteren en je erin bekwamen. Workshop ontwerpen, uitvoeren en evalueren met medestudenten. Maken techniekenboek.
Maken techniekenboek. week 6: Je hebt je verdiept in een voor onderwijs toepasbare techniek. Je kunt die techniek in een workshop overdragen aan medestudenten. Je kunt op schrift informatie geven over die techniek en de toepassingen daarvan die bruikbaar is voor medestudenten. Je hebt een start gemaakt met de beeldende verwerking van de doelgroep.
WEEK OPLEIDING
SCHOOL TRANSFER
7 t/m 8
Eigen verbeelding van de doelgroep Leereffecten van de opleiding die bruikbaar zijn voor onderwijs betrekken bij lessen.
ontwikkelen en vormgeven van lessen voor betreffende doelgroepen vanuit bovenstaande bevindingen
Veldwerk Testen van lessen of lesonderdelen Onderzoek naar de doelgroep op basis van eigen vragen
‘beeld’ van de doelgroep creëren Eind week 8: - Je hebt op basis van je eigen onderzoek een verbeelding gemaakt van de doelgroep. - Je hebt een serie lessen voor je stageschool gemaakt waarin gebruik is gemaakt van bovenstaand onderzoek en de raakvlakken tussen eigen werk en school. - Je hebt de verschillende producten verwerkt in je werkgroep in een digitaal platform.
15
4. Begeleidingstraject ‘ Puber in Beeld’. In het rooster van het programma in 2010 zijn gedurende de acht weken drie momenten ingeroosterd met begeleiding van docenten voor het beeldend werken aan ‘ de puber in beeld’.( zie figuur 5) Deze momenten besloegen de tijdsduur van een dagdeel. Het eerste moment was gepland in week vier. In deze bijeenkomst zou de opdracht toegelicht worden aan de hand van voorbeelden van werk van kunstenaars die zich met dezelfde thematiek hebben beziggehouden.9 In week zeven was een moment gepland voor feedback van werk in wording. Twee praktijkdocenten waren daarbij betrokken. Aan het einde van het programma in week acht stond de presentatie gepland van ‘de puber inbeeld’ naast al het andere wat in de werkgroepen ontstaan was. Momenten voor zelfstudie waren in 2010 niet in het rooster in beeld gebracht. In het rooster stond studietijd voor de werkgroep aangegeven. Dat waren momenten in het rooster die de werkgroepen konden inzetten om aan hun opdrachten te werken. Tijd voor beeldend werk was daarbij ingecalculeerd. In vier weken tijd komen tot een proces waarbij het onderwerp, de puber, zowel inhoudelijk als beeldend verkend is en vorm krijgt bleek in 2010 niet haalbaar.10 Bij de evaluatie hebben studenten aangegeven dat ze de beeldende verwerking van ‘de Puber in beeld’ ervaren hebben als een bijzaak. Ze vonden het moeilijk serieus te nemen vanwege de beperkte tijd die ervoor beschikbaar was. Tevens hadden ze er moeite mee dat het onderwerp, de puber, gegeven was. Er waren verwachtingen dat het derde studiejaar wat betreft de beeldende praktijk geheel vanuit een eigen inhoud en thematiek vorm gegeven kon worden. Een opgelegd thema paste niet in die verwachting. De studenten geven in de evaluatie aan geen samenhang te hebben ervaren tussen ‘de puber in beeld’ en de andere onderdelen van het programma. Ook al is expliciet binnen psychologie de ‘puber’ als doelgroep centraal gesteld en hebben studenten veldwerk gedaan. Uit de evaluatie met de docenten kwam naar voren dat zij aangenaam verrast waren door de diversiteit van inhouden waarmee de studenten hun ‘puber’ vorm hadden gegeven. Zij waren ook verrast door de eigen signatuur van de student die in het werk zichtbaar werd. Naar aanleiding van de ervaringen van 2010 is het volgende besloten. Voor 2011 zijn de zelfstudiemomenten voor beeldend werk in het rooster zichtbaar te maken. ( zie figuur 6). Daarnaast is direct de eerste week van het programma de opdracht ingeleid. De momenten waarop studenten met een begeleider over het werk kunnen praten zijn uitgebreid ten opzichte van 2011. De keuze om gedurende het programma meer mogelijkheden te creëren om met een begeleider over 9 Door ziekte van de docent is dat week vijf geworden. 10 Besloten is om de studenten gedurende de stage door te laten werken en na de stage in januari de presentatie van hun ‘Puber in beeld’ plaats te laten vinden.
16
het beeldend werk te spreken komt voort uit de wens om het hele programma af te sluiten voordat de stage begint.11 Ook de mogelijkheid om met elkaar te spreken over het beeldend werk met de puber als onderwerp biedt de mogelijkheden tot het verbreden van de eigen blik op de puber. Er zijn in 2011 drie praktijkdocenten betrokken geweest als begeleiders die afwisselend wekelijks, met uitzondering van week 4, met een deel van de groep het werk in wording bespraken. De afsluiting van het programma is gepaard gegaan met een tentoonstelling van ‘de puber in beeld’. Week 1 Ma
Week 2
Week 3
Werkbespreking In deelgroep met docent
Presentatie En feedback met docenten
Week 4
Week 5
Week 6
Week 7
Week 8
Week 6
Week 7
Week 8
o
Ma m Di
o
Di
m
Wo o Wo m Do
o
Do
m
Vr
o
Vr
m
zelfstudie
Figuur 5. Overzicht ingeroosterde begeleidingstijd 2010
Week 1 Ma
Week 2
Week 3
Week 4
Week 5
o
Ma m Di
o
Di
m
Wo o Wo m
11 In 2010 bleek dat de stage zoveel aandacht en concentratie vroeg dat studenten het lastig vonden om daarnaast ruimte te maken voor hun beeldend werk.
17
Do
o
Do
m
Vr
o
Vr
m
zelfstudie
Werkbespreking In deelgroep met docent
Presentatie En feedback met docenten
Figuur 6. Overzicht ingeroosterde begeleidingstijd 2011
Het valt op dat in het begeleidingstraject van ‘ de puber in beeld’ in de begeleiding alleen praktijkdocenten geplaatst zijn. De vraag is gerechtvaardigd of we wanneer we de samenhang tussen theorie en praktijk belangrijk vinden ook bij het begeleidingstraject de ‘puber in beeld’ theoriedocenten moeten betrekken en andersom.
18
5. Samenhang Hoe ervaren studenten de samenhang tussen theorie en praktijk en hoe waarderen ze die samenhang? Als eind oktober 2011 studenten hun werk tentoonstellen komt er een beeld tevoorschijn van de puber in al zijn veelzijdigheid. Vierentwintig werken die ieder de eigen signatuur dragen van de student en diens visie op een bepaald aspect van de puber. Wij als docenten zijn enthousiast. Wordt in deze tentoonstelling duidelijk dat het mogelijk is om samenhang te krijgen in theorie en praktijk? Hebben we eindelijk een vorm gevonden waarbij ogenschijnlijk onverenigbare domeinen op elkaar inwerken?
5.1 Analyse gebruikte referenties Welke rol speelt het denken over de puber in relatie tot de verbeelding van de puber? Om hier meer grip op te krijgen is een analyse gemaakt van de uitspraken die de studenten hebben gemaakt over hun werk en hoe ze tot hun werk zijn gekomen. Bij de analyse is gekeken naar de aard van de gebruikte referenties. Met referenties wordt bedoeld al datgene wat studenten intentioneel aan externe bronnen betrekken bij het tot stand komen van het beeldend werk.
Uit de analyse zijn de volgende categorieën gedestilleerd: Voorkennis: -
-
Herinneringen aan de eigen puberteit Waarneming en ervaring met een familielid in de puberteit Eigen ervaring in werken met jongeren Ervaring via de hulpverlening
Opgezochte informatie in de vorm van tekst: -
Artikelen, krantenartikelen, tijdschriftartikelen, wetenschappelijke artikelen boeken internet
Informatie van pubers zelf: -
tekeningen dagboeken kamerinrichting gesprekken foto’s op sociale media
Beelden in de media van jongeren:
19
-
Tv series Sociale media Documentaires Films
Referenties uit de beeldende kunst zoals: -‐ -‐ -‐
Nathalie Djurberg Lily van den Stokker William Kentridge
De diversiteit aan referenties die gebruikt zijn in het proces om tot beeldend werk te komen zou je, in de eerder geschetste opvatting over praktijk en theorie, als theorie kunnen beschouwen. 5.2 De puber en door studenten gekozen inhouden Deze referenties hebben de studenten betrokken op de onderstaande inhouden. Opvattingen over pubers, beeldvorming van de puber: -‐ -‐ -‐ -‐ -‐ -‐ -‐ -‐ -‐ -‐ -‐
-‐
jong onbezonnen afzetten rebellie identiteit experimenteren bij vrienden en vriendinnen zijn eigen plek onhandigheid erbij willen horen aanpassen naast afzetten hangen
Fase: -‐ -‐
tussen kind zijn en volwassen worden puberteit en dementie
Subcultuur: -‐ -‐ -‐ -‐ -‐ -‐
-‐
rolmodel fantasiewereld sociale media fotografisch gedrag, de z.g. duckface muziek Rihanna, the story of my life subculturen in tv series zoals High school musical, Glee en gossipgirls gebruik van bepaalde symboliek
Uitzonderlijk gedrag: -‐ -‐ -‐
-‐
extreem gewelddadig extreem ondoordacht kiki kannibal criminaliteit
20
Bijzondere omstandigheden bij het opgroeien in puberteit: -‐ -‐ -‐ -‐
ziekte, eetstoornis beperking trauma ( seksueel geweld, psychisch geweld, kindsoldaat, troostmeisjes) psychotische ervaringen, hallucinaties, wanen, paranoia
Culturele verschillen in puberteit: -‐ -‐ -‐ -‐ -‐
rituelen inwijdingsrituelen jong uithuwelijken en gevolgen daarvan culturele uitsluiting islam en puberteit ( Sarah Maple)
Commercialiseren van puberteit: -‐ -‐
-‐
jonge modellen make up reclamebeeld
Het puber brein: -‐ -‐ -‐ -‐ -‐ -‐
creativiteit vermoeidheid stemmingswisselingen ontwikkeling van de hersenen prefrontale cortex i.v.m. risicovol gedrag toename van neuronen en synapsen
Fysieke veranderingen: -‐ -‐ -‐
groeispurt seksuele ontwikkeling relatie fysiek verandering en psychische verandering enerzijds nog kind anderzijds seksueel object
5.3 Docenten over samenhang Voor de docenten is overduidelijk van samenhang sprake. Zo schrijft A.Visser, docent psychologie, over de relatie tussen de opdracht voor psychologie en het beeldend werk ‘de puber in beeld’: ‘Ze observeren en interviewen een puber, maken hier een verslag van en presenteren dit in de groep. Daarbij koppelen ze hun bevindingen aan de theorie uit de lessen. Daarbij kiezen ze hun eigen focus. In het programma komen de volgende onderdelen aan bod: - lichamelijke ontwikkeling/seksualiteit - cognitieve ontwikkeling/puberbrein - identiteitsontwikkeling, waaronder virtuele identiteit/rol peergroup - morele ontwikkeling en opvoeding - beeldvorming media over jongeren Ik zie veel terug van de lichamelijke ontwikkeling in het werk van bijv. Joris, Maren, Celien, Talitha, Kirsi. Mathieu Van identiteitsontwikkeling bij: Pieter, Annemieke en Lisette. Martine, Kachiri en Cecilia (virtuele identiteit) Peergroups: Robert, Martine, Steffeni en Leo
21
Morele ontwikkeling: Niek Verder zie ik heel duidelijke samenhang tussen het beeldend werk en de lessen psychologie. De vraag is of ze de lessen een meer onbewuste invloed hebben gehad op hun ideevorming. Ik ben benieuwd wat zij zouden zeggen over samenhang als ze de inhoud van de lessen nog eens leggen naast al het beeldend werk. Dan móet je toch samenhang zien?’
Annemiek Vera heeft de studenten bij het beelden werk begeleid. Zij zegt: Het is een soort driehoek. Het zelf, de stage en theorie. Het is goed dat ze weten welke groep ze straks voor zich hebben. Het is goed te zien dat dat samenkomt. Door deze werkwijze is de verdieping in het beeldend directer. Ze zijn er actiever mee bezig. Wanneer studenten met elkaar spreken over het werk krijgen ze van elkaar een ander aspect van die puber te horen en vullen ze elkaar aan.
Margreeth Kortekaas begeleidt studenten in het proces en was vanaf het begin betrokken bij de opzet. Zij zegt over samenhang: Door in groepen te bespreken op zowel de inhoudelijke als formele kant krijgen studenten van elkaar hun schijnwerper op een bepaald aspect van de puber. Ze vullen elkaar hierin aan.
5.4 Studenten over samenhang Deze vraag naar samenhang is voorgelegd aan de huidige derde jaars studenten en aan studenten die in 2010 het programma gevolgd hebben en nu 4e jaars zijn.12
12 De vierde jaars hebben de enquête ingevuld ruim een jaar nadat ze aan het programma hebben deelgenomen.
22
aantal 3ejaars studenten
9 8 7 6 5 4 3 2 1 0 1
2
3
ja een beetje nee
figuur 7. 3e jaar 2011: Vind je dat er bij het programma onderdeel de puber in beeld sprake is van samenhang tussen theorie en praktijk?
aantal 4e jaars studenten
14 12 10 8 6 4 2 0 1
2
3
ja een beetje nee
figuur 8. 4e jaar 2010: Vind je dat er bij het programma onderdeel de puber in beeld sprake is van samenhang tussen theorie en praktijk?
Opvallend is dat studenten met name kiezen voor de positie tussen ja en nee in. Het grootste deel van de studenten ziet kennelijk wel een zekere relatie maar zegt niet volmondig ja. Aan de ander kant is het aantal studenten dat op deze vraag ‘ja’ antwoord hoger in 2011 dan in 2010. De door de docenten geconstateerde samenhang wordt dus niet ten volle door de studenten ervaren. 5.5 Toelichting 4e jaar’ s studenten op samenhang In hun toelichting op deze vraag geven 4e jaar’ s studenten de volgende antwoorden bij ‘nee’:
23
‘Ik wil ook wel toelichten waarom ik vind dat het niet zo is: Het enige waar voor mij 'samenhang' tussen is, is dat het thema de puber is, maar voor mij had het niets te maken met de lessen psychologie, de puber op school, lesgeven, educatie, iets wat ook maar aan de stage gerelateerd was o.i.d. Ik weet echter wel dat anderen wel inspiratie uit de psychologielessen of uit hun stage hebben gehaald.’
De overige studenten die ‘nee’ hebben ingevuld geven geen toelichting. In hun toelichting op deze vraag geven 4e jaar’ s studenten de volgende antwoorden bij ‘ja’: ‘ABSOLUUT EEN LINK! Beeldend onderzoek doen naar de puber vind ik een interessante, creatieve, zeer praktijkgerichte onderzoekende houding naar de doelgroep waarmee je later gaat werken! Ik vond dit een zeer nuttig project! Goed concept! Ik kon mijn fascinatie voor de manier waarop de leerlingen met elkaar communiceerden in contrast tot hoe de leraar tot hen communiceerde, verwerken in beeldend werk.’ ‘Ik maakte zelf een link door werk over mijn leerlingen te maken. Je voelt je wel een beetje gedwongen omdat het onderwerp bepaald is wat het best lastig maakt.’
In hun toelichting op deze vraag geven 4e jaar’ s studenten de volgende antwoorden bij ‘een beetje’:
‘leren over werken met pubers en gedrag van pubers aan de ene kant, en bij puber in beeld je eigen visie/fascinatie over pubers onderzoeken. Vond ik elkaar wel mooi aanvullen. Je gaat dingen uit de theorie beter begrijpen als je er ook praktisch mee aan de slag gaat.’ ‘het onderwerp, in mijn beeldend werk toen heb ik de puber betrokken bij het beeldend proces wat ik al gestart was. In mijn stage was de puber ook het onderwerp. Verder heb ik niet meer inzichten in de puber gekregen via mijn beeldend werk, maar meer vragen. wat ik prima vond.’ ‘Ik zie het als een verdieping van een onderwerp dat je zelf interessant vind.’ ‘Ik denk dat het er aan ligt in hoeverre je er zelf voor kiest delen uit de theorie te gebruiken voor de praktijk. Ik heb zelf een boek gelezen, het puberende brein en ik heb vanuit de lessen psychologie elementen gepakt als inspiratiebron.’ ‘We worden wel geacht om met pubers te werken alleen wordt er binnen de theorie veels te weinig informatie over deze doelgroep gegeven, het blijft naar mijn idee te vlak!’
5.6 Toelichting 3e jaar’ s studenten op samenhang Er is één student die in het 3e jaar heeft aangegeven dat hij geen samenhang ziet tussen theorie en praktijk. Deze student geeft echter geen toelichting. In hun toelichting op deze vraag geven 3e jaar’ s studenten de volgende antwoorden bij ‘ja’:
24
‘Omdat je bezig bent met de ontwikkeling van de puber zoals bij psychologie heb ik veel geleerd over het denken van de puber en hoe je daarmee om kan gaan. In het beeldend werk zag ik mijn eigen ervaring als puber terug en ging het op een andere manier bekijken.’ ‘De praktijk is voortgekomen uit de theorie, en dat is een goede manier om de twee samen te laten komen.’ ‘Psychologische redenen (bv. waarom puber(meisje)s vaak er veel op elkaar willen lijken en niet op willen vallen.)’ ‘De theorie die ik bij psychologie heb gehad heeft wel invloed gehad in het werk dat ik gemaakt heb.’ ‘Pubergedrag (en ook: de groei van het lichaam van pubers) hebben we bij psychologie besproken en maak je ook mee tijdens de stage. Dat was voor mijn beeldend proces een belangrijk onderdeel.’ ‘onderzoek naar de belevingswereld in zowel theorie als praktijk. de geestelijke veranderingen en ontwikkelingen. De opvallende kenmerken, de interessante kenmerken verklaard vanuit beeldend werk en theorie’
In hun toelichting op deze vraag geven 3e jaar’ s studenten de volgende antwoorden bij ‘een beetje’: ‘Ik ben er vanuit gegaan dat je met theorie bedoelt, Psychologie en andere vakken. Ik ben het er een beetje mee eens, omdat ik vind dat hetgeen wat we bij Psychologie hebben geleerd, wel hanteerbaar was in de praktijk. Verder hebben sommige van ons die de workshops hadden gemaakt en bijgewoond, de dingen die ze bij de workshop hebben geleerd, weer toegepast in hun eigen werk. Maar ik wil zeggen dat deze wisselwerking wel erg miniem was.’ ‘De theorie is gericht op echt de praktijk en het lesgeven, de praktijk is meer gericht op de puber en zijn ontwikkeling. Niet zozeer met onderwijs.’ ‘De gedachtegang die pubers hebben. En het proces dat in de hersenen tijdens de puberteit zich voordoet. Daar was ik mee bezig in mijn beeldend proces, maar we kregen er ook theorie over bij het vak psychologie.’ ‘Je kunt in dit programma je interesses in de puber beeldend onderzoeken. Dit is natuurlijk een boeiende invalshoek, want: verplicht je eigen onderwerp loslaten levert verassingen op. Maar tegelijkertijd zoek je ook wel iets in die puber om aan je eigen interesses te laten aansluiten.’ ‘pff is eigenlijk best lastig. je bent constant met de puber bezig, je leert allemaal theoretisch nieuwe dingen over de puber. Deze feiten zoek je toch op in je werk.’ ‘Dingen die ik heb geleerd over pubers heb ik kunnen herkennen in mijzelf. Mijn eigen puberteit speelde voor een groot deel mee in mijn beeldend proces, maar ik heb ervoor gekozen om een kenmerk van de puber (die ik dus ken uit de theorie) te koppelen aan beeldend - de houding’ ‘het proces zorgde ervoor dat ik ook andere aspecten van de puber ging onderzoeken dan dat we tijdens onze lessen hadden. Ik zag verder qua inhoud weinig overlap. Alleen met psychologie wel een beetje.’
25
‘Het beeld wat ik heb gekregen van de meisjes in mijn klassen waar ik stage liep. Een gedeelte was al heel volwassen qua seksuele uitstraling.’
Opvallend is dat in de toelichting met name die onderdelen worden genoemd die in een lessituatie naar voren zijn gekomen. Zo wordt met name naar de lessen psychologie verwezen. De andere referenties die zij betrokken hebben bij het maken van het werk worden nauwelijks genoemd. 5.7 Samenhang psychologie en Puber in beeld Op de vraag of ze bij het tot stand komen van de ‘puber in beeld’ gebruik hebben gemaakt van informatie uit de lessen psychologie antwoordt één van de 14 studenten uit het derde jaar hierop nee. Zes van de zestien 4 jaar’ s antwoorden hierop nee. (Zie figuur 7) De toelichting bij deze vraag wordt door de 3 jaar’ s aanzienlijk uitgebreider beantwoord dan de vierde jaar’ s. 16 14
aantal studenten
12 10 8 6
Reeks1
4 2 0 1
2
1. 4e jaar zien samenhang tussen het vakgebied psychologie en hun beeldend werk 2.3e jaar jaar zien samenhang tussen het vakgebied psychologie en hun beeldend werk
figuur 9. Samenhang vakgebied psychologie en beeldend werk
Antwoorden op deze vraag van de derde jaar’ s: ‘De psychologische kant van de puber, het veranderen en het zoeken naar een eigen identiteit.’ ‘Ontwikkelingen binnen de puberteit. Cognitieve ontwikkeling waarbinnen het zelfbeeld en ik ideaal belangrijk is.’
26
‘Hoe het groeien van het lichaam ook dingen doet met je psyche. En dat je je te klein voor je lichaam voelt als je heel snel groeit en daardoor klungelig voelt.’ ‘Het belang van de groep en leeftijdsgenoten voor de ontwikkeling van de puber. Maar ook het onderdeel over de houding van pubers, altijd moe etc. door psychologische en fysieke veranderingen.’ ‘Dat weet ik nu niet zo een twee drie uit mijn hoofd. weet wel dat de lessen mij inspireerde en nieuwe inzichten gaven. Vooral de gesprekken/discussies tijdens de les.’ ‘Weet ik zo niet meer. Vaak gaf ze uitleg over de fasen en daar kon je dan mooi op inspringen in je eigen beeldend werk. Voor mijn interesse met de puber had ik toch meer informatie nodig dan wat voorkwam in de lessen. Uit die andere bronnen kwam dan ook de meeste informatie.’ ‘ invloed van het veranderende lichaam op het puberbrein.’ ‘Vooral over de fases van identiteitsvorming.’ ‘Over kinderen en hun overgang naar puberteit.’ ‘Groepsgedrag, lichamelijke verandering, ontwikkeling van de hersenen: Niet de gevolgen van hun acties kunnen overzien, vergeetachtig zijn, onverantwoordelijk zijn, etc’ ‘Verklaring van het feit dat gevolgen van gedrag niet goed ingeschat kunnen worden en het gevoel van 'onkwetsbaarheid' en het zoeken naar eigen identiteit door middel van het aansluiten bij een vriendengroep of subgroep.’ ‘Voornamelijk de identiteitsontwikkeling.’
In dit onderzoek zijn echter de teksten betrokken die de studenten hebben geschreven bij hun werk en over hun werk. Zoals eerder vermeld zijn de referenties die zij gebruikt hebben tijdens het tot stand komen van hun werk zeer divers: lezen van boeken, artikelen uit kranten en tijdschriften, internetsites, observatie van pubers en vraaggesprekken met pubers, beeldend kunstenaars bekijken, bekijken van beeldvorming over pubers in media. Deze referenties geven zij aan als van belang voor het tot stand komen van hun beeldend werk. Naar de lessen psychologie is in de enquête apart gevraagd. Hoe kan het dat studenten deze vormen van referenties die ze betrokken hebben op hun beeldend werk niet automatisch scharen onder wat theorievorming genoemd wordt en docenten wel? Margreeth Kortekaas zegt daarover: Het is een beetje een schools roosterachtig idee van theorie wanneer ze theorie alleen koppelen aan het vak psychologie.
27
6. Transfer In hoeverre is het begrip transfer hier van belang? Transfer hebben we in het programma centraal gesteld. In de uitwerking is benadrukt dat gezocht diende te worden naar transfer van kennis en vaardigheden van het ene domein naar het andere, theorie en praktijk, en van het geleerde op de opleiding naar de praktijk van de stageschool. Voor drie delen van het programma lukt het die transfer te bewerkstelligen. Voor het vierde deel ‘ de puber in beeld’ blijkt dat studenten wel de verbinding zien tussen psychologie en hun puber in beeld. Daar leggen ze een relatie tussen theorie en praktijk. De andere referenties die ze gebruikt hebben om tot hun beeld van de puber te komen en die helpen bij het nadenken en theoretiseren over de puber worden, zo lijkt het, niet gezien als theorie. Kan het zijn dat ze deze inhoudelijke verkenningen beschouwen als deel van het van artistiek onderzoek? Transfer is een fenomeen dat in de praktijk van opleiden gezien wordt als problematisch. Hoe vaak constateren we niet dat het lijkt dat studenten wat ze in het ene leergebied leren niet weten in te zetten of te verbinden aan het andere leergebied, of wat ze op de stageschool ervaren niet verbinden met het op de opleiding geleerde. Onder transfer wordt verstaan het vermogen om kennis en vaardigheden geleerd in een bepaalde context in te zetten en te gebruiken in een andere context. Het begrip is echter minder makkelijk te duiden als het op het eerste gezicht lijkt. 6.1 Klassieke transfer theorieën Transfer werd aan het begin van de 20ste eeuw gezien als het transfereren van kennis die geleerd was in één taak naar een andere taak. Dit denken over transfer richtte zich op identieke elementen die zowel in de ene taak als in de andere taak aanwezig moeten zijn om transfer plaats te laten vinden.13 In het huidig denken over transfer wordt deze vorm van transfer beschouwd als reproductieve transfer. Het gaat dan om het gebruiken en toepassen van reeds geleerde kennis. Op deze gedachte is voortgegaan vanuit de invalshoek van de Gestaltpsychologie waarbij de aandacht verschoof van identieke elementen naar een bundeling van identieke elementen tot configuraties, relaties en patronen. Je krijgt a.h.w. inzicht in de structuur van een probleem. In dit denken over transfer wordt ervan uitgegaan dat transfer plaats kan vinden wanneer regels en principes tot abstracties zijn gevormd in een context en vervolgens gebruikt kunnen worden in een andere context.14 Wanneer sprake is van abstracties uit een context die 13 Thorndike 1901 14 Gestalt theoretici zoals Wertheimer 1949
28
worden toegepast in een andere context is sprake van begrijpend leren hetgeen gezien wordt als een complexer mentaal proces. Het onderscheid tussen nabije en verre transfer, dat gezien kan worden als een continuüm, heeft betrekking op bovenstaande opvatting op transfer. Bij nabije transfer gaat het om een grotere mate van gelijkenis tussen de leer- en transfersituatie dan bij verre transfer. Verre transfer komt veel minder vaak voor wanneer het vanuit deze optiek bekeken wordt dan nabije transfer. 6.2 Kritiek op klassieke transfer theorieën Er is veel kritiek gekomen op wat de klassieke transfer theorieën genoemd worden. Die kritiek heeft betrekking op een aantal punten. In het klassieke transfer begrip wordt als bewijs voor het optreden van transfer vooral gekeken naar van te voren als juist in kaart gebrachte specifieke overeenkomsten tussen de ene taak en een andere taak. Er wordt gekeken of een proefpersoon een principe of strategie kan toepassen in een nieuwe context. Er is sprake van een controle groep en er wordt gekeken of proefpersonen uit de experimentele groep beter presteren dan een controle groep. Als dat zo is, kan er gesproken worden van positieve transfer15. Belangrijke kritiek op deze klassieke transfer theorie is dat het hier met name gaat om kennis die gedecontextualiseerd is, dat wil zeggen los gemaakt is van ervaringen. Deze decontextualisaties zijn op expertgedrag gebaseerde generalisaties. Leren zo menen de critici vindt echter juist altijd plaats via ervaringen. Ervaringen en bedoelingen van degene die leert worden in de klassieke transfer theorie genegeerd. Kennis is niet te scheiden van de situaties waarin die kennis zich ontwikkelt en gebruikt wordt. Kennis is gebonden aan cultuur, sociale interacties, context en voorgeschiedenis en deze bepalen mede of er sprake is van transfer. In de meeste studies naar het optreden van transfer worden deze factoren niet betrokken. 6.3 Andere perspectieven op transfer Deze kritiek heeft geleid tot een andere invulling van het begrip transfer. Een van die invalshoeken is het kijken naar processen die spelen bij het leren. Dit perspectief wordt actor oriented perspective genoemd.16 Het is het handelingsperspectief van de lerende die centraal wordt genomen. Welke activiteiten van de lerende worden ingezet en zijn van belang in nieuwe situaties? Transfer wordt in deze opvatting gezien als de invloed van eerdere activiteiten van degenen die leren op hun handelen in nieuwe situaties. Een ander belangrijk perspectief op leren en op het kunnen optreden van transfer komt vanuit de gedachte van het leren van kennis en 15 Naast positieve transfer kan zo ook gekeken worden naar negatieve transfer. In dat geval worden principes uit de ene taak niet correct toegepast op een andere taak of context. 16 Lobato, J. 2003
29
vaardigheden plaats vindt in contexten die gericht zijn op de manier waarop ze in de werkelijkheid kunnen worden toegepast. Voor onderwijsgevenden is het zaak de lerenden zo dicht mogelijk in een situatie te brengen waarin zij nieuwe ideeën en gedrag kunnen inzetten. J. Lave en E. Wenger zijn belangrijke vertegenwoordigers van wat in de literatuur situated learning theory genoemd wordt. Hiermee reageren ze op de rol van abstractie in transfer. Abstractie wordt gezien als algemeen, ontdaan van bijzonderheden en toevalligheden en niet gebonden aan concrete situaties.17 Abstractie is het resultaat van iets dat ontdaan is van context en, zo is de gedachte, toepasbaar is op vele contextproblemen. Kennis volgens de situated learning theory is echter per definitie gesitueerd. Zonder context geen situatie en daarmee geen betekenis. 18 Bransford en Schwartz19 hebben in het kader van kritiek op de klassieke transfer theorie een model ontwikkeld dat ze Preparation for Future Learning (PFL) noemen. Uit onderzoek zou blijken dat er in veel gevallen geen sprake is van transfer. Zij verklaren dat vanuit het gegeven dat met name in de klassieke transfer theorie voornamelijk gekeken wordt naar replicatie en applicatie van kennis en vaardigheden waarbij expertgedrag uitgangspunt is. Bransford en Schwartz wijten het niet kunnen aantonen van transfer aan wat ze de Direct application Theory noemen, namelijk dat de lerende kennis direct moeten kunnen toepassen in een nieuwe situatie en dat dit individueel gedaan moet worden. De lerende moeten dit doen zonder het raadplegen van informatie, zonder overleg met anderen waaronder experts, dus in isolatie. Ze noemen dit laatste de methode van Sequestered Problem Solving. De directe toepassing en het werken in isolatie zou het niet kunnen aantonen van transfer kunnen verklaren. Transfer zou in hun optiek bekeken moeten worden vanuit het perspectief van het proces dat leidt naar de oplossing van het probleem en niet primair op het oplossen van het probleem. Transfer wordt door hun niet bekeken vanuit een geïsoleerd handelen maar vanuit een kennisrijke leeromgeving waarbij gebruik gemaakt kan worden van bronnen en anderen. Het kunnen stellen van vragen, het kunnen vergelijken van een probleem met andere situaties of in andere contexten zijn aspecten die kunnen leiden tot transfer. Het belangrijkste is dat er een situatie gecreëerd wordt waarin studenten hun denken kunnen plaatsen tegenover en met die van anderen, waaronder medestudenten en experts. 6.4 Transformatie Op basis van bovenstaande kritiek en nieuw onderzoek naar transfer is ook het begrip opnieuw bekeken en zijn voorstellen gedaan om een andere term te gaan gebruiken. Transfer zou teveel een statisch begrip 17 Nelissen,J.C.M. 2007 18 Oers, van J. 1998 19 Bransford,J, Schwartz, D. 2001
30
zijn dat met name betrekking heeft van eerder geleerde kennis toepassing in een andere situatie, in die zin reproductief. Lobato e.a. stellen het begrip transformatie voor omdat dat het proces van kennisconstructie beter aangeeft dat volgens hen speelt wanneer er sprake is van productieve transfer. De waarde van reproductieve transfer wordt overigens niet ontkent. Nieuwe onderzoek wijst echter op andere vormen van transfer waarbij de wijze waarop lerenden aangezet worden hun kennis opnieuw te reconstrueren en opnieuw na te gaan denken bepalend zijn voor het optreden van transfer. Dat aanzetten is een belangrijk gegeven omdat zonder een expliciet gemaakte uitdaging het optreden van productieve transfer niet vanzelfsprekend is. Uit dat onderzoek wordt, volgens Bransford en Schwartz, duidelijk dat om te komen tot transfer er informatie het beste via probleemformulering en probleemoplossen verkregen kan worden dan via het presenteren van informatie in de vorm van feiten. Het bekijken van een probleem vanuit verschillende invalshoeken en verschillende representatiesystemen vergroot de flexibiliteit van leren in nieuwe situaties. En als laatste wijst onderzoek volgens Bransford en Schwartz uit dat aandacht voor metacognitie, waarbij lerenden reflecteren op hun leerstrategieën, transfer bevorderen. 7. De relatie tussen theorie over transfer en ons transfer begrip Uit de verkenning van de theorie over transfer kan samengevat het volgende opgemerkt worden. De klassieke theorieën over transfer wordt bekeken of iemand het geleerde, gegeneraliseerd en gedecontextualiseerd, toe kan passen in een andere situatie. Heeft de transfersituatie grote overeenkomst met het geleerde en treedt transfer op kan gesproken worden van nabije transfer. Is de overeenkomst minder groot is sprake van verre transfer. Verre transfer treedt in de regel niet spontaan op. Kritiek op de klassieke transfer theorieën hebben o.a betrekking op de decontextualisatie van kennis, of geabstraheerde kennis. Kennis is per definitie gesitueerd en het bekijken van optreden van transfer zal dan ook gerelateerd moeten zijn aan op situaties die verwijzen naar de werkelijkheid. Verder is niet alleen het kennis repertoire van belang maar ook de wijze waarop iemand zijn keuzes maakt uit eerder verworven kennis en hoe de lerende handelt. Naast het handelen wordt ervoor gepleit om een omgeving te maken waarin lerenden niet geïsoleerd handelen maar met anderen, waaronder experts, in een kennisrijke leeromgeving. Het accent ligt niet alleen op oplossen van problemen maar op het proces waarbij tot oplossen gekomen wordt. Bij dat kijken naar het proces is metacognitie belangrijk omdat op die manier de lerende zijn leren bevraagt en leert bij te sturen. Alle theorieën benadrukken het belang van expliciteren van mogelijkheden voor transfer in de onderwijssituatie. Uit de wijze waarop we het programma hebben opgezet valt op te maken dat we bij bepaalde aspecten expliciet de verbinding hebben gemaakt tussen opleiding en werkveld. Bij het programma onderdeel de ‘puber in beeld’ is dat impliciet gebeurt. Toch hebben de meeste
31
studenten van 2011 aangegeven gebruik te hebben gemaakt van wat ze geleerd hebben bij psychologie in hun puber in beeld. Deze verbinding leggen ze wanneer ze er achteraf naar gevraagd worden waar ze samenhang zien tussen theorie en praktijk. Op dat moment wordt praktijk en theorie gezien zoals aangegeven in hoofdstuk 3. Het onderzoek dat ze gedaan hebben over de inhoud van hun beeldend werk wordt door een enkeling gekoppeld aan het concept theorie. Wij vermoeden dat de inhoudelijke verkenning voor het beeldend onderzoek door de meeste studenten beschouwd wordt als onderdeel van artistiek onderzoek en daarmee niet valt onder de noemer van theorie. Het programma de puber in beeld is sociaal georganiseerd in die zin dat de studenten weliswaar tot een eigen verbeelding komen maar dat ze in groepen met elkaar spreken over hun werk en de inhouden die ze daaraan koppelen. Docenten geven aan dat juist door dat onderlinge overleg het denken over de puber verbreed en verdiept wordt. De bronnen en referenties die studenten hebben gebruikt om tot hun puber in beeld te komen zijn gestuurd vanuit een eigen inhoud van waaruit ze hun puber wilden benaderen. Het is die inhoud die hen stuurt naar die referenties en waarmee ze, zonder dat de meesten zich daarvan bewust zijn, hun kennis over de puber verbreden en verdiepen. Het verbeelden in visuele vorm, dat wil zeggen in een ander representatiesysteem dan in tekst, zou volgens de theorie behulpzaam zijn bij het tot stand komen van transfer. Bij het beeldend werken was het onderwerp gegeven. Hoe het onderwerp te benaderen en beeldend te onderzoeken was aan de student. Dat betekent vanuit de gedachte van transfer dat de probleem formulering en het proces naar zoeken van een oplossing bij de student ligt. Uit de beschrijvingen die de studenten gemaakt hebben kun je opmaken dat ze op verschillende manieren hun eerdere ervaringen betrokken hebben en geput hebben uit kennis die ze eerder verworven hebben. Tegelijkertijd heeft het ze aangezet om op die eerder verworven kennis verder te gaan. De setting met de opdracht voor psychologie waarbij ze de doelgroep moesten onderzoeken en veldwerk moesten doen werkte mee omdat op die manier het onderwerp aan de realiteit gekoppeld werd en aan hun toekomstig werkveld. Wanneer we het laatste aspect dat genoemd is als voorwaarde voor het bewerkstelligen van transfer erbij betrekken, metacognitie, dan kan opgemerkt worden dat er wel aandacht is besteed aan wat studenten hebben gedaan. Hoe ze dat hebben gedaan en hoe ze kijken naar hun studeren kan meer aandacht krijgen. 7.1 aanbevelingen In het programma de puber in beeld zijn reeds voorwaarden gecreëerd om tot transfer te komen. Onderzoek naar het transfer begrip bevestigen dit. Door dit onderzoek is duidelijk geworden op welke aspecten van het programma het faciliteren van transfer versterkt kan worden. Dat heeft geleid tot de volgende aanbevelingen voor verbetering van het
32
programma: - Het verdient m.i. aanbeveling de verbinding tussen theorievorming en praktijk, en opleiding en werkveld expliciet te maken in het programma onderdeel ‘ de puber in beeld’. - Het verdient aanbeveling om het concept theorie zowel van studenten maar ook van de opleiding nader te bekijken en te verbreden. Kennis die verworven wordt in artistiek onderzoek, kennis die verworven is door ervaringen buiten de opleidingssituatie zijn naast kennis die in de context van de opleiding wordt opgedaan inzetbaar en, wanneer explicieter gemaakt, bruikbaar voor transfer. - Het verdient aanbeveling om bij het overleg tussen studenten niet alleen praktijkdocenten te betrekken maar ook docenten psychologie en didactiek en, indien mogelijk, stagedocenten. Zo kan expertise van verschillende kanten ingebracht worden. - Het verdient aanbeveling meer nadruk te leggen op metacognitie. Om expliciet studenten te laten nadenken over hoe ze te werk gaan en om strategieën te geven over hoe ze hun proces kunnen sturen en monitoren. - Er is meer onderzoek nodig om zicht te krijgen op de hoe het programma ‘de puber in beeld’ studenten helpt bij hun voorbereiding op de stage. - Artistiek onderzoek is in dit onderzoek terloops aan de orde gekomen. Wel is opgemerkt dat in het artistiek onderzoek, met name waar het de verkenning en articulatie van de inhoud betreft, veel gebruik gemaakt wordt van eerder opgedane ervaringen en kennis. Een verkenning van het begrip artistiek onderzoek en welke rol dit kan spelen in de beroepsvoorbereiding van de studenten wordt gezien als een zinvol vervolg van dit lopend onderzoek.
33
Toegift Bij de enquête onder de studenten was de laatste vraag wat het maken van ‘ de puber in beeld’ bij gedragen heeft aan hun kijk op de puber. 4e jaars Ik heb vooral nog meer geleerd over bijv. genderdysforie, transgender, etc. en ben daar ook verder mee gegaan in mijn beeldend werk, maar het heeft mijn kijk op de puber in het algemeen niet echt veranderd. Ik moet eerlijk zeggen, niet alleen mijn eigen werk, maar vooral het geheel aan alle invalshoeken van de verschillende klasgenoten heeft mij het beeld op de puber VERFRIST. Veel zaken wist ik ergens al, ver verstopt.. dit was zeer prettig! persoonlijke omgang en aandacht veranderen een kind positief omdat de docent ze beter begrijpt Ik ben me meer bewust geworden van hun taalgebruik en de codes die zij onder elkaar gebruiken. Nee, want het was vooral een onderzoek waarin ik zelf als puber het uitgangspunt was, daardoor heb ik vooral gezocht in mijn eigen geschiedenis. Echter heeft dit wel gezorgd voor een reflectie richting mijn eigen puberteit, maar heeft het niet mijn kijk op pubers be_nvloed. Mijn kijk op de puber is niet anders geworden. ik ben ze alleen nog vreemder gaan vinden. Het vreemde vond ik wel dat een opgelegd thema goed is voor je beeldende ontwikkeling. je focust je meer op technieken, focussen als het onderwerp je niet raakt. Wat in mijn geval zo was. Ik heb het ervaren als een rust pauze van mijn hoofd. Dat een overeenkomst in uitelijke kenmerken juist innerlijke verschillen versterken. Meer op de kijk op mijn eigen puberteit. Hoe ik bezig was met een ruimte voor mezelf te maken. Voornamelijk wat de media de pubers allemaal voorschoteld en wij daarna de pubers daarop afkeuren. Dat het een onwijs te gekke leeftijd is!!! heel inspirerend verrijkend en interessant!! Ik heb gemerkt dat pubers erg snel groeien en veranderen en zelf niet geod weten wat ze daarmee moeten doen. Dit heb ik niet gemerkt toen ik zelf een puber was. Bewust geworden over hoe snel je verandert in de puberteit en hoe verwarrend dat kan zijn. Je zoomt in op de puber en je kijkt gerichter. Zo dicht gefocust. Daar ben je eerder niet zo mee bezig.
3e jaars Het heeft me inzicht gegeven op wat er allemaal kan spelen in het hoofd, wetende dat we waarschijnlijk maar een fractie hebben geleerd over de puber. Erg spannend, Het dwingt ook een soort van respect af aan degene die in deze turbulente tijd zitten. Een inzicht in de extreme gebeurtenissen in het leven van extreme pubers. Een meer afstandelijke,
34
wetenschappelijke kijk op deze gebeurtenissen. Het praktijk stuk heeft ervoor gezorgd dat ik nu pubers zie en denk: ow ja dit hoort echt in de puberteit. Je herkent dingen maar weet ook hoe je op bepaalde dingen moet en kunt reageren. Het beeldend proces heeft niet heel veel toegevoegd, het was leuk om te doen, maar heeft me geen andere kijk gegeven. Ik ben me er bewuster van dat er zo veel sociaal gedoe is waar pubers mee te maken hebben -‐ dat al dat gestoei een functie heeft, dat "chillen" en "niks doen" een functie heeft, e.d. Ook ben ik me er bewuster van dat pubers ongeleide projectielen zijn en herken ik dat bijv. in het verkeer of waar ik werk sneller. Meer begrijpen hoe ik zelf als puber was en waarom. Dat ik niet de enigste was die opeens niet meer met mijn speeldgoed wilde spelen Het heeft me inzicht gegeven in hun gedrag en me begrip gegeven. Het hele blok heeft de kijk op de puber veranderd! Vooral hoe alles in je hersenen werkt als je puber bent. soms zien ze niet in hoe dom of vervelend ze zijn en dan neem ik het ze minder kwalijk. ik kan nu ook meer om ze lachen of juist beschermend over willen komen. De kwetsbaarheid van een puber, de maakbaarheid. De afhankelijkheid, de onzekerheid. De belangrijkheid, etc. werd allemaal maar weer eens extra benadrukt. In combinatie met docentschap zou ik zeggen dat ik dit terug ben gaan zien tijdens mijn stage, de 'probleem'leerling. Ik vond de puber in beeld voornamelijk goed vanwege dat problem based learning dat we in groepen deden. Superleerzaam. Ik vond het werk maken over de puber een minder groot succes. Maar het zal wel niet anders kunnen, want je kunt geen proces nog naast die intensieve dagen starten over een ander onderwerp. Dus goede keuze, maar jammer dat hier het eigen proces zo wordt ondergesneeuwd. Wat later niet echt meer goed komt. Niet tijdens de stage, en niet in de laatste maanden vanwege theorie. Niet zo zeer dat het mijn kijk op de puber veranderde, wel dat ik weer meer rondom het puber kader ging denken. dat de afstand even minder groot werd. Dat ik meer begrip voor ze heb, omdat ze zoveel veranderingen doormaken lichamelijk en geestelijk. Dat terwijl er zoveel van ze verwacht word. En ze dingen anders bekijken omdat de hersenen nog niet voledig volgroeid zijn, dat verkelaard soms een heleboel! Het geeft een wat specifiekere kijk. Je kunt een gedeelte onderzoeken en daardoor beter begrijpen Ik begrijp de periode van puberteit beter en kan nu snappen dat de puber er niet zelf voor kiest om zich te gedragen zoals hij/zij dat doet. Het heeft voor een groot deel te maken met de veranderingen die plaatsvinden in het lichaam en brein.
35
Literatuur Bloom, J., W., A Theoretical Model of Learning for Complexity: Depth, Extent, Abstraction, and Transfer of Learning, concepttekst, Department of Teaching and Learning Northern Arizona University, 2007 Bransford, J., D, Schwartz, D. ,L., Rethinking Transfer: A Simple Proposal With Multiple Implications, Vanderbilt University, Review of Research in Education, Chapter 3. Vol. 24 pp. 61-100, 2001 Calais, G.J., Haskell’s Taxonomies Of Transfer Of Learning: Implications For Classroom Instruction, national forum of applied educational research journal, volume 20, nr 3. 2006 Groenendijk, M.G.M., The splitt. Straddling between theory and practice, in The Reflexiv Zone, (2003) HKU Ellen Klatter, E., Thinking about Learning. Development of Learning Conceptions during the Transition from Primary to Secondary Education, Wageningen, 2003 Kneppers, H.C, Leren voor transfer. Een empirisch onderzoek naar de concept– en contextbenadering in het economieonderwijs. Academisch proefschrift, 2007 Korthagen, F &Tichelaar, A & Wubbels, T. Leraren opleiden met het oog op de praktijk. 2001 Korthagen, F.A.J., Leraren leren leren. Realistisch opleidingsonderwijs, geïnspireerd door Ph. A. Kohnstamm, inaugurale rede, 1998 Lobato J. Alternative Perspectives on the Transfer of Learning: History, Issues and Challenges for Future Research. The Journal of the Learning Sciences, 15(4), pp 431451. (2006). Nelissen, J.M.C., Recent onderzoek naar transfer, Freudenthal Institute SME, Universiteit Utrecht, 2007 Oers, van B., The fallacy of decontextualisation. Mind, Culture, and Activity, vol. 5, nr 2, 135-142.1998
36
Oers, van B. The Recontextualization of Inscriptions: an ActivityTheoretical Approach to the Transferability of Abstractions, lezing AERA, San Diego, April 16, 2004 D.D. Pratt, D.D., Conceptions of Teaching, Adult Education Quarterly, 42 (1992) 4, pp.203-220. Simons, P.R.J., Verschaffel, L., Transfer: onderwijs en onderzoek, Tijdschrift voor onderwijsresearch, 17, 1992, nr 1, pp 3- 16 Steffe, L., J. Gale (red.), Constructivism in Education, New Jersey, 1995, J. Vermunt, J. Leerstijlen en leerstrategieën van studenten: recente onderzoeksgegevens, Velon, 15 (1994) 3.
37
38
Module 1 3 jaar docentenopleiding Voorbereiding stageperiode e
Inleiding Voor jullie liggen een paar intensieve weken waarin gewerkt wordt aan jullie voorbereiding op jullie stage. De kern van deze weken kan worden samengevat als een zoektocht naar de kracht van het geleerde in de opleiding. Dat betreft zowel praktijk, kennis van kunst en cultuur als overdracht. In deze eerste 8 weken wordt veel van jullie verwacht. Het docententeam heeft zich intensief gebogen over deze 8 weken. Zij hopen dat dit programma jullie in staat stelt jouw kwaliteiten, de kwaliteit van de opleiding en die van de stageschool te verbinden. Je zult tijdens dit programma anders te werk gaan dan je tot nu toe gewend bent. Er staan slechts twee momenten vast geroosterd, psychologie en kunst algemeen. Toch zijn ook deze programma’s verbonden met de rest. Psychologie gaat met jullie het accent leggen op de doelgroep, dat wil zeggen jongeren in de leeftijd van 12 tot 18 jaar. Dit onderzoek is verbonden aan een praktijk opdracht die jullie krijgen namelijk
39
het verbeelden van de doelgroep. Bij kunst Algemeen wordt gewerkt op een manier die doet denken aan de werkwijze die jullie de rest van de week gaan hanteren. Hieronder vinden jullie respectievelijk een overzicht van de drie delen waaruit het programma bestaat, pp 3 t/m 8. Daarna volgt een overzicht waarin de relatie tussen de opleiding en de school wordt zichtbaar gemaakt, pp 9 t/m 11. Daarna beknopte informatie over de werkwijze en de te leveren producten, pp 12 t/m 20. We wensen jullie een goede voorbereiding op jullie stage toe.
Het docententeam.
Deel 1 Week 1 t/ m 4 A. Portfolio eigen werk en opdrachten voor scholen B. Analyse van eigen werk en opdrachten voor scholen op: - relatie vorm/ inhoud/ medium - proces - beeldend onderzoek - referentie - techniek - leereffecten C. Verkenning van de doelgroep voor de stage: jongeren van 12 tot 16 jaar D. Verwerken van gegevens in digitaal portfolio en website
40
maandag ochtend maandag middag
week1 30 aug/ 3 sept Introductie: programma Indelen werkgroepen Uitdelen werkgroeptaken selecteren opdrachten voor scholen onderbouw
dinsdag ochtend dinsdag middag
psy selecteren opdrachten voor scholen onderbouw
woensdag ochtend
digitaliseren opdrachten voor scholen onderbouw
woensdag middag
digitaliseren opdrachten voor scholen onderbouw
donderdag ochtend donderdag middag vrijdag ochtend
week2 6 sept/ 10 sept Introductie: Analyse eigen werk en opdrachten scholen
week3 13 sept/ 17 sept Input: Antoine Buissink
Analyseren eigen werk
Vormgeven portfolio
Analyseren schoolopdrachten psy Werkgroep: Analyseren eigen werk en schoolopdrachten Werkgroep: Analyseren eigen werk en schoolopdrachten kua
psy Werkgroep
Input: Antoine
kua
Werkgroep: Analyseren eigen werk en schoolopdrachten werkgroep: Analyseren eigen werk en school- opdrachten
Vormgeven portfolio
conclusies van analyse, uitspraken over wat je wilt ontwikkelen voor lessen.
peergroup intervisie werkgroepen vormgeving portfolio
Vormgeven portfolio
vrijdag middag
Deel 2 week 5 en 6 A. Inventarisatie van technieken en materialen waarover meer vaardigheid en kennis nodig is. B. Versterken van kennis van technieken en materialen. C. Experimenten en onderzoek met medewerking van de werkplaatsen. D.
41
Ontwikkelen van workshop voor mede studenten op het gebied van technieken en materialen. E. Samenstellen digitaal/ analoog werkboek technieken en materialen.
Deel 2
maandag ochtend
maandag middag
dinsdag ochtend dinsdag middag woensdag ochtend woensdag middag donderdag ochtend donderdag middag vrijdag ochtend
week5 27 sept/ 1 okt Verdeling technieken en materialen n.a.v. inventarisatie en analyse Werkgroep: verkenning materiaal en technieken en gebruik werkplaats en instructeur werkplaats psy
week6 4 okt/ 8 okt workshop techniek
Werkgroep: verkenning materiaal en technieken Werkgroep verkenning materiaal en technieken kua
Workshop techniek
Werkgroep: opzetten workshop materiaal en techniek werkgroep: opzetten workshop materiaal en techniek Organisatie workshops technieken
Workshop techniek
vrijdag
42
workshop techniek
psy
Workshop techniek kua
Workshop techniek
Evaluatie workshops Presentatie werkboek technieken en materialen
middag
Deel 3 week 7 en 8 A: Ontwikkelen van lessen voor de stageschool vanuit bevindingen van deel 1 en 2 en in overleg met stageschool B. Vormgeven van lessen voor de stageschool C. Werken aan eigen verbeelding doelgroep D. Formuleren onderzoeksvragen voor de stageperiode
week7 11 okt/ 15 okt Introductie: lesontwerpen. Werken aan lessen met betrokkenheid van stagescholen. Werkbespreking: feedback op beeldend werk van de doelgroep
week8 18 okt/ 22 okt Commentaar op lesbrieven Antoine
dinsdag ochtend dinsdag middag
psy
psy
werkgroep: ontwikkeling lessen stageschool
woensdag ochtend
werkgroep: ontwikkeling lessen stageschool
werkgroep: verwerking commentaar scholen op lesbrieven werkgroep: verwerking commentaar scholen op
maandag ochtend maandag middag
43
werkgroep: Bijstellen vormgeving vormgeven
woensdag middag donderdag ochtend donderdag middag vrijdag ochtend
lesbrieven kua
kua werkgroep: vormgeven lesbrieven werkgroep: vormgeven lesbrieven werkgroep: lesbrieven in concept naar Antoine en scholen
vrijdag middag
werkgroep: Bijstellen lesbrieven voor scholen werkgroep: Bijstellen lesbrieven voor scholen Presenteren: eigen werk doelgroep, website met lesbrieven, techniekenboek onderzoeksvragen stage Afsluiten programma
Relatie eigen werk en opleiding en school voor voortgezet onderwijs
WEEK
SCHOOL OPLEIDING
SCHOOL OPLEIDING TRANSFER
1 t/m 4
Documentatie; eigen werk fotograferen
analyse essentie opdrachten opl. analyse van proces analyse methode van doen van beeldend onderzoek analyse referenties analyse van techniek
Hoe verhouden deze twee componenten zich tot elkaar?
Bevragen kansen en mogelijkheden Opzoeken van uitdagingen
Verzamelen van beeldmateriaal werk van leerlingen en opdrachten via vakbladen, digischool, eigen ervaring analyse opdrachten op scholen analyse van proces analyse methode van doen van beeldend onderzoek analyse referenties schooltechnieken
Doel eind week 4: - Je hebt een goed vormgegeven digitaal portfolio gemaakt en de kernpunten van analyses goed verwoord en in beeld gebracht. - Je hebt een goed vormgegeven portfolio van schoolopdrachten met kernpunten van analyses goed verwoord en in beeld gebracht - Je hebt kansen en mogelijkheden benoemd van het eigen werk, de input van opleiding in relatie tot het voortgezet onderwijs aan de andere kant. - Je hebt je verdiept in de doelgroep van 12 tot 16 jarigen en onderzoeksvragen geformuleerd t.a.v. de doelgroep - Je hebt een start gemaakt met een beeldende verwerking van de doelgroep
44
WEEK
SCHOOL OPLEIDING
SCHOOL OPLEIDING TRANSFER
5 en 6
Technieken toegepast in eigen werk en bruikbaar voor onderwijs selecteren en je erin bekwamen. Workshop ontwerpen, uitvoeren en evalueren met medestudenten. Maken techniekenboek.
ontwerpen, uitvoeren en evalueren van workshop voor medestudenten over technieken geschikt voor scholen en het maken en vormgeven techniekenboek ‘beeld’ van de doelgroep creëren
Technieken toegepast op scholen en waarvan te weinig kennis is inventariseren, selecteren en je erin bekwamen. Workshop ontwerpen, uitvoeren en evalueren met medestudenten. Maken techniekenboek.
Doel eind week 6: - Je hebt je verdiept in een voor onderwijs toepasbare techniek. - Je kunt die techniek in een workshop overdragen aan medestudenten. - Je kunt op schrift informatie geven over die techniek en de toepassingen daarvan die bruikbaar is voor medestudenten. - Je hebt een start gemaakt met de beeldende verwerking van de doelgroep.
WEEK EIGEN WERK OPLEIDING
SCHOOL OPLEIDING TRANSFER
5 t/m 8
Eigen verbeelding van de doelgroep Leereffecten van de opleiding die bruikbaar zijn voor onderwijs betrekken bij lessen.
ontwikkelen en vormgeven van lessen voor betreffende doelgroepen vanuit bovenstaande bevindingen ‘beeld’ van de doelgroep creëren
45
Veldwerk Testen van lessen of lesonderdelen Onderzoek naar de doelgroep op basis van eigen vragen
Doel eind week 8: - Je hebt op basis van je eigen onderzoek een verbeelding gemaakt van de doelgroep. - Je hebt een serie lessen voor je stageschool gemaakt waarin gebruik is gemaakt van bovenstaand onderzoek en de raakvlakken tussen eigen werk en school. - Je hebt de verschillende producten verwerkt in een website.
46
Werkwijze: Er wordt gewerkt in werkgroepen van 6 personen. In iedere werkgroep zitten 3 stagekoppels*. In iedere werkgroep worden een aantal producten gemaakt. De volgende producten worden gemaakt: Individueel: 1. Digitaal portfolio van eigen werk van de afgelopen twee jaren. 2. Digitaal portfolio van lessen bestemd voor de onderbouw voortgezet onderwijs In stageduo: 3. Ontwerpen uitvoeren en evalueren van een techniek workshop en leveren van praktische informatie voor medestudenten over gebruik van techniek en toepassing daarvan op scholen. 4. Lessen voor de stageperiode in opdracht van of in samenwerking met de stagescholen. Als werkgroep: 5. Een website op basis van bovenstaande producten. * Er zijn studenten die alleen stagelopen.
De periode tot de stage is verdeeld in drie delen. In deel 1 staat het documenteren en analyseren van je eigen werk en opdrachten van de opleiding centraal. Daarnaast analyseer en documenteer je opdrachten voor de onderbouw die je verzameld hebt uit verschillende bronnen; de stageschool, je eigen middelbare school, de methodes, de vakbladen en internet. Beide analyses verwerk je in een digitaal portfolio. Deel 2 staat in het teken van het bijscholen in technieken die bruikbaar zijn voor de stagescholen. Deel 3 staat in het teken van het verwerken van de conclusies uit deel 1 en 2 tot voor de stage bruikbare lessen. De werkgroep werkt voor een groot deel zelfstandig. Waar nodig wordt ondersteuning gegeven door vakdocenten. Er is een vaste begeleider aanwezig op de maandagen. De werkgroep is verantwoordelijk voor het uitvoeren van de opdrachten die in globale zin gegeven zijn. De werkgroep probeert met elkaar de opdracht te begrijpen en tot een zinvolle uitvoering van de opdracht te komen. In de opzet voor de eerste 8 weken zul je niet alleen in de werkgroep werken maar ook individueel zaken moeten uitzoeken en veldwerk moeten doen, bijvoorbeeld op je stageschool. De indeling van samenkomen in werkgroepen en individueel of in
47
stageduo’s aspecten van de opdracht uitwerken bepalen jullie gezamenlijk. Per week wordt bepaald wanneer de werkgroep samenkomt en wat de doelen voor die week zijn. De begeleiding speelt hierin een rol op de achtergrond. Het is de werkgroep die samen de werkwijze bepaalt, de doelen vastlegt en werkafspraken maakt en controleert of de gemaakte afspraken zijn nagekomen. De begeleiding neemt daar niet aan deel maar bekijkt op afstand hoe dat proces verloopt en geeft daarop feedback. Omdat de begeleiding een rol op de achtergrond speelt krijgt de werkgroep een aantal verantwoordelijkheden die voorheen door een docent werden uitgevoerd. Per bijeenkomst zijn er beurtelings de volgende functie te vervullen; die van gespreksleider, notulist. Deze functies worden verdeeld. Een belangrijkste taak van de werkgroep is het komen tot een goede uitvoering van de opdracht. Voordat tot de uitvoering wordt overgegaan betekent het dat een aantal stappen gezamenlijk gezet moeten worden: Stap 1: oriënteren op de opdracht. Stap 2: Bepalen wat met de opdracht wordt bedoeld. Stap 3: Bepalen wat van de opdracht moet worden geleerd. Stap 4: Opstellen van leerdoelen. Wat stellen wij ons ten doel? Stap 5: Bepalen hoe de opdracht wordt aangepakt om de leerdoelen te behalen. Stap 6: Bepalen van afspraken. Stap 7: Uitvoeren van opdracht en zorgen voor rapportage De eerstvolgende bijeenkomst begint met het rapporteren van de uitkomsten van de opdracht. Ieder lid van de werkgroep heeft de opdracht uitgevoerd en heeft zijn of haar rapportage voorbereid. Ieder lid van de groep verwerkt de bijdrage van anderen in zijn/ haar eigen rapportage. Als de rapportage heeft plaatsgevonden en ieders bijdrage kritisch onder de aandacht is geweest, wordt gekeken hoe verder gewerkt wordt aan de opdracht. Bij de inbreng van een nieuwe opdracht begint de procedure opnieuw. Specifieke taken Er zijn een aantal specifieke taken in de werkgroep: Iedere week is een student van de werkgroep: gespreksleider of voorzitter of notulist Deze twee taken rouleren wekelijks zodat iedereen zich kan oefenen in de bij de taak behorende kwaliteiten. Degene die notulist is wordt de volgende week gespreksleider/ voorzitter. Het oefenen in die kwaliteiten is een onderdeel van het leerproces en maakt deel uit van de beoordeling. Gespreksleider of voorzitter De gespreksleider let zowel op de inhoud en aanpak van de opdracht als op het bevorderen van een goed werkklimaat. Taken van de gespreksleider/ voorzitter: -‐ gelegenheid geven aan werkgroepleden hun inbreng te leveren
48
-‐ -‐ -‐ -‐ -‐ -‐ -‐ -‐
bewaken van procedure (inclusief tijd) dat iedereen elkaar laat uitspreken ingrijpen bij ‘onderonsjes’ bemiddelen bij conflicten helpen via het doorvragen om gedachten juist te formuleren helpen bij het formuleren van eindconclusies zorg dragen voor duidelijke afspraken ……. Notulist Tijdens een werkgroepbijeenkomst maakt ieder zelf aantekeningen. Daarnaast is er een notulist. Taken van de notulist: - vastleggen van belangrijke zaken die besproken zijn - puntsgewijs of schematisch zaken noteren op een bord of sheet - notuleren kern van ieders inbreng en deze indien nodig weer onder de aandacht brengen - vastleggen probleem/ hoofdvraag en leervragen - af en toe de loop van het gesprek samenvatten - vastleggen gemaakte afspraken - verspreiden notulen voorafgaande aan eerstvolgende bijeenkomst Groepslid Naast de specifieke taak van voorzitter of notulist heeft ieder werkgroepslid de volgende taken: Taken van werkgroepsleden - maken van eigen aantekeningen - actief luisteren - actief en constructief participeren - in staat te zijn andermans inbreng te parafraseren - in staat zijn af en toe dat wat gezegd is samen te vatten - in staat zijn effect van eigen bijdrage in te schatten - houden aan gemaakte afspraken Begeleider De belangrijkste taak van de begeleider is het leerproces te bevorderen en het samenwerkingsproces te stimuleren van de werkgroep. De begeleider geeft geen concrete aanwijzingen en gaat niet inhoudelijk in op de leerstof maar bewaakt wel de diepgang ervan. Het is de begeleider die indien nodig een time out aanvraagt en probeert door middel van vragen de groep inzicht te geven in het verloop van het leerproces of het samenwerkingsproces. Taken van de begeleider - observeren en stimuleren van het leerproces - -‐ wanneer nodig en dienstbaar aan het leerproces ondersteuning te bieden - -‐ stimuleren van de werkgroep tot stellen van relevante vragen - -‐ Observeren en stimuleren van samenwerkingsproces - -‐ letten op participatie en taken groepsleden, gespreksleider en notulist - -‐ letten op methode van werken
49
Specifieke aspecten van werken in een werkgroep Discussiëren In de werkgroep zal geregeld gediscussieerd worden. Een discussie is een creatief gebeuren, waarbij je, door het samen denken en het samen praten, een bepaald doel wil bereiken. Onderstaande vragen kunnen daarbij van belang zijn: -‐ Is het doel van de discussie voor iedereen duidelijk? -‐ Heeft iedereen dezelfde informatie bij aanvang van de discussie? -‐ Neemt iedereen deel aan de discussie? -‐ Wordt er goed naar elkaar geluisterd? -‐ Wordt van tijd tot tijd een korte samenvatting gegeven van wat er gezegd wordt? -‐ Blijft men binnen het tijdschema? -‐ Wordt er op tijd aan de volgende stap in de discussie begonnen? -‐ Worden onduidelijkheden voldoende opgehelderd? Argumenteren Argumenteren is betogen of bewijsvoeren door gebruik te maken van juiste voorbeelden, feiten, ervaringen, uitspraken van gezaghebbend personen, stellingen die een standpunt rechtvaardigen Belangrijk is dat je daarbij - onderscheid aanbrengt tussen feit en mening - wat bij elkaar hoort onder een noemer brengt - argumenten in logische volgorde naar voren brengt - abstracties vermijdt eenvoudige taal gebruikt Presenteren/ rapporteren De werkgroep bepaalt gezamenlijk de aanpak en maakt werkafspraken. Steeds wordt ook bepaald wat er gedaan en onderzocht wordt en wanneer daar verslag van gedaan wordt. Helder presenteren en rapporteren is daarbij van wezenlijk belang. Niet alleen omdat je anderen inzage in het resultaat van jouw verwerking van de taak wilt geven maar ook als oefening in overdracht. Bijlage 2: Evaluatie Functioneren van de werkgroep: 1 Deze groep stelde zich duidelijk leerdoelen Deze groep werkte goed aan de hand van de gestelde leerdoelen In deze groep hield idereen zich aan de afspraken. Deze groep analyseerde een nieuwe casus met diepgang In deze groep werd kritisch gerkeken naar de informatie die ter tafel kwam
50
2
3
4
5
In deze groep werd genoeg ingebracht voor de besprekingen van de antwoorden op de gestelde leerdoelen Verlopen van de samenwerking: 1
2
3
4
5
Er werd in deze groep goed naar elkaar geluisterd. Je kon in deze groep in goed je mening kwijt In deze groep was vertrouwen in elkaars bijdrage Deze groep werkte stimulerend en motiverend In deze groep kon met op een veilige manier kritiek uiten Neem even de tijd om een antwoord te formuleren op de volgende vragen: -
Hoe maak je van de groep een echte werkgroep? Hoe heb jij bijgedragen aan het werkbaar maken van de werkgroep? Wat neem je jezelf voor bij een volgende werkgroep?
-
Hoe heb je gewerkt aan het beantwoorden van de vragen? Welke bronnen heb je geraadpleegd? Hoeveel tijd een aandacht heb je besteed aan het beantwoorden van de vragen?
-
Op welke manier heb je antwoorden op de gestelde vragen ingebracht? Vind je dat een zinvolle manier? Wat neem je jezelf een volgende keer voor?
-
Vind je dat je kritisch commentaar kunt leveren op de bijdrage van een groepsgenoot? Wat is er voor nodig om kritisch commentaar te leveren op een groepsgenoot? Hoe zou je dat een volgende keer kunnen aanpakken?
-
Vind je dat je kritisch commentaar hebt gekregen op je bijdrage? Vind je dat je iets met die kritiek gedaan hebt? Hoe wil je een volgende keer met de kritiek omgaan?
-
Welke afspraken zijn belangrijk om een werkbijeenkomst zinvol te laten verlopen? Wat doe je wanneer een groepslid zich niet aan de afspraken houdt?
51
Bijlage 2
Module 1 Programmaoverzicht 3e jaar doc 2011 Inhoud: Inleiding Programmaoverzicht deel 1 Programmaoverzicht deel 2 Programmaoverzicht deel 3 Inhoudelijk schema deel 1, 2, 3 Werkwijze Bijlage 1 PGO Bijlage 2 groepsevaluatie
3 4 7 10 13 16 22 30
52
Voorbereiding op de stage Inleiding Voor je liggen een paar intensieve weken waarin gewerkt wordt aan je voorbereiding op de stage. De kern van deze weken kan worden samengevat als een zoektocht naar de kracht van het geleerde in de opleiding en hoe dat ingezet kan worden in je stage. Dat betreft zowel wat je in de praktijk hebt geleerd, je kennis van kunst en cultuur als het geleerde over overdracht. In deze eerste 8 weken wordt veel van jullie verwacht. Je zult tijdens dit programma anders te werk gaan dan je tot nu toe gewend bent. Er staan slechts een aantal momenten vast geroosterd waaronder psychologie. Psychologie gaat met jullie het accent leggen op de doelgroep, dat wil zeggen jongeren in de leeftijd van 12 tot 18 jaar. Dit onderwerp is verbonden aan de praktijkopdracht waar je gedurende de eerste weken en we hopen ook tijdens je stage aan zult werken; namelijk het verbeelden van de ‘puber’. Gedurende module 1 heb je drie keer een werkbespreking over je beeldend werk over de ‘puber’. Hieronder vinden jullie respectievelijk een overzicht van de drie delen waaruit het programma bestaat en de doelen. Daarna volgt een overzicht waarin de relatie tussen de opleiding en de school wordt zichtbaar gemaakt. Daarna beknopte informatie over de werkwijze en de te leveren producten. We wensen jullie een goede voorbereiding op jullie stage toe.
Het docententeam.
Deel 1: Fusie opleiding en werkveld In week 1 t/m vier staan de volgende onderdelen centraal: A. de kwaliteiten opleiding B. de kwaliteiten van je eigen werk C. opdrachten van scholen D. lesontwerpen E. verbeelden van de ‘puber’
53
F. verwachtingen t.a.v. de stage, eigen vragen en zoektocht naar antwoorden Doelstellingen bij A en B: Je kunt de kwaliteiten van je eigen werk benoemen en in relatie brengen tot vorm, medium en inhoud, proces, beeldend onderzoek, referentie, techniek en leereffecten Je kunt de kwaliteiten van het geleerde in de opleiding benoemen en in relatie brengen tot vorm, medium en inhoud, proces, beeldend onderzoek, referentie, techniek en leereffecten Doelstellingen bij C en D: Je kunt schoolopdrachten beoordelen op het aandeel daarin van vorm, medium en inhoud, proces, beeldend onderzoek, referentie, techniek en leereffecten Je kunt lessen ontwerpen waarin je kwaliteiten die je van belang vindt voor lessen in de onderbouw Doelstellingen bij E en F: Je hebt een kennis van en inzicht in specifieke ontwikkelingen die zich afspelen in de leeftijd van jongeren van 12 tot 16 jaar Je kunt de ‘ puber’ op een eigen en persoonlijke wijze verbeelden
Deel 1: Fusie opleiding werkveld Accent op het goede van de opleiding in relatie tot je eigen werk en hoe dat te combineren met wat werkveld vraagt. maandag ochtend
maandag middag
dinsdag ochtend
week1, 5 tot 9 september
week2, 12 t/m 16 sept
week3,19 t/m 23 sept
Introductie: programma Indelen werkgroepen Uitdelen werkgroeptaken Introductie analyse: Port folio, selectie en analyse eigen werk Ellen enTil Beeldende verwerking Onderzoek doelgroep puber inspirerende voorbeelden en verkennen eigen fascinatie
Verwerken van analyse en komen tot ‘paraplu’document.
Waar zie je tegenop? Vragen oproepen op ge van pedagogiek, didakt onderwijskunde, klassenmanagement.
Margreeth Psy
54
presentatie van analyse, combinatie analyse werk opleiding en analyse schoolopdrachten. Uitspraken over wat je wilt ontwikkelen voor lessen. Til en Ellen psy
Ellen, Til Beeldende verwerkin Onderzoek doelgroep p inspirerende voorbeeld verkennen eigen fascin Groep b Margreeth Psy
dinsdag middag
Betrekken van fascinatieonderzoek Annebel Werkgroep: analyse Port folio, selectie en analyse eigen werk
woensdag ochtend
Werkgroep: Port folio, analyse eigen werk
woensdag middag
Werkgroep: Port folio, analyse eigen werk
donderdag ochtend
Analyse opdrachten scholen
donderdag middag
Til Werkgroep: analyse opdrachten scholen
vrijdag ochtend
werkgroep: analyseren schoolopdrachten
vrijdag middag
Beeldend proces
Veldwerk stageschool gericht op opdrachten en pedagogische, didactische en organisatorische kwesties Beeldende verwerking Verbeelding doelgroep puber inspirerende voorbeelden en verkennen eigen fascinatie Groep a Annemiek Veldwerk stageschool gericht op opdrachten en pedagogische, didactische en organisatorische kwesties Veldwerk stageschool gericht op opdrachten en pedagogische, didactische en organisatorische kwesties Veldwerk stageschool gericht op opdrachten en pedagogisch, didactische en organisatorische kwesties Beeldend proces
Beeldende proces
Roos van Leary
55
Werkgroep: onderzoek vraag
Werkgroep: onderzoek vraag
Werkgroep: Onderzoek vraag via literatuur en veldwerk Voorbereiding worksh klassenmanagement Voorbereiding worksh klassenmanagement
Workshop klassenmanagement (Per workshop 60 minu
Workshop klassenmanagement (Per workshop 60 minu Beeldend proces
Deel 2: vaardige handen Deel 2 staat in het teken van het bijspijkeren van technieken en materialen die op scholen veel gebruikt worden. De volgende onderdelen staan centraal: A. Inventarisatie van technieken en materialen waarover meer vaardigheid en kennis nodig is. B. Versterken van kennis van technieken en materialen. C. Experimenten en onderzoek met medewerking van de werkplaatsen. D. Ontwikkelen van een workshop voor mede studenten op het gebied van technieken en materialen. E. Samenstellen digitaal/ analoog werkboek technieken en materialen. Doelen: -‐ Je kent de meest gebruikte technieken en materialen waarmee op scholen gewerkt wordt. -‐ Je kunt met de technieken en materialen experimenteren -‐ Je kunt een duidelijk instructie geven over gebruik en toepassing van materiaal en techniek in de vorm van een workshop -‐ Je kunt helder en inzichtelijk werkinstructies maken voor materiaal en techniek
56
-‐
Deel 2: verdieping materiaal en technieken week5 week6 3 okt t/m 7 okt 10 okt/ 14 okt maandag Verdeling technieken en voorbereiden workshop of ochtend materialen n.a.v. werken aan digitaal inventarisatie en analyse platform Til maandag Beeldende verwerking voorbereiden workshop middag Verbeelding doelgroep puber techniek of werken aan inspirerende voorbeelden en digitaal platform verkennen eigen fascinatie Groep a Margreeth dinsdag psy psy ochtend dinsdag Werkgroep: verkenning voorbereiden workshop middag materiaal en technieken techniek of werken aan digitaal platform woensdag Werkgroep: verkenning Beeldende verwerking ochtend materiaal en technieken Verbeelding doelgroep puber inspirerende voorbeelden en verkennen eigen fascinatie Groep a Annemiek woensdag Beeldende verwerking Workshop techniek middag Verbeelding doelgroep puber (2x 45 minuten per inspirerende voorbeelden en workshop) verkennen eigen fascinatie Groep b Erik donderdag Werkgroep: opzetten Workshop techniek ochtend workshop materiaal en (2x 45 minuten per techniek/ bouwen website workshop) donderdag Werkbespreking: feedback Workshop techniek middag op beeldend werk van de (2x 45 minuten per doelgroep workshop) Margreeth, Annemiek, Erik vrijdag Organisatie workshops Evaluatie workshops ochtend technieken Presentatie werkboek technieken en materialen vrijdag middag
57
Deel 3: lesontwerpen In week 7 en 8 worden alle bevindingen verwerkt in lesontwerpen voor de stageschool en/ of voor de onderbouw van het voortgezet onderwijs. De fusie tussen opleiding en school komt in de lesontwerpen tot uitdrukking. Aan het einde van de periode wordt je beeldend werk, jullie digitaal platform met de lesontwerpen gepresenteerd en verantwoord. Daarnaast heb je een onderzoeksvraag geformuleerd die je gedurende de stage gaat onderzoeken. De volgende onderdelen staan centraal: A: Ontwerpen van lessen voor de stageschool vanuit bevindingen van deel 1 en 2 en in overleg met stageschool B. Vormgeven van lessen voor de stageschool C. Formuleren onderzoeksvragen voor de stageperiode
58
Deel 3: lesontwerpen
maandag ochtend
maandag middag
dinsdag ochtend dinsdag middag woensdag ochtend woensdag middag donderdag ochtend
week7, 17 okt/ 21 okt Introductie: Sessie over lesbrieven inhoudelijk en qua grafische vormgeving. Til, Ellen en gastdocent Beeldende verwerking Verbeelding doelgroep puber inspirerende voorbeelden en verkennen eigen fascinatie Groep B Margreeth psy
werkgroep: Bijstellen inhoud en vormgeving
psy
werkgroep: lesontwerpen werkgroep: lesontwerpen werkgroep: lesontwerpen
donderdag middag
werkgroep: vormgeven lesbrieven, afspraak met scholen voor feedback Simone werkgroep: vormgeven lesbrieven
vrijdag ochtend
werkgroep: vormgeven lesbrieven
werkgroep: Bijstellen inhoud en vormgeving Werkgroep: Bijstellen lesbrieven voor scholen werkgroep: Bijstellen inhoud en vormgeving werkgroep voorleggen definitieve ontwerp aan school werkgroep: Bundelen lesbrieven voor scholen en digitaal beschikbaar maken Beeldend proces beoordeling Margreeth, Annemiek, Erik Presentatie digitaal platform, lesbrieven, beeldend werk en afsluiten programma Ellen, Esther, Til Margreeth, Annemiek
vrijdag middag
week8, 24 okt/ 28 okt Commentaar op lesbrieven Inhoudelijk en qua vormgeving
59
Bijlage 3 statistiek enquête In totaal legden 31 mensen deze enquete af. Statistieken voor vraag 1 : In welk studiejaar zit je nu? 1.1 3e studiejaar 48.39% 1.2 4e studiejaar 51.61% Statistieken voor vraag 2 : Heb je je werk over de puber een titel gegeven? 1 ja 25.81% 2 nee 74.19% Statistieken voor vraag 3 : Indien ja, welke titel heb je je werk over de puber gegeven? Deze antwoorden werden gegeven: Ik heb twee schilderijen gemaakt, waarvan ik een van de twee een titel heb gegeven, namelijk de naam van de gene die ik geportretteerd had: Valentijn. Ik heb nee ingevuld. Nee. x klassentaal Kiki Kannibal nvt nee Homo homini lupus (de mens is een wolf voor zijn medemens) geen titel -‐ Welk gewerkt vanuit het uitgangspunt: als puber verloren in de wereld. We must all be the same Statistieken voor vraag 4: Vind je dat er bij het programma onderdeel ‘ de puber in beeld’ samenhang is tussen theorie en praktijk? 4.1 ja, helemaal mee eens 29.03% 4.2 een beetje mee eens
58.06%
4.3 helemaal niet mee eens 19.35% Statistieken voor vraag 5 : Bij 'ja mee eens' en 'voor een deel mee eens', kun je toelichten waar in het proces en product van jouw 'Puber in beeld' theorie en praktijk samenkomen? Deze antwoorden werden gegeven: Ik wil ook wel toelichten waarom ik vind dat het niet zo is: Het enige waar voor mij 'samenhang' tussen is, is dat het thema de puber is, maar voor mij had het niets te maken met de lessen psychologie, de puber op school, lesgeven, educatie, iets wat ook maar aan de stage gerelateerd was o.i.d. Ik weet echter wel dat anderen wel inspiratie uit de psychologielessen of uit hun stage hebben gehaald. ABSOLUUT EEN LINK! Beeldend onderzoek doen naar de puber vind ik een interessante, creatieve, zeer praktijkgerichte onderzoekshouding naar de doelgroep waarmee je later gaan weken! Ik vond dit een zeer nuttig project! Goed concept!
60
Ik ben er vanuit gegaan dat je met theorie bedoelt, Psychologie en andere vakken. Ik ben het er een beetje mee eens, omdat ik vind dat hetgeen wat we bij Psychologie hebben geleerd, wel hanteerbaar was in de praktijk. Verder hebben sommige van ons die de workshops hadden gemaakt en bijgewoond, de dingen die ze bij de workshop hebben geleerd, weer toegepast in hun eigen werk. Maar ik wil zeggen dat deze wisselwerking wel erg miniem was. Ik maakte zelf een link door werk over mijn leerlingen te maken. Je voelt je wel een beetje gedwongen omdat het onderwerp bepaald is wat het best lastig maakt. Ik kon mijn fascinatie voor de manier waarop de leerlingen met elkaar communiceerden in contrast tot hoe de leraar tot hen communiceerde, verwerken in beeldend werk. onderzoek naar de belevingswereld in zowel theorie als praktijk. de geestelijke veranderlingen en ontwikkelingen. De opvallende kenmerken,de interessante kenmerken verklaard vanuit beeldend werk en theorie nvt De theorie is gericht op echt de praktijk en het lesgeven, de praktijk is meer gericht op de puber en zijn ontwikkeling. Niet zozeer met onderwijs. Pubergedrag (en ook: de groei van het lichaam van pubers) hebben we bij psychologie besproken en maak je ook mee tijdens de stage. Dat was voor mijn beeldend proces een belangrijk onderdeel. De gedachtegang die pubers hebben. En het proces dat in de hersenen tijdens de puberteit zich voordoet. Daar was ik mee bezig in mijn beeldend proces, maar we kregen er ook theorie over bij het vak psychologie. De theorie die ik bij psychologie heb gehad heeft wel invloed gehad in het werk dat ik gemaakt heb. Bij het gemaakte werk zag je het verloren in de wereld zijn terug. Dit was een uitgangspunt wat ik zelf gekozen had en zou je als inhoudelijk kunnen zien. Vanuit de opleiding is er toen niet specifiek theorie aangeboden zoals ik het mij herinner. Psychologische redenen (bv. waarom puber(meisje)s vaak er veel op elkaar willen lijken en niet op willen vallen.) het onderwerp, in mijn beeldend werk toen heb ik de puber betrokken bij het beeldendproces wat ik al gestart was. In mijn stage was de puber ook het onderwerp. Verder heb ik niet meer inzichten in de puber gekregen via mijn beeldend werk, maar meer vragen. wat ik prima vond. Ik zie het als een verdieping van een onderwerp dat je zelf interresant vind. De praktijk is voortgekomen uit de theorie, en dat is een goede manier om de twee samen te laten komen. leren over werken met pubers en gedrag van pubers aan de ene kant, en bij puber in beeld je eigen visie/fascinatie over pubers onderzoeken. Vond ik elkaar wel mooi aanvullen. Je gaat dingen uit de theorie beter begrijpen als je er ook praktisch mee aan de slag gaat. Ik denk dat het er aan ligt in hoeverre je er zelf voor kiest delen uit de theorie te
61
gebruiken voor de praktijk. Ik heb zelf een boek gelezen, het puberende brein en ik heb vanuit de lessen psychologie elementen gepakt als inspiratiebron. Je kunt in dit programma je interesses in de puber beeldend onderzoeken. Dit is natuurlijk een boeiende invalshoek, want: verplicht je eigen onderwerp loslaten levert verassingen op. Maar tegelijkertijd zoek je ook wel iets in die puber om aan je eigen interesses te laten aansluiten. nvt pff is eigenlijk best lastig. je bent constant met de puber bezig, je leert allemaal theoretisch nieuwe dingen over de puber. Deze feiten zoek je toch op in je werk. Dingen die ik heb geleerd over pubers heb ik kunnen herkennen in mijzelf. Mijn eigen puberteit speelde voor een groot deel mee in mijn beeldend proces, maar ik heb ervoor gekozen om een kenmerk van de puber (die ik dus ken uit de theorie) te koppelen aan beeldend -‐ de houding WE worden wel geacht om met pubers te werken alleen wordt er binnen de theorie veels te weinig informatie over deze doelgroep gegeven het blijft naar mijn idee te vlak! – Het proces zorgde ervoor dat ik ook andere aspecten van de puber ging onderzoeken dan dat we tijdens onze lessen hadden. Ik zag verder qua inhoud weinig overlap. Alleen met psychologie wel een beetje. – Het beeld wat ik heb gekregen van de meisjes in mijn klassen waar ik stage liep. Een gedeelte was al heel volwassen qua seksuele uitstraling. aangezien je je voorbereid op de stage en het werk maakte tijdens de stage ging je je verdiepen in de puber en bronnen hierop naslaan. Plus er was veel overlap met het fascinatieonderzoek. Theorie en Praktijk worden wel samengebracht, maar naar mijn mening niet geheel in balans. Het theorie deel is groter. Omdat je bezig bent met de ontwikkeling van de puber zoals bij psychologie heb ik veel geleerd over het denken van de puber en hoe je daarmee om kan gaan. In het beeldend werk zag ik mijn eigen ervaring als puber terug en ging het op een andere manier bekijken. ... Statistieken voor vraag 6 : Welke invalshoek(en) heb je gekozen voor het verbeelden van de puber? 6.1 fysieke veranderingen 38.71% 6.2 psychische veranderingen ( identiteit, wisselende stemmmingen ed)
61.29%
6.3 ontwikkeling van het brein
22.58%
6.4 subculturen
22.58%
6.5 uitzonderlijk gedrag ( extreem geweldadig, extreem ondoordacht ed)
22.58%
62
6.6
bijzondere omstandigheden bij het opgroeien( eetstoornis, trauma, misbruik ed)
6.45%
6.7 culturele verschillen
9.68%
6.8 kunstenaars die zich met vergelijkbaar onderwerp hebben beziggehouden
6.45%
6.9 sociale media 22.58% Statistieken voor vraag 7 : De volgende vragen gaan over de informatie over de puber die je gebruikt hebt om tot de verbeelding van de puber te komen. Van welke voorkennis heb je gebruik gemaakt? 7.1 eigen ervaring als puber 70.97% 7.2 ervaring met puber(s) in familiesfeer 32.26% 7.3 werken met pubers 29.03% Statistieken voor vraag 8 : Welk type teksten heb je geraadpleegd om tot de verbeelding van de puber te komen? 8.1 geen 12.90% 8.2 krant(en)
35.48%
8.3 tijdschrift(en)
48.39%
8.4 internetsites
67.74%
8.5 boeken over puberteit
45.16%
8.6 boeken voor pubers
22.58%
8.7 wetenschappelijk literatuur 22.58% Statistieken voor vraag 9 : Beeldvorming over de puber wordt op verschillende manieren zichtbaar. Welke informatie over beeldvorming van de puber heb je gebruikt? 9.1 sociale media 41.94% 9.2 reclame uitingen 25.81% 9.3 televisieseries
16.13%
9.4 films
38.71%
9.5 documentaires 45.16% Statistieken voor vraag 10 : Heb je gebruik gemaakt van informatie van de puber zelf? 10.1 nee 29.03% 10.2 dagboeken
12.90%
10.3 puberkamers
0.00%
10.4 tekeningen van pubers 12.90% 10.5 gesprekken met pubers 38.71%
63
Statistieken voor vraag 11 : Heb je gebruik gemaakt van informatie uit de lessen psychologie? 1 ja 77.42% 2 nee 22.58% Statistieken voor vraag 12 : an welke informatie uit de lessen psychologie heb je gebruik gemaakt? Deze antwoorden werden gegeven: N.v.t. Identiteitsvorming: aantekeningen, ook presentaties van andere studenten. Voornamelijk de identiteitsontwikkeling. Ontwikkeling van het brein de 'ondoordachte reacties gedragspsychologie Verklaring van het feit dat gevolgen van gedrag niet goed ingeschat kunnen worden en het gevoel van 'onkwetsbaarheid' en het zoeken naar eigen identiteit door middel van het aansluiten bij een vriendengroep of subgroep. nvt alleen wat uiterlijke kenmerken Groepsgedrag, lichamelijke verandering, ontwikkeling van de hersenen: Niet de gevolgen van hun acties kunnen overzien, vergeetachtig zijn, onverantwoordelijk zijn, etc. zie vraag 5 Over kinderen en hun overgang naar puberteit De exacte informatie weet ik niet meer. Vooral over de fases van identiteitsvorming. lessen die over de ontwikkeling van indentiteid gingen De invloed van het veranderende lichaam op het puberbrein. beetje de eigen identiteit leren kennen De fysiologische veranderingen van het puberbrein en het effect daarvan op het gedrag van de puber. Weet ik zo niet meer. Vaak gaf ze uitleg over de fasen en daar kon je dan mooi op inspringen in je eigen beeldend werk. Voor mijn interesse met de puber had ik toch meer informatie nodig dan wat voorkwam in de lessen. Uit die andere bronnen kwam dan ook de meeste informatie.
64
nvt Dat weet ik nu niet zo een twee drie uit mijn hoofd. weet wel dat de lessen mij inspireerde en nieuwe inzichten gaven. Vooral de gesprekken/discussies tijdens de les het belang van de groep en leeftijdsgenoten voor de ontwikkeling van de puber. Maar ook het onderdeel over de houding van pubers, altijd moe etc door psychologische en fysieke veranderingen. geen -‐ hoe het groeien van het lichaam ook dingen doet met je psyche. En dat je je te klein voor je lichaam voelt als je heel snel groeit en daardoor klungelig voelt. veranderingen in het brein, zelfbeeld Ontwikkelingen binnen de puberteit. Cognitive ontwikkeling waarbinnen het zelfbeeld en ik ideaal belangrijk is. fysieke veranderingen informatie over puberteit en pubers zelf. de psychologische kant van de puber, het veranderen en het zoeken naar een eigen indentiteit. ... Statistieken voor vraag 13 : Heb je gebruik gemaakt van referenties uit de beeldende kunst en vormgeving? 1 ja 58.06% 2 nee 41.94% Statistieken voor vraag 14 : Welke voorbeelden uit de beeldende kunst en vormgeving heb je gebruikt? Deze antwoorden werden gegeven: Vooral fotografen, zoals Annie van Gemert en Sarah Wong geen, want die heb ik niet gebruikt.. Ik heb vormgevingsaspecten van andere kunstenaars gebruikt, verder niet. geen Erik van Lieshout Niels Meulman Dieuwke Spaans, Nalali Djurberg, Paul Mccarthy nvt die kunstenaar die met al die vrolijke kleurtjes en poppetjes e.d. werkt. Soort low art. ik weet niet meer hoe ze heet ;) El Greco: dynamiek van uitgerekte lichamen\r\nLeopold Rabus: verbeelding lichaamsdelen\r\nEen aantal indrukken van verschillende kunstenaars (bv. uit een beeldentuin) die me hebben geholpen bij mijn verbeelding. Jorris Kuipers ik weet ze niet meer uit mijn hoofd. Ze zitten in een map met oud beeldmateriaal waar een naam op staat. Welke referenties ik destijds gebruikt heb weet ik niet meer. geen (!) Ik was meer met de theorie aan het linken dan met kunstenaars. Ik denk doordat de focus zoveel op de theorie lag. Meinbert Gozewijn het werk van de zussen L.A.Reaven n.v.t heb meer uit eigen gevoel gewerkt. Ik heb gekeken naar videokunstenaars. Je bent altijd op zoek naar referenties, Rineke Dijkstra was een leuke. Maar ook de cobra-‐beweging. Toch meer om hun werkwijze dan dat ik ze uitzocht om de puber link. nvt Nathalie Djurberg daan van golden (qua beeldtaal) geen -‐ o.a. vervormingen van lichamen van Berlinde de Bruyckere -‐ Marlene Dumas\r\nAnouk Griffioen\r\nKatie Heck Rineke Dijkstra, leopold Rabus geen voorbeelden Cindy Sherman ...
65
Statistieken voor vraag 15 : Heeft het werken aan 'de puber in beeld' jouw blik op de puber veranderd? 15.1 ja 22.58% 15.2 een beetje 45.16% 15.3 nee 41.94% Statistieken voor vraag 16 : Wat heeft het maken van 'de puber in beeld' bijgedragen aan jouw kijk op de puber? Deze antwoorden werden gegeven: Ik heb vooral nog meer geleerd over bijv. genderdysforie, transgender, etc. en ben daar ook verder mee gegaan in mijn beeldend werk, maar het heeft mijn kijk op de puber in het algemeen niet echt veranderd. Ik moet eerlijk zeggen, niet alleen mijn eigen werk, maar vooral het geheel aan alle invalshoeken van de verschillende klasgenoten heeft mij het beeld op de puber VERFRIST. Veel zaken wist ik ergens al, ver verstopt.. dit was zeer prettig! Het heeft me inzicht gegeven op wat er allemaal kan spelen in het hoofd, wetende dat we waarschijnlijk maar een fractie hebben geleerd over de puber. Erg spannend, Het dwingt ook een soort van respect af aan degene die in deze turbulente tijd zitten. persoonlijke omgang en aandacht veranderen een kind positief omdat de docent ze beter begrijpt Ik ben me meer bewust geworden van hun taalgebruik en de codes die zij onder elkaar gebruiken. Een inzicht in de extreme gebeurtenissen in het leven van extreme pubers. Een meer afstandelijke, wetenschappelijke kijk op deze gebeurtenissen. Nee, want het was vooral een onderzoek waarin ik zelf als puber het uitgangspunt was, daardoor heb ik vooral gezocht in mijn eigen geschiedenis. Echter heeft dit wel gezorgd voor een reflectie richting mijn eigen puberteit, maar heeft het niet mijn kijk op pubers be_nvloed. Het praktijk stuk heeft ervoor gezorgd dat ik nu pubers zie en denk: ow ja dit hoort echt in de puberteit. Je herkent dingen maar weet ook hoe je op bepaalde dingen moet en kunt reageren. Het beelden proces heeft niet heel veel toegevoegd, het was leuk om te doen, maar heeft me geen andere kijk gegeven. Ik ben me er bewuster van dat er zo veel sociaal gedoe is waar pubers mee te maken hebben -‐ dat al dat gestoei een functie heeft, dat "chillen" en "niks doen" een functie heeft, e.d. Ook ben ik me er bewuster van dat pubers ongeleide projectielen zijn en herken ik dat bijv. in het verkeer of waar ik werk sneller. Meer begrijpen hoe ik zelf als puber was en waarom Dat is niet de enigste was die opeens niet meer met mijn speeldgoed wilde spelen Mijn kijk op de puber is niet anders geworden. Het heeft me inzicht gegeven in hun gedrag en me begrip gegeven. ik ben ze alleen nog vreemder gaan vinden. Het vreemde vond ik wel dat een opgelegd thema goed is voor je beeldende ontwikkeling. je foccust je meer op technieken focussen als het onderwerp je niet raakt. Wat in mijn geval zo was. Ik heb het ervaren als een rust pauze van mijn hoofd. dat een overeenkomst in uitelijke kenmerken juist inttelijke verschillen versterken. n.v.t meer op de kijk op mijn eigen puberteit. Hoe ik bezig was met een ruimte voor mezelf te maken. nee De kwetsbaarheid van een puber, de maakbaarheid. De afhankelijkheid, de onzekerheid. De belangrijkheid, etc. werd allemaal maar weer eens extra benadrukt. In combinatie met docentschap zou ik zeggen dat ik dit terug ben gaan zien tijdens mijn stage, de \\\\\\\'probleem\\\\\\\'leerling. Ik vond de puber in beeld voornamelijk goed vanwege dat problem based learning dat we in groepen deden. Superleerzaam. Ik vond het werk maken over de puber een minder groot succes. Maar het zal wel niet anders kunnen, want je kunt geen proces nog naast die intensieve dagen starten over een ander onderwerp. Dus goede keuze, maar jammer dat hier het eigen proces zo wordt ondergesneeuwd. Wat later niet echt meer goed komt. Niet tijdens de stage, en niet in de laatste maanden vanwege theorie. Voornamelijk
66
wat de media de pubers allemaal voorschoteld en wij daarna de pubers daarop afkeuren. Het hele blok heeft de kijk op de puber veranderd! Vooral hoe alles in je hersenen werkt als je puber bent. soms zien ze niet in hoe dom of vervelend ze zijn en dan neem ik het ze minder kwalijk. ik kan nu ook meer om ze lachen of juist beschermend over willen komen Ik begrijp de periode van puberteit beter en kan nu snappen dat de puber er niet zelf voor kiest om zich te gedragen zoals hij/zij dat doet. Het heeft voor een groot deel te maken met de veranderingen die plaatsvinden in het lichaam en brein. Dat het een onwijs te gekke leeftijd is!!! heel inspirerend verrijkend en interessant!! Ik heb gemerkt dat pubers erg snel groeien en veranderen en zelf niet geod weten wat ze daarmee moeten doen. Dit heb ik niet gemerkt toen ik zelf een puber was. Niet zo zeer dat het mijn kijk op de puber veranderde, wel dat ik weer meer rondom het puber kader ging denken. dat de afstand even minder groot werd. meer inzicht in de onzekerheid Het geeft een wat specifiekere kijk. Je kunt een gedeelte onderzoeken en daardoor beter begrijpen. bewust geworden over hoe snel je veranderd in de puberteit en hoe verwarrend dat kan zijn. Je zoomt in op de puber en je kijkt gerichter. Zo dicht gefocust. Daar ben je eerder niet zo mee bezig. dat ik meer begrip voor ze heb, omdat ze zoveel veranderingen doormaken lichamelijk en geestelijk. Dat terwijl er zoveel van ze verwacht word. En ze dingen anders bekijken omdat de hersenen nog niet voledig volgroeit zijn, dat verkelaard soms een heleboel! ...
67
68
69