Psychosociale Hulpverlening | Adviesrapport MWDv2B1 | René van der Drift
Samenvatting 1
Psychosociale Hulpverlening | Adviesrapport MWDv2B1 | René van der Drift
Samenvatting In dit rapport wordt een advies uitgesproken aan Kwadraad hoe zij de “Eropaf”-aanpak en het Wraparound care-model kunnen integreren in hun huidige hulpaanbod. Om tot dit advies te komen is er literatuuronderzoek en praktijkonderzoek gedaan. Voor het onderzoek is er een onderzoeksvraag, doelstelling en probleemstelling gemaakt. De probleemstelling staat beschreven bij de inleiding van dit rapport. De onderzoeksvraag Hoe kan Kwadraad de werkwijzen van het "nieuwe sociaal werk", oftewel de "Eropaf”-aanpak en het Wraparound care-model, integreren in haar huidige hulpaanbod en afstemmen op de psychische, relationele en/of materiële probleemgebieden? De doelstelling Inzicht krijgen in het “nieuwe sociaal werk” in Nederland en kennis verzamelen over de manier waarop nieuwe methodieken en benaderingen in een hulpaanbod geïntegreerd kunnen worden. Om te beginnen wordt de geschiedenis van het maatschappelijk werk in Nederland beschreven. Vervolgens wordt overgegaan op het hier en nu. Er wordt gekeken naar “het nieuwe sociaalwerk” waarbij ingegaan wordt op waar deze nieuwe aanpak voor staat en welke methodes daarbij passen. Zo wordt er bekeken wat de “Eropaf”-aanpak, het Wraparound caremodel en Eigen Kracht is en hoe dit aansluit op de ontwikkelingen van het maatschappelijk werk. Daarna wordt de psychosociale hulpverlening verder uitgelicht er wordt er ingegaan op materiële, psychische en relationele problematiek. Per problematiek worden er methodes uitgelegd welke toegepast kunnen worden. Als laatste is er gekeken naar de ontwikkeling in het buitenland. Er worden twee landen beschreven, te weten Duitsland en Zweden. Na uitgebreide informatie over bovengenoemde onderwerpen vanuit de literatuur en praktijkonderzoek kan er geconcludeerd worden dan de werkwijzen niet apart van elkaar gebruikt dienen te worden maar samen elkaar versterken. Ook het ´echt´ zijn in een hulpverleningsrelatie blijkt van groot belang om de hulpverlening te laten slagen. “Het is niet de methode die de hulpverlening doet slagen maar de hulpverlener”. Aanbevelingen die aan Kwadraad worden gedaan zijn dan ook de werkwijzen combineren. Na een behoeftenonderzoek onder de gemeentes waar Kwadraad werkzaam is, worden de wijken verdeeld. Hier worden “huisartsen van het sociale die expert zijn van het “gewone” leven” in gezet om de problematiek per wijk aan te pakken. Kortom, generalisten met een “Eropaf”-attitude en een Wraparound aanpak met als tool Eigen Kracht-conferenties. Dit alles onder de visie “ ik ben er voor u als ú wilt dat er iets gebeurt”.
2
Psychosociale Hulpverlening | Adviesrapport MWDv2B1 | René van der Drift
Voorwoord “Bij elk nieuw stadium ben je weer een groentje” De omslag geeft een treinrails aan, waarin twee rails samenkomen. Dit staat voor ons symbool voor nieuwe werkwijzen die samensmelten in een huidig beleid. Gecombineerd gaan ze samen op weg naar een welzijn nieuwe stijl. Met veel enthousiasme hebben wij gewerkt aan ons project. Het proces en de samenwerking ging niet vanzelf, dat hebben we samen wel gemerkt. Door elkaar te blijven motiveren en niet op te geven hebben wij dit adviesrapport gerealiseerd. Dit rapport is bedoeld voor onze opdrachtgever Kwadraad, waarin wij onze aanbevelingen aanbieden om de nieuwe methoden van het nieuwe sociaal werk te integreren in het huidige hulpaanbod. Wij hebben ons verdiept in de geschiedenis, het nieuwe sociaal werk, de “Eropaf”-aanpak, het Wraparound care-model en de Eigen Kracht-conferenties. Wij hebben ook gekeken naar de huidige psychosociale hulpverlening en zijn methodieken. Deze hebben wij allemaal gekoppeld aan elkaar, waaruit onze aanbeveling is ontstaan. Onze dank gaat uit naar alle beleidsmakers, maatschappelijk werkers en cliënten die bereid zijn geweest om ons inhoudelijk op weg te helpen doormiddel van interviews. Dit rapport is mede mogelijk gemaakt door onze projectbegeleider René van der Drift. Wij wensen u veel leesplezier, MWDv2B1
3
Psychosociale Hulpverlening | Adviesrapport MWDv2B1 | René van der Drift
Inhoud
Hoofdstuk 1
| Geschiedenis maatschappelijk werk
6
Hoofdstuk 2 | Het nieuwe sociaal werk 2.1 | Het nieuwe sociaal werk 2.2 | De “Eropaf”-aanpak 2.3 | Het Wraparound care-model
8 8 8 12
Hoofdstuk 3 | Psychosociale hulpverlening 3.1 | Psychosociale hulpverlening 3.2 | Taken 3.3 | Empowerment 3.4 | Eerstelijnszorg 3.5 | Generalisten 3.6 | Signaleren 3.7 | Common Factors 3.8 | Methodische invalshoeken 3.9 | Moeilijkheden, problemen en symptomen gekoppeld aan het nieuw sociaal werk 3.10| Het biopsychosociaal model
14 14 18 19 19 19 20 21 21 22 23
Hoofdstuk 4 | Methodieken 4.1 | Psychische problematiek 4.2 | Relationele problematiek 4.3 | Materiële problematiek 4.4 | “Eropaf”-aanpak, Wraparound care-model en Eigen Kracht-conferenties
24 24 24 25 26
Hoofdstuk 5 | Ontwikkelingen in het buitenland 5.1 | Duitsland 5.2 | Zweden
27 27 28
Hoofdstuk 6
30
| Onderzoeksmethoden
Hoofdstuk 7 | Praktijkgericht onderzoek 7.1 | Beleid 7.2 | Maatschappelijk werkers 7.3 | Cliënten
31 31 31 32
Hoofdstuk 8
| Conclusie
34
Hoofdstuk 9
| Aanbevelingen
35
Hoofdstuk 10 | Discussie 10.1 | Theoretisch kader 10.2 | Praktijkonderzoek
38 38 39
Literatuurlijst
40
Bijlagen
43
4
Psychosociale Hulpverlening | Adviesrapport MWDv2B1 | René van der Drift
Inleiding Het maatschappelijk werk is en blijft zich ontwikkelen. Het maatschappelijk werk wordt immers vormgegeven door de eisen die de maatschappij aan haar stelt (Riet, N. van (1995), 5). Begon het als barmhartigheid ter bestrijding van armoede, inmiddels een waar beroep waarvoor maatschappelijk werkers een hbo-opleiding kunnen volgen (Bijlsma, J.J., Janssen, H.P.M.J. 2008, 34-38). De hedendaagse maatschappelijk werkers zijn dan ook professionals en krijgen in het werkveld te maken met psychische, relationele en materiële problemen die al of niet in samenhang bij cliënten een belemmering kunnen vormen voor hun alledaagse functioneren. Momenteel is het maatschappelijk werk weer in beweging, het “nieuwe sociale werk” ook bekend onder de naam ‘welzijn nieuwe stijl’ staat hierbij centraal en bestaat onder andere uit de “Eropaf”-aanpak, Eigen Kracht-conferenties en het Wraparound care-model. Het doel hiervan is om maatschappelijk werkers en cliënten te verbinden in een nieuw ontworpen eerste lijn. Een eerste lijn waarin het generalistische maatschappelijk werk gecombineerd wordt met het (samenlevings-)opbouwwerk (Drift, R. van der (2011), 3). De opdrachtgever voor dit project, stichting Kwadraad, biedt maatschappelijke dienstverlening aan. Kwadraad is een stichting die tot de eerstelijnszorg behoort. Kwadraad heeft een sterke visie voor de toekomst: “Wij dragen bij aan een samenleving waarin ieder mens voldoende mentale, sociale en praktische bagage heeft om op eigen kracht te participeren in de maatschappij. Kwadraad wil mensen helpen, zodat ze zelfredzame burgers zijn van onze maatschappij” (www.kwadraad.nl, 8 oktober 2011). Het doel is de mensen te versterken zodat zij op eigen kracht de draad weer op kunnen pakken. Er wordt gekeken naar de mogelijkheden die de mensen en hun omgeving zelf hebben. Door beide actiegericht aan elkaar te verbinden ontstaat de mogelijkheid de draad weer op te pakken. Kwadraad doet dit middels een breed en gedifferentieerd dienstverleningsaanbod op het terrein van psychosociale, materiële en sociaaljuridische hulp en dienstverlening. De vormen van dienstverlening die worden aangeboden verschillen per regio. Kwadraad werkt ook veel samen met andere instellingen. De vormen en instellingen zijn te vinden in bijlage één. Kwadraad heeft een aantal componenten van deze “nieuwe” werkwijzen geïntroduceerd binnen haar eigen instelling. Het betreft hierbij de “Eropaf”-aanpak en het Wraparound care-model. Kwadraad weet echter niet hoe zij deze werkwijzen in haar huidige hulpaanbod kan integreren en vraagt om een adviesrapport dat uitgewerkt dient te worden op de psychische, relationele en materiële problematiek die in verwevenheid bij cliënten aanwezig kunnen zijn. Dit rapport geeft inzicht over wat de literatuur over deze methodieken schrijft en hoe er verder in het werkveld naar gekeken en gehandeld wordt (Drift, R. van der (2011), 3). Het toepassen van deze werkwijzen binnen een bestaand hulpaanbod bij een (hulp)instelling dient grondig en zorgvuldig onderzocht te worden (www.piresearch.nl, 20-09-2011). Het gaat hierbij immers om het bieden van een hulpverleningsaanbod dat is afgestemd op de vraag en behoeften van cliënten en heeft daarmee verstrekkende gevolgen voor de levenskwaliteit van de cliënten die daar een beroep op willen en/of moeten doen. De doelstelling Inzicht krijgen in het “nieuwe sociaal werk” in Nederland en kennis verzamelen over de manier waarop nieuwe methodieken en benaderingen in een hulpaanbod geïntegreerd kunnen worden. De onderzoeksvraag Hoe kan Kwadraad de werkwijzen van het "nieuwe sociaal werk", oftewel de "Eropaf”-aanpak en het Wraparound care-model, integreren in haar huidige hulpaanbod en afstemmen op de psychische, relationele en/of materiële probleemgebieden?
5
Psychosociale Hulpverlening | Adviesrapport MWDv2B1 | René van der Drift
H 1 | Geschiedenis sociaal werk In dit hoofdstuk wordt een weergave gegeven van de geschiedenis van het maatschappelijk werk in Nederland. De beschrijving begint bij de periode na de tweede wereld oorlog en gaat tot 2011. Hierbij worden de hoogtepunten van de belangrijkste gebeurtenissen die invloed hebben gehad op het ontstaan van het huidig maatschappelijk werk beschreven. Maatschappelijk werk in de jaren 1945-1970: de erbovenop-periode Dit was een periode van wederopbouw en toenemende welvaart en ook van de ontwikkeling van het methodisch werken in het maatschappelijk werk. Deze periode wordt ook wel de erbovenop-periode genoemd, omdat de rijke vrouwen vanuit hun geloof de armen gingen helpen op een betuttelende manier. De rijke vrouwen vertelde hoe het gedaan moest worden. Ze zaten met deze manier van werken bovenop de cliënt. In deze periode waren twee mensen heel belangrijk; Marie Kamphuis en Carl Rogers. Marie Kamphuis heeft de methodiek socialcasework vanuit Amerika naar Nederland gebracht en de eerste school voor maatschappelijk werk geopend. Daarnaast was Carl Rogers bezig met betere opleiding, betere kleding etc. Rogers heeft ook een nieuwe vorm van hulpverlening geïntroduceerd; counseling. Kenmerkend voor deze periode was dat “de maatschappelijk werkers” zelf op pad naar de cliënten gingen. Huisbezoeken waren normaal. Ze waren betrokken en zorgzaam tegenover de cliënten (Van der Lans, 2011). Maatschappelijk werk in de jaren 1965-1985: de ernaast-periode Deze periode wordt ook wel het tijdperk van emancipatie genoemd. In deze periode gingen de maatschappelijk werkers “naast” de cliënt staan en gingen bijvoorbeeld samen met hen protesteren. In deze periode kwam ook het gedachtegoed gericht op de flowerpower, wat sterk streeft van individualiteit, naar de voorgrond. Er werd meer gekeken naar individuele krachten. Daarnaast kwam de politiserende en emanciperende hulpverlening tot stand. Enerzijds vond men dat er alleen naar het individu gekeken moest worden, waardoor de therapeutische individuele benadering ontstond. Anderzijds vond men dat het gezin en het systeem van de cliënt niet onderschat moest worden en hieruit ontstond de gezinssysteem benadering. In deze periode werd van de maatschappelijk werker verwacht dat er een kant gekozen werd: naar het gezin en systeem kijken, of naar het individu zelf. Er was geen tussenweg. Er heerste een strijd tussen deze twee groepen. Maatschappelijk werk was tot aan deze jaren meer ambulant, maatschappelijk werkers gingen zelf naar de mensen toe. Na 1981 werd dit anders (Van der Lans, 2011). Maatschappelijk werk in de jaren 1980-2000: de ervandaan-periode Deze periode wordt ook wel het tijdperk van de markt genoemd. Voor het jaar 1980 stonden de maatschappelijk werkers naast de cliënten, nu gingen de hulpverleners juist ervandaan. Dit kwam bijvoorbeeld door al die protocollen die ze moesten volgen. Daarom was één van de grootste kenmerken van deze periode de distantie. Dit komt omdat het maatschappelijk werk na 1980 werd gefaciliteerd in instellingen. Maatschappelijk werk werd meer een kantoor baan. Maatschappelijk werkers moesten gaan registreren en verantwoorden, dit zorgde voor veel onrust en veel maatschappelijk werkers waren het hier niet mee eens. Door de economische crisis werd er bezuinigd en kwam er een meer bureaucratische procedure over de invulling van de beroepsbeoefening. Er moest meer verantwoord worden, de eerstelijnszorg werd versterkt en het vijf-gesprekkenmodel werd geïntroduceerd, dit omdat het goedkoper was. Een van de belangrijkste ontwikkelingen in deze jaren was dat de beroepscode tot stand kwam. Het maatschappelijk werk ontwikkelde meer specialisaties binnen haar beroep zoals het schoolmaatschappelijk werk, bedrijfsmaatschappelijk werk etc. Daarnaast ontstonden in deze periode onder andere de outreachende hulpverlening en de psychosociale hulpverlening (Van der Lans, 2011).
6
Psychosociale Hulpverlening | Adviesrapport MWDv2B1 | René van der Drift
Maatschappelijk werk in de jaren 2000-2011: de eropaf-periode Deze periode wordt ook wel het tijdperk van de herontdekking van de leefwereld genoemd. Een van de belangrijkste kenmerken is de betrokken professionaliteit, omdat in deze periode de relatie tussen de hulpverlener en de cliënt meer centraal begint te staan. Dit was een reactie op de verzakelijking. Deze periode staat bekend als de liberalisering van het maatschappelijk werk. Maatschappelijk werkers gingen meer empowerment toepassen in de hulpverlening. Eigen Kracht-conferenties, oplossingsgerichte hulpverlening kwam tot stand. Ook werd multimethodisch werken geïntroduceerd. Daarnaast kwam de bemoeizorg tot stand, waardoor maatschappelijk werk niet helemaal vrijwillig meer werd. De eropaf methode kwam terug uit de geschiedenis, de maatschappelijk werkers gaan weer naar de mensen toe in plaats van dat de cliënt zelf naar het spreekuur op het kantoor moest komen. Er wordt ook hulpverlening aangeboden via het internet, door middel van chatten en e-mailen met de maatschappelijk werkers. Huisbezoeken worden weer als normaal gezien, de maatschappelijk werkers gaan juist op hun cliënten af en daarom wordt dit periode ook wel de eropaf-periode genoemd (Van der Lans, 2011).
7
Psychosociale Hulpverlening | Adviesrapport MWDv2B1 | René van der Drift
2 | Het nieuwe sociaal werk De gemeenten hebben nieuwe taken en verantwoordelijkheden gekregen met de invoering van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO). De doelstelling van de WMO is dat iedereen kan meedoen aan de samenleving; alle burgers, ook mensen met een beperking. Nu is het moment om de WMO in de volle breedte neer te zetten. Om de mogelijkheden te gaan benutten met maatwerk, het leggen van verbindingen en integraal werken. Met deze redenen is het nieuwe sociaal werk gestart; een programma met de volgende hoofddoelstellingen; gemeenschappelijker, professioneler/effectiever en efficiënter (op macroniveau). In dit hoofdstuk wordt hier dieper op in gegaan. Eerst wordt verteld uit welke werkwijzen het nieuwe sociaal werk onder andere bestaat. Daarna worden er drie uitgelegd te weten; het Wraparound care-model, de “Eropaf”-aanpak en de Eigen Kracht-conferenties. Er wordt gekeken naar het gedachtegoed, het theoretisch raamwerk, welke maatschappelijke problemen ze bestrijden en hoe deze methodieken aansluiten op de actuele ontwikkelingen van het maatschappelijk werk. 2.1 | Het nieuwe sociaal werk Het nieuwe sociaal werk houdt in dat professionals weer naar hun cliënten toe gaan in plaats van te wachten in hun kantoren tot de cliënten naar hun komen. De instellingen zouden weer wat kleiner moeten worden, zodat ze beter overzicht hebben en dichter bij de cliënt staan. Bij het nieuwe sociaal werk horen nieuwe professionals. Professionals die buiten de muren van hun instellingen gaan. Er wordt van de nieuwe professionals gevraagd om de straat op te gaan, om zo achter de voordeur van mensen te komen. Van deze professionals wordt ook verwacht dat zij in staat zijn om contact te leggen met de cliënten en te zorgen voor verbindingen, een netwerk creëren voor de cliënt zodat deze ondersteuning kan krijgen van dit netwerk. Dit maakt dat de draagkracht groter wordt (van der Lans, 2011: 54-55). In 2007 is WMO in het leven geroepen, gemeenten wilden vooral de nieuwe taken duidelijk in beeld krijgen. De bedoeling van welzijn nieuwe stijl is dat de WMO beter aan gaat sluiten op wat de burger nodig heeft. Organisaties binnen de gemeentes gaan samenwerken om zo de burger te helpen bij het participeren aan de maatschappij. Wat heeft iemand echt nodig? Deze vraag staat centraal binnen welzijn nieuwe stijl. Voor Kenmerken van Welzijn Nieuwe Stijl zie bijlage twee. 2.2 | De “Eropaf”- aanpak De “Eropaf”-aanpak is geen methodiek maar een houding die aansluit op de gedachten van het nieuwe sociaal werk. In het vorige hoofdstuk is in kaart gebracht hoe het verloop van het maatschappelijk werk is gegaan; erboven, ernaast, ervandaan en nu eropaf. Deze paragraaf gaat hier op door, er wordt ingegaan op wat “Eropaf” inhoudt, de volgende punten komen aan bod: achtergrondinformatie, kernwaarde en theoretisch raamwerk, Eigen Kracht-conferenties en er wordt uitgelegd hoe de “Eropaf”-aanpak aansluit op de maatschappelijke ontwikkelingen. 2.2.1 | Achtergrondinformatie De “Eropaf”-aanpak is de jaren negentig in Amsterdam ontstaan. Eén van de bedenkers, Marc Räkers was toen werkzaam bij een stichting voor dak- en thuislozen. Marc Räkers en collega`s benaderden mensen die uit huis gezet dreigden te worden. Door vroegtijdig eropaf te gaan konden huisuitzettingen voorkomen worden. Samen met gemeente Amsterdam hebben zij het project de “vliegende Hollander” opgezet. Gemeente Amsterdam was van mening dat de preventieve kant van de hulpverlening meer bij de eerstelijns zorg moest liggen, hierom werd het project de vliegende Hollander stopgezet. Marc Räkers en Jos van der Lans hebben toen een project opgezet en dit de “Eropaf”- aanpak genoemd, dit om deze manier van werken over te dragen aan de eerstelijns zorg instellingen (www.beroepsleer.nl, 1 oktober 2011).
8
Psychosociale Hulpverlening | Adviesrapport MWDv2B1 | René van der Drift
2.2.2 | Kernwaarde en theoretisch raamwerk Het uitgangspunt van de “Eropaf”-aanpak ligt voor de hand, de bedoeling is namelijk dat de hulpverleners eropaf gaan. Meer generalisten in plaats van specialisten, minder hulpverleners voor één cliënt. Eén van de kernwaarde van de “Eropaf”-aanpak is contact leggen en verbindingen maken, een netwerk creëren voor de cliënt. ”Dit alles met compassie, dat is een mix van overtuiging, vastberadenheid, doorzettingsvermogen en vertrouwen in de mensen voor wie je het doet” (geciteerd uit van der Lans, 2011: 25). Minder papierwerk en meer ruimte voor de professional. Kortom, de cliënt opzoeken en stimuleren, hun leefwereld wordt het werkgebied van de hulpverlener. De hulpverlener richt zich hierbij onder andere op relationeel, materieel en psychosociaal gebied. “Eropaf” bestaat uit tien kernwaarden; contextgericht outreachend werken, contact leggen tussen burger en burger versterken, contact leggen tussen burger en overheid, professional balanceert tussen eigen beslissingen waarderen van cliënt en zorgzaam zijn voor cliënt, gesprekken worden gevoerd in omgeving van cliënt, geen vooroordelen, rijk verbindingen aan met de zorg waardoor maatschappelijke uitsluiting wordt voorkomen, eigenkracht is belangrijk en outreachend werk is de basishouding (Räkers en Huber, 2010: 5). De visie van “Eropaf” is dat je als sociaal werker te werk gaat als “een huisarts van het sociale” een generalist die weet wanneer en naar wie hij moet doorverwijzen. De sociaal werker houdt als hij doorverwijst wel zicht op de situatie, alles moet via hem gebeuren. Hij staat naast de cliënt als er gecommuniceerd wordt tussen instellingen en cliënt, en tussen instellingen over de cliënt. Hierdoor wordt voorkomen dat er dubbele afspraken worden gemaakt met de cliënt waardoor de cliënt afspraken niet na kan komen (mondelinge communicatie Marc Räkers, 1 december 2011). Het hele interview is te lezen in bijlage negen. Een andere manier om contact te maken, namelijk de Eigen Kracht-conferenties kunnen een onderdeel zijn van de “Eropaf”-aanpak (www.eropaf.org, 1 oktober 2011). 2.2.3 | Eigen Kracht-conferenties De visie van de Eigen Kracht centrale is een samenleving waarin participatie en samenredzaamheid van burgers centraal staan en waarin burgers de zeggenschap houden over hun eigen leven, zeker in contact met organisaties en overheden. De Eigen Krachtconferentie is ontwikkeld uit deze visie. Het is een besluitvormingsproces dat resulteert in een plan. Het idee erachter is heel simpel. Wanneer er een probleem speelt dat niet makkelijk op te lossen is, vraagt de cliënt het eigen sociale netwerk om mee te denken. Bijna iedereen heeft een sociaal netwerk –groot, klein, hecht of minder hecht. Een onafhankelijke coördinator organiseert de Eigen Kracht-conferentie, met de reden dat deze coördinator geen belang heeft bij de uitkomst van de conferentie en de inhoud van het plan. Ooms en tantes, buren en verre vrienden worden bij elkaar geroepen om rond de tafel te zitten en te helpen aan een plan. De coördinator helpt ook bij deze praktische zaken, zoals uitnodigingen, locatie, eten en drinken. Bij de conferentie legt de coördinator het doel, de werkwijze, de mogelijkheden en ieders verantwoordelijkheden uit en zorgt dat iedereen veilig kan deelnemen. Er zijn conferenties voor individuen en families, als herstel nodig is, bij leervragen en voor een groep, wijk of buurt. De conferenties gaan altijd uit van hetzelfde principe: een plan maken met betrokkenen waarbij de regie in handen blijft van de persoon of personen waar het om gaat. Het plan wordt verdeeld in drie delen. Tijdens het eerste deel wordt de situatie uitgelegd door de hoofdpersoon of iemand die dichtbij deze persoon staat. Hierdoor komt naar voren op welk gebied hulp nodig is, dit kan zijn op psychosociaal, relationeel of materieel gebied. Hulpverleners kunnen in dit deel ook informatie geven om een compleet beeld te schetsen. Een (besloten) deel volgt waarin de professionals en de coördinator niet aanwezig zijn. De deelnemers gaan in dit deel een eigen plan maken. Als het plan klaar is volgt het laatste deel. Hierin presenteren de deelnemers het plan. Ondersteuning van professionals mogen deel
9
Psychosociale Hulpverlening | Adviesrapport MWDv2B1 | René van der Drift
uitmaken van dit plan. Er wordt afgesproken wie wat doet en wanneer iedereen weer bij elkaar komt, om te evalueren hoe het gaat met de uitvoering van het plan. Een Eigen Kracht-conferentie is in bijna heel Nederland mogelijk. Waar dit nog niet het geval is, zoekt de Eigen Kracht centrale naar mogelijkheden. Er zijn geen wachtlijsten, wanneer het nodig is kan er vandaag al een coördinator beginnen met de voorbereiding. Gemiddeld staat er zes weken voor een voorbereiding en uitvoering. Het blijft ook mogelijk om een conferentie binnen een paar dagen te laten plaatsvinden. Financieel wordt de Eigen Kracht centrale gefinancierd door de overheid, wanneer in een regio geen financiering is geregeld zoekt de centrale naar mogelijkheden. Een hulpverleningsinstelling of familie kan bijdragen om de conferentie te realiseren (www.eigenkracht.nl, 8 oktober 2011). 2.2.4 | Aansluiting maatschappelijke ontwikkelingen De “Eropaf”-aanpak sluit aan op de maatschappelijke ontwikkelingen. Nu er bezuinigd gaat worden in de zorg moeten er goedkopere methodes bedacht worden (www.prinsjesdag2011.nl, 13 oktober 2011). Doordat de “Eropaf”-aanpak er echt opaf gaat, signaleren zij eerder problemen, waardoor verergering van problemen voorkomen kunnen worden. Bijvoorbeeld in Amsterdam waar bij signalen van huurschulden een maatschappelijk werker langs komt. Deze kijkt dan samen met de bewoners wat er aan de hand is, waar de schulden vandaan komen en hoe die op te lossen zijn. Hierdoor wordt voorkomen dat deze mensen op straat worden gezet. Dit bespaard in de kosten voor de dak- en thuislozen zorg (www.vng.nl, 13 oktober 2011). Een andere manier van kosten besparen is dat de “Eropaf”-aanpak meer generalisten wil dan specialisten. Hierdoor krijgen gezinnen minder hulpverleners om hun heen en kan er efficiënter gecommuniceerd worden. Een ander punt waarbij de “Eropaf”-aanpak aansluit op de maatschappelijke ontwikkelingen is dat sommige mensen niet bereikt worden door het huidige hulpaanbod. Door al het papierwerk en de grote instellingen blijven sommige cliënten liever thuis. De “Eropaf”-aanpak gaat langs bij deze mensen in hun eigen omgeving en bereikt hiermee deze cliënten wel (van der Lans, 2011: 50-51). Eigen Kracht-conferenties zijn tevens een goede aansluiting op de huidige ontwikkelingen. Bij deze conferenties is over het algemeen één coördinator betrokken en het netwerk bekijkt zelf de mogelijke oplossingen. Ook dit is een goedkope vorm van hulpverlening. Eigen Krachtconferenties kunnen zowel ingezet binnen de “Eropaf”-aanpak en binnen het Wraparound caremodel. 2.2.5 | Eerder onderzoek naar het outreachend werk Indien gewerkt wordt met een benadering als het outreachend werken of de “Eropaf”-aanpak betekent dit dat mensen ongevraagd benaderd zullen worden op verzoek van derden, een andere instantie of op basis van signalen vanuit de eigen instelling die erop wijzen dat een dergelijk bezoek wellicht gewenst is of nodig geacht kan zijn vanuit het preventieve perspectief om verder/erger leed te kunnen voorkomen. Uit eerder onderzoek naar de opvattingen van beleidsmakers, managers en maatschappelijk werkers over het outreachend werk binnen het algemeen maatschappelijk werk, in de scriptie ‘Opvattingen over outreachend werk binnen het AMW: Een beschrijvend onderzoek in Lund (Zweden) en in Utrecht’ door Venu Nieuwenhuizen, is gebleken dat hier soms morele bezwaren op zijn op basis van het schenden van de privacy, deze groep vond het in strijd met de privacywetgeving, en het aantasten van de autonomie en zelfbeschikking van mensen. Tevens kwam uit dit onderzoek naar voren dat niet iedereen zichzelf het soort persoon vond om eropaf te gaan en dat niet iedereen zichzelf competent genoeg vond om dit te kunnen. Als laatste bezwaar kwam de werkdruk die ervoor zou zorgen dat het niet altijd realistisch is en zelfs onwenselijk, omdat dit voor langere wachtlijsten en daarmee wachttijden zou zorgen indien het outreachend werken een belangrijke positie zou innemen binnen de instelling (Nieuwenhuizen, 2004: 7-8). Voorstanders vonden echter dat het afwachten tot mensen zichzelf zouden aanmelden voor een te passieve houding zorgen bij het maatschappelijk werk, waardoor een groep mensen (onnodig) in de problemen afglijd. Zo werkt deze benadering preventief en voorkomt daarmee
10
Psychosociale Hulpverlening | Adviesrapport MWDv2B1 | René van der Drift
ergere problemen. Tevens vinden de voorstanders het een positief signaal naar de buurt/maatschappij toe, zeker wanneer benadrukt wordt dat dit uit bezorgdheid en betrokkenheid gebeurt, wat de afstand tussen de mensen en het maatschappelijk werk verkleint. Daarnaast zal de samenwerking met andere instellingen geïntensiveerd worden (Nieuwenhuizen, 2004: 7-8). Een aantal van de knelpunten zal behandeld worden om te kijken in hoeverre deze draagkracht hebben. Te beginnen bij de privacywetgeving. Zo kent Nederland geen algemene privacy wetgeving. Wel zijn er wetten die elk aspect van de privacy apart behandelen. Gedacht kan worden aan onder andere de Wet Bescherming Persoonsgegevens. Volgens het College Bescherming Persoonsgegevens (2004) en Gademan (2008) staat de wetgeving het echter toe om informatie uit te wisselen met andere instanties, zelfs als hier (nog) geen toestemming voor gegeven is. Dit dient echter wel op een zorgvuldige wijze te gebeuren en staat beschreven in de handreiking gegevensuitwisseling in het kader van bemoeizorg (2005). Deze handreiking dient de privacy van burgers te garanderen, zolang er zorgvuldig mee wordt gewerkt (GGD kennisnet, 2005). Te denken valt aan betere samenwerking tussen verschillende instanties, met duidelijke criteria over de informatie die wel of niet aan elkaar gestuurd zijn en van belang zijn voor de hulpverlening (www.hrosph.wordpress.com, 26 januari 2012). Met betrekking tot het ongevraagd bieden van hulp aan mensen kan tevens de privacy geschonden worden. Een melding van ongeruste buurtbewoners/derden,een anoniem telefoontje of een instantie is al genoeg voor een huisbezoek. De praktijk wijst hierbij uit dat wanneer een hulpverlener verteld wat deze voor de mensen kan betekenen dit vaak met open armen ontvangen wordt. Zo is voorkomen beter dan genezen en in sommige gevallen zelfs gewenst. Te denken valt aan escalerende problemen bij gezinnen, waarbij het soms nodig is dat de privacy op de tweede plaats komt. Het betreft daarbij vaak om mensen die zelf niet de stap nemen om professionele hulpverlening te krijgen. Om de zelfredzaamheid verder te waarborgen heeft de Stichting “Eropaf” een sticker geïntroduceerd waarmee mensen kunnen aangeven dat het ongewenst bieden van hulp niet gewenst is, tenzij sprake is van een gevaarlijke situatie. Tevens zijn er maatregelen die ervoor zorgen dat een huisbezoek niet geheel onaangekondigd is. Te denken valt aan het sturen van een brief of door eerst te telefonisch contact te nemen (www.hrosph.wordpress.com, 26 januari 2012). In het boek ‘Outreachende hulpverlening’ worden tevens een aantal aanbevelingen gedaan. Zo wordt hierin gesteld dat wanneer een cliënt in eerste instantie geen toestemming heeft gegeven voor de geboden hulp of de uitwisseling van informatie, dat dit alsnog met terugwerkende kracht achteraf gevraagd kan worden. Daarnaast wordt gesteld dat bemoeizorg vaak achter verantwoord kan worden (Van Doorn 2004, pag. 119/120).In de scriptie ‘Bemoeien met compassie’ (Räkers 2002: 43), wordt zelfs gesteldt dat uitwisseling vaninformatie zelfs bij wet verplicht is indien er sprake is van een dreigende crisis op basis van de zorgplicht die maatschappelijk werkers hebben. Ter illustratie wordt een brandend huis beschreven, waarbij het melden van vuur en het intrappen van de deur gerechtvaardigd is volgens het begrip zaakwaarneming en dat daarmee een redelijke grond is om zich rechtmatig te kunnen ‘inlaten met de behartiging van een anders belang’ (Nieuwenhuizen, 2004: 6). De overige beschreven knelpunten, zoals niet aansluitende persoonlijkheden van hulpverleners bij het uitvoeren van bepaalde benaderingen, het onvoldoende beschikken van de juiste competenties en teveel werkdruk zijn tevens factoren die nader bekeken dienen te worden. Zo is ieder mens anders en beschikt iedereen over eigen krachten en aandachtspunten. Het is voor een hulpverlener als een maatschappelijk werker, waarbij echtheid van groot belang is, dan ook zaak om niet werkzaamheden te verrichten waarin deze zich niet thuis voelt. Dit zou ten koste kunnen gaan van de effectiviteit van de hulpverlening (www.zorgwelzijn.nl, 26 januari 2012). Echter het onvoldoende beschikken van de juiste competenties kan door middel van bijscholing aangeleerd worden (www.touw.org, 26 januari 2012). Tevens biedt dit mogelijkheden met betrekking tot de werkdruk. Zo zou door middel van management de maatschappelijk werkers waarbij het hart ligt bij het outreachend werken hiervoor kunnen worden ingezet. Daarbij kunnen de maatschappelijk werkers die zich meer thuis voelen bij het
11
Psychosociale Hulpverlening | Adviesrapport MWDv2B1 | René van der Drift
werken binnen de instelling meer cliënten kunnen helpen die zichzelf hebben aangemeld. Door effectief en efficiënt gebruik te maken van de krachten binnen de instelling kan voorkomen worden dat de werkdruk en daarmee de wachtlijsten te sterk toenemen (http://www.managementsite.nl, 26 januari 2012). 2.3 | Het Wraparound care-model Even als de “Eropaf”-aanpak sluit het Wraparound care-model aan op de gedachten van het “nieuwe sociaal werk”. In deze paragraaf wordt ingegaan op wat deze methodiek inhoudt, de volgende punten komen aan bod: achtergrondinformatie, kernwaarde, theoretische raamwerk en de aansluiting op de maatschappelijke ontwikkelingen. 2.3.1 | Achtergrondinformatie Het Wraparound care-model is afkomstig uit Amerika. Wraparound care kan ingezet worden bij zowel complexe als minder complexe problematiek. Het Wraparound care model is geen casemangament. Bij casemanagement stemt men de zorg en- of dienstverlening op elkaar af. Wraparound care doet dat ook maar pas nadat met de cliënt of het cliëntsysteem een aantal stappen zijn gezet, met als doel grip op het eigen leven te behouden of weer te krijgen. De cliënt geeft zelf aan welke zorg en-of dienstverlening de cliënt of het cliëntsysteem nodig heeft (mondelinge communicatie: Jo. Hermanns, 15 december 2011). Multisysteemtherapie en het Wraparound care-model kunnen volgens Myers & Farrell, 2008 met elkaar vergeleken worden. Multisysteemtheorie is in Nederland wel bekend, het Wraparound care-model is minder bekend (www.eropaf.nl, 1 oktober 2011). 2.3.2 | Theoretisch raamwerk en gedachtegoed The National Group met als hoofd Burns ontwierpen een aantal kwaliteitscriteria die aan de hand van observatieschalen bekeken kunnen worden, (Burns et al, Epstein et al, 2006, geciteerd uit www.eropaf.org 1 oktober 2011). De gedachte achter het Wraparound caremodel is dat veranderingen bij cliënten alleen kunnen plaatsvinden als er aan de volgende eisen wordt voldaan: -
-
De interventies moeten in een plan passen dat samen met professionals, personen uit het eigen sociale netwerk en de cliënt is ontworpen; Het plan dient concrete doelen te hebben die in de eigen leefsituatie behaald kunnen worden; De cliënt en casemanager organiseren samen de activiteiten die nodig zijn voor het plan; De interventies dienen vanuit meerdere hoeken te worden ingezet, namelijk vanuit de sociale netwerken en meerder professionele instellingen uit verschillende sectoren; De uitvoering van het plan wordt bij voorkeur uitgevoerd in de eigen leefomgeving; Er is een casemanager en assistent beschikbaar, de assistent heeft een lage caseload en kan de desbetreffende cliënt dagelijks ondersteunen in de uitvoering van het plan. Ook de voorbereiding van de bijeenkomsten en de door de cliënt geboekte vooruitgang worden door de assistent in de gaten gehouden (www.eropaf.king-com.nl, 5 oktober 2011).
De professional De Wraparound hulpverlener is een hoogopgeleide generalist die het gezin ondersteunt bij het grip krijgen op hun leven. De Wraparound hulpverlener wordt ook wel de specialist van het gewone leven genoemd (mondelinge communicatie Jo Hermanns, 15 december 2011). Specialisten worden door de Wraparound hulpverlener betrokken bij het gezin en dragen hun steentje bij aan het gezinsplan, dat door de cliënt of het cliëntsysteem opgesteld is. Binnen een Wraparound programma wordt op alle levensterreinen gewerkt, zoals relationeel, materieel en psychosociaal. Het Wraparound model werkt met dertien stappen, zie bijlage twee.
12
Psychosociale Hulpverlening | Adviesrapport MWDv2B1 | René van der Drift
De betrokken hulpverleners komen niet vaak samen, de kern van de hulpverlening ligt bij de cliënt of het cliëntsysteem, de wil van de cliënt staat voorop. De inzet en motivatie van de cliënt is van zeer groot belang. Als de cliënt zich niet inzet, zal de hulpverlening niet slagen. De cliënt zal zich dan ook alleen inzetten als aan de wensen en behoeften van de cliënt voldaan wordt. De hulpverlener bepaalt niet wat er moet veranderen in het leven van de cliënt. Het Wraparound care-model wordt regelmatig ingezet in een gedwongen setting. Deze combinatie dwang en hulp zijn vooralsnog goed te combineren, de cliënt of het cliëntsysteem zijn altijd onderdeel van het “Wraparound team” (Hermanns, 2004; Hermanns & Kloosterman, 2008, Menger, 2008 gelezen in www.eropaf.org, 1 oktober 2011). 2.3.3 | Aansluiting op maatschappelijke ontwikkelingen De WMO wil meer uitgaan van de wens van de cliënt, het Wraparound care-model gaat uit van de wens van de cliënt. Zorg moet goedkoper worden, het Wraparound model voorkomt uithuisplaatsingen etc. en is hiermee goedkoper. Ook is de zorg van redelijk korte duur. Binnen een aantal weken worden er al resultaten behaald (mondelinge communicatie Jo Hermanns, 15 december 2011). Het hele interview is te lezen in bijlage 9.
13
Psychosociale Hulpverlening | Adviesrapport MWDv2B1 | René van der Drift
3 | Psychosociale hulpverlening Nu het nieuwe sociaal werk toegelicht is, wordt er in dit hoofdstuk gekeken wat psychosociale hulpverlening inhoudt, specifiek wordt er gekeken naar psychische, relationele en materiële problemen. Er wordt gekeken uit welke taken psychosociale hulpverlening bestaat en er wordt ingegaan op het doel empowerment en de common factors. Daarnaast wordt inzicht gegeven op het ontstaan van psychische, relationele en materiële problemen met daaraan de verschillende theoretische invalshoeken gekoppeld. Vervolgens wordt het onderscheid tussen een moeilijkheid, probleem en symptoom verduidelijkt en gekoppeld aan het nieuwe sociaal werk. Tot slot wordt het biopsychosociale-model behandeld, dat dient om het scala aan factoren die mee spelen bij het ontstaan van psychosociale problemen overzichtelijk te maken. 3.1 | Psychosociale hulpverlening Psychosociale hulpverlening begeleidt mensen in hun persoonlijke leven, thuis en op het werk om richting te geven en keuzes te maken. In één of meer van deze levensgebieden kunnen problemen en spanningen samenkomen met gevoelens en gedachten, die zich eindeloos herhalen, zonder uitkomst te bieden. Het kan resulteren in lichamelijke spanningsklachten (www.psychohulp.nl, 8 oktober 2011). Deze vorm van hulpverlening onderscheidt zich door haar doel: empowerment. Het individu in zijn sociale context bekrachtigen. Het maatschappelijk werk is een onderdeel van het sociaal beleid van de overheid. Psychosociale hulpverlening is er voor mensen die om wat voor reden dan ook aan de rand van de maatschappij vallen, in moeilijkheden raken en/of anderen schade aanrichten. Psychosociale hulpverlening verleent de hulp, steun en diensten om hen weer tot hun recht te laten komen en hen de kans te geven van hun rechten gebruik te maken. Maatschappelijk werk heeft te maken met verschillende psychosociale problematiek (de Vries, 2010: 21-48). Deze problemen kunnen zich uiten in verschillende levensgebieden: - Psychisch gebied, hoe iemand denkt, voelt en handelt; - Somatisch gebied, lichamelijke gewaarwordingen zoals pijn en uiting van emoties; - Sociaal gebied, relaties met anderen zoals gezin, relatie of vriendschap; - Maatschappelijk gebied, betrekking tot buitenwereld zoals werk, kerk of school; - Materieel gebied, (on)tevredenheid over bijvoorbeeld geld, huis, eten en werkomstandigheden (www.context-praktijk.nl, 10 oktober 2011). Kenmerkend is de grote diversiteit aan persoonlijke, relationele en materiële problemen en de verwevenheid ervan. Om een beeld te geven worden deze drie problematieken in de volgende drie paragraven verder uitgelicht (de Vries, 2010: 56-65). 3.1.1 | Psychische problematiek Psychisch gebied omvat hoe iemand denkt, voelt en handelt. Psychisch gezonde personen hebben een persoonlijke beleving van welzijn, autonomie en competentie. Met andere woorden, ze zijn in staat de eigen intellectuele en emotionele mogelijkheden te realiseren. Psychisch ongezonde mensen hebben last van psychische klachten of zelfs van psychische stoornissen. Psychische klachten houden in de gevoelens van psychische verstoring, zoals gevoelens van stress, angst, depressie en slaapverstoring. Dit kan lijden tot een (gedeeltelijk) onvermogen tot functioneren. In sommige gevallen zelfs tot pijn, beperkingen of sterfte. Psychische stoornissen onder andere dementie, schizofrenie, depressie en angststoornissen (www.nationaalkompas.nl, 8 oktober 2011). Het ervaren ervan hangt samen met eenzaamheid, pijn en onrechtvaardigheid van het leven, ook met hoe je het leven vormgeeft en er verantwoording voor neemt. Het gebeurde is een belangrijk deel van het ontstaan van psychische problemen. Daarnaast hebben de aanleg, omgeving, cultuur en welbevinden in interactie met de omgeving te maken met het ontstaan van psychische problemen (www.idee-pmc.nl, 8 oktober 2011).
14
Psychosociale Hulpverlening | Adviesrapport MWDv2B1 | René van der Drift
Het ontstaan van psychische problematiek Over het ontstaan van psychische problemen bestaat geen allesomvattende theorie. Er bestaan meerdere (risico)factoren die hiervoor (mede) bepalend zijn. Deze hangen nauw samen met de persoonlijke eigenschappen en (levens)ontwikkeling van een individu, de omgeving waarin deze ontwikkeling plaats vind en hoe het individu deze ontwikkeling ervaart, beleefd, interpreteert en hanteert. Het ontwikkelen van psychische problemen heeft daardoor zowel te maken met persoons- als omgevingsgebonden risicofactoren die elkaar wederzijds beïnvloeden (www.nationaalkompas.nl 9 oktober 2011). Dit heeft ertoe geleid dat er verschillende theoretische invalshoeken en ideeën zijn waaruit het ontstaan van psychische problemen kan worden verklaard: de biologische/genetische, de evolutionaire, de cognitieve, de psychodynamische, de humanistische, de behavioristische en de socioculturele voor uitleg van deze invalshoeken zie bijlage drie. 3.1.2 | Relationele problematiek Relationeel gebied omvat de patronen van interactie met anderen in een intieme verhouding, zoals gezin, relatie en vriendschap. De problemen hebben vooral te maken met opvoeding, relaties en echtscheiding en ontstaan als de relatie uit balans raakt (de Vries, 2010: 64). Vele factoren kunnen de aanleiding zijn dat het evenwicht in een relatie verstoord raakt. Problemen binnen de communicatie, interactie, binding en hechting, maar ook twijfels kunnen ervoor zorgen dat de balans verdwijnt (www.klassiek-homeopaat.info, 8 oktober 2011)(www.ideepmc.nl, 8 oktober 2011). Zodra een relatie uit balans raakt of zelfs wordt verbroken kunnen er gevoelens van bijvoorbeeld onzekerheid, angst, depressie ontstaan (www.klassiek-homeopaat.info, 8 oktober 2011). Grote levensgebeurtenissen zoals het verliezen van een dierbare, werk of verhuizing kunnen een weerslag hebben op de relatie. Binnen gezinnen kunnen bovenstaande problemen zich eveneens voordoen. Er kan ook sprake zijn van problemen in de opvoeding of moeite hebben met het uit huis gaan van kinderen, scheiding, nieuwe partners of het samenvoegen van gezinnen. Ernstige zaken kunnen er ook spelen, zoals mishandeling of incest (www.psychis.nl, 8 oktober 2011). Het ontstaan van relationele problematiek Het zijn vooral de persoonlijke relaties die invloed hebben op de ontwikkeling van een individu. De relatie met deze belangrijke andere(n) geeft mede vorm aan de 'ik-mijzelf' relatie. De ikmijzelf relatie betreft in welke mate een persoon stilstaat bij diens eigen behoeftes, reacties en deze serieus neemt en in welke mate een persoon stilstaat bij het eigen gedrag en verantwoordelijkheid neemt voor het eigen aandeel in conflictsituaties. In een ‘gezonde' relatie worden individuele en relationele problemen dan ook besproken en samen opgelost of hanteerbaar gemaakt. Indien er sprake is van een 'ongezonde' relatie kunnen problemen echter blijven voortbestaan vanwege knelpunten die het oplossingsvermogen van het systeem in de weg staan. Een probleem dient daarom altijd bekeken te worden vanuit de persoon die het probleem heeft/ervaart als de context waarbinnen deze ontstaat en blijft voortbestaan. Zo heeft een individueel probleem invloed op de relatie en relationele problemen invloed op het welzijn van de individuen binnen een relatie (Bouwkamp & Bouwkamp, 2010: 19-126). De verschillende theoretische invalshoeken die beschreven zijn bij de psychische problematiek zijn daarmee tevens van toepassing bij de relationele problematiek. Daarnaast geeft de systeemen interpersoonlijke communicatietheorie inzicht op waar zich knelpunten kunnen voordoen op het gebied van binding, balans, ordening en betrekkings- en communicatieniveau binnen een relatie/systeem en hoe deze door het streven naar homeostase van het systeem in stand gehouden worden (Pont, 2007), in bijlage vier staan verschillende oorzaken van interpersoonlijke problemen beschreven. Voor het vormen en handhaven van intieme relaties is uit onderzoek gebleken dat het vermogen om goed te communiceren van cruciaal belang is. Hiermee wordt verstaan het vermogen zich adequaat te uiten, de ander goed te verstaan en het hebben van voldoende vaardigheden in responsieve communicatiepatronen. Een gebrek aan deze vaardigheden blijkt
15
Psychosociale Hulpverlening | Adviesrapport MWDv2B1 | René van der Drift
bij te dragen aan een gebrek van intieme relaties en communicatie en zorgt daardoor voor onvrede en eenzaamheidsgevoelens. De kerneenheid van communicatief gedrag is dan ook de boodschap van de zender naar de ontvanger en de reactie van de ontvanger op de boodschap naar de zender. Hierbij kan een onderscheid gemaakt worden tussen constructieve en disfunctionele communicatie betreffend het communicatieve gedrag van de zender en/of de ontvanger. Kenmerkend voor constructieve (persoonlijke) communicatie is het op een duidelijke en persoonlijke wijze uiten van gevoelens, meningen, wensen en verlangens ter waarborging van de eigen autonomie en zorg dragen dat de boodschap overkomt en het openstaan voor de reactie van de ander ter waarborging van de ander/de verbondenheid. Om constructief (persoonlijk) te communiceren is het daarom van belang om constructief gedrag naar zichzelf te tonen, door stil te staan bij en het serieus nemen van de eigen gevoelens, verlangens en het eigen gedrag. Hiermee ligt het tussen twee extremen van disfunctionele zelfdialoog: - Het zichzelf verwijten, waarbij eindt en individu eisen aan zichzelf stelt waaraan deze niet kan voldoen en zichzelf daarom veroordeeld; - Het zichzelf verdedigen, waarbij een individu zichzelf niet verantwoordelijk maakt voor het eigen aandeel (Bouwkamp & Bouwkamp, 2010: 107-109). Naast constructief gedrag naar jezelf is tevens constructief gedrag als zender en ontvanger van belang. Met het eerste wordt gedoeld op het duidelijk uitspreken van de eigen behoeften en het aanspreken van de ander op wat wel en niet bevalt aan zijn gedrag. Deze bevindt zich tevens te midden van twee disfunctionele uitersten: - het de ander verwijten, waarbij een individu eisen aan de ander stelt waaraan deze niet kan voldoen en de ander daarom veroordeeld; - het de ander verdedigen, waarbij een individu de ander niet aanspreekt op zijn verantwoordelijkheid voor de relatie (Bouwkamp & Bouwkamp, 2010: 109). Met constructief gedrag als ontvanger wordt het openstaan voor wat de ander zegt bedoeld en het terugkoppelen wat herkenbaar is en welke betekenis hieraan gegeven wordt. Indien een individu zich niet herkent in de feedback, dan kan deze om verdere verduidelijking vragen. Ook dit gedrag bevindt zich te midden van twee disfunctionele uitersten: - het zichzelf afsluiten van de al of niet herkenbare boodschap en het zichzelf vrijpleiten, zodat geen verantwoordelijkheid voor de relatie genomen hoeft te worden; - het klakkeloos overnemen van de wel of niet herkenbare boodschap als definitie van zichzelf en daarmee het zichzelf verwijten en de volledige verantwoordelijkheid voor de relatie op zich te nemen (Bouwkamp & Bouwkamp, 2010: 110). De rechtstreekse constructieve (persoonlijke) communicatie hangt direct samen met het psychische welbevinden van mensen. Zo worden onderlinge misverstanden bij relatieboodschappen gereduceerd door onduidelijkheden te verhelderen en individuele behoeften op een meer directe wijze uit te spreken (Bouwkamp & Bouwkamp, 2010: 110-111). In de beroepspraktijk van het maatschappelijk werk zijn relatieproblemen als gevolg van een collusie een veelvoorkomend verschijnsel. Met een collusie wordt een relatie verstaan die elkaar in stand houdt en versterkt doordat de overlevingsstrategieën van de partners elkaar aanvullen, verbinden en bevestigen, maar na verloop van tijd elkaar gaan tegenwerken (www.idee-pmc.nl, 9 oktober 2011). Een aantal voorbeelden hiervan zijn: - De narcistische collusie: een wisselwerking en versterking tussen autonoom en machtig en dwepend en vererend. - De orale collusie: een wisselwerking en versterking tussen hulpbehoevend en zorgzaam. - De jaloezie ontrouw collusie: een wisselwerking en versterking tussen ontrouw en jaloersheid (Griffioen, R. 2011).
16
Psychosociale Hulpverlening | Adviesrapport MWDv2B1 | René van der Drift
Het ontstaan van collusies houdt verband met vroegere hechtingsstijlen als gevolg van een bepaalde opvoedingsstijl en andere boodschappen die vanuit de opvoeding zijn meegegeven en geïnternaliseerd zijn (parallelle processen, toegestane en niet toegestane delen): - Het zorgende kind (gepreoccupeerde hechtingsstijl): de toegestane delen van het zorgende kind bestaan uit helpen en het beter diens best doen. De niet toegestane delen bestaan uit het voor zichzelf zorgen, het eisend opstellen, direct aandacht vragen en verzorging vragen. Het zorgende kind is hiermee een reactie op een inconsistente en ongevoelige opvoedingsstijl. - Het woedende kind (angstige hechtingsstijl): de toegestane delen van het woedende kind bestaan uit het ondergeschikt, vriendelijk, voorkomend en sympathiek zijn. De niet toegestane delen uit het kwetsbaar zijn, zich afgewezen voelen en boosheid vertonen. Het woedende kind is hiermee een reactie op een afwijzend en emotioneel en psychisch niet beschikbare opvoedingsstijl. - Het solitaire kind (vermijdende hechtingsstijl): de toegestane delen van het solitaire kind bestaan uit het maken van carrière, het hebben van hobby's, het vergaren van bezit en het uitoefenen van macht. De niet toegestane delen uit het aangaan van intimiteit, het afhankelijk zijn en het vragen om hulp. Het woedende kind is hiermee een reactie op een expliciet negatieve opvoedingsstijl, waarbij voornamelijk aandacht is voor prestaties (Griffioen, R. 2011). Naast de verschillende hechtingsstijlen spelen bij het vormen van collusies zowel seksespecificiteit in autonomie en verbondenheid een rol als gelijkheid en complementariteit. Daarnaast is sprake van codependency, oftewel een goedbedoelde reactie op een (langdurig) probleem, waardoor de ander van diens verantwoordelijkheid wordt ontheven en afhankelijk wordt van de codependent. Vanuit dit 'helpende' gedrag ontleent de codependent waardering en een positief zelfbeeld, maar wordt daarmee tegelijkertijd een belanghebbende en kan daardoor onbewust zodanig handelen dat de probleemsituatie in stand gehouden wordt. De codependent geeft zo de ander de gelegenheid om het probleemgedrag voort te zetten. Codependency is hiermee een vergaande aanpassing aan de ander door de rol als behager op te nemen en door het wegcijferen van zichzelf. De codependent creëert zo eveneens voor zichzelf een probleem (Bouwkamp & Bouwkamp, 2010: 19-111). De aanpak voor het behandelen van een collusie dient kortdurend en oplossingsgericht te zijn met de focus op het hier en nu en de aandacht voor het kleine te hebben (Griffioen. R, 2011). 3.1.3 | Materiële problematiek Materieel gebied omvat problemen met inkomen, huisvesting, schulden, werkomstandigheden en de relatie met maatschappelijke organisaties zoals die met de sociale dienst. Mensen komen vaak op eigen initiatief. Binnen dit gebied wordt er veel samengewerkt met de sociale dienst. De hulpverlening kenmerkt zich door informatie, advies, bemiddeling en concrete dienstverlening (de Vries, 2010: 64). Deze vorm van hulpverlening is bedoelt voor mensen met allerlei problemen op het gebied van financiën en juridische aard. Hierbij kan gedacht worden aan werkeloosheid, echtscheiding en overlijden. De hulpverlening is op vrijwillige basis. Het uitgangspunt hierbij is de eigen verantwoordelijkheid van de cliënt. De inhoud van de hulp is het verkrijgen van rechten, het verwijzen naar voorzieningen en het begeleiden bij financiële problemen. Bij financiële problemen is het mogelijk om zowel op korte als lange termijn ondersteund en geholpen te worden. Mensen kunnen hierdoor verdrietig, opstandig of depressief worden en weten niet hoe ze hier zelf uit moeten komen. Door de cliënt inzicht te geven in zijn problemen en nieuwe vaardigheden te leren wordt een bewustzijn gecreëerd en wordt het mogelijk voor de cliënt om problemen zelf te hanteren en op te lossen (www.multimaatpoli.nl, 8 oktober 2011). Het ontstaan van materiële problematiek Over het ontstaan van materiële problemen zijn tevens vele factoren die mede bepalend kunnen zijn. Vaak komt het neer op het maken van (verkeerde) keuzes en het niet erkennen van problemen. Het kan dan gaan om een gebrek aan vaardigheden en/of kennis over mogelijkheden. Het niet kunnen of willen erkennen van problemen kan weer te maken hebben
17
Psychosociale Hulpverlening | Adviesrapport MWDv2B1 | René van der Drift
met de normen en waarden van een individu. Daarnaast kunnen materiële problemen het gevolg zijn van het structureel niet beschikken over voldoende inkomen, door bijvoorbeeld werkloosheid en de huidige economische crisis. Tevens is een combinatie van al deze factoren niet uit te sluiten. Een andere verklaring is te vinden in gedrag en cultuur. Hierbij kan gedacht worden aan levensstijl, doelgroep, scholing, armoede en rijkdom oftewel mensen met een laag sociaal economische status, de LSES-groep. Mensen die gerekend worden tot deze groep blijken vaak slechter voor zichzelf te zorgen en maken meer gebruik van een uitkering. De groep kent meer stress, slechtere woonomstandigheden en scheidingen. Tevens is er vaker contact met justitie en hulpverlening. Mensen uit deze doelgroep lopen daarmee het risico om in een maatschappelijk isolement te komen en “afwijkende” normen en waarden te creëren. Er ontstaat desinteresse en een gebrek aan maatschappelijke participatie, wat kan leiden tot zorgverlamming en zorgvermijding (Kok, 2007: 53-56) Materiële problemen kunnen vanuit verschillende invalshoeken benaderd worden. Zo kan er gekeken worden vanuit het individuele, situationele en maatschappelijk perspectief. Aan ieder perspectief zijn weer verschillende theorieën te koppelen, zoals psychologische theorieën, sociologische theorieën en theorieën met betrekking tot wetgeving, politiek en sociaal beleid. De meest toegankelijke zijn de psychodynamiek, de experiëntiële theorie, leer theorieën, sociaal psychologische theorieën, de systeem theorie, desociaal ecologische theorie en de theorie van de maatschappelijke kwetsbaarheid (Kok, 2007: 60-62). Verwevenheid De gebieden; psychisch, relationeel en materieel zijn nu apart uitgelegd. Wat niet goed duidelijk wordt en wat vaak het geval is dat ongeveer de helft van de cliënten problemen heeft op meerdere gebieden. Dat is gebleken uit de Sater-onderzoeken (2002). De meest voorkomende is de combinatie van psychische met relationele problemen. Ook de verwevenheid van materiële met relationele en van psychische met materiële problemen komt veel voor. Een zeer kleine groep heeft problemen in alle drie de gebieden, de zogenoemde multiprobleemgevallen (de Vries, 2010: 64).
3.2 | Taken Psychosociale hulpverlening is één van de zes kerntaken van het maatschappelijk werk en tevens het meest kenmerkende onderdeel van de beroepspraktijk (Beroepsprofiel van de maatschappelijk werker, 2010). Het beroepsprofiel omschrijft daarbij de volgende taken die binnen de psychosociale hulpverlening vallen: -
veranderings- en competentiegerichte begeleiding; ondersteunende en stabiliserende begeleiding; outreachende benadering; casemanagement; crisisinterventie; concrete en informatieve hulp; belangenbehartiging en conflictbemiddeling; uitbouwen en ondersteunen van sociale netwerken; onderzoek en rapportage (Koeter. L, Geertsema. H, Flierman. T, Vegt v.d., T, 2010: 49-51) Deze taken worden in bijlage vijf nader toegelicht. Vanuit de taken die behoren tot de psychosociale hulpverlening kan worden afgeleid dat zowel de “Eropaf”-aanpak, Eigen Kracht-conferenties, als het Wraparound care-model tevens passen in dit profiel. Zo is de “Eropaf”-aanpak een houding die past bij de outreachende benadering. Hetzelfde geldt voor eigen kracht. Het doel van psychosociale hulpverlening is immers empowerment, oftewel het bekrachtigen van een individu in zijn sociale context. Eigen kracht is daarmee een tool die binnen de psychosociale hulpverlening kan worden toepgast. Als laatste kan het Wraparound care-model gekoppeld worden aan het casemanagement. Bij het Wraparound care-model is echter sprake van een intensievere samenwerking tussen hulpverlener en cliënt en ligt de regie meer bij de cliënt. Deze intensiviteit zorgt dat de
18
Psychosociale Hulpverlening | Adviesrapport MWDv2B1 | René van der Drift
caseload minder groot kan zijn. Om die reden sluiten beide methoden elkaar niet uit. Het toepassen van methoden is vrijblijvend en afhankelijk van elke unieke situatie. Het vraagt om maatwerk. Binnen zowel de psychosociale hulpverlening als in het “nieuwe sociaal werk” zijn de begrippen empowerment, eerstelijnszorg en generalisten belangrijk. Daarom worden deze nader uitgelegd in de volgende paragrafen.
3.3 | Empowerment Het doel is dat de cliënt weer baas in eigen situatie blijft of wordt. Er wordt naar gestreefd de cliënt de regie over de hulpverlening te geven. Het versterkingsproces en participatie zijn hierbij een krachtig middel. De focus wordt gericht op potenties en krachten in gebieden als gezondheid, welzijn, en omgevingsinvloeden. Niet op problemen, risicofactoren en individualisering van problemen. Sociale problemen worden gehandhaafd door een samenspel van factoren op micro- meso- en macroniveau. (www.participatiezorgenondersteuning.nl, 24 oktober 2011)(books.google.nl/sociaal werk: 133 t/m 136). Het doel van het nieuwe sociaal werk, evenals van het psychosociale hulpverlening is empowerment. Het gewenste resultaat bestaat hierbij uit het oplossen, doen verdwijnen of hanteerbaar maken van de problemen, klachten en symptomen van de cliënt door deze zelf weerbaarder te maken en te leren om het sociale (steun)netwerk ‘beter’ in te schakelen. Vanuit het perspectief van empowerment zijn er in het cliëntsysteem zowel positieve als negatieve krachten. De positieve krachten zijn de beschermende factoren en de negatieve krachten de risicofactoren. Empowerment kent hierbij drie processen: - Enlargement: het opsporen en ontwikkelen van de positieve krachten die bij de cliënt en in het systeem (latent) aanwezig zijn. - Enablement: het aanleren van vaardigheden die niet of gebrekkig aanwezig zijn bij de cliënt of in het systeem maar wel nodig zijn. - Enlightment: het stoppen van negatieve tendensen van de cliënt en het systeem en deze ombuigen naar positief gedrag (Bouwkamp & Bouwkamp, 2010: 158-170). 3.4 | Eerstelijnszorg Eerstelijnszorg is laagdrempelig, het betreft zorg waar mensen zonder verwijzing en op eigen initiatief naartoe gaan. Denk aan huisarts, tandarts, maatschappelijk werk en een psycholoog. De rijksoverheid stimuleert dat zoveel mogelijk mensen in de eerste lijn geholpen kunnen worden. Een grote reden is om de zorg betaalbaar te houden. De bereikbaarheid is voor eerstelijnszorg van groot belang, daarnaast wil het kabinet dat eerstelijnszorgverleners meer gaan samenwerken. Op die manier kunnen zij naar elkaar doorverwijzen of elkaar advies geven. Op die manier wordt de patiënt sneller en completer geholpen (www.rijksoverheid.nl, 8 oktober 2011). De gewenste eerste lijn bestaat uit een combinatie van generalistisch maatschappelijk werk en samenlevingsopbouwwerk. De mensen worden opgezocht; maatschappelijk werkers gaan eropaf. Oplossingen worden gezocht samen met burgers in de kracht van de bestaande sociale netwerken, door bijvoorbeeld zogenoemde Eigen Kracht-conferenties te organiseren. Hierin is de burger de sociale professional. 3.5 | Generalisten Met een generalist bedoelt men iemand die niet ergens (beroepsmatig) in is gespecialiseerd, maar over allerlei onderwerpen een behoorlijke basiskennis heeft. Een voorbeeld hiervan is een Algemeen Maatschappelijk Werker. Bij de integrale hulp- en dienstverlening aan kwetsbare mensen is de generalist van groot belang. Generalisten zijn bruggenbouwers naar gespecialiseerde professionals en voeren zelfs op tal van terreinen lichte interventies uit. Door de presentatie van de generalist in wijken en buurten wordt er aan een vertrouwensrelatie met de bewoners gebouwd. De generalist treedt
19
Psychosociale Hulpverlening | Adviesrapport MWDv2B1 | René van der Drift
zowel corrigerend, begeleidend en ondersteunend op (www.movisie.nl, 8 oktober 2011). Een generalist is dus iemand die zich bezig houdt met de hoofdlijnen. 3.6 | Signaleren Om het outreachend werken en de “Eropaf”-aanpak effectief en efficiënt vorm te geven en uit te voeren is het van belang om te werken aan de hand van signalen die aangeven dat hulp wellicht gewenst kan zijn. Het begrip signaleren wordt binnen het maatschappelijk werk dan ook als volgt omschreven: “Signaleren is het opvangen van en betekenis toekennen aan gebeurtenissen binnen en buiten de beroepspraktijk, die de sociale omstandigheden van (potentiële) cliënten negatief kunnen beïnvloeden. Signaleren is, direct en indirect, gericht op verbetering van de situatie van (potentiële) cliënten. Het is een cyclisch proces, dat systematisch uitgevoerd wordt en de volgende activiteiten omvat: waarnemen en opvangen, besluiten, analyseren, besluiten over actie, actie ondernemen en evalueren.” (Scholte, M., & Splunteren, P. van 2007: 19-21). Hiermee wordt met sociale omstandigheden de toestand bedoeld waarin mensen zich in het maatschappelijke verkeer bevinden, oftewel de financiën, woonsituatie, geestelijke situatie, intermenselijke contacten, werksituatie enz. Daarnaast is het van belang om op te merken dat de signalen betrekking dienen te hebben op de doelgroep(en) van de instelling. Dit zorgt voor een inperking van het aantal signalen waarop actie genomen dient te worden. Dit wil overigens niet zeggen dat met dergelijke signalen niets hoeft te gebeuren. Zo is het wenselijk en zelfs noodzakelijk om bepaalde signalen te registreren en door te sturen naar de betreffende instelling die wel uitgerust is om hier actie op te ondernemen Te denken valt aan signalen die het vermoeden van zaken als verwaarlozing, misbruik, mishandeling, het een gevaar voor zichzelf en/of andere zijn teweeg doet brengen (Scholte, M., & Splunteren, van. P. 2007: 1921). Een maatschappelijk werker dient zich immers in te zetten voor het welzijn van de Nederlandse bevolking. In de nieuwe beroepsprofiel van de beroepsvereniging Nederlandse Vereniging van Maatschappelijk Werkers (NVMW) wordt het signaleren dan ook gekoppeld aan preventie onder kerntaak 2: werken voor cliënten en potentiële cliënten. Het wel of niet ingrijpen kan hierbij voor ethische dilemma’s zorgen en brengen beide gevolgen met zich mee. Het bespreken van dergelijke dilemma’s dienen daarom met collega’s besproken te worden, om zo het handelen te kunnen verantwoorden (Jacht, N. 2009: 47-66). Signaleren kan zowel op miscro-, meso- als op macroniveau plaatsvinden. - Microniveau: signalen die betrekking hebben op individuen en samenlevingsverbanden. - Mesoniveau: signalen die betrekking hebben op de leefomgeving en voorzieningen. - Macroniveau: signalen die betrekking hebben op wet- en regelgeving, maatschappelijke trends, structuur, normen en waarden (Scholte, M., & Splunteren, P. van 2007: 23-45). Signaleren is hierbij een cyclisch proces en dient een systematische en stapsgewijze procedure aan te houden. Deze signaleringsprocedure is te vinden in bijlage zes en wordt daar tevens nader toegelicht. Voor het toepassen van de signaleringsprocedure binnen een instelling is een bepaalde attitude vereist die maakt dat medewerkers gestimuleerd en gemotiveerd worden in het signaleren. Hierbij zijn de volgende aandachtspunten van belang: beleid, menskracht, organisatie, deskundigheid en feedback (Scholte, M., & Splunteren, P. van 2007: 23-45). - Signaleren vraagt om beleid: door het samenstellen van een korte beleidsnota kan een instelling diens medewerkers op de hoogte stellen van het belang van signaleren. Daarnaast informeert een instelling door een dergelijke beleidsnota de buitenwereld van diens intenties, wat de samenwerking met andere instanties ten goede komt. - Signaleren vraagt om menskracht: signaleren vereist informatie. Het verzamelen van informatie kost tijd en menskracht. Het is daarom van belang dat sommige medewerkers vrijstelling krijgen van hun dagelijkse werkzaamheden om zo de signaleringstaak uit te kunnen voeren. Het stellen van een norm is echter niet makkelijk, aangezien deze afhankelijk is van het instellingsbeleid, de situatie en de
20
Psychosociale Hulpverlening | Adviesrapport MWDv2B1 | René van der Drift
-
-
gevraagde inspanningen. Het vrijstellen van twee individuen voor een bepaalde tijd zou voor een mogelijke overbrugging kunnen zorgen. Signaleren vraagt om organisatie: het betreft hierbij de organisatie omtrent het signaleren, zodat duidelijk is wat de signaleringstaken inhouden, wie het doen en welke verantwoordelijkheden daarbij horen. Signaleren vraagt om kwaliteiten: te denken valt aan attitude, kennis en vaardigheden. De signaleringsattitude bestaat uit kenmerken als: maatschappelijke engagement; oog voor structurele oorzaken van individuele problemen; bereidheid tot samenwerken; geloof in veranderbaarheid van omstandigheden; praktische instelling. De kennis en vaardigheden heeft betrekking op: eenvoudige onderzoekstechnieken; projectmatig werken; onderhandelen en conflicthantering. Signaleren vraagt om feedback: om mensen gemotiveerd te houden en te blijven stimuleren om te signaleren is het van belang om terug te koppelen wat met de signaleren is gebeurd (Scholte, M., & Splunteren van. P. 2007: 55-60)
3.7 | Common factors In de laatste vijftig jaar is veel onderzoek gedaan naar het effect van de hulpverlening. Hierbij is door Wampold (2001) aangetoond dat het voornamelijk de common factors zijn die het succes van de hulpverlening bepalen. Samengevat bleek dat hulpverlening in 80% van de cliënten voor een verbetering van de situatie zorgden. De invloed van de hulpverlening zelf was hierbij echter maar 13%, de overige 87% werd bepaald door factoren buiten de hulpverlening en door cliëntfactoren. Van de 13% was het effect van de methoden en technieken 1% en die van de common factors ongeveer 10%. Van de overige 2% wordt gespeculeerd dat dit mede te maken heeft met cliënt gerelateerde factoren. Vanwege het effect die de common factors hebben op het resultaat van de hulpverlening is het in het kader van dit onderzoek van belang om deze te benoemen met de daarbij behorende invloed die ze hebben. De precieze mate van invloed blijkt echter uit verschillende onderzoeken te variëren. De gegeven percentages moeten daarom gezien worden als een schatting en niet als absolute gegevens. De volgende common factors worden door de Vries (2008) beschreven: Cliëntfactoren, Therapeutische relatie, Therapeutfactoren, Placeboeffecten en Therapeutische modellen en technieken. Binnen de “Eropaf”-aanpak en het Wraparound care-model wordt gewerkt aan een goede werkrelatie tussen cliënt en hulpverlener. Dit ten behoeve van het hulpverleningsproces. Uit onderzoeksresultaten blijkt dat het Wraparound care-model goed werkt, dit komt onder andere doordat er vanuit de wens van de cliënt gewerkt wordt en omdat er aan een werkrelatie waar de cliënt vertrouwen in heeft gewerkt wordt. Dit kan men ook zien als één van de common factors, namelijk de therapeutische relatie, ( mondelinge communicatie Jo Hermanns, 15 december 2011) 3.8 | Methodische invalshoeken Voor het toepassen van methoden en technieken kunnen verschillende methodische invalshoeken gebruikt worden. Zo maakten Orlinksy, Ronnestad en Willutzki (2004) een analyse van het vijftig jarige onderzoek naar het effect van de hulpverlening met betrekking tot technische relevantie. Hieruit kon geconcludeerd worden dat effectieve hulpverlening niet afhankelijk is van de setting. Zowel individuele-, groeps-, gezins-, als echtpaartherapie kan effectief zijn. Hetzelfde gaat op voor kortdurende en langdurige therapieën en het onderscheid in disciplines. Met betrekking tot ervaring, supervisie en trainingen bleek er geen effect te zijn op het resultaat. De invloed van het gebruik van bepaalde protocollen, therapiemethoden of theoretische oriëntaties op het effect van de hulpverlening bleek tevens verwaarloost te kunnen worden. Het gebruik van specifieke technieken voor specifieke problemen bleek enkel invloed te hebben indien er sprake was van een zware, langdurige problematiek, zoals het geval is bij sommige zware psychiatrische problemen. Tot slot bleek de bewering dat het werken met evidenced-based practices meer resultaat oplevert bleek uit de analyse tevens geen stand te houden (Vries, 2008: 43-50). Het kiezen van een methodische invalshoek en het effect ervan op het resultaat is immers afhankelijk van de common factors. Om die reden moet rekening gehouden worden met zowel
21
Psychosociale Hulpverlening | Adviesrapport MWDv2B1 | René van der Drift
de individuele behoeften en wensen van de cliënt, de situatie en omgeving van de cliënt als met de persoonlijke voorkeur van de hulpverlener bij het kiezen van welke methodische invalshoek gebruikt gemaakt dient te worden voor het bieden van psychosociale hulpverlening. Indien de cliënt, de omgeving of de hulpverlener zich niet thuis voelt met de gekozen invalshoek zal dit de hulpverlening niet ten goede komen. Door middel van overleg met de cliënt (en omgeving) kan de hulpverlener tot een consensus komen over de te gebruiken invalshoek en daarmee het kader waarin de hulpverlening zich effectief kan vormgeven (Vries, 2008: 43-50). De methodische invalshoeken die bij psychosociale hulpverlening het meest toegankelijk zijn bestaan uit: - Individu en systeemgericht - Persoonlijk en ervaringsgericht - Oplossings- en behandelingsgericht - Kortdurend gericht (Bouwkamp & Bouwkamp, 2010: 155-156). 3.9 | Moeilijkheden, problemen en symptomen gekoppeld aan het nieuw sociaal werk Voor de hulpverlening is het van belang om een onderscheid te maken tussen moeilijkheden, problemen en symptomen. Zo zijn moeilijkheden een dagelijkse realiteit van het leven en het leren omgaan met deze moeilijkheden nodig om vaardiger en veerkrachtiger te worden. Dit wordt zowel beschreven in de levenslooptheorie als in de competentietheorie (BurggraaffHuiskes, 2007: 37-50). Het bieden van informatie en/of advies is meestal voldoende. Door het implementeren van Eigen Kracht-conferenties in wijken zou het bieden van informatie en advies bij levensmoeilijkheden gerealiseerd kunnen worden door gebruik te maken van de kennis en vaardigheden die in de directe omgeving beschikbaar is. Het kan echter gebeuren dat een oplossing voor deze moeilijkheden uit blijft omdat deze zowel individueel als in het systeem niet voorhanden is. Een (levens)moeilijkheid kan zo omvormen tot een problematische situatie. Een situatie waarin volgens de Vries (2008) de processen van de verschillende levensgebieden niet meer op elkaar aansluiten of elkaar (op een positieve wijze) versterken, maar elkaar op een niet-productieve wijze beïnvloeden. Dit kan zorgen voor een opeenstapeling van problemen die elkaar wederzijds beïnvloeden, in stand houden en/of versterken. Mocht er sprake zijn van een problematische situatie, dan dient de hulpverlener te achterhalen wat het obstakel is dat ervoor zorgt dat het probleemoplossingsproces stopt en de cliënt te ondersteunen bij het verwijderen van dit obstakel. De “Eropaf”-aanpak als attitude die eigen is aan de maatschappelijk werker bied hier uitkomst bij. Zo kan vanuit het gedachtegoed van bemoei- naar groeizorg gehandeld worden door bij deze mensen langs te komen en op deze manier hulp en steun te bieden. Indien een problematische situatie langdurig onoplosbaar blijft kunnen er symptomen ontstaan die het voor de cliënt alsnog mogelijk maakt om zich, op een gebrekkige manier, te kunnen handhaven. Een symptoom kan daarmee een functie dienen om ergere problemen te voorkomen. Een symptoom dient dan ook door de hulpverlener gezien te worden als een signaal voor een langdurig onopgelost probleem dat niet direct op de voorgrond staat of in verband kan worden gebracht met de inhoud en/of locatie van het symptoom zelf. Een symptoom manifesteert zich meestal daar waar een individu het meest kwetsbaar is. Indien er sprake is van een symptoom zal de hulpverlening zich moeten richten op het leren handhaven van de problematische situatie waarin dit symptoom zich manifesteert (Vries, 2008: 60-62). Indien een symptoom het gevolg blijkt te zijn van een complexe problematiek kan dit betekenen dat een integraal hulpaanbod nodig is. Het Wraparound care-model helpt vorm te geven aan dit integrale hulpaanbod. 3.10 | Het biopsychosociaal model Door de hoeveelheid aan manieren en invalshoeken om het ontstaan van psychosociale problemen te verklaren bestaat de kans dat sociaal werkers het overzicht verliezen. Het biopsychosociale model tracht dit overzicht te waarborgen. Dit multicausale verklaringsmodel beschrijft het ontstaan van psychosociale problemen als een wisselwerking tussen somatische,
22
Psychosociale Hulpverlening | Adviesrapport MWDv2B1 | René van der Drift
intrapsychische, interpersoonlijke en situationele probleemstimuli. Deze stimuli en de onderlinge interactie uit zich in probleembekrachtigende- en versterkende processen. Deze processen hebben op hun beurt effect op het in stand houden en het verergeren van problemen en symptomen. Op deze manier kunnen oorspronkelijke oorzaken van een probleem (stimuli) ook werken als bekrachtigers (processen) van het probleem. Hierbij houden de bekrachtigers een probleem in stand. Door de feedback die de stimuli in dit proces telkens geven, zijn de oorzaken van problemen ook te zien als de gevolgen van die problemen. Dit wordt circulaire causaliteit genoemd (Bouwkamp & Bouwkamp, 2010: 130-135).
23
Psychosociale Hulpverlening | Adviesrapport MWDv2B1 | René van der Drift
4 | Methodieken In het vorige hoofdstuk zijn verschillende soorten problematieken besproken waar cliënten last van kunnen hebben. Het gebruiken van een bepaalde methode of techniek bij het bieden van psychosociale hulpverlening is afhankelijk van de individuele situatie en probleem van de cliënt en diens context. De Mönnink (2009) heeft daarom een multimethodisch stappenmodel voor de maatschappelijk werker gemaakt. Aan de hand van dit model wordt op een systematisch en analytisch stapsgewijze manier de situatie van de cliënt ontrafeld en is gebaseerd op een integrale stressreductie en empowerment theorie (ISET). Aan de hand van dit multimethodisch stappenmodel kan samen met de cliënt bepaald worden welke methoden en technieken toegepast dienen te worden. Zie bijlage zeven voor het multimethodische stappenplan. Op deze manier kunnen methoden en technieken dus worden gekozen naar de persoonlijke problematiek, situatie en wensen van de cliënt. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op deze verschillende methoden. Er wordt ingegaan op methodieken bij relationele problematiek, materiële problematiek en psychische problematiek. 4.1 | Psychische problematiek Psychische problematiek heeft te maken met geestelijke gezondheidsklachten. Theorieën die hier verder op ingaan zijn onder andere: -psychoanalyse -hechtingstheorie Hier is gekozen om verder in te gaan op de cognitieve methode. Dit omdat deze methode ingaat op persoonlijke spanningen die een cliënt kan ervaren door negatieve gedachten. Dit kan dus vallen onder de angst, depressiviteit of onzekerheid, die eerder werden genoemd. De cognitieve methode Met de cognitieve methode probeert men de negatieve gedachten van een cliënt in positieve zin te beïnvloeden. Dit omdat deze gedachten over zichzelf en de wereld bij de cliënt persoonlijke spanning kunnen opleveren. Men probeert deze knelpunten te verminderen door in te gaan op de negatieve of onrealistische gedachten en bijvoorbeeld informatie te geven over een normale reactie van mensen op een trauma. Hiermee probeert men te bereiken dat de cliënten minder schadelijke gedachten over zichzelf en andere heeft. Een ander doel kan zijn; de cliënt positiever over zichzelf laten denken. Vooral bij het geven van informatie moet de hulpverlener wel uitkijken: men moet het geven van informatie doceren en op het juiste moment en gepaste wijze brengen. Technieken Enkele van de verschillende technieken die men bij deze methode kan toepassen zijn: -Normaliserings- educatietechniek Een cliënt “educatie” geven. Bijvoorbeeld het uitleggen aan een cliënt die een traumatische gebeurtenis heeft meegemaakt, dat het normaal is dat hij zich verdrietig of uitgeput voelt. -Dagboektechniek Het vragen aan een cliënt om een dagboek bij te houden van specifieke gedachten. -Uitdagingstechniek Bij deze techniek wordt de cliënt (zoals de naam al zegt) uitgedaagd. Men daagt de cliënt uit om kritisch na te denken over zijn eigen gedachten. -Zelfwaarderingstechniek De cliënt moet hierbij positieve eigenschappen van zichzelf opnoemen. Dit kan handig zijn bij cliënten met een laag zelfbeeld; zo zien ze niet alleen de negatieve kanten van zichzelf (H. De Mönnink, 2009: 145-156). 4.2 | Relationele problematiek Zoals eerder al beschreven is, is relationele problematiek erg breed. Er zijn dus ook veel verschillende methodieken toe te passen.
24
Psychosociale Hulpverlening | Adviesrapport MWDv2B1 | René van der Drift
Een paar voorbeelden hiervan zijn: De relatiemethode, de mediationmethode, de gezinsmethode, de familiemethode, de sociaalnetwerkmethode, de groepsmethode en de casemanagementmethode (H. De Mönnink, 2009: 115-116). Welke methode het best inzetbaar is, is afhankelijk van de situatie. Afhankelijk van de specifieke problematiek van de cliënt, de cliënt als persoon en de desbetreffende hulpverlener, kiest men de methode waarmee gewerkt zal worden. Hier wordt de sociaalnetwerkmethode verder uitgewerkt. Dit omdat deze methode breed inzetbaar is bij verschillende problemen. Sociaalnetwerkmethode Bij de sociaal netwerkmethode kijkt men naar het sociale netwerk van de cliënt. Dit omdat een cliënt steun kan halen uit zijn sociale contacten. Het is dus positief voor de cliënt om het draagvlak van zijn sociale netwerk te vergroten. Men probeert met deze methode dan ook de bestaande contacten van de cliënt te versterken en nieuwe contacten te maken om het netwerk nog verder uit te breiden. Hopelijk heeft deze methode positief effect op een cliënt. Zo kan het een gevoel van eenzaamheid verminderen, kan de cliënt zich gesteund voelen (doordat hij meer steun kan halen uit zijn sociale netwerk) en kunnen mogelijk bestaande problemen in relaties zijn verminderd. Een hulpverlener moet bij toepassen van deze methode wel uitkijken voor een aantal zaken. Zo kan men te veel letten op hoe groot een sociaal netwerk is, in plaats van de kwaliteit van het netwerk. Dit terwijl de steun die iemand uit contacten haalt vaak van groter belang is dan het aantal contacten. Verder is het van belang dat een hulpverlener niet over mogelijke belemmeringen heen kijkt, zoals bijvoorbeeld te weinig sociale vaardigheden bij de cliënt of bestaande conflicten in de leefomgeving van de cliënt. Ook bij deze methode kan men verschillende technieken toepassen. Hieronder worden er twee uitgelegd. Technieken -Ecogramtechniek Het sociale netwerk van de cliënt word uitgewerkt in een ecogram. Hiermee is voor zowel de hulpverlener als de cliënt te zien hoe zijn sociale netwerk eruit ziet. Hoeveel sociale contacten er zijn, waar steun uit gehaald wordt etc. Deze techniek wordt vaak aan het begin van het contact tussen een hulpverlener en cliënt ingezet, zodat men een beeld kan krijgen van de beginsituatie. Het kan ook later (opnieuw) worden toegepast om bijvoorbeeld het verschil in beeld te brengen. -Boomtechniek Bij deze techniek wordt het sociale netwerk van de cliënt systematisch opgebouwd, “als een boom”. Hierbij wordt gekeken vanaf de wortels (de autobiografie van de cliënt), naar de stam (het ontwikkelen van een netwerkplan), naar de kruin (hoe legt de desbetreffende cliënt contacten en hoe onderhoud hij deze?) (H. De Mönnink, 2009: 125-135). 4.3 | Materiële problematiek Materiële problematiek is een problematiek die vaak niet op zichzelf staat. Veel cliënten hebben hiernaast ook last van andere problemen. Wat materiële problematiek inhoud is eerder in dit verslag omschreven. In dit stuk wordt omschreven welke methoden goed toepasbaar zijn bij de materiële problematiek. Een veel gebruikte methode bij materiële problematiek, is de praktisch- materiële methode. Deze wordt hieronder verder uitgelegd. Praktisch- materiële methode Een methode waar men voor kan kiezen om toe te passen bij materiële problematiek, is de praktisch- materiële methode. Dit is goed toepasbaar op cliënten met problemen zoals geld-, huisvesting- en werkproblemen. Men probeert hierbij de spanning die veroorzaakt wordt door deze problematiek, te verminderen bij de cliënt . Men regelt hierbij dus praktische zaken (samen met de cliënt) om zo deze spanningen te
25
Psychosociale Hulpverlening | Adviesrapport MWDv2B1 | René van der Drift
verminderen. Een valkuil hierbij is dat men de cliënt te veel uit handen neemt. Dit doordat de hulpverlener veel kennis bezit en de cliënt probeert “te redden” (H. De Mönnink, 2009: 55). Er zijn verschillende technieken die men toe kan passen binnen de praktisch- materiële methode. Technieken -Inventarisatietechniek De hulpverlener inventariseert de problematiek van de cliënt. Door te kijken naar de verschillende knelpunten waar de cliënt tegenaan loopt en de mogelijke verwevenheid van deze verschillende knelpunten. -Informatietechniek De hulpverlener stimuleert de cliënt om informatie op te zoeken over het knelpunt waar deze tegen aanloopt (waarmee dus de kennis van de cliënt over zijn eigen problematiek wordt verhoogd). -Adviestechniek De hulpverlener beantwoord de vragen waarmee de cliënt komt. -Belangenbehartigingtechniek De maatschappelijk werker pleit voor zijn cliënt bij overheidsinstanties en betrokken personen. Dit om bijvoorbeeld een vergunning die een cliënt nodig heeft te kunnen bemachtigen (om zo de cliënt zijn spanning met zijn knelpunt te kunnen verminderen). -Budgetteringstechniek De financiële situatie van de cliënt wordt geïnventariseerd en op papier gezet. Dit om voor zowel de hulpverlener als de cliënt, de situatie duidelijk te krijgen. -Arbeidshulpverleningstechniek Zoals de naam al duidelijk maakt is deze techniek gericht op arbeidsproblemen waar een cliënt tegenaan kan lopen. Bij deze techniek, stimuleert de hulpverlener de cliënt om na te denken over zijn carrière, maar ook om acties op dit gebied te laten ondernemen. -Verwijzingstechniek Als de problematiek van een cliënt te specialistisch wordt voor een hulpverlener, kan deze de cliënt doorverwijzen naar een meer specifiek op die problematiek gerichte hulpverlening (H. De Mönnink, 2009: 60-75). 4.4 | “Eropaf”-aanpak, Wraparound care-model en Eigen Kracht-conferenties Als er gekeken wordt naar de methodieken die terug komen in de “Eropaf”-aanpak en Wraparound care-model kan er een koppeling gemaakt worden met de presentiebenadering, non-directieve counseling en outreachend werken (H. de Mönnink 2009). Voor het Wraparound care-model kunnen onder andere koppelingen gemaakt worden met methodieken zoals multisysteem therapie, casemanagement en Familys First, binnen deze methodiek wordt ook vanuit de presentiebenadering gewerkt (mondelinge communicatie Jo Hermanns, Lohuis, Schilperoort et al, 2008). Binnen Eigen Kracht-conferenties past de methodiek van de sociale netwerkbenadering, (Lohuis, Schilperoort et al, 2008: 66-67). De “Eropaf”-aanpak, het Wraparound care-model en Eigen Kracht-conferenties hoeven dus niet los te staan van bestaande methoden en technieken.
26
Psychosociale Hulpverlening | Adviesrapport MWDv2B1 | René van der Drift
5 | Ontwikkelingen in het buitenland Het maatschappelijk werk in Nederland heeft mede vorm gekregen door ontwikkelingen en invloeden vanuit het buitenland. Te denken valt aan de oprichting van de eerste maatschappelijke school door Marie Muller-Lulofs in 1899 in Amsterdam, mede gestimuleerd door ontwikkelingen in Duitsland. En de door Marie Kamphuis geïntroduceerde social casework dat zijn oorsprong kent uit de Verenigde Staten (Bijlsma,sociaal werk in Nederland: 69). Het is om die reden van belang om over de grens te blijven kijken naar internationale ontwikkelingen die relevant zijn voor het maatschappelijk werk in Nederland. Voor dit onderzoek is daarom gekozen om te kijken naar de ontwikkeling van twee Europese landen in de afgelopen tien jaar. Er is gekozen voor de landen Duitsland en Zweden. 7.1 | Duitsland Duitsland is net als Nederland een verzorgingsstaat. Het maatschappelijk werk in Duitsland wordt Sozialarbeit genoemd en is een onderdeel van het bredere Soziale Arbeit, oftewel het sociaal werk. Dit onderscheid is mede tot stand gekomen door de geschiedenis van het maatschappelijk werk, dat net als in Nederland zijn wortels heeft in de bestrijding van armoede en dakloosheid (www.socio.ch/arbeit/t_orikap.htm, 24 oktober 2011). In de praktijk was het onderscheid tussen beide begrippen niet altijd gemakkelijk te vinden. Door de toename van sociale problemen bestond er een lange tijd verwarring over de beroepsomschrijving, de gehanteerde begrippen en werd de vorming van het onderwijsbeleid geblokkeerd. Het sociaal werk en begon zich daarom steeds meer te profileren en professionaliseren. Dit leidde in 2001 tot de erkenning van het sociaal werk als gespecialiseerde wetenschap (www.webnetwork-nordwest.de, 4 november 2011). Het maatschappelijk werk nam hierbij de door de International Federation of Social Workers (IFSW) gehanteerde definitie van de beroepsomschrijving over: “The social work profession promotes social change, problem solving in human relationships and the empowerment and liberation of people to enhance well-being. Utilising theories of human behaviour and social systems, social work intervenes at the points where people interact with their environments. Principles of human rights and social justice are fundamental to social work” (www.ifsw.org, 4 november 2011). In de jaren daarna heeft het maatschappelijk werk verschillende ontwikkelingen doorgemaakt. Zo kreeg het een drievoudige opdracht, ook wel de 'tripelmandat' genoemd. Deze bestaat uit de opdrachtgever, de Staat en het advies in het Wetboek van Social Work. De 'tripelmandat' dient ter beantwoording van het vraagstuk of het maatschappelijk werk een individuele hulpdienst is of dient ter sociale controle. Door het Wetboek van Social Work erbij te betrekken wordt tevens rekening gehouden met de internationale mensenrechten (www.zpsa.de, 4 november 2011). Andere ontwikkelingen kwamen, net als in Nederland, tot stand door nieuwe wetenschappelijke inzichten, de economische crisis, overheid besparingen en door veranderingen in de verzorgingsstaat. Dit zorgt voor een vermarkting van het maatschappelijk werk een ontwikkeling dat tevens merkbaar in Nederland begint te worden (www.dbsh.de, 4 november 2011). In 2007 werd de functieomschrijving van het beroep geüpdatet en zijn de onderwijskwalificaties veranderd middels het Bologna-proces. Deze wordt nader toegelicht in bijlage acht: Ontwikkeling van het maatschappelijk werk in Duitsland. Kenmerkend hierbij is de holistische kijk van het maatschappelijk werk op de mens in zijn eigenheid en ontwikkeling, de sociaal-culturele omgeving en de economische situatie (www.dbsh.de, 4 november 2011). Een gevolg hiervan is een verschuiving van specialisatie, wat een fragmentatie van het hulpaanbod teweeg had gebracht, naar een meer generalistisch karakter (www.dialyse-online.de, 4 november 2011). De doelstellingen van de maatschappelijk werkers die horen bij deze functieomschrijving richten zich vooral op het opsporen van sociale problemen door straathoekwerk, oftewel
27
Psychosociale Hulpverlening | Adviesrapport MWDv2B1 | René van der Drift
outreach werk, en het activeren en stimuleren van de eigen kracht van personen en hun omgeving door community based te werk te gaan en het inschakelen en activeren van alle ondersteunende netwerken. Het straathoekwerk richt zich hierbij vooral op personen die bedreigd worden door sociale uitsluiting en kent vier verschillende benaderingen: de samenwerking-community benadering, de groep-gerichte aanpak, de individuele benadering en de institutionele benadering. Het richten op specifieke doelgroepen gebeurd alleen indien dit middels het institutionele mandaat gewenst is, waarbij te denken valt aan doelgroepen als verslaafden, daklozen, prostituees en hangjongeren. Het werkterrein en de werktijden zijn hierbij afgestemd op zowel de omgeving als de doelgroep. Het doel hiervan is om laagdrempelig te zijn, contact te maken, vertrouwen te winnen en de solidariteit te vergroten, zodoende om de toegang tot het vinden of accepteren van hulp te bevorderen. De keuze tot het aanvaarden of weigeren van het hulpaanbod wordt hierbij overgelaten aan de betrokken partij(en). Dit ter bescherming van de zelfbeschikking van de betrokkenen (http://www.infodrog.ch/txt/brr/0506_charte-charta.pdf, 10 januari, 2012). De toekomst van het maatschappelijk werk en de professionalisering blijft alsnog een openstaand proces dat afhankelijk is van de behoeften van individuen en van groepen, van sociaal en politiek beleid, van de economische situatie en van nieuwe wetenschappelijke inzichten (www.dialyse-online.de, 4 november 2011). Conclusie Het maatschappelijk werk in Duitsland gaat een soortgelijk proces door als het maatschappelijk werk in Nederland. Zo hebben beide landen te maken met soortgelijke sociale problemen en maatschappelijke ontwikkelingen. Te denken valt aan de economische situatie in beide landen en de vermarkting van de zorg. Het maatschappelijk werk in Duitsland past zich hierop aan door meer te richten op het opsporen van mensen in noodsituaties en door het activeren en stimuleren van de community en ondersteunende netwerken rondom deze mensen. Dit komt sterk overeen met het idee van Eigen Kracht-conferenties, de “Eropaf”aanpak en het Wraparound care-model, desondanks wordt dit echter niet als zodanig benoemd. 7.2 | Zweden Het maatschappelijk werk in Zweden wordt socialt arbete genoemd. In Zweden zit het systeem heel anders in elkaar dan in Nederland. In Nederland hebben we bijvoorbeeld een duidelijk beeld over wat maatschappelijk werk is. Maar in Zweden, zijn er zo veel verschillende definities over het maatschappelijk werk dat er overal staat dat het een begrip is die nog niet een duidelijk betekenis heeft en dat de verschillende taken van social work door elkaar lopen. Het verschilt ook qua organisatie van het algemeen maatschappelijk werk in Nederland. Want in Zweden vallen veel disciplines van het maatschappelijk werk onder 1 noemer. Ze gebruiken ook het begrip socialförvaltning en dat is dan jeugdzorg, verslavingszorg, kinderbescherming, centrum van werk en inkomen, sociale zaken en RIAGG onder 1 dak. In Nederland zijn dat allemaal van elkaar gescheiden. Er wordt net als in Nederland laagdrempelig en kosteloos hulpverlening aangeboden voor burgers met materiële en immateriële problemen. Net als in Nederland heerst er een soortgelijke discussie binnen het maatschappelijk werk in Zweden of outreachend werken, oftewel het naar de cliënt toe gaan in diens eigen leefomgeving, een nieuwe uitgangspunt en benadering is van het werk. Veel werkers in Zweden roepen om dit soort veranderingen binnen het werk, maar vaak word dit niet gedaan omdat de maatschappelijk werker zich veiliger voelt om zijn werk uitvoeren vanuit de muren van zijn organisatie. En vaak tonen maatschappelijk werkers veel weerstand tegen veranderingen. Wat ook wordt genoemd van het niet uitvoeren van outreachend werk is dat door de opleiding maatschappelijk werkers worden bang gemaakt door verhalen over agressie en daardoor huiverig worden om het outreachend werk te doen. Daarnaast is er ook twee andere redenen waarom in Zweden, de maatschappelijk werkers liever op kantoor willen
28
Psychosociale Hulpverlening | Adviesrapport MWDv2B1 | René van der Drift
werken, onder andere omdat kantoorwerk meer gekoppeld wordt aan macht en status in Zweden. In Zweden wordt beaamd dat de kennis binnen het maatschappelijk werk de laatste 2 decennia vergroot en verbeterd is. Waardoor er een gerichter en goed afgestemde aanbod van het werk is ontstaan. Als maatschappelijk werkers een cliënt thuis gaan bezoeken doen ze dit vaak van signalen vanuit andere instellingen of ze zijn ingelicht door familie of vrienden. Zij stappen echter alleen op de cliënt af als degene die het probleem heeft aanmeld zijn naam bekend mag worden bij het benaderen van de cliënt zo niet dan word vaak niet afgestapt op de beoogde cliënt. Ze hebben ook veel respect voor de autonomie van de cliënt. Als de cliënt er geen zin in heeft, dan laten ze het. De gedwongen kader zit in Zweden ook heel anders in elkaar. Wettelijk mag het maatschappelijk werk zich alleen maar bemoeien als het om een kind gaat die misbruikt, mishandeld, of verwaarloosd wordt, of als er signalen zijn dat iemand drugs gebruikt. De instanties mogen in Zweden ook geen gegevens uitwisselen van een cliënt, mits de cliënt er zelf toestemming voor geeft. Maar in Nederland gaat dat vanzelf als je doorverwezen wordt. De gedwongen kader zit in Zweden ook heel anders in elkaar (www.eropaf.org/lib/publicaties/Venu%20scriptie.doc, 15 januari, 2012). Conclusie Maatschappelijk werk in Nederland en Zweden verschillen veel van elkaar. Helemaal als het over het outreachend werken gaat. Outreachend werken wordt in Nederland ondertussen als normaal gezien terwijl er in Zweden veel tegenstand ervoor is. Daarnaast werken ze minder met bemoeizorg dan in Nederland. Het maatschappelijk werk is wel net zoals in Nederland kosteloos en laagdrempelig.
29
Psychosociale Hulpverlening | Adviesrapport MWDv2B1 | René van der Drift
6 | Onderzoekmethoden Onderzoeksbenadering Kwalitatief onderzoek • Gericht op het integreren van methoden en methodieken binnen een hulpverleningsinstelling, de competenties die daarbij nodig zijn en de houding van de professionals (en cliënten) ten opzichte van deze “nieuwe” methoden en methodieken. • Gebaseerd op kleine aantallen respondenten: de maatschappelijk werkers die deze werkwijze (moeten gaan) gebruiken, de cliënten die hiermee geholpen worden en de beleidsvoerders die het beleid bepalen (bij zowel Kwadraad als andere hulpverleningsinstellingen). • Om antwoord te kunnen geven op de vraagstelling en te voldoen aan de doelstelling dient inzicht nodig te zijn op vragen als: wat is het huidige hulpaanbod van Kwadraad,? Hoe staan de professionals tegenover de werkwijze van het “nieuwe sociaal werk”? Welke competenties zijn nodig voor het uitvoeren van deze werkwijze? Gebruiken andere instellingen deze werkwijze? Zo ja, hoe wordt deze werkwijze uitgevoerd/gebruikt/geïntegreerd binnen het hulpaanbod van de instelling? Hoe ondervinden cliënten deze vorm van hulpverlening? Een kwalitatief onderzoek is noodzakelijk om dit inzicht te verkrijgen. Kwantitatief onderzoek • kwantitatief onderzoek willen wij gaan gebruiken om te kijken hoeveel instellingen met dezelfde methodieken werken. Daarbij denken we aan enquêtes afnemen bij verschillende instellingen om zo tot resultaten te komen. Zo willen we inzicht krijgen in aantallen en percentages. Ook kunnen we met het kwantitatieve onderzoek ons kwalitatieve onderzoek onderbouwen met cijfers. Onderzoekstypen Er zullen verschillende onderzoekstypen gebruikt worden voor dit onderzoek. • Inventariserend onderzoek: dit type onderzoek zal gebruikt worden om de huidige situatie van het maatschappelijk werk in Nederland, en in het bijzonder van Kwadraad met betrekking tot het “nieuwe sociaal” werk in kaart te brengen; • Ontwikkelonderzoek: dit type onderzoek zal gebruikt worden voor het uitbrengen van een advies aan Kwadraad. Eerst zal vastgesteld moeten worden waar de behoefte ligt en wat eventueel het probleem is. Op basis hiervan kan een advies uitgebracht worden. Databronnen • Personen; Maatschappelijk werkers, beleidsvoerders en cliënten. • Documenten; boeken en artikelen. • Media; nieuwsberichten. • Sociale werkelijkheid; Maatschappelijk werkers (binnen Kwadraad en andere instellingen). • Fysieke omgeving; de verschillende stageplekken/ (eerstelijns)hulpverleningsinstellingen. Dataverzamelingstechnieken - Ondervraging: van maatschappelijk werkers, beleidsvoerders en cliënten door middel van diepte interviews en wellicht enquêtes . - Observatie: van maatschappelijk werkers en cliënten in wisselwerking met elkaar tijdens de hulpverlening bij de verschillende stageplekken. - Inhoudsanalyse: van de verplichte en aanbevolen literatuur, oftewel boeken en artikelen.
30
Psychosociale Hulpverlening | Adviesrapport MWDv2B1 | René van der Drift
7 | Praktijkgericht onderzoek Om Kwadraad een advies te geven is er geprobeerd om een zo goed mogelijk beeld te vormen. Hierdoor is er voor gekozen om naast het literatuuronderzoek ook een praktijk onderzoek te houden. Er zijn interviews afgenomen bij cliënten van diverse instellingen, maatschappelijk werkers van diverse instellingen, beleid voerders van Kwadraad, Jo Hermanns en Marc Räkers. Uit deze interviews is opvallende en relevante informatie gehaald die in dit hoofdstuk te lezen is. Eerst wordt ingegaan op wat er uit de interviews met beleidmakers is gekomen, daarna op de interviews met maatschappelijk werkers en tot slot de interviews met cliënten. 7.1 | Beleid Na het interviewen van Marc Räkers, Jo Hermanns, Boris Stil en Wouter Bruijning, vallen er een paar zaken op. De verandering die van maatschappelijk werkers wordt verwacht is vooral attitude en visie gericht. Dit zijn tevens ook de dingen waar de knelpunten naar voren komen. Het is een verandering van 180 graden die niet zomaar zonder slag of stoot door kan worden gevoerd. Na gesprekken met Marc Räkers en Jo Hermanns is het idee ontstaan om niet alles apart te zien maar te combineren. Met een “Eropaf”- houding en een Wraparound aanpak met als tool Eigen Kracht-conferentie neemt de kans van slagen toe. Zo blijkt uit onderzoek dat bij het inzetten van het Wraparound care-model bij uithuisplaatsingen met 90% afneemt. Jo Hermanns gaf aan dat het binnenkomen bij de cliënt op zich al moeilijk kan zijn, de “Eropaf”houding maakt dit makkelijker. Met een “Eropaf”-houding kom je namelijk binnen, dit is één van de belangrijkste voorwaarden voor het slagen van outreachende hulpverlening. Het Wraparound model sluit zeer goed aan bij de gedachte dat de cliënt de regie in handen houdt. Deze vorm van hulpverlening is goedkoper en kost minder tijd en de cliënt ontwikkelt zelfredzaamheid. Qua visievorming moet ook opgemerkt worden dat ook de scholen hieraan hun steentje bij moeten dragen. Het gaat niet zo zeer om de lessen die worden gegeven maar wel om het beeld dat wordt geschept van het vak. Tijdens het praktijkonderzoek kwam naar voren dat de maatschappelijk werkers van nu denken dat ze al volgens deze methoden werken. Daarbij vergeten ze echter dat er een paar essentiële stappen ontbreken. Voor het slagen van “welzijn nieuwe stijl” zou het van groot belang zijn om de maatschappelijk werkers daar bewust van te maken. Voor het integreren van nieuwe methodieken moet ook gekeken worden naar de verwachtingen en mogelijkheden binnen de desbetreffende gemeente. Kwadraad is werkzaam binnen vierendertig gemeenten, zo`n grote organisatie is moeilijk te veranderen. Om deze reden raden wij Kwadraad aan te onderzoeken in welke gemeenten er behoefte is aan deze drie methoden. Het zal dan gaan om de gemeenten waar veel zorgmijders zijn en burgers die de weg naar de hulpverlening niet kunnen vinden.
7.2 | Maatschappelijk werkers Na het interviewen van de maatschappelijk werkers kwamen er een aantal punten uit. Outreachend werken wordt in de beleving al in bepaalde mate uitgevoerd. Tietia kwam met de splitsing van outreachend werken en outreachend hulpverlenen. Outreachend werken was meer zelf initiatief nemen door middel van een telefoontje. Outreachend hulpverlenen ging verder, dan zou je echt uit jezelf bij de persoon langs gaan. Dit valt meer onder de “Eropaf”aanpak. Om welzijn nieuwe stijl op een goede manier te integreren werd duidelijk dat er vooral tijd voor nodig is. Om op deze nieuwe manier te gaan werken, moet deze tijd ook gegeven worden vanuit het beleid en moet er minder druk komen om een grote caseload te onderhouden. Wat
31
Psychosociale Hulpverlening | Adviesrapport MWDv2B1 | René van der Drift
ook van belang is om een nieuwe methodiek te ervaren, dit in combinatie met goede begeleiding en informatie. Op deze manier kan een maatschappelijk enthousiast worden en ermee aan de slag gaan. De maatschappelijk werkers kijken er niet met weerstand tegenaan, maar staan ook niet te springen om op deze nieuwe manier aan de slag te gaan. Het vraagt veel van de maatschappelijk werkers. Er is ook nog veel onduidelijk over, wat aangeeft dat informatie een goede begin stap is. Wat ook niet vergeten moet worden is dat maatschappelijk werk maatwerk is. Er wordt ook onder bepaalde maatschappelijk werkers afwachtend gereageerd, weer een nieuwe methodiek. Wie zegt dat wat we nu doen niet werkt. Er zijn verschillende mensen, verschillende hulpverleners en verschillende situaties. Dit vraagt om maatwerk, niet om een nieuwe aanpak. Leuk om outreachend mee te nemen in de tools, maar of het werkelijk werkt wordt nog afgevraagd. Ook gaven de meeste maatschappelijk werkers aan dat een cliënt zelf geholpen wil worden, voordat hulpverlening pas mogelijk wordt. Om op de outreachende manier te werk te gaan en deze mensen te bereiken vraagt een houding, een persoonlijkheid. Iemand die zich thuis voelt in deze manier van werken. 7.3 | Cliënten Er zijn tien interviews afgenomen bij cliënten. Deze interviews zijn te vinden in de bijlage elf. Uit deze interviews zijn resultaten gekomen over wat de cliënten verwachten van de hulpverlening, outreachendwerk (“Eropaf”-aanpak) en het Wraparound care-model. Van de tien geïnterviewden zijn zeven van de cliënten tevreden met de outreachende hulpverlening. Één vond het slecht, één was onbekend met deze vorm van hulpverlening maar vond het wel een goed idee en één was er onverschillig over. De cliënten die ervaringen hadden met deze hulpverlening zijn gevraagd naar hun positieve en negatieve ervaringen. Hieruit zijn punten gekomen die cliënten prettig of niet prettig vonden aan de hulpverlening die ze verkregen. Positieve punten die ter sprake kwamen zijn: Oprecht zijn, de tijd nemen voor de cliënt, vriendelijk zijn, persoonlijk zijn, oprecht zijn en je in willen zetten voor een cliënt Negatieve punten die ter sprake kwamen: Beperkt de tijd nemen voor een cliënt, te bemoeizuchtig zijn, zakelijkheid, te weinig kennis van zaken, onbetrouwbaar zijn, weinig respect voor de privacy van de cliënt en een slechte band met betrokken hulpverlener. Verder zijn de cliënten gevraagd naar de aanbevelingen die zij hadden om de outreachende hulpverlening te verbeteren. Hierbij werden voornamelijk persoonlijk zijn (en dus niet te zakelijk) als een belangrijk punt genoemd. Andere zaken die ter sprake kwamen zijn: Een hulpverlener moet bij de cliënt passen. Een hulpverlener moet niet oordelen. De hulp (en de mate van hulp) die wordt aangeboden, moet aansluiten bij de cliënt. Verder moet men goed naar de cliënt luisteren en hem serieus nemen. Van de tien geïnterviewde cliënten zijn bij vijf tevens gevraagd naar hun belevenis over het social casework en zorgcoördinatie en het Wraparound care-model. Eén contactpersoon Voelde zich gesteund door de casemanager. Dit omdat hij zich begrepen voelde en goed contact had met de hulpverlener. Er werden echter ook negatieve punten genoemd. Zoals het zelf achter maatschappelijk werker aan moeten gaan. De hulpverlening wordt door sommige als te streng beleefd. Ook vonden sommige de duur van de hulp te langzaam. Met het Wraparound care-model was geen van de geïnterviewde bekend. Dit is aan heb uitgelegd. De reacties hierop waren verschillend. Drie van de vijf leek het een prettig idee om aan eigen gekozen doelen te werken en ook zelf te mogen bepalen met wie. Verder merkte een cliënt op dat hij dacht dat het niet zou werken bij ongemotiveerde mensen.
32
Psychosociale Hulpverlening | Adviesrapport MWDv2B1 | René van der Drift
8 | Conclusie Door de praktijkresultaten te koppelen aan het theoretische kader kunnen conclusies getrokken worden die bij zullen dragen voor het ontwikkelen van de aanbevelingen. 8.1 | Beleid Als de theorie en praktijk samen worden bekeken kan de conclusie getrokken worden dat visie en attitude grote begrippen zijn binnen deze verandering van het nieuwe sociaal werk. Ook kunnen we concluderen dat een combinatie van de drie werkwijzen uiterst effectief kan zijn. Scholen kunnen niet onopgemerkt voorbijgaan aan deze veranderingen en moeten zelf wat meer vingers in de aarde doen qua visie vormingen en beeldvorming over het vak, zoals het volgens het “welzijn nieuwe stijl” uitgevoerd dient te worden. De drie werkwijzen zijn niks nieuws want vroeger werkte men ook vanuit deze gedachte, het grote verschil is echter dat de regie in handen van de cliënt zal blijven. 8.2 | Maatschappelijk werkers Vanuit de maatschappelijk werkers kan de conclusie worden getrokken dat het nieuwe sociaal werk nog niet bij iedereen bekend is. Dat de werkwijzen die hierbij centraal staan wel al tot een bepaalde hoogte worden toegepast. De theorie komt daarom voor een groot gedeelte overeen met de manier waarop maatschappelijk werkers werken. Dit komt vooral naar voren met werken vanuit de vraag van de cliënt, aansluiten bij de cliënt en de hulpverleningsrelatie. De maatschappelijk werkers die geïnterviewd zijn staan open voor het nieuwe sociaal werk. Bij de meeste maatschappelijk werkers is de visie en beeldvorming voor het vak nog niet met een hoge mate van outreachend werken, maar staan er wel positief tegenover. Mits er vanuit de werkgever hier ruimte en tijd voor wordt gegeven. 8.3 | Cliënten De theorie sluit aan bij de praktijk als het gaat over de belevenis en opvattingen van cliënten over bepaalde methodieken/benaderingen als het outreachend werken, het social casework en casemanagement en het Wraparound care-model. Zo zijn het vooral de common factors die binnen deze methodieken als positief ervaren werden. Cliënten die zich gehoord en begrepen voelde door hun maatschappelijk en/of outreachend werker hadden voornamelijk positieve opmerkingen over de hulpverlening. Te denken valt aan eigenschappen bij de hulpverlener als het oprecht, betrokken en persoonlijk zijn. Eigenschappen die tevens aansluiten bij de houding die passend voor de “Eropaf”-aanpak en het Wraparound care-model. Naast de positieve opvattingen waren er ook negatieve opvattingen. Deze hadden echter weinig betrekking op de genoemde methodieken en meer op de eigenschappen/gedragingen van de hulpverlener. Dit bevestigd alsnog dat het voornamelijk de common factors zijn die bepalen hoe de hulpverlening ervaren wordt. 8.4 | Conclusie Kortom, de drie werkwijzen kunnen samen gezien worden, in plaats van los van elkaar. Het is vooral van groot belang dat de werkdruk minder wordt op de maatschappelijk werkers om deze methodes uit te kunnen voeren. Common factors blijven voor cliënten het belangrijkst om een hulpverlening als prettig te ervaren. Om dit alles te kunnen bewerkstelligen mag niet vergeten worden dat visie en attitude de kern bevatten van wat deze methodes anders maken van al bestaande methodes
33
Psychosociale Hulpverlening | Adviesrapport MWDv2B1 | René van der Drift
9 | Aanbevelingen Kwadraad heeft ons gevraagd hen te adviseren over hoe zij de “Eropaf”-aanpak, het Wraparound care-model en Eigen Kracht conferenties kunnen integreren in hun huidige hulpaanbod. Om tot een advies te komen hebben wij eerst literatuuronderzoek gedaan gevolgd door een praktijkonderzoek. De uikomst van deze onderzoeken hebben wij gecombineerd tot ons advies aan Kwadraad Kwadraad is werkzaam in vierendertig gemeenten. Het is van belang dat Kwadraad het aanbod afstemt op de behoeften binnen deze gemeenten. Om deze reden adviseren wij Kwadraad onder andere om een behoeftenonderzoek te doen naar de mogelijkheden binnen elke gemeente en om te onderzoeken in hoeverre de maatschappelijk werkers bij Kwadraad bereid en competent genoeg zijn om met deze methodieken te werken. Hierdoor kan Kwadraad toetsen waar de mogelijkheden, krachten en aandachtspunten liggen binnen de eigen instelling. Uit dit onderzoek kan blijken welke wijken meer aandacht voor outreachend werken nodig hebben. Hierdoor kan er effectief en efficiënt gewerkt worden met de methodes. Op deze manier kan er bijvoorbeeld ook worden ingeschat hoeveel medewerkers er nodig zijn voor een bepaalde wijk. Een dergelijk behoeftenonderzoek zou eventueel ook uitbesteed kunnen worden aan afstudeerstudenten. “Eropaf”- aanpak, Wraparound en Eigen Kracht conferenties Uit het praktijkonderzoek kwam naar voren dat de drie methodieken te weten “Eropaf”, Wraparound care en Eigen kracht niet los van elkaar ingezet hoeven te worden, maar elkaar zelfs kunnen versterken. Met een “Eropaf”- houding, een Wraparound aanpak en als tool de Eigen Kracht conferentie zouden deze methodes als één methode kunnen worden geïntegreerd. De houding die hoort bij de “Eropaf” is een attitude die helpt om aan te sluiten en binnen te komen bij iemand. Als deze attitude gecombineerd wordt met een Wraparoundaanpak sluit dit helemaal aan op welzijn nieuwe stijl en de WMO, waarbij cliëntgericht werken centraal staat. Eigen kracht kan in deze combinatie van methodes gezien worden als een tool waar de hulpverlener gebruik van kan maken wanneer een cliënt zijn of haar netwerk wilt versterken. Visie De visie en attitude vorming is belangrijk bij het integreren van deze methodes. De huidige visie hoeft niet helemaal overboord gegooid te worden, deze moet aangevuld en aangescherpt worden met de visie van het nieuwe sociaal werk. Het beeld van negen tot vijf op kantoor en de vijf-gesprekkenmodellen passen niet binnen deze methodes. Ook de bril die veel hulpverleners nog op hebben dat zij weten wat het beste is moet afgedaan worden. Bij deze methodes is niet de hulpverlener de expert, maar de cliënt is hier de expert. Er moet niet meer gekeken worden wat te problemen van iemand zijn maar naar de mogelijkheden. Een aanvulling op de visie kan zijn: “ik ben er voor u als ú wilt dat er iets gebeurd”. Het aanvullen van een visie van een grote organisatie zoals Kwadraad heeft veel tijd nodig. Wij denken dat het voor Kwadraad belangrijk is om hier bijeenkomsten voor te organiseren. Zodat zij samen met hun werknemers over deze visie kunnen discussiëren en hier een concrete vorm aan kunnen geven. Ook is het voor Kwadraad van belang om niet alleen bij de eigen medewerkers te blijven. Wij denken dat bij het aanvullen van deze visie het belangrijk is om ook te kijken naar studenten. Zij zijn immers de potentiële toekomstige hulpverleners. Studenten kunnen bijvoorbeeld doormiddel van vrijwilligerswerk ervaren wat outreachend werken en het nieuwe sociaalwerk inhouden. Er kan gedacht worden aan maatjesprojecten. In de meeste gemeentes zijn zulke projecten al acties en gericht op verschillende doelgroepen. Kwadraad zou met deze projecten kunnen samenwerken door mee te werken aan een cursus om de eigen visie van Kwadraad te laten integreren met de visie van de projecten.
34
Psychosociale Hulpverlening | Adviesrapport MWDv2B1 | René van der Drift
Signaleren De drie methodes en signaleren gaan hand in hand. Er kan immers pas ergens op afgegaan worden indien signalen binnen zijn gekomen dat het ergens niet goed gaat. Het opzetten van een signaleringspost met een daarbij behorend registratiesysteem bij een bestaand of nieuw opgezet outreachend team binnen Kwadraad zou hierbij uitkomst bieden. Signalen kunnen doorgegeven worden via de huisarts, politie, justitie, scholen en andere hulpverleningsinstanties aan de hand van dit registratiesysteem. Het opzetten van een signaleringsnetwerk en het maken van afspraken binnen dit netwerk is tevens van belang. Een overzicht van de mogelijkheden binnen de verschillende gemeenten waarin Kwadraad werkzaam is kan verduidelijkt worden aan de hand van de sociale kaart van die gemeenten. Het signaleringsnetwerk kan hierbij specifiek uitgewerkt worden op daar waar psychische, materiële en relationele problemen aan het licht komen. Huisarts van het sociale die expert is van het “gewone” leven Om een concreet voorbeeld te kunnen geven van onze aanbeveling hebben wij bedacht dat Kwadraad na het behoefte onderzoek, de gemeenten op kan delen in wijken. Per wijk wordt er dan gekeken hoeveel maatschappelijk werkers er nodig zijn. Wij zien deze maatschappelijk werkers als een soort huisartsen, “de huisarts van het sociale”. Zij gaan te werk als generalist met een Wraparound-aanpak. Ze kunnen opgedeeld worden in twee groepen; de outreachend werkers en kantoorwerkers. Op deze manier wordt er rekening gehouden met de wens van de medewerkers van Kwadraad en er wordt rekening gehouden met cliënten die de hulpverlening al kunnen vinden. We mogen immers niet vergeten dat het merendeel van de cliënten deze weg al zelf vindt. Alleen voor degene die de weg om welke reden dan ook niet vinden wordt op deze manier geholpen door de outreachende huisartsen. Door het inzetten van “geschikte”, oftewel gemotiveerde en capabele mensen zal de inzet van de “Eropaf” beter werken. Dit heeft mede te maken met de common factors. Het is de hulpverlener die een methodiek doet slagen en niet de methodiek die de hulpverlener doet slagen. Juist bij mensen die het vertrouwen in de hulpverlening hebben verloren kan de “Eropaf”attitude en een Wraparound aanpak een oplossing bieden door oprecht betrokken te zijn bij de cliënt en samen te werken aan een werkrelatie waar de cliënt vertrouwen in heeft. Richtlijnen Om de methodes te gebruiken in combinatie met elkaar zijn er richtlijnen nodig. Om eropaf te gaan moet er onderscheid gemaakt worden tussen signalen. Hierbij kan gekeken worden naar hoeveelheid, zwaarte en betrouwbaarheid van de signalen. Het contact met het signaleringsnetwerk is hierbij essentieel omdat persoonlijk contact zorgt voor een betrokken samenwerking. Als maatschappelijk werker sta je naast de cliënt. Je staat samen met de cliënt in het midden van de cirkel van hulpverlening. Samen met de cliënt ga je kijken wat hij/zij nodig heeft. De cliënt houdt de regie over zijn eigen leven. Wij vinden dat hier wel een grens aan moet zitten. Wanneer de cliënt bijvoorbeeld een gevaar voor zichzelf of de omgeving vormt, vinden wij dat er ingegrepen moet worden door de hulpverlening. Een andere voorwaarde om deze methodes te laten slagen is een lage caseload. Wij denken dat je als hulpverlener die met deze methodes werkt vooral oprecht en betrokken moet zijn bij je cliënten. Vrijwillige workshop Om de medewerkers van Kwadraad te informeren en motiveren voor deze nieuwe aanpak zou er een vrijwillige workshop gegeven kunnen worden. Hierbij is het een idee om mensen als Jo Hermanns en Marc Räkers te laten spreken, omdat zij als geen ander de visie en passie kunnen overdragen. Voor medewerkers die aangeven er behoefte aan te hebben zouden er ook trainingen gegeven kunnen worden om achter de voordeur te komen. Het vormen van een visie en ontdekken van de krachten van hulpverlener vormt ook een onderdeel. Niet alleen luisteren naar sprekers maar ook zelf nadenken en aan het werk. Dit kan in de vorm van
35
Psychosociale Hulpverlening | Adviesrapport MWDv2B1 | René van der Drift
rollenspellen of andere uitdagende vormen van leren. Het is belangrijk dat het voor de maatschappelijk werkers niet voelt als een nieuwe methodiek op de bestaande berg. Gedragscodes Tot slot raden wij Kwadraad aan om de eigen gedragscodes te evalueren en wellicht aan te vullen met richtlijnen met betrekking tot het waarborgen van de privacy en zelfbeschikking van (potentiële) cliënten. Zo zou een onaangekondigd huisbezoek standaard aangekondigd kunnen worden door middel van een brief of een telefoontje. Tevens zou er meer duidelijkheid moeten komen in hoeverre de maatschappelijk werkers van Kwadraad betrokken mogen/kunnen zijn wanneer zij bij mensen thuis op bezoek komen. Het betreft de professionele afstand en nabijheid. Indien er duidelijke richtlijnen zijn kunnen de maatschappelijk werkers met meer zelfvertrouwen en zekerheid eropaf trekken.
36
Psychosociale Hulpverlening | Adviesrapport MWDv2B1 | René van der Drift
10| Discussie Dit verslag is onderverdeeld in een deel met theorie en een deel met een praktijkonderzoek. Voor de duidelijkheid is ook de discussie in deze twee delen opgedeeld. 10.1 | Theoretisch kader Bronnen Een algemeen punt in deze discussie is het gebruik van verschillende bronnen. In sommige stukken is er genoeg gebruik gemaakt van een grootte verscheidenheid aan bronnen. Hieronder wordt er nog wat verder ingegaan op stukken in de theorie waar de bronnen een bron van discussie vormen (waar er goed gebruik is gemaakt van bronnen is dus weggelaten). In het stuk waarin uitgelegd wordt wat Kwadraad is weinig gebruik gemaakt van verschillende bronnen. Er is namelijk enkel gebruik gemaakt van de site van Kwadraad zelf. Dit is maar een bron. Deze site dit is echter wel een betrouwbare bron voor deze informatie, aangezien het over Kwadraad zelf gaat. Ook in het stuk over de geschiedenis zijn er weinig bronnen gebruikt. Dit zorgt ervoor dat de betrouwbaarheid van dit stuk verminderd. Dit stuk is gebaseerd is op historische feiten, maar komen van weinig verschillende bronnen. Aangezien dit historische feiten zijn, zijn deze ook uit andere bronnen terug te halen. Was dit ook gedaan, dat zou het stuk echter wel betrouwbaarder zijn (vanwege een grotere verscheidenheid aan bronnen). Ook in het stuk over verschillende methodieken is er van te weinig bronnen gebruik gemaakt. De gebruikte bronnen zijn van een betrouwbare aard. Een grotere verscheidenheid zou er echter mogelijk voor zorgen dat er een betrouwbaarder beeld wordt geschetst. De methodieken zoals die zijn uitgewerkt zijn in het boek van De Mönnink, worden door meer bronnen zo gebruikt. Maar door bijvoorbeeld ook tegenstanders van De Mönnink aan het woord te laten zou er een minder eenzijdig beeld worden gegeven. Keuzes Een ander punt ter discussie zijn de keuzes die zijn gemaakt, over wat wel en niet in dit verslag terecht is gekomen. Dit speelt bij het stuk geschiedenis. Bij de geschiedenis zijn een hoop stukken weggelaten. Dit omdat de geschiedenis erg lang is en nooit hellemaal in detail kan worden omschreven. Hier is gekeken wat het meest relevant leek voor het stuk. Maar wat is relevant? Voor iedereen kan iets anders relevant zijn. Ook bij het stuk over methodieken is er discussie mogelijk over de keuzes die zijn gemaakt. Er is bij de verschillende problematiek, voor enkele voorbeelden gekozen van methodes en technieken. Over deze keuzes valt te discussiëren. Kan men beslissen welke methodieken er wel en niet in moeten? Moeten niet alle bestaande methoden erin? Hoe zijn de keuzes tot stand gekomen? Geeft deze werkwijze geen eenzijdig beeld? Over deze vragen is weliswaar nagedacht bij het maken van dit stuk. Ook wordt er een kleine verklaring gegeven van de keuzes. Toch blijven deze punten iets om over na te denken. Betrouwbaarheid Een punt wat ook in de discussie thuis hoort is de betrouwbaarheid. Dit komt bijvoorbeeld voor bij het stuk geschiedenis. De geschiedenis is in dit stuk in periodes gedeeld. Verschillende auteurs geven verschillende jaren om aan te geven waar het begin en het eind van de periodes beginnen en eindigen. Er is geen duidelijke begin en eind jaar voor de periodes. Hier is voor bepaalde jaartallen gekozen. Men moet nadenken over het mogelijk schaden van de betrouwbaarheid door deze keuzes.
37
Psychosociale Hulpverlening | Adviesrapport MWDv2B1 | René van der Drift
10.2 | Praktijkonderzoek Er is voor dit project een praktijk onderzoek gehouden. Dit is opgedeeld in onderzoek (door middel van interviews) naar het beleid, de mening van de maatschappelijk werkers en de mening van de cliënten. Aan dit praktijkdeel is een apart deel geweid in deze discussie. Validiteit Er valt over te discussiëren in hoeverre dit onderzoek valide is. De ondervragen van cliënten en maatschappelijk werkers is bedoeld om er achter te komen hoe zij kijken naar het nieuwe sociaal werk. Veel van de maatschappelijk werkers waren hier echter niet bekend mee. Geen van de cliënten was met de methoden “Eropaf” en Wraparound bekend. Dit maakt dit onderzoek, als onderzoek naar hun meningen over deze methode eigenlijk niet valide. Wel is er aan ze gevraagd wat ze van vergelijkbare methoden vonden. Verder is er wel gevraagd wat ze ervan zouden vinden (na uitleg). Dit maakt het onderzoek weer wel valide aangezien ze hierna hun mening hierover konden geven. De discussie is dus of dit het onderzoek wel of niet valide maakt. Aan de ene kant is niet de goede doelgroep ondervraagt voor dit onderzoek (men had namelijk niet allemaal ervaring met de nieuwe methoden) aan de andere kant zijn de geïnterviewden wel ondervraagt naar hun mening over specifiek de nieuwe methodieken. Betrouwbaarheid Betrouwbaarheid is ook ter discussie in dit onderzoek. Dit komt voornamelijk door wie er zijn geïnterviewd voor dit onderzoek. Bijna de helft van de geïnterviewden maatschappelijk werkers werken in de reclassering, dit schaadt de betrouwbaarheid van ons onderzoek, omdat er niet genoeg diversiteit in deze groep zit. Bij de cliënten is de helft van de cliënten geïnterviewd bij De Binnenvest. Dit is een specifieke groep mensen waardoor het niet een eenduidig beeld geeft voor cliënten in het algemeen. Bij zowel de maatschappelijk werkers als de cliënten is het, vanwege de beschikbaarheid en bereikbaarheid van mogelijke personen om te interviewen, te begrijpen dat het niet geheel representatieve groepen oplevert. Toch schaad dit de betrouwbaarheid van het onderzoek. Dit zelfde probleem speelt ook bij het onderzoek naar het beleid. Hierbij hadden ook beter meer verschillende organisaties kunnen worden benaderd om zo een breder beeld te kunnen krijgen. Een belangrijk punt bij zowel de maatschappelijk werkers, de cliënten als het beleid is verder het aantal interviews. Er zijn niet genoeg interviews gehouden om een eenduidig beeld te geven. Vooral om het beeld over deze methodieken dat “de maatschappelijk werker” of “de cliënt” heeft te kunnen schetsen, moeten er veel meer mensen worden geïnterviewd. Er zijn veel te weinig interviews gehouden om het als steekproef van de meningen van deze mensen te laten tellen. Vanwege het tijdsbestek was het niet mogelijk een groot genoeg aantal interviews te houden. Toch is het belangrijk om dit gebrek aan een groot aan interviews mee te nemen bij het beoordelen van de betrouwbaarheid van dit onderzoek.
38
Psychosociale Hulpverlening | Adviesrapport MWDv2B1 | René van der Drift
Literatuurlijst Boeken -Bijlsma, J.J., Janssen, H.P.M.J. (2008). Sociaal werk in Nederland. Vijfhonderd jaar verheffen en verbinden. Bussum: Coutinho -Bouwkamp, R., Bouwkamp, S (2009). Handboek Psychosociale Hulpverlening. Utrecht: De Tijdstroom uitgeverij B.V. -Burggraaff –Huiskes, M. (2007). Opvoedingsondersteuning als bijzondere vorm van preventie. Bussum: Coutinho. -Jacht, N. (2009 3de druk). Beroepsprofiel van de maatschappelijk werker. Utrecht: Drukkerij Anraad -Kok, M.S. (2011). Handboek schuldhulpverlening - Van taak naar methodiek. Amsterdam: Boom Lemma -Lans, J. van der. (2011 6de druk). Eropaf! De nieuwe start van het sociaal werk. Amsterdam: Augustus -Lohuis, G., schilperoort, R. en Schout, G. (2008 3de druk). Van bemoei- naar groeizorg. Houten: Noordhoff uitgevers Groningen -Monnink, H de. (2009). De gereedschapskist van de maatschappelijk werker. Amsterdam: Reed business -Nederlandse Vereniging van Maatschappelijk Werkers (2010). Beroepsprofiel voor de maatschappelijk werker. Utrecht: NVMW -Nevid, J. S., Rathus, S. A., Greene. B. (2006). Psychiatrie een inleiding. Amsterdam: Pearson Education Benelux -Pont. S. (2007). Er zit systeem in...! Modderman Drukwerk -Räkers, M., & Huber. M.A. (2010 2de druk). Manifest eropaf! 2.0 tien kernwaarden. Oudekerk aan den ijsel: drukkerij goos -Riet, N. van en Jongeman, H. (2003). Maatschappelijk werk basisboek. Groningen/Houten: Wolters-Noordhof bv. -Riet, N. van (2006). Social work: mensen helpen tot hun recht te komen Assen: Koninklijke van Gorcum BV -Scholte, M., & Splunteren van, P. van (2007 1 e druk). Opgelet! Systematisch signaleren in het maatschappelijk werk. Naarden-Bussum: Couthino -Vries, S. de (2010). Basismethodiek psychosociale hulpverlening. Houten: Bohn Stafleu van Loghum -Zimbardo. P. G., Weber. A. L., Johnson. R. L. (2009). Psychologie een inleiding. Amsterdam: Pearson Education Benelux Sites -Adopted by the IFSW General Meeting in Montréal, Canada (2011). Definition of social work Geraadpleegd op 4 november 2011, http://www.ifsw.org/f38000138.html -Alexandra Gabrielli (2011). Eropaf! Outreachend werken met fatsoen en compassie. Geraadpleegd op 1 oktober 2011, http://beroepseer.nl/nl/video/andere/item/336-eropafoutreachend-werken-met-fatsoen-en-compassie#itemVideoAnchor -Arbeitsgemeinschaft Sozialarbeit in der Dialyse" (ASD eV) (2003). Die generalistische Entwicklung Sozialer Arbeit Geraadpleegd op 4 november 2011, http://www.dialyseonline.de/Home/Bibliothek/ASD/ft3/0002.php -BPHA (2011). Psychosociale hulpverlening Geraadpleegd op 8 oktober 2011, psychohulp.nl/ -Context Psychosociale praktijk (2011). Psychosociale therapie Geraadpleegd op 10 oktober 2011, www.context-praktijk.nl/www.contextpraktijk.nl/Psychosociale_Therapie.html -Empowerment netwerk Nederland Geraadpleegd op 22 oktober 2011, www.empowerment-netwerk.nl/ -Gemeente Amsterdam (2010). Resultaten en cijfers.
39
Psychosociale Hulpverlening | Adviesrapport MWDv2B1 | René van der Drift
Geraadpleegd op 13 oktober 2011, http://www.vng.nl/Documenten/Extranet/Actuele %20berichten/brochure%20Vroeg%20Eropaf.pdf -Groupe Hors-murs du GREAT. FAGASS, Fachgruppe Aufsuchende Sozialarbeit / Streetwork des Fachverbandes Such. (2005). Charta der Aufsuchenden Sozialarbeit Geraadpleegd op 10 januari 2012, http://www.infodrog.ch/txt/brr/0506_charte-charta.pdf -Hogeschool Rotterdam. (2011), Hulpverleners aan de deur komt vaker voor dan gedacht. Geraadpleegd op 26 janurari 2012, http://hrosph.wordpress.com/category/hulpverlening/outreachend-werken/ -Hogeschool Utrecht (2010). Empowerment Geraadpleegd op 24 oktober 2011, www.participatiezorgenondersteuning.nl/Content.aspx? PGID=5613e5b4-7fd3-4899-b7d5-c7a6c63eb024 -Homeopathie (2011). Relationele problemen en homeopathie Geraadpleegd op 8 oktober 2011, www.klassiek-homeopaat.info/Artikelen/artikel-036.htm -IDEE Haarlem (2011). Relaties Geraadpleegd op 9 oktober 2011, http://www.idee-pmc.nl/relaties/relaties_het_cement.html -Idee Haarlem Therapie, training en begeleding (2011). Relatieproblemen - hoe het zover kan komen Geraadpleegd op 8 oktober 2011, www.idee-pmc.nl/relaties/relaties_problemen.html -Idee Haarlem Therapie, training en begeleiding (2011). Psychische klachten en problemen Geraadpleegd op 8 oktober 2011, www.ideepmc.nl/persoonlijke_problemen/psychische_problemen.html -Jaspers. J. P. C., Asma. M. J. O van., Bosch. R. J van den. (1989). Coping en psychopathologie: een overzicht van theorie en onderzoek Geraadpleegd op 9 oktober 2011, http://www.tijdschriftvoorpsychiatrie.nl/assets/articles/articles_823pdf.pdf -Jeugdinspecties Geraadpleegd 0p 1 oktober 2011, http://www.jeugdinspecties.nl//onderwerpen/Onderzoeks_onderwerpen/ -Jo Hermans (2011). Wraparound care Geraadpleegd op 1 oktober 2011, http://www.eropaf.org/publicaties/2010%20Jo %20Hermanns%20-%20Het%20wraparound%20care%20model%20en%20de%20nieuwe %20jeugdzorgprofs.pdf) -Kwadraad Geraadpleegd op 8 oktober 2011, www.kwadraad.nl/Home.aspx -ManagementSite. (2007). De kwaliteit van een goede manager. Geraadpleegd op 26 janurari 2012, http://www.managementsite.nl/2494/performancemanagement/kwaliteiten-goede-manager.html -Max A. Huber (2011). Eigenkracht conferenties Geraadpleegd op 1 oktober 2011, http://eropaf.org/publicaties/Eropafmaatwerk.PDF -Ministerie van volksgezondheid, welzijn en sport (2011). Acht bakens van Welzijn Nieuwe Stijl Geraadpleegd op 1 oktober 2011, http://www.invoeringwmo.nl/content/welzijn-nieuwe-stijl -Ministerie van volksgezondheid, welzijn en sport (2011). Stimuleringsprogramma welzijn nieuwe stijl Geraadpleegd op 8 oktober 2011, www.invoeringwmo.nl/sites/default/documenten/Informatieblad_programma_WNS.pdf -Ministerie van volksgezondheid, welzijn en sport (2011). Wat is psychische gezondheid en hoe wordt het gemeten? Geraadpleegd op 8 oktober 2011, www.nationaalkompas.nl/gezondheid-enziekte/functioneren-en-kwaliteit-van-leven/psychisch-functioneren/psychisch-fuctionerenvolwassenen/wat-is-psychische-gezondheid-en-hoe-wordt-het-gemeten/ -Movisie (2011). De generalist Geraadpleegd op 8 oktober 2011, www.movisie.nl/onderwerpen/wijkontwikkeling/docs/SWW_leafletGeneralist.pdf -Multimaatpoli (z.d.). Geraadpleegd op 8 oktober 2011, www.multimaatpoli.nl/index.php/maatwerk/materiele-hulpverlening/materiele-hulpverlening -Nationaal Kompas Volksgezondheid (2011). Welke factoren beïnvloeden de kans op psychische problemen bij jeugd?
40
Psychosociale Hulpverlening | Adviesrapport MWDv2B1 | René van der Drift
Geraadpleegd op 9 oktober 2011, http://www.nationaalkompas.nl/gezondheid-enziekte/functioneren-en-kwaliteit-van-leven/psychisch-functioneren/psychisch-functionerenjeugd/welke-factoren-beinvloeden-de-kans-op-psychische-problemen-bij-jeugd/ -Nieuwenhuizen, V. (2004) Opvattingen over outreachend werk binnen het AMW. Een beschrijvend onderzoek in Lund (Zweden) en in Utrecht. Geraadpleegd op 26 januari 2012, www.eropaf.org/lib/publicaties/Venu%20scriptie.doc -Noord-Holland zorgnetwerk (2011). Het nieuwe sociaal werk: eropaf! Geraadpleegd op 8 oktober 2011, www.zorgnetwerk-nh.nl/wmo-zorgnetwerk-nh/59-het-nieuwe-sociaal-werkeropaf -O.C. Delfin (2011). Psychische klachten en symptomen Geraadpleegd op 9 oktober 2011, http://www.hypnotherapiedelfin.nl/psychischeklachten.htm -Obrecht. W. (2003). Probleme der Entwicklung der Disziplin und Profession der Sozialen Arbeit Geraadpleegd op 4 november 2011, www.webnetworknordwest.de/dokumente/obrecht_zuerich03.pdf -Olthof, R., & Collaris, C. (2010). Welzijn Nieuwe stijl: geen nieuwe competenties, maar aandacht voor identiteit. Geraadpleegd op 26 janurari 2012, http://www.zorgwelzijn.nl/web/Meningen/Opinie/Opiniepagina/Welzijn-Nieuwe-stijl-geennieuwe-competenties,-maar-aandacht-voor-identiteit.htm -Orizet. J., Kappler. C. (2007). Grundzuge und Entwicklung der Sozialen Arbeit Geraadpleegd op 24 oktober 2011, http://www.socio.ch/arbeit/t_orikap.htm -Pameijer. Over empowerment Geraadpleegd op 22 oktober 2011, www.empowerment.pameijer.nl/over-empowerment -Psychis. Relationele- of gezinsproblemen Geraadpleegd op 8 oktober 2011, www.psychis.nl/problemen/relationele_of_gezinsproblemen.asp -Redactie MM (2011). Persoonlijkheidsstoornissen Geraadpleegd op 9 oktober 2011, http://www.moeilijkemensen.nl/index.php? option=com_content&task=blogcategory&id=52&Itemid=169 -Rijksoverheid ( 2011). Overheidsfinanciën. Geraadpleegd op 13 oktober2011, http://www.prinsjesdag2011.nl/pd09_sites/objects/ad7/32k/ff3e1621db717485fa6f540b0e06b /miljoenennota.pdf -Rijksoverheid (2011). Grotere rol voor eerstelijnszorg Geraadpleegd op 8 oktober 2011, www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/eerstelijnszorg/grotererol-voor-eerstelijnszorg -Trainingen Outreachende Uitgangspunten Welzijnswerk. (2009) Trainingen/Workshops. Geraadpleegd op 26 janurari 2012, http://touw.org/trainingenworkshops.html -Wagner. M. (2011). Master of Social Work Geraadpleegd op 4 november 2011, www.zpsa.de -Z.d. Berufsbild für Sozialarbeiter/innen und Sozialpädagogen /innen (mit den Abschlüssen Diplom, Bachelor und Master) Geraadpleegd op 4 november 2011, http://www.dbsh.de/html/berufsbild.htm -Z.d. Schlüsselkompetenzen verabschiedet Geraadpleegd op 4 november 2011, http://www.dbsh.de/html/schluessel.htm Overige -Griffioen, R. (2011) College Ervaringsgerichte Persoonlijke Hulpverlening en de partnerrelatie. Mondelinge overdracht -Hermanns, J. mondelinge communicatie, 12 december 2011. -Stil, B. , mondelinge communicatie, 4 oktober 2011. -Stil, B. en bruijning, W., mondelinge communicatie, 21 december 2011. -Räkers, M. mondelinge communicatie, 1 december 2011.
41
Psychosociale Hulpverlening | Adviesrapport MWDv2B1 | René van der Drift
Bijlage 1 Huidige hulpaanbod Kwadraad - Algemeen Maatschappelijk Werk - Bereikbaarheid Buiten Kantooruren - Buurtmaatschappelijk werk - Centrum voor Jeugd en Gezin - Cursussen/gespreksgroepen - De Formulierenbrigade - Gezinscoaching - Maatschappelijk werk voor Jeugd - Lokaal Zorgnetwerk - Meldpunt Bezorgd? - Opvoedingsondersteuning - Pak je Kans - School Maatschappelijk Werk – Basisonderwijs - School Maatschappelijk Werk – Voortgezet onderwijs - Sociaal Juridische Dienstverlening - Steunpunt Huiselijk Geweld - Mediation - Wijkcoaches - Echtscheidingsspreekuur - Jongeren Preventie Plan - Opvoedadviespunt - Hulp Online - Ouderenadviseur Instellingen met wie Kwadraad samenwerkt - Bureau Jeugdzorg - Leerplichtambtenaren - Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst (GGD) - Cardea Jeugdzorg - Politie van de desbetreffende regio - Scholen - Gemeente Gedragscodes Bij Kwadraad worden gedragscodes als richtlijnen gebruikt voor het handelen van diens medewerkers en daarmee de professionaliteit van de instelling. Deze gedragscodes behandelen onderwerpen als agressie, seksuele intimidatie en discriminatie. Het doel van deze gedragsregels is het tegengaan van ongewenst gedrag en het bevorderen van gewenst gedrag. Deze regels gelden voor alle medewerkers van Kwadraad en betreft het contact met cliënten, derden en onderling. De gedragscodes zijn een nadere invulling van wettelijke bepalingen, van regelgeving door de Inspectie van Volksgezondheid, van de CAO Welzijn en Maatschappelijke Dienstverlening, van uitgangspunten die zijn vastgelegd in het Strategisch Beleidskader, het Ondernemingsplan en het Uitvoeringsplan van Kwadraad, en op grond daarvan door Kwadraad vastgestelde regelgeving. Elke medewerker heeft een exemplaar van deze gedragscodes ontvangen en dient zich daar tevens aan te houden buiten de reguliere werktijd. Afwijkingen van de gedragscodes kan zowel door medewerkers als door cliënten end derden gemeld worden. Het toezicht op de naleving van deze regels rust bij de directie. Om het halfjaar komen de gedragscodes op de agende en worden deze besproken. Tevens is er een vertrouwenspersoon benoemd met kennis van zaken op de gebieden die door deze gedragscodes behandeld worden. Als laatste vind er minimaal 1 keer per jaar een evaluatie plaats over de gedragscodes.
42
Psychosociale Hulpverlening | Adviesrapport MWDv2B1 | René van der Drift
Bijlage 2 De kenmerken van Welzijn Nieuwe Stijl - De vraag achter de vraag is van belang; - Uitgangspunt is de eigen kracht van de burger; - Eropaf en niet afwachten; - Een goede balans tussen echt contact en papierwerk; - Doordachte balans van collectief en individueel; - Integraal werken; - Niet vrijblijvend, maar resultaatgericht; - Er is bewegingsvrijheid voor de professional (www.invoeringwmo.nl, 1 oktober 2011). Dertien stappen van het wraparound care model 1. De belangrijke personen in het leven van de cliënt erkennen; 2. Uitleg geven aan deze personen over het wraparound-care model; 3. Het vormen van een team; 4. Het ordenen van professionele hulp en eventueel hulp schrappen; 5. Het opstellen van een meetbaar plan; 6. Onderzoeken of en zo ja welke training de betrokkenen nodig hebben; 7. Het opstellen van een crisisinterventie en de uitvoering ervan bepalen; 8. De hulp die nog ontbreekt inschakelen; 9. Het plan financieel mogelijk maken; 10. Het plan uitvoeren; 11. Het plan evalueren en inden nodig bijstellen; 12. Kijken op welke manier de afronding plaats zal vinden en een plan opstellen voor de lange termijn; 13. Kijken of en zo ja hoe de doelen bereikt zijn, dit ter bevordering van de programmaontwikkeling.
43
Psychosociale Hulpverlening | Adviesrapport MWDv2B1 | René van der Drift
Bijlage 3 Bijlage: Psychische problemen – Theorieën De psychische problematiek heeft te maken met problemen, klachten en symptomen op het gebied van voelen, denken en beleven, oftewel de staat van de psychische/geestelijke gezondheid. Dit betekent niet dat het gelijk gaat om psychische stoornissen zoals deze beschreven staan in de DSM-IV. Psychische klachten kunnen immers ook in mindere mate beleefd worden (Bouwkamp & Bouwkamp, 2010: 127). Te denken valt aan 'normale' gevoelens van somberheid, gespannenheid, verdriet, angst, woede en slapeloosheid die door bepaalde gebeurtenissen worden opgewekt. Deze algemene psychische klachten kunnen het dagelijkse functioneren bemoeilijken, echter kunnen meestal zelf of met behulp van het netwerk verholpen worden. Indien een oplossing uitblijft, de klachten opstapelen of door de aanwezigheid van bepaalde biologisch-genetische factoren kunnen psychische klachten daadwerkelijk problemen worden en zelfs tot stoornissen leiden (www.psychischegezondheid.nl, 9 oktober 2011). Over het ontstaan van psychische problemen bestaat geen allesomvattende theorie. Er bestaan meerdere (risico)factoren die hiervoor (mede)bepalend zijn. Deze hangen nauw samen met de persoonlijke eigenschappen en (levens)ontwikkeling van een individu, de omgeving waarin deze ontwikkeling plaats vind en hoe het individu deze ontwikkeling ervaart, beleefd, interpreteert en hanteert. Het ontwikkelen van psychische problemen heeft daardoor zowel te maken met persoons- als omgevingsgebonden risicofactoren die elkaar wederzijds beïnvloeden (www.nationaalkompas.nl 9 oktober 2011). Dit heeft ertoe geleid dat er verschillende theoretische invalshoeken en ideeën zijn waaruit het ontstaan van psychische problemen kan worden verklaard:
−
−
−
− −
De biologische/genetische invalshoek: oorzaken van bepaalde gedragingen worden vanuit deze invalshoek bekeken vanuit genetische erfelijkheid en de werking van de hersenen, het zenuwstelsel en het endocriene stelsel (Philip G. Zimbardo; Ann L. Weber; Robert L. Johnson, 2004: 10). Zo verschillen mensen in genetische aanleg, temperament, capaciteiten en handicaps. De ene persoon is eerder somber, een ander eerder angstig. Ook aanleg voor psychische stoornissen of symptomen en voor verslavingen verschilt per persoon (www.moeilijkemensen.nl, 9 oktober 2011). De evolutionaire invalshoek: de genetische opmaak van een individu wordt gevormd door omstandigheden waarin diens voorouders duizenden jaren geleden verkeerden. Gedurende het bestaan van de mens heeft deze zich door het evolutieproces aangepast door en aan omgevingsinvloeden zodat deze beter konden overleven. Vanuit de evolutionaire invalshoek worden zelfs de meest destructieve gedragingen gezien als gedragspatronen die ooit nodig waren om te overleven en om die reden door erfelijkheid zijn doorgegeven (Philip G. Zimbardo; Ann L. Weber; Robert L. Johnson, 2004: 10). De cognitieve invalshoek: vanuit deze invalshoek worden psychische problemen gezien als het gevolg van verkeerde denkprocessen. Het gaat om de manier waarop een individu bepaalde gebeurtenissen interpreteert (cognities) en attribueert, die van invloed zijn op het gedrag en gevoel (Philip G. Zimbardo; Ann L. Weber; Robert L. Johnson, 2004: 10-11). De psychodynamische invalshoek: deze invalshoek beschouwt psychische stoornissen in termen van onbewuste behoeften, verlangens, herinneringen en conflicten (Philip G. Zimbardo; Ann L. Weber; Robert L. Johnson, 2004: 11). De humanistische invalshoek: vanuit deze invalshoek worden gedragingen sterk beïnvloed door het zelfbeeld en de behoeften van persoonlijke groei en vervulling (Philip G. Zimbardo; Ann L. Weber; Robert L. Johnson, 2004: 11-12). Psychische problemen zouden hierbij verklaard kunnen worden door een bepaald baat of behoeften die deze vervult. Dit sluit aan op het idee van van primaire-, secundaire- en tertiaire winst. Deze
44
Psychosociale Hulpverlening | Adviesrapport MWDv2B1 | René van der Drift
−
−
verklaard hoe bepaalde problemen ontstaan als een manier om een situatie hanteerbaar te maken en in stand gehouden worden doordat er een bepaalde baat bij te halen valt (voor zowel degene die het probleem vertoond als degene die het probleem ondervinden) (http://www.hypnotherapiedelfin.nl , 9 oktober 2011). De behavioristische invalshoek: vanuit deze invalshoek worden gedragingen verklaard vanuit stimuli in de omgeving en niet zozeer door innerlijke psychische processen (Philip G. Zimbardo; Ann L. Weber; Robert L. Johnson, 2004: 12). Foutieve leer- of conditioneringsprocessen (klassieke- en operante conditionering en de sociale cognitieve leertheorie) zijn hierbij bepalend voor het aanleren van negatieve copingstijlen (www.hypnotherapiedelfin.nl, 9 oktober 2011). De copingstijl is het gedragsmatig, cognitief en emotioneel reageren op, omgaan met of hanteren van bepaalde gebeurtenissen of omstandigheden. Een negatieve of ontoereikende coping bepaald in hoeverre risicofactoren kunnen leiden tot psychische klachten, symptomen of stoornissen (www.tijdschriftvoorpsychiatrie.nl, 9 oktober 2011). De socioculturele invalshoek: vanuit deze invalshoek wordt de nadruk gelegd op het belang van de sociale interactie, het sociaal leren en het culturele perspectief als etniciteit, gender en sociale klasse. Oorzaken van foutief gedrag en psychische problemen worden hierbij niet zozeer gezocht in personen maar eerder in de maatschappij zelf (J.S. Nevid,S.A. Rathus,B. Greene, 2006: 48)
45
Psychosociale Hulpverlening | Adviesrapport MWDv2B1 | René van der Drift
Bijlage 4 Bijlage: Relationele problemen - de systeem- en interpersoonlijke communicatietheorie De systeem- en interpersoonlijke communicatietheorie geeft inzicht op waar zich knelpunten kunnen voordoen op het gebied van binding, balans, ordening en betrekkings- en communicatieniveau binnen een relatie/systeem en hoe deze door het streven naar homeostase van het systeem in stand gehouden worden. − Homeostase: elk systeem streeft naar evenwicht door zich vast te houden aan oude/vertrouwde patronen. Dit evenwicht dient echter door constante fluctuaties steeds bijgesteld te worden en is daarmee dynamisch. Er is sprake van een functioneel evenwicht als er binnen een systeem geen problemen zijn op het gebied van binding, balans, ordening, betrekkingen en communicatie. Is dit echter niet het geval dan is er sprake van een disfunctioneel evenwicht. De homeostase functioneert dan niet voldoende om de interne veiligheid en geborgenheid te waarborgen, waardoor symptoomgedrag kan ontstaan en blijft voortbestaan (Pont 2007: 25). − Binding: elke relatie heeft een mate van binding wat het systeem bij elkaar houdt (Pont 2007: 29-38). De mens is immers een sociaal wezen en heeft behoefte naar verbondenheid. Deze verbondenheid dient echter in balans te zijn met de autonomie en zelfbeschikking van ieder individu binnen een systeem, zodat er sprake is van een dynamisch harmonieuze relatie oftewel een functioneel evenwicht. Te weinig binding zorgt voor een los zand relatie, teveel voor een verstrikte/kluwen relatie. Bij een conflictueuze relatie is sprake van een wisselwerking tussen beide. Daarnaast kan een relatie bij elkaar gehouden worden door negatieve krachten (afhankelijkheid, ondergeschiktheid, geweld, angst en intimiteit) die elkaar aanvullen en versterken. In een partnerrelatie wordt dit benoemd als een gewelddadige of misbruikende relatie en binnen een gezinssysteem als een onthechte relatie (Bouwkamp & Bouwkamp, 2010: 88-91). Een bijzondere vorm van binding is loyaliteit, vooral die tussen ouders en kinderen maakt loyaliteit dat de binding sterk is. Loyaliteit kan echter tevens voor problemen zorgen indien er sprake is van een roulerende rekening of van verborgen loyaliteiten, wat ruimte geeft voor het ontstaan van triangulaties als de perverse triade, de omgekeerde machtstriade en de 'detouring attacking' triade (Pont, 2007: 83-95). − Balans: de mate van geven en nemen binnen een relatie. Een relatie kan gezien worden als een investering waarbij een evenredigheid/wederkerigheid dient te bestaan tussen wat de relatie kost en wat het oplevert. De mate van balans is daarmee bepalend voor de belevenis van eerlijkheid en rechtvaardigheid binnen een relatie (Pont, 2007: 2938). In een 'gezonde' (partner)relatie zorgt een persoon dan ook zowel voor zichzelf als voor de ander. Indien een persoon meer voor zichzelf zorgt dan voor de ander, of meer voor de ander dan voor zichzelf of noch voor zichzelf of voor de ander is er sprake van een 'ongezonde' (partner)relatie (Bouwkamp & Bouwkamp 2010: 29). − Ordening: het gaat hier om de sociale ordening die de structuur van het systeem regelt. De sociale ordening wordt aan de hand van onderlinge functionaliteit vastgesteld. Zo hebben mensen binnen een partnerrelatie de functie van partner te vervullen en niet van ouder of kind. Hetzelfde geldt binnen een gezinssysteem, zo is het niet de bedoeling dat zoon als vader moet optreden (Pont, 2007: 29-38). − Betrekkingsniveau: het betreft hierbij de context, posities, regels, grenzen en rollen binnen systeem of relatie. De context is de betekenisgever van al het gedrag. Het betreft de voorgeschiedenis, de bredere omgeving van relaties, cultuur en/of religie, ideeën en idealen die door een persoon of systeem wordt aangegaan, moet worden aangegaan, aangegaan wil worden of ooit is aangegaan. Afhankelijk van de context neemt een persoon een bepaalde positie in binnen een systeem of relatie (gelijkwaardig, afhankelijk, onafhankelijk). Nadat de posities zijn ingenomen ontstaan al snel regels, oftewel de relationele ethiek, die binnen elk systeem of relatie anders is. Deze (ongeschreven en soms onuitgesproken) regels/afspraken bepalen de onderlinge verhoudingen en wat wel en niet kan of mag (wat kan leiden tot systeemdwang). De sterkste regel die binnen een systeem kan ontstaan is een taboe. Een taboe bepaald
46
Psychosociale Hulpverlening | Adviesrapport MWDv2B1 | René van der Drift
−
over welk onderwerp gezwegen wordt. Het internaliseren van deze regels zorgt mede voor het vormen van toegestane en niet toegestane delen bij een individu. Naarmate een systeem vorm krijgt ontstaan er tevens grenzen. De grenzen bepalen de openheid van het systeem en daarmee wie wel of niet tot het systeem behoort, de mate van individualiteit, onafhankelijkheid en persoonlijke verantwoordelijkheid. Daarnaast bepalen de grenzen in welke mate gebruik gemaakt wordt van externe of interne hulpbronnen indien een individu of systeem te kampen heeft met een probleem. Als laatste ontstaan de rollen en is het resultaat van het hele betrekkingsproces. Indien sprake is van systeem dwang kan het zijn dat individuen rollen krijgen toebedeeld die hun niet eigen zijn, maar nodig geacht worden voor het functioneren van het systeem (Pont, 2007: 55-77). Communicatieniveau: het betreft hierbij de manier waarop binnen een relatie of systeem gecommuniceerd. Hierbij dienen een aantal aspecten van communicatie in acht gehouden te worden. Zo is het niet mogelijk om niet te communiceren. Niet communiceren geeft namelijk ook een boodschap af en krijgt daardoor betekenis. In elke boodschap zit dan ook een relatievoorstel. Een relatievoorstel kan geaccepteerd, niet geaccepteerd of genegeerd worden. In een relatie of systeem waarbinnen veel conflicten zijn doet de inhoud van de boodschap er dan ook vaak niet toe, maar gaat het om een betrekkingsoorlog. Communicatiestoornissen kunnen zich tevens voordoen door het verkeerd interpreteren van non-verbale communicatie en para-verbale aspecten als klemtoon, timbre en intonatie. De communicatie zelf kan zowel complementair (verschillend/aanvullend) of symmetrisch (gelijk) zijn en heeft daarmee sterk te maken met het thema macht dat binnen elke relatie speelt. Afhankelijk van het soort relatie kan de voorkeur uitgaan naar complementaire of symmetrische communicatie. Beide vormen dienen elkaar wel af te wisselen om zo verstarring tussen de verhoudingen en escalatie van conflicten te voorkomen. Andere aspecten van communicatie waardoor de functionaliteit van de homeostase verstoord kan worden zijn redundantie, circulariteit, interpunctie, feedback mechanismen en meta-communicatie. Met redundantie wordt gedoeld op de neiging om gevonden communicatiepatronen, zoals verwijtingen naar elkaar, te (blijven) herhalen. Circulariteit houdt in dat communicatie zowel oorzaak als gevolg is van communicatie en gedrag en dat hierbij een constante wisselwerking tussen bestaat. De gehanteerde interpunctie bij communicatie zorgt voor een betekenisverschil, dezelfde boodschap kan zo verschillende betekenissen krijgen. Het belang van feedback heeft betrekking op het aanpassingsvermogen van een systeem. Positieve feedback streeft naar verandering/een nieuw evenwicht, terwijl negatieve feedback streeft naar herstel van het oude evenwicht. Als laatste is er de meta-communicatie, het kunnen praten over de manier waarop gecommuniceerd wordt binnen een systeem (Pont, 2007: 97-117).
47
Psychosociale Hulpverlening | Adviesrapport MWDv2B1 | René van der Drift
Bijlage 5 Signaleren Procedure signaleren per stap: Geen analyse, geen actie.
Geen actie. Bij twijfel weer terug naar analyseren.
Soms gelijk naar actie uitvoeren. Signalen binnen en buiten de instelling
Signalen verzamelen
Beslissen
Analyseren
Beslissen
Actie uitvoeren
Evalueren
Stap 1 Hoe: Wandelgangen Formulier Registratie Netwerk Alert zijn
Stap 2 Criteria: Relevantie Frequentie Ernst Specificiteit Uitvoerbaarheid
Stap 3 Hoe: Registratie Interview Enquête Literatuur Dossiers Wet- en regelgeving Sociale kaart
Stap 4 Criteria: Relevantie Frequentie Ernst Specificiteit Effectiviteit Haalbaarheid Draagvlak
Stap 5 Hoe: Discussiëren Organiseren bijscholing (Preventie) Project voorbereiden Aanbod aanpassen Afspraken maken Coalitie vormen Attenderen Bekritiseren Aanklagen
Stap 6 Hoe: Proces evalueren Actie evalueren
- Stap 1: Signalen opvangen Signalen opvangen binnen de instelling: betreft signalen van medewerkers die aan de hand van een signaleringsformulier geregistreerd kunnen worden. Het daadwerkelijk invullen van het formulier blijkt in de praktijk nog wel eens een drempel te zijn. Door middel van een periodiek overleg met betrekking tot signalen en door feedback over de genomen acties (op zowel uitvoerend als managementniveau) kunnen medewerkers gemotiveerd worden om de formulieren in te blijven vullen. Signalen opvangen buiten de instelling: betreft het opzetten van netwerken van contacten en overlegsituaties (op zowel uitvoerend als managementniveau). Instellingen hebben vaak al een groot netwerk tot hun beschikking, het signaleren en wisselen van informatie gebeurt echter vaak als nevenactiviteit en dient explicieter uitgevoerd te worden. Het opzetten van een signaleringspost kan tevens uitkomst bieden voor het opvangen van signalen van derden, zoals door individuen die zich zorgen maken om iemand uit hun omgeving. Daarnaast kan een bron van informatie komen door via de tv, krant, radio, regionale bladen en gemeentelijke politiek. - Stap 2: Beslissen (is verdere analyse noodzakelijk)
48
Psychosociale Hulpverlening | Adviesrapport MWDv2B1 | René van der Drift
Bij deze stap wordt een beslissing gemaakt of direct actie nodig is of dat verder onderzoek van belang is. Dit wordt gedaan door middel van weging en daarmee het toekennen van betekenis aan de signalen, wat maakt dat een instelling bewust met signalen om moet gaan. Criteria die bepalen of een signaal wel of niet verder onderzocht moet worden zijn: Signaalrelevantie: betreft de mate waarin een signaal relevant is voor de instelling met betrekking tot doelgroep en/of beleidzaken. Signaalfrequentie: betreft het aantal keren dat eenzelfde signaal wordt opgemerkt. Hoe vaker eenzelfde signaal wordt opgemerkt, hoe groter de noodzaak om de betkenis van het signaal verder te onderzoeken. Signaalernst: betreft de ernst of urgentie van het signaal. Te denken valt aan het aantal mensen die het signaal hebben opgevangen en/of aan de ernst van de situatie waarnaar het signaal verwijst. Signaalspecificiteit: betreft de concreetheid van een signaal waarnaar datgene verwijst. Een concreet signaal zal snel tot actie kunnen leiden, terwijl een vaag signaal verder onderzoek vereist. De voorgaande criteria wegen mee voor het bepalen of het belangrijk is om een vaag signaal verder onderzocht zal worden. Uitvoerbaarheid van de analyse: betreft de mate van uitvoerbaarheid na de analyse. Hierbij wordt bepaalt of een instelling zelf wat met het signaal kan/moet doen of dit doorverwijst naar een andere instelling/instantie. Dit criterium is hierbij afhankelijk van de weging van de voorgaande criteria. Indien de voorgaande criteria maken dat een duidelijke positieve uitslag naar voren is gekomen zal deze criterium minder zwaar mee tellen. Het omgekeerde geldt echter ook. Daarnaast heeft uitvoerbaarheid te maken met aanwezige randvoorwaarden, zoals beschikbare hoeveelheid tijd en menskracht, aanwezige deskundigheid en financiële middelen. Aan onderzoek dat snel en makkelijk uit te voeren is zal sneller meegenomen worden dan andersom. Een feiten check is hierbij de meest beperkte analyse, vaak leidt dit direct tot het overgaan naar stap 5: actie ondernemen. Naast deze criteria kan een instelling ook andere criteria aanhouden die aansluiten met diens eigen doelstellingen, beleidskeuzen, persoonlijke ervaringen en deskundigheid. - Stap 3: Signalen analyseren Bij deze stap wordt een onderzoek gedaan of een feiten check. De laatste kan leiden tot een verkorte signaleringsprocedure, zodat al snel tot actie overgegaan kan worden/ Dit is echter afhankelijk van de weging van de signalen. Voor een uitgebreid onderzoek kunnen technieken gebruikt worden als: gerichte screening van de registratiegegevens; (groeps)interview; interview met cliënten; enquête; literatuuronderzoek; dossieronderzoek; onderzoek naar wet- en regelgeving; gebruik maken van de sociale kaart. - Stap 4: Beslissen (is actie wenselijk en haalbaar) Bij stap 4 dient weer een beslissing gemaakt te worden. Deze betreft het wel of geen nemen van actie en of deze zelf of door een andere instelling uitgevoerd dient te worden. In theorie zijn er vier actie mogelijkheden na de analyse: actie om interne zaken te veranderen of te verbeteren (actietype 1); samen met andere instellingen/groepen actie ondernemen om zowel intern als extern zaken te veranderen of te verbeteren (actietype 2); actie om externe zaken te veranderen of te verbeteren (actietype 3); geen actie. Wederom dient een beslissing gemaakt te worden op grond van criteria over welke mogelijkheid de beste is. De gebruikte criteria bij stap 2 zijn tevens van toepassing, daarbij worden deze aangevuld met: Effectiviteit: betreft de mate in hoeverre de actie voordelen oplevert, oftewel het beoogde resultaat zal behalen en in hoeverre deze in het verlengde ligt met de doelstellingen van de instelling en de benodigde middelen. Haalbaarheid: betreft de benodigde menskracht, deskundigheid en middelen om de gekozen actie daadwerkelijk te kunnen uitvoeren en op welke termijn de beoogde resultaten gehaald kunnen worden.
49
Psychosociale Hulpverlening | Adviesrapport MWDv2B1 | René van der Drift
Draagvlak: betreft het draagvlak om actie te kunnen ondernemen, zowel binnen als buiten de instelling. Een zekere mate van ondersteuning is van belang. - Stap 5: actie ondernemen De genomen acties kunnen sterk variëren, van eropaf, tot bijscholing, tot beleidsveranderingen, het verwezenlijken van betere samenwerkingsverbanden sluiten, specifieke doelgroepen vaker benaderen etc. Combinaties van de eerder beschreven actievormen zijn tevens mogelijk. Mogelijke verdere acties bij elk van de verschillende actietypes zijn: - Actietype 1) Actie om interne zaken te veranderen of te verbeteren discussiëren over bijstellen van visie en beleid van de instelling; organiseren van bijscholing/studiedag voor medewerkers; voorbereiden van een (preventie)project; aanbod aanpassen. - Actietype 2) Samen met andere instellingen/groepen actie ondernemen om zowel intern als extern zaken te veranderen of te verbeteren afspraken maken over samenwerking, verwijzingen, detachering; coalitievorming in netwerken en platforms. - Actietype 3) Actie om externe zaken te veranderen of te verbeteren attenderen, indien sprake is van zaken die bij wet verboden zijn kan daar aandacht aangegeven worden door middel van een brief; bekritiseren, dit kan tevens door middel van een brief, deze zal echter kritischer van aard zijn; aanklagen, dit kan bijvoorbeeld door het aanklagen van een rechtspersoon of instantie door een klacht in te dienen bij de Nationale Ombudsman. Deze activiteit wordt echter pas ondernomen indien de eerder beschreven activiteiten niet het gewenste effect hebben behaald en als er op basis van feitelijke gegevens genoeg gegronde reden lijkt te zijn voor het nemen van wettelijke stappen. - Stap 6 - Evaluatie Bij de evaluatie wordt gekeken in hoeverre het juiste effect behaald is en of de middelen zo efficiënt mogelijk gebruikt zijn. Uit de evaluatie kan blijken dat de eerder genomen actievormen wellicht herzien, bijgesteld of beëindigd dienen te worden. Tevens kan de evaluatie gekoppeld worden aan de feedback taak naar medewerkers toe Evaluatie is tevens een goede manier om alle medewerkers te informeren en feedback te geven over het verloop vanaf het moment van signaleren.
50
Psychosociale Hulpverlening | Adviesrapport MWDv2B1 | René van der Drift
Bijlage 6 Bijlage: Kerntaak 1 – Werken met en namens cliënten: psychosociale hulpverlening De kerntaak psychosociale hulpverlening is onder te verdelen in meerdere taken, bestaande uit: - Veranderings- en competentiegerichte begeleiding Deze soort begeleiding wordt in de gezondheidszorg gewoonlijk de behandeling genoemd. Het is gericht op samen met de cliënt uit te zoeken wat de eigen bijdrage en de bijdrage van de omgeving is met betrekking tot de ervaren problemen. Via cognitie-, emotie-, en gedragsbeïnvloedende interventies helpt de maatschappelijk werker de cliënt te activeren om met behulp van de eigen sterke punten de problemen op te lossen. Nieuwe informatie kan cliënten nieuwe perspectieven bieden om zo in te zien hoe zij de ervaren problemen kunnen aanpakken. Er kan veel focus gelegd worden op intrapersoonlijke eigenschappen, zoals zorgen voor een beter evenwicht tussen denken, voelen en handelen of het krijgen van een realistischer zelfbeeld. Ook kan de focus gelegd worden bij interpersoonlijke vaardigheden, zoals het ontwikkelen van sociale vaardigheden of het uitbreiden van het sociale netwerk. Het gaat altijd om twee punten: het veranderen van de situatie van de cliënt en het verder ontwikkelen van (de competenties van) de cliënt. Het is belangrijk dat de veranderingen van de cliënt gewenst (door de omgeving) en haalbaar zijn. Het doel is dat na de beperkte duur van de begeleiding de cliënt zelfstandig weer verder kan. Bij deze begeleiding hoeft niet alleen gedacht worden aan individuele begeleiding. Ook groepsprogramma’s gericht op een specifieke competentie, zoals jonge reclassenten leren omgaan met agressie, vallen onder veranderings-en competentiegerichte begeleiding (Jacht, N. 2009: 41-42). - Ondersteunende en stabiliserende begeleiding Deze langdurige begeleiding is gericht op mensen op de rand van psychosociaal disfunctioneren. Door beperkingen van de cliënt of diens situatie is het niet mogelijk iets structureel te veranderen, dus wordt er gestreefd naar het behouden van een acceptabele balans in het leven van de cliënt. Welke hulp gegeven wordt is afhankelijk van de situatie en de aard van de problemen. De begeleiding kan in de vorm gegeven worden van praktische en morele steun, inschakeling van vrijwilligers, interventies en (onvoorwaardelijke) aanwezigheid van een hulpverlener(Jacht, N. 2009: 42-43). - Outreachende benadering Soms is er sprake van begeleiding geïnitieerd door de maatschappelijk werker zelf. Hierbij komen signalen uit omgeving dat begeleiding nodig is maar dat de cliënt dit niet inziet. Het kan bij deze soort begeleiding ook voorkomen dat de cliënt zich hiertegen verzet. Afhangend van de opdracht van een instelling kan een maatschappelijk werker hulp aanbieden die licht outreachend is of zelfs met (aan)drang of dwang gepaard gaat. Bij dwang is sprake van wettelijke onvrijwilligheid en bij drang sociale onvrijwilligheid. Dit valt onder bemoeizorg, waarbij professionele hulpverleners volhardend de situatie proberen aan te pakken. Ook een methode van outreachende hulp is het stellen van bepaalde voorwaarden aan cliënten om hen te motiveren zaken op orde te stellen. Dwang, drang en gestelde voorwaarden moeten altijd onderbouwd worden om de vrijheidsbeperking van cliënten te kunnen legitimeren. Het doel van outreachende hulp is om een cliënt met zijn gedrag en de realiteit te confronteren, nieuwe perspectieven te bieden en houvast te geven (Jacht, N. 2009: 43). - Concrete en informatieve hulp Concrete en informatieve hulpverlening is vaak onderdeel van de begeleiding van cliënten en wordt niet als losstaande begeleiding gebruikt. Onder deze begeleiding kan bijvoorbeeld psycho-educatie verstaan worden, waarbij kennis die de maatschappelijk werker verstrekt gebruikt kan worden om de cognities, belevingen en gedragingen van een cliënt te veranderen. Daarnaast kan een maatschappelijk werker ook concretere informatie
51
Psychosociale Hulpverlening | Adviesrapport MWDv2B1 | René van der Drift
verstrekken, bijvoorbeeld over instellingen, voorzieningen en hulpbronnen waar een cliënt gebruik van kan maken (Jacht, N. 2009: 43-44). - Onderzoek en rapportage Soms is onderzoek nodig om een probleem of situatie te analyseren voordat een hulpverleningsplan opgesteld kan worden. Dit is bijvoorbeeld nodig als informatie nog voorgelegd moet worden aan een externe instantie als de (kinder)rechter. In sommige gevallen is het niet nodig voor een maatschappelijk werker om een compleet hulpverleningsplan op te stellen, dan is het voldoende om een probleem- en situatieanalyse te maken. Dit kan gebeuren bij bijvoorbeeld een indicatiestelling, risicotaxatie of als voorbereiding van een multidisciplinair hulpverleningsplan. Rapportage van de uitkomsten van onderzoek kunnen belangrijk zijn voor instanties als er belangrijke beslissingen over of voor de cliënt gemaakt moeten worden (bijvoorbeeld bij indicatie voor zorg, taakstraf bepaling of ondertoezichtstelling). Het onderzoeken en rapporteren door de maatschappelijk werker is van belang door de grote invloed die de beslissingen van instanties op de cliënt kunnen hebben (Jacht, N. 2009: 44-45). - Belangenbehartiging en conflictbemiddeling Indien een cliënt niet in staat is voor zichzelf op te komen kan de maatschappelijk werker deze taak overnemen. Als het enigszins mogelijk is voor de cliënt om dit zelf te doen, dan kan de maatschappelijk werker de cliënt hierbij coachen. Als een maatschappelijk werker als bemiddelaar, dan probeert hij twee of meer partijen te helpen met het onderhandelen om tot een oplossing te komen. Hierbij gaat het niet alleen om het uiteindelijke resultaat van de onderhandelingen, maar ook om het (sociaal) leerproces van de betrokkenen. De bemiddeling of ‘mediation’ die een maatschappelijk werker doet bestaat uit het leiden van het gesprek, regels leren van eerlijk onderhandelen en constructieve communicatie te laten toepassen. Er zijn twee posities die een maatschappelijke werker kan innemen tijdens bemiddeling. Hij kan een neutrale positie innemen of een meerzijdige oftewel afwisselende partijdige posities. Een voorwaarde voor bemiddeling is dat de maatschappelijk werker geen belangenbehartiger is voor één van de partijen en dat alle partijen hem als bemiddelaar accepteren. Indien er sprake is van een complex conflict, dan kan de maatschappelijk werker verwijzen naar een meer geschikte mediator (Jacht, N. 2009: 45). - Casemanagement Bij complexe problematiek waarbij de cliënt meerdere instellingen of professionals nodig heeft, kan de maatschappelijk werker de taak hebben om de hulp- en dienstverlening te coördineren en op elkaar af te stemmen. Een maatschappelijk werker kan samen met een cliënt een heel zorgproces of een gedeelte van dit proces doorlopen. Dit proces bestaat uit 6 fasen: 1 Assessment 2 Planning 3 Linking (verbinden van alle deelnemers van de zorg: Cliënten, mantelzorgers, vrijwilligers en professionele hulpverleners) 4 Monitoring (kritisch volgen van het zorgtraject) 5 Evaluatie 6 Afsluiting Veel verschillende soorten benaderingen op dit coördineren worden hetzelfde genoemd: casemanagement. Om duidelijkheid te behouden kan er binnen casemanagement als containerbegrip gesproken worden over en onderscheid gemaakt worden tussen verschillende begrippen: casemanager, zorgcoördinator, zorgbemiddelaar en zorg afstemmer. Een casemanagers richt zich in het zorgproces op het sterker en zelfstandiger maken van de cliënt. Dit kan gezien worden als veranderings- en competentiegerichte begeleiding. Een zorgcoördinator richt zich meer op het aanbod van de zorg waar de cliënt gebruik van kan maken. Er wordt gezorgd voor afstemming en assessment van dit aanbod. Hier speelt de maatschappelijk werker meer een ondersteunende en verbindende rol. Een zorgbemiddelaar houdt zich in het proces alleen bezig met de eerste 3 fasen en de zorg afstemmer juist met de laatste 3 fasen.
52
Psychosociale Hulpverlening | Adviesrapport MWDv2B1 | René van der Drift
Een maatschappelijk werker kan in feite alle vier de functies op zich nemen, afhankelijk van wat de situatie is. Casemanagement is niet een functie die exclusief te vervullen is door een maatschappelijk werker, maar door de brede kennis van maatschappelijk werkers over cliënten en hulpverlening zijn zij wel goed in staat deze functie op zich te nemen (Jacht, N. 2009: 46). - Uitbouwen en ondersteunen van sociale netwerken Als een cliënt beschikt over een klein, zwak, slecht of overbelast sociaal netwerk kan een maatschappelijk werker helpen door het bestaande netwerk uit te breiden of om nieuwe groepen of netwerken te zoeken die aansluiten bij de cliënt. Hulp kan bestaan uit het (helpen met) leggen van nieuwe contacten, begeleiding bieden tot interactie in nieuwe netwerken goed verloopt of ondersteuning bieden aan overbelaste netwerken door bijvoorbeeld coaching of introduceren van nieuwe hulpbronnen (Jacht, N. 2009: 47). - Crisisinterventie Als een persoon zijn grip op een situatie zodanig heeft verloren dat er sprake is van een crisis kan een maatschappelijk werker direct, intensief en kortdurend ingrijpen om de situatie (mogelijk samen met anderen) te stabiliseren. Hierna kunnen vervolgafspraken gemaakt worden (Jacht, N. 2009: 47).
53
Psychosociale Hulpverlening | Adviesrapport MWDv2B1 | René van der Drift
Bijlage 7 Bijlage: Cliëntgericht multimethodisch maatschappelijk werk model Door middel van het werkmodel van De Mönnink heeft een maatschappelijk werker zicht op de mogelijke methoden die kunnen worden toegepast bij een bepaalde problematiek. De hulpverlening blijft echter wel cliëntgericht, wat betekent dat het gebruik van bepaalde methoden en de daarbij horende technieken vrijblijvend en maatwerk blijft. Cliëntgericht multimethodisch maatschappelijk werk model MW-aanpak = stressreductie- en empowermentaanpak in 3 stappen = PAK + PSA + PSB PAK Persoonlijke Archiefkast: 1e indruk cliëntverhaal
PSA Psychosociale Stress Analyse: ontrafelen en analyseren van de in de cliëntsituatie werkzame 5 factoren, krachtbron of spanningsbron?
Krachtbronne n (+) en spanningsbro nnen (-) in cliënttaal noteren binnen PAKtekening
Cliëntsitu atie in 5 factoren:
Positieve krachtbronnen + = individuele draagkracht en sociaal draagvlak
Negatieve spanningsbron nen = individuele en sociale draaglast
1 Lifeevents
Positieve lifeevents +
Negatieve lifeevents -
Energie door -positieve lifeevents -ontdekkingen -winst, groei, prestaties e.d.
Verlieservaringen (levensloop, scheiding, ontslag e.d.)? -Trauma ervaringen? - Chronische stressoren (UBS, chronische ziekte, handicap, onopgelost conflict e.d.)? Negatieve conditie & negatieve coping Zwakke fysieke/mentale conditie? Ontkenning/ontb reken probleeminzicht? Vermijding zingevingsvraags tukken?
2 Conditie 3 Coping
Positieve conditie & positieve coping + Sterke fysieke/mentale conditie Positieve probleemcoping Positieve existentiecoping
54
PSB Psychosociale Stress Begeleiding/Behan deling: versterken van krachtbronnen en reduceren van spanningsbronnen 20 MW-methoden
C O U N S E L I N G M E T H O D E
NONDIRECTIEVE counselingme thode Contact maken (NDCmethode) en inventariseren cliëntverhaal, aanwezig blijven
INDIVIDUELE METHODEN Non-directieve counselingmet hode Non-directieve counselingmet hode Non-directieve counselingmet hode
Psychosociale Hulpverlening | Adviesrapport MWDv2B1 | René van der Drift
Positieve cognitiecoping Positieve emotiecoping Positieve praktischmateriële coping Positieve lichaamscoping Positieve gedragscoping
Positieve expressie vaardigheden Positieve traumacoping Positieve afscheidscoping 4 Sociale interactie
Steunend sociaal netwerk + Steunende relatie(s) Conflictbemiddeli ng Steun kerngezin Steun familie Steun sociaal netwerk Steun lotgenotencontact Steun zorgcoördinatie
5 Voorzieni ngen
Steunende voorziening + Positieve signalering van structurele belemmeringen op voorzieningennive au Positief preventief sociaal beleid
55
Informatietekort/ onrealistisch denken? Opgekropt verdriet, angst, boosheid? Geld-, huisvestingsarbeidsprobleme n e.d.? Lichamelijke spanning? Sociaal/opvoedk undig onvoldoende vaardig/ subassertief/agre ssief? Expressiebelemm eringen?
Cognitieve methode
Traumatische ervaringen? Onvoldoende afscheid/afstand genomen? Onvoldoende sociale steun -
Traumaopvang methode Ritueelmethod e
Relationele spanningen? Conflictescalatie?
Relatiemethode
Gezinspanningen ? Familiespanninge n? Eenzaamheid/isol ement? ‘Ben ik normaal?’/’Ben ik de enige? ‘ Onvoldoende afstemming hulpverleners Niet-steunende voorziening Bij meer cliënten onvoldoende structurele voorzieningen?
Geen of nieteffectief
Ontladingsmet hode Praktischmateriële methode lichaamsmetho de Gedragsmetho de
Expressiemeth ode
SYSTEMISCH E METHODEN
Mediationmeth ode Gezinsmethode Familiemethod e Socialenetwerk methode Groepsmethod e Casemanagem entmethode MACROMETH ODEN Signaleringsme thode
Preventiemeth ode
Psychosociale Hulpverlening | Adviesrapport MWDv2B1 | René van der Drift
Positieve actie/steun bij positionele knelpunten Kennisontwikkelin g en onderzoek (Mönnink, H. de 2009)
56
preventief sociaal beleid? Positioneel knelpunt bij groep cliénten?
Collectieve belangenbehart igingsmethode
Ontbrekende kennis bij beroepsgroep MW?
Praktijkgericht e onderzoeksmet hode
Psychosociale Hulpverlening | Adviesrapport MWDv2B1 | René van der Drift
Bijlage 8 Bijlage: Ontwikkelingen in het buitenland - Duitsland Functieomschrijving van het maatschappelijk werk Vanaf 2009 bestaan de doelstellingen van de maatschappelijk werker uit: − het helpen van cliënten die niet meer kunnen omgaan met hun eigen problemen door te zorgen voor passende hulp(middelen) door de juiste instanties en juridische bedrijven; − het bevorderen van community development, sociale planning en het veiligstellen van de sociale, culturele en educatieve/visuele omstandigheden; − het ondersteunen van initiatieven van zelfhulp en solidaire economie die oplossingen voor maatschappelijke problemen ontwikkelen zonder de hulp van de overheid. Het belangrijkste doel hierbij is ervoor te zorgen dat achtergestelde groepen, gemeenschappen en organisaties samen in toenemende mate zelf voor meer onderlinge solidariteit zorgen in de geest van de universele mensenrechten. Het doel van de professionele praktijk richt zich hierdoor meer op preventie door middel van preventieve maatregelen en het opsporen en aanpakken van sociale problemen (www.dbsh.de, 4 november 2011). Uit de doelstellingen komen de volgende taken: − Het bevorderen van de activering van mensen in noodsituaties door het bieden van persoonlijke-, sociale- en milieuhulp aan hen en hun omgeving. Te denken valt aan psychosociale ondersteuning, onderwijs, opleiding en materiële bijstand voor levensonderhoud. − Het ondersteunen van individuen en groepen met beperkte levensduur omstandigheden, zodat zij zelf hun eigen hun eigen conflicten kunnen omgaan en zelf hun eigen belangen kunnen vertegenwoordigen. − Invloed uitoefenen op de sociaalruimtelijke ontwikkeling van de levensomstandigheden in context van de buurt en de gemeenschapssector, door de bewoners en omwonende gedeelde verantwoordelijkheid te geven en door gezamenlijke besluitvorming ter verbetering van de huisvesting en infrastructuur in elke gemeenschap. − Het geven van advies en ondersteuning aan werknemers in bedrijven. − Deelnemen aan de bevordering van de sociale, medische en psychologische behoeften van werknemers vanuit organisatorisch en persoonsbeleid in bedrijven. − Deelnemen aan de bevordering van gezondheid, sociale en culturele participatie van cliënten en het personeel binnen de instellingen van sociale en gezondheidsdiensten. − Toegang bieden tot het hulpaanbod van diverse sociale dienstverleners. − Deelnemen aan sociale planning en actie over het beleid, wetten en decreten ter controle en optimalisering van de effectiviteit. − Het open stellen van lokale middelen door onder meer het inschakelen/werven van actieve vrijwilligers en door advies, begeleiding en opleiding. − Het versterken van maatschappelijke opdrachten en de civiele samenleving (bijvoorbeeld door het mogelijk maken en bevorderen van zelfhulp en zelfondersteunende organisaties). − Het promoten van de medewerking van alle betrokkenen om individuen en organisaties te helpen (het promoten van netwerkvorming en samenwerking). − Het beschikbaar stellen van de technische expertise van het maatschappelijk werk op het gebied van public relations en voor het lobbyen van de belangen van de benadeelde. − Het openbaar maken/aankaarten van problematische ontwikkelingen in de beroepspraktijk, om zo tot nieuwe oplossingen te komen, om verantwoordelijkheden te verduidelijken en om processen van sociale uitsluiting tegen te gaan. − Het beheren van maatschappelijke instellingen, diensten en voorzieningen. Het is niet de bedoeling dat de maatschappelijk werker al deze taken gelijktijdig op zich neemt. Hierbij dient te worden gesteund op de medewerking van professionals in verschillende beroepsgroepen en werkterreinen. Het interdisciplinair werk is daarmee typerend voor het
57
Psychosociale Hulpverlening | Adviesrapport MWDv2B1 | René van der Drift
beroep sociaal werk (www.dbsh.de, 4 november 2011). De gehanteerde werkmethoden ter uitvoering van deze taken bestaan uit/en zijn gebaseerd op: Social casework, gezin en school maatschappelijk werk, sociale groepswerk casemanagement, buurtwerk, hulpbemiddeling, netwerken, organiseren, organisatieadvies, sociale planning, sociaal beheer, sociale marketing, sociaalpedagogische opleiding. (www.dbsh.de, 4 november 2011). Deze werkmethoden vormen de basis voor een gestructureerde methodiek dat bestaat uit het maken van contact en het opbouwen van relaties zodat de situatie en de problemen geïdentificeerd en geanalyseerd kunnen worden vanuit een holistisch perspectief (psychosociale diagnose, hypothesevorming, eco-sociale evaluatie). Vervolgens wordt een plan van actie gemaakt en wordt hulp geboden bij het uitvoeren van strategieën die continue gevaluteerd worden als een vorm van actie en leerprocessen. Eenmaal succesvol wordt de hulpverlening beëindigd, geëvalueerd en het resultaat gemonitord, gedocumenteerd en gerapporteerd (www.dbsh.de, 4 november 2011). De professionaliteit dient echter niet onder te doen voor methoden en technieken. Het zijn de kerncompetenties van de hulpverlener die de hulpverlening succesvol maken (www.socio.ch/arbeit/t_orikap.htm, 4 november 2011).
58
Psychosociale Hulpverlening | Adviesrapport MWDv2B1 | René van der Drift
Bijlage 9 Interviews met de beleidsmakers Marc Räkers (bedenker “Eropaf”-aanpak) Kunt u ons in het kort vertellen wat volgens u de “Eropaf”-aanpak is? Ten eerste even voor alle duidelijkheid, omdat er soms nogal verwarring ontstaat,A eropaf is geen methodiek. Eropaf is meer een houding, een attitude van de hulpverlener. Het is outreachend werken. De maatschappelijk werker of liever gezegd sociaal werker stapt op cliënten af. Hij wordt ingelicht door buurt, politie of woningcorporatie en gaat met deze signalering op de cliënt af. Het is eigenlijk vrij simpel we krijgen een signaal binnen en dan gaan we een kijkje nemen en vragen we hoe het gaat. Eropaf gaat vooral uit van de belevingswereld van de cliënt, het gaan er om dat je aansluit en contact maakt met iemand. Het is erg belangrijk kom eerlijk en oprecht te zijn. Wat is de visie van de “Eropaf”-aanpak? De visie van eropaf is dat je al sociaalwerker een soort huisarts moet zijn. Je moet van alles een beetje weten en je moet weten waar iemand goed gelopen kan worden. Je wijst je cliënt net zo als de huisarts door naar een specialist als dat nodig is. Je houd zelf wel de touwtjes in handen. Je communiceert met alle betrokkenen zodat er geen misverstanden kunnen ontstaan. Voorbeeld : iemand zit bij de schuldhulpverlening en in de bijstand. Van de bijstand moet diegene op dinsdag middag solliciteren en van de schuldhulpverlener moet hij dinsdag middag een cursus volgen. Dit kan niet, hier is het aan de sociaal werker de taak om de afspraken met cliënten en instellingen op elkaar af te sluiten. Net als een huisarts die ziet welke medicijnen iemand krijgt en kan zeggen tegen een specialist dat de medicijnen die hij voor schrijft niet samen gaan met de dagelijkse medicijnen die iemand al kreeg. Het is de bedoeling dat je als sociaalwerker naast de cliënt gaat staan in de communicatie tussen instellingen en cliënt en instellingen onderling. Om dit allemaal te kunnen bereiken moet je aansluiten op de cliënt. Goed contact is essentieel voor de hulpverlening. Eropaf gelooft dat je met oprechte interesse en compassie altijd aansluiting kan vinden op elke cliënt en zo iemand kan helpen. Wat vraag het volgens uw van een instelling om de “Eropaf”-aanpak goed toe te passen? Een hele omkeer. Ten eerste kan het niet slagen als er druk wordt gelegd op je medewerkers. Goede hulp laat zich niet dwingen in 5 gesprekken. Ook vraag het van instellingen dat ze moeten gaan nadenken of de grote die ze nu hebben nog wel relevant is als je met de eropaf aanpak gaat beginnen ben je meer op straat dan in je kantoor. Ook ben ik van mening dat instellingen veel meer over de muur van haar eigen instelling moet gaan denken. Wat vraagt het van de werknemers? Je moet kunnen doorzetten en je moet niet bij een keer niet binnen komen de handdoek in de ring gooien. Je houding zal moeten veranderen van kantoorwerker naar outreachend werken. Je moet goed aansluiten op je cliënt contact maken met je cliënt. Wees oprecht , eerlijk en durf ook kwetsbaar te zijn. Hoe vindt u dat er nu al wordt gewerkt met de “Eropaf”-aanpak? Ik vind dat in sommige steden goed gewerkt wordt met eropaf zoals Eindhoven utrecht en Amsterdam. In Eindhoven heb je de wijkcoaches en in utrecht ook. En in Amsterdam heb je vroeg eropaf waarbij huisuitzettingen voorkomen kunnen worden. Dus het gaat de goede kant op en de behaalde resultaten liegen er niet om. Er zijn nog veel steden die hun voorbeeld kunnen volgen. Hoe kan de eropaf-aanpak volgens uw het beste worden geïntegreerd binnen een beleid?
59
Psychosociale Hulpverlening | Adviesrapport MWDv2B1 | René van der Drift
Organiseer het zo dat mensen langdurig nabij aanwezig kunnen zijn. en vanuit de nabijheid en betrokkenheid ontstaat er iets. Dan ga je en wederkerige relatie aan met iemand. En dan kun je werken naar een oplossing. Langere tijd mee oplopen. Maatschappelijk werker die dat contact heeft die organiseert dat de hulp erom heen maar houd wel de touwtjes in handen. Dus mijn advies zou zijn haalt de werkdruk weg en maak tijd vrij voor je werknemers om contact te kunnen maken met hun cliënten. Begin bij de overheid. Dat is de WMO. Dan moet de gemeente wel de ruimte voor die nabijheid creëren. Voor Kwadraad is het misschien een idee om een frontline team ontwikkelen. Wat zou u ervan vinden als de maatschappelijk werkers zelf naar de gemeente zouden gaan en vertellen wat de bedoeling is? Ja ik denk van wel. Het is een beetje het probleem dat de gemeente iets bedenkt aan de tekentafel maar de mensen die dat ontwikkelen hebben eigenlijk helemaal geen ervaring in de praktijk. Ik denk daarom dat het zeker zin heeft om als maatschappelijk werker je daarmee te bemoeien. Wat is het verschil tussen outreachend werken en de eropaf aanpak? Binnen outreachend werken wordt gewerkt vanuit de presentietheorie. Daarbij staat de hulpverlener ook naast de cliënt. Het verschil tussen outreachend werken en eropaf ligt hem denk ik in de houding. Outreachend werken wordt al jaren gedaan. Maar niet met de attitude die een eropaf werker doet. Bijvoorbeeld als je cliënt niet thuis is een handgeschreven briefje door de bus doen in plaats van een voorgedrukt briefje. Het maakt het allemaal wat persoonlijker. Ook wordt nu gekeken naar het netwerk, mensen in de gemeenschap proberen te zetten. Hoe ziet u dat eropaf aansluit op de maatschappelijke ontwikkeling? Ik vind het jammeer dat het altijd gekoppeld wordt aan de bezuinigingen aan de andere kant maken de bezuinigingen dat het wel mogelijk wordt om het te bereiken. Ook sluit eropaf aan op WMO vraaggericht werken. Over maatschappelijke ontwikkeling gesproken ik denk dat we naar een andere maatschappelijke ordering toe moeten. Mensen zouden weer meer betrokken moeten worden met elkaar daar helpen de eigenkracht conferenties bij. Iemand is minder alleen of minder eenzaam of minder gestoord of minder alles. Als iemand in een sociale context zit. Het leed is minder. Het delen van de draagkracht.
60
Psychosociale Hulpverlening | Adviesrapport MWDv2B1 | René van der Drift
Jo Hermanns (bedenker Wraparound care-model) Kunt u ons in het kort vertellen wat volgens u het Wraparound care model is? Om te beginnen wil ik een misverstand uit de wereld helpen. Wraparound-care is geen casemanagement. Bij casemanagement stemt de men de zorg en- of dienstverlening op elkaar af. Wraparound care doet dat ook maar pas nadat met de cliënt of het cliëntsysteem een aantal stappen zijn gezet, met als doel grip op het eigen leven te behouden of weer te krijgen. De cliënt geeft zelf aan welke zorg en-of dienstverlening de cliënt of het cliëntsysteem nodig heeft. Wat de cliënt of het cliëntsysteem zelf wil, staat voorop. Het is niet de vraag: wat moet er gebeuren maar wat kan en wat wilt u? Het lijkt wel een beetje op rehabilitatie. Dit leidt tot concrete doelen voor de cliënt of het systeem, niet wat de maatschappelijk werker nodig vindt. De doelen zijn heel praktisch van aard en het zijn kleine stapjes. Wraparound care zorgt voor vooruitgang op kortere termijn en is goedkoper. Het voorkomt uithuisplaatsingen en het slaagt bij 90% van de gevallen. Dit model kan ook toegepast worden bij opvoedvragen. De vraag van de klant staat centraal, Eigen Kracht-conferenties kunnen hierbij ingezet worden, naar aanleiding van de vraag van de cliënt. Wat is de visie van het Wraparound care-model? De regie blijft in handen van de cliënt of het cliëntsysteem. Je staat eigenlijk achter de cliënt. Er wordt niet gewerkt vanuit een analyse van het probleem maar vanuit wat kunt en wilt u nu. De werkrelatie is van essentieel belang. Dit type relatie is een andere dan de meesten gewend zijn. De cliënt kan zelf heel veel, hier moeten we in geloven. Niet te snel zeggen:”hij wil niks, ik regel het wel even voor hem.” De werkplek s bij de cliënt thuis. Mogelijkheden bieden en kijken wat het best bij de cliënt past. Empowerment, ze kunnen het zelf! Wat vraag het volgens uw van een instelling om het Wraparound care-model goed toe te passen? Er bestaan verschillende cursussen. De fout die vaak gemaakt wordt is de gedachte: dat kunnen wij wel. Het klinkt eenvoudig maar het is erg lastig. Men doet wel wat, maar nog niet iedereen doet het compleet. Er bestaan verschillende trainingen. Houd rekening met de houding van dat doen we al. Bewustwording van de eigen verwachtingen is erg belangrijk. Wat vraagt het van de werknemers? De maatschappelijk werker moet eigenlijk een “expert van het gewone leven worden. “ Hij moet even af gaan van de theorieën, niet dat deze niet nuttig zijn maar daar heeft de cliënt even niks aan. Het leven van de cliënt moet in kaart gebracht worden en dit doe je heel breed. Niet naar waarom, maar hoe is het nu. En wat wil je eraan doen. De maatschappelijk werker heeft hier een brede kennis van de gewone zaken van het leven voor nodig. Een lange adem is hiervoor ook vereist. Je kunt niet iemand doorverwijzen naar een psycholoog en dan niet meer naar omkijken. Je kan wel opperen dat een psycholoog misschien kan helpen maar je blijft in dit proces de cliënt begeleiden. Je laat de cliënt niet vallen. Een lage caseload is hierbij van belang. Wraparound- care kan ingezet worden bij complexe problematiek maar ook bij minder complexe problematiek. De meeste aandacht zal uitgaan naar de vraag: hoe kom ik binnen? Hierbij gaat het om subtiele dingen zoals een hele dikke agenda op tafel leggen of het dossier van de cliënt op tafel leggen of schrijven tijdens een gesprek met de cliënt. Een dossier is een machtig wapen, het bevestigd de ongelijkheid tussen jou en de cliënt. Concreet maken, niet mee mopperen. Eigen mening is niet van belang, dat is heel moeilijk in de praktijk. Als iemand iets wilt waar jij niet achter staat, zal je ja daarbij neer moeten leggen. Veiligheid is iets anders, je eigen veiligheid en die van de omgeving zijn wel belangrijk. Hoe vindt u dat er nu al wordt gewerkt met het Wraparound care-model? Er zijn verschillende organisaties die het op verschillende wijzen hebben geïmplementeerd. Opvoedpolie is hier een mooi voorbeeld van. Daar wordt puur en alleen vanuit de vraag van de cliënt gewerkt en de cliënt of de verzekering van de cliënt bekostigd dit. In utrecht zijn twee manieren gebruikt om hiermee te gaan werken. Er werd een team vanuit de eigen organisatie samengesteld die zich hiermee ging bezig houden. En de andere manier was dat er verschillende sociaal werkers vanuit verschillende instellingen samen gingen werken. Dit
61
Psychosociale Hulpverlening | Adviesrapport MWDv2B1 | René van der Drift
werkte heel goed omdat er ook echt aan visieontwikkeling gewerkt werd. Alleen stopte dit project na twee jaar, dat had de andere opzet niet. Heeft u signalen gekregen van knelpunten binnen het Wraparound care-model? Het gevaar is dat men snel denkt dat hij al vanuit de vraag van de cliënt werkt. In de praktijk is dat moeilijker dan verwacht. Hier gaat het vaak mis en ontstaan ruzies tussen maatschappelijk werker en cliënt of de conclusie dat iemand niet te helpen is wordt te snel getrokken Kunt u ons uw ervaringen vertellen met de “Eropaf”-aanpak? Het lijkt hetzelfde alleen methodisch is het wat minder. Terwijl ik denk dat als je doelen wilt gaan stellen, kunnen daar methoden bij ingezet worden die heel systematisch werken. Je kunt ordenen in belangrijk en minder belangrijk. We zijn wel professionals dus een methodiek is wel nodig. Een “Eropaf”- houding kan heel goed in combinatie met een Wraparound care-model. Eropaf is erg op de praktijk gebaseerd en ik heb dat ingevuld met theorie. Eropaf kan goed geïntegreerd worden in combinatie met professionele vaardigheden. In de praktijk is er concurrentie tussen de drie maar dat zou het niet moeten zijn. “Eropaf” is de houding, Wraparound- care is de invulling en Eigen Kracht is een tool. Vertrouwen en compassie staan binnen eropaf centraal, ik vind dat te vaag. Een goede werkrelatie is voor mij concreter, een werkrelatie waar de cliënt vertrouwen in heeft.
62
Psychosociale Hulpverlening | Adviesrapport MWDv2B1 | René van der Drift
Boris Stil en Wouter Bruijning Hoe worden nieuwe methodieken in een beleid geïntegreerd? Door verschuivingen van politiek en de maatschappij die veranderd, komen er andere verwachtingen ten aan zien van de hulpverlening. Met deze nieuwe verwachtingen wordt dan rond de tafel gegaan door managers en teammanagers. Daar wordt gekeken naar wat er verander zou moeten worden binnen de organisatie. Het zijn niet echt methodieken die geïntegreerd worden maar er worden nieuwe houdingen bedacht die passen bij de verwachtingen. Daarna volgt meestal Scholing van de werknemers, en worden de ideeën gepresenteerd. Kwadraad is een grote organisatie die actief is in 34 gemeenten. Daarom is een proces van verandering niet zomaar geklaard. We zijn geen koekjes fabriek die kunnen zeggen na jaren lang chocolade koekjes te bakken we gaan morgen over op taartjes, we hoeven alleen het recept te veranderen. Wij moeten ook kijken in elke gemeente was past en wat niet. wat zijn de knelpunten bij het introduceren van nieuwe methodieken? Wat je ziet is dat vanuit de overheid andere eisen worden gesteld aan sociaal werk en dat vertaald zich in welzijn nieuwe stijl en noties zoals burgerkracht. Het schudt eigenlijk heel de boel op. Allerlei uitgangspunt die we voorheen voerden, worden nu ter discussie gesteld en daarbij veranderd de maatschappij ook. Mensen verwachten andere dingen van hulpverlening dan vroeger. Als je dan kijkt naar methodieken, dan worden die daarop aangepast. Één van de knelpunten hierbij is dat er draagvalk moet zijn voor zo iets nieuws. En daar zitten wij nu midden in. Een ander knelpunt is dat er tegenwoordig wordt verwacht van maatschappelijk werkers dat ze meedenken. Kwadraad is een grote organisatie en niet overal kan hetzelfde beleid over worden uitgesmeerd. Hiervoor vragen we van onze medewerkers zelf een invulling te geven aan wat zij denken dat past. Dit is natuurlijk ook erg lastig en is een lang proces voordat iedereen een invulling aan een nieuwe beleid geeft. Ook is het zo dat we wel een idee op papier hebben maar dat we nog niet echt iets duidelijks hebben voor in de praktijk en dat moet je natuurlijk wel hebben wil je dat een nieuwe methode wordt uitgevoerd. hoe wordt er met deze knelpunten omgegaan? Het is nu zo dat de teammanagers met hun teams bespreken wat er nodig is voor hun om de nieuwe werkwijze met “Eropaf” en Wraparound toe te passen. En er zijn ook bijeenkomsten gehouden voor het personeel om te vertellen wat alles precies inhoudt. Wat is volgens u het verschil tussen het outreachend werken en deze methodes? Het zit hem denk ik vooral in de attitude verandering die op moet treden bij maatschappelijk werkers. De rol van professional ligt eigenlijk helemaal op zijn gat. Omdat je gewend bent als maatschappelijk werker dat jij ook voor een groot deel kan beslissen en meedenken wat goed voor je cliënt is. Met welzijn nieuwe stijl is vooral de cliënt expert en volgt de maatschappelijk werker. Dit zie je ook terug in het Wraparound care-model. Wat was de reactie van uw medewerkers op deze methodes? Het is verdeeld ik ken collega’s die je geen groter plezier kan doen dan heel de dag op stap zijn maar ook mensen die er van gruwen en liever op kantoor blijven zitten. Wat vraagt het van uw organisatie om via de visie van eropaf te werken? Ik ben opgevoed door mijn eerste manager met een negen tot vijf mentaliteit en vijf gespreken per dag. Dat is toch een manier van werken die nu 180 omgedraaid moet worden waarbij tegelijkertijd mensen van de cijfers ook in je nek zitten te hijgen. Dat is ook weer een klus op zich zelf om aan te tonen dat je je werk goed hebt gedaan. En ik denk dat meerder mensen dit zo ervaren. Het is een hele omslag en het zal nog wel even duren voordat iedereen zijn plek hierin heeft gevonden. Wat vind u van het “nieuwe sociaal werk”? Eigenlijk is het allemaal niet zo nieuw qua methodieken, het gaat mijns inziens vooral om de attitude die veranderd moet worden en de visie. De Visie, ik kom u helpen, moet veranderen
63
Psychosociale Hulpverlening | Adviesrapport MWDv2B1 | René van der Drift
naar ,ik ben er voor u wat wilt u dat er gaat gebeuren? Ik denk dat dit een goeie verandering is die helemaal past bij de tijd van nu.
64
Psychosociale Hulpverlening | Adviesrapport MWDv2B1 | René van der Drift
Bijlage 10 Interviews met de maatschappelijk werkers Naam: Annelijn Klomp Functie: Ambulant Gezinsbegeleider voor (aanstaande) moeders en vaders met een licht verstandelijke beperking en kinderen in de leeftijd van 0 t/m 4 jaar (Persoonlijk Begeleider A) Wat verstaat u onder outreachend werken? Outreachend werken is contactleggen met mensen die mogelijk hulp nodig hebben, maar zelf geen hulpvraag formuleren. Zij worden meestal aangemeld door anderen. Het opbouwen van de vertrouwensrelatie is belangrijk. Samen kun je dan kijken waarom deze cliënt is aangemeld, wat het probleem is, en wat de cliënt verandert zou willen zien. Hier ga je vervolgens samen mee aan de slag. Hoe ervaart u outreachend werken in de praktijk? Ik ben nu sinds 6 maanden werkzaam als ambulant gezinsbegeleider. Doordat dit tevens mijn eerste baan is ben ik nog niet heel ervaren met het werk. Ik vind het werk heel leuk omdat elke dag anders is, met elke cliënt ben je met hele andere doelen aan de slag, waardoor het heel afwisselend is. Wat ik wel lastig vind, is dat de clienten het lastig vinden leerdoelen (of een hulpvraag) te formuleren. Ik zie dan vaak wel wat hun hulpvraag is, maar om leerdoelen te formuleren waar zij voor gemotiveerd zijn om er mee aan de slag te gaan, is het belangrijk dat zij deze zelf bedenken. Wat ik dan soms lastig vindt is om hen deze doelen te laten formuleren, doordat zij een licht verstandelijke beperking hebben hoor je nog al gauw “Ik weet het niet.”. Zodra ik dat hoor weet ik dat ik een stapje terug moet nemen, maar het blijft soms lastig. Vaak wordt het wel makkelijker als je al wat langer over de vloer komt, dan heb je namelijk al langer aan de vertrouwensband kunnen werken en durven cliënten ook meer te zeggen over het geen zij lastig vinden. Wat is uw mening betreft het outreachend werken wat er vanuit het beleid wordt verlangt en wat uw mogelijkheden zijn? Vanuit het beleid wordt verwacht dat wij een start hulpverleningsplan schrijven, met daarin direct de hulpvraag en de doelen voor de aankomende 3 maanden. Dit vind ik niet realistisch, aangezien de cliënten bij de intake vaak nog geen flauw idee hebben wat hun hulpvraag is, laat staan wat hun doelen zijn. Hierdoor wordt dit in het start hulpverleningsplan eigenlijk niet SMART geformuleerd, het zijn brede en weinig concrete doelen zoals “Ondersteuning in de opvoeding en verzorging van X. (hun kindje)”. Het zou prettiger zijn als we hiervoor meer tijd zouden krijgen, maar als de inspectie komt moeten we te allen tijde kunnen bewijzen waar we met de cliënt mee aan het werk zijn, en daarom komen we er niet onder uit. Wat heeft u nodig om outreachend te kunnen werken? Tijd is vooral belangrijk, je werkgever moet je dit kunnen geven. Dit zijn geen kortlopende trajecten. De eerste 6 weken en soms zelf 3 maanden ben je vooral bezig contact te leggen, een band op te bouwen. Je bent dan eigenlijk niet met doelen e.d. bezig. Als je deze band niet hebt, kun je je werk niet doen. Vaak is er ook veel weerstand bij de cliënten als ze worden aangemeld. Daar moet je eerst doorheen, anders nemen ze niks van je aan en kun je niet samenwerken. Zonder het mandaat van je cliënt kun je niks, zij zijn expert over hun eigen leven en je hebt hen nodig voor de oplossingen. Wat zijn uw ideeën over werken vanuit de vraag van de cliënt? Wat ik hiervoor al zei, vind ik het heel belangrijk dat de cliënt zijn leerdoelen zelf formuleert. Dit is belangrijk voor de intrinsieke motivatie van de cliënt. Als ik doelen bedenk die me nuttig lijken voor deze cliënt, en de cliënt is het hier niet mee eens, of vind het te veel werk, is er geen motivatie voor dit doel. Daarom zal het nooit werken en creëer je alleen maar weerstand bij de cliënt. Hulpverlening is een traject van samenwerking tussen cliënt en hulpverlener. De hulpverlener is geen expert, maar slecht een hulpmiddel voor de cliënt om samen op zoek te gaan naar veranderingswensen en deze te bewerkstelligen.
65
Psychosociale Hulpverlening | Adviesrapport MWDv2B1 | René van der Drift
Op welke manieren zijn jullie al aan het werk op basis van het nieuwe sociaal werk? Wat het nieuwe sociaal werk inhoudt weet ik niet precies. Wat bij ons wel heel hoog in het vaandel staat is oplossingsgericht werken. Om dit goed te leren volgt elke medewerker uit mijn team de post HBO Itensieve Ambulante Gezinsbegeleiding. Ik volg deze momenteel ook. Wat komt u met betrekking tot het nieuwe sociaal werk tegen in de praktijk, wat werkt wel en wat werkt minder? Wat verstaat u onder aansluiten? Aansluiting zoeken bij de cliënt is zeer belangrijk. Hier ben je altijd mee bezig. In het begin is dit extra belangrijk aangezien je dan bezig bent met het opbouwen van de vertrouwensband. Wanneer ik voor het eerst bij een gezin thuis kom, dan geef ik hen de regie door te vragen of ik mijn schoenen uit moet doen, waar ik plaats mag nemen etc. Je stelt je op als gast, zij hebben hierdoor de touwtjes in de handen. Verder is je basishouding natuurlijk heel belangrijk, rustige houding en stem om hen op hun gemak te stellen, nieuwsgierig zijn door interesse te tonen in hun dagelijkse omstandigheden, maar ook in hun gewoonten en waarden en normen. Dit doe je door veel door te vragen. Complimenteren is heel belangrijk. Dit laat hen zien dat er dan misschien hulpverlening over de vloer komt, maar dat ze ook al heel veel goed doen. Hierdoor voelen cliënten zich extra op hun gemak. Wat is volgens u een goede werkrelatie tussen u en uw cliënt? Een werkrelatie zou ik als goed definiëren wanneer je merkt dat de vertrouwensband aanwezig is: de client durft zijn/haar zorgen en veranderingswensen dan te uitten en voelt zich op zijn/haar gemak. Als je in dit stadium bent aangekomen kun je doelen formuleren en daar mee aan de slag. Wanneer is hulpverlening volgens u niet meer nodig? Je streeft er in de hulpverlening altijd naar om de cliënt zo zelfstandig mogelijk te laten functioneren. Aangezien wij geen einddoel formuleren is dat bij ons ook niet het moment waarop de hulpverlening stopt. Bij ons wordt een traject afgerond wanneer de client geen vragen of ondersteuning meer nodig denkt te hebben. Dan hebben we een evaluatiemoment waarin meestal wordt besloten hulpverlening af te bouwen. We doen dan bijvoorbeeld 3 maanden lang elke maand slechts 1 huisbezoek. Client kan dan tussendoor bellen bij vragen. Gaat dit goed dan wordt na die 3 maanden besloten echt af te sluiten. Wanneer beslist u dat iemand niet te helpen is? Ik ben niet van mening dat iemand niet te helpen zou zijn. Het kan wel zo zijn dat onze zorg niet mogelijk is voor deze cliënt. Eén van onze contra-indicaties is bijvoorbeeld het gebruik van hard drugs. Als blijkt dat de cliënt dit gebruikt, moeten wij per direct onze zorg stopzetten en doorverwijzen. Maar dit betekent dus in mijn ogen niet dat deze client niet te helpen is, alleen dat wij de verantwoordelijkheid voor de veiligheid van het kind dan niet meer op ons kunnen nemen. Wij hebben ook meldplicht, dus we verwijzen dan niet alleen door, maar doen ook een melding bij het AMK. Wat heeft u gemist in uw opleiding wat u nu in de praktijk tegenkomt? Ik heb MWD afgerond in juli 2010 bij de HvA, maar ik merk in de praktijk dat ik graag veel meer gespreksvaardigheden had willen krijgen tijdens de opleiding. Het meeste heb ik in de praktijk moeten leren. Dat gaat wel, maar het is veel beter om dit tijdens je opleiding meer te oefenen dan te moeten oefenen met echte cliënten. Ik merkte dat ik dat de eerste 2 maanden heel vervelend vond, en mij hierover schuldig voelde naar mijn cliënten. Wat is volgens u nodig om het welzijn nieuwe stijl op een goede manier te integreren? Welzijn nieuwe stijl?
66
Psychosociale Hulpverlening | Adviesrapport MWDv2B1 | René van der Drift
Wat zijn uw praktijk ervaringen betreft het integreren van nieuwe methodieken, positief en negatief? Positief, vooral omdat dit door de werkgever heel erg gestimuleerd wordt door alle medewerkers een opleiding te laten volgen. Verder hebben we elke week na de vergadering een uur tot anderhalf uur deskundigheidsbevordering, waar recente thema’s of methodieken in naar voren komen. Dit gebeurd ook tijdens teamdagen. Hoe lossen jullie dat op? Zie bovenstaande. Zou u open staan voor een training/cursus bij de implementatie van nieuwe methodieken? Ja, hier ben ik op het moment al mee bezig. Post HBO IAG, een opleiding van 12 lesdagen over 8 maanden gezien.
67
Psychosociale Hulpverlening | Adviesrapport MWDv2B1 | René van der Drift
Naam: Cor Heystek Functie: algemeen maatschappelijk werker Wat verstaat u onder outreachend werken? Uiteindelijk is outreachend werken actief op mensen afstappen waar zorgen zijn of die zorgmijders zijn of waar enigszins zorgen over zijn om daar toch achteraan te gaan om te kijken hoe dat allemaal zit. Kijken of ze hulp kunnen gebruiken. Hoe ervaart u outreachend werken in de praktijk? Ik werk al twintig jaar outreachend. Een oude term in een nieuw jasje. Ik werk vanaf 1990 bij het maatschappelijk werk en toen deden we dat al dus uiteindelijk is het allemaal wel heel mooi maar het blijft hetzelfde. Ik heb zelf het idee, naja ik ben in de jaren zeventig geschoold en toen was dat zeker een item. De collega´s die twintig jaar jonger zijn dan mij die vinden dit inderdaad een vreemd fenomeen. Die hebben allemaal zoiets waar hebben ze het over en die blijven liever achter hun bureau zitten. Ik heb me altijd een straatwerker gevoeld, die op de straat staat en iedereen aanspreekt. Het dorp is ook echt mijn dorp. Af en toe voel ik me ook meer een dominee dan een maatschappelijk werker. Vijf jaar terug zijn mijn baas nog tegen mij, je bent een beetje blijven hangen in jouw oude aanpak en nu juichen ze het weer helemaal toe. Vorig jaar zei mijn baas jouw methode wordt weer helemaal nieuw. Ik ben daar heel erg blij mee. Ik ben op heel veel fronten al outreachend aan het werk, overleg met allerlei instanties bijvoorbeeld bij een dreiging van uithuiszetting nemen we contact op, of gooien we een briefje door de bus. Ook zorgoverleg over personen waarvan we denken dat gaat echt fout of bij ziekte, dementie. Wat ik bijvoorbeeld vanmiddag ga doen is, na samenspel van de kerk, bij mensen die financieel slecht zitten ga ik ze iets extra´s geven voor de kerst. Daar zitten dan ook heel veel mensen bij die geen klant van me zijn maar waarvan ik wel weet die mensen hebben het nodig. Vandaar dat ik ook zeg, af en toe ben ik net zo´n dominee. Nouja, ik houd daarvan en ik vind dat je voor elkaar moet zorgen dus. Wat is uw mening betreft het outreachend werken wat er vanuit het beleid wordt verlangt en wat uw mogelijkheden zijn? Mijn mogelijkheden zijn plentie, want ik krijg daar heel veel vrijheid en ruimte in. En vanuit het beleid wordt het aangemoedigd om het zo te doen. En nouja, dan ga ik wel erg ver, ze willen eigenlijk de collega´s een beetje uit de kantoren jagen en ze bij elkaar op één kantoor moeten zitten en daarom ook wat meer flex moeten werken. Dan moet je natuurlijk echt gaan plannen en regelen om in kantoor te moeten werken en op die manier worden we echt aangemoedigd om naar buiten te gaan, het dorp in. Nu wordt dat nooit hardop gezegd, maar dat gevoel heb ik erbij en ik juich dat ook wel toe hoor. Ik ben natuurlijk al zo. Mijn polici is echt het hele dorp gewoon bekijken, van zijn er voldoende speelplaatsen tot wat kunnen we doen voor de jeugd, waar zijn de problemen, bijvoorbeeld waar hangjongeren zijn. En waar lopen ze tegenaan en wat hebben ze nodig. Behalve alleen maar hulpverlenen ook breder te kijken en te kijken naar de maatschappelijke norm en daar hopelijk een beetje invulling in kunnen geven. Door met de politiek te praten. Het is heel breed, maar niet iedereen maakt het zo breed. Een aantal collega´s zeggen dat is mijn business niet. Voor mij als mens in de samenleving is het belangrijk hoe je kan kijken welzijn te creëren. En deze dan ook mee te nemen in het geheel. Wat heeft u nodig om outreachend te kunnen werken? Het is een beetje een valkuil om buiten je werktijden te gaan werken. Maar wat ik al eerder zei, voor mij is mijn werk eigenlijk mijn passie. En dat betekent dat ik gewoon dat ik zeven dagen per week twintig uur gebeld kan worden bij wijze van spreken. ´s Nachts liever niet zeg ik er dan wel bij. Voor mij is het dan ook zo dat ik mijn werktijden heel erg aanpas en dus heel erg aan het flex werken ben en ook voor mezelf. Dat ik inderdaad denk op woensdagmiddag tussen twee en drie heb ik geen klanten en ga ik dan even naar huis. Dan ga ik even wat voor mezelf doen. Elke dag is ook anders, ik heb voor mijn eigen gevoel eigenlijk geen echte vaste tijden behalve dat ik elke dag om negen uur begin. Het wil ook nog weleens acht uur worden, dat maakt mij niet zoveel uit.
68
Psychosociale Hulpverlening | Adviesrapport MWDv2B1 | René van der Drift
Ik krijg heel veel ruimte, maar uiteindelijk moet ik ook wel mijn product hier halen. Het komt mij wel goed, het past mij. Ik voelde me laatst ook niet zo lekker en toen belde ik een middag af en dan plan ik weer wat avonden erbij. Het heeft er ook voor gezorgd dat ik me niet heb ziek gemeld. Als het echt zo zou zijn dat ik daar geen ruimte voor zou krijgen dan. Ik rommel overal zo erdoorheen en probeer zo te schuiven dat het werkt. Ik ben ermee gered en mijn werkgever ook. Mijn mobiele telefoon is niet veel, maar die heb ik gekregen. De reiskosten en de autokosten worden ook vergoed, dat krijgen we zelfs rijkelijk veel voor vind ik. Dat komt op 0,28 per kilometer. Ik houd het verder slecht bij hoor. Ik heb verder mezelf en dat is prima genoeg. Een betere maatschappij zou ik nog graag willen, maar dat is waarschijnlijk iets teveel van het goede. Ik vind het allemaal erg grimmig worden, het is allemaal erg bureaucratisch, erg hard en erg zakelijk. Er wordt niet naar emoties gekeken. Ik heb de ruimte om daarmee aan de slag te gaan of niet mee aan de slag te gaan. Sommige dingen zijn gewoon niet eerlijk vind ik. Wat zijn uw ideeën over werken vanuit de vraag van de cliënt? Hun hebben de regie en houden de regie. Ik sluit me toch bij hun kamp aan en met het gezin of de klant kijken welke weg willen hun nemen en kunnen we dat bereiken. Dus de vraag van de client staat centraal. Oorspronkelijk is het zo, de cliënt komt en wij doen een uitgebreide intake en die gaan wij met de collega´s bespreken als zijnde deskundige en wij komen met een plan. Nou geweldig toch (sarcastisch) nou daar kan ik slecht tegen. Voor mij is het eigenlijk gewoon, nou ja dat is de KOT, waarbij eigenlijk de klant zegt waaraan die gaat werken, waarmee die gaat werken. Dat zou ik veel meer toejuichen. Dat is veel meer mijn methode, als jezelf te presenteren als de zogenaamde deskundige. Voor mij is de vraag van de cliënt de leidraad om aan de slag te gaan. Zo zit ik ook gewoon zelf in elkaar. Als je een beetje je eigen ding mag doen, dan ben je veel enthousiaster. Op welke manieren zijn jullie al aan het werk op basis van het nieuwe sociaal werk? Kwadraad kwam ook met een fietsplan, waarin iedereen een fiets zou krijgen om eropaf te gaan. Dat is overigens niet doorgegaan, want het was te duur. Het wordt al heel erg gestimuleerd door Kwadraad, iedereen had eerder een eigen kamer. In Katwijk hebben ze vier collega’s en alle vier een eigen kamer en nu is Kwadraad bezig met de boel op te schudden en het anders in te delen. Ze zijn de discussie aan gegaan, we moeten eropaf. Daar zijn ze mee bezig en vervolgens hebben ze ook nog eens dingen aangepakt om het nog een grotere boost te geven. De structuur en het systeem hebben ze aangepakt. En we weten allemaal als het systeem gaat veranderen, wordt het ook anders. Er is ook weerstand van bepaalde collega’s, die hebben daar geen zin in. Die zeggen dan, Cor leuk voor jou, maar niet voor ons. Dat kan ik me wel voostellen. Want eerlijkheidshalve, de een ligt het en de ander niet. Ze lopen nog er niet hard voor, ze proberen het eerst nog voor zich uit te schuiven. Zolang het nog niet echt moet. We krijgen er ook cursussen over. Wat komt u met betrekking tot het nieuwe sociaal werk tegen in de praktijk, wat werkt wel en wat werkt minder? Ik denk dat het goed werkt, omdat je mensen bereikt die buiten het systeem vallen en ook er ook moeilijk in kunnen komen. Dat is denk ook de grote kracht van het maatschappelijk werk. Bijvoorbeeld bureau jeugdzorg doet niet echt outreachend werk en GGZ mondjesmaat. En maatschappelijk werk is van oudsher een beetje om mooi te zeggen de lijm, de olie om mensen toch weer binnen de maatschappij krijgen en deze erbij te betrekken en te laten participeren. Deze methodiek is daar natuurlijk uitstekend geschikt voor, omdat deze mensen nooit niet aan de bel zouden trekken. En als je voor de deur staat dan zijn de meeste daar toch wel heel erg blij mee. Regelmatig hoor je oh wat aardig, oh wat lief. Aardig zijn betrokken is de sleutel om dit werk goed te doen. En respect hebben. Mensen niet per definitie beoordelen. En eerlijk zijn over wat je denkt en niet als spion spelen en daarna met een
69
Psychosociale Hulpverlening | Adviesrapport MWDv2B1 | René van der Drift
collega bespreken wat je allemaal hebt gezien. Je kan gewoon zeggen ik zie hier allemaal dingen dat maakt me verdrietig of ik word er boos van. Laten we het daar eens over hebben. En betrouwbaar zijn in afspraken. Als het moet ben ik er altijd voor mensen en dat voelen ze. Wat verstaat u onder aansluiten? Is al naar voren gekomen. Wat is volgens u een goede werkrelatie tussen u en uw cliënt? Betrokken, eerlijk en betrouwbaar zijn. Klanten vasthouden is belangrijk. Ook mensen aanspreken in het dorp of in de lift. Wat ik net ook allemaal al aangaf. Wanneer is hulpverlening volgens u niet meer nodig? Dat is altijd een moeilijk begrip, maar in principe als ik heel kort mag zijn wij aanvullend op de mogelijkheden van de cliënt. Dus wat de cliënt zelf kan, moet hij zelf blijven doen en wat hij niet kan daar helpen wij mee. En op het moment dat de cliënt het weer zelf kan zijn wij niet meer nodig. Overdracht kan er ook zijn, in ieder geval als iets rond is. Je zegt altijd de deur staat open, we zijn natuurlijk kosteloos. Iedereen kan binnenlopen, ook buiten de inloopuren. Voor mij hoe meer hectiek, hoe beter. Wanneer beslist u dat iemand niet te helpen is? Als een persoon echt niet wil. Als hij weigert mee te werken, dan heeft het geen zin. Dan kan je alleen zeggen dat je er altijd zal zijn voor hem. Wat heeft u gemist in uw opleiding wat u nu in de praktijk tegenkomt? Niet aan de orde gekomen. Wat is volgens u nodig om het welzijn nieuwe stijl op een goede manier te integreren? Het moet je liggen. Je kan door middel van een cursus informatie krijgen en er enthousiast van worden, maar het belangrijkste is dat deze methode je moet liggen. Wat zijn uw praktijk ervaringen betreft het integreren van nieuwe methodieken, positief en negatief? Niet aan de orde gekomen. Hoe lossen jullie dat op? Niet aan de orde gekomen Zou u open staan voor een training/cursus bij de implementatie van nieuwe methodieken? Ja, er worden altijd cursussen aangeboden vanuit Kwadraad. Verplicht en vrijwillig.
70
Psychosociale Hulpverlening | Adviesrapport MWDv2B1 | René van der Drift
Naam: Guus van Gulik Functie: Dagcoördinator inloophuis de Princehof Wat verstaat u onder outreachend werken? Outreachend werken is voor mij de doelgroep op eigen initiatief benaderen ipv af te wachten tot de doelgroep zelf met een hulpvraag komt. Hoe ervaart u outreachend werken in de praktijk? Mijn ervaring in de praktijk is dat de doelgroep slechts in enkele gevallen gebaat is bij outreachend werken. In het merendeel van de gevallen komt iemand pas in actie wanneer hij zelf het idee heeft dat hij hulp nodig heeft. Wat is uw mening betreft het outreachend werken wat er vanuit het beleid wordt verlangt en wat uw mogelijkheden zijn? Ik vermoed dat beleidsmakers het idee hebben dat vrijwel de gehele doelgroep te bereiken is met outreachend werken. In praktijk wil slechts een klein deel van de doelgroep geholpen worden wanneer het de hulpverlener uit komt. Een groter deel wil hier zelf zijn moment voor kiezen. Wat heeft u nodig om outreachend te kunnen werken? Om outreachend te kunnen werken heb je kennis nodig over waar de doelgroep te vinden is en de middelen de doelgroep daar ook te ontmoeten. Wat zijn uw ideeën over werken vanuit de vraag van de cliënt? Het lijkt mij belangrijk dat de hulpverlening zo goed mogelijk aansluit bij de vraag en wens van de cliënt. Belangrijk is verder dat de cliënt zelf geholpen wil worden en dat hij ook bereid is hier zelf actie aan mee te werken. Op welke manieren zijn jullie al aan het werk op basis van het nieuwe sociaal werk? Als je met het 'nieuwe sociaal werk' bedoelt mensen zoveel mogelijk in hun eigen context te zien en in hun leefomgeving te helpen, is dat voor mij niet heel veel aan de orde. Ik werk in een inloophuis voor dak- en thuislozen en verslaafden. Wij verzorgen dus dagopvang en zoeken niet de leefomgeving van de doelgroep op. Hoewel je wel zou kunnen zeggen dat de inloop een groot deel van hun leefomgeving is. Wat komt u met betrekking tot het nieuwe sociaal werk tegen in de praktijk, wat werkt wel en wat werkt minder? Wij onderhouden regelmatig contact met Veldwerk. Via Veldwerk helpen we mensen met bezoeken aan instanties en het aanvragen van documenten ed. Het werkt wanneer iemand hierin begeleid wordt. Wanneer je alleen iets uitlegt, zonder deze persoon hierbij ook te begeleiden is de kans groot dat iets niet lukt. Wat verstaat u onder aansluiten? Onder aansluiten versta ik de doelgroep zo goed mogelijk bedienen op basis van hun behoefte en dit waar mogelijk doen in hun eigen omgeving. Wat is volgens u een goede werkrelatie tussen u en uw cliënt? De basis van een goede werkrelatie is wederzijds respect. Wanneer is hulpverlening volgens u niet meer nodig? Hulpverlening is niet meer nodig wanneer iedereen in staat is in zijn eigen behoeften te voorzien. Mensen zullen elkaar altijd nodig blijven hebben, maar hulpverlening zou ook voor het grootste deel overgenomen kunnen worden door familie en gemeenschappen. Wanneer beslist u dat iemand niet te helpen is? Wanneer iemand niet geholpen wil worden. Ook wanneer iemand niet rechthebbend is zijn de mogelijkheden beperkt, maar in theorie zou je voor iedereen iets kunnen betekenen.
71
Psychosociale Hulpverlening | Adviesrapport MWDv2B1 | René van der Drift
Wat heeft u gemist in uw opleiding wat u nu in de praktijk tegenkomt? Ik heb zelf psychologie gestudeerd. Dit sluit wel enigszins aan op mijn huidige werk, maar in praktijk is er weinig tijd echt de diepte in te gaan met bezoekers. In mijn huidige werk heb ik vooral de kennis over verschillende instanties gemist. Wat is volgens u nodig om het welzijn nieuwe stijl op een goede manier te integreren? Een grotere transparantie mbt de informatievoorziening. Relevante informatie moet voor iedereen die hier iets aan heeft beschikbaar zijn. Er moet een meer daadkrachtige cultuur ontstaan binnen de hulpverlening. En problemen zouden zo vroeg mogelijk gesignaleerd moeten worden. Dit houdt in dat het management van hulpverleningsinstanties hier het voortouw in moeten nemen. Zij zouden het juiste voorbeeld moeten geven en benodigdheden moeten faciliteren. Wat zijn uw praktijk ervaringen betreft het integreren van nieuwe methodieken, positief en negatief? Mijn ervaring is dat werknemers meestal in eerste instantie de neiging hebben zich te verzetten tegen veranderingen. Maar aan de andere kant bij voldoende begeleiding en uitleg zeker bereid zijn processen te verbeteren en hun werkwijze aan te passen. Hoe lossen jullie dat op? Bij nieuwe methodieken geven wij uitgebreide voorlichting en zorgen we dat in de beginfase iedereen voldoende begeleiding krijgt. Verder is het belangrijk regelmatig te controleren of de nieuwe methodieken inderdaad gebruikt worden. Door voldoende evaluatie kunnen eventuele knelpunten ontdekt en opgelost worden. Zou u open staan voor een training/cursus bij de implementatie van nieuwe methodieken? Ja.
72
Psychosociale Hulpverlening | Adviesrapport MWDv2B1 | René van der Drift
Naam: Tietia van Ispelen Functie: algemeen maatschappelijk werker Wat verstaat u onder outreachend werken? Puur dat je ook zelf contact opneemt met mensen als je hoort dat er zorgen zijn en dat is iets anders als outreachend hulpverlenen. In het verleden heb ik een training gehad outreachend hulpverlenen en dat is toch echt iets anders. Outreachend werken is alleen dat je zelf initiatief neemt als je hoort dat er zorgen zijn. Outreachende hulpverlening is dat je ook blijft gaan. De doelgroep zijn dan echt de zorgmijders en daar heb je dan nog een actievere rol in, dus dan blijf je gewoon gaan. Ik weet niet of iedereen die term zo splits, maar voor mij werd het tijdens die training zo uitgelegd. Soms krijg ik iemand op spreekuur die zich zorgen maakt om iemand, dan ga ik die persoon bellen en dan is het outreachend werken, omdat die persoon wel nog van te voren ging melden dat ik zou bellen. Dus iemand maakt zich zorgen en ik ga kijken wat ik kan aanbieden. De grens is niet heel duidelijk, het overlapt elkaar. Het verschil ligt vooral dat je bij outreachende hulpverlening echt doorgaat. Het kan ook zijn dat als ik bijvoorbeeld die ene persoon bel waar iemand zich zorgen over maakt en die persoon zegt geen probleem te hebben en dan is het ook echt klaar. Hoe ervaart u outreachend werken in de praktijk? Outreachend werken doe ik al lang, dat werkt prima. Outreachend werken zit er wel echt al in. Kwadraad verlangt wel meer dat we ook outreachend gaan hulpverlenen. Dat we net dat stapje verder gaan dan waar we al mee bezig zijn. Hier in Oegstgeest en in de omliggende dorpen zijn we er nog niet heel erg mee bezig, het is vooral al begonnen in de steden. Wat is uw mening betreft het outreachend werken wat er vanuit het beleid wordt verlangt en wat uw mogelijkheden zijn? Als ze van ons verlangen dat we outreachend gaan hulpverlenen moeten ze beseffen dat zoiets heel veel tijd kost. Dat betekend dat je qua caseload omlaag moet en dat je gewoon de tijd hebt voor een cliënt. In dorpen is het al zo dat je flexibel moet zijn qua werktijden, je hebt een goede band met je hele netwerk; politie en huisarts enz. Als de politie vraagt of je vanmiddag tijd hebt om te praten met een echtpaar, dan doe je dat. Dat is denk hier al anders dan in de steden. Hier kan ’s middags iemand binnenlopen en dan probeer ik direct tijd te maken. Ik denk dat kleine gemeentes vaak al flexibeler werken. Wat heeft u nodig om outreachend te kunnen werken? Minder druk op de aantallen, dat merk ik wel. Minder druk vanuit de werkgever. Wat zijn uw ideeën over werken vanuit de vraag van de cliënt? Dat werkt wel het beste als je kijkt naar outreachende hulpverlening, want je blijft heel erg bij de behoefte van de cliënt. Het vraagt dan ook wel om eens buiten je eigen terrein te treden. De ervaring is dat het soms lastig is dat jij wel mogelijkheden ziet, maar dat de bijbehorende instanties niet mee willen of kunnen werken. Je vraagt toch een uitzondering aan zo’n instantie en iedereen zit dan echt op zijn eiland. Daar loop je dan wel tegenaan als maatschappelijk werker. Dat kan mij ook echt frustreren. Heeft u daar een idee over, een mogelijkheid, een oplossing? Ik probeer het zelf altijd steeds hogerop te zoeken, maar ook geeft niet altijd het gewenste resultaat. Er is wel eens in de zoveel tijd een collegiaal netwerk overleg waarin alle zorgwensen worden besproken. Dus op medewerkers niveau ken je iedereen wel en dat helpt. In een dorp ken je iedereen wat beter als wanneer je in een stad woont. Daarom lukt het misschien wat makkelijker om medewerking te krijgen, maar ook hier lopen deze instanties soms tegen hun grenzen aan. Ze zouden zelf wel willen, maar ze kunnen niet doen vanuit hun werkgever. Op welke manieren zijn jullie al aan het werk op basis van het nieuwe sociaal werk?
73
Psychosociale Hulpverlening | Adviesrapport MWDv2B1 | René van der Drift
Er zijn themadagen geweest. Verder nog minimaal, wat ik hoor is dat het meer gaat om de steden. Ik werk zoals ik altijd al heb gewerkt en er wordt nog niet meer van mij verwacht in de nabije toekomst. Wat komt u met betrekking tot het nieuwe sociaal werk tegen in de praktijk, wat werkt wel en wat werkt minder? Niet aan de orde. Wat verstaat u onder aansluiten? Bij de wensen en behoeften blijven van de cliënt. Wat is volgens u een goede werkrelatie tussen u en uw cliënt? Dat je dus aansluit bij de cliënt en ook waar zit de motivatie van de cliënt. Die is toch degene die het uiteindelijk moet doen. Je kan proberen om bijvoorbeeld een klager te motiveren tot een cliënt die aan het werk gaat, maar dat moet je jezelf wel voor inbakeren dat je dat vijf a zes gesprekken doet, anders frustreer je jezelf. Want jij wilt de cliënt in beweging brengen, maar de cliënt wil niet. Het moet geen strijd worden. Wanneer is hulpverlening volgens u niet meer nodig? Wanneer de cliënt zichzelf kan redden, de vaardigheden beschikt om uit de problemen te blijven. Wanneer beslist u dat iemand niet te helpen is? Als de motivatie er niet is en als iemand niet aan zelfreflectie wilt doen. Als een cliënt dat niet wil en altijd maar de vinger naar iets of iemand anders wijst kom je niet tot verandering. Het is de kunst om te kijken of je ze kan motiveren om zelfinzicht te krijgen. Wat heeft u gemist in uw opleiding wat u nu in de praktijk tegenkomt? Poeh, ik was eenentwintig toen ik van de opleiding kwam en ik ben nu veertig. Het enige wat ik miste was mijn gespreksvaardigheden, maar dat kwam omdat ik mijn stage heb gelopen bij verslavingszorg. En ja, je krijgt wel methodieken aangeraakt, maar wat dat dan precies inhoudt. Het is eigenlijk net als autorijden, je leert het pas echt goed als je het ook werkelijk doet. Wat is volgens u nodig om het welzijn nieuwe stijl op een goede manier te integreren? Een lagere caseload en je moet de meerwaarde ervan inzien. Je moet het eigenlijk gewoon doen en ervaren. Het team geeft bijvoorbeeld ook aan dat het beleid niet goed weet hoe wij werken. Wanneer je al een hoge caseload hebt kan je niet bij de mensen langs. Wat zijn uw praktijk ervaringen betreft het integreren van nieuwe methodieken, positief en negatief? Bij de methodiek één gezin één plan vond ik ook heel mooi omschreven, maar ik heb ook gezien dat het bij een casus echt effect heeft. Het kost wel heel veel tijd, heel veel overleg met alle instanties, want dan ben je ook nog procesmanager. Maar uiteindelijk zie je wel het effect. Dat had ik in mijn eentje met individuele gesprekken niet kunnen bereiken. Met zo’n ronde tafel gesprek bij haar thuis motiveer je anderen weer om buiten hun boekje te kijken. Dan zie je dat mensen hun best doen om een stapje verder te gaan. Het wordt persoonlijker en je kan direct reageren. De cliënt is er ook bij betrokken. Hoe lossen jullie dat op? Niet aan de orde gekomen.
74
Psychosociale Hulpverlening | Adviesrapport MWDv2B1 | René van der Drift
Naam: Marlous van der Starre Functie: algemeen maatschappelijk werker Wat verstaat u onder outreachend werken? Dat je zelf initiatief toont om contact op te nemen met die mensen die het nodig hebben. Deze mensen vindt je soms door de huisarts of de politie. Het kan ook zijn dat een instelling contact opneemt met ons. Ik bel die persoon dan op en vraag of ik ergens mee van dienst kan zijn. Hoe ervaart u outreachend werken in de praktijk? Het is belangrijk, maar kost wel veel tijd. Je moet veel bellen en vaak ook op bezoek bij de mensen thuis. Het vraagt meer van je dan in je kantoor af te wachten. Als ik een lage caseload heb bel ik ook met de huisarts bijvoorbeeld en dan komen er soms cliënten naar voren waar ik contact mee opneem. Soms zijn er cliënten die alleen op die manier te bereiken zijn. Wat is uw mening betreft het outreachend werken wat er vanuit het beleid wordt verlangt en wat uw mogelijkheden zijn? Het kost meer tijd om outreachend te werken en die tijd dienen wij dan ook te krijgen. Ik merk dat sommige collega´s meer druk voelen. Ik merk er niet zoveel van, omdat ik al veel op deze manier aan het werk ben. Wat heeft u nodig om outreachend te kunnen werken? Begrip en ruimte vanuit de werkgever, maar ook de juiste informatie door middel van bijvoorbeeld themadagen. Wat zijn uw ideeën over werken vanuit de vraag van de cliënt? Dat is natuurlijk een mooie term en in feite werken we ook op deze manier. Wat geeft de cliënt aan nodig te hebben. Dit werkt het beste, omdat de cliënt ook zelf het beste kan inschatten wat zijn mogelijkheden weer zijn en je kan op deze manier goed de motivatie van de cliënt zien. Op welke manieren zijn jullie al aan het werk op basis van het nieuwe sociaal werk? Er wordt over gesproken door de collega´s. De kantoren worden in de toekomst kleiner en er wordt van ons verlangd meer op pad te gaan. Toch zie ik het nog niet zo snel gebeuren dat het helemaal overgaat. Ik denk dat er een goede middenweg in komt. De middenweg is dan dat beide blijft bestaan. De manier waarop we nu werken is ook goed. We werken al outreachend, maar in bepaalde mate. Wanneer de cliënt aangeeft niks nodig te hebben moeten we het loslaten. Wat komt u met betrekking tot het nieuwe sociaal werk tegen in de praktijk, wat werkt wel en wat werkt minder? Wij zijn er tot nu toe nog niet mee bezig, maar ik heb het idee dat er teveel tijd in gaan zitten en dat heel veel collega´s inclusief ik daar niet direct op zitten te wachten. Mijn privé situatie laat ook niet toe dat ik heel flexibel kan werken, het zou misschien wel iets zijn voor de nieuwe afgestudeerde studenten. Wat verstaat u onder aansluiten? Aansluiten waar de cliënt is, wat denkt die persoon nodig te hebben en daarmee te beginnen. Goed luisteren naar de cliënt en daarmee aan de slag gaan. Wat is volgens u een goede werkrelatie tussen u en uw cliënt? Werken vanuit de vraag van de cliënt, goed en oprecht luisteren, er zijn voor de cliënt. Wanneer is hulpverlening volgens u niet meer nodig? Als de cliënt aangeeft het zelf weer te kunnen. Als ik het idee heb de vaardigheden nog niet genoeg ontwikkelt zijn geef ik dat eerlijk aan. Als de cliënt bij zijn standpunt blijft dan houdt de hulpverlening op.
75
Psychosociale Hulpverlening | Adviesrapport MWDv2B1 | René van der Drift
Wanneer beslist u dat iemand niet te helpen is? Als iemand niet geholpen wil worden. Dan houdt het voor mij op. Dan kan ik niks doen om die persoon te helpen. Wat heeft u gemist in uw opleiding wat u nu in de praktijk tegenkomt? Niet aan de orde gekomen. Wat is volgens u nodig om het welzijn nieuwe stijl op een goede manier te integreren? Je moet erachter kunnen staan. Dat zou mogelijk kunnen zijn door een goede training waar je gemotiveerd van wordt om ermee aan de slag te gaan. Er moet ook minder druk komen vanuit de werkgever. Er wordt hier al over gepraat dat die ruimte er zal zijn, maar we voelen soms nu al een bepaalde druk. Ik vraag me daarom af in hoeverre dit in de toekomst geïntegreerd gaat worden. Wat zijn uw praktijk ervaringen betreft het integreren van nieuwe methodieken, positief en negatief? Er zijn wel meerdere methodieken langsgekomen. Uiteindelijk hebben ze allemaal iets goeds. Persoonlijk vond ik het ervaren van die methodieken de beste leerschool. Het is alleen wel dat wanneer er weer een nieuwe methodiek komt, een vorige weer helemaal vergeten of losgelaten wordt. Hoe lossen jullie dat op? Als we tegen problemen aanlopen wordt er overleg gepleegd met alle collega´s van de afdeling. Daarin bespreken we situaties en die worden zo nodig voorgelegd aan de werkgever. Zou u open staan voor een training/cursus bij de implementatie van nieuwe methodieken? Ja, ik sta daar altijd voor open.
76
Psychosociale Hulpverlening | Adviesrapport MWDv2B1 | René van der Drift
Naam: Feitze van den Hoek Wat verstaat u onder outreachend werken? Onder outreachend werken versta ik dat je als maatschappelijk werker meer doet dan alleen op kantoor afwachten totdat de client bij jouw aanklopt. Hoe ervaart u outreachend werken in de praktijk? Bij de reclassering is outreachend werken niet zo aan de orde. We hebben twee opdrachtgevers. Name lijk de Officier van Justitie en de rechter. De Officier van Justitie verzoekt de reclassering een rapport op te laten stellen over een verdachte, of de rechter kan bij vonnis opleggen dat iemand verplicht reclasseringscontact moet hebben. In het laatste geval zit er dus ook iets dwingends achter, want als hij niet op de gesprekken met de raclassering komt dan heeft dat gevolgen, bijvoorbeeld dat hij naar de gevangenis moet. Het outreachende bij de reclassering van het Leger des Heils is dat wij, als mensen niet komen als ze uitgenodigd zijn, eventueel bij hen langs gaan. Daarnaast bezoek ik mensen op het politiebureau die net aangehouden zijn door de politie Wat is uw mening betreft het outreachend werken wat er vanuit het beleid wordt verlangt en wat uw mogelijkheden zijn? Het enige outreachende wat ik doe is vroeghulpbezoek Wat heeft u nodig om outreachend te kunnen werken? Niets Wat zijn uw ideeën over werken vanuit de vraag van de cliënt? Binnen de reclassering heb je twee hoofdtaken: Rapporteren, vroeghulpbezoek of begeleiden van mensen en trainingen geven. Als reclasseringswerker mag je maar een van deze taken doen. Je kunt dus niet rapporteren en mensen begeleiden. Mijn taak is rapporteren voor de rechtbank of voor de Officier van Justitie. Vaak zie ik mensen maar heel kort, zeker als ik rapporteer voor de OvJ in het kader van een TOM zitting (Transactie Officiersmodel). De OvJ kan bij TOM zitting een transactie aanbieden: werkstraf, boete, leerstraf, sepot zonder dat er een rechter aan te pas komt. In die gevallen spreek kort voor de zitting met de mensen die voor TOM zitting moeten komen. (hooguit een half uur) Ik geef mondeling advies aan de OvJ hoe ik als reclasseringswerker vind dat de zaak moeten worden afgedaan. Veel tijd voor vragen vanuit de cliënt is er niet. In feite is de OvJ ook cliënt. Als reclasseringswerker is het mijn taak om antwoord te geven op de vraag van de OvJ hoe deze zaak moeten worden afgedaan. Uiteindelijk neemt de beslissing hoe de zaak wordt afgedaan. Op welke manieren zijn jullie al aan het werk op basis van het nieuwe sociaal werk? Niet Wat komt u met betrekking tot het nieuwe sociaal werk tegen in de praktijk, wat werkt wel en wat werkt minder? Niet van toepassing Wat verstaat u onder aansluiten? (presentietheorie zit ook in eropaf) Ik versta onder aansluiten dat je je aanpast aan het nivo en de gemoedstoestand van de cliënt. Wat is volgens u een goede werkrelatie tussen u en uw cliënt? Open en eerlijk zijn, duidelijk zijn wat je als reclassering kunt doen en vooral wat je als reclassering niet kunt. Wanneer is hulpverlening volgens u niet meer nodig?
77
Psychosociale Hulpverlening | Adviesrapport MWDv2B1 | René van der Drift
Als rapporteur bemoei ik mij niet zozeer met de hulpverlening. Mijn taak is meer om een diagnose te stellen wat er aan de hand is en vervolgens een plan van aanpak op te stellen. Anderen mogen dat vervolgens uitvoeren. Wat heeft u gemist in uw opleiding wat u nu in de praktijk tegenkomt? Mijn opleiding heb ik afgerond in 1984. De praktijk is in de loop der jaren veel veranderd, je moet met de tijd meegaan. Wat is volgens u nodig om het welzijn nieuwe stijl op een goede manier te integreren? Geen idee Wat zijn de knelpunten bij het integreren van nieuwe methodieken? Bij mij als rapporteur denk ik dat ik mensen maar heel kort zie, een probleem zou kunnen zijn. Hoe lossen jullie dat op? Geen idee Wat zijn uw praktijk ervaringen betreft het integreren van nieuwe methodieken, positief en negatief? Niet van toepassing Zou u open staan voor een training bij de implementatie van nieuwe methodieken? Tuurlijk, je pikt er uit wat voor jou werkt.
78
Psychosociale Hulpverlening | Adviesrapport MWDv2B1 | René van der Drift
Naam: Jolanda van Hulst Wat verstaat u onder outreachend werken? Outreachend werken betekent voor mij een actieve houding aannemen in het hulpverleningsproces. Niet afwachten, maar soms het voortouw nemen en initiatief nemen. Mensen opzoeken in plaats van op ze wachten. Hoe ervaart u outreachend werken in de praktijk? In het reclasseringswerk is outreachend werken lastig. We zijn gebonden aan strenge kaders vanuit justitie. Outreachend werken betekent in mijn dagelijks werk een stapje extra zetten. Meer doen om iemand te ‘vinden’. Volgens de richtlijnen moeten wij mensen tweemaal schriftelijk uitnodigen. Komen ze niet, sturen wij het toezicht terug naar de rechtbank. Ik probeer een stapje extra te zetten, door bijv. contact op te nemen met een advocaat/ouder/sociale dienst en een client op een andere manier te bereiken. Outreachend werken kan ook betekenen iemand in de gevangenis bezoeken, terwijl het toezicht dan officieel nog niet ‘loopt’. Wat is uw mening betreft het outreachend werken wat er vanuit het beleid wordt verlangt en wat uw mogelijkheden zijn? Ik ken het beleid niet goed genoeg om hier op te antwoorden, maar mijn idee is dat er van outreachend werken vrijwel geen sprake is in het reclasseringswerk. Naar mijn idee wordt dit ook steeds minder nu er niet betaald wordt door justitie voor de inspanningen, maar slechts wanneer er daadwerkelijk face-to-facecontact is geweest. Met name bij reclassering Leger des Heils is dat lastig, cliënten zijn vaak dak- en/of thuisloos en niet te vinden. Uren steken in het vinden van iemand is regelmatig zonder resultaat en dus ook zonder vergoeding. Dan maar terugsturen en verder met de volgende? Of toch blijven proberen met het risico op geen vergoeding? Wat heeft u nodig om outreachend te kunnen werken? Tijd en mogelijkheden. Wat zijn uw ideeën over werken vanuit de vraag van de cliënt? (eropaf, eigen-kracht en wraparound werken vanuit de vraag van de cliënt) Nogmaals, dit is natuurlijk een lastig concept binnen het reclasseringswerk, aangezien er sprake is van gedwongen hulpverlening. Maar vraaggericht werken is heel erg belangrijk; zo voelt een cliënt zich gehoord en geeft het behalen van een (zelfvastgesteld) doel veel meer voldoening en zelfvertrouwen aan iemand. Toch is het ook belangrijk, met name bij zwakkere cliënten, om voldoende sturing te geven. Binnen het reclasseringstoezicht is het de uitdaging hierin de balans te vinden; iemand keuzevrijheid geven én binnen het gedwongen kader aan de opgelegde bijzondere voorwaarden te voldoen. Op welke manieren zijn jullie al aan het werk op basis van het nieuwe sociaal werk? Ik weet niet wat er precies met het nieuwe sociaal werk bedoeld word? Ik kan hier dus geen antwoord op geven. Wat komt u met betrekking tot het nieuwe sociaal werk tegen in de praktijk, wat werkt wel en wat werkt minder? Ook hier heb ik niet voldoende achtergrondinformatie om antwoord te geven. Wat verstaat u onder aansluiten? (presentietheorie zit ook in eropaf) Wat is volgens u een goede werkrelatie tussen u en uw cliënt? Een goede werkrelatie is een combinatie van respect, vertrouwen en goede verdeling van verantwoordelijkheden/werk. Het is een valkuil voor veel maatschappelijk werkers om snel in de actieve rol te schieten. Op korte termijn is een client daar soms mee geholpen (met name bij praktische problematiek), maar op lange termijn heeft de client dus geen vaardigheden
79
Psychosociale Hulpverlening | Adviesrapport MWDv2B1 | René van der Drift
geleerd om het een volgende keer zelf te kunnen. Naast een cliënt staan en hem een helpende hand te bieden als hij er zelf niet meer uit komt, lijkt mij de beste werkrelatie. Wanneer is hulpverlening volgens u niet meer nodig? Wanneer cliënten zelf de vaardigheden hebben om problemen op te lossen en in staat zijn vervelende gevoelens/situaties zelf te evalueren en hun eigen rol daarin te zien. Eigenlijk wanneer ze de regie over hun eigen leven terug kunnen pakken en zelf om hulp kunnen vragen binnen een netwerk als ze er echt niet uitkomen. Wat heeft u gemist in uw opleiding wat u nu in de praktijk tegenkomt? Dat is lastig om te zeggen. Wat heb ik gemist. Ik denk dat in de opleiding niet duidelijk genoeg naar voren kwam dat elke casus anders is en elk mens anders. Neem bijvoorbeeld rouwverwerking. Dit wordt in de hulpverlening kort behandeld. Maar elk mens is anders en gaat anders om met rouwverwerking. Ieder mens heeft een eigen aanpak nodig. Bij de een hele strenge directieve manier, terwijl een ander juist een hele empatische aanpak nodig heeft. Het is lastig om zoiets in de opleiding te verweven, maar er mag wellicht wat meer aangegeven worden dat er geen standaard ‘aanpak’ bestaat als maatschapelijk werker en er geen perfecte methodiek bestaat. Wat is volgens u nodig om het welzijn nieuwe stijl op een goede manier te integreren? Geen ideeën over. Wat zijn de knelpunten bij het integreren van nieuwe methodieken? Vastgeroeste werkers. Mensen die al jaren werken op een bepaalde manier en het gevoel hebben te worden beperkt als ze dingen op een andere manier moeten doen. Hoe lossen jullie dat op? Het is een kwestie van ervaren en op zoek gaan naar de eigen inbreng binnen de ‘verplichte kaders’. Ieder mens is anders, daarmee is ook elke maatschappelijk werker anders. Een methodiek moet een richtlijn zijn, geen commando. Wat zijn uw praktijk ervaringen betreft het integreren van nieuwe methodieken, positief en negatief? Hier heb nog niet echt ervaring mee. Zou u open staan voor een training bij de implementatie van nieuwe methodieken? Jazeker.
80
Psychosociale Hulpverlening | Adviesrapport MWDv2B1 | René van der Drift
Naam: Maruja Kesting Wat verstaat u onder outreachend werken? Dit is een werkwijze waarin men probeert om op een laagdrempelige manier met een doelgroep in contact te komen. Hoe ervaart u outreachend werken in de praktijk? Wij werken niet outreachend bij de Reclassering. Wat is uw mening betreft het outreachend werken wat er vanuit het beleid wordt verlangt en wat uw mogelijkheden zijn? Ik zou het binnen ons werkveld als prettig ervaren wanneer wij meer mogelijkheden zouden hebben om outreachend te werken. Wat heeft u nodig om outreachend te kunnen werken? Wij hebben toestemming nodig van de directie van de Reclassering en wij zullen een aantal cursussen moeten volgen hoe wij dit het beste kunnen doen. Onder andere zullen wij de volgende punten onder aandacht moeten brengen: wij moeten leren hoe wij onze eigen veiligheid kunnen waarborgen en wanneer bij betrokkene moeten doorverwijzen naar andere instanties. Wat zijn uw ideeën over werken vanuit de vraag van de cliënt? Ik denk dat als je werkt vanuit de cliënt en goed aansluit bij de cliënt, je het beste resultaat zult behalen met elkaar. Op welke manieren zijn jullie al aan het werk op basis van het nieuwe sociaal werk? Wij hebben de opdracht van Justitie om individueel aan de slag te gaan met cliënten. Mocht het van belang zijn om een sociaal netwerk te betrekken dan zullen wij dat doen (als de cliënt hiermee akkoord gaat). Ons werk is vooral gericht op de cliënt. Wat komt u met betrekking tot het nieuwe sociaal werk tegen in de praktijk, wat werkt wel en wat werkt minder? Als het sociale netwerk een positieve invloed heeft op de cliënt zullen wij hen inschakelen. Wij hebben vooral met volwassen cliënten te maken en zij willen vaak niet dat er iemand betrokken wordt bij hun ‘problemen’. Telefonisch contact en een huisbezoek zijn vooral de situaties waarin wij te maken krijgen met het sociale netwerk of wanneer wij mee gaan naar een instelling zodat de lijn van hulpverlening duidelijk wordt voor alle partijen. Wat verstaat u onder aansluiten? Luisteren naar de cliënt. De cliënt zo veel mogelijk zelf laten doen. Samen bekijken wat haalbaar is. Wat is volgens u een goede werkrelatie tussen u en uw cliënt? Dat je eerlijk naar elkaar kunt zijn en dat zowel de cliënt als de reclassering de verantwoordelijkheden nemen voor zijn of haar taken. Wanneer is hulpverlening volgens u niet meer nodig? Als de gestelde doelen behaald zijn. Wat heeft u gemist in uw opleiding wat u nu in de praktijk tegenkomt? Verdieping in verschillende culturen. Wat hoort wel en wat hoort niet en welke punten worden er wel binnen een gezin besproken en welke niet. Dit mis ik erg binnen mijn werk. Wat is volgens u nodig om het welzijn nieuwe stijl op een goede manier te integreren?
81
Psychosociale Hulpverlening | Adviesrapport MWDv2B1 | René van der Drift
Verdieping in culturen. Denk aan cursussen of workshops die gaan over cultuur. Het liefst gegeven door de mensen die zelf uit die cultuur komen. Wat zijn de knelpunten bij het integreren van nieuwe methodieken? Vaak werken mensen al lang op een zelfde manier, dat zou lastig kunnen zijn. Er zou ook weerstand kunnen ontstaan bij de werkers. Ik denk dat men niet één methodiek kan gebruiken maar dat je vooral naar de cliënt moet kijken wat past en wat werkt. Hoe lossen jullie dat op? Door regelmatig je knelpunten te bespreken en te bekijken hoe je er mee om kunt gaan. Wat zijn uw praktijk ervaringen betreft het integreren van nieuwe methodieken, positief en negatief? Geen ervaring mee. Zou u open staan voor een training bij de implementatie van nieuwe methodieken? Zeker, extra kennis is altijd goed!
82
Psychosociale Hulpverlening | Adviesrapport MWDv2B1 | René van der Drift
Naam: Peter Baak Wat verstaat u onder outreachend werken? Niet wachten op een concrete hulpvraag / initiatief van de hulpbehoevende, maar erop af. Hulp aanbieden, probleem laten beseffen, vertrouwen winnen, aansluiten… Hoe ervaart u outreachend werken in de praktijk? Positief. Er zijn mogelijkheden. Echter moet de werker altijd zijn stappen buiten de kaders verantwoorden en dat is een drempel, waardoor er mijns inziens onvoldoende gebruik van wordt gemaakt. Daarnaast werken wij voornamelijk in een verplicht kader wat het minder vrijblijvend maakt. Wat is uw mening betreft het outreachend werken wat er vanuit het beleid wordt verlangt en wat uw mogelijkheden zijn? Mag onder condities. Als wij een opdracht krijgen voor de uitvoering van begeleiding, kunnen wij binnen grenzen outreachend werken. Sinds kort hebben wij ook de mogelijkheid om zonder opdracht delinquenten te begeleiden, maar die melden zich zelf. Wij gaan nauwelijks naar hen op zoek, de straat op. Komt mede door de hoeveelheid tijd die je al kwijt bent aan het niet outreachend werken. Wat heeft u nodig om outreachend te kunnen werken? Tijd en vertrouwen. Wat zijn uw ideeën over werken vanuit de vraag van de cliënt? Begeleiding heeft alleen maar zin, als de klant er de zin van inziet. Je kunt proberen om de klant de zin in te laten zien, maar forceren slaat nergens op. Ook bij de reclassering, waar in een gedwongen kader wordt gewerkt, geldt dat de klant ontvankelijk moet zijn voor de begeleiding, want alleen het verplichte karakter is ontoereikend. Op welke manieren zijn jullie al aan het werk op basis van het nieuwe sociaal werk? Nieuw sociaal werk??? Wat komt u met betrekking tot het nieuwe sociaal werk tegen in de praktijk, wat werkt wel en wat werkt minder? Wat verstaat u onder aansluiten? Je op het niveau van de klant begeven. Erkennen en respecteren van diens situatie / gedachten / handelingen en dat uitstralen en van daar uit werken naar verbetering. Er niet boven gaan staan. Wat is volgens u een goede werkrelatie tussen u en uw cliënt? Een gelijkwaardige relatie, terwijl het duidelijk is dat wij niet gelijk zijn. De rollen zijn duidelijk en er is respect voor die verschillende rollen. Wanneer is hulpverlening volgens u niet meer nodig? Wanneer de klant voldoende zelfredzaam is. Wat heeft u gemist in uw opleiding wat u nu in de praktijk tegenkomt? Positioneren op detailniveau. Wat is volgens u nodig om het welzijn nieuwe stijl op een goede manier te integreren? Ik ben old skool.
Wat zijn de knelpunten bij het integreren van nieuwe methodieken?
83
Psychosociale Hulpverlening | Adviesrapport MWDv2B1 | René van der Drift
Ik ben bang dat ik ze niet ken. Behalve MI (Motivational Interview). Maar dat biedt weinig nieuwe inzichten. Hoe lossen jullie dat op? Wat zijn uw praktijk ervaringen betreft het integreren van nieuwe methodieken, positief en negatief? Als ik het dan op MI betrek: Positief is dat er nagedacht wordt over hoe het beter kan. Maar het eigen maken van nieuwe methodieken gaat niet gebeuren door een jaarlijkse opfrisdag. De werker moet dus de methodiek eigen willen maken en er extra tijd in willen stoppen. De wat meer ervaren werkers hebben een eigen stijl ontwikkeld en zullen denk ik niet zo snel hun aanpak (geheel) veranderen. Zou u open staan voor een training bij de implementatie van nieuwe methodieken? Ik laat me niet trainen als ik niet weet wat die nieuwe methodieken inhouden. Dan zou ik eerst de methodieken theoretisch willen verkennen.
84
Psychosociale Hulpverlening | Adviesrapport MWDv2B1 | René van der Drift
Naam: Priscilla Carlier Wat verstaat u onder outreachend werken? Contact leggen met de doelgroep. Dat de hulpverlener contact legt met de doelgroep bijvoorbeeld huisbezoeken etc. Hoe ervaart u outreachend werken in de praktijk? Outreachend werken is naar mijn mening een mooie methode waarmee je veel kunt bereiken omdat je veel meer te weten kunt komen over de cliënt (meer dan bij een 1-op-1 gesprek bij bijvoorbeeld de instantie zelf) door het zien van onder andere de omgeving waarin de cliënt woont en leeft. Wat is uw mening betreft het outreachend werken wat er vanuit het beleid wordt verlangt en wat uw mogelijkheden zijn? Er wordt vanuit het beleid verwacht dat alle stappen die je onderneemt bij outreachende hulpverlening digitaal registreert. Doordat er tegenwoordig zoveel geregistreerd moet worden betreft de zorg die de hulpverlener verleend, worden de hulpverleners naar mijn mening soms beperkt in de tijd die de hulpverlener heeft voor de cliënt. Bij outreachend werken moet zowel de organisatie als de hulpverlener een zeer flexibele instelling hebben. Het is een methode die vaak meer tijd en energie kosten dan verschillende andere hulpverleningsmethodes. Wat heeft u nodig om outreachend te kunnen werken? Veel tijd en de maatschappelijk werker moet veel geduld hebben en initiatief nemend zijn. De cliënten zijn vaak zorgmijders waardoor je als hulpverlener creatief moet zijn in je handelswijze. Wat zijn uw ideeën over werken vanuit de vraag van de cliënt? Naar mijn mening is de hulpverlening het effectiefst als er een goede balans word gevonden tussen wat wil de cliënt bereiken en wat wil de hulpverlener met de cliënt bereiken. Naar mijn mening is “de cliënt centraal” een perfect uitgangspunt binnen de hulpverlening. Het is de kunst om met je vakkundige hulpverleningsplannen zo dicht mogelijk bij de cliënt zelf te blijven, wil je resultaat boeken. Altijd kleine stappen nemen en zo veel mogelijk aanpassen aan de cliënt. Op welke manieren zijn jullie al aan het werk op basis van het nieuwe sociaal werk? Wij werken hier veel met de presentiebenadering (er zijn voor de cliënt). Omdat er veel administratief werk verbonden zit aan dit werk blijft er soms te weinig tijd over om er daadwerkelijk te zijn voor de cliënt. Uiteindelijk moet je wel de balans vinden tussen het er zijn voor de cliënt en de dingen die gewoon moeten gebeuren binnen het hulpverleningstraject. Naast de presentiebenadering lijkt onze werkwijze het meest op de taakgerichtehulpverlening. Wij werken met zorgplannen/begeleidingsplannen, hier staan doelen en acties in die behaald dienen te worden. Een keer per half jaar wordt het zorgplan geëvalueerd. Wat komt u met betrekking tot het nieuwe sociaal werk tegen in de praktijk, wat werkt wel en wat werkt minder? De presentiebenadering is een hele brede benadering wat er voor zorgt dat iedereen zijn eigen talenten hier in los laat op het gebied van contact leggen met de cliënten. Soms zorgt dit voor wat onrust omdat de cliënten die wij hebben specifiek het liefste een benadering hebben i.p.v. tien verschillende. De cliënten zijn psychiatrisch patiënten en hebben eigenlijk veel structuur nodig, hiervoor is de taakgerichtehulpverlening ideaal. Wat verstaat u onder aansluiten? Het er zijn voor de cliënten. Positief benaderen. Wat is volgens u een goede werkrelatie tussen u en uw cliënt?
85
Psychosociale Hulpverlening | Adviesrapport MWDv2B1 | René van der Drift
De cliënt moet zich op zijn gemak voelen. Ook al zijn er dingen tijdens de begeleiding die absoluut moeten, probeer ik toch het woordje moeten in de begeleiding zoveel mogelijk weg te laten. Veel mensen sluiten de deur als je over moeten begint. Ik probeer mijn cliënten altijd zo positief mogelijk te benaderen. Voor mij werkt dit prima. Hierdoor vind ik vaak een ingang bij de cliënt om het hulpverleningsplan te starten. Uiteindelijk moet de cliënt het meeste zelf doen. Daarom is een goede vertrouwensband van essentieel belang. Wanneer is hulpverlening volgens u niet meer nodig? Bij onze doelgroep (ex-dak- en thuislozen met een psychiatrische achtergrond) komt het zelden voor dat de hulpverlening niet meer nodig is. De doorstroom binnen het Sociaal Pension is zeer klein. Over het algemeen is naar mijn mening hulpverlening niet meer nodig zodra maatschappelijke participatie mogelijk is en de cliënt stabiel is op de meeste indicatoren zoals woonvaardigheden, huisvesting, financiën, dagbesteding, verslaving etc. Wat heeft u gemist in uw opleiding wat u nu in de praktijk tegenkomt? Specifiek hoe om te gaan met verschillende doelgroepen. Meer mensen uit het werkveld uitnodigen om specifiekere uitleg te krijgen over diverse doelgroepen. Met de mensen vanuit het werkveld een rollenspel doen. Uiteindelijk leer je het meest in de praktijk. Wat is volgens u nodig om het welzijn nieuwe stijl op een goede manier te integreren? Genoeg financiën. Goed voorgelichte hulpverleners. Één werkwijze en richtlijn binnen de hulpverlening (of bepalen per afdeling, organisatie). Wat zijn de knelpunten bij het integreren van nieuwe methodieken? Het gebrek aan financiën. Mensen moeten ook opnieuw ingewerkt worden, hier is vaak geen geld voor. Hoe lossen jullie dat op? Interne cursussen. Wat zijn uw praktijk ervaringen betreft het integreren van nieuwe methodieken, positief en negatief? Over de presentiebenadering ben ik positief. Ik geloof erin dat je heel veel kunt bereiken door positieve aandacht te geven aan de cliënt. Je moet als hulpverlening de balans vinden en met de hulpverleningsplannen dicht bij de cliënt blijven anders is het niet haalbaar. Zou u open staan voor een training bij de implementatie van nieuwe methodieken? Wij hebben hier net een nieuwe werkwijze aangenomen die nog vol in ontwikkeling is.
86
Psychosociale Hulpverlening | Adviesrapport MWDv2B1 | René van der Drift
Bijlage 11
Interviews met cliënten In deze bijlage zijn alle interviews die zijn afgenomen van cliënten samengevoegd. De cliënten zijn anoniem gezien de privacy waar rekening mee moet worden gehouden. Met de meeste cliënten in contact gekomen via stichting Sensoor Zuid Holland Noord en via De Binnenvest. De interviews zijn gehouden naar dezelfde vragen. De vragen zijn echter niet altijd hetzelfde verwoord, in verband met gebruik van vakjargon en het aanpassen van het taalgebruik aan de desbetreffende cliënt.
1. Wat vind u van de outreachende hulpverlening? (dus; andere woordkeuze naar aanleiding van de kennis van de cliënt) 2. Wat voor goede ervaringen heeft u op dit gebied meegemaakt? 3. Wat voor slechte ervaringen heeft u meegemaakt? 4. Wat voor verbeteringen ziet u in de hulpverlening en in het bijzonder bij outreachende hulpverlening? Dit zijn dus meer de vier steekpunten waarop de interviews zijn uitgewerkt. Hierbij is zo letterlijk mogelijk opgeschreven wat cliënten zeiden over deze onderwerpen. De gesprekken zelf duurden een stuk langer, maar hier zijn delen van niet in de interview verslagen opgenomen. Men moet hierbij denken aan stukken die niet over deze onderwerpen gaan of de persoonlijke problematiek waar door de cliënt over word uitgewerkt. Dit is dus verder niet belangrijk voor de interviews van de cliënten over de hulpverlening. Verder zijn er bij de laatste vijf interviews ook in gegaan op het Wraparound care-model. Dit is bij de eerste vijf helaas niet gebeurd.
87
Psychosociale Hulpverlening | Adviesrapport MWDv2B1 | René van der Drift
Vrouw, 69 jaar Problematiek: Eenzaamheid Wat vind u van de outreachende hulpverlening? Ik vind het goed dat de hulpverlening meer op de mensen af stapt. Ik vind de hulpverlening vaak er koud als je naar ze toekomt. Zo van “en wat wilt u dan dat ik daaraan ga doen..?” Het lijkt mij dat wanneer de hulpverlening zelf meer naar mensen toegaat dit niet zo zal zijn. Maar het ligt natuurlijk alsnog aan de toon. Wat voor goede ervaringen heeft u op dit gebied meegemaakt? Ik heb tegenwoordig een vrijwilliger die af en toe bij me op bezoek komt, dat vind ik wel erg gezellig. We gaan dan bijvoorbeeld een wandeling maken door het dorp, of gewoon wat kletsen. Zij komt van het Leger des Heils, dus ik weet eigenlijk niet zeker of dat wel hulpverlening is. In ieder geval vind ik dat altijd erg leuk. Ze heeft ook echt de tijd voor me en je ziet dat ze het ook niet doet “omdat het moet”, maar omdat ze het zelf ook leuk vind en er achter staat. De “echte hulpverleners” hebben daar geen tijd voor, bij hen moet alles snel. Mijn maatschappelijk werker komt wel bij mij langs thuis, maar dat doet ze ook niet echt vol liefde, meer omdat het moet... Tenminste dat idee krijg ik. Ook komt er binnenkort een meneer langs om naar mijn financiën te kijken. Dat vind ik wel fijn, ik weet zelf echt niet hoe dat allemaal moet. Het is alleen zo jammer dat zo iemand maar 1 keer kan langskomen. Ik zit er al een tijd op te wachten, maar er is gewoon geen tijd voor om vaker te langskomen. Werkdruk enzo, ik snap het wel, maar ik vind het alsnog jammer dat er zo weinig tijd voor je wordt genomen. Wat voor slechte ervaringen heeft u meegemaakt? Ik vind zo'n meneer die naar mijn financiën kijkt erg fijn, zelf snap ik er niet zoveel van. Maar dat kan nu 1 keer als een soort uitzondering. Dat vind ik aan de ene kant dus wel een positieve ervaring, maar aan de andere kant een negatieve. Waarom kan zoiets niet vaker? Heel veel hulpverlening dingen kunnen niet aan huis en dat vind ik jammer. Ook kan ik bij veel dingen niet terecht “omdat ik al hulp krijg”. Zo vind ik het bijvoorbeeld jammer dat er niet iemand is die mij bij mijn dagelijkse papierwerk en post kan helpen. Ik krijg dan te horen dat ik al begeleiding heb bij het maatschappelijk werk. Maar zij willen mij daar ook niet bij helpen. Ze hebben belangrijkere dingen te doen dan mijn post sorteren... Ook vind ik mijn maatschappelijk werker niet erg aardig. Ze vind altijd dat ik me aanstel. Zij komt nu dus ook weer mee als die meneer van de financiën langskomt... Ik zou het veel fijner vinden als hij alleen langs kwam. Ze gaat zich er dan weer mee bemoeien waardoor die meneer weer een bepaald beeld van mij zal krijgen door haar. Dat vind ik erg jammer. Wat voor verbeteringen ziet u in de hulpverlening en in het bijzonder bij outreachende hulpverlening? Aan de ene kant vind ik het erg fijn dat mijn maatschappelijk werker bij mij thuis komt. Ik wil niet altijd daarheen moeten. Ik zou alleen graag een andere willen. Iemand die mij beter begrijpt en niet zo over mij oordeelt. Dus eigenlijk twee dingen; dat je een hulpverlener hebt die bij je past en dat er niet over je geoordeeld wordt... Ook zou ik het dus fijn vinden als er meer hulp wordt geboden op sommige gebieden, zoals met de kleine dagelijkse dingen. Ook vind ik dat je recht op hulp moet houden, ook al krijg je ergens anders dan al hulp. Ik mag mijn maatschappelijk werker dus niet zo, en dan vind ik het jammer dat ik niet andere hulp kan krijgen “omdat ik haar al heb”, vooral dus omdat ik niet echt blij wordt als zij komt. Ze heeft overal haar mening over, dat terwijl het mijn leven is. Ze is bemoeizuchtig en weet het altijd beter. Die betweterigheid in de hulpverlening vind ik jammer.
88
Psychosociale Hulpverlening | Adviesrapport MWDv2B1 | René van der Drift
Man, 50 jaar Problematiek: Psychiatrische en sociale problematiek en problemen met het controleren van zijn agressie Wat vind u van de outreachende hulpverlening? Ik wil gewoon met rust gelaten worden. De hele hulpverlening is 1 grote bende van zakkenvullers. Ik weet zelf wel wat goed voor me is, dat hoeven zij me niet te gaan lopen vertellen! Wat voor goede ervaringen heeft u op dit gebied meegemaakt? In het kort samengevat: geen goede ervaringen Wat voor slechte ervaringen heeft u meegemaakt? Hulpverleners ben ik al vaak genoeg tegengekomen in mijn leven. Ik kan wel een boek schrijven over wat ik allemaal heb zien gebeuren. De hulpverleners weten het altijd beter. Ze hebben eigenlijk hellemaal geen kennis van zaken maar dat maakt ze niet uit. Ze zien iets gebeuren en hebben daar meteen een mening over. Het is alsof ze hellemaal niet met mensen bezig zijn maar met computerproblemen die ze even moeten oplossen. Ze bedenken even een methodiek of iets dergelijks wat van toepassing is en dat gaan ze dan toepassen. Zo'n lijstje wat ze afwerken met stappen die moeten worden doorgaan. Als je tegenwerkt worden ze ongeduldig, want ze hebben wel wat beters te doen lijkt het. Ik weet niet wat ze allemaal doen met hun tijd, maar goed. Ze hebben totaal niet door dat ze met levende mensen werken die misschien ook zelf nog wat over hun leven te zeggen hebben. Ze zien cliënten meer als iets wat soms tegenwerkt in hun geweldige plan en daar worden ze chagrijnig van. De hulpverlening is niet te vertrouwen. Alle mensen die daar rond lopen zijn schurken en zakkenvullers. Wat voor verbeteringen ziet u in de hulpverlening en in het bijzonder bij outreachende hulpverlening? De hulpverlening moet minder zakelijk en moet dus persoonlijk worden. De hulpverleners moeten door hebben dat het over een mens gaat waar ze het over hebben. “Dat die hulpverleners leren dat ze geen persoonlijke band aan mogen gaan met de cliënt, dat is toch belachelijk?!”. Er moet beter geluisterd worden naar de cliënt. Je wordt een beetje behandeld alsof je gek bent, maar het gaat wel over jou leven! “Ik ben de enige die over mijn leven beslist en daar moeten ze geen andere dingen over in hun hoofd halen”.
89
Psychosociale Hulpverlening | Adviesrapport MWDv2B1 | René van der Drift
Vrouw, 72 jaar Problematiek: Sociale problematiek Wat vind u van de outreachende hulpverlening? Ik wist eigenlijk hellemaal niet dat dat bestaat. Maar zoals jij het nu uitlegt klinkt het wel als een goed idee. Vooral ook voor mensen die slecht ter been zijn of al wat ouder zijn is het natuurlijk altijd handig als mensen ze thuis willen helpen... Maar als mensen er geen zin in hebben om geholpen te worden zou ik het niet doen. Mensen moeten er ook zelf behoefte aan hebben natuurlijk. Als je niet geholpen wil worden, dan wil je niet, dat moet je dan natuurlijk ook accepteren. Wat voor goede ervaringen heeft u op dit gebied meegemaakt? Ik wist dus niet echt dat het bestond, dus veel ervaring heb ik er ook niet mee. Al was er vroeger wel altijd een zuster in het dorp die vaak bij de huizen langs ging. Als iemand bij haar langs was geweest, voor een verwonding of wat dan ook, ze was een beetje een vrouwtje van alles, dan ging ze later vaak nog even langs. Iedereen mocht haar graag dus ze dronk met iedereen een bakje. Maar ondertussen controleerde ze stiekem wel of het nog goed ging met iedereen. Was het huis nog schoon, werden verbanden vaak genoeg verwisseld, dat soort dingen. Ik weet niet of zoiets onder outreachend werk valt, maar voor haar heb ik altijd wel veel respect gehad. Wat voor slechte ervaringen heeft u meegemaakt? Ow ik weet niet... Niet echt slechte ervaringen geloof ik... Wat voor verbeteringen ziet u in de hulpverlening en in het bijzonder bij outreachende hulpverlening? Ik weet het niet zo goed eigenlijk. Ik heb in de hulpverlening geweldige mensen tegengekomen die voor je door het vuur gaan, maar ik heb ook mensen tegengekomen die het niks lijkt te schelen hoe het nou eigenlijk met je gaat... Op zich is dat natuurlijk zo in alle werkvelden; dat niet iedereen even goed is in hun werk. Maar dat outreachende werken waar jij het over hebt, klinkt inderdaad interessant. Ik vraag me alleen we wat af.. Hoe weet je dan waar je moet zijn om mensen te helpen. Je weet nooit wat er achter een voordeur afspeelt. Veel mensen hebben de grootste problemen, maar laten daar niks van aan de buitenwereld zien, dat is toch wel iets waar jullie naar moeten kijken denk ik. Hoe weet je waar je moet zijn?
90
Psychosociale Hulpverlening | Adviesrapport MWDv2B1 | René van der Drift
Man, 25 jaar Problematiek: Schulden en problemen met zijn familie Wat vind u van de outreachende hulpverlening? Ik denk dat het wel goed is dat het er is, maar eigenlijk alleen bij extreme gevallen. Ik weet niet echt waarom ik dat vind. Behalve dat ik het zelf op die manier prettig zou vinden. Als ik namelijk met problemen zou zitten, die wel naar zijn maar er zijn ook nog positieve kanten en ik zou het nog wel zelf kunnen oplossen... Ja, dan zou ik het vervelend vinden als er zo'n iemand voor mijn deur staat. Ja, ik weet niet... Het ligt er ook aan op welke manier het gebeurd. Ik weet niet, vind het lastig om uit te leggen.. Wat voor goede ervaringen heeft u op dit gebied meegemaakt? – Wat voor slechte ervaringen heeft u meegemaakt? – Wat voor verbeteringen ziet u in de hulpverlening en in het bijzonder bij outreachende hulpverlening? Wat ik dus al zei; alleen gebruik maken van outreachende hulpverlening als er geen andere mogelijkheden zijn. Ik weet niet precies hoe vaak deze methode wordt toegepast. Hulp is natuurlijk goed bedoeld, ik denk alleen dat het voor veel mensen zal overkomen als “je kan het niet zelf, je hebt hulp nodig”. Veel mensen willen graag hun problemen zelf oplossen. Ze willen pas hulp als ze het echt niet zelf kunnen. Verder moet er denk ik zeer worden gelet op de manier van benaderen van mensen. Ook dus om de reactie dat mensen in de verdediging schieten te voorkomen. Je had het er zelf ook over dat het bij deze methodes het erg belangrijk is dat je “goed op de client aansluit”. Dit lijkt mij inderdaad ook. Vooral als het om moeilijk bereikbare groepen gaat, zal het wat meer moeite kosten dan een hulpverlener die bij ze aanklopt en ze graag wil helpen.
91
Psychosociale Hulpverlening | Adviesrapport MWDv2B1 | René van der Drift
Man, 60 jaar (psychiatrische problematiek) Wat vind u van de outreachende hulpverlening? Ik heb in mijn leven heel wat hulpverlening gezien. Ik weet niet zo goed meer wat ik eruit eindelijk van vind. Ik vind het fijn als er hulp is die er voor je is op het moment dat je dat nodig hebt. Het is mooi als er mensen zijn die naar je toe kunnen komen als je dat nodig hebt. Maar ook bijvoorbeeld een telefoonlijn (zoals deze) die men kan bellen. Het is belangrijk voor mensen dat ze niet alleen zijn. Juist als het erg slecht gaat met mensen hebben ze andere mensen nodig. Ze moeten dan ook om hulp kunnen vragen. Je wil dan niet tot volgende week dinsdag moeten wachten omdat je dan toevallig een afspraak met je hulpverlener hebt en hij geen mogelijkheid heeft om een afspraak te verplaatsen. Ik begrijp dat het niet altijd mogelijk is altijd voor iedereen klaar te staan. Maar ik vind het een prettig idee om bijvoorbeeld mijn begeleiding hun persoonlijke telefoonnummer te hebben. Dan kan ik in geval van nood tenminste hen bereiken. Wat voor goede ervaringen heeft u op dit gebied meegemaakt? Ja, dat heb ik. Die goede ervaring was vooral een goede ervaring met een persoon. Trudy ging voor me door het vuur. Ze wouden mij op een gegeven moment opnemen en ze is naar mijn huis toe gereden, midden in de nacht om met de politie te praten. Ook hielp ze me bijvoorbeeld met verhuizen. Dat mocht hellemaal niet volgens haar collega's. Maar ik was door mijn rug gegaan en zij wou best helpen. Een schat van een vrouw. Zij heeft mij laten zien dat de hulpverlening toch wel echt een plek is voor mensen met een groot hart. Het moet alleen wel echt bij je passen. Zeker als je dat “Eropaf” waar jij het over hebt gaat toepassen. Je moet je hart op de juiste plek hebben en hellemaal willen gaan voor de mensen waar je mee werkt. Anders werkt het niet. Wat voor slechte ervaringen heeft u meegemaakt? Er zijn hulpverleners die naar mijn mening te weinig respect hadden voor mijn privacy. Als ze langskwamen en ik zat even op de wc dus kon niet meteen open doen, gebruikte ze al de sleutel die aan hen was gegeven voor geval van noodgevallen. Dat terwijl ik dan roep dat ik eraan kom... Het zal vast vanuit een bezorgt oogpunt zijn gebeurd, maar ik vind dat niet gepast. Ook al heb ik dingen gedaan in mijn leven die niet erg mooi zijn, dan moet ik alsnog even naar de wc kunnen. Dit is dan zo'n klein voorbeeld maar er zijn er meer. Het zit meer in de houding van een persoon. Sommige mensen zijn gewoon niet erg prettig. Ze zijn gewoon vervelend of je kan persoonlijk niet zo goed met ze opschieten. Dat zijn mensen die je liever niet in je huis hebt, dus daar pik je minder van. Ook zijn er gevallen in de hulpverlening geweest die echt het daglicht niet kunnen verdragen. Ik wil er liever niet over praten, maar laat ik het erop houden dat ze niet allemaal liefjes zijn in de hulpverlening. Wat voor verbeteringen ziet u in de hulpverlening en in het bijzonder bij outreachende hulpverlening? Het belangrijkste vind ik de zakelijkheid. Het verschilt heel erg per plek en persoon hoe erg dit is, maar het is voor mij het belangrijkste punt dat kan worden verbeterd. Zoals wat ik al eerder zei; zo'n telefoonnummer. Het stelt bijna niks voor maar het kan heel veel voor iemand betekenen. In plaats van een soort vijand (wie weet wat je allemaal met dat telefoonnummer gaat doen) ben je een vriend die probeert te helpen (bij een vriend die zwaar depressief is zou je immers ook zeggen: bel me als je het moeilijk hebt, ook al is het midden in de nacht). Dat is een beetje het punt waar het meer op neer komt. De hulpverlening wil mensen helpen; stel je dan ook zo op. In plaats van bang te zijn voor privacy schending of te weinig af stand tussen de hulpverlener en cliënt. Waarom moet er zoveel afstand zijn? Waarom zou ik niet gewoon met mijn hulpverlener een biertje kunnen drinken en voetbal kunnen kijken? Ik denk dat als die band beter zou zijn, de hulpverlening ook beter zou werken. De client moet immers zijn hele leven openstellen en alles vertellen. Dat wil je eigenlijk hellemaal niet aan jan en
92
Psychosociale Hulpverlening | Adviesrapport MWDv2B1 | René van der Drift
alleman. Het is belangrijk dat je iemand doorvoor kent. Dus: Neem de tijd voor elkaar. Doe niet te moeilijk over regels, afstand en privacy. Je wil aan iemand laten zien dat je hem serieus neemt, doe dat dan ook.
93
Psychosociale Hulpverlening Adviesrapport
Man, 40 jaar Problematiek: dakloosheid, werkloos Wat vind u van outreachende hulpverlening? Ja ik heb wel eens contact gehad met een outreachend werker. Ik heb contact gehad met Marianne van het OT. Ik werd door de woningbouw mijn huis uitgezet vanwege ruzies met mijn buurvrouw. Toen ben ik buiten gaan slapen en in tuinhuizen en op boten. Verlaten plekken die brak ik soms open om daar te overnachten. S`avonds kwam ik Marianne wel eens tegen en dan maakten we een praatje. Wat vind ik vind van de outreachende hulpverlening? Ik ben blij dat het er is. Bij de Nieuwe Energie wilde ze me niet inschrijven omdat ik niet feitelijk dakloos was. Ik vroeg ze dan uit om is een keer een week met me mee te gaan. Maar dat deden ze niet. Uiteindelijk heb ik toen een paar maal contact gehad met het outreachend team, waardoor ik als erkende buitenslaper werd gezien en ik ingeschreven kon worden. Wat voor goede ervaringen heeft u op dit gebied meegemaakt? Nou zoals ik al zei, ze stonden voor me in dat ik een erkende buitenslaper was. Bij het Nieuwe Energie namen ze daar de moeite niet voor. Wat voor slechte ervaringen heeft u meegemaakt? Ze kunnen soms wel eens opdringerig overkomen. Ik heb namelijk geen zin om naar de Papegaaisbolwerk te gaan en tussen al die gebruikers te zitten. Wraparound-caremodel Bent u bekend met het social casework en de zorgcoördinatie? Ik heb een maatschappelijk werker bij het Spil, die regelt al mijn zaken. Daarnaast heb ik in de schuldhulpverlening gezeten en bij Brijder. Wat voor goede ervaringen heeft u op dit gebied meegemaakt? Het was wel handig om maar één persoon op te hoeven bellen. Wat voor slechte ervaringen heeft u op dit gebied meegemaakt? Soms moest ik zelf achter mijn maatschappelijk werker aangaan om alles te regelen. Wat vind u van het Wraparound care-model? (na uitleg) Ja het is een leuk idee. Zelf bepalen waar je aan wilt werken en met wie. Maar wat nou als je bijna geen sociaal netwerk hebt die je wilt helpen? Ja, precies, dat bedoel ik. Wat voor verbeteringen ziet u in de hulpverlening en in het bijzonder bij outreachende hulpverlening en begeleiding? Het mag van mij wel wat minder streng. Over het outeachend werken? Ik kan me voorstellen dat niet iedereen er op zit te wachten. Maar als je net buiten moet slapen is het wel goed dat er mensen zijn die naar je toekomen. Maar dat hoor je ook wel van andere. Dat Wraparound daar heb ik niets over te zeggen.
MWDV2B1 | Docent: René van der Drift
Psychosociale Hulpverlening Adviesrapport
Man, 49 jaar Problematiek: dakloosheid, werkloos, verslaafd, geen contact met familie Wat vind u van de outreachende hulpverlening? Wat ik er van vind. Nou ze doen hun werk. Wat voor goede ervaringen heeft u op dit gebied meegemaakt? Soms kom ik ze wel eens tegen en dan maken ze altijd een praatje met me. Dat doet niet iedereen meer. Wat voor slechte ervaringen heeft u meegemaakt? Ik heb wel wat slechte ervaringen meegemaakt met je collega’s, maar niet met het outreachend team. Ik heb daar verder ook weinig mee te maken gehad. Wraparoundcare-model Bent u bekend met het social casework en de zorgcoördinatie? Een caseworker? Ik heb een maatschappelijk werker ja. Ik heb ook in de verslavingszorg gezeten. Dan vergaderen ze soms over de aanpak, maar wat ze precies doen weet ik niet. Wat voor goede ervaringen heeft u op dit gebied meegemaakt? Mijn maatschappelijk werker is een schat. Bij de sociale dienst hadden ze een keer mijn uitkering stopgezet. Daardoor kon ik niets meer, niet eens meer mijn medicijnen halen. Zij is er toen samen met mij achteraan gegaan en heeft het weer op gang gekregen. Wat voor slechte ervaringen heeft u op dit gebied meegemaakt? Weinig. Ja, dat klopt. Met (namen weggelaten) medewerkers van de Nieuwe Energie heb ik wel eens problemen gehad. Maar met mijn eigen maatschappelijk werker bijna niet. Ja bijna, ik had slechte verhalen gehoord over het afkicken. Dus daar zat ik niet zozeer op te wachten. Uiteindelijk had ik er zelf ook geen zin meer in. Ik wilde er vanaf. Ze heeft mij hierin gesteund. Bent u bekend met het Wraparound care-model? Nee (Uitgelegd) Wat vind u hiervan? Ja, ik zie het verschil niet echt. Daarnaast zit ik er niet op te wachten dat iemand van mijn netwerk mij komt helpen. Zij hoeven niets te weten van mijn problemen. Wat voor verbeteringen ziet u in de hulpverlening en in het bijzonder bij outreachende hulpverlening en begeleiding? Meer menselijkheid. Soms krijg ik het gevoel als tweederangsburger behandeld te worden. Alsof je niets waard bent. Het outreachend team mag van mij wel wat sneller ingrijpen, al voordat mensen uit huis gezet worden. Dat zou het beste zijn.
MWDV2B1 | Docent: René van der Drift
Psychosociale Hulpverlening Adviesrapport
Vrouw, 43 jaar Problematiek: relatieproblemen, kinderen bij jeugdzorg, schulden Wat vind u van de outreachende hulpverlening? (Aanleiding contact met de outreacende hulpverlening) Mijn man en ik hadden schulden. Wij moesten het huis uit en zijn toen bij mijn moeder ingetrokken. Mijn man en moeder liggen niet zo goed met elkaar. Hij is toen weggegaan. Ik en mijn kinderen bleven. Mijn dochter kreeg toen ruzie met de vriend van mijn moeder. Ik zei daar wat van, waardoor mijn moeder boos op mij werd. Dat werd nogal heftig. De politie moest er zelfs bij komen. Mijn kinderen zijn toen bij een ander gezin geplaats en ik moest naar de crisisopvang. De volgende dag kwam een vrouw van het outreachend team langs om me te helpen aanmelden bij de binnenvest. Ik was er erg blij mee. Ik was helemaal van streek en zat erg over me kinderen in. Ik was bang om ze kwijt te raken en wist niet wat ik moest doen. Er ging van alles door me heen. Zij hielp me hierbij, daar putte ik veel steun uit. Wat voor goede ervaringen heeft u op dit gebied meegemaakt? Ze ging met me mee. Bracht me naar het Spil, zodat ik mij daar kon aanmelden voor verdere hulp. Ik kon me verhaal kwijt en mijn zorgen. Ze was zelf ook moeder. Wat voor slechte ervaringen heeft u meegemaakt? Geen Wraparound care model Bent u bekend met het social casework en de zorgcoördinatie? Ik heb sinds kort een maatschappelijk werkster bij het Spil en heb verder contact met een medewerker van jeugdzorg. Ook heb ik een schuldhulpverlener. Wat voor goede ervaringen heeft u op dit gebied meegemaakt? Het belangrijkste vind ik het contact met mijn kinderen. Ik wil gewoon weer zo snel mogelijk een huis hebben voor ze. Dit begrijpt mijn maatschappelijk werkster en we proberen dan ook ervoor te zorgen dat ze niet voor een langere tijd bij een pleeggezin terecht komen. Wat voor slechte ervaringen heeft u op dit gebied meegemaakt? Met mijn schuldhulpverlener ben ik minder tevreden. Zo krijg ik soms nog steeds rekeningen opgestuurd en aanmaningen die eigenlijk naar hun gestuurd moeten worden. Ik heb dit al een aantal keer aangegeven. Daarnaast zijn mijn schulden groter geworden. Ik heb dit ook al een aantal keer aangegeven bij mijn maatschappelijk werkster, maar ik heb het idee dat die daar nog vrij weinig mee heeft gedaan. Bent u bekend met het Wraparound care-model? Daar ben ik niet bekend mee. (Uitgelegd) Wat vind u hiervan? Dat klinkt heel prettig. Ik zou het een goed idee vinden om volledig zelf te mogen bepalen waar ik aan wil werken en met wie. Wat voor verbeteringen ziet u in de hulpverlening en in het bijzonder bij outreachende hulpverlening en begeleiding? Ik vind het outreachend werk prima, verder zou ik graag geholpen willen worden door de nieuwe methodiek. Ik vind het jammer dat dit nog niet gebeurd.
MWDV2B1 | Docent: René van der Drift
Psychosociale Hulpverlening Adviesrapport
Man, 38 jaar Problematiek: huisvesting, werk, schulden Wat vind u van de outreachende hulpverlening? Ik vind het allemaal wel best. Ik zat eerst bij de crisisopvang, daar wordt je constant in de gaten gehouden. Nu wordt je maar eenmaal in de week bezocht en gaat het allemaal heel vrijblijvend. Kijk nu maak ik er ook geen rotzooi van zoals sommige. Ik wil dit niet verpesten. Wat voor goede ervaringen heeft u op dit gebied meegemaakt? Het is wel gezellig. We maken een praatje en dan gaat ze weer. Wat voor slechte ervaringen heeft u meegemaakt? Ik heb daar geen slechte ervaringen mee gehad. Maar dan praat ik alleen voor mezelf he. Wraparound care-model Bent u bekend met het social casework en de zorgcoördinatie? Daar ben ik wel bekend mee ja. Ik ga al een tijdje mee. Ik heb zelf een caseworker gehad en dat ging allemaal via het Zorg Regie Bureau. Wat voor goede ervaringen heeft u op dit gebied meegemaakt? Nou, het krijgen van mijn woning vond ik wel prettig. Het had wel iets eerder gemogen. Maar ik begrijp wel dat ik niet de enige ben die ze hebben en dat ze niet zomaar aan iedereen een cwoning kunnen geven. Ik doe gewoon wat ze willen en dan is het allemaal wel prima. Wat voor slechte ervaringen heeft u op dit gebied meegemaakt? Wat ik wel jammer vind is dat het allemaal zo langzaam gaat. Ik heb een tijd bij de Nieuwe Energie gezeten en daar wordt je niet vrolijker van. Al die junkies. Als je daar te lang blijft wordt je vanzelf gekker. Bent u bekend met het Wraparound care-model? Daar ben ik niet bekend mee. (Uitgelegd) Wat vind u hiervan? Ik weet het niet hoor. Ik denk niet dat dit voor iedereen is. De meeste mensen bij de Nieuwe Energie zijn helemaal niet gemotiveerd man, die willen zelf nergens aan werken. Die willen alleen maar gebruiken en vinden het verder prima. Ja misschien dat ze een huis willen (haha). Maar dat wil iedereen. Ja, zelf zou ik het wel leuk gevonden hebben. Dan was ik denk ik wel een stuk sneller weggeweest bij de Papegaaisbolwerk. Wat voor verbeteringen ziet u in de hulpverlening en in het bijzonder bij outreachende hulpverlening en begeleiding? Ik vind het wel best zo. Ze mogen van mij gezellig blijven langskomen (haha). Verder mag het allemaal wel wat sneller en harder van mij. Meer dwingend. Zoveel mensen die nemen het er maar van. Dat Wraparound zie ik hier nog niet zo snel werken.
MWDV2B1 | Docent: René van der Drift
Psychosociale Hulpverlening Adviesrapport
Man, 29 jaar Problematiek: huisvesting, schizofrenie, dagbesteding/werk Wat vind u van de outreachende hulpverlening? Ik heb een RIBW-woning. Overdag heb ik daar begeleiding. Om de week komt er wel eens iemand van het outreachend team langs om te kijken hoe het gaat. Die helpt dan ook wel eens mee met het huishouden. Daarnaast gaat ze wel eens langs bij mijn moeder. Die heeft het ook zwaar gehad. Ik ben zeer tevreden met de outreachende hulpverlening. Ze komt altijd op dezelfde dag en tijd. Dat geeft mij structuur en dat heb ik nodig. Het doet me ook goed om te weten dat er iemand bij mijn moeder langsgaat om te kijken hoe het met haar gaat. Dat geeft mij ook rust. Wat voor goede ervaringen heeft u op dit gebied meegemaakt? Ze zijn betrokken en praten niet alleen maar helpen je ook met kleine dingen. Wat voor slechte ervaringen heeft u meegemaakt? Met mijn outreachend werker kan ik het goed vinden. Wraparound care-model Bent u bekend met het social casework en de zorgcoördinatie? Ik heb meerdere hulpverleners gehad. Een maatschappelijk werker bij het Spil, maar ook een psychiater via de GGZ. Dat ging wel goed allemaal. Wat voor goede ervaringen heeft u op dit gebied meegemaakt? Dat ik uiteindelijk medicatie heb gekregen en meer rust heb gevonden. Ook met mijn woning ben ik wel tevreden en de dagbesteding. Met mijn maatschappelijk werker hebben zowel ik als mijn moeder goed contact. Wat voor slechte ervaringen heeft u op dit gebied meegemaakt? Ik was gedwongen opgenomen. Ik vond dat verschrikkelijk. Dat wil ik nooit meer. Ook voor mijn moeder was dit heel zwaar. Ik kon ook niet meer thuis wonen. Ik zou graag wat meer dagbesteding willen doen, maar dat is er momenteel niet. Je krijgt er ook maar 1 euro per uur voor en dat vind ik wel erg weinig. Bent u bekend met het wraparound care model? Nee. (Uitgelegd) Wat vind u hiervan? Ik zou het wel prettig vinden om mijn eigen netwerken meer bij de hulpverlening te kunnen betrekken. Het werken aan eigen doelen met mensen die ik ken zou voor mij een stuk beter zijn. Wat voor verbeteringen ziet u in de hulpverlening en in het bijzonder bij outreachende hulpverlening en begeleiding? Wat meer luisteren naar de cliënten zou ik al een hele verbetering vinden. Ik zou graag wat meer dagbesteding willen, maar daar komt niets van terecht.
MWDV2B1 | Docent: René van der Drift