Projectplan water vasthouden Reestdal
Versie 4.0 AB oktober 2013
Projectplan water vasthouden Reestdal Organisatie
Waterschap Reest en Wieden
Auteur
G.J. Pool
Functie
Projectmedewerker WOM
Contact
0522-276 847
Versie
4.0 AB
Datum
oktober 2013
-2-
Versie 4.0 AB oktober 2013
Inhoudsopgave Inhoudsopgave .......................................................................................................................................3 Besluit AB................................................................................................................................................5 1
Aanleg of wijziging water vasthouden Reestdal .......................................................................7 1.1 INLEIDING...............................................................................................................................7 1.1.1 Aanleiding ................................................................................................................7 1.1.2 Doel ..........................................................................................................................7 1.2 PLANGEBIED ..........................................................................................................................7 1.2.1 Begrenzing ...............................................................................................................7 1.2.2 Ligging......................................................................................................................8 1.3 BESCHRIJVING VAN DE GEWENSTE SITUATIE.............................................................................8 1.3.1 Knijpconstructie 5a (Oud – Avereest) (Bijlage 1) .....................................................8 1.3.2 Knijpconstructie 6a (Den Kaat) (Bijlage 2) ...............................................................8 1.3.3 Knijpconstructie 7 (Vledders- en Leijerhooilanden) (Bijlage 3) ................................9 1.4 BESCHIKBARE GRONDEN.........................................................................................................9 1.5 EFFECTEN VAN HET PLAN ........................................................................................................9 1.5.1 Positieve effecten .....................................................................................................9 1.5.2 Negatieve effecten .................................................................................................10 1.6 W IJZE WAAROP HET WERK ZAL WORDEN UITGEVOERD ............................................................10 1.7 BESCHRIJVING VAN DE TE TREFFEN VOORZIENINGEN, GERICHT OP HET ONGEDAAN MAKEN OF BEPERKEN VAN NADELIGE GEVOLGEN ..............................................................................................10 1.7.1 Beperken nadelige gevolgen van de uitvoering .....................................................10 1.7.2 Financieel nadeel ...................................................................................................11 1.8 LEGGER, BEHEER EN ONDERHOUD ........................................................................................12 1.8.1 Legger ....................................................................................................................12 1.8.2 Beheer en onderhoud ............................................................................................12 1.9 SAMENWERKING...................................................................................................................12
2
Verantwoording ..........................................................................................................................13 2.1 VERANTWOORDING OP BASIS VAN WET- EN REGELGEVING ......................................................13 2.2 VERANTWOORDING OP BASIS VAN BELEID ..............................................................................15 2.3 VERANTWOORDING VAN DE KEUZEN IN HET PROJECT..............................................................16 2.4 BENODIGDE VERGUNNINGEN EN MELDINGEN ..........................................................................17
3
Rechtsbescherming ...................................................................................................................19
4
Bijlagen .......................................................................................................................................21
BIJLAGE 1 BIJLAGE 2 BIJLAGE 3 BIJLAGE 4 BIJLAGE 5
RAPPORT, WOM PROJECT REESTDAL, UITWERKING WATER VASTHOUDEN (WB21) .................23 RAPPORT, KNIJPCONSTRUCTIES IN DE REEST – .....................................................................25 MAXIMALE INUNDATIE BIJ WATERBERGING KNIJPCONSTRUCTIE 5A ...........................................27 MAXIMALE INUNDATIE BIJ WATERBERGING KNIJPCONSTRUCTIE 6A ...........................................30 MAXIMALE INUNDATIE BIJ WATERBERGING KNIJPCONSTRUCTIE 7 .............................................31
Inhoudsopgave
-3-
Versie 4.0 AB oktober 2013
Besluit AB VERGADERING D.D. : 29 oktober 2013 NUMMER :
ONDERWERP Vaststelling Projectplan „water vasthouden Reestdal‟
Het Algemeen Bestuur van het Waterschap Reest en Wieden; gelezen het voorstel van het Dagelijks Bestuur d.d. 24 september 2013, nummer .....; gelet op het artikel 5.4 van de Waterwet.
BESLUIT Vaststellen van het Projectplan „water vasthouden Reestdal‟, met inachtneming van de reactienota met de beantwoording van de zienswijzen.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 29 oktober 2013.
Algemeen Bestuur,
mr. A.K. Schuttinga, Secretaris-directeur
Besluit AB
M.M. Kool, Dijkgraaf
-5-
Versie 4.0 AB oktober 2013
1 Aanleg of wijziging water vasthouden Reestdal 1.1 Inleiding 1.1.1 Aanleiding Waterschap Reest en Wieden realiseert gebiedsgerichte projecten ofwel Water-Op-Maat (WOM) projecten. Met behulp van deze Water-Op-Maat projecten realiseert het waterschap een waterhuishouding waarbij de inrichting en de bijbehorende waterkwantiteit en -kwaliteit zo goed mogelijk zijn afgestemd op de functie van het gebied. Daarnaast worden maatregelen gerealiseerd om de gevolgen van de klimaatverandering binnen het Watersysteem op te vangen en de ecologische doelstellingen vanuit de Europese wetgeving vorm te geven. Eén van de projecten is het WOM-project Reestdal. 1.1.2 Doel WB21: Het realiseren van minimaal 1,2 miljoen m3 extra water vasthouden bij T=100, waardoor een bijdrage wordt geleverd aan het beperken van wateroverlast in Meppel. Belangrijke randvoorwaarde bij het realiseren van dit doel is het zoveel mogelijk beperken van negatieve effecten op de landschappelijke kwaliteit van het gebied.
1.2 Plangebied 1.2.1 Begrenzing In afbeelding 1 is het Reestdal te zien en de onderverdeling in: benedenloop, middenloop en bovenloop. Tevens zijn de Vledders- en Leijerhooilanden toegevoegd.
Afbeelding 1: Ligging deelgebieden in het Reestdal en de locaties van de knijpconstructies
Aanleg of wijziging water vasthouden Reestdal
-7-
Versie 4.0 AB oktober 2013
1.2.2 Ligging Knijpconstructie 5a en 6a liggen in de middenloop van de Reest en knijpconstructie 7 ligt in de Vledders- en Leijerhooilanden. Knijpconstructie 5a (Oud – Avereest) Provincie Gemeente Coördinaten punt element Invloed zone
Drenthe & Overijssel Hardenberg & De Wolden 221994 / 514869 Middenloop Reestdal
Knijpconstructie 6a (Den Kaat) Provincie Gemeente Coördinaten punt element Invloed zone
Drenthe & Overijssel Hardenberg & De Wolden 223411 / 514931 Middenloop & Bovenloop Reestdal
Knijpconstructie 7 (Vledders – en Leijershooilanden) Provincie Gemeente Coördinaten punt element Invloed zone
Drenthe Staphorst 214677 / 519801 Vledders- en Leijerhooilanden
1.3 Beschrijving van de gewenste situatie Op basis van modelberekeningen is gerekend waar in het beekdal het meest effectief water kan worden vastgehouden. De resultaten van dit onderzoek zijn weergegeven in bijlage 1. Het blijkt dat 3 met drie knijpconstructies samen 1,3 miljoen m extra water vasthouden kan worden. De steekwoorden bij het ontwerp van de knijpconstructies zijn: sober en doelmatig met behoud van de kwaliteiten van het Reestdal. 1.3.1
Knijpconstructie 5a (Oud – Avereest) (Bijlage 1) Knijpconstructie 5a en 6a kunnen samen 900.000 m3 water vasthouden Inzetten bij extreme situaties (T=25).Dit wil zeggen een situatie die eens in de 25 jaar voorkomt Optimale benutting van de bergingspotentie De knijpconstructie wordt uitgevoerd in de vorm van puntdeuren voor de brug, zie bijlage 2.
Ophogen half verharde weg Ophogen half verharde weg vanaf Oud – Avereest/Rabbinge in verband met benutting bergingspotentie en bereikbaarheid knijpconstructie. Vervangen brug Vervangen brug door knijpconstructie en brug. 1.3.2
Knijpconstructie 6a (Den Kaat) (Bijlage 2) Knijpconstructie 5a en 6a kunnen samen 900.000 m3 water vasthouden Inzetten bij extreme situaties (T=25).Dit wil zeggen een situatie die eens in de 25 jaar voorkomt Optimale benutting van de bergingspotentie De knijpconstructie wordt uitgevoerd in de vorm van puntdeuren achter de brug, zie bijlage 2.
Ophogen zandweg In verband met benutting bergingspotentie en bereikbaarheid knijpconstructie. Vervangen brug Vervangen brug door knijpconstructie en brug.
Aanleg of wijziging water vasthouden Reestdal
-8-
Versie 4.0 AB oktober 2013
Afbeelding 2: Locatie waar knijpconstructie 5a komt 1.3.3
Afbeelding 3: locatie waar knijpconstructie 6a komt
Knijpconstructie 7 (Vledders- en Leijerhooilanden) (Bijlage 3) Knijpconstructie 7 kan 400.000 m3 water vasthouden Inzetten bij extreme situaties (T=25).Dit wil zeggen een situatie die eens in de 25 jaar voorkomt Optimale benutting van de bergingspotentie Inzet berging door het uitschakelen van het gemaal Huidige constructie blijft intact
1.4 Beschikbare gronden Knijpconstructies 5a en 6a hebben dezelfde aanliggende eigenaren waar de werken worden uitgevoerd. Aan de noordkant is dat Stichting Het Drentse Landschap en aan de zuidkant is dat Landschap Overijssel. Bij knijpconstructie 7 is het waterschap eigenaar. Hier vinden geen veranderingen plaats en wordt het huidige gemaal ingezet als knijpconstructie.
1.5 Effecten van het plan 1.5.1 Positieve effecten De drie knijpconstructies worden ingezet in situaties van extreme neerslagsituaties. Zij zorgen er gezamenlijk voor dat er 1,3 miljoen m3 extra water vastgehouden kan worden in het Reestdal. Het vasthouden van water in het beekdal past binnen de huidige bestemmingsplannen. De inzet van extra ruimte is bedoeld om in een situatie die gemiddeld eenmaal in de honderd jaar voorkomt (T=100 situatie) overtollig water gecontroleerd af te voeren. Bepalend voor een gecontroleerde afvoer is het kritische peil in de Verlengde Hoogeveense Vaart/Meppelerdiep, gekoppeld aan de maximale pompcapaciteit van gemaal Zedemuden. Omdat twee van de beoogde locaties waar constructies gemaakt worden, in de middenloop van de Reest liggen duurt het enkele dagen voor dat het effect merkbaar wordt in de Hoogeveense Vaart/Meppelerdiep. Om die reden is het nodig deze knijpconstructies eerder in te zetten dan bij T=100. Inzet vindt plaats bij een situatie vanaf T=25, dat wil zeggen situaties die gemiddeld in maal in de 25 jaar voorkomen. De daadwerkelijke inzet wordt gebaseerd op verschillende informatiebronnen zoals: oppervlaktewaterpeilen in het Reestdal, peil in de Hoogeveense Vaart/Meppelerdiep en de Reest Vervangende leiding, weersverwachtingen. Wanneer deze metingen aanleiding hiertoe geven is niet uit te sluiten dat de knijpconstructies in zeer extreme omstandigheden moeten worden ingezet bij een situatie tussen de T=10 en de T=25.
Aanleg of wijziging water vasthouden Reestdal
-9-
Versie 4.0 AB oktober 2013
1.5.2 Negatieve effecten Als in extreme hoogwatersituaties de knijpconstructies worden ingezet lopen grote delen natuur- en landbouwgronden in het beekdal onder water. Hier is bewust voor gekozen ter voorkoming van overstroming van wegen en bebouwing. Inzet van de knijpconstructies vindt plaats bij situaties vanaf die gemiddeld eens in de 25 jaar voorkomen. De knijpconstructies worden zodanig gemaakt dat voor de bebouwing en de belangrijke infrastructuur wateroverlast tot een T=100 situatie, dus een situatie die gemiddeld eens in de 100 jaar voor kan komen wordt voorkomen. In het beekdal geldt geen norm voor het voorkomen van wateroverlast voor landbouw en natuur.
1.6 Wijze waarop het werk zal worden uitgevoerd Op basis van het inrichtingsplan wordt een bestek gemaakt. In een bestek is het werk voor de aannemer technisch uitgewerkt. De aannemer werkt bij al haar handelingen volgens de wettelijk geldende bepalingen en de specifieke randvoorwaarden die in het bestek zijn opgenomen. Naar verwachting neemt het werk maximaal een half jaar in beslag. De uitvoering zal starten in het najaar van 2013, en het begin van de winter plaatsvinden om het broedseizoen en de specifieke perioden met watervraag te ontzien. Voorwaarde voor de uitvoering is dat de werkzaamheden niet mogen leiden tot ongewenste grond- en oppervlaktewaterstanden in de omgeving. De werkmethode en volgorde wordt bepaald door de opdrachtgever en is op dit moment nog niet bekend.
1.7 Beschrijving van de te treffen voorzieningen, gericht op het ongedaan maken of beperken van nadelige gevolgen 1.7.1 Beperken nadelige gevolgen van de uitvoering Flora en fauna Voor de maatregelen die in het kader van het vasthouden van water getroffen worden, wordt in het voorjaar van 2013 een Flora- en faunaonderzoek uitgevoerd. Dit omdat de werkzaamheden uitgevoerd worden in een gebied waarvan het bekend is dat hier beschermde plant- en diersoorten voorkomen. Gezien de seizoensgebonden activiteit van een dergelijk onderzoek, zal dit naar verwachting eind mei - begin juni plaats vinden. Onderstaand wordt al kort ingegaan op de mogelijk aan te treffen soorten en aandachtspunten. Het onderzoek is met name gericht op binnen de Flora- en faunawet zwaarder beschermde soorten (tabel 2 en 3) en zal zich (in ieder geval) richten op vissen, amfibieën en flora, maar ook andere beschermde soorten worden (indien in het veld toch verwacht). De verwachte soorten zijn onder andere kleine modderkruiper (Ff-wet tabel 2), mogelijk bittervoorn en grote modderkruiper (beide Ffwet tabel 3 ), rietorchis (Ff-wet tabel 2) en mogelijk poelkikker (Ff-wet tabel 2). Daarnaast zullen met redelijke zekerheid enkele meer algemene, maar wel beschermde soorten (Ff-wet tabel 1) worden gevonden als dotterbloem, zwanenbloem en diverse amfibieën en kleine, grondgebonden zoogdieren. Voor de soorten die in tabel 1 van de Flora- en faunawet worden genoemd, geldt bij ruimtelijke ontwikkelingen echter een vrijstelling op de ontheffingsplicht (mits zorgvuldig gewerkt wordt). Wanneer soorten als kleine modderkruiper, poelkikker of rietorchis aangetroffen worden, zal met de uitvoering van de werkzaamheden rekening gehouden worden met de aanwezigheid van deze soorten. Plekken met rietorchis kunnen, afhankelijk van de groeiplaats mogelijk ontzien worden door de groeiplaats te markeren zodat hier niet gewerkt wordt. Indien de groeiplaats toch verdwijnt worden exemplaren verplaatst naar een nieuwe, geschikte plek. Voor poelkikker geldt dat voorafgaande aan de werkzaamheden de locaties ongeschikt gemaakt worden en dat eventueel aanwezige exemplaren weggevangen worden. Voor de vissoorten geldt dat het wegvangen van individuen rondom de werklocaties weinig zinvol is, aangezien de Reest een watersysteem is en de plek dus snel weer bevolkt kan worden door andere of zelfs de weggevangen vissen. Ook het droogleggen van de plekken is niet werkbaar, omdat de Reest moet blijven afvoeren. De meest geschikte oplossing is om voorafgaande aan de werkzaamheden in het water, deze ongeschikt maken en te verstoren en gedurende de werkzaamheden zal er zoveel activiteit zijn dat vissen wel weg zullen blijven.
Aanleg of wijziging water vasthouden Reestdal
- 10 -
Versie 4.0 AB oktober 2013
Wanneer soorten van tabel 3 van de flora- en faunawet als gevolg van de werkzaamheden geschaad kunnen worden, dient een ontheffing aangevraagd te worden. Dit geldt ook voor tabel 2 soorten, mits gewerkt wordt volgens een gedragscode. Onderdeel van een eventuele ontheffingsaanvraag betreft een ecologisch werkprotocol, waarin onderbouwd dat de werkzaamheden dusdanig worden uitgevoerd dat effecten worden voorkomen of zoveel mogelijk worden geminimaliseerd. Wanneer bij het onderzoek geen beschermde soorten in en rondom de werklocaties gevonden worden, dan zijn extra maatregelen waarschijnlijk niet nodig. Archeologie Door het Oversticht is per locatie waar maatregelen getroffen worden, bekeken wat de archeologische verwachtingswaarde is en welke eisen er ter plaatse worden gesteld aan uit te voeren werkzaamheden. In tabel 1 is hiervan een overzicht opgenomen. Maatregelen Knijpconstructie 5a (Rabbinge)
Archeologische categorie Bufferzone rond bekende vindplaats
Knijpconstructie 6a (Den Kaat)
Bufferzone rond bekende vindplaats
Knijpconstructie 7 (Vledders en Leijer Hooilanden)
Lage verwachting
Archeologische eis Archeologisch onderzoek verplicht, bij ingrepen contact met gemeente Archeologisch onderzoek verplicht, bij ingrepen contact met gemeente Bij ingrepen dieper dan 40 cm – mv en met een oppervlakte gelijk aan of groter dan 1,5 ha is archeologisch onderzoek noodzakelijk
Tabel 1: Overzicht archeologische verwachtingswaarden Ter plaatse van de knijpconstructies 5a en 6a is nader archeologisch onderzoek verplicht. Voorafgaand aan de werkzaamheden zal contact worden opgenomen met de gemeente of het nader onderzoek in de vorm van het graven van proefsleuven en/of in de vorm van begeleiding van de (graaf)werkzaamheden door een archeoloog zal plaatsvinden. Op deze wijze wordt vernietiging van aanwezige archeologische waarden voorkomen. 1.7.2 Financieel nadeel Als gevolg van dit projectplan is geen financiële schade voorzien die de uitvoering van het project in de weg staat. In het beekdal geldt geen norm voor het voorkomen van wateroverlast voor landbouw en natuur. Inzet van de knijpconstructies is op zichzelf geen aanleiding tot schadevergoeding. Indien een belanghebbende ten gevolge van dit besluit toch schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven en ten aanzien waarvan de vergoeding niet of niet voldoende anderszins is verzekerd, kan op grond van artikel 7.14 van de Waterwet een verzoek om schadevergoeding worden ingediend. Voor de wijze van indiening van een dergelijk verzoek en voor de procedure wordt verwezen naar de procedure verordening Nadeelcompensatie Waterschap Reest en Wieden 2010. Verzoeken voor nadeelcompensatie kunnen worden gericht aan het Dagelijks Bestuur van Waterschap Reest en Wieden ter attentie van de afdeling bestuurszaken, postbus 120, 7940 AC Meppel.
Aanleg of wijziging water vasthouden Reestdal
- 11 -
Versie 4.0 AB oktober 2013
1.8 Legger, beheer en onderhoud 1.8.1 Legger De wijzigingen in de vorm en afmetingen van watergangen, kunstwerken en kades als gevolg van dit project worden vastgelegd in de legger van het waterschap. De legger is in het kader van de Waterwet en de Waterschapswet opgesteld. De legger bestaat uit kaarten en teksten. In de legger vindt de juridische vastlegging plaats van zaken als de ligging, vorm, afmeting en constructie van wateren of waterkeringen. De legger is bepalend voor de verplichtingen over en weer tussen het waterschap en burgers / instanties op het gebied van de instandhouding van de waterstaatswerken. In de praktijk blijkt dat er tijdens de uitvoering vrijwel altijd kleine wijzigingen zijn ten opzichte van het oorspronkelijke plan. Het gaat om kleine afwijkingen in het werk, niet om fundamentele wijzigingen in het plan. De uiteindelijke maatvoering, na de revisiemeting, is bepalend voor de nieuwe legger. 1.8.2 Beheer en onderhoud Knijpconstructie Het onderhoud en de bediening van de knijpconstructie ligt geheel bij Waterschap Reest en Wieden. In een Beheerdocument worden de beheer- en onderhoudsmaatregelen vast gelegd. Brug De brug is in eigendom van zowel Landschap Overijssel als Drents Landschap. Zij zijn dan ook verantwoordelijk voor het beheer en onderhoud van de brug.
1.9 Samenwerking Waterschap Reest en Wieden is verantwoordelijk en daarmee ook initiatiefnemer voor de watermaatregelen binnen het Reestdal in de huidige situatie, tijdens de aanleg en na de realisatie. Het waterschap voert alle werken uit. Na de aanleg zorgt het waterschap ervoor dat het beheer en onderhoud van de “bruggen bij de knijpconstructies 5a en 6a worden overgedragen aan Stichting Drents Landschap en Overijssels Landschap. Bij het opstellen van het daarbij horende inrichtingsontwerp zijn de volgende organisaties betrokken: Waterschap Reest en Wieden Stichting Drents Landschap Landschap Overijssel Gemeente Hardenberg Gemeente De Wolden Provincie Drenthe Provincie Overijssel LTO Met bovenstaande organisaties is overleg gevoerd om de eisen en wensen duidelijk en helder te krijgen. Deze zijn opgenomen en verwerkt in het inrichtingsontwerp.
Aanleg of wijziging water vasthouden Reestdal
- 12 -
Versie 4.0 AB oktober 2013
2 Verantwoording 2.1 Verantwoording op basis van wet- en regelgeving Waterwet De toepassing van de Waterwet is op grond van artikel 2.1 van de Waterwet gericht op: a. Voorkoming / beperking van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste b. Bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen c. Vervulling van maatschappelijke functies door watersystemen. Conclusie toetsing Waterwet De uitvoering van dit plan is in overeenstemming met de doelstelling van de Waterwet, meer specifiek het voorkomen / beperken van wateroverlast. Kaderrichtlijn Water In 2000 is de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) van kracht geworden. De belangrijkste doelen van deze richtlijn zijn: goede chemische en ecologische kwaliteit van oppervlaktewateren, goede chemische kwaliteit van het grondwater en goed voorraadbeheer van het grondwater. Om deze goede toestand te bereiken zijn diverse maatregelen noodzakelijk aan het watersysteem. Een belangrijke invloed op de ruimtelijke inrichting vormen hydromorfologische maatregelen. Conclusie toetsing Kaderrichtlijn Water De realisatie van de maatregelen resulteert niet in een wijziging van de chemische en/of ecologische kwaliteit van het oppervlaktewater of de chemische kwaliteit van het grondwater. Ook heeft het geen effect op het voorraadbeheer van het grondwater. Waterbeheer 21e eeuw (WB21) De Commissie Waterbeheer 21e eeuw bracht in augustus 2000 advies uit over het toekomstige waterbeleid in Nederland. De kerngedachte van de Commissie is dat water meer ruimte nodig heeft (strategie: vasthouden, bergen, afvoeren). Conclusie toetsing WB21 Met onderhavig project wordt invulling gegeven aan de kerngedachte van de WB21, namelijk vasthouden, bergen en afvoeren. Natuurbeschermingswet/Natura 2000 De Natuurbeschermingswet richt zich op het beschermen van gebieden met natuur van Europees gehalte. Internationale verplichtingen uit de Vogelrichtlijn (VR) en Habitatrichtlijn (HR), maar ook verdragen als bijvoorbeeld het Verdrag van Ramsar (Wetlands) zijn hiermee in nationale regelgeving verankerd. De Natura 2000 gebieden worden aangewezen en beschermd op grond van de natuurbeschermingswet. Conclusie toetsing Natuurbeschermingswet/Natura 2000 Effecten als gevolg van de maatregelen op gebieden die beschermd zijn binnen de Natuurbeschermingswet (Natura 2000 en Beschermde Natuurmonumenten) worden gezien de afstand (>3 km) tot dergelijke gebieden niet verwacht.
Verantwoording
- 13 -
Versie 4.0 AB oktober 2013
Flora en Faunawet De bescherming van soorten is in Nederland geïmplementeerd in de Flora- en faunawet (FF-wet). Op grond van de FF-wet is een groot aantal dier- en plantensoorten aangewezen als beschermde inheemse soort. Voor het in standhouden van de inheemse flora en fauna zijn in de Flora- en Faunawet verbodsbepalingen opgenomen. Zo is het onder meer verboden vaste verblijfplaatsen van beschermde diersoorten te beschadigen, individuen van beschermde diersoorten te doden of verwonden of beschermde plantensoorten te plukken. Daarbij geldt hoe zeldzamer en kwetsbaarder de populaties van bepaalde soorten zijn, des te strenger het beschermingsregime is. Conclusies toetsing Flora en Faunawet Voor de maatregelen die in het kader van de WB21 in en langs de Reest getroffen worden, wordt in het voorjaar van 2013 een Flora- en faunaonderzoek uitgevoerd. Dit is noodzakelijk omdat de werkzaamheden uitgevoerd worden in een gebied waarvan bekend is dat beschermde plant- en diersoorten voorkomen. Gezien de seizoensgebonden activiteit van een dergelijk onderzoek, zal dit naar verwachting eind mei - begin juni plaats vinden. In paragraaf 1.7.1 is aangegeven welke soorten verwacht worden en wat de eventuele vervolgstappen zullen zijn. Indien nodig zal tijdig voorafgaand aan het uitvoeren van de werkzaamheden een ontheffing worden aangevraagd. Verdrag van Malta (archeologie) In 1992 tekenden een aantal Europese lidstaten het Verdrag van Malta inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed. Dit verdrag beoogt het cultureel erfgoed dat zich in de bodem bevindt beter te beschermen. Het gaat om resten als nederzettingen, grafvelden en gebruiksvoorwerpen. De essentie is dat voorafgaand aan de uitvoering van plannen onderzoek moet worden gedaan naar de aanwezigheid van archeologische waarden en daar in de ontwikkeling van plannen zoveel mogelijk rekening mee te houden. Conclusie toetsing Verdrag van Malta In onderstaand tabel is een overzicht van de verwachtingswaarde van de ter plaatse van de te nemen maatregelen archeologische verwachtingswaarde opgenomen. Maatregel Knijpconstructie 5a (Rabbinge) Knijpconstructie 6a (Den Kaat) Knijpconstructie 7 (Vledders en Leijer Hooilanden)
Archeologische categorie Bufferzone rond bekende vindplaats Bufferzone rond bekende vindplaats Lage verwachting
Archeologische eis Archeologisch onderzoek verplicht, bij ingrepen contact met gemeente Archeologisch onderzoek verplicht, bij ingrepen contact met gemeente Bij ingrepen dieper dan 40 cm – mv en met een oppervlakte gelijk aan of groter dan 1,5 ha is archeologisch onderzoek noodzakelijk
Ter plaatse van de knijpconstructies 5a en 6a is nader archeologisch onderzoek verplicht. Voorafgaand aan de werkzaamheden zal contact moeten worden opgenomen met de gemeente of het nader onderzoek in de vorm van het graven van proefsleuven en/of in de vorm van begeleiding van de (graaf)werkzaamheden door een archeoloog zal plaatsvinden. Voor knijpconstructie 7 is geen archeologisch onderzoek nodig omdat er geen verandering plaats gaat vinden.
Verantwoording
- 14 -
Versie 4.0 AB oktober 2013
Vormvrije mer- beoordeling Op basis van de Wet milieubeheer wordt conform het Besluit mer een zogenaamde “vormvrije merbeoordeling” uitgevoerd. Hierbij worden de milieu effecten in beeld gebracht en wordt onderzocht of er voldoende rekening is gehouden met alle milieu effecten. Uit de beoordeling is de conclusie te trekken, dat de aanleg van een drietal knijpconstructies in de Reest, ten behoeve van het vasthouden van water in situaties van T=100, een project is met een beperkte omvang, dat er gedurende de uitvoering van de aanleg van de knijpconstructies lokaal enige effecten kunnen optreden, welke echter van beperkte omvang zijn en zeker geen significante effecten betreffen er gemiddeld eens per 25 jaar, wanneer grotere delen van het gebied onder water worden gezet, enige effecten optreden, maar dat deze van beperkte omvang zijn en bovendien omkeerbaar. Gezien de omvang van de activiteiten in relatie tot de drempelwaarde en bovenstaande conclusies ten aanzien van de milieueffecten wordt geconcludeerd dat er geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zijn te verwachten. Deze conclusie van de uitkomsten van de onderhavige toets in het kader van het Besluit mer leidt tot het eindoordeel dat er geen verdere mer-beoordeling behoeft plaats te vinden en geen MER behoeft te worden opgesteld. Tenslotte is toetsing aan de provinciale milieuverordeningen hier niet aan de orde. Provinciale Staten van Overijssel en Drenthe hebben in dit geval geen activiteiten aangewezen die kunnen leiden tot mer-plicht.
2.2 Verantwoording op basis van beleid Waterbeheerplan Het Waterbeheerplan van Reest en Wieden 2010-2015 is op 1 januari 2010 in werking getreden. Het waterbeheerplan bevat het integrale beleid van het waterschap met als hoofdthema‟s: veiligheid, watersysteembeheer en de afvalwaterketen. Onder het thema watersysteembeheer valt het uitgangspunt van het Waterschap dat tijdens hevige neerslag elk deelstroomgebied zoveel mogelijk van het eigen teveel aan water opvangt. Er wordt dus niet afgewenteld naar benedenstrooms gelegen gebieden. Er worden gebieden ingericht om het tijdelijk teveel aan water te bergen. In de grotere natuurgebieden wordt gebiedseigen water langer vastgehouden. Ten slotte worden ook in beekdalen maatregelen genomen om extra water vast te kunnen houden. Met de geplande maatregelen in het Reestdal wordt invulling gegeven aan dit thema watersysteembeheer. Conclusie toetsing Waterbeheerplan Met onderhavig project wordt invulling gegeven aan het thema watersysteembeheer waarbij het mogelijk wordt gemaakt om in aangewezen gebieden tijdelijk een teveel aan water te bergen. Omgevingsvisie Drenthe Provinciale Staten van Drenthe hebben op 2 juni 2010 de Omgevingsvisie Drenthe vastgesteld. De Omgevingsvisie is het strategische kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe voor de periode tot 2020. De hoofdambitie van de Omgevingsvisie is het versterken van de ruimtelijk identiteit van Drenthe. De provincie vindt het behouden en waar mogelijk ontwikkelen van de kernkwaliteiten, waaronder natuur en landschap, van provinciaal belang. De beekdalen zijn in Drenthe één van de belangrijkste natuurgebieden. Conclusie toetsing Omgevingsvisie Drenthe Het onderhavig project is niet in strijd met de ambities van de Omgevingsvisie Drenthe.
Verantwoording
- 15 -
Versie 4.0 AB oktober 2013
Streekplan Overijssel De provincie Overijssel heeft het streekplan, verkeer- en vervoerplan, waterhuishoudingsplan en milieubeleidsplan samengevoegd tot één Omgevingsvisie. Het provinciale beleidsplan voor de fysieke leefomgeving van Overijssel. Het ontwerp heeft van 11 januari tot 22 februari 2013 ter inzage gelegen. Na verwerking van de ingekomen zienswijzen zal de Omgevingsvisie vastgesteld worden. De hoofdambitie van de Omgevingsvisie is: een toekomst vaste groei van welvaart en welzijn met een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden. De twee thema's die leidend zijn voor alle beleidskeuzes die gemaakt zullen worden, zijn: duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit. Vooralsnog is het Streekplan Overijssel 2000+ (juli 2008)het provinciale toetsingsdocument voor plannen over ruimte, water en milieu. Het grootste deel van de totale oppervlakte van Overijssel is het buiten steden en dorpen gelegen gebied oftewel groene ruimte. Ruim 72% van de oppervlakte van de provincie is landbouwgrond, 13% natuurgebied en 2% water. Bebouwing, infrastructuur en recreatie nemen ongeveer 13% aan ruimte in. De groene ruimte van Overijssel is voor een groot deel een waardevol, soms kleinschalig landschap, waarin agrarische bedrijven zijn ingebed in een fijnmazige structuur van natuur- en landschapselementen. Inspelen op de regionale gebiedsspecifieke karakteristieken levert tal van kansen op voor landbouw, recreatie en natuurontwikkeling. Hoewel de technische mogelijkheden om het water naar onze hand te zetten steeds groter zijn geworden, zijn we gaan beseffen dat het heel belangrijk is om de samenleving aan te passen aan de natuurlijke situatie van water en bodem. Uitbreidingen van bebouwing in Overijssel hebben invloed gehad op de waterhuishouding in de omgeving. Het gaat dan om verdroging door verlaging van de grondwaterspiegel, wateroverlast door versnelling van de afvoer, vervuiling van het oppervlaktewater door zuiveringsinstallaties, riooloverstorten en diffuse lozingen en vervuiling van het grondwater door menselijke activiteiten. Dit alles heeft natuurlijk weer ongunstige gevolgen voor natuur, landbouw en drinkwaterwinning. Conclusie toetsing Streekplan Overijssel Het onderhavig projectplan is niet in strijd met de ambitie van het Streekplan Overijssel.
2.3 Verantwoording van de keuzen in het project Water De drie knijpconstructies worden ingezet in situaties van extreme neerslagsituaties. Zij zorgen er gezamenlijk voor dat er 1,3 miljoen m3 extra water vastgehouden kan worden in het Reestdal. Door het vasthouden van dit water wordt de stad Meppel en het Meppelerdiep extra ontlast. Hierdoor wordt de kans op wateroverlast verminderd. Grondgebruik Het grondgebruik zal al gevolg van de voorgestelde maatregelen niet wijzigen. Alleen in extreme neerslagsituaties zullen de knijpconstructies worden ingezet, waardoor delen natuur- en landbouwgronden in het beekdal onder water komen te staan. Hier is bewust voor gekozen ter voorkoming van overstroming van wegen en bebouwing. Landschap Landschappelijk zal het beeld slechts weinig veranderen ten opzichte van de huidige situatie. Het betreft hier een waterstaatkundige ingreep waarbij aandacht is voor een ontwerp dat passend is bij de landschappelijke waarden van het Reestdal. Kabels leidingen Ten behoeve van de vergunningaanvraag voor de activiteit bouwen dient inzichtelijk te zijn gemaakt of er ter plaatse kabels en leidingen liggen. Dit kan door middel van een Klic-melding. De verwachting is dat er ter plaatse geen kabels en leidingen aanwezig zijn. Cultuurhistorie De geplande maatregelen worden zodanig ingepast dat zij geen nadelige invloed hebben op de cultuurhistorische waarde van het beekdal en deze zo mogelijk kunnen versterken.
Verantwoording
- 16 -
Versie 4.0 AB oktober 2013
Archeologie Ter plaatse van de knijpconstructies 5a en 6a is nader archeologisch onderzoek verplicht. Voorafgaand aan de werkzaamheden zal contact moeten worden opgenomen met de gemeente of het nader onderzoek in de vorm van het graven van proefsleuven en/of in de vorm van begeleiding van de (graaf)werkzaamheden door een archeoloog zal plaatsvinden.
2.4 Benodigde vergunningen en meldingen Projectplan Waterwet Het Projectplan wordt na de inspraakperiode door het Algemeen Bestuur van het Waterschap vastgesteld. Tegen het Projectplan staat binnen zes weken na bekendmaking van de vaststelling beroep open bij de Rechtbank. Wijziging Bestemmingsplan De voorgestelde maatregelen passen binnen de betreffende artikelen uit de vigerende bestemmingsplannen van de gemeenten De Wolden, Hardenberg en Staphorst. Derhalve is er geen wijziging van het bestemmingsplan nodig om de maatregelen te kunnen realiseren. Flora- en Faunawet Voor de beschermde dier- en plantensoorten die voorkomen in het plangebied worden de gevolgen inzichtelijk gemaakt in een natuuronderzoek. De veldwerkzaamheden zullen eind mei – begin juni plaatsvinden, waarna de resultaten verwerkt zullen worden in een rapportage. Indien naar voren komt dat er ter plaatse van de voorgenomen maatregelen beschermde soorten voorkomen, dient voor de tabel 2 soorten een ontheffing in het kader van de Flora- en Faunawet te worden aangevraagd. Overige vergunningen Voor de start van de werkzaamheden zal voor de activiteiten slopen, bouwen en kappen een omgevingsvergunning moeten worden aangevraagd.
Verantwoording
- 17 -
Versie 4.0 AB oktober 2013
3 Rechtsbescherming Het projectplan “Water vasthouden Reestdal” volgt de uitgebreide procedure conform afdeling 3.4 Awb. Deze procedure kent de volgende stappen: Zienswijze Als een ontwerp-projectplan is vastgesteld, wordt dit bekend gemaakt. Het plan ligt gedurende zes weken ter inzage. Voordat het waterschap een definitieve beslissing neemt, kunnen belanghebbenden en ingezetenen gedurende deze periode hun zienswijze op dit ontwerp-projectplan kenbaar maken. Dat kan schriftelijk of mondeling. Een reactie moet vóór afloop van de termijn bij het waterschap zijn ingediend. In beginsel kunnen uitsluitend degenen die tijdig een zienswijze hebben ingediend, tegen het definitief vastgestelde plan beroep instellen. De ingekomen zienswijzen zijn verwerkt in de reactienota „Watergebiedsplan en Projectplannen Reestdal‟. Deze reactienota wordt tezamen met het Watergebiedsplan GGOR en bijbehorend Projectplan Reestdal naar aanleiding van het voorstel van het Dagelijks Bestuur d.d. 24 september 2013, ter vaststelling voorgelegd aan het Algemeen Bestuur in haar vergadering van 29 oktober 2013. Beroep en hoger beroep Als het projectplan is vastgesteld, wordt dit bekend gemaakt. Het vastgestelde plan ligt gedurende zes weken ter inzage. Gedurende deze periode kan door degenen die een zienswijze hebben ingediend of diegenen die aan kunnen tonen redelijkerwijs niet in staat te zijn geweest een zienswijze te hebben kunnen indienen, beroep worden ingesteld bij de rechtbank. Belanghebbenden kunnen beroep indienen. Voor het indienen van een beroepschrift is griffierecht verschuldigd. Tegen de uitspraak van de rechtbank kan vervolgens hoger beroep worden ingediend bij de Raad van State. Crisis- en herstelwet Op de vaststelling van een projectplan is afdeling 2 van hoofdstuk 1 van de Crisis- en herstelwet van toepassing. Dit betekent dat de belanghebbenden in het beroepschrift moeten aangeven welke beroepsgronden zij aanvoeren tegen het besluit. Na afloop van de termijn van zes weken kunnen geen nieuwe beroepsgronden meer worden aangevoerd. Belanghebbenden wordt verzocht in het beroepschrift te vermelden dat de Crisis- en herstelwet van toepassing is. NB: Geef in de publicatie aan dat de Crisis- en herstelwet van toepassing is. Verzoek om voorlopige voorziening Het projectplan treedt na vaststelling in werking, ook al wordt er een beroepschrift ingediend. Dit betekent dat de maatregelen opgenomen in het projectplan kunnen worden uitgevoerd. Om dit te voorkomen kunnen belanghebbenden gelijktijdig of na het indienen van een beroepschrift een zogenaamd “verzoek voor het treffen van een voorlopige voorziening” indienen bij de Voorzieningenrechter van de rechtbank. Ook in dat geval is griffierecht verschuldigd.
Rechtsbescherming
- 19 -
Versie 4.0 AB oktober 2013
4 Bijlagen
Bijlagen
- 21 -
Versie 4.0 AB oktober 2013
Bijlage 1
Rapport, WOM project Reestdal, uitwerking water vasthouden (WB21) (separaat rapport ligt bij de terinzagelegging)
Bijlagen
- 23 -
Versie 4.0 AB oktober 2013
Bijlage 2
Rapport, Knijpconstructies in de Reest – Uitwerking locaties Oud-Avereest en Den Kaat
Bijlagen
- 25 -
Versie 4.0 AB oktober 2013
Bijlagen
- 26 -
Versie 4.0 AB oktober 2013
Bijlage 3
Bijlagen
Maximale inundatie bij waterberging knijpconstructie 5a
- 27 -
Versie 4.0 AB oktober 2013
Bijlagen
- 29 -
Versie 4.0 AB oktober 2013
Bijlage 4
Bijlagen
Maximale inundatie bij waterberging knijpconstructie 6a
- 30 -
Versie 4.0 AB oktober 2013
Bijlage 5
Bijlagen
Maximale inundatie bij waterberging knijpconstructie 7
- 31 -
Versie 4.0 AB oktober 2013
Bijlagen
- 32 -