PROJECTONDERWIJS BINNEN DE OPLEIDING MARKETING & COMMUNICATIE VAN HET HORIZON COLLEGE PAPER 1 INTERVENTIEPLAN EN ONDERZOEKSPLAN Erik de Vries - Gonggrijp 1-5-2014
Masteropleiding Professioneel Meesterschap, interventieplan en onderzoeksplan
0.
Inleiding
3
1.
Probleembeschrijving
4
2.
Probleemanalyse
6
2.1.
Projectonderwijs: definitie van projectonderwijs
6
2.2.
De begeleiding/begeleidingsstructuur
8
2.3.
Werkwijze
9
2.4.
Beoordelingswijze
12
3.
Verkenning van mogelijke interventies
15
3.1.
Begeleiding/begeleidingsstructuur
15
3.2.
Werkwijze
17
3.3.
Beoordelingswijze
17
4.
Ontwerphypothese
18
5.
Onderzoek en tijdsplan
19
5.1.
Onderzoeksplan
19
5.2
Tijdsplan
20
Literatuur
21
Bijlage 1
23
Interventieplan en onderzoeksplan
Inhoudsopgave
2
0.
Inleiding
Dit jaar ben ik vijfentwintig jaar werkzaam in het onderwijs, een periode die enkel onderbroken is door een uitstapje van zes jaar naar het communicatie vak. Een mijlpaal die je doet beseffen hoe snel de tijd gaat en, bovendien, dat ik in die jaren een stevige persoonlijke ontwikkeling heb doorgemaakt. Van bewust onbekwaam naar bewust bekwaam, van beginnend docent tot senior docent. Nog altijd vind ik het leuk om jonge mensen iets te leren. Sterker nog, in de loop van de jaren ben ik mijn vak alleen maar leuker gaan vinden. Vandaar dat ik de kans om een masteropleiding te volgen met beide handen heb aangepakt, want de opleiding biedt mij de kans om mijn kennis over onderwijs theorieën en mijn professionaliteit als docent te vergroten. In het kader van mijn masteropleiding Professioneel Meesterschap wil ik onderzoek doen naar het projectonderwijs binnen de opleiding Marketing & Communicatie van het Horizon College. Waarom? Het idee houdt mij al enige jaren bezig dat er uit deze vorm van onderwijs nog veel meer valt te halen qua organisatie en inhoud voor leerlingen dan nu het geval is. Doel van mijn onderzoek is dan ook te achterhalen op welke wijze ik een bijdrage kan leveren aan beter projectonderwijs. Voor u ligt mijn interventie- en onderzoeksplan. Ik wens u, als lezer van deze paper, veel plezier bij het lezen.
Interventieplan en onderzoeksplan
Erik de Vries - Gonggrijp
3
1.
Probleembeschrijving
Binnen de opleiding Marketing & Communicatie van het Horizon College wordt veel gewerkt met projectonderwijs. Leerlingen werken in groepsverband aan een concreet beroepsproduct. Zij passen daarbij opgedane (vak)kennis toe en trainen ook hun sociale en communicatieve vaardigheden. In de praktijk lopen leerlingen bij het projectonderwijs van de opleiding Marketing & Communicatie tegen verschillende problemen aan. Deze hebben te maken met keuzes van het team Marketing & Communicatie en het management, met de organisatie van het (project)onderwijs, maar ook met een gebrek aan kennis over projectonderwijs bij docenten en management. Veelal ontbreekt specifieke kennis over wat projectonderwijs inhoudt, qua organisatie, begeleiding en beoordeling. Daarnaast, maar ook daardoor, zijn leerlingen zelf vaak niet erg gemotiveerd voor en weinig tevreden over het (project)onderwijs, blijkt onder meer uit de jaarlijks terugkerende tevredenheidenquête die onder de leerlingen wordt afgenomen. Uiteindelijk belandt het projectonderwijs in een vicieuze cirkel: docenten ervaren dat het management hen in hun vrijheid om het projectonderwijs beter in te richten beperkt, door bijvoorbeeld vast te houden aan zaken als grote klassen (circa 28 leerlingen) die in klassenverband moeten werken aan projecten en gebruiken dit om te rechtvaardigen dat zij zich niet in staat zijn om het projectonderwijs goed vorm te geven. Leerlingen op hun beurt vinden het projectonderwijs niet boeiend en uitdagend genoeg en gebruiken dit als argument om te rechtvaardigen dat zij matige beroepsproducten opleveren. En zo is de cirkel weer rond. Die zal ergens doorbroken moeten worden om tot beter en uitdagender projectonderwijs te kunnen komen.
Het probleem wordt wel onderkend bij de betrokken partijen, maar niet geagendeerd. Feitelijk wordt de status quo in stand gehouden. Echter, zoals eerder gezegd, uit de tevredenheidenquête die jaarlijks onder de leerlingen van Marketing & Communicatie wordt gehouden, blijkt al jaren dat zij ontevreden zijn over het (project)onderwijs.
Interventieplan en onderzoeksplan
De sleutel tot een oplossing lijkt bij de docenten te liggen: zij zullen moeten leven met de beperkingen die het management hen oplegt qua randvoorwaarden, of moeten met goede argumenten richting management komen om zaken te veranderen. Vanuit hun professionaliteit moeten zij in staat zijn om het projectonderwijs aantrekkelijker te maken en daarmee de leerlingen uit te dagen om meer uit het projectonderwijs te halen.
4
Kenmerken probleem Wat zijn de belangrijkste kenmerken van het hierboven beschreven probleem?
Binnen de opleiding Marketing & Communicatie wordt niet gewerkt volgens een helder gestructureerde begeleidingsstructuur. Er is niet gekozen voor een vorm van projectmanagement, wat het proces, vanaf de start van het project tot aan het eindproduct, voor leerlingen weinig inzichtelijk maakt. Het is voor leerlingen onduidelijk hoe ze van het probleem naar de oplossing moeten komen, welke stappen daarvoor nodig zijn, of en wanneer ze goedkeuring nodig hebben om een volgende stap te maken, et cetera. De begeleiding bestaat voornamelijk uit de persoonlijke begeleiding door docenten en/of instructeur tijdens de projecturen. De begeleiding is daarmee sterk persoonsgebonden en verschilt dus van begeleider tot begeleider.
Groepen van rond de dertig leerlingen klassikaal, onder begeleiding van een docent en/of een instructeur aan een project. Projectgroepen hebben verschillende groepsgroottes en de samenstelling is willekeurig. Ook hebben de projectgroepsleden geen specifieke rol binnen hun projectgroep.
Projecten worden altijd beoordeeld door de docent(en) in samenwerking met de instructeur. Beoordeling door leerlingen zelf, bijvoorbeeld een beoordeling door projectgroepsleden, maar ook zelfbeoordeling, komt niet of nauwelijks voor.
Centrale vraag: Doelstelling van dit onderzoek is te onderzoeken op welke wijze het projectonderwijs binnen de opleiding Marketing & Communicatie verbeterd kan worden qua begeleiding/begeleidingsstructuur, werkwijze en beoordelingswijze, zodat de tevredenheid van de leerlingen toeneemt. Deelvragen:
2. Begeleiding/begeleidingsstructuur: op welke wijze kan de begeleiding/begeleidingsstructuur)van het projectonderwijs vorm gegeven worden? 3. Werkwijze: Wat is er bekend over groepsgroottes, groepssamenstelling en rollen binnen projecten? Welke invloed hebben rollen op het succes van het projectonderwijs? 4. Beoordelingswijze: hoe beoordeel je een project? Welke vormen van beoordeling zijn er? Hoe en wanneer pas je ze toe?
Interventieplan en onderzoeksplan
1. Wat is projectonderwijs? Welke definitie voor projectonderwijs hanteren we voor dit onderzoek?
5
2.
Probleemanalyse
Om het probleem te analyseren heb ik literatuuronderzoek gedaan aan de hand van de hierboven geformuleerde deelvragen. Daarnaast heb ik aanvullend empirisch onderzoek gedaan onder leerlingen van de opleiding Marketing & Communicatie naar de begeleiding van projecten en peer beoordeling. 2.1.
Projectonderwijs: definitie van projectonderwijs
De eerste vraag is: wat bedoelen we hier met een project, of met projectonderwijs? In de literatuur kom je veel verschillende termen tegen: project-based learning, projectonderwijs, problem-based learning, project gestuurd onderwijs. Allemaal verschillende namen voor onderwijs waarin leerlingen samenwerken aan een opdracht of een probleem, maar er is wel een verschil tussen problem-based (Probleem Gestuurd Onderwijs) en project-based learning (projectonderwijs). Bij Probleem Gestuurd Onderwijs wordt uitgegaan van ‘open einde’ probleemstellingen. Dat wil zeggen dat er geen concreet beroepsproduct wordt gedefinieerd. Bij projectonderwijs is dit wel het geval. Wij gaan daarom voor dit onderzoek uit van projectonderwijs, oftewel project-based learning. Baert, Beunens en Dekeyser (2002) geven de volgende definitie van projectonderwijs:
Savery (2006) maakt een onderscheid tussen problem-based learning en projectbased learning: project-based learning gaat uit van een gewenst eindproduct (voorzien van specificaties) en het leerproces is meer gericht op het volgen van de correcte procedures. Terwijl de leerlingen werken aan het project komen zij ‘problemen’ tegen die ‘doceermomenten’ opleveren. Docenten zijn dan meer instructeurs en coaches (in plaats van tutors) die expert begeleiding, feedback en suggesties aanreiken voor betere manieren om tot het finale product te komen. Volgens Savery verkleinen projecten de rol van de lerende door doelen te stellen en de uitkomsten van het ‘probleem’ te definiëren.
Interventieplan en onderzoeksplan
“Projectonderwijs is een onderwijsactiviteit waarbij een groep studenten uit eenzelfde of verschillende studiejaren of studierichtingen gedurende een langere periode, als taakgerichte groep, in samenspraak met een vaste of wisselende begeleider van de opleiding (docent, lector, assistent) en eventueel een opdrachtgever van een praktijkorganisatie, aan een opdracht, respectievelijk een (praktijk)probleem werken. Zodoende verwerven ze kennis (met inbegrip van inzichten en metacognitie), vaardigheden en attitudes. De studenten concretiseren en herformuleren eventueel de opdracht, respectievelijk de probleemstelling en structureren een aanpak voor de probleemoplossing. Ze werken een oplossing uit gebruikmakend van theoretische en praktische kennis.”
6
Volgens Thomas (2000) is er een grote verscheidenheid aan praktijken onder de noemer van project-based learning. Dat maakt het volgens hem lastig om in te schatten wat wel of niet PBL is en wat je ziet een echt project is of niet. Om PBL te kunnen screenen benoemt Thomas vijf criteria: centrality, driving question, constructive investigations, autonomy and realism. Een toelichting:
PBL projecten zijn een centraal onderdeel van het curriculum en geen perifere activiteit: projecten zijn het curriculum. Het is de centrale doceerstrategie. Leerlingen leren de centrale concepten van de discipline waarvoor ze leren via het project.
PBL projecten zijn gefocust op vragen of problemen die leerlingen ertoe aanzetten in contact te komen met (en te worstelen met) de centrale concepten en principes van een vakgebied.
Projecten zetten de leerlingen aan tot een constructief onderzoek. Ze zijn doelgericht, gericht op onderzoek, het opbouwen van kennis en het komen tot een oplossing.
Projecten zijn voor een belangrijk deel leerling gedreven, oftewel de leerling is voor een belangrijk deel verantwoordelijk voor zijn eigen leerproces.
Projecten zijn realistisch, niet schools.
Conclusie:
Centrale onderwijsvorm: het projectonderwijs staat centraal in het curriculum.
Zelfsturing: Afhankelijk van de fase in het leerproces van de leerling zal hij/zij meer of minder ondersteuning geboden worden en zal de leerling minder of meer zelfsturend zijn.
Het leerproces van de leerling staat centraal in het projectonderwijs. De projectgroep waar de leerling deel van uitmaakt is in meer of mindere mate verantwoordelijk voor het eigen leerproces.
Verschillende rollen docenten en instructeur: docenten kunnen meerdere rollen vervullen, soms tegelijkertijd: projectontwikkelaar, opdrachtgever, projectcoördinator, projectbegeleider, expert en beoordelaar. De docent geeft instructie en coacht de leerling tijdens het proces om te komen tot een eindproduct. De instructeur geeft instructie en begeleidt de leerlingen tijdens het project. Hij beperkt zich tot deze twee rollen. Het ontwikkelen van
Interventieplan en onderzoeksplan
Er is niet een eensluidende definitie van project-based learning, of projectonderwijs. Wel kunnen vanuit de verschillende definities bepaalde kernbegrippen worden gedestilleerd. Voor dit onderzoek en vanuit de praktijk van het projectonderwijs binnen de opleiding Marketing & Communicatie, ga ik daarom uit van de volgende uitgangspunten:
7
projecten, het opdrachtgever schap, de expertfunctie en de rol van de beoordelaar zijn voorbehouden aan de docent.
Multidisciplinair: binnen een project worden kennis en vaardigheden uit verschillende vakgebieden gecombineerd.
In groepen: projecten worden in projectgroepen uitgevoerd, in principe niet individueel.
Virtueel of reëel: een project kan virtueel zijn of reëel, oftewel uitgaan van een levensechte praktijksituatie.
Gesloten of open: een project kan gesloten zijn of (meer) open: het kan meer probleem gestuurd zijn, of eindproduct gestuurd.
2.2.
De begeleiding/begeleidingsstructuur
Hoe begeleiden van projecten is niet eenvoudig. Docenten zullen bijvoorbeeld een balans moeten vinden tussen aansturen en coachen. Een heldere begeleidingsstructuur voor projecten is daarom van belang: zonder een heldere begeleidingsstructuur is het lastig een project goed te begeleiden. Wat is een goede structuur voor de begeleiding van projecten? Hoe te komen van probleem tot oplossing, oftewel hoe begeleid je het proces dat moet leiden tot het beroepsproduct? In de literatuur ligt de focus meer op wat projectonderwijs is en op de inhoud van het projectonderwijs dan op de begeleidingsstructuur. Wel is duidelijk dat projectonderwijs veel vergt van de klassenmanagement- vaardigheden van de docent. Maar, kant en klare begeleidingsstructuren worden over het algemeen niet aangeboden.
Mergendoller et al (2006) geven aan dat projectonderwijs te complex is om een vaste set technieken te kunnen benoemen die altijd bruikbaar is om projectonderwijs te begeleiden. Daarvoor verschillen projecten, leerlingen en docenten teveel van elkaar. Zij gaan ook uit van projectbegeleiding per fase van het project. Elke fase vergt weer een andere projectbegeleiding, is hun conclusie. Voor de uitgewerkte tabel verwijs ik naar de verkenning van mogelijke interventies. Maas & Pleunis (2006) beschrijven de PRINCE2 projectmanagementmethode, een erkende projectmanagementmethode die bruikbaar is voor projecten. Ook deze methode gaat uit van projectfases, met bijbehorende producten.
Interventieplan en onderzoeksplan
Van Holten en Van Vliet (2009) doen dat wel in hun boek over projectonderwijs. Zij onderscheiden bepaalde mijlpalen (projectfasen), die gekoppeld zijn aan de begeleidingsstructuur. Per fase wordt van de studenten een product gevraagd, zoals een projectplan, een presentatie of een contract tussen de projectgroep en de begeleiding. In het onderdeel verkenning voor mogelijke interventies wordt deze begeleidingsstructuur verder toegelicht.
8
Uit onderzoek onder leerlingen van de opleiding Marketing & Communicatie blijkt dat de leerlingen niet tevreden zijn over de huidige projectbegeleiding. De begeleiding van het projectonderwijs scoort het rapportcijfer 5.3 en het projectonderwijs in het algemeen een 5.8, een magere voldoende dus. Leerlingen zijn ontevreden over de begeleider die te weinig benaderbaar en beschikbaar is, de inhoud van projecten niet kent, niet voldoende op behoeften en vragen van leerlingen in gaat en weinig geduldig is. Dit blijkt tevens uit de beantwoording van de open vragen. Voor de vragenlijst en de uitgewerkte uitkomsten van dit onderzoek verwijs ik naar bijlage 1. De leerlingen beoordelen vooral de begeleiders van het projectonderwijs, met andere woorden: zij beoordelen de begeleiding in de persoon van de docent en/of instructeur. Niet de begeleidingsstructuur op zich. Zij maken ook geen opmerkingen over de begeleidingsstructuur. Conclusie:
De leerlingen van de opleiding Marketing & Communicatie zijn niet tevreden over de begeleiding van het projectonderwijs. Zij beoordelen de begeleiding door de projectbegeleiders (docenten en/of instructeur) als onvoldoende. Daarmee beoordelen ze niet de begeleidingsstructuur, maar wel de persoonlijke begeleiding.
Een specifieke begeleidingsstructuur is belangrijk om leerlingen voldoende structuur te bieden bij het werken aan de projecten.
Voor welke wijze van projectbegeleiding je ook kiest, het is steeds belangrijk om het project te faseren en per fase andere vormen van projectbegeleiding toe te passen. Werkwijze
Uit onderzoek blijkt dat leerlingen actiever bijdragen aan projectonderwijs als ze in kleinere groepen samenwerken (Karau & Williams, 1993). Onderzoek van Liden et al. (2004) wijst uit dat wanneer de groepsgrootte toeneemt het moeilijker wordt individuele leerlingen te stimuleren, te ondersteunen en van feedback te voorzien. Deze twee onderzoeken pleiten er dus voor om met kleine projectgroepen te werken aan projecten. Als leerlingen op positieve wijze wederzijds afhankelijk van elkaar zijn of individueel verantwoordelijk (Johnson & Johnson, 1999; 2009) dan bevordert dit ook het groepsproces en daarmee ook de samenwerking binnen het project. Leerlingen die positief wederzijds afhankelijk van elkaar zijn, vormen een groepsbesef. Zij weten dat ze om te kunnen slagen in het uitvoeren van hun taak/project elkaar nodig hebben. Als leerlingen een individuele verantwoordelijkheid hebben, bijvoorbeeld een bepaalde rol binnen het project (interviewer, reporter, etc.) waarvan de anderen afhankelijk zijn, dan bevordert
Interventieplan en onderzoeksplan
2.3.
9
dit het groepsbesef. Door de individuele prestaties van leerlingen te beoordelen en de groep hiervan op de hoogte te stellen (Johnson & Johnson, 1999), ontstaat ook individuele verantwoordelijkheid. Een peerevaluatie is een instrument dat de individuele prestatie van een leerling kan meten en daarmee een bijdrage kan leveren aan de individuele verantwoordelijkheid van de leerling (Brook & Ammons, 2003).
Projectontwikkelaar: de docent als ontwikkelaar of schrijver van een project.
Projectbegeleider: de docent is aan een specifieke projectgroep gekoppeld als tutor. De docent begeleidt als een sportcoach het leerproces en het groepsproces van de leerlingen.
Projectcoördinator: een docent die verantwoordelijk is voor het afstemmen van de werkwijze(n) als verschillende parallelgroepen zich bezighouden met dezelfde projectopdracht.
Expert, inhoudsdeskundige: een docent die door de leerlingen geraadpleegd kan worden als ze vakinhoudelijke vragen hebben over het project.
Opdrachtgever: bij een extern project is dat iemand vanuit een bedrijf of organisatie, waarvoor een docent de woordvoerder kan zijn. Bij een gesimuleerd project is de docent de opdrachtgever. Hij/zij kan deze rol combineren met de rol als projectbegeleider, maar beide rollen kunnen ook gescheiden worden.
Beoordelaar: de projectbegeleider beoordeelt samen (of namens) met de opdrachtgever de opdracht. Voor het toekennen van het cijfer is de projectbegeleider verantwoordelijk
Naast rollen van docenten kent het (project)onderwijs ook rollen van (mede) leerlingen. Op de website van Peer Support (http://www.peersupport.nl/nl) komen we onder meer de volgende rollen tegen:
Peertutor (vo/mbo/hbo): de peertutor is getraind in het geven van studieondersteuning, huiswerkbegeleiding, voorbereiden op een toets, enzovoorts.
Peerleader( leerling mentor of eerstejaars coach): de peerleaders begeleiden eerstejaars leerlingen gedurende de eerste maanden op school. Zij helpen de overstap (transitie) van bijvoorbeeld vo naar mbo zo goed mogelijk te laten verlopen. Eerstejaars kunnen bij hen terecht met vragen als: waar zijn de lokalen, hoe zit het rooster in elkaar, etc. Er zijn ook peerleaders die lesgeven over onderwerpen als 'pesten' of assisteren bij activiteiten van de eerstejaars.
Interventieplan en onderzoeksplan
De literatuur onderscheid verschillende rollen binnen het projectonderwijs. Zo onderscheiden Van Holten en Van Vliet (2009) in hun boek ‘Projectonderwijs in het HBO. De docent als projectontwikkelaar en projectbegeleider’ de volgende rollen:
1 0
In het geval van projectonderwijs zouden peerleaders een deel van de projectuitleg en –begeleiding kunnen verzorgen.
Peerbuddy/mentor(vo en mbo): de peerbuddy verzorgt in overleg met de zorgcoördinator individuele begeleiding van leerlingen die dat nodig hebben. Hij biedt ondersteuning bij 'passend onderwijs' ,vanwege de thuissituatie, ziekte, of bij tussentijds instromen. Voor de peerbuddy geldt: helpen als het kan, doorverwijzen als het moet. Een peerbuddy leert in de training wanneer hij hulp kan bieden en wanneer hij moet signaleren en doorgeven.
Peercoach: de peercoach wordt opgeleid om leerlingen te helpen bij hun studietraject. Hij adviseert bij keuzes die de leerling moet maken. Hij moedigt aan en stimuleert als het gaat om studietaken en presentaties. Hij kan begeleiden bij oriënteren op een vervolgopleiding.
Peerbuddy/coach SLB (studieloopbaan begeleider - mbo): de peerbuddy/coach SLB is een mbo-leerling die een vmbo leerling ondersteunt in het loopbaan keuze traject in het 2e/3de/4de jaar. Ook helpt hij eerstejaars mbo leerlingen met hun portfolio en persoonlijk ontwikkelingsplan (POP). Op deze manier maakt hij de overstap van vmbo naar mbo wat makkelijker.
Peereducator: de peereducator is een ouderejaars leerling die lessen kan verzorgen bij jongerejaars en ondersteuning kan bieden bij practica of praktijklessen. De eindverantwoordelijkheid ligt uiteraard bij de docent.
Om op een effectieve wijze zelfsturend (project)onderwijs te kunnen volgen, is het volgens Nicol & Macfarlane-Dick (2006) feedback van belang. Peers kunnen dit in sommige opzichten beter dan docenten. Zij hebben zelf kortgeleden zich de stof eigen moeten maken en zijn daardoor goed in staat om uitleg te geven op een voor leerlingen begrijpelijke manier. Leerlingen vinden het bovendien vaak makkelijker om kritiek te ontvangen van hun medeleerlingen dan van de docent. Uit onderzoek blijkt tevens dat peer support de cognitieve vaardigheden van beide peers (supporter en supportee) verhoogt (Topping, 1996; Colvin & Ashman, 2010.
Interventieplan en onderzoeksplan
In het Verenigd Koninkrijk, Nieuw-Zeeland en de VS is peer support als sinds de jaren zeventig in zwang. Uit een studie van Topping (2005) blijkt dat er veel onderzoek is dat heeft aangetoond dat peer support werkt en kan leiden tot aanzienlijke verbeteringen bij het leerproces. Voor het projectonderwijs is peer support een interessante begeleidingsoptie.
1 1
Conclusie:
Aandacht besteden aan de werkwijze van het projectonderwijs loont: groepsgrootte en groepssamenstelling maken verschil uit en wederzijdse afhankelijkheid en individuele verantwoordelijkheid kunnen een positieve bijdrage leveren aan het succes van het project.
Er zijn veel verschillende rollen die een docent kan aannemen tijdens het project. Belangrijk is dat er onderscheid gemaakt wordt tussen de verschillende rollen en dat de leerlingen weten welke pet de docent in voorkomende situaties op heeft.
Ook leerlingen kunnen binnen het projectonderwijs allerlei rollen vervullen. Voor het projectonderwijs binnen de opleiding Marketing & Communicatie lijken vooral de peereducator, de peertutor en peerfeedback interessant. Het is aan te bevelen om gebruik te maken van deze peerrollen. Echter het inzetten van de peereducator en de peertutor vergen een langetermijninvestering en kunnen dus niet op korte termijn worden ingevoerd. Het geven van peerfeedback is wel iets dat eenvoudig in te voeren is.
2.4.
Beoordelingswijze
Er zijn verschillende wijzen waarop projecten kunnen worden beoordeeld. Klassiek is de beoordeling door de docent. Maar, er zijn meer mogelijkheden om een project te beoordelen. Peerevaluatie en peerassesment, peer feedback, self assessment, maar ook validatie en reviews zijn instrumenten die ingezet kunnen worden om een project te beoordelen.
Onder andere peer support, peer learning, peerevaluatie en –assessment zijn instrumenten die leerlingen daarbij kunnen helpen. Volgens Milius, Oost en Holleman (2001) kent peer assessment de nodige voordelen:
De leerling heeft een grotere verantwoordelijkheid voor zijn leerproces.
Door het werk van een medeleerling te beoordelen leert een leerling kritisch te kijken naar de kwaliteit van het werk.
De leerling leert ook zijn eigen werk kritisch te bekijken aan de hand van de geformuleerde kwaliteitscriteria.
Om goed beargumenteerd feedback te kunnen geven moet de leerling kennis hebben van de leerstof.
Interventieplan en onderzoeksplan
Idealiter is projectonderwijs zelfsturend. Zij zijn verantwoordelijk voor hun leerproces. Zij moeten dat min of meer zelfstandig vormgeven. In het begin van hun opleiding zal de docent sturing geven (docent als instructeur), later zal de sturing gedeeld worden met de leerling (docent als coach) en uiteindelijk moet een leerling in staat zijn om zelf te sturen (docent adviseur.
1 2
Leerlingen leren beter samen te werken.
Leerlingen leren (Milius, Oost en Holleman, 2001, 177), om een kritisch oordeel te vormen over zichzelf, over collega's en over hun werk'.
Als toets vorm sluit het vaak beter aan bij projectonderwijs.
Leenknecht & Tillema (2010) zien mogelijkheden voor peer assessment bij formatieve toetsing. Martijn Leenknecht schrijft hierover in zijn blog Onderwijskundige Professionals (http://onderwijskundigen.wordpress.com en noemt daarin een aantal relevante zaken:
Het voordeel van peer assessment is dat de leerling zowel beoordelaar als beoordeelde is.
Peer assessment kent het gevaar van vriendjespolitiek: vrienden geven elkaar hogere beoordelingen en ‘vijanden’ een lagere beoordeling.
Het is belangrijk om duidelijke beoordelingscriteria te gebruiken.
Een goede voorbereiding, bijvoorbeeld door training, is van belang om tot een kwalitatief goed peer assessment te komen.
Als rekening gehouden wordt met genoemde zaken, dan is zijn conclusie dat peer assessment als beoordelingsvorm ingevoerd kan worden.
Uit onderzoek onder de leerlingen van de opleiding Marketing & Communicatie blijkt dat zij voorstander zijn van het beoordelen van mede projectgroepsleden en zichzelf goed in staat achten om op eerlijke wijze te beoordelen. Het goede van deze vorm van beoordelen vinden zij dat een mede projectgroeplid goed kan beoordelen wat ze gedaan hebben aan het project, beter dan de docent. Als nadeel zien ze het gevaar van vriendjespolitiek. Voor de volledige resultaten van dit onderzoek verwijs ik naar het onderzoeksverslag. Conclusie:
Er zijn verschillende manieren waarop een project kan worden beoordeeld. Vaak wordt gekozen voor beoordeling door de docent, maar ook beoordeling door medeleerlingen kan nuttig zijn. Er zijn verschillende voordelen en nadelen te noemen van deze vorm van beoordelen. In ieder geval neemt de verantwoordelijkheid van de leerling voor het leerproces toe. Het gevaar van vriendjespolitiek komt uit onderzoek van Leenknecht (2011)naar voren als
Interventieplan en onderzoeksplan
Liu & Carless (2006) geven aan dat peer assessment kritische reflectievaardigheden ontwikkelt bij studenten. Het maakt hen bekwaam om op constructieve wijze feedback te geven aan medestudenten. Doordat ze bekend zijn met de beoordelingscriteria passen ze deze ook toe in hun eigen werk, wat de kwaliteit van hun werk ten goede komt.
1 3
een kant van beoordeling van door medeleerlingen waarmee rekening moet worden gehouden. Uit onderzoek onder leerlingen van de opleiding Marketing & Communicatie naar beoordeling door medeleerlingen blijkt dat zij voorstander zijn van deze vorm van beoordeling en dat zij zichzelf goed in staat achten om deze beoordeling toe te passen. Zij zien verschillende voordelen en noemen als nadeel vooral het gevaar van vriendjespolitiek.
Interventieplan en onderzoeksplan
1 4
3.
Verkenning van mogelijke interventies
3.1.
Begeleiding/begeleidingssstructuur
Uit het onderzoek dat ik heb uitgevoerd blijkt dat de begeleiding van de projecten binnen de opleiding Marketing & Communicatie volgens de leerlingen tekort schiet. Zij zijn ontevreden over de begeleiding door de projectbegeleiders. Onderzoek van zowel Van Holten en Van Vliet (2009)als Mergendoller et al (2006) wijst uit dat de begeleiding van projectonderwijs per fase van het project verschillend is en dat er per fase bepaalde producten van leerlingen worden gevraagd, variërend van een plan van aanpak, tot een presentatie, tot een eindproduct in de vorm van een rapport. Van Holten en Van Vliet (2009) beschrijven drie mijlpalen in het projectproces: 1. Het vooronderzoek: het verhelderen van de opdracht en het verzamelen van de noodzakelijke kennis. studenten onderzoeken de praktijksituatie (welke kennis is nodig om de opdracht uit te voeren), doen onderzoek naar werkmodellen (vrij vertaald naar de opleiding Marketing & Communicatie kan dit bijvoorbeeld een communicatieplan zijn, een marketingplan, de aanpak voor een marktonderzoek) en onderzoeken de concepten en theorieën die ze gebruiken voor het oplossen van het probleem. 2. Het plan van aanpak: het omzetten van kennis en inzichten in een aanpak van praktijkvraagstukken. In het plan van aanpak beschrijven de studenten de projectdoelstelling, projectopdracht, projectactiviteiten, projectgrenzen, tussenproducten en eindproducten, kwaliteitsbewaking, projectorganisatie, planning, kosten en baten en maken zij een risicoanalyse.
4. Het eindproduct: de leerlingen voldoen aan een vereiste uit de beroepspraktijk. In veel gevallen wordt tussentijds nog een tussenproduct opgeleverd. De hierboven beschreven mijlpalen in het projectproces passen naadloos in de begeleidingsstructuur van het project: 1. Het project start met een kick-off bijeenkomst. Deze kick-off bestaat dan uit vier onderdelen:
een presentatie van de projectopdracht door de opdrachtgever
het verkennen van de projectopdracht door de studenten
Interventieplan en onderzoeksplan
3. Het plan van aanpak is als een offerte voor de opdrachtgever. Die keurt het plan van aanpak goed of niet. Bij niet goedkeuring kan de leerling het plan op aanwijzing van de opdrachtgever aanpassen om het daarna alsnog goedgekeurd te krijgen.
1 5
het vaststellen van de regels voor samenwerking door de studenten
het geven van een eerste, korte presentatie aan de opdrachtgever van hun eerste plannen.
2. Daarna kunnen de studenten een samenwerkingsovereenkomst opstellen en deze met de docent bespreken. 3. Vervolgens kunnen zij aan de slag gaan met het project, waarbij ze wekelijks overleggen, met of zonder de docent.
Interventieplan en onderzoeksplan
Mergendoller (2006) beschrijft het projectproces als volgt:
1 6
Project stage
Management activity
Stage 0: project planning
Define project scope, problem and Big Idea Develop a driving question Select content standards and incorporate simultaneous noncontent outcomes
Interventieplan en onderzoeksplan
Plan assessments
1 7
Organise resources Decide on grouping strategies Stimulate student interest, enthousiasm and concern Establish high expectations Clarify rules, procedures, products, timeline and grading practices
Interventieplan en onderzoeksplan
Stage 1: project launch
1 8
Stage 2; guided inquiry and product creation
Facilitate resource use
Help students define and assess progress Scaffold learning and working Cultivate presentation skills Stage exhibition Conduct summative assessment
Interventieplan en onderzoeksplan
Stage 3: project conclusion
1 9
Reflect project learning and process
Een interventie op het punt van de begeleiding/de begeleidingsstructuur is goed mogelijk door een keuze te maken voor een specifieke begeleidingsstructuur. Ik kies voor de begeleidingsstructuur zoals beschreven door Van Holten en Van Vliet (2009). 3.2.
Werkwijze
Uit onderzoek blijkt dat leerlingen actiever bijdragen aan projectonderwijs als ze in kleinere groepen samenwerken (Karau & Williams, 1993). Onderzoek van Liden et al. (2004) wijst uit dat wanneer de groepsgrootte toeneemt het moeilijker wordt individuele leerlingen te stimuleren, te ondersteunen en van feedback te voorzien. Deze twee onderzoeken pleiten er dus voor om met kleine projectgroepen te werken aan projecten. Bovendien is het zo dat als leerlingen op positieve wijze wederzijds afhankelijk van elkaar zijn of individueel verantwoordelijk (Johnson & Johnson, 1999; 2009) dan bevordert dit ook het groepsproces en daarmee ook de samenwerking binnen het project. Ik wil een interventie toepassen door kleine groepen te vormen (max. 3 leerlingen), waarbij ieder groepslid een specifieke rol heeft, volgens een vaste indeling. 3.3.
Beoordelingswijze
Uit onderzoek onder leerlingen van de opleiding Marketing & Communicatie blijkt dat leerlingen beoordeling door mede projectgroepleden positief beoordelen en zichzelf goed in staat achten om op een eerlijke manier te beoordelen. Een interventie op de beoordeling van de projecten is goed mogelijk: invoeren van peer assessment vergt wel de nodige organisatie, maar is haalbaar.
Interventieplan en onderzoeksplan
Uit onderzoek van Milius, Oost en Holleman (2001), Leenknecht (2011) en Liu & Carless (2006) blijkt dat peer assessment voordelen heeft. Het geeft leerlingen onder andere een grotere verantwoordelijkheid voor het leerproces, het dwingt ze om kritisch te kijken naar de kwaliteit van het werk en beter samen te werken.
2 0
4. Ontwerphypothese Door de begeleidingsstructuur van het projectonderwijs vorm te geven op de wijze van Van Holten en Van Vliet (2009), te werken met kleine groepjes van maximaal drie leerlingen (Karau & Williams, 1993), waarbij ieder van de leerlingen een vaste rol heeft (Johnson & Johnson, 1999; 2009) en de projectgroepdeelnemers hun mede projectgroepleden beoordelen zoals beschreven door Milius, Oost en Holleman (2001), Leenknecht (2011) en Liu & Carless (2006), dan verwacht ik dat het rendement en de tevredenheid van de leerlingen van de opleiding Marketing & Communicatie over het projectonderwijs significant toeneemt. De interventie die ik voor ogen heb, moet voldoen aan de volgende eisen: Begeleiding/begeleidingsstructuur
De fasering is duidelijk en eenduidig.
Per fase leveren leerlingen een specifiek product, passend bij de betreffende fase.
De eisen per product zijn helder, eenduidig en vooraf bij de leerlingen bekend.
De begeleiding is aangepast aan de fase van het project en is vooraf gedefinieerd.
Werkwijze
Projectgroepsgrootte: maximaal 3 leerlingen.
Rollen: voorzitter, notulist, lid
Leerlingen beoordelen het werk van hun mede projectgroepsleden en worden door hun mede projectgroepsleden beoordeeld.
Het werk wordt beoordeeld op vooraf vastgestelde criteria met behulp van een van tevoren vastgesteld beoordelingsformulier.
Vooraf wordt vastgesteld voor welk percentage de beoordeling van de mede projectgroepsleden meetelt.
Interventieplan en onderzoeksplan
Beoordeling
2 1
5. Onderzoek- en tijdsplan 5.1.
Onderzoeksplan
Het onderzoeksontwerp wordt geëvalueerd door middel van een enquête waarin de leerlingen van de opleiding Marketing & Communicatie bevraagd worden over de begeleiding/begeleidingsstructuur, de werkwijze en de beoordelingswijze (peer assessment). Begeleiding/begeleidingsstructuur Ik evalueer de volgende aspecten van de begeleidingsstructuur:
De fasering van het project: is het voor de leerlingen duidelijk hoe de fasering werkt, wat zij per fase moeten doen?
Het product per fase: is het voor de leerlingen duidelijk welk product ze per fase moeten opleveren en aan welke eisen deze moeten voldoen?
Is de begeleiding per fase als voldoende ervaren door de leerlingen?
Werkwijze Ik evalueer de werkwijze met de vraag hoe de leerlingen het werken in een kleine groep met vaste rollen hebben ervaren. Ik onderzoek hierbij hun bijdrage aan het project en de samenwerking.
Werken in een kleine groep: hoe hebben de leerlingen dit ervaren?
Werken met een vaste rol: hoe hebben de leerlingen dit ervaren?
Bijdrage aan het project: welke bijdrage hebben de leerlingen geleverd?
Samenwerking: hoe was de samenwerking?
Beoordelingswijze: peer assessment
Hoe de leerlingen de beoordeling van en door mede projectgroepsleden hebben ervaren.
Wat de mening van de leerlingen is over de criteria en het beoordelingsformulier.
Wat de leerlingen vinden van het percentage dat de beoordeling van de mede projectgroepsleden meetelt.
Interventieplan en onderzoeksplan
Ik evalueer de volgende aspecten van peer assessment:
2 2
Tijdsplan
Wat
Wanneer
Enquête leerlingen Marketing & Communicatie
april – mei 2014
Verwerking gegevens enquête
mei 2014
Inleveren paper 1
15 mei
Schrijven paper 2,3
mei, juni 2014
Interventieplan en onderzoeksplan
5.2.
2 3
eind juni 2014
Schrijven paper 4
juli 2014
Inleveren paper 4
augustus 2014
Presentatie stand van zaken onderzoek aan team Marketing & Communicatie
eind augustus 2014
Interventie projectonderwijs
periode 1, schooljaar 2014 – 2015,
Interventieplan en onderzoeksplan
Inleveren paper 2,3
2 4
augustus, september, oktober Schrijven paper 4*, 5
oktober, november, december 2014
Inleveren paper 4,5
december 2014
Presentatie uitkomsten interventie
december 2014, januari 2015
Interventieplan en onderzoeksplan
* Het is mij niet duidelijk of paper 4 geschreven moet worden vóór of na de interventie. Als dit vóór de interventie moet gebeuren, dan verandert de tijdsplanning uiteraard.
2 5
Literatuur Baert, H., Beunens, L., Dekeyser, L. (2002). Projectonderwijs: sturen en begeleiden van leren en werken. Leuven: Acco. Brooks, C.M., & Ammons, J.L. (2003). Free riding in group projects and the effects of timing, frequency, and specificity of criteria in peer assessments. Journal of Education for Business , 78(5), 268-272. Colvin, J., & Ashman, M. (2010). Roles, risks, and benefits of peer mentoring relationships in higher education. Mentoring & Tutoring: Partnership in Learning, 18 (2), 121 -134. Holten, M. van, & Vliet, R. van (2009). Projectonderwijs in het hbo. De docent als projectontwikkelaar en projectbegeleider. Houten: Bohn Stafleu van Loghum Johnson, D.W., & Johnson R.T. (1999) Making Cooperative Learning Work. Theory into practice, 38 (2), 67-73. Johnson, D.W., & Johnson R.T. (2009) An Educational Psychology Success Story: Social Interdependence Theory and Cooperative Learning. Educational researchers, 38, 365 – 379. Karau, S. J., & Williams, K. D. (1993). Social loafing: A meta-analytic review and theoretical integration. Journal of Personality and Social Psychology, 65, 681– 706. Leenknecht, M. J. M., & Tillema, H. H. (2010). Formative assessment in vocational education: Student involvement in monitoring progress in their learning. Progress in Education 22, 101-125. Liden, R. C., Wayne, S. J., Jaworski, R. A., & Bennett, N. (2004). Social loafing: A field investigation. Journal of Management, 30 (2), 285-304.
Maas, G., & Pleunis, J.(2006). Facility management: strategie en bedrijfsvoering van de facilitaire organisatie. Alphen aan den Rijn: Samson. Mergendoller, J.R., Markham, T., Ravitz, J, & Larmer, J. (2006). Pervasive management of project based learning: Teachers as guides and facilitators. NJ: Lawrence Erlbaum. Milius, J., Oost, H. & Holleman, W. (2001). Werken aan academische vorming: ideeën voor actief leren in de onderwijspraktijk. Utrecht: IVLOS.
Interventieplan en onderzoeksplan
Liu, N. F. & Carless, D. (2006) Peer feedback: the learning element of peer assessment, Teaching in Higher Education, 11(3), 279-290.
2 6
Nicol, D., & Macfarlane-Dick, D. (2006). Formative assessment and self-regulated learning: A model and seven principles of good feedback practice. Studies in Higher Education 31 (2), 199-218. Savery, J.R. (2006). Overview of problem-based learning: Definitions and distinctions. Interdisciplinary Journal of Problem-based Learning,1(1), 9 – 20. Thomas, J.W. (2000) A review of research on project-based learning. San Rafael: Autodesk Foundation. Topping, K. (1996). The Effectiveness of Peer Tutoring in Further and Higher Education: A Typology and Review . Higher Education, 32 (3), 321-345.
Interventieplan en onderzoeksplan
Topping, K.J. (2005). Trends in Peer Learning, Education Psychology, 25 (6), 631-645.
2 7
Bijlage VRAGENLIJST PROJECTONDERWIJS MARKETING & COMMUNICATIE A.
Peer assessment
Het doel van dit onderzoek is te bepalen hoe leerlingen denken over een beoordeling door projectgroepsleden (peer assessment) als onderdeel van het eindcijfer voor projecten. Je kunt deze vragenlijst anoniem invullen. Om de vragen te beantwoorden vul je het hokje van je keuze hieronder in. 1. De leden van een projectgroep zouden mee moeten beoordelen in het bepalen van de bijdrage aan een project van ieder individueel projectgroepslid.
Helemaal mee oneens 2.
3
4
5
2
1
14
13
17
Helemaal mee eens
1
2
3
4
5
0
0
5
15
27
Helemaal mee eens
Het beoordelen door projectgroepsleden zou bij elk project moeten gebeuren.
Helemaal mee oneens 4.
2
Ik ben in staat om de bijdrage van mijn projectgroepsleden aan het project op een eerlijke wijze te beoordelen.
Helemaal mee oneens 3.
1
1
2
3
4
5
2
4
13
12
16
Helemaal mee eens
Wat zou je goed vinden/niet goed vinden aan een beoordeling van je bijdrage aan het project door projectgroepsleden?
Je gaat meer je best doen om een goede indruk op je projectgenoten te maken.
Je bent er constant bij, dus ziet hoe het gaat.
Zo zie je goed wie zijn best doet.
Je kan er van leren en doorgroeien.
…want de docent heeft geen enkel idee van de bijdrage van de individuele leden.
Je kan er van leren.
Interventieplan en onderzoeksplan
Goed:
2 8
De leraren weten precies wat er gebeurt en wie wat heeft gedaan
Nu kan je eerlijk beoordelen of iemand meedeed.
Je hoort wat je goed doet door je projectgroep.
Dat iedereen er bij betrokken is.
Wij maken elkaar mee en weten wie wat doet.
We weten het beste wie wat hebben gedaan.
Je kan zo zien hoe de samenwerking is verlopen.
Eerlijke beoordeling over elkaar.
Goede samenwerking.
Je leert elkaar kennen.
De projectleden hebben meer inzicht in hoeveel iemand heeft gedaan en de leraar niet.
Leden weten vaak het beste wie wat heeft gedaan.
Mensen die meeliften kunnen daar gemakkelijk mee wegkomen.
Eerlijk
Onderbouwde kritiek.
Veel meer terugkoppeling van dichtbij.
Dat je jezelf zou kunnen verbeteren.
Kijken naar de hoeveelheid werk leerling gedaan heeft.
Als iedereen beoordeeld wordt op zijn eigen werk.
Je kunt zo wat leren van elkaar.
Je kan elkaar ook inhoudelijk beoordelen.
Zodat mensen die minder doen een minder cijfer krijgen.
Een goede motivator.
Omdat leerlingen vaak weten hoe iemand tijdens de projecturen er wel of niet goed aan zit.
Je hoort andere meningen.
Het is belangrijk dat je met elkaar communiceert wat je goed en fout doet.
Interventieplan en onderzoeksplan
2 9
De persoon ziet hoe het binnen de groep ging.
Wordt vanuit een ander oogpunt beoordeeld.
Eerlijk je mening geven.
Dat iedereen mag meebeslissen.
Jouw ervaringen delen.
Andere kijk als docent.
Vertellen wat goed en minder goed ging.
Dan weet je of je het goed hebt gedaan.
Als iemand de kwaliteit van het werk beoordeelt.
Je bent eerlijk over je projectgroepleden.
Niet iedereen beoordeelt serieus. Er kan vriendjespolitiek zijn.
De één zal je eerder negatief beoordelen als de ander.
Je hebt het samen gedaan.
Kan je onzekerheid aantasten.
Vriendjespolitiek, het kan ruzie veroorzaken.
Voortrekken die je zelf meer mag.
Je kan je vriendjes politiek hebben.
Vrienden beoordelen elkaar altijd goed.
Ik vind het beter om elkaar te beoordelen.
Het moet wel eerlijk gaan.
Je gaat iedereen een hoog cijfer geven (eerlijkheid)
Geen nutteloze minpunten opnoemen.
Slechte samenwerking.
Vriendjespolitiek.
Je hebt kans dat er vriendjespolitiek ontstaat.
Niet objectief genoeg beoordelen (vriendjespolitiek).
Dat mensen niet objectief kunnen oordelen (vriendjespolitiek)
Interventieplan en onderzoeksplan
Niet goed:
3 0
Vriendjespolitiek.
Niet onderbouwde kritiek.
Wordt snel te hoog beoordeeld.
Algemene cijfer van de groep.
Dat niet iedereen zomaar het zelfde cijfer krijgt.
Soms geen eerlijke beoordeling.
Je kan oneerlijk beoordelen.
Je kunt ‘vrienden’ een hoger cijfer geven.
Elk groepje zou elkaar als vrienden beoordelen.
Ze kunnen extra punten geven.
Als je elkaar mag is hoger cijfer. Mag je iemand niet dan lager cijfer.
Door vriendjespolitiek wordt het meestal niet eerlijk beoordeeld.
Als mensen elkaar niet mogen gaan ze elkaar expres lagere cijfers geven.
Kan oneerlijk gebeuren, docenten zijn ‘neutraal’ en geven een ‘neutrale’ beoordeling.
Dan krijg je vriendjespolitiek.
Vriendjespolitiek.
Geen objectieve beoordeling.
Waarschijnlijk worden de cijfers onnodig hoger.
Iemand afbranden.
Kans dat je afgekraakt kan worden.
Als er niet objectief wordt beoordeeld.
Cijfers worden hoger.
B.
Begeleiding van de projecten & waardering
5.
De begeleider van het project (docent en/of instructeur) moedigt leerlingen aan om samen te werken
Helemaal mee oneens
1
2
3
4
5
2
10
21
12
2
Helemaal mee eens
Interventieplan en onderzoeksplan
3 1
De begeleider van het project gaat in op de behoeften en vragen van de leerlingen.
Helemaal mee oneens 7.
5
11
12
14
8
2
Helemaal mee eens
1
2
3
4
5
7
13
12
11
4
Helemaal mee eens
1
2
3
4
5
2
16
18
6
5
Helemaal mee eens
1
2
3
4
5
7
8
20
10
2
Helemaal mee eens
De begeleider van het project is geduldig bij het werken met de leerlingen.
Helemaal mee oneens 11.
4
De begeleider van het project toont interesse en enthousiasme bij het helpen van de leerlingen.
Helemaal mee oneens 10.
3
De begeleider van het project kent de inhoud van het project.
Helemaal mee oneens 9.
2
De begeleider van het project is benaderbaar en beschikbaar wanneer leerlingen vragen hebben.
Helemaal mee oneens 8.
1
1
2
3
4
5
6
16
13
10
2
Helemaal mee eens
De begeleider van het project geeft gelegenheid om vragen te stellen tijdens de projecturen.
Helemaal mee oneens
1
2
3
4
5
2
7
15
18
5
Helemaal mee eens
12. Ik waardeer de begeleiding van het projectonderwijs binnen de opleiding Marketing & Communicatie met (cijfer tussen 1 -10; alleen hele cijfers, s.v.p.): Cijfer: 5.3 Toelichting (indien gewenst):
Er wordt niet aandachtig geluisterd en er wordt onduidelijk uitgelegd.
We krijgen vaak verschillende leraren die niet op de hoogte zijn hoe ver iedereen is. Daar is weinig controle op. En niet iedereen heeft alle informatie, de leraren en de leerlingen.
Interventieplan en onderzoeksplan
6.
3 2
Elke leraar vertelt iets anders. Dit is heel verwarrend voor de leerlingen. De leraar gaat ook van dingen uit waar je misschien 1x uitleg over hebt gehad. Als ik iets vraag wordt vaak gezegd: “Dat weet je nou toch wel eens.”of “Zoek maar op.”DIT IS GEEN BEGELEIDING!!!!!!!!
Er is totaal geen gelegenheid voor vragen, en er wordt niet de moeite genomen om het project in zijn geheel te beoordelen. Er worden geen tips gegeven en er wordt geen duidelijke opdracht voorgelegd.
X doet het anders dan Y.
We krijgen een blaadje en moeten het zelf uitzoeken.
Projecten worden steeds verschillend beoordeeld.
Y kan het beste project geven en niet verschillende leraren.
We krijgen alleen begeleiding als je er lang om vraagt of als je project zo slecht is dat het niet meer te redden is. Weinig kennis van wat er moet gebeuren.
Veel leraren zijn soms niet aanwezig of bezig met eigen zaken. Sommige weten niet precies waar we het over hebben en luisteren niet.
Elke leraar zegt wat anders over hoe het project gemaakt moet worden. Als ik om hulp vraag zoals een woord die ik niet begrijp mag ik het opzoeken op internet. Ik vind de begeleiding niks. Gisteren zaten 3 docenten gezellig koffie te leuten terwijl ik een vraag had.
De begeleiding en de duidelijkheid van de docenten moet vele malen beter. De een zegt compleet iets anders dan de ander. Ze weten van elkaar niet waar ze mee bezig zijn.
De leraren moeten onderling beter afstemmen want iedere leraar zegt iets anders over het project zelf.
Een negatieve begeleiding! We worden meer afgekraakt als dat we begeleiding krijgen. Ze zitten niet op 1 lijn en zeggen allemaal iets anders!
Vaak kennen de docenten zelf het project niet eens waardoor ze ons slecht helpen.
Het gaat ‘oke’ maar niet top.
Ligt eraan wie op dat moment het project begeleidt.
Ligt er echt aan welke leraar of lerares begeleider is.
Zelf slecht voorbereid, niet genoeg kennis om te kunnen overbrengen.
Interventieplan en onderzoeksplan
3 3
Begeleiding is wel aanwezig, maar als je wat wil vragen weten ze niet vaak een antwoord erop. Door meerdere leraren hierbij horen schuiven ze de antwoorden naar een ander.
13. Ik waardeer het projectonderwijs (in het algemeen) binnen de opleiding Marketing & Communicatie met (cijfer tussen 1 -10; alleen hele cijfers, s.v.p.):
Cijfer: 5.8
We krijgen weinig projecten en als we projecten krijgen, worden de resultaten niet besproken en krijgen we geen feedback. Tussendoor bespreken we ook niet hoe het project verloopt.
Zie toelichting hierboven (Er is totaal……voorgelegd). Door de slechte begeleiding stelt het in z’n algemeen ook niks voor.
Projecten zijn leerzaam en meestal leuk, nu nog de goede leraren of de goede uitleg.
Ik vind het belangrijk dat we het krijgen, maar er moeten betere en leukere projecten worden gegeven.
Ik vind projecten wel leuk en leerzaam.
Projecten worden totaal niet uitgelegd. We moeten het project zelf doorlezen.
De projecten zijn langdradig en vaak te uitgebreid, waardoor het lastig is om het project af te maken.
Zelfstandig werken is fijn, maar als we iets willen weten is het handig als er een leraar is.
Leukere projecten, meer creativiteit!
Het zijn goede projecten, alleen een beetje saai.
Zijn leuke projecten, maar ook minder leuk.
Projecten zijn vaak saai en langdradig, onduidelijk en sluit niet bij de lessen aan.
Kan veel beter.
Het wordt niet goed uitgelegd maar je krijg een stuk tekst waar je het mee moet doen.
Interventieplan en onderzoeksplan
Toelichting (indien gewenst):
3 4