PROJECTVERSLAG
ARBEIDSOMSTANDIGHEDEN IN HET ONDERWIJS 2001, nr. A457
Informatie: Arbeidsinspectie, regio Noordwest P. Terstall, Landelijk projectsecretaris Tel. 020 - 5812 535
INHOUDSOPGAVE 1. SAMENVATTING ............................................................................................................ 3 2. INLEIDING ........................................................................................................................ 5 3. UITVOERING ................................................................................................................... 6 3.1. Benadering scholen .............................................................................................. 6 3.2. Werkwijze ............................................................................................................ 6 3.3. Regelgeving waarop is geïnspecteerd ................................................................. 7 3.4. Handhavingsbeleid .............................................................................................. 7 3.5. Netwerkbenadering ............................................................................................. 7 4. RESULTATEN VAN DE MONITORVRAGENLIJST ............................................. 8 4.1. De bezochte onderwijsinstellingen ..................................................................... 8 4.2. Resultaten van het onderzoek ............................................................................. 9 4.2.1. Arbeidsomstandighedenbeleid ............................................................ 9 4.2.2. Risico’s ............................................................................................... 13 4.2.3. Arbeidstijden ...................................................................................... 14 5. RESULTATEN VAN DE WERKPLEKINSPECTIES ............................................ 15 5.1. Overtredingen ................................................................................................... 15 5.2. Ingezette handhavingsinstrumenten ................................................................. 18 5.3. Vergelijking met eerdere inspectieprojecten ................................................... 18 6. PROJECTVERSLAGEN ARBEIDSINSPECTIE ................................................... 20 7. BIJLAGE ....................................................................................................................... 21
2
1. SAMENVATTING In het kader van het inspectieproject Onderwijs zijn in 2001 273 onderwijsinstellingen bezocht. In deze onderwijsinstellingen heeft de Arbeidsinspectie gecontroleerd hoe de arbeidsomstandigheden zijn van het personeel en de leerlingen. Van deze 273 instellingen waren er 86 de afgelopen 5 jaar al eens bezocht door de Arbeidsinspectie in het kader van een onderwijsproject. De grootste groep in het onderzoek vormen de basisscholen namelijk 135. Bij 81% van de scholen was een getoetste risico-inventarisatie (RI&E) aanwezig. Bij de ROC’s2 en de Hogescholen was dit percentage 91%. Van de bezochte onderwijsinstellingen met een getoetste RI&E had 56% een Plan van Aanpak met daarin de verplicht termijnen en prioriteiten. Het is met name dit punt dat nog beter zal moeten worden. Immers hier geven de scholen in aan hoe en wanneer zij denken de geconstateerde overtredingen op te heffen. Op de punten RI&E en plan van aanpak zijn 224 overtredingen geconstateerd. Ten aanzien van de bedrijfshulpverlening is nog wel het een en ander te doen. In 62% van de bezocht onderwijsinstellingen waren voldoende hulpverleners aangewezen. In 31% van de instellingen was dit onvoldoende. Bij 87% van de bezochte scholen maakt het ontruimingsplan deel uit van de Bedrijfshulpverlening (BHV). Er zijn in totaal 150 overtredingen op BHV geconstateerd. In het verlengde van de BHV ligt het niet aanwezig zijn van brandblusmiddelen, geblokkeerde vluchtwegen, en ontbreken van noodverlichting e.d. Hier zijn 148 overtredingen geconstateerd, dit is 11% van het totaal van 1248 overtredingen in de scholen. Op de scholen is ook gekeken hoe het staat met het werken met beeldschermen en het risico van RSI daarbij. In 47% van de bezochte instellingen meenden de inspecteurs van de Arbeidsinspectie dat er werk verricht werd dat tot RSI zou kunnen leiden. Dit komt vooral voor op de ROC’s en Hogescholen (91%). In 72% van de onderwijsinstellingen waarin werk werd verricht dat tot RSI zou kunnen leiden werd dit onderkend in de RI&E. Wel beschikken steeds meer leerkrachten over een goede ergonomische stoel. In het project is ook het onderwerp arbeidstijden meegenomen als inspectiepunt. Hierover is het afgelopen jaar veel te doen geweest op de scholen. In 66% van de scholen was geen deugdelijke registratie van de werk- en rusttijden. Er zijn 190 overtredingen op dit punt geconstateerd. In 65 van de bezochte instellingen werd wel deugdelijk geregistreerd, in 4 gevallen werden wel overtredingen van de arbeids- en rusttijden gevonden. Het betrof hier het ontbreken van een pauze of het meer dan 10 uur per dag arbeid verrichten.
2
Regionaal Onderwijs College
3
Vergelijking inspecties 2001 met eerdere projecten Vergelijken wij de uitkomst van dit project met de uitkomsten van inspectieprojecten onderwijs uit de afgelopen jaren dan kunnen wij het volgende opmerken. In het basisonderwijs zijn nog steeds veel overtredingen te constateren. Wel zijn meer basisscholen gestart met een arbeidsomstandighedenbeleid wat te zien is aan de toename van het aantal aanwezige risico-inventarisaties ten opzichte van 1999. Nu 70 tot 80% en in 1999 ca. 50%. Ook bij de hogescholen is een toename op het aanwezig zijn van de RI&E waar te nemen, namelijk nu 91% en in 1998 70%. Zowel in het BVE als de hogescholen is het aantal overtredingen op de werkvloer afgenomen.
4
2. INLEIDING De Arbeidsinspectie heeft in 2001 een inspectieproject “Arbeidsomstandigheden in het onderwijs” uitgevoerd. Hierbij zijn 273 scholen van basisonderwijs tot en met hogescholen geïnspecteerd. Onder meer de resultaten uit het project Basisonderwijs van 1996 en 1998/99, projecten in het VBO/MBO in 1997, Hogescholen (1998) en speciaalonderwijs (1999) waren aanleiding voor het project. Verder moest het project de Arbeidsinspectie inzicht geven hoe de stand van zaken is in de scholen m.b.t. arbeidsomstandigheden. Naar aanleiding van de resultaten uit dit project kan de Arbeidsinspectie haar inspectiebeleid voor de komende jaren bepalen in het onderwijsveld. Voor het project is een monitorvragenlijst ontwikkeld die een kwalitatief antwoord moest geven op het hiervoor gestelde. T.b.v. de werkplekinspectie zijn 2 inspectielijsten ontwikkeld. Gezien de aard van de risico’s is er één ten behoeve van inspecties op de basisscholen en één ten behoeve van inspecties op scholen van het voortgezet- en hoger onderwijs samengesteld. Verder in dit verslag wordt uitgebreid gerapporteerd over de projectactiviteiten en de resultaten daarvan. In hoofdstuk 3 wordt de uitvoering van het project beschreven, in hoofdstuk 4 worden de resultaten uit de monitorvragenlijst beschreven met daarin de onderwerpen, risico-inventarisatie; contract met de Arbodienst; bedrijfshulpverlening; fysieke belasting etc., in hoofdstuk 5 zijn de resultaten van de werkplekinspecties door de Arbeidsinspectie weergegeven.
5
3. UITVOERING De verschillende elementen in het uitvoeringstraject worden hieronder aangegeven. 3.1 Benadering scholen Bij de selectie van scholen is een deel geselecteerd die in voorgaande projecten1 reeds zijn geïnspecteerd. Daarnaast zijn scholen geselecteerd die nog niet eerder door de Arbeidsinspectie in het kader van een project zijn geïnspecteerd. Dit is gedaan om te kunnen zien of de eerdere inspecties van de Arbeidsinspectie hebben geleid tot het beoogde resultaat, namelijk betere arbeidsomstandigheden in de school, en hoe het staat met de arbeidsomstandigheden in de scholen die voor de eerste maal geïnspecteerd worden. 3.2 Werkwijze Nadat de scholen waren geselecteerd is, volgens de verdeling zoals in tabel 1 is aangegeven, aan deze scholen geschreven dat zij een bezoek van een inspecteur konden verwachten. De inspecteur heeft daarna een afspraak gemaakt met de schoolleider en een MR- of OR-lid. Vervolgens werd tijdens de inspectie met beide partijen de monitorvragenlijst doorgenomen. Hierna vond een korte inspectie op de werkplek plaats met behulp van de daarvoor bestemde inspectielijst. Deze inspectie werd beperkt tot enkele lokalen. Op de basisschool ging het om het handvaardigheid lokaal, het lokaal van groep 1 of 2, het gymlokaal en 1 lokaal van de overige groepen. Op de scholen voor het voorgezet onderwijs zijn de administratie, 2 techniek lokalen (VMBO), het scheikundelokaal en 1 theorielokaal geïnspecteerd, op de scholen voor het beroepsonderwijs en de hoge scholen: het theorielokaal, 2 techniek lokalen, het gezondheidskunde lokaal, de administratie en het computerlokaal. Tenslotte is de inspectie afgerond met het aangeven van de tekortkomingen die opgemerkt zijn tijdens het invullen van de projectlijst en de korte inspectie en het toepassen van het juiste handhavingsinstrument door de inspecteur van de Arbeidsinspectie. Tabel 1 Aantal geplande inspecties en IT per regio en per schoolsoort schoolsoort
Basisonderwijs
VO/VMBO
BVE
Hogeschool
Totaal
regio Noord Oost Zuid Midden Zuidwest Noordwest
aantal
aantal
aantal
aantal
Insp.
20 25 25 25 25 25
10 15 15 15 15 15
6 6 6 6 6 6
4 4 4 4 4 4
40 50 50 50 50 50
Totaal
145
85
36
24
290
Het project is 2 januari 2001 van start gegaan en de eerste fase liep tot 31 september 2001.
1
zie lijst geraadpleegde projectverslagen
6
3.3 Regelgeving waarop is geïnspecteerd Er is gecontroleerd op de naleving van: • De arbeidsomstandighedenwet • Het arbeidsomstandighedenbesluit • De Arbeidstijdenwet 3.4 Handhavingsbeleid Het handhavingsbeleid Arbowet en ATW waren van toepassing. Voor de Arbowet geldt het boeteregime, voor de Arbeidstijdenwet het twee fase model, eerst een waarschuwing, vervolgens bij controle een proces-verbaal indien het knelpunt niet is opgeheven. Per inspectiepunt was voor de inspecteurs aangeven welke termijn in de brieven aan de scholen gesteld konden worden. In de meest gevallen was dit 3 maanden. Verder waren de handhavingsinstrumenten per inspectiepunt aangegeven. 3.5 Netwerkbenadering De werkgever- en werknemersorganisaties in het onderwijs zijn door de projectleiding schriftelijk op de hoogte gesteld van het project. Dit was aanleiding voor met name de werkgeversorganisaties om mondeling de Arbeidsinspectie om toelichting te vragen. Ook tijdens de projectuitvoering is er overleg geweest met de werkgever- en werknemersorganisaties.
7
4. RESULTATEN VAN DE MONITORVRAGENLIJST 4.1 De bezochte onderwijsinstellingen In het kader van het inspectieproject Onderwijs zijn in 2001 273 onderwijsinstellingen bezocht. In deze onderwijsinstellingen heeft de Arbeidsinspectie gecontroleerd hoe de arbeidsomstandigheden zijn van het personeel en de leerlingen. Het selecteren van de bedrijven heeft select plaatsgevonden. Van belang was dat zoveel mogelijk onderwijsinstellingen werden bezocht die niet eerder bezocht waren in het kader van dit project, dat sinds 1996 jaarlijks plaatsvindt. De gegevens uit het onderzoek zijn niet representatief voor onderwijsinstellingen in Nederland. In tabel 2 is te zien welke soorten onderwijsinstellingen bezocht zijn en hoeveel. Tabel 2
Bezochte onderwijsinstellingen onderverdeeld naar soort onderwijs
Basisschool speciaal onderwijs voortgezet onderwijs BVE (ROC) Hogeschool Totaal
Aantal instellingen 135 20 64 33 21 273
% 49 % 7% 24 % 12 % 8% 100 %
86 van deze onderwijsinstellingen waren de afgelopen 5 jaar al eens bezocht door de Arbeidsinspectie in het kader van het onderwijsproject. De overige onderwijsinstellingen waren niet eerder bezocht in het kader van dit onderwijs-project. Uit de resultaten van het onderzoek blijkt niet dat de arbeidsomstandigheden bij de eerder bezochte scholen beter zijn dan de scholen die niet eerder bezocht waren in het kader van het inspectieproject (zie bijlage I). De grootste groep in het onderzoek vormen de basisscholen (N=135). Het aantal leerlingen op de onderwijsinstellingen varieerde van 40 (een basisschool) tot 18.000 (een Hogeschool). Alle basisscholen hadden minder dan 500 leerlingen. Onderwijsinstellingen met meer dan 1000 leerlingen waren die voor voortgezet onderwijs, Hogescholen en ROC’s. De inspectie is gericht geweest op de werknemers die in de onderwijsinstellingen werkten, logischerwijs ging het in ieder geval om docenten, maar ook ander personeel is in de inspectie betrokken. In tabel 3 staan de bezochte onderwijsinstellingen verdeeld naar aantallen werknemers. Tabel 3
Bezochte onderwijsinstellingen naar grootte in aantallen werknemers (N=271*)
minder dan 10 werknemers 10 tot 100 werknemers 100 of meer werknemers Totaal
Aantal instellingen 17 183 71 271
% 6% 66 % 26 % 100 %
*
van 2 onderwijsinstellingen is niet bekend hoeveel personeel er werkzaam waren op moment van inspectie Het grote merendeel (66%) van de bezochte onderwijsinstellingen had 10 tot 100 werknemers in dienst. Iets meer dan de helft (54%) van alle bezochte onderwijsinstellingen had 10 tot 100 werknemers in dienst in combinatie met een leerlingenaantal dat uiteenliep van 50 tot 500. 4.2 Resultaten van het onderzoek
8
In dit hoofdstuk worden de bevindingen uit de monitorlijst gepresenteerd. Deze monitorlijst hebben de inspecteurs gebruikt tijdens hun bezoeken. In paragraaf 4.2.1 zal in worden gegaan op het arbeidsomstandighedenbeleid in de bezochte onderwijsinstellingen. In paragraaf 4.2.2 worden aangetroffen risicovolle situaties in de bezochte onderwijsinstellingen beschreven. Tenslotte gaat paragraaf 4.2.3 over het registreren van arbeidstijden. 4.2.1 Arbeidsomstandighedenbeleid Risico-inventarisatie & -evaluatie en Plan van Aanpak In artikel 5 van de Arbeidsomstandighedenwet is bepaald dat de werkgever ten behoeve van het voeren van een effectief arbeidsomstandighedenbeleid in een inventarisatie en evaluatie schriftelijk vastlegt welke risico’s zich in het bedrijf kunnen voordoen. Een dergelijke risicoinventarisatie en -evaluatie (RI&E) maakt het mogelijk prioriteiten te stellen en de gesignaleerde risico’s te voorkomen, dan wel te beperken. In artikel 14 van de Arbeidsomstandighedenwet is verder bepaald dat het bedrijf zich bij het opstellen van de RI&E moet laten bijstaan door een gecertificeerde Arbodienst. De RI&E is in orde als deze getoetst is door een Arbodienst. In tabel 4 is te zien in hoeverre de bezochte onderwijsinstellingen beschikten over een getoetste RI&E op het moment van inspectie. Tabel 4
De risico-inventarisatie en -evaluatie in de bezochte onderwijsinstellingen
getoetste RI&E RI&E , maar niet getoetst geen RI&E, wel schriftelijke opdracht geen RI&E Totaal
Aantal onderwijsinstellingen 220 9 32 12 273
% 81 % 3% 12 % 4% 100 %
Op het moment van inspectie had 81% van de onderwijsinstellingen een getoetste RI&E. Van de overige bedrijven had 3% op het moment van inspectie wel een RI&E, maar deze was (nog) niet getoetst door een Arbodienst. Daarnaast had 12% van de bedrijven alleen een schriftelijke opdracht bij een Arbodienst neergelegd om te helpen bij het tot stand brengen van een RI&E, terwijl er nog geen RI&E aanwezig was. Van alle bezochte onderwijsinstellingen had 4% op het moment van inspectie geen RI&E en tevens geen stappen ondernomen om een RI&E te maken. Als we kijken naar de verschillende schooltypen zien we dat 91% van zowel de ROC’s als Hogescholen beschikte over een getoetste RI&E. In andere soorten onderwijsinstellingen was dit percentage lager (het laagst was het speciaal onderwijs: 70% had een getoetste RI&E). Naar grootteklasse zijn tussen de bezochte onderwijsinstellingen geen opmerkelijke verschillen gevonden in het wel of niet hebben van een getoetste RI&E. De RI&E kan op verschillende manieren tot stand zijn gekomen. Een bedrijf kan namelijk de Arbodienst gebruikt hebben om het uiteindelijke resultaat te toetsen, maar ook kan het de totstandkoming van de RI&E geheel uit handen hebben gegeven aan de Arbodienst. In tabel 5 staat hoe de bezochte onderwijsinstellingen hun RI&E tot stand hebben gebracht.
Tabel 5
Totstandkoming getoetste RI&E in bezochte onderwijsinstellingen (N=220)
9
model RI&E van de brancheorganisatie model RI&E van de Arbodienst uitvoeren RI&E geheel in handen geweest van Arbodienst RI&E is een eigen ontwerp anders Totaal
Aantal instellingen 114
% 52 %
75 21
34 % 10 %
5 5 220
2% 2% 100 %
Iets meer dan de helft van de bezochte onderwijsinstellingen (52%) met een getoetste RI&E heeft bij het maken een model van de brancheorganisatie gebruikt en dit vervolgens door de Arbodienst laten toetsen. Verder heeft iets meer dan een derde van de onderwijsinstellingen (34%) gebruik gemaakt van een model van de Arbodienst. 10% van de onderwijsinstellingen heeft de uitvoering van de RI&E geheel in handen van de Arbodienst gelegd. Vijf onderzochte bedrijven hebben de RI&E zelf ontworpen en eveneens 5 bedrijven hebben op een andere wijze hun RI&E tot stand gebracht. In de helft (51%) van de bedrijven met een getoetste RI&E is deze minimaal 2 jaar geleden tot stand gekomen. 37% van de bedrijven met een getoetste RI&E heeft op het moment van inspectie een RI&E die niet ouder is dan een jaar. De maatregelen die in het kader van de RI&E worden genomen, worden neergelegd in een Plan van Aanpak, dat onderdeel uitmaakt van de RI&E. Van de bezochte onderwijsinstellingen met een getoetste RI&E had op het moment van bezoek 56% een Plan van Aanpak met de daarin verplichte termijnen en prioriteiten. 20% van de bezochte onderwijsinstellingen met een getoetste RI&E had wel een Plan van Aanpak, maar daarin waren de termijnen en prioriteiten niet goed aangegeven. De overige onderwijsinstellingen met een getoetste RI&E hadden daarbij geen Plan van Aanpak (24 %). Van alle bezochte basisscholen had 59% een Plan van Aanpak. Van de bezochte ROC’s had 79% een Plan van Aanpak. De overige schoolsoorten zitten qua percentages tussen de basisscholen en de ROC’s in. In tabel 6 is aangegeven hoe de bezochte onderwijsinstellingen verder met het Plan van Aanpak om zijn gegaan. Tabel 6
Nadere bijzonderheden bij het Plan van Aanpak (N=171*) Aantal instellingen
In Plan van Aanpak is aangegeven wie welke maatregel moet uitvoeren Iemand controleert of Plan van Aanpak wordt uitgevoerd Actiepunten uit Plan van Aanpak zijn uitgevoerd
134
In % van aantal onderwijsinstellingen met RI&E en bijbehorend P v A 78 %
126
74 %
164
96 %
*
in totaal hadden 171 bezochte bedrijven een RI&E met een Plan van Aanpak, al dan niet volledig met termijnen en prioriteiten
Het gaat in bovenstaande tabel om de bezochte onderwijsinstellingen die een getoetste RI&E en een Plan van Aanpak hadden. In ruim driekwart van deze instellingen is in het Plan van
10
Aanpak aangegeven wie welke maatregel in het plan moet controleren. In bijna driekwart van de bedrijven is er iemand aangewezen die de uitvoering van de Plan van Aanpak controleert. In 96% van de bedrijven waren er actiepunten uit het Plan uitgevoerd. Contract met de arbodienst Volgens artikel 14 van de Arbowet dienen werkgevers gebruik te maken van de ondersteuning van een Arbodienst op het gebied van ziekteverzuimbegeleiding, het uitvoeren van arbeidsgezondheidskundig onderzoek of een aanstellingskeuring en het houden van een arbeidsomstandighedenspreekuur. In het inspectie-onderzoek is gevraagd of werkgevers een contract hebben met een arbodienst. Dit was in 99% (N=271) van de onderwijsinstellingen het geval, het ging in al deze gevallen om contracten met gecertificeerde arbodiensten. Tabel 7 geeft een overzicht van de specifieke diensten die in het contract met de arbodiensten zijn opgenomen. Tabel 7
Diensten die in het contract met de arbodienst zijn opgenomen (N=271)
Periodiek arbeidsgezondheidskundig onderzoek Arbeidsomstandighedenspreekuur Verzuimbegeleiding Toetsing van de R I& E
Aantal instellingen 133 264 268 177
% 49 % 97 % 98 % 65 %
Het arbeidsomstandighedenspreekuur en verzuimbegeleiding zijn door bijna alle bezochte onderwijsinstellingen (97% en 98%) in de contracten met arbodiensten vastgelegd. De bezochte onderwijsinstellingen hadden minder vaak een contract met de Arbodienst voor wat betreft andere diensten, in de vorm van een periodiek arbeidsgezondheidskundig onderzoek en toetsing van de RI&E. Ziekteverzuimbeleid Ziekteverzuimbeleid houdt in dat ziekte zoveel mogelijk voorkomen en beperkt wordt en dat werknemers, die door ziekte niet in staat zijn hun werk te verrichten, begeleid worden. Op grond van artikel 4 van de Arbeidsomstandighedenwet dient de werkgever een dergelijk beleid te voeren. Van alle onderzochte onderwijsinstellingen had 77% een schriftelijk vastgelegd ziekteverzuimbeleid. Verder had 14% mondeling afspraken gemaakt over het ziekteverzuimbeleid. In 60% van de bezochte onderwijsinstellingen werd schriftelijk bijgehouden welke ongevallen met letsel zich hebben voorgedaan en welke tot ziekteverzuim hebben geleid. Bedrijfshulpverlening (BHV) In artikel 15 van de Arbeidsomstandighedenwet is bepaald dat de werkgever zich op het gebied van de bedrijfshulpverlening moet laten bijstaan door een of meerdere werknemers. De taken van de aangewezen werknemers (artikel 23 van de Arbeidsomstandighedenwet) bestaan tenminste uit het verlenen van eerste hulp bij ongevallen, het beperken en bestrijden van brand en het beperken en voorkomen van ongevallen, het in noodsituaties alarmeren en evacueren van alle werknemers en andere personen in het bedrijf of de organisatie en het alarmeren van en het samenwerken met andere hulpverleningsorganisaties. Wanneer in het bedrijf 15 of minder werknemers werken is het toegestaan dat de werkgever zelf als bedrijfshulpverlener optreedt, onder de voorwaarden dat hij beschikt over voldoende deskundigheid en zorg draagt voor een goede vervangingsregeling. Verder is het aantal benodigde bedrijfshulpverleners afhankelijk van de totale bedrijfsomvang. Het Arbobesluit bevat normen omtrent het aantal vereiste hulpverleners. In het algemeen geldt een norm van één bedrijfshulpverlener op 50 aanwezige 11
werknemers en derden. Dit laatste geeft aan dat het minimaal aantal vereiste bedrijfshulpverleners ook afhangt van het aantal leerlingen dat op een school aanwezig is. In 62% van de bezochte onderwijsinstellingen waren voldoende personen aangewezen als bedrijfshulpverlener. In 31% van de bedrijven waren onvoldoende personen aangewezen hiervoor. In 7% van de bezochte onderwijsinstellingen was geen bedrijfshulpverlening. In 91% van de bezochte basisscholen was bedrijfshulpverlening aanwezig. In 99% van de bezochte ROC’s was bedrijfshulpverlening aanwezig. De overige schoolsoorten zaten percentueel gezien tussen deze twee schoolsoorten in. In bijna alle bezochte onderwijsinstellingen met BHV’ers werden de bedrijfshulpverleners voldoende bekwaam bevonden door de inspecteurs (96%). In 65% van de onderwijsinstellingen is de werknemers schriftelijk meegedeeld hoe de BHV is georganiseerd. Verder is in 87% van de bedrijven met BHV een ontruimingsplan onderdeel van de BHV. Betrokkenheid werknemers bij arbeidsomstandighedenbeleid In de onderwijsinstellingen is onderzocht in hoeverre werknemers (of werknemersvertegenwoordigingen) zelf bezig zijn met meedenken en -praten over hun arbeidsomstandigheden. In dit onderzoek zijn de volgende indicatoren genomen om de betrokkenheid van werknemers te meten: 1. voorlichting aan werknemers over arbeidsomstandigheden 2. arbeidsomstandighedenbeleid en ziekteverzuim onderwerp tijdens werkoverleg 3. de rol werknemers bij inventariseren van risico’s in het bedrijf 4. ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging beschikt over een afschrift van de RI&E Bovengenoemde vier zaken zijn tijdens de inspectie door de inspecteur aan de orde gesteld. Hieruit volgde dat in 41% van alle bezochte onderwijsinstellingen werknemers schriftelijk op de hoogte werden gesteld van het arbeidsomstandighedenbeleid van de instelling. In eveneens 41% van de bedrijven vond dit plaats op mondelinge wijze. In 72% van de bezochte onderwijsinstellingen werden arbobeleid en ziekteverzuim regelmatig besproken tijdens het werkoverleg. Van alle onderzochte onderwijsinstellingen die in het bezit waren van een getoetste RI&E is 54% schriftelijk op de hoogte gehouden van de ontwikkelingen rondom de RI&E en in 89% van de onderwijsinstellingen met een getoetste RI&E op het moment van onderzoek is een afschrift van de RI&E naar de ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging gestuurd. Leerlingen die op stage gaan Als leerlingen van de onderwijsinstellingen op stage gaan is het van belang dat de onderwijsinstelling op de hoogte is van de arbeidsomstandigheden waaronder de leerling stage gaat lopen. In 35% van de bezochte onderwijsinstellingen gingen leerlingen wel eens op stage gedurende het schooljaar. Het ging hierbij om leerlingen op onderwijsinstellingen voor voortgezet onderwijs, ROC’s en hogescholen en om een klein aantal onderwijsinstellingen voor speciaal onderwijs. In 92% van deze onderwijsinstellingen ging het om meer dan 50 leerling-stagiaires per schooljaar. Van alle onderwijsinstellingen die leerlingen stage lieten lopen maakte 74% afspraken met het bedrijf of instelling waar de stagiair werkzaam was. 4.2.2 Risico’s Fysieke belasting
12
Een risico voor werknemers is fysieke belasting. In onderwijsinstellingen kan bijvoorbeeld gedacht worden aan ergonomische beperkingen, zoals een onjuiste bureauopstelling, geen ergonomische stoel en onjuiste opstelling beeldscherm. Verder kan een slechte verstaanbaarheid in de lokalen stemproblemen geven bij docenten. Door de inspecteurs is in 48% van de bezochte onderwijsinstellingen geconstateerd dat er sprake is van een probleem wat betreft de fysieke belasting van de werknemers. In 80% van deze bedrijven is fysieke belasting als risicofactor in de RI&E opgenomen. Slechte verstaanbaarheid door de akoestiek in lokalen werd in 16% van alle bezochte onderwijsinstellingen als problematisch ervaren door de inspecteurs RSI Een bijzonder probleem van fysieke aard vormt in instellingen waar veel beeldschermwerk wordt verricht het risico op RSI. In 47% van de bezochte onderwijsinstellingen meenden de inspecteurs dat er werk werd verricht dat tot RSI zou kunnen leiden. Dit werd met name geconstateerd in de bezochte ROC’s en hogescholen (91% van beide typen onderwijsinstellingen). In 72% van de onderwijsinstellingen waarin werk werd verricht dat tot RSI zou kunnen leiden werd dit onderkend in de RI&E. Bijna altijd ging het om het risico van RSI door beeldschermwerk. psychische belasting In 80% (N=218) van de bezochte onderwijsinstellingen werd door de inspecteur vastgesteld dat werknemers te maken hebben met hoge psychische belasting. Het minst werd dit geconstateerd in de bezochte basisscholen (73% van de bezochte basisscholen) en het meest in de bezochte onderwijsinstellingen voor speciaal onderwijs (95%). Overzicht 8
Factoren die ten grondslag liggen aan hoge psychische belasting in de bezochte onderwijsinstellingen (N=218)
werktempo en hoeveelheid werk organisatorische beperkingen emotionele belasting
Aantal instellingen 150 65 114
% 69 % 30 % 52 %
De belangrijkste factor die ten grondslag lag aan een te hoge psychische belasting in de bezochte onderwijsinstellingen was het werktempo en de hoeveelheid werk. Deze factor speelde met name een belangrijke rol voor de werknemers in de bezochte basisscholen en Hogescholen. De organisatorische beperkingen speelden met name een rol bij de werknemers in de bezochte hogescholen. De emotionele belasting werd met name in de bezochte onderwijsinstellingen voor speciaal onderwijs genoemd als belangrijke factor voor hoge psychische belasting. In 65% van de bezochte onderwijsinstellingen waarin psychische belasting een rol speelde volgens de inspecteur, werd dit ook onderkend in de RI&E. In 56% van die instellingen heeft de Arbodienst geadviseerd om het onderwerp psychische belasting op te nemen in de RI&E. In 37% gevallen is psychische belasting ook daadwerkelijk opgenomen in het Plan van Aanpak. Psychische belasting/werkdruk is het onderwerp waarvoor in het onderwijs een convenant is afgesproken. Dit was voor de Arbeidsinspectie de reden om tijden dit project niet op dit onderwerp te handhaven. seksuele intimidatie en/of agressie en geweld 13
Door de inspecteurs is in de bezochte onderwijsinstellingen gecontroleerd of er een beleid voor seksuele intimidatie en agressie en geweld aanwezig was. Een voorbeeld van een maatregel tegen seksuele intimidatie is dat er een vertrouwenspersoon aanwezig is in de instelling. Een andere maatregel is het verstrekken van informatie onder werknemers over waar ze terecht kunnen in het geval ze seksueel geïntimideerd worden. Beleid tegen agressie en geweld op scholen kan onder andere worden vormgegeven door protocollen waarin wordt opgenomen hoe met agressie en geweld dient te worden omgegaan. Dergelijke protocollen creëren duidelijkheid voor leerlingen, leerkrachten en overige personeelsleden. Na controle bleek dat in 86% van de bezochte onderwijsinstellingen beleid bestond tegen seksuele intimidatie en in 81% van de bezochte instellingen beleid tegen agressie en geweld. 4.2.3 Arbeidstijden Volgens artikel 4.3 van de Arbeidstijdenwet dient de werkgever de arbeids- en rusttijden van werknemers te registreren. Dit dient op zodanige wijze te gebeuren, dat gecontroleerd kan worden of de regels op het gebied van arbeids- en rusttijden worden nageleefd. In het onderwijs geldt dat de uren die door leraren buiten de onderwijsuren worden gewerkt ook genoteerd worden. Het gaat hierbij in het bijzonder om de tijd die leraren thuis werken om bijvoorbeeld proefwerken na te kijken en lessen voor te bereiden. In 66% van de bezochte onderwijsinstellingen werden de arbeids- en rusttijden niet deugdelijk geregistreerd. In 28% van de bezochte onderwijsinstellingen werden de arbeids- en rusttijden wel geregistreerd en zijn er daarnaast ook geen overtredingen tegen de arbeids- en rusttijden aangetroffen. In de overige 6% van de bezocht onderwijsinstellingen werd wel deugdelijk geadministreerd, maar er werden wel overtredingen tegen arbeids- en rusttijden gevonden.
14
5. RESULTATEN VAN DE WERKPLEKINSPECTIES Naast het doornemen van de monitorvragenlijst waarvan u de resultaten in hoofdstuk 4 terugvindt hebben de inspecteurs ook de wettelijke bepalingen ten aanzien arbeidsomstandigheden en arbeidstijden geïnspecteerd en gehandhaafd. Dit laatste houdt in dat als er overtredingen zijn geconstateerd in de school daar een handhavinginstrument(en) is toegepast door de inspecteur. Een aantal van deze wettelijke bepalingen stonden in de monitorvragenlijst vermeld en komen in dit hoofdstuk terug om dat er door de arbeidsinspectie op gehandhaafd is. Daarnaast omvatte de inspectie met name op de werkplek meer items waarop overtredingen zijn geconstateerd waarvan in dit hoofdstuk wordt aangegeven hoe, en met welk instrument, hierop door de arbeidsinspectie is gehandhaafd. 5.1 Overtredingen Overtredingen organisatorische aspecten Tabel 9 aantal overtredingen per inspectiepunt ( N= 1248) op 273 scholen inspectieonderwerp
totaal aantal percentage overtredingen N= 1248
basis/spec. VO BVE HO Aant.- perc Aant.- perc Aant.- perc Aant.- perc
risico-inventarisatie/ plan van aanpak
216
17 %
bedrijfshulpverlening
141
11 %
150 69% 96 68%
ongewenste intimiteiten/ agressie
32/ 36
arbeidstijden
194
2,5 % resp. 20/23 2.8 % 62/64% 15% 103 54%
47 22% 23 16%
8
4% 11
5%
10
7% 12
9%
8/8
25% 2/3
6% 2/2
6%
53
28% 18
9% 16
8%
Uit een analyse van de handhavingsgegevens blijkt dat in de 273 scholen 500 interventies zijn gepleegd. In totaal zijn er 1248 overtredingen geconstateerd, zowel organisatorische als overtredingen op de werkplek. In de eerste twee kolommen zien wij per onderwerp het aantal overtredingen en daarnaast het percentage van overtredingen t.o.v. het totaal van 1248. In de volgende vier kolommen staan het aantal overtredingen per onderwerp/per schoolsoort en het percentage ten opzichten van het totale aantal overtredingen per onderwerp. Ten aanzien van de Risico-Inventarisatie (RI&E) en het plan van aanpak zijn 216 (17%) overtredingen opgemerkt. Hierbij gaat het om een niet volledige RI&E, plan van aanpak niet aanwezig, geen ongevallen registratie in de RI&E. e.d. Veel van deze overtredingen kunnen ook betrekking hebben op de scholen (81%) waar wel een RI&E aanwezig was. Wij zien dat met namen op de basisscholen de meeste overtredingen zijn gemaakt op het onderwerp risico-inventarisatie (150). In het Beroeps en Volwasseneneducatie (BVE) en de Hogescholen is het beter gesteld met de risico-inventarisatie en het plan van aanpak. Bij de 141 (12%) overtredingen m.b.t de organisatie van de bedrijfshulpverlening gaat het om niet voldoende aanwezig zijn van hulpverleners (75 maal) in een school of locatie van een
15
school; het niet opgeleid zijn van de hulpverleners en het niet hebben van een goed BHV-plan. Op bladzijde 10 van dit verslag is aangegeven dat op 62% van de bezochte scholen wel voldoende hulpverleners aanwezig waren. Ook hier scoort het basisonderwijs hoog (96 overtredingen) ten opzichte van de andere geïnspecteerde schoolsoorten gevolgd door het VO met 23 overtredingen. In het vorige hoofdstuk zagen wij dat in 86% van bezochte onderwijsinstellingen beleid bestond ten aanzien van seksuele intimidatie. Op 32 scholen is nog geen goed beleidsplan aanwezig voor het omgaan met ongewenste intimiteiten en op 36 scholen is nog geen regeling voor het omgaan en melden van agressie en geweld. Beide aspecten komen heden ten dagen helaas nogal eens voor op scholen. Opnieuw scoren de scholen uit het basisonderwijs hier het hoogst, 20 respectievelijk 23 overtredingen. Arbeidstijden op scholen hoeven in beginsel geen probleem te zijn. De diverse onderwijs cao’s hebben geregeld hoeveel uren per dag en per jaar er door het personeel gewerkt moet worden. Een deel van het werk wordt al van oudsher door de leerkrachten thuis verricht. Door signalen uit het onderwijsveld heeft de Arbeidsinspectie de scholen de verplichting opgelegd, genoemd in artikel 4. 3 uit de Arbeidstijdenwet, tot het voeren van een werktijdenregistratie. Dit traject is uitvoerig met de werkgever- en werknemersorganisaties gecommuniceerd. In dit project is hierop gecontroleerd. Er zijn in totaal 190 waarschuwingen uitgedeeld aan de scholen, dit is 70% van de in totaal 273 geïnspecteerde scholen. In 186 gevallen ging het om het niet hebben van een deugdelijke registratie. De overige 4 overtredingen betroffen het niet hebben van een pauze of het structureel meer werken dan 10 uur per dag. Uit de eerste registraties blijkt dat er door leerkrachten incidenteel meer dan 10 uur en ook wel meer dan 12 uur (overwerk norm) arbeid wordt verricht per dag. Uitschieters zijn 13 t/m 15 uur als het gaat om een dag waarop ook in de avonduren activiteiten op school zijn. Het basisonderwijs en het VO scoren hier met 103 en 53 overtredingen het hoogste. Mogelijk dat dit komt omdat in het BVE en op de Hogescholen de registratieverplichting van de arbeidstijden niet voor iedereen geldt. Overtredingen werkplek Op de werkplek zijn in onderstaande tabel de meest voorkomende overtredingen aangegeven per onderwerpcluster. Tabel 10 aantal overtredingen op de werkvloer (N=1248) onderwerp
fysieke belasting vluchtwegen e.d. veiligheidsglas klimaat, zonwering
aantal percentage van overtredingen totaal overtredingen 85 6.5 % 148 11 % 76 6% 67 5%
Basis/spec. Aant.- perc. 47 55% 110 74% 63 83% 44 66%
sanitair en schoonmaak 23 gevaarlijke stoffen 39
2% 3%
23 1
machine veiligheid
1.5 %
1
20
VO Aant.17 24 10 9 13% 100% 26 10
perc 20% 16% 13%
BVE Aant.5 8 4 3
67% 6 15% 50% 1
HO perc Aant.- perc 6% 16 19% 5% 6 4% 4% 7 10% 5
13%
4
20%
16
5%
Staan voor de klas, het niet hebben van een goede stoel en het werken met beeldschermen zijn de meest voorkomende overtredingen ten aanzien van fysieke belasting namelijk 85 maal (6.5 %). Uit verslagen van eerdere projecten van de Arbeidsinspectie1 blijkt dat met name het beschikken over een ergonomisch verantwoorde stoel voor de leerkrachten is verbeterd. In de basisscholen vormt ook het tillen en verzorgen van de kinderen in de groepen 1 en 2 een belastende factor. In het Hogeronderwijs gaat het meer om beeldschermwerk. Helaas komen de inspecteurs op scholen nog steeds tegen dat de vluchtwegen zijn geblokkeerd door kasten of andere materialen; het aantal vluchtwegen onvoldoende is ten opzichte van het aantal personen in het schoolgebouw; de vluchtroute niet of onvoldoende is aangegeven en er geen pictogrammen en noodverlichting aanwezig is. Gehoord van een directeur op een school: “Gelukkig branden in de praktijk de meeste scholen in de avond/nacht of in het weekend af.” Een betere zorg voor bedrijfshulpverlening en de vluchtmogelijkheden mag toch wel verwacht worden van de schoolbesturen. Vooral op basisscholen (110 overtredingen) komen veel overtredingen voor op dit onderwerp. Het gebrek aan ruimte om schoolmiddelen, zoals computers e.d. in de lokalen te plaatsen kan een oorzaak zijn van het blokkeren van vluchtwegen. In het kader van dit project heeft een inspecteur een school bezocht in een kleine Noord-Brabantse gemeente en opmerkingen gemaakt over de vluchtwegen, nooduitgangen en noodverlichting. Na een moeizaam traject zal een jaar na inspectie een en ander geregeld zijn. Dat dit moeizame traject op deze school geen toeval is mag blijken uit het feit dat van de 15 scholen binnen deze gemeente er nog geen school is waar de gebruikersvergunning is afgegeven. Noodverlichting en signalering ontbreken en daarnaast komen nog steeds brandbare in plaats van brandwerende materialen voor in de scholen. Dat alles ruim 1 jaar na het “Volendamse”.
Het Arbobesluit geeft aan dat transparante (meestal glas) wanden en deuren, die gevaar kunnen opleveren indien je daar ongewild mee in aanraking komt, van veiligheidsglas dienen te zijn voorzien. In 76 gevallen, waarvan 63 op basisscholen, is hier door de inspecteurs geconstateerd dat niet wordt voldaan aan NEN 3569 waarin staat dat deze wanden en deuren tot 1.4 m. vanaf de grond van veiligheidsglas voorzien moeten zijn. In een aantal situaties heeft dit geleid tot verwondingen bij leerlingen. Het klimaat in scholen (5%) is in vele scholen een punt van ergernis voor leerlingen en personeel. Veel is daar aan te doen door in pauzes de ramen en deuren te openen, waardoor de zuurstof in de lokalen verbeterd kan worden. Ook het aanbrengen van buitenzonwering kan hier een positieve bijdrage aan leveren. 1
zie lijst geraadpleegde projectverslagen
17
Ook in eerdere projecten van de Arbeidsinspectie1 is opgemerkt dat het met de schoonmaak van scholen niet altijd even goed gesteld is. In dit project zijn hierop 23 overtredingen geconstateerd, waarvan er 15 betrekking hadden op de schoonmaak en de overige op het onvoldoende aantal toiletten dat aanwezig binnen een school. Alle 23 overtredingen hebben in dit geval betrekking op scholen uit het basis- en speciaalonderwijs. In het voortgezet-, BVE en hogeronderwijs wordt in de diverse praktijklokalen gewerkt met gevaarlijke stoffen. Er zijn in het project 39 overtredingen geconstateerd op dit punt. Op het onderwerp machineveiligheid zijn 20 overtredingen zijn geconstateerd. 5.2 Ingezette handhavingsinstrumenten De inspecties van de Arbeidsinspectie binnen de scholen zijn niet vrijblijvend. Volgens het handhavingsbeleid van de Arbeidsinspectie en gebaseerd op de wettelijke bepalingen zijn door de inspecteurs verschillende instrumenten toegepast. Tabel 11 door de Arbeidsinspectie ingezette instrumenten per overtreding (N=1256) aantal keren dat instrument is ingezet voor overtreding
% ten opzichte van alle ingezette instrumenten per overtreding
waarschuwing ATW proces-verbaal ATW waarschuwing Arbo eis Arbo boeterapport
190 4 994 39 19
16 % 0.3 % 79 % 3% 1.5 %
Totaal
1256
100 %
Opmerking: Het gaat hier om toepassing van het instrument per overtreding. Het feitelijk aantal verstuurde schriftelijke handhavinginstrumenten dat aan het betreffende schoolbestuur is verstuurd is lager. Per instrument kunnen meerdere overtredingen opgesomd zijn. Het betreft hier het toepassen van de instrumenten na het eerste inspectiebezoek, de zo gehete eerste fase van het project. Vanaf oktober/november is de 2e fase van het project gestart en worden de scholen gecontroleerd of zij aan het gestelde in de handhavinginstrument hebben voldaan. Is dit niet het geval dan zal bij de Arbo-ovetredingen overgegaan worden tot het opmaken van een boeterapport. Voor overtredingen van de Arbeidstijdenwet geldt in de 2e fase dat een proces-verbaal wordt opgemaakt en aan Justitie wordt gezonden voor verdere afhandeling. 5.3 Vergelijking met eerdere inspectieprojecten Zoals aangegeven in hoofdstuk 4 zijn 86 van in totaal 273 bezochte scholen (schoollokaties) reeds eerder bezocht in het kader van een inspectieproject tussen 1997 en 2000. Uit monitorvragenlijst blijkt dat er qua resultaat nagenoeg geen verschil is in het niveau van arbeidsomstandigheden op deze 86 eerder bezochte scholen en de overige 187 scholen.
1
zie lijst geraadpleegde projectverslagen
18
Basisonderwijs Ten opzicht van de resultaten uit de projecten Basisonderwijs 1997 t/m 1999 en het project speciaalonderwijs 1998/19991 kunnen wij zien dat het totaal aantal overtredingen van de Arbowet en het Arbobesluit nog steeds fors is te noemen. Positief is dat er meer risicoinventarisaties aanwezig zijn dan in de eerder genoemde projecten. Nu tussen de 70 en 80%, in 1999 tussen de 45 en 50%. Het totale aantal overtredingen op de 135 geïnspecteerde basisscholen is in 2001 ca. 690. In 1999 waren dat op 245 scholen er 420. Kanttekening hierbij is dat de controle op de arbeidstijden in 1997 t/m 1999 niet zo intensief was als in dit project. Voortgezetonderwijs en BVE Hier is het moeilijk om een vergelijking te maken met eerdere projecten. In 1997 is er wel een project uitgevoerd maar dat had betrekking op het VBO en gedeeltelijk op het MBO. VBO is nu een onderdeel van het VO, de MBO scholen behoren nu tot de BVE sector. In het project van 1997 zijn 254 scholen geïnspecteerd wat 1879 overtredingen opleverde. In het huidige project gaat het om 97 scholen en 336 overtredingen. Dat is duidelijke een positieve wending te noemen. Het werken met gevaarlijke stoffen is een onderwerp waar nog meer zorg aan gegeven moet worden. De RI&E is in 91% van de scholen aanwezig, in 1997 was dat slechts in 30% het geval. Hogescholen Ook op de Hogescholen is in 91% van de scholen een RI&E aanwezig. In 1998 was dit percentage 70%. Ook hier is dus sprake van een duidelijke verbetering. Op de 21 hogescholen zijn 103 overtredingen geconstateerd tegen 450 op 55 scholen of locaties van die scholen in 1998. Een verbetering van 3 overtredingen per school nu ten opzichte van 1998. Fysiek belasting, het voorkomen van RSI en de machineveiligheid zijn punten die nog verbetering behoeven.
1
zie lijst geraadpleegde projectverslagen
19
6. Projectverslagen Arbeidsinspectie 1997, Van Bovenmeester tot manager, verslag Basisonderwijs Noord-Holland, Arbeidsinspectie regio NW 1997, Verslag landelijk project VBO/MBO, Arbeidsinspectie regio NW 1998, Verslag landelijk project Hogescholen, Arbeidsinspectie regio NW 1999, Verslag landelijk project Speciaalonderwijs, Arbeidsinspectie regio NW 1999, Verslag landelijk project Basisonderwijs, Arbeidsinspectie regio NW
20
7. BIJLAGE
beleid ten aanzien van arbeidsomstandigheden in eerder bezochte scholen en nog niet eerder bezochte scholen in het kader van het project onderwijs. In percentage van eerder In percentage van niet eerder bezochte scholen in het kader van bezochte scholen in het kader van het project Onderwijs het project Onderwijs er is een getoetste RI & E 78 % 83 % er is een Plan van Aanpak, inclusief 48% 46% termijnen Er zijn voldoende 62 % 62 % bedrijfshulpverleners er is beleid voor seksuele 88 % 85 % intimidatie er is beleid voor agressie en geweld 88 % 78 % werknemers zijn op de hoogte van 79 % 84 % het arbeidsomstandighedenbeleid
21