Hogeschool-Universiteit Brussel Campus Brussel Stormstraat 2 1000 Brussel
Projectmatig en themagericht werken Vroeger nadenken over later
Karlien Allonsius Jana Deknop Laure De Ridder Kimberly Grauwels Charlotte Maus Annemie Vandekerchove Opdrachtgever: Isabelle Makay Kenniscentrum Woonzorg Brussel Docent: Liesbeth Naessens 3e Bachelor Maatschappelijk Werk
Academiejaar: 2013-2014
1
2
Dankwoord We zouden heel graag iedereen willen bedanken die meegewerkt heeft, waardoor we zeer tevreden kunnen zijn met het eindresultaat. Wij willen eerst en vooral Isabelle en het Kenniscentrum bedanken voor de uitdagende opdracht. Ook de begeleiding en steun die wij gehad hebben tijdens het project was echt een meerwaarde. Zonder Isabelle en haar organisatie waren we nu niet zo rijk aan informatie over senioren en hun woonomgeving en woningaanpassingen. De senioren die meegewerkt hebben aan de debatten zijn we ook heel dankbaar. Dankzij hun openheid en eerlijkheid hebben zij ervoor gezorgd dat wij heel nuttige informatie hebben verkregen! Ook willen we een woordje van dank richten aan alle externe hulpverleners die ons geholpen hebben. Anick Davids, van het seniorencentrum, waar de meeste debatten zijn doorgegaan, Conny Roekens, van het lokaal dienstencentrum Ado Icarus en tot slot de maatschappelijk werker van het dienstencentrum Het Forum. Zij hebben de ouderen gecontacteerd en gemotiveerd om naar een debat te komen. Zonder hen hadden we geen ouderen. Ook Luc Lampaert, die ons heel hard geholpen heeft met de vertaling bij het laatste debat. We zijn de studenten ergotherapie ook dankbaar. Zij hebben ervoor gezorgd dat onze vragenlijst op punt kwam en gaven ons informatie door. Tot slot willen we Liesbeth Naessens bedanken. Zij heeft het project heel goed begeleid en ons ondersteund. Ze hield ons steeds op het juiste pad en wakkerde onze creativiteit aan.
3
1 Inhoud Dankwoord ........................................................................................................... 3 Inleiding ............................................................................................................... 6 2
Doelgroep....................................................................................................... 8 2.1
2.1.1
Eerste debat: ouderen ......................................................................... 9
2.1.2
Tweede debat: ouderen ......................................................................10
2.1.3
Derde debat : ouderen van vreemde herkomst ......................................10
2.2
3
Woonomgeving ........................................................................................11
2.2.1
Eerste debat: ouderen ........................................................................11
2.2.2
Tweede debat: kwetsbare ouderen .......................................................12
2.2.3
Derde debat: ouderen .........................................................................13
Organisaties ..................................................................................................14 3.1
Totstandkoming .......................................................................................14
3.2
Kenniscentrum Woonzorg Brussel ...............................................................14
3.2.1
Kenniscentrum Brussel .......................................................................14
3.2.2
Organisatie........................................................................................14
3.2.3
Kennis verzamelen en verspreiden .......................................................14
3.2.4
Begeleiding en ondersteuning bieden ....................................................14
3.2.5
Stimulansen bieden ............................................................................15
3.2.6
Missie ...............................................................................................15
3.3
LDC Het Forum ........................................................................................15
3.3.1
LDC Het Forum ..................................................................................15
3.3.2
Organisatie........................................................................................16
3.4
Seniorencentrum ......................................................................................16
3.4.1
Het Seniorencentrum Brussel ...............................................................16
3.4.2
Organisatie........................................................................................16
3.4.3
Missie ...............................................................................................16
3.5
4
Woningaanpassing..................................................................................... 9
Ado Icarus ...............................................................................................17
3.5.1
Ado Icarus Brussel .............................................................................17
3.5.2
Organisatie........................................................................................17
Stellingen ......................................................................................................18 4.1
Woningaanpassing....................................................................................18
4.1.1
Stelling 1: Ouderen zijn de gelukkigste leeftijdsgroep .............................18
4.1.2
Stelling 2: Wonen op je oude dag is iets wat je moet voorbereiden ..........20
4.1.3 Stelling 3: Het aanpassen van mijn woning is een beter alternatief dan naar een rusthuis te gaan. ......................................................................................22 4
4.1.4 Stelling 4: Het is voor mij ofwel thuis wonen ofwel naar een rusthuis, ik ken geen alternatieve woonvormen ........................................................................26 4.1.5 Stelling 5: ‘Er moet maar ergens een wereldleider een wind laten en ik heb het geweten.’ .................................................................................................29 Ik hou ervan in Brussel te wonen, de diversiteit in de stad is echt een meerwaarde. ....................................................................................................................29 4.1.6 Stelling 6: In allochtone families is het de gewoonte dat kinderen voor hun ouders zorgen, wanneer ze dit zelf niet meer kunnen doen. .................................32 4.1.7 4.2
Besluit stellingen ................................................................................35
Woonomgeving ........................................................................................37
4.2.1 Stelling 1: “Ik heb een uur rondgereden en ben dan naar huis gekomen omdat ik geen parkeerplaats vond.” ..................................................................37 4.2.2 Stelling 2: “Vroeger kende iedereen elkaar maar nu ken je niemand meer, dat is oud worden!” ........................................................................................40 4.2.3
Stelling 3: “ Als de winkel sluit, kom ik niet meer buiten!” .......................43
4.2.4
Stelling 4 : “ Ik voel mij eenzaam als ik thuis ben.” ................................45
4.2.5
Stelling 5: “ Ne oude boom verplaatst ge niet!” ......................................48
4.2.6
Stelling 6: “Leef nu, denk later” ...........................................................52
4.2.7
Besluit stellingen ................................................................................55
5
Gemeenschappelijke bevindingen .....................................................................57
6
Literatuurstudie..............................................................................................58
7
6.1
Geraadpleegd op internet ..........................................................................58
6.2
Boek .......................................................................................................58
6.3
Niet-gepubliceerde scriptie ........................................................................58
Bijlagen.........................................................................................................59
5
Inleiding In het kader van de opleiding Sociaal Werk aan de Hogeschool-Universiteit Brussel werd er eind september een project opgestart tussen ‘Kenniscentrum Woonzorg Brussel vzw’ en zes derdejaarsstudenten (Jana Deknop, Charlotte Maus, Kimberly Grauwels, Annemie Vandekerchove, Laure De Ridder en Karlien Allonsius) om tegemoet te komen aan de opdracht die werd gesteld binnen het opleidingsonderdeel ‘Projectmatig en themagericht werken’. De school werd door het ‘Kenniscentrum Woonzorg Brussel vzw’ gecontacteerd met de vraag om een project op te starten rond het thema wonen met als focus woningaanpassing, toegankelijkheid van de woonomgeving en welzijn. Het Kenniscentrum Woonzorg Brussel vzw wil de kwaliteit van de woon- en leefomgeving van oudere Brusselaars verbeteren door allerhande acties te ondernemen. De woonsituatie in Brussel is immers zeer verschillend van deze in Vlaanderen. De meeste mensen in Brussel zijn huurder, wat zijn impact heeft op het onderhoud en de kwaliteit van de woningen. Het Kenniscentrum wil voor een aantal specifieke groepen met zorgvragen kwaliteitsvolle, aangepaste en toegankelijke woningen voorzien, zodat langer zelfstandig wonen mogelijk wordt. Wij werken in functie van het grote debat dat in het voorjaar wordt georganiseerd in samenwerking met de Koning Boudewijnstichting. In dit debat zal de focus liggen op tijdig nadenken, dus d.w.z. dat we niet wachten tot we al oud zijn. We veronderstellen nu dat je ook op jongere leeftijd daarover na kan denken. De hoofdvraag is: “Wat moet er gebeuren op vlak van wonen en woonomgeving zodat Brusselse ouderen op een waardevolle en positieve manier hun oude dag kunnen beleven? Wat zijn de knelpunten in de woning en de woonomgeving waardoor ouderen beperkt worden om een leven te leiden zoals zij dat het liefste willen? Waarom is het belangrijk daar nu al op jonge leeftijd over na te denken?” Omdat de hoofdvraag veel te ruim was om te stellen, hebben we ons opgesplitst. We hebben twee groepen gevormd van drie studenten, zodat we de focus van onze vragen op verschillende thema’s konden leggen. De hoofdvraag van de ene groep (Laure, Charlotte & Karlien) is: “Hoe kunnen we de woning zo inrichten dat ouderen hun leven kunnen leiden zoals zij dat willen?”. Onderliggende vragen: “Hoe kunnen we daar al op jongere leeftijd over nadenken? Wat moet er precies veranderd worden?”. Deze groep maakt ook 5 deelvragen voor één groep allochtone ouderen, met nog steeds de focus op ‘het huis’. De hoofdvraag van de andere groep (Annemie, Kimberly & Jana) is: “Hoe kunnen we de woonomgeving zo inrichten dat ouderen hun leven kunnen leiden zoals zij dat willen?”. Onderliggende vragen: “Hoe kunnen we daar op jongere leeftijd over nadenken? Wat moet er precies veranderd worden?”. Deze groep maakt ook 5 deelvragen voor één groep kansarme ouderen, met nog steeds de focus op ‘de woonomgeving’. Bij de woonomgeving spitsen we ons toe op de toegankelijkheid van de mogelijkheden in de buurt en op de verbondenheid met de omgeving. Hieronder volgen voorbeelden van vragen die wij hebben gesteld tijdens het debat. Er werd gevraagd of ze aanpassingen zouden doen in hun huis om langer thuis te blijven wonen, vb. een traplift een douchestoel, enzovoort. 6
Een andere vraag was of de senioren zich eenzaam / geïsoleerd voelen. Alsnog vragen wij ons af of de ouderen zo lang mogelijk willen thuis blijven wonen of zo snel mogelijk een andere woonvorm verkiezen. We verwachtten dat de senioren zo lang mogelijk willen thuis blijven en dat zij alle nodige aanpassingen daarvoor zouden doen. We dachten dat zij dit prefereren boven een rusthuis. Echter vermoedden we dat de ouderen sterk geïsoleerd / eenzaam zijn en dat zij nog weinig contact hebben met buitenstaanders, naast hun familie of buren. De groep geïsoleerde ouderen dachten wij niet te treffen in onze debatgroep, omdat deze niet naar een dienstencentrum komen. Langs de ene kant stelden wij hoge verwachtingen op van deze debatten door de expertise van de ouderen. Aangezien zij ervaringsdeskundigen zijn, weten zij natuurlijk meer over de problematieken die we zullen tegenkomen. Aan de andere kant hadden wij ook schrik dat onze ondervraagden niet representatief zouden zijn en mogelijks te divers of te gelijkend. We waren er ons ook bewust van dat bepaalde informatie niet altijd even bruikbaar ging zijn. Een voorbeeld hiervan is dat de woonmarkt veel duurder is geworden tegenover vroeger. Een ander voorbeeld is bijvoorbeeld dat wij nu sneller aan informatie komen via het internet. We moeten dus afwegen voor welke generatie welke tips relevant waren. Voor deze opdracht hebben we vooral op microniveau gewerkt. We zijn er ons bewust van dat er op meso- en op macroniveau structurele problemen zijn. Toch hebben we voor deze opdracht gefocust op het microniveau, omdat wij daar de meeste ervaring mee hadden. De reden waarom we de andere niveaus niet hebben besproken, is dat dit de volgende jaren nog verder wordt onderzocht door onze opdrachtgever. Een valkuil waar we ons zeker bewust van moesten zijn is de stereotypering. Er zijn verschillende redenen hiervoor. De eerste reden is dat in onze opleiding ouderen niet veel aan bod kwamen. De tweede reden is dat onze interesses meer bij jongeren dan bij ouderen lagen. Hierdoor hebben wij een stereotype beeld, dat vaak in de literatuur bevestigd werd. Het is zeker een goed ding dat we ook specifieke groepen interviewden, waardoor het beeld verruimd werd. Natuurlijk is het ook gevaarlijk om ze in hokjes te plaatsen, waardoor de stereotypering weer tevoorschijn komt in de onderverdeling. Ter voorbereiding van de debatten stelde elk groepje studenten een vragenlijst op, gebaseerd op de literatuur. Deze vragenlijst werd op voorhand ook al eens getoetst tijdens een overleg met studenten ergotherapie. We hoopten om een zo representatief beeld te kunnen afleveren met de nodige persoonlijke invloeden, waardoor de informatie dichterbij komt. Dit gaan we doen aan de hand van een verslag en een presentatie Het verslag bestaat uit 12 stellingen: 6 stellingen per groep. De stellingen werden gemaakt op basis van gelezen literatuur en de persoonlijke verhalen. U vindt ze terug in deze paper. Het verslag werd ook opgefrist door foto’s van de ondervraagden om een beeld te plakken op de verhalen. Ernaast is er ook een presentatie waar we deze dingen mondeling aanbrengen. De personen die werden uitgenodigd, zijn de personen die meegewerkt hebben aan ons project. De presentatie vindt plaats op maandag 9 december 2013 om 9u30. Laat u inspireren!
7
2 Doelgroep We hebben tijdens onze debatten een aantal ouderen geïnterviewd. De ouderen werden opgedeeld in 3 groepen. Er zijn twee groepen “gewone” ouderen en dan voor ieder groepje een specifieke doelgroep. Iedere week was er een ander debat met een andere groep ouderen. Het eerste debat hebben zowel de groep woningaanpassing als de groep woonomgeving met ouderen gevoerd, deze hadden geen specifieke problematiek. Bij de groep woningaanpassing viel hierbij op dat de ouderen voornamelijk eigenaar waren van hun woning. Ook waren ze voornamelijk samenwonend. Bij de groep woonomgeving viel hetzelfde op maar daaraan kunnen we ook nog toevoegen dat ze voornamelijk in een appartement woonden. Een week later was er het tweede debat. Bij de groep woningaanpassing was dit een andere groep ouderen. Hierbij viel op dat alle ouderen alleenwonende waren. Ook kwamen zowel Joanne als Marie Rose uit Sint-Lambrechts-Woluwe en zowel Piet als Jeannine kwamen uit Anderlecht. Iedereen buiten Joanne woont in een huis, zij woont in een appartement. De meeste ouderen zijn eigenaar van hun woonst. Bij de groep woonomgeving was dit de kwetsbare groep. Dit zijn mensen die vereenzaamd, verouderd, verarmd of psychische moeilijkheden ondervinden. Enkel Hortense was samenwonend. Er kwamen twee ouderen (Hortense en Yvonne) uit het centrum van Brussel. Het laatste debat deed de groep woningaanpassing met ouderen met een vreemde herkomst. Hier viel op dat het grootste deel samenwonend met echtgenoot zijn. Ze komen allemaal uit het centrum van Brussel, ze huren allemaal een woonst in ‘De Brusselse Haard’ (Brusselse huisvestingsmaatschappij). De groep woonomgeving heeft het debat gevoerd met de laatste groep ouderen. Hier was een man van 40 jaar bij (Tom). Tom was erbij omdat hij onze nuttige informatie gegeven heeft rond toegankelijkheid vermits hij fysiek beperkt is. Hier valt duidelijk op dat ze bijna allemaal eigenaar zijn van hun woonst. Ze wonen allemaal in Neder-Over-Heembeek (waar het lokaaldienstencentrum gevestigd is).
8
2.1 Woningaanpassing 2.1.1 Eerste debat: ouderen
Naam
Leeftijd
Leefsituatie
Stad/gemeente
Woonvorm
Andere
Eengezinswoning Sociale woning
Eigenaar of huurder Eigenaar Huurder
Monique MarieRose
/ /
Alleenwonend Alleenwonend
Anderlecht
Willy
85 jaar
Mia
/
Maria
/
Samenwonend met echtgenote Samenwonend met echtgenoot Samenwonend met echtgenoot
Ganshoren
Appartement
Eigenaar
/
Ukkel
Eengezinswoning
Eigenaar
/
Evere
Appartement
Huurder
/
/ /
9
2.1.2 Tweede debat: ouderen
Naam
Leeftijd
Leefsituatie
Stad/gemeente
Woonvorm
Andere
Appartement
Eigenaar of huurder Eigenaar
Joanna
74 jaar
Alleenwonend
Marie Rose
73 jaar
Alleenwonend
Karel
68 jaar
Alleenwonend
SintLambrechtsWoluwe SintLambrechtsWoluwe Centrum Brussel (Begijnhof)
Huis
Eigenaar
/
Huis
Huurder
/
Piet
64 jaar
Alleenwonend
Anderlecht
Huis
Eigenaar
/
Jeanine
68 jaar
Alleenwonend
Anderlecht
Huis
Huurder
/
/
2.1.3 Derde debat : ouderen van vreemde herkomst
Naam
Leeftijd
Leefsituatie
Stad/gemeente
Woonvorm
Luciano
83 jaar
Samenwonend met echtgenoot
BrusselCentrum
Aghata
78 jaar
Samenwonend met echtgenoot
BrusselCentrum
Vincenta
76 jaar
Alleenwonend
BrusselCentrum
Jacqueline
82 jaar
Samenwonend met zoon Weduwe
BrusselCentrum
Regine
/
/
BrusselCentrum
Brusselse huisvestingsmaatschappij ‘De Brusselse Haard’ Brusselse huisvestingsmaatschappij ‘De Brusselse Haard’ Brusselse huisvestingsmaatschappij ‘De Brusselse Haard’ Brusselse huisvestingsmaatschappij ‘De Brusselse Haard’ Brusselse huisvestingsmaatschappij ‘De Brusselse Haard’
Eigenaar of huurder Huurder
Andere
Huurder
Afkomstig uit: Italië (Sicilië)
Huurder
Afkomstig uit: Spanje
Huurder
Afkomstig uit: Frankrijk
Huurder
Afkomstig uit: Congo
Afkomstig uit: Italië
10
2.2 Woonomgeving 2.2.1 Eerste debat: ouderen
Naam
leeftijd
Leefsituatie
Stad/gemeente
Woonvorm
Andere
Appartement
Eigenaar of huurder Eigenaar
Yvonne
82 jaar
Alleenwonend Weduwe
Anita
76 jaar
Samenwonend Met vriend
Thérèse
77 jaar
Samenwonend Met echtgenoot
Grens Laken – Neder-OverHeembeek Stokkel – Sint-PietersWoluwe Brussel centrum
Appartement
Eigenaar
/
Appartement
Huurder
/
Frans
82 jaar
Samenwonend met echtgenote
Neder-OverHeembeek
Appartement
Huurder
/
Paula
79 jaar
Alleenwonend Weduwe
Sint-AgathaBerchem ( rand van Brussel)
Huis
Eigenaar
/
/
11
2.2.2 Tweede debat: kwetsbare ouderen
Naam
Leeftijd
Leefsituatie
Stad/gemeente
Woonvorm
Gina
85 jaar
Zelik
Huis
Hortense
78 jaar
Alleenwonend Weduwe Samenwonend met echtgenoot
Eigenaar of huurder Eigenaar
Centrum Brussel (aan de Ijzer)
Appartement
Eigenaar
Yvonne
85 jaar
Alleenwonend
Centrum Brussel in de Lakenstraat
Appartement
Huurder
Frans
89 jaar
Alleenwonend Weduwnaar
Koekelberg
Studio
Huurder
Andere Vereenzaamd
In een sociale woning gewoond Niet meer zo mobiel Last van zijn been
12
2.2.3 Derde debat: ouderen
Naam
Leeftijd
Leefsituatie
Stad/gemeente
Woonvorm
Eigenaar of huurder Huurder
Andere
Christiane
70 jaar 82 jaar
José
73 jaar
Rachel
66 jaar
Neder-OverHeembeek Neder-OverHeembeek Neder-OverHeembeek Neder-OverHeembeek
Appartement
Rosa
Tom
40 jaar
Mariette
75 jaar
Simonne
75 jaar
Alleenwonend Weduwe Samenwonend met echtgenoot Samenwonend met echtgenoot Samenwonend met zoon Weduwe Samenwonend met mama Alleenwonend Weduwe Alleenwonend Weduwe
Huis (kenmerken kangoeroewonen) Huis
Eigenaar
Last van oren
Appartement
Eigenaar
Mama Tom
Neder-OverHeembeek Neder-OverHeembeek Neder-OverHeembeek
Appartement
Eigenaar
Appartement
Eigenaar
Fysieke beperking
Huis
Eigenaar
Eigenaar
Heeft hoorapparaat
13
3 Organisaties 3.1 Totstandkoming In dit deeltje gaan we toelichten welk proces we doorlopen hebben. We geven een korte beschrijving over onze opdrachtgever het ‘Kenniscentrum Woonzorg Brussel’ en de bezochte organisaties; Seniorencentrum, lokaaldienstencentrum ‘Forum’ en lokaaldienstencentrum ‘Ado Icarus’ Door deze actoren zijn we dan ook tot de 12 stellingen gekomen.
3.2 Kenniscentrum Woonzorg Brussel Het Kenniscentrum Woonzorg Brussel vzw heeft ons de opdracht voor het project gegeven. We gingen wekelijks langs voor verslaggeving en informatieverstrekking. 3.2.1 Kenniscentrum Brussel Het Kenniscentrum is gelegen op Lakensestraat 76, 1000 Brussel. 3.2.2 Organisatie Het Kenniscentrum Woonzorg Brussel is een organisatie gevestigd in het centrum van Brussel. Zij houden zich voornamelijk bezig met de woonvormen en de woonzorgen van senioren (Kenniscentrum, 2008). Opdrachten: 3.2.3 Kennis verzamelen en verspreiden Het Kenniscentrum verzamelt alle informatie over • • • • •
woonzorgzones en hoe ze werken alternatieve woonvormen voor senioren en zwaar zorgbehoevenden toegankelijkheid levensloopbestendig wonen zorgvernieuwing (Kenniscentrum, 2008)
Het Kenniscentrum zorgt voor bewustmaking en informeert het werkveld, alle mogelijke partners en organisaties die zich naar ouderen richten, en het brede publiek over wonen en zorg. Dit gebeurt via • • •
de website regelmatige info- en studiemomenten eventueel via doorverwijzing naar de woonzorgcoach in de woonzorgzone (Kenniscentrum, 2008)
3.2.4 Begeleiding en ondersteuning bieden Het Kenniscentrum ondersteunt de ontwikkeling van woonzorgzones, zowel de uitbouw van de zorg als van de infrastructuur. (Kenniscentrum, 2008)
14
Het Kenniscentrum begeleidt iedereen die zorg- of woonzorgvoorzieningen wil bouwen in een woonzorgzone. Daarbij is het centrum facilitator of medebegeleider van een vastgoedproject, maar geen actor. (Kenniscentrum, 2008)
Het Kenniscentrum helpt woonzorgprojecten bij • • • •
de onderlinge afstemming tussen de verschillende partners de uitbouw van het zorgknooppunt en de organisatie van het halen en brengen van de zorg- en dienstverlening de afstemming tussen alle betrokkenen over thema’s als ‘wonen met zorg’, ‘halen en brengen’, ‘buurtconciërge’, ‘sociaal vervoer’, enzovoort de organisatie van opleiding- en tewerkstellingsprojecten om voldoende personeel te kunnen aantrekken dat ook Nederlands kent (Kenniscentrum, 2008)
3.2.5 Stimulansen bieden Het Kenniscentrum stimuleert • • • •
de realisatie van kwaliteitsvolle projecten in woonzorgzones potentiële partners om zich te engageren in woonzorgzones nieuwe en bijkomende opvang voor senioren en zwaar zorgbehoevenden projecten levensloopbestendig wonen (Kenniscentrum, 2008)
Het Kenniscentrum maakt (Kenniscentrum, 2008)
het
brede
publiek
bewust
over
wonen
met
zorg.
3.2.6 Missie Onder het motto ‘stabiliseer het wonen, mobiliseer de zorg’, stimuleert het Kenniscentrum de ontwikkeling van woonzorgzones in Brussel. Ouderen en zorgbehoevenden krijgen in een woonzorgzone alle steun die ze nodig hebben om zo lang mogelijk thuis te blijven wonen. Pas wanneer dat niet meer gaat, wordt passende zorg geboden in een residentiële voorziening. Het Kenniscentrum bevordert en ondersteunt de uitbouw van de woonzorgzones. Dat doet het door kennis en expertise te ontwikkelen, door de uitbouw van ouderenvoorzieningen en thuiszorgdiensten te ondersteunen en te begeleiden, en door nieuwe woon- en zorginitiatieven mee op gang te trekken. (Kenniscentrum, 2008)
3.3 LDC Het Forum In het LDC het Forum vond het laatste debat van het groepje ‘woningaanpassing’ plaats. Dit debat werd gevoerd met ouderen met een vreemde herkomst. De voertaal tijdens het debat, was Frans. We verstonden het meeste, maar er was ook iemand aanwezig die vertaalde. 3.3.1 LDC Het Forum Het Forum is gelegen op de Groot Sermentstraat 8, 1000 Brussel. Het Lokaal Dienstencentrum Forum is gelegen in het centrum van Brussel, waar vijftigplussers met een beginnende zorgbehoefte terecht kunnen.
15
3.3.2 Organisatie Het LDC het Forum is een ontmoetingsruimte, waar men tal van activiteiten organiseert. Zo is er de mogelijkheid tot gezelschapsspelen, samen koken, Nederlandse les volgen, geheugentraining, film, crea, enzovoort. Dit gebeurt ten behoeve van de bevolking uit de Brusselse Zennewijk en omgeving met bijzondere aandacht voor kwetsbare thuiswonenden met het oog op hun emancipatie in de woon- en leefomgeving. Ze helpen hen hun zelfstandigheid zo lang mogelijk te laten behouden en hun integratie in de gemeenschap te bevorderen. Daarnaast wil Het Forum rassendiscriminatie bestrijden en de rechten van de mens verdedigen.
3.4 Seniorencentrum In het seniorencentrum Brussel hebben we 2 van onze 3 debatten met Brusselse ouderen gehouden. Ook heeft Anick Davids die verantwoordelijk is voor Welzijn ons geholpen bij het samenbrengen van de ouderen. Daarom wilden we toch graag even bespreken wat het seniorencentrum nu juist inhield. 3.4.1 Het Seniorencentrum Brussel Het seniorencentrum is een vzw die gelegen is op het zaterdagplein 6, 1000 Brussel. Het bestaat uit een Algemene Vergadering en een Raad van Bestuur. Het is een regionaal kennisen expertisecentrum met communicatieen bemiddelingsfunctie 3.4.2 Organisatie De activiteiten en diensten richten zich tot Nederlandstalige senioren in Brussel. Maar ook senioren uit de Brusselse Randgemeenten en uit de rest van Vlaanderen zijn er meer dan welkom. Een ploeg van een 15-tal medewerkers en tientallen vrijwillige medewerkers proberen ervoor te zorgen dat iedereen er zich thuis zal voelen. 3.4.3 Missie De vzw Seniorencentrum werkt in een conventie Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
met
de
Vlaamse
Hun opdracht is het welzijns- en gezondheidsbeleid en de maatschappelijke, sociale en culturele deelname van Brusselse senioren te bevorderen. Zowel in georganiseerd verband als individueel, en met bijzondere aandacht voor kwetsbare doelgroepen. Dit wordt gedaan door: •
Deelname aan culturele, sportieve, educatieve, sociaal-toeristische en welzijnsgerichte activiteiten te stimuleren. Dit door middel van samenwerking met, ondersteuning van en begeleiding naar alle netwerkpartners.
•
Het ontwikkelen van een eigen op vragen gebaseerd aanbod waar er op deze domeinen nog niet voldoende of niets rond wordt gedaan.
•
Het informeren, doorverwijzen, adviseren en coachen van senioren rond thema’s die voor hen belangrijk zijn.
16
•
De senioren positief te profileren en ook het seniorencentrum in het daglicht te stellen.
•
Inspraak te organiseren, als het nodig is ook projecten ontwikkelen. Dit maakt deel uit van een beleidsvoorbereidende opdracht.
•
Een intern personeelsbeleid en een gezond financieel beleid te voeren om de doelstellingen in een maximale samenwerking met vrijwilligers te realiseren.
3.5 Ado Icarus Ado Icarus is een grote organisatie die van Hasselt uit gecoördineerd wordt. Wij hebben voor het laatste debat rond woonomgeving een vestiging bezocht die uitging van twee pijlers, mensen met een beperking en ouderen. Deze vestiging is een lokaal dienstencentrum waar Conny Roeken centrumleider is (Roekens, 2013,20 november). 3.5.1 Ado Icarus Brussel Het Lokaal Dienstencentrum Ado Icarus Brussel is gelegen op Frans Vekemansstraat 131, 1120 Neder-Over- Heembeek. 3.5.2 Organisatie Het lokaal dienstencentrum is een ontmoetingsplaats waar een café is uitgebouwd. Ze organiseren ook vormingen en informatiemomenten, waardoor de ouderen goed op de hoogte blijven van de sociale ontwikkelingen. Er zijn ook recreatieve activiteiten, bijvoorbeeld Boma van FC de Kampioenen is eens komen optreden. Volgens de geïnterviewden doet Conny ook heel veel en moeten ze haar in ere houden (Putteman, 2013, 20 november).
17
4 Stellingen Aangezien we van in het begin ingedeeld zijn in 2 groepen hebben we ook elk verschillende onderwerpen behandeld. Daarom hebben we ook hier onze stellingen opgesplitst in 2 luiken. Eerst vindt u de stellingen en beargumentering van de groep woonomgeving en later komen de stellingen van de groep woningaanpassing aan bod. Het leek ons handig om dit zo op te splitsen, omdat we toch heel andere debatten hebben gevoerd en dus ook andere inzichten hebben verworven. Op het einde van elk luik geven we een kort besluit van de vooraf besproken opmerkelijkheden uit de stellingen. De ‘gemeenschappelijke bevindingen’ bevat de gezamenlijke informatie die de beide groepen hebben waargenomen.
4.1 Woningaanpassing 4.1.1 Stelling 1: Ouderen zijn de gelukkigste leeftijdsgroep Uit de literatuur en de debatten blijkt dat ouderen zich gelukkig voelen. Hier zijn verschillende redenen voor, die ik verder opsom in onderstaande tekst.
4.1.1.1 Ouderen voelen zich het gelukkigst Koning Boudewijnstichting (2012) bespreekt het internationaal onderzoek over de ervaring van ouderdom. Hieruit concludeert men dat het vaak negatief gebracht beeld over de latere levensjaren als een periode van kommer en kwel niet overeenkomt met de werkelijkheid. Integendeel: volgens diverse, internationale studies blijkt de groep oudere mensen zich net het gelukkigst te voelen van alle leeftijdscategorieën. Een toenemend aantal rimpels en het dichter bij de dood zijn, lijkt ouderen niet af te schrikken. Het blijkt dat zij helemaal niet droeviger worden naarmate ze ouder worden, maar juist gelukkiger. De reden hiervoor is dat ouder worden kansen biedt die vaak niet genomen kunnen worden in de meest hectische periode van het leven: kansen om bewust te genieten van het leven, en te genieten van de relaties met diegenen die hen het meest dierbaar zijn, kansen ook om zich te blijven inzetten voor de gemeenschap, via betaald werk of op vrijwillige basis.
18
4.1.1.2 Ouderen hebben een druk leven Uit het debat bleek eveneens dat ouderen nog in grote mate actief zijn in het verenigingsleven. Hun dagen zijn goed gevuld. Ze hadden liever wat meer uren op een dag gehad. Kenniscentrum Woonzorg Brussel bespreekt de vrijetijdsinvulling van ouderen. Ouderen hebben vaak een erg druk leven, zeker als ze op pensioen zijn. Ze vullen hun ‘vrije’ tijd zinvol in. Ze helpen hun kinderen, vangen de kleinkinderen op, doen de was en de strijk, helpen in de tuin, enzovoort. Velen zijn actief in het verenigingsleven als bestuurder of vrijwilliger, iets wat ze mits de nodige ondersteuning graag doen. Ook het grote aanbod aan culturele en sociale activiteiten en vormingen spreekt veel ouderen aan. 4.1.1.3 Geluk neemt toe met de leeftijd Düren (2013) bespreekt: volgens Stone kan geluk ook toenemen met de leeftijd doordat mensen zich blijven ontwikkelen en hierdoor steeds beter om kunnen gaan met problemen. Tieners en volwassenen hebben de meeste negatieve emoties, terwijl ouderen dit in mindere mate hebben. Daarnaast zouden ouderen gelukkiger zijn omdat ze een diepere waardering voor het leven hebben, een groter vermogen hebben om wisselvalligheden van het leven te begrijpen, minder ambitieus zijn en minder verwachtingen van zichzelf hebben. 4.1.1.4 Ouderen zijn nog goed van geest en lichaam Dat ouderen zich gelukkig voelen, bleek ook uit de kleine debatten. Ze zijn blij dat ze al zo oud zijn. Ik verwijs hierbij naar een citaat: “Je hebt mensen van 60 die oud zijn en mensen van 80 die nog jong zijn, zowel van geest als van lichaam. Dit hangt van de omstandigheden en van uw genen af”.(Willy, 85 j.) Uit de debatten bleken sommige ouderen nog maar weinig lichamelijke ongemakken te hebben. Hierbij verwijs ik naar ‘sommige’ ouderen, omdat uit de debatten is gebleken dat enkele wel last hadden van lichamelijke problemen. Zoals Willy tijdens het eerste debat aanhaalde dat hij in het verleden geconfronteerd werd door longkanker. Door deze ziekte kreeg hij moeite met ademhalen en was het wonen in een huis met trappen allemaal veel minder vanzelfsprekend geworden. Er wordt ons bovendien door de demografische evolutie van de voorbije jaar een heel nieuwe periode van leven aangereikt, een extra 25 tot 30 jaren van leven die door een groot deel van de bevolking in relatief goede gezondheid beleefd wordt.
19
4.1.2 Stelling 2: Wonen op je oude dag is iets wat je moet voorbereiden Uit de literatuur blijkt dat vroegtijdige zorgplanning erg nuttig kan zijn. Wanneer we dit toetsen aan de debatten, brengt dit voorbereiden voor ouderen toch wat moeilijkheden met zich mee. 4.1.2.1 Je oude dag voorbereiden is nuttig Koning Boudewijnstichting (2012) bespreekt vroegtijdige zorgplanning. Het moet mensen helpen om zich bewust te worden van hun voorkeur op het vlak van woonplaats. Die voorkeur moet ook kunnen evolueren samen met de betrokkene, en met alles wat hij op het vlak van gezondheid nog zal meemaken. Door zich te interesseren voor de waarden die het leven voor iemand betekenisvol maken, verzamelt men een kostbaar potentieel aan informatie dat later nuttig zal kunnen zijn, als de persoon niet langer in staat is om zijn wensen kenbaar te maken. De wensen van iemand, voornamelijk wat betreft woonplaats en plaats waar men de laatste fasen van het leven wil doorbrengen, moeten bespreekbaar worden door tevens rekening te houden met wat de omgeving van die persoon wenst. 4.1.2.2 Voorbereiden is erg moeilijk Tijdens de kleine debatten bleken de ouderen het er bijna unaniem over eens dat dit voorbereiden erg moeilijk is, omdat je nooit weet wat het leven voor je in petto heeft. Ze kunnen zelfs aan hun eigen ouderdom nog niet voorspellen wat er hen te wachten staat en waar ze ooit terecht zullen komen door welke omstandigheden ook. Dat dit voorbereiden moeilijk is blijkt ook uit volgende citaten: “Als je 20 jaar bent, moet je nog niet nadenken over 80 jaar.”. (Maria) “Je trouwt, je krijgt kindjes, je scheidt, je trouwt opnieuw,.. Het is echt zo onvoorspelbaar! Ook op vlak van wonen. Hoe weet je waar je binnen 10 jaar gaat wonen?”. (Karel, 68 j.) Karel is eerst begonnen met een appartement, daarna is hij naar een huis gegaan. Dan een huurhuis, opnieuw een eigen huis. Tenslotte koos hij terug voor een appartement. Al die veranderingen, daar kun je je niet op voorbereiden, dat is veel te lang op voorhand. 4.1.2.3 In de praktijk Marie-Rose(73 j.) kent iemand die onlangs gestorven is. Zij had haar huis gebouwd met een lift, met het gedacht dat als ze niet meer de trap op kan. Ook als ze boodschappen ging doen, dan stak ze de boodschappen in de lift en dan haalde haar man de boodschappen er uit. Dus zij had het wel voorzien. Ze was maatschappelijk assistente in een rusthuis, dus werd ook geconfronteerd door de problematiek, misschien daarom dat zij het wel heeft gedaan. Maria vindt dat die vrouw waar Marie-Rose het over heeft, zich ten eerste in een situatie bevond waar ze kon inschatten wat ze eventueel later kon doen, die andere mensen niet hebben. Ten tweede had zij ook het budget om een lift te laten plaatsen. “Moest het in mijn geval zijn, zou ik geen geld hebben om een lift te laten plaatsen.” (Maria) Uit het debat bleek dat iedereen het eens was met Maria. Enerzijds vinden ze dat je nog niet kan inschatten hoe je het later kan doen. Anderzijds hebben ze ook niet het budget om aanpassingen te doen.
20
4.1.2.4 Verschil tussen vroeger en nu Mensen hadden vroeger nog een goede job, zelfs voltijds. Karel maakt zich hierbij de bedenking: “De dag van vandaag is het voor jongeren moeilijk om een job te vinden. Als ze dan een job hebben, is het meestal maar een job waarmee men maar net kan overleven. Als je dan iets meer wilt, dan moet je nog een andere job zoeken. Dit maakt het voor jongeren moeilijk om nu al na te denken over later, aangezien er op vlak van werk steeds een onzekerheid is. Deze financiële onzekerheid maakt het ook moeilijk om aanpassingen in de woning te doen.”. (Karel, 68 j.)
21
4.1.3 Stelling 3: Het aanpassen van mijn woning is een beter alternatief dan naar een rusthuis te gaan. Met deze stelling willen we kijken hoe ouderen tegenover woningaanpassing en tegenover woningaanpassing als alternatief voor een RVT staan. De ouderen waren het er praktisch unaniem over eens dat een rusthuis zoveel mogelijk vermeden diende te worden en zagen woningaanpassing dan ook als een goed alternatief, ook al is dat in de praktijk niet altijd even eenvoudig. Dit willen we dan ook verder uitwerken aan de hand van deze stelling. 4.1.3.1 Algemeen In 2010 werd door het kabinet van Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, Jo Vandeurzen een Vlaams ouderenbeleidsplan opgesteld voor de periode 20102014. De bedoeling van dit plan was om een beeld te scheppen van wat het betekent om op dit moment ouder te worden in Vlaanderen en hoe we de positie van ouderen in onze samenleving kunnen beschrijven. Volgens dit beleidsplan (2010) leven we vandaag de dag in Vlaanderen met een enorme diversiteit aan ouderen. Het is opvallend dat deze bevolkingsgroep zo lang mogelijk zelfstandig wil blijven functioneren in onze samenleving. Hierbij wordt er ook een verwachting naar de toekomst toe uitgesproken. Men voorspelt immers dat steeds een groter aantal ouderen langer zelfstandig zullen blijven wonen en dat er steeds minder ouderen in een collectieve woonvorm zullen verblijven, bijvoorbeeld in een rusten verzorgingstehuis. Voor deze trend vonden we ook evidentie in onze debatten. Tijdens het eerste debat maakten we bijvoorbeeld kennis met Willy. Deze kwieke man van 85 jaar oud werd in het verleden geconfronteerd met longkanker. Door deze ziekte kreeg hij moeite met ademhalen en was het wonen in een huis met trappen allemaal veel minder vanzelfsprekend geworden. Hij nam toen, samen met zijn vrouw, de beslissing om naar een appartement te verhuizen. Hij vergelijkt deze verhuis ook wel met het overstappen naar een serviceflat. Het was een moeilijke aanpassing, maar essentieel om te vermijden naar een rusthuis te gaan. Dat is voor hem de laatst mogelijke oplossing. Op het appartement hebben Willy en zijn vrouw toch nog voldoende ruimte en hebben ze hun eigen meubelen kunnen houden. Ook kozen ze voor een appartement in de buurt van hun oude huis, waardoor ze ook hun vrienden van vroeger konden blijven zien. Wij denken dat op deze manier het appartement al snel aanvoelde als een nieuwe thuis. Daarnaast leerden we ook Ria kennen. Zij werd wat emotioneel tijdens het debat omdat haar man op dat moment een afspraak in het ziekenhuis had, hij was namelijk erg ziek. Ria was erg duidelijk. Zelfs als ze haar man zou verliezen, zou ze zo lang mogelijk in haar appartement blijven wonen. Daarnaast overweegt ze om dichter bij haar dochter te gaan wonen voor moest alles wat moeilijker beginnen gaan. Ze ziet een serviceflat of iets dergelijks echt niet zitten, dat zou een te grote aanpassing zijn. We kunnen stellen dat alle deelnemers van het eerste debat zo lang mogelijk thuis willen blijven wonen, eventueel met aanpassingen en dat ze het echt niet zien zitten om naar een RVT te verhuizen. Thuis hebben ze immers hun eigen meubels en dezer dagen bestaan er heel wat manieren om zorg aan huis te ontvangen. Daarnaast vrezen ze voor de onderbemande nachtdiensten in een rusthuis. Ze zien het echt niet zitten om al tussen 18u en 19u in bed gelegd te worden.
22
Bij het tweede en het derde debat kregen we gelijkaardige reacties. Joanna vertelde bijvoorbeeld tijdens het tweede debat dat ze er steeds voor zou kiezen haar woning aan te passen om zo lang mogelijk thuis te kunnen blijven wonen. We kunnen dus stellen dat de verwachting die we eerder vanuit de literatuur formuleerden, wel wordt ingelost. De ouderen die we spraken tijdens onze debatten zouden er steeds voor kiezen hun huis aan te passen en zo zelfstandig te kunnen blijven wonen in plaats van naar een RVT te gaan. 4.1.3.2 Een rusthuis is geen optie Van waar komt die weigerachtige houding naar een rusthuis? Uit het ouderenbeleidsplan (2010) bleek dat slechts twee derde van de ouderen in een rusthuis het gevoel heeft zelf de beslissing genomen te hebben om naar een RVT te gaan, bij de anderen gebeurde deze verhuis onder druk van hun kinderen en/of huisarts. Dit verlies in autonomie werd door Piet (64 j.) uit het tweede debat mooi omschreven als: “In een rusthuis ben je je eigen baas niet meer en we zijn allemaal zo graag onze eigen baas.” Men is ook bang voor een verlies van sociaal contact. Volgens Marie-Rose (73 j.) uit het tweede debat praten de mensen in een rusthuis niet meer met elkaar. Ook volgens het Armoederapport (2008) zorgt wonen in een groot wooncomplex voor meer eenzaamheid. Met deze informatie in het achterhoofd, kunnen we vaststellen dat wat betreft de bereidheid om naar een rusthuis te verhuizen, de meningen van de bevraagde ouderen verschillen. Sommigen staan er heel weigerachtig tegenover, zoals Vincenta (76 j.) uit het derde debat. Zij wil kost wat kost niet naar een rusthuis en vindt dat er voldoende thuiszorg bestaat om de noden van de ouderen op te vangen. Regine ging hier nog verder in. Zij is Afrikaanse en in haar cultuur is het niet algemeen aanvaard dat vreemden je lichamelijke zorg komen bieden. Voor haar is het ofwel thuis wonen en voor zichzelf zorgen, ofwel sterven. Iets ertussen bestaat niet voor haar. Zowel Vincenta als de kinderen van Agatha zien een rusthuis als de plaats om te sterven. Tijdens het tweede debat merkten we ook wat discussie over rusthuizen tussen Karel (68 j.) en Jeanne (68 j.). Karel heeft een tante in een rusthuis gehad en vond het daar pure horror, terwijl Jeanne de dag ervoor nog naar een rusthuis was geweest en het daar niet mee akkoord was. Natuurlijk verschillen de rusthuizen onderling. Dat beseft Willy (85 j.) uit het eerste debat ook. Hij zou graag zijn vrouw en zichzelf inschrijven in een rusthuis voor als er iets zou gebeuren, maar hij weet niet in welk. Zijn er wel goede? Agatha (78 j.) en Jacqueline (82 j.) van het derde debat staan wel open voor een verblijf in een rusthuis. 4.1.3.3 Tekorten in de huidige woning Ondanks het feit dat vele van de ondervraagde ouderen niet openstaan voor de verhuis naar een rusthuis, ervaren ze toch ook heel wat tekorten in hun huidige woning. Volgens het ouderenbeleidsplan (2010) zijn de vaakst ervaren tekorten de aanwezigheid van te veel trappen, het ontbreken van een badkamer of centrale verwarming en een slechte ligging van het toilet. Zo wonen bijvoorbeeld Mia en Monique uit het eerste debat in een huis met veel trappen. Nu gaat dat allemaal nog, maar Mia verklaart dat als ze eens een slechte dag heeft, ze dit echt wel voelt in haar benen. Zij zou dan ook liever al naar een appartement zijn verhuisd, maar haar man hecht te veel waarde aan zijn tuinieren om daarvoor open te staan. Monique daarentegen, vindt het aantal trappen in haar huis niet erg, het is een vorm van turnen voor haar benen. Ook zij moet echter 23
toegeven dat wanneer het op een dag niet meer zal gaan om trappen te doen, ze een erg groot probleem zal hebben. Nog uit het eerste debat verklaarde Ria dat zij vooral ook een probleem heeft met verlichting. Ze verklaart dat ze met de moderne spaarlampen niet voldoende kan zien en is bang om te vallen. De deelnemers van het tweede debat ervaren momenteel nog niet echt problemen in hun woning. Enkel de vrouw van Piet heeft last van haar ademhaling en slaagde er niet meer het bad te gebruiken. We zullen later zien dat hij dit dan ook aangepast heeft. De ouderen uit het derde debat daarentegen, ervaren toch een zeker aantal tekorten in hun woning; vooral Agatha (78 j.) en Luciano (83 j.). Luciano heeft immers een verlamd been en kan de trap niet goed op. In hun gebouw, dat beheerd wordt door de Foyer, is er in principe wel een lift, maar deze is zo vaak kapot dat Luciano zelfs de lift niet meer durft te nemen als hij wel werkt. Deze technische storing heeft wel erg grote gevolgen, zo hebben ambulanciers Luciano eens helemaal naar beneden moeten dragen op een brancard. Naast het probleem met de lift, raakt Luciano ook niet meer in de douche. Mensen van thuiszorg dienen hem te komen wassen. Voor Agatha zelf, lukt het nog net. Jacqueline (82 j.) heeft ook problemen met haar badkamer, zij moet zich iedere dag wassen aan de lavabo. We zien dus dat trappen en het ontbreken van een aangepaste badkamer de grootste problemen zijn. Tijdens debat één maakten we echter ook kennis met enkele ouderen die de stap al hadden gezet te verhuizen, om zo deze tekorten te vermijden. Zo vroeg Marie-Rose (73 j.) op het gelijkvloers intrek te nemen in de sociale woning in plaats van op de tweede verdieping, met in het achterhoofd dat er geen lift in het gebouw is. Willy (85 j.) is verhuisd naar een appartement met een lift, omdat hij wegens ademhalingsproblemen de trappen niet meer aankon. 4.1.3.4 Woningaanpassing Dat deze tekorten aanwezig zijn is één zaak, maar staan de ouderen open voor verandering? Zien zij het zitten om hun woning aan te passen? Volgens Vassart (2011) staan ouderen steeds positiever ten aanzien van het aanpassen van hun woning. Uit het eerste debat bleek wel een bepaalde bereidheid naar aanpassingen in de woning. Marie-Rose verklaarde dat ze nu een douche heeft met een kleine opstap en eventueel wel een douche plat op de grond zou installeren als dat nodig zou zijn. Ze is er zich echter van bewust dat ze een rolstoel nooit zal binnenkrijgen in haar woning, omdat de deuren te smal zijn. Ria heeft momenteel enkel een ligbad en een douche. Zij zou voor haar man dat ligbad graag veranderen in een zitbad, maar dat is nog niet nodig in zijn ogen. Toch zou de badkamer het eerste zijn dat zij zou aanpassen in haar woning. Monique heeft vooral een probleem met de trappen. Zij zou daar trapliften installeren. In haar badkamer heeft zij een bad en een douche met een antislipmat werkt dat perfect. Op termijn denkt ze echter wel een inloopdouche nodig te hebben. Willy (85 j.) ziet momenteel niet al te veel noden in zijn woning. Hij zou later eventueel zijn bad kunnen laten veranderen in een douche, maar dit is momenteel nog niet nodig. Hij verklaart dat je voorzichtig moet zijn met tapijten. Zij zijn immers, als ze niet goed 24
vastliggen, gevaarlijk om over te vallen. Tijdens het tweede debat hadden de ondervraagde ouderen een bepaalde visie omtrent woningaanpassing. In de ogen van Jeanne (68 j.) kan je je woning maken zoals je wil. Joanna haalt hier echter de kostprijs van aanpassingen aan, welke ik later ook nog verder zal bespreken. Zaken zoals trapliften zijn immers helemaal niet goedkoop! In de ogen van Piet ga je automatisch zaken aanpassen als dat nodig is om zo lang mogelijk thuis te kunnen blijven wonen. Hij heeft dit ook gedaan. Toen zijn vrouw ademhalingsproblemen kreeg heeft hij van hun bad een douche laten maken. Het idee van de douche, spreekt Jeanne ook wel aan. Haar dochter heeft thuis ook een inloopdouche laten plaatsen en dat zou dan ook het eerste zijn dat zij zou willen veranderen. Alle deelnemers van het tweede debat beamen dat je aanpassingen afhangen van wat je noden zijn. Zolang je gezond bent, denk je er niet aan zaken aan te passen. Agatha (78 j.) en Luciano (83 j.) uit het derde debat hebben door de mobiliteitsproblemen van Luciano hun toilet laten verhogen en enkele handvatten laten plaatsen. We zien dus dat veel van de ouderen openstaan voor het aanpassen van de woning. Zeker als dit kan vermijden dat de senioren hun woning moeten verlaten. 4.1.3.5 En in de praktijk? Het feit dat ouderen openstaan voor woningaanpassing, is zeker positief. De keerzijde daarvan is jammer genoeg de praktische kant. In de praktijk blijkt dat dergelijke aanpassingen immers heel duur zijn. Het hangt er natuurlijk ook vanaf of je in een huurhuis of een eigen huis woont. Wat bijvoorbeeld opvalt bij het huren van sociale woningen, is dat je voor alle aanpassingen toestemming moet vragen. Zo verklaarde Marie-Rose bijvoorbeeld dat zij steeds toestemming dient te vragen en dat zelfs dan herstellingen of aanpassingen niet vanzelfsprekend zijn. De deelnemers van het derde debat verblijven allemaal in een sociale huurwoning van ‘De Brusselse Haard’. Een groot probleem hier is dat de appartementsgebouwen erg aan het verouderen zijn. De Brusselse Haard twijfelt tussen renoveren van de bestaande gebouwen of ze afbreken en nieuwe gebouwen optrekken. In beide gevallen dienen de bewoners hun appartement te verlaten en dat zien zij helemaal niet zitten. Dan blijven ze nog liever in hun slechte appartement. Dat ‘slechte’ appartement mogen zij gerust aanpassen, maar ze moeten het wel allemaal zelf doen en vooral zelf betalen. Dat is vaak niet mogelijk voor deze mensen. Piet (64 j.) uit het tweede debat, die wel in een eigen huis woont, verklaart dat woningaanpassing heel sterk afhangt van je financiële middelen. Monique uit het eerste debat vat dit op een erg leuke manier op. Zij beseft dat het erg veel zal kosten als zij haar badkamer moet aanpassen en gaat dan ook naar de turnles om haar benen gezond te houden en dit te vermijden. Jammer genoeg is dit niet altijd voldoende. We denken dat we mogen concluderen dat de ondervraagde ouderen woningaanpassing inderdaad zien als een alternatief voor een verhuis naar een rusthuis. In de praktijk is dit jammer genoeg financieel vaak erg zwaar om dragen. Toch wordt een verblijf in een RVT zoveel mogelijk vermeden, omdat vele ouderen dit omschrijven als een stap naar het levenseinde toe.
25
4.1.4 Stelling 4: Het is voor mij ofwel thuis wonen ofwel naar een rusthuis, ik ken geen alternatieve woonvormen Aan de hand van deze stelling peilen we naar de kennis die de ouderen hebben van alternatieve woonvormen en in welke mate ze hiervoor open staan. Uit de kleine debatten bleek dat een aantal ouderen deze woonvormen kennen, maar ze er niet echt voor openstaan. Ze zijn bang om hun privacy te verliezen en willen geen ander gezin tot last zijn. In een eerdere stelling vroegen we ons al af of woningaanpassing een beter alternatief is voor ouderen dan naar een rusthuis te gaan. Dit verhaal is echter niet zo zwart-wit. Behalve zelfstandig wonen en een woonzorgcentrum, bestaan er immers ook nog heel wat andere woonvormen vandaag de dag. 4.1.4.1 Tien woonvormen Volgens Makay en Lampaert (2012) zijn er in totaal tien woonvormen, die we kunnen opdelen in vier categorieën. Zo zijn er het individueel wonen, het wonen in groep, de woongemeenschap en het woonzorgcentrum. Binnen het individueel wonen, kunnen we drie soorten woonvormen herkennen. Ten eerste is er het zelfstandig wonen. Hier wonen ouderen, zoals de term ook zegt, nog volledig zelfstandig. Deze ouderen worden gekenmerkt door een grote autonomie en zelfredzaamheid. Ten tweede hebben we het kangoeroewonen. Bij deze woonvorm delen ouderen en een jong gezin (of jonge alleenstaande) een huis, maar wonen wel apart. De bedoeling is hier om voor elkaar te zorgen waar nodig. Het jonge gezin kan bijvoorbeeld zware boodschappen meenemen voor de oudere en kan de oudere voor de kinderen zorgen wanneer ze ziek zijn. Een derde woonvorm zijn de aanleunwoningen. Dit soort woningen kan je terugvinden in de buurt van een woonzorgcentrum, een lokaal dienstencentrum, een dagverzorgingscentrum of een herstelverblijf. Toch woon je in een dergelijke woning zoals in een gewoon huis, maar dat volledig aangepast is aan ouderen en met zorg binnen handbereik tijdens crisissituaties. Er is vaak een gemeenschappelijke ruimte waar activiteiten georganiseerd worden. Daarnaast hebben we wonen in groep. Een eerste voorbeeld hiervan is sociaal wonen. Hierbij worden betaalbare woningen toegewezen door maatschappijen voor sociale huisvesting. Vaak worden deze woningen in groep gebouwd. Ze hebben ook altijd een aantal gemeenschappelijke delen. Een tweede voorbeeld is centraal wonen. Bij deze woonvorm woont iedereen rond een gemeenschappelijke binnenplaats of tuin in hun eigen huis en kiezen ze er echt voor om samen te wonen en elkaar informele zorg te verlenen. Een derde voorbeeld is cohousing. Hier hebben de ouderen zelf hun eigen woning, maar zijn er ook heel wat gemeenschappelijke ruimtes zoals een grote leefruimte, een keuken om samen te eten… Bij deze woonvorm moet je echt wel rekening houden met elkaar. Een laatste woonvorm binnen het concept wonen in groep, is het gestippeld wonen. Hier wonen ouderen verspreid in appartementen binnen een appartementsgebouw, maar delen zij ook één appartement om elkaar op te kunnen zoeken.
26
Een derde categorie is de woongemeenschap. Hier maken we een onderscheid tussen een woongroep voor ouderen en een leefgemeenschap van religieuzen. Een woongroep voor ouderen aan de ene kant, lijkt een beetje op een studentenkot, maar dan voor lange termijn. De ouderen hebben hun eigen kamer, maar de andere delen van het huis zijn gemeenschappelijk. Meestal leven een kleine groep ouderen zo samen, een woongroep bestaat gemiddeld uit drie tot vijf ouderen. Zij leven samen en zorgen voor elkaar. Een leefgemeenschap van religieuzen, aan de andere kant, bestaat uit ouderen die een bepaalde religieuze of spirituele visie delen. Hier zijn de gemeenschappelijke ruimtes het belangrijkste en hebben de ouderen enkel een eigen slaapkamer. Jammer genoeg zijn dergelijke gemeenschappen nog te vaak gehuisvest in oude woningen die niet aangepast zijn aan de noden van ouderen. De laatste categorie is het welbekende woonzorgcentrum. Hier staan zorg en hulp centraal. 4.1.4.2 Alternatieve woonvormen, een gekend begrip? Nu we weten welke verschillende woonvormen er allemaal bestaan, is het natuurlijk interessant om eens te kijken in welke mate de ouderen van vandaag vertrouwd zijn met deze alternatieven. Volgens het ouderenbeleidsplan (2010) zijn één derde van de ouderen niet op de hoogte, één vijfde van de ouderen min of meer op de hoogte en ongeveer 50% wel op de hoogte van alternatieven. In de praktijk zien we dat 84% van de ouderen wonen in een ééngezinswoning, 5% in een rust- en verzorgingstehuis en slechts 1% in een kangoeroewoning. De antwoorden die we vergaarden tijdens de debatten, sluiten aan bij deze gegevens. Uit het eerste debat bleek dat de ouderen wel nadenken over het onderwerp. Zo had Maria een idee in haar hoofd van wat zij leuk zou vinden: een soort van serviceflats, maar dan in huisjesvorm. Een woonvorm waarbij iedereen zijn eigen kleine huisje heeft, met zijn of haar spulletjes, maar waar ook hulp dichtbij is. We denken dat we dit concept een beetje kunnen vergelijken met de aanleunwoningen die we al eerder bespraken. Maria was er zich echter helemaal niet van bewust dat iets dergelijks in de praktijk al zou kunnen bestaan. Willy (85 j.) daarentegen, haalde kangoeroewonen aan. Net als Mia, die er wel haar twijfels bij lijkt te hebben, omdat een dergelijke woonvorm erg duur is en dat je je natuurlijk wel goed moet verstaan met de andere mensen in de buurt, omdat je eigenlijk dezelfde eigendom deelt. Tijdens het tweede debat maakten we kennis met Piet (64 j.). Piet heeft een heel uitgesproken mening over alternatieve woonvormen en over kangoeroewonen specifiek. Opvallend is ook dat hij kangoeroewonen ziet als de enige tussenvorm tussen zelfstandig wonen en een rusthuis. Het beeld dat Piet heeft van kangoeroewonen, is erg negatief. Hij denkt dat dit de eerste maanden wel goed kan gaan, maar daarna waarschijnlijk zal mislopen vanwege het aanpassen aan elkaar. Het is in zijn ogen moeilijk elkaar niet in de weg te lopen. Dit zou kunnen zeggen dat Piet erg veel belang hecht aan zijn autonomie en daarom niet echt openstaat voor een alternatieve woonvorm. Joanna (74 j.) een andere deelneemster van het tweede debat, zou wel openstaan voor kangoeroewonen moest ze in een huis wonen. Ze verblijft echter momenteel in een appartement en daar ziet ze dat als niet mogelijk.
27
Tijdens het derde debat kwamen de alternatieve woonvormen niet expliciet ter sprake. We hoorden van Luciano (83 jaar) en Agatha (78 jaar) en van de andere deelnemers dat ze het echt niet zien zitten om te verhuizen, zelfs niet tijdelijk in het kader van een renovatie. Daarnaast woonden alle deelnemers van het derde debat in een sociale woning, dus is het niet vanzelfsprekend om over te stappen naar een waarschijnlijk duurdere, alternatieve woonvorm. We zien dus dat de ondervraagde ouderen toch al wel een beeld hebben van de alternatieve woonvormen die er momenteel bestaan, maar misschien een onvolledig en niet altijd juist beeld hebben. Bij de mensen die het concept wel al kenden, merkten we een zeer kleine bereidheid om voor een dergelijke woonvorm te kiezen. Naar onze mening is de angst voor het verliezen van autonomie hier sterk aanwezig. Daarnaast is het ook praktisch niet altijd eenvoudig te realiseren.
28
4.1.5 Stelling 5: ‘Er moet maar ergens een wereldleider een wind laten en ik heb het geweten.’ Ik hou ervan in Brussel te wonen, de diversiteit in de stad is echt een meerwaarde. 4.1.5.1 Diversiteit In de literatuur lezen we dat inzake diversiteit men in 2004 schatte dat 5% van de 55-plussers (zo een 80 000 mensen) van vreemde herkomst zijn. Men verwacht dat deze groep nog zal groeien. Qua nationaliteiten komen 54% uit onze buurlanden, 17% uit Zuid-Europa en 9% uit Noord-Afrika. In 2008 waren er 826 nieuwkomers van 65 jaar en ouder. Deze ouderen zijn bijvoorbeeld gemigreerd in het kader van gezinshereniging en komen hier hun oude dag doorbrengen (Kabinet van Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, 2010). Wanneer we de vraag in het debat stelden of de ouderen graag in Brussel woonden, waren de meningen opmerkelijk verschillend. Het valt op dat mensen die in een iets rijkere buurt wonen, het aangenaam vinden om in Brussel te wonen. Ze vinden het rustig en voelen zich er goed. Ze merken zelf op dat er niet veel allochtonen wonen wat hen wat meer gerust stelt. ”Het is een heel kalme en rustige buurt is als ik het moet vergelijken met andere buurten in Brussel.”. (Joanna, 74 j.) Er zijn ook ouderen die vlak in het centrum wonen. Karel, 68 j., woont in het centrum van Brussel en woont daar héél graag. “Daar moet maar ergens een wereldleider een wind laten en ik heb het geweten. Echt alles passeert er. Ik vind dat heel plezant. Als het voetbal is, moet hij niet eens naar de gazet kijken, hij weet wie er speelt en wie er gewonnen heeft of verloren.”. Dit toont aan dat Karel helemaal geen problemen ondervindt met in het multiculturele Brussel te wonen. Marie Rose, 74 j., is afkomstig uit Leuven en voelt zich helemaal thuis in Brussel. “Als ik naar Leuven ga, voor familie te bezoeken, voel ik mij een buitenlander. Je hoort er alleen Nederlands en in Brussel hoor je altijd verschillende talen en dat vind ik een heel andere, aangename sfeer. Het is een kwestie van gewoontes. Als ik de eerste dag aankwam in Brussel om een woning te zoeken, dacht ik dat ik dergelijk lawaai, nooit gewoon ging worden. Ik geef toe dat ik in een heel rustige wijk woont en ik woon er graag. Ik zou nooit meer terug willen verhuizen naar Leuven.”.
29
Mia, geboren in Limburg en verhuist naar Brussel zegt dat er nu geen sprake meer is om terug te verhuizen naar Limburg. “Ik vind het toch raar want in Limburg spreken ze allemaal Nederlands, maar als je in Brussel komt, heb je Frans en veel vreemden. Ik voel mij goed in Brussel. Ik heb ook goede buren. Vier jaar geleden hebben mijn man en ik onze gouden bruiloft gevierd en wij hebben al haar buren uitgenodigd. Deze buren zijn bijna allemaal van vreemde origine vb. Turken, Italianen, Marokkanen, … Ze zijn allemaal gekomen en het was echt heel leuk.”. Echter zijn er ook ouderen die niet graag in Brussel wonen. Het valt op dat ouderen liever in een rustige buurt wonen. Jeanne, 70 j., woont in een straat dat druk is geworden en waar er veel verkeer is gekomen. Doordat haar straat tweerichtingsverkeer is geworden, is er veel meer lawaai en ‘s nachts ook. Jeanne heeft ook last van buren en overburen die veel lawaai maken. “Er wordt daar drugs verkocht, wat nog meer lawaai maakt. Er komen ‘s nachts veel mensen langs voor hun bestelling op te halen. Elke nacht wordt er ook stevig gedronken en veel geroepen. De mensen die deze overlast bezorgen zijn Portugezen en Polen. Door deze allochtonen voel ik mij niet veilig en niet gerust.”. 4.1.5.2 Onvriendelijk Brussel Agatha, de Siciliaanse dame van 78, heeft in de katoensector gewerkt in Brussel, waar alles in het Nederlands was. Agatha heeft een tijd in Wallonië gewoond en was daar veel gelukkiger dan in Brussel. Vanaf haar 26ste is ze in Brussel komen wonen, waar het heel druk is, waar er op de bussen en metro’s niet veel plaats is, waar ze schrik heeft om aangevallen te worden als ze juwelen aan heeft. Ze heeft dus geen veilig gevoel in Brussel en voelt zich daar niet goed. Ze heeft veel schrik om bestolen te worden. Ze zou graag verhuizen, maar dat gaat niet, want dat is veel te duur. Agatha en haar man wonen in een huisje van de Brusselse huisvestingsmaatschappij, de Brusselse Haard. Waar ze veel schrik heeft voor de zwarten en de Marokkanen uit de buurt. Vincenta is in ’56 getrouwd en naar Frankrijk verhuisd. Ze was daar oppas voor een meisje tot 12 jaar en heeft daar 2 zonen gekregen. In Frankrijk is ze heel slecht ontvangen en is daarna naar België verhuisd, hopend op een goed ontvangst. Helaas is ze in België ook niet goed ontvangen: ze kreeg geen stemrecht, ze had geen recht om een winkel te openen, … . In België heeft ze nog 2 zonen gekregen. Nu is ze gepensioneerd. Ook Vincenta, 76 j. houdt er niet van om buiten te zijn als het donker wordt, ze voelt zich nog onveiliger Wanneer we aan de opdracht begonnen en de literatuur hadden gelezen, gingen we er van uit dat ouderen niet erg enthousiast gingen reageren op de diversiteit in Brussel. We merken op dat de meningen erg verdeeld zijn, maar dat er toch meer positieve reacties waren dan we hadden verwacht. Het is wel duidelijk dat er in rijkere, meer welgestelde buurten minder allochtonen wonen en dat ouderen dan graag in Brussel wonen. Echter zijn er ook senioren die in buurten wonen met meer allochtonen en die zich ook goed voelen. Zij zouden nooit in een Nederlandstalige, rustige buurt kunnen wonen. Zij houden van Brussel en de diversiteit, zij vinden dat het een meerwaarde is om er te blijven wonen. Er zijn ook senioren die in de minder gestelde buurten wonen en die wel last hebben van de allochtonen in de buurt. Zij wonen dan niet graag in Brussel en vinden de diversiteit helemaal geen meerwaarde hebben.
30
Wat opmerkelijk is, en onverwacht, is dat de allochtone ouderen die wij bevraagd hebben ook niet graag in Brussel wonen. Zij hebben zelf ook problemen met mensen van een andere afkomst. Zij voelen zich niet thuis in Brussel noch in hun land van herkomst. Zij hebben ook vooral last met de jongere generatie uit de buurt. Het valt op dat mensen die in een iets rijkere buurt wonen, het aangenaam vinden om in Brussel te wonen. Ze vinden het rustig en voelen zich er goed. Ze merken zelf op dat er niet veel allochtonen wonen wat hen ook wat meer gerust stelt.
31
4.1.6 Stelling 6: In allochtone families is het de gewoonte dat kinderen voor hun ouders zorgen, wanneer ze dit zelf niet meer kunnen doen. 4.1.6.1 Professionele zorg In de literatuur hebben we gemerkt dat de aard van de behoefte van allochtone ouderen eigenlijk niet zo heel anders is dan de behoefte van autochtone ouderen, beiden verkiezen mantelzorg boven professionele zorgverlening (Talloen, D, 2007). Dit spreekt Vincenta, een Spaanse dame van 76 j., helemaal tegen. Zelf heeft ze er absoluut geen probleem mee dat er professionele thuiszorg langs komt, ook niet wanneer deze mensen een andere herkomst hebben. Als ze hulp nodig heeft, zal ze zich wel aanpassen. In het begin is er altijd een beetje wantrouwen, maar ze moeten ze eerst beter leren kennen. Ze vindt dus dat er genoeg diensten zijn, verplegers, maatschappelijk werkers en thuiszorg om ervoor te zorgen dat ze zo lang mogelijk thuis kan blijven wonen. Ook merkt Vincenta op dat haar kinderen nooit bij haar thuis zullen komen om haar te helpen/verzorgen. Ze wil dus zo lang mogelijk thuis blijven wonen en daarvoor zo veel hulp aanvaarden als ze maar kan. “Ik sta open voor diensten zoals thuishulp of warme maaltijden laten bezorgen. Als het moet, kan je niet anders en moet je je aanpassen.”. (Joanna, 55j.) Ook Marie Rose beaamt dat je de hulp wel zult moeten aanvaarden als je niet meer kunt. “Ik denk dat dat wel moeilijk is in het begin en dat het er van af hangt hoe dat die persoon mij helpt. Ik zou absoluut niet bij mijn kinderen willen wonen. Als ik niet meer uit de voeten kan en ik moet heel de tijd in huis blijven. Ik denk dat er soms situaties gaan stellen waar ik niet mee akkoord ga en als ik daar zou tussenkomen, maken we ruzie. Ik denk dat het belangrijk is dat ik goed mijn mond moet kunnen houden. Die ouders voeden hun kinderen op zoals zij dat willen en zoals jij dat wilt.” (Marie Rose, 73 j.) Voor Luciano, een Italiaanse senior van 83 jaar, komt er al hulp aan huis. Zij zijn de helpers al heel dankbaar dat ze dat willen doen en passen zich dus ook aan. Ze hebben goede ervaring met de thuiszorg en raden het de andere mensen zeker aan. Agatha, de vrouw van Luciano, staat niet zo open voor thuiszorg. Zij zou heel graag naar een rusthuis gaan, maar mag niet van de kinderen. De kinderen en kleinkinderen zouden alle hulp bieden die nodig is om hun ouders zo lang mogelijk thuis te laten wonen. Agatha ziet dat echter niet zitten. Zij vindt het goed dat de thuiszorg voor haar man komt, maar zou het zelf niet willen. Regine, een 54 jarige vrouw uit Congo, vertelt dat het bij haar, in Afrika, de gewoonte is om hun ouders in huis te nemen, daar zijn geen rusthuizen. Regine zelf wilt nooit naar een rusthuis, ook wilt ze nooit bij haar kinderen gaan wonen. Zo lang dat ze zich capabel voelt om voor haar eigen te zorgen, zal ze thuis blijven wonen. Wanneer dit niet meer het geval is, wil zij sterven. Ze wil niet afhankelijk zijn van haar kinderen. Ze is te fier om zorg te laten komen en afhankelijk te zijn van anderen. Haar kinderen brengen af en toe wel eten, wat ze niet erg vindt, maar ze mogen haar niet verzorgen. Ze wil wel wat externe hulp aanvaarden, maar niet te veel en niet van jonge mensen. Haar waardigheid is heel belangrijk voor haar. Mentaal is ze nog altijd heel goed en wil nog een normaal leven leiden. Ze kent alle hulp en hulpmiddelen en zorginstanties als er echt een probleem is, maar ze denkt niet ze dat ze er ooit beroep op zal doen. In haar cultuur is externe hulp aan niet acceptabel. Ze wacht tot ze aan de limiet zit. 32
Binnen de doelgroep allochtone ouderen leven ook heel wat vooroordelen over de Vlaamse ouderenzorg vb. vele allochtone ouderen denken dat de Vlaamse ouderen automatisch naar een rusthuis verhuizen als ze zorgen nodig hebben. De algemene informatieverstrekking over ouderenvoorzieningen schiet te kort als het gaat om allochtone ouderen. Programma’s over gezondheid en hulpverlening op lokale televisie in de taal van allochtonen zouden erg zinvol kunnen zijn (Cuyvers & Kavs, n.d.). Wat in de literatuur wordt verteld, wordt weer tegengesproken door wat we uit de debatten halen. Bij Piet hangt het er vanaf welke hulp dat hij nodig heeft. “Als het wonden verzorgingen zijn, dan is professionele hulp het meest genoodzaakt.” (Piet, 64 j.) Karel staat ook open voor professionele hulp, maar hoopt toch dat hij altijd zijn eigen eten kan maken. “Het gaat heel moeilijk zijn om zijn eten door iemand anders klaar te laten maken, enkel noodgedwongen.” (Karel, 68 j.) Mia merkt op dat het vroeger allemaal geen probleem was: “Je ging bij je dochter inwonen en dat was gewoon zo, maar dat bestaat nu niet meer. Mijn kinderen zouden dat niet doen en zij zou het zelf ook niet willen. Ik sta wel open voor professionele zorg. Mijn 4 kinderen zouden mij alle 4 komen verzorgen en ook de kleinkinderen.” “Een vriendin van mij, een Vietnamese, heeft haar ouders in huis genomen. Die vriendin kan niet meer komen scrabbelen of naar de feestjes komen die ze organiseren, omdat er constant iemand bij die ouders moet zijn. Het is allemaal goed en wel die oudere mensen in huis nemen, maar enkel als dat gaat. Dat gaat niet zo he, dat gaat altijd minder en minder goed hé.” (Maria, onbekend) “Ik wil zo lang mogelijk thuis blijven wonen en onafhankelijk blijven van haar dochter, maar als het echt niet meer kan, mag ik bij mijn dochter gaan wonen en dat ga ik dus ook doen.”. (Jeanne, 68 j.) 4.1.6.2 Drempels Er zijn drempels die allochtone ouderen ervaren om beroep te doen op de Vlaamse hulpen zorgverlening. David Talloen (2007) onderscheidt elf drempels. 1. Leeftijd: de meeste allochtone ouderen van de eerste generatie zijn nog niet zo oud dat ze een beroep moeten doen op professionele zorg. 2. Onbekendheid: vaak kennen allochtone ouderen het aanbod van gezondheids- en welzijnsvoorzieningen niet. 3. Pioniersrol in het ouder worden: de allochtone ouderen kunnen geen informatie vragen aan anderen die zich in het verleden in dezelfde situatie bevonden, omdat ze de eerste generatie zijn. 4. Taal en communicatie: de meerderheid van de allochtone ouderen spreekt enkel zijn/haar moedertaal en zijn vaak analfabeet, zelfs in die moedertaal. Ook wordt er niet makkelijk gesproken over gevoelige thema’s. 5. Procedure: de bestaande procedures zijn vaak te moeilijk om in gang gezet te worden door de allochtone ouderen. 33
6. Betaalbaarheid: ondersteuning wordt als te duur ervaren en vaak is er ook helemaal geen kennis over het eventueel aanpassen van de kostprijs aan het inkomen van de allochtone oudere. 7. Terugkeerdilemma: vele allochtone ouderen zijn niet naar België gekomen met het vooruitzicht om hier te blijven. Ze kwamen hier om te werken en rekenden er op om hun oude dag terug in het land van herkomst te beleven. Door omstandigheden blijft de meerderheid echter wel in België, maar omdat ze eigenlijk liever terug zouden gaan, stellen ze zorgvragen uit. 8. Zorgdilemma: allochtone ouderen hebben vaak een traditionele visie op zorg en staan enkel open voor mantelzorg, wat in onze huidige samenleving niet zo vanzelfsprekend is. 9. Vooroordelen over ouderenzorg: omdat de allochtone ouderen ons aanbod niet goed kennen, hebben zij hier ook enkele vooroordelen over. Voor hen staat ouder worden in België gelijk aan naar een rusthuis moeten gaan. 10. Andere verwachtingen: allochtone ouderen zien professionele zorg vaak als vervanging van mantelzorg, terwijl het er een aanvulling op is. Ze hebben daardoor te grote verwachtingen van hun zorgverleners. 11. Onaangepast aanbod: in de ogen van de allochtone ouderen is ons zorgaanbod tot op de dag van vandaag te veel op maat van de Vlaming gemaakt (Talloen, D. 2007). Deze drempels zorgen voor een vicieuze cirkel van wederzijdse onbekendheid. De allochtone ouderen willen enkel mantelzorg en hebben een negatief beeld van onze hulpen zorgverlening, terwijl de hulpverleners op hun beurt denken dat die mantelzorg voldoende is en dat vele allochtone ouderen nog zullen terugkeren. Deze denkbeelden zorgen ervoor dat de kloof tussen vraag en aanbod om zorg steeds zo groot blijft (Talloen, D. 2007). We kunnen concluderen dat de informatie uit de debatten de literatuur tegen spreken. Wij denken dat wat er in de literatuur verteld wordt waar is, maar dat van vroeger is. De senioren van deze tijd zijn al ruimdenkender en bepalen zelf wat ze willen. Het is niet meer zo vanzelfsprekend om, in allochtone cultuur, de ouders in huis te nemen. Zij willen ook zo lang mogelijk zelfstandig blijven wonen en om dat te vergemakkelijken, staan ze ook allemaal open voor professionele hulp. Hierbij willen ze ook niet afhankelijk zijn van hun kinderen. In de autochtone cultuur merken we hetzelfde op. Het cliché is dat ouderen zo lang mogelijk thuis willen blijven wonen zonder hulp. Het is opmerkelijk dat dit heel hard veranderd is. De senioren staan heel open voor professionele hulp en willen ook liever niet afhankelijk zijn van hun kinderen en kleinkinderen.
34
4.1.7 Besluit stellingen Tijdens het uitschrijven van bovenstaande stellingen, vergeleken we steeds de gelezen literatuur met de informatie die we verwierven tijdens de debatten. Opvallend is dat deze niet steeds overeenstemmen! Soms spraken de literatuur en de geïnterviewde ouderen elkaar tegen. 4.1.7.1 De gelukkigste leeftijdsgroep Voor de eerste stelling gebruikten we een citaat uit de literatuur, dat inhield dat ouderen de gelukkigste leeftijdsgroep zijn. De ouderen uit de debatten bevestigden inderdaad dat zij erg gelukkig zijn. Ze genieten van het leven, van hun relaties, vullen hun vrije tijd zinvol in en verwachten minder van zichzelf. We moeten deze uitspraken echter kaderen in het feit dat de ondervraagde ouderen allemaal nog in goede fysieke conditie waren. Dit sluit aan bij de huidige demografische evolutie waarbij mensen 25 tot 30 jaar langer leven en een groot deel daarvan in goede gezondheid doorbrengen. 4.1.7.2 Nadenken over later De tweede stelling, in verband met vroeger nadenken over later, zorgde voor een eerste confrontatie tussen de literatuur en de debatten. Uit de literatuur leerden we dat het een goed idee is om je woning op voorhand al aan te passen. De ondervraagde ouderen waren het hier echter niet mee eens. In hun ogen is het leven veel te onvoorspelbaar om dit te doen. Daarnaast is er tegenover vroeger al zoveel veranderd, denk maar bijvoorbeeld aan de televisie, dat bestond vroeger helemaal niet! Ook weten de ouderen niet voldoende over hoe ze hun woning voor hun oude dag kunnen voorbereiden en is het aanpassen op zich erg duur. 4.1.7.3 Woningaanpassingen versus rusthuis Woningaanpassing, kwam vooral aan bod in de derde stelling. Hier zijn de literatuur en ondervraagde ouderen het unaniem eens. In onze huidige samenleving is er een enorme diversiteit aan ouderen die zo lang mogelijk thuis willen blijven wonen. Zo goed als alle ouderen zouden liever hun woning aanpassen dan naar een rusthuis te gaan. Een rusthuis is voor iedereen de laatste optie, dat is de plaats waar je sterft. Ondanks het feit dat niemand gewillig is om naar een rusthuis te gaan, ervaren veel van de ouderen toch tekorten in hun woning, zoals bijvoorbeeld de aanwezigheid van erg veel trappen. In hun huidige goede fysieke gezondheid, lukt dat bij de meeste nog wel, maar wat later? Wat zal de toekomst brengen? In dat geval staan de meesten wel open voor het aanpassen van hun woning, maar in de praktijk is dit toch niet zo vanzelfsprekend. Bij huurwoningen dient er bijvoorbeeld toestemming gevraagd te worden en woningaanpassing in het algemeen is erg duur. 4.1.7.4 Alternatieve woonvormen In verband met alternatieve woonvormen, stelling vier, stemmen de literatuur en de resultaten uit de debatten min of meer overeen. Uit de literatuur bleek dat één op drie van de ouderen niet op de hoogte is van alternatieve woonvormen, één op vijf min of meer en 50% wel op de hoogte is van wat er allemaal bestaat. Slechts 1% van de ouderen woont effectief in een kangoeroewoning. Uit de debatten bleek dat de ondervraagde ouderen wel een beeld hebben van alternatieve woonvormen, maar vaak een onvolledig beeld en niet altijd juist. Diegenen die het kennen zijn ook niet echt bereid om van een dergelijke woonvorm deel uit te maken. Ze zijn bang voor verlies van hun autonomie en privacy en voor sommigen is het ook gewoon te duur.
35
4.1.7.5 Diversiteit in Brussel In stelling vijf bekeken we de appreciatie van de ouderen van de diversiteit in Brussel. Over deze beleving vonden we in de literatuur geen concrete informatie, dus we kunnen stellen dat we in dit geval zeer vernieuwende gegevens verzamelden. In het algemeen waren de senioren vrij positief over de diversiteit in Brussel. Opvallend was wel dat in de minder gestelde buurten waar de meeste allochtonen wonen, de ouderen minder graag wonen dan in de rijke buurten. Ook hebben de allochtone ouderen die we ondervraagden, een probleem met jongeren van andere herkomst die hen lastig vallen in hun appartementsgebouwen. 4.1.7.6 Zorg bij allochtone families De laatste stelling, in verband met zorg voor ouderen in allochtone families kende opnieuw tegenstrijdige meningen. Volgens de literatuur is het in bepaalde culturen wel de traditie dat kinderen hun ouders in huis nemen om voor hen te zorgen wanneer zij dat zelf niet meer kunnen. Uit de debatten blijkt echter dat dit misschien wel nog tot tien jaar geleden het geval was, maar nu is iedereen veel ruimdenkender geworden. Net zoals de autochtone, gaan ook allochtone ouderen veel minder snel bij hun kinderen intrekken. Ze willen immers niet afhankelijk zijn van hun kinderen en momenteel bestaat er ook voldoende thuiszorg om een antwoord te bieden aan hun stijgende zorgbehoefte. Het is dan ook niet nodig bij de kinderen te gaan wonen. Zij leven hun eigen leven. We kunnen dus besluiten dat we tijdens het beantwoorden van onze hoofdvraag werden geconfronteerd met zowel onderwerpen die de literatuur bevestigden, als met onderwerpen waar dit helemaal niet het geval was. In onze ogen is dit een bevestiging van de meerwaarde dat ons project biedt aan de literatuur rond dit thema.
36
4.2 Woonomgeving 4.2.1 Stelling 1: “Ik heb een uur rondgereden en ben dan naar huis gekomen omdat ik geen parkeerplaats vond.” De vereisten voor een huis of appartement zijn: het moet dichtbij de dorpskern zijn zodat ze veel te voet kunnen doen, hun woning mag niet te ver van de winkels en het openbaar vervoer liggen. Dit blijkt uit volgende citaat: “850 gebouwen zijn er bijgekomen, maar er zijn geen winkels.” (Frans, 82 j.) Het openbaar vervoer en de toegankelijkheid van de stoepen en straten blijken heel belangrijke factoren te zijn in de zoektocht naar een goede woonomgeving. Het wordt duidelijk dat toegankelijkheid in Brussel een groot probleem vormt voor ouderen of mindervalide mensen. Vaak ligt er veel vuil op straten en stoepen. Ook parkeerplaats vinden in deze grootstad, blijkt niet zo evident te zijn. Dan maar met het openbaar vervoer gaan denk je? We merken op dat dit ook niet altijd even toegankelijk is. 4.2.1.1 Vervuiling Dat de stad Brussel veel last heeft van vervuilde straten en stoepen komt naar voor in volgende reacties. “Je ziet nu meer hondenpoepen op straat dan toen ze er niets op zeiden.” (Simonne, 75 j.) Onwetendheid lijkt een verklaring te zijn voor een deel van de vervuiling op de openbare wegen en voetpaden. “Veel mensen weten ook niet dat het ophalen van de groene zakken ’s maandags is. Vroeger was da zondags, en veel mensen zetten da zondags buiten en blijft da daar een heel week staan.” (José, 73 j.) Volgen Frans (82 j.) zijn het niet de openbare instellingen die de schuld van deze vervuiling hebben, maar zijn het de mensen zelf die vuil zijn. Hoewel volgens José (73 j.) 2 keer per week de vuilkar komt, blijven de mensen sluikstorten. “En toch zie je nog veel mensen me hun zakje naar de vuilbakken gaan he.” (Simonne, 75 j.) De vuilzakken zijn duur en niet altijd even evident om te gebruiken, dit kan je afleiden uit de volgende conversatie: “Er zijn 4 soorten vuilniszakken maar wat smijten jullie nu allemaal in die blauwe zak? Een botervlotje mag daar niet in.” (José, 73 j.) “Als mijn dochter komt en ze ziet die blauwe zak en ze zegt maar dat mag je er niet in steken en dat niet. Ik word daar lastig op.” (Simonne , 75 j.) “Je moet dat in uw witte zak doen, dan ziet niemand dat niet.” (Mariette, 75 j.) 4.2.1.2 Ontoegankelijke stoepen en straten Over de toegankelijkheid van de stoepen en straten in Brussel was niet altijd een consensus. Volgens Paula (79 j.) zijn de voetpaden vuil en slecht, maar Frans (82 j.) is zeer tevreden, want ze komen de stoepen en voetpaden altijd proper maken.
37
Alles moet volgens Frans (89 j.) in de buurt blijven, omdat je op oudere leeftijd niet meer zo goed kunt stappen. Dit blijkt uit volgend citaat: “Nu ga ik nog naar het Anker waar ik 40 minuten op stap. Maar ik moet kunnen blijven stappen. Ik heb een restaurant dichtbij dat maar op 50 meter.” Ook blijkt het moeilijk te zijn om te stappen op de voetpaden: “De stenen die liggen los zodat water er vanonder komt.” Christiane (70 j.) Dat toegankelijkheid echt een probleem is, wordt duidelijke in volgend probleem: “We hebben hier geen postkantoor, geen mutualiteiten niet meer. Wij moeten allemaal naar centrum, de mensen geraken daar niet meer he.” Rachel (66j.) “De stoepen en straten werden heraangelegd maar ze zijn op een bepaald moment gestopt met heraanleggen.” (José,77 j.) “Dat is om te verongelukken he.” (Rosa, 82 j.) Het blijkt ook niet zo gemakkelijk te zijn voor mindervalide : “Tom kan alleen niet buiten, zelfs niet met zijn looprekje.” Rachel (66 j.) Er moet eerst een goede omgevingsanalyse gemaakt worden eer dit kan leiden tot betere afstemming (Kabinet van Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, Jo Vandeurzen (2010)). 4.2.1.3 Openbaar vervoer Over het openbaar vervoer schijnt er veel onenigheid te zijn. Enerzijds zegt men dat het openbaar vervoer zeer gemakkelijk is, maar langs de andere kant is er ook veel kritiek op. “Er is wel vervoer maar heel weinig, het openbaar vervoer is niet mee gegroeid met de hoeveelheid mensen.” (Frans, 82 j.) Mobiliteit is een middel om de individuele doelstellingen van de cliënten van voorzieningen te realiseren en voorwaarde om belangrijke maatschappelijke evoluties te realiseren zoals de groeiende individualisering, de inclusieve samenleving, het langer en meer zelfstandig wonen van personen met beperkingen en het langer zelfstandig wonen van ouderen (ENTER Vlaams Expertisecentrum toegankelijkheid (2012)). Dit blijkt uit volgend citaat: “Ik heb eigenlijk geen auto nodig want ik woon dichtbij de metro. Ik heb dit eigenlijk enkel nodig om naar familie te gaan. Vindt het heel makkelijk zich te verplaatsen in Brussel. Dat is ook de reden waarom ik hier ben komen wonen” (Anita , 76 j.) De meeste verkiezen de auto boven het openbaar vervoer Rachel (66j.) : “Dat is wel een vrijheid. Mijne zoon heeft daardoor ook werk gevonden in Leuven he.” “ En het is praktisch, da moet je zien. De vrijheid dat gaat nog, ik pak de bus en ik ga waar ik wil. Maar het is praktischer met een auto. Boodschappen doen alles inzetten, al dat zwaar werk.” (Simonne, 75 j.) Het openbaar vervoer lijkt niet overal even toegankelijk. “We zijn al jaren aan het ijveren bus 47 erdoor te krijgen naar Brussel tot ’s avonds 18uur. Daar zijn we al jaren voor aan ’t ijveren, maar ik peis niet dat we het er gaan doorkrijgen. De bus tot aan Vilvoorde hebben we verkregen, nu deze nog!”. (José ,73 j.)
38
Bij beperkte mobiliteit zien we dat het openbaar vervoer niet echt toegankelijk is. Ze vinden het complex, snel en verwarrend; het schrikt af. Er is ook een mogelijkheid tot sociaal vervoer, maar hiervoor zijn heel lange wachtlijsten (Sayira Maruf, S., Demeere, S. & Teugels, H. (2010)). Voor mindervalide blijkt het niet altijd even simpel te zijn om het openbaar vervoer. Wij geraken daar niet, daar is geen parkeerplaats en het openbaar vervoer is niet echt een optie. “Ik heb da nog maar 2x gedaan. Dat is niet praktisch voor mij!” (Tom, 40 j.) Stiptheid is nog een minpunt aan het openbaar vervoer. “Het openbaar vervoer is heel praktisch, maar ge moet niet ergens op een uur zijn, want ge zijt te laat.” (José, 73 j.)
39
4.2.2 Stelling 2: “Vroeger kende iedereen elkaar maar nu ken je niemand meer, dat is oud worden!” “Gedachtegang van de mensen is vaak problematisch niet de andere mensen.” (Frans, 82 jaar) Deze stelling gaat over de mensen en hun omgeving. Ze moeten zich aanpassen aan de verandering van de mensen in hun omgeving. Ze krijgen vaak nieuwe buren en moeten zich continu aanpassen. In Brussel is er veel migratie en verfransing, maar op welke manier gaan oudere hiermee om? Ook technologie is voortdurend in verandering en het is voor hen moeilijk om hier in mee te gaan. 4.2.2.1 Buren De buurtbewoners hebben vaak niet veel contact met elkaar. “Er was onlangs een buurtinitiatief, maar ik was niet uitgenodigd. Er zou dus wat meer communicatie mogen zijn. Dit initiatief is uitgedraaid op ruzie dus ze hebben het niet meer gedaan. Mentaliteit van de mensen is niet zo goed, er is te weinig informatie over de regels die hier gelden (bv: moeten stoep onderhouden). We moeten beter leren samenwerken want dit loopt stroef.” (Paula, 79 j.). “Ik ken zelfs mijn buren niet meer. Vroeger kende ik deze nog wel.” (Gina, 85 j.) Dit blijkt niet altijd zo te zijn, Yvonne (85 jaar) heeft wel een goed contact met haar buren “Mijn buurjongen komt altijd vragen of ik iets nodig heb en dan brengt hij mij en fles limonade om als volgt een ijsje te vragen voor zichzelf en zijn zusje. Ik koop ijsjes voor die buren want zelf lust ik het niet. Ik vind dat je met uw buren overeen moet komen. En ik zit goed op mijn appartementje, als ik iets nodig heb zullen mijn buren mij wel helpen.” De buren zijn vaak allochtonen en dit zorgt wel eens voor misverstanden: “Ik heb geen contact met mijn buren. Ze zijn lastig, vooral de Joodse. Als deze de wind hoort kletsen tegen de deur belt ze de politie.”. (Hortense, 78 j.) “Ik heb geen contact met de buren. Er is veel wantrouwen in mijn buurt.” (Frans, 89 j.) Dit hoeft niet altijd een probleem te zijn : José: “Mijn overbuur da is ook een Marokkaan, ik heb daar een heel goed contact mee. Dat zijn brave mensen. Die werken alle twee die hebben 3 kindjes.” (José, 73 j.) 4.2.2.2 Verfransing Brussel is de laatste jaren heel erg verfranst geraakt. “Mijn buurvrouw denkt dat het verboden is Nederlands te praten in Brussel.” (Paula, 79 j.) Ook de instellingen, zoals rusthuizen, lijken steeds meer te verfransen. “Ze geven hun Nederlandstalig uit… Wacht maar binnen 2 jaar. ‘De Wilde Rozen’ ook, hoor jij ze daar nog Nederlands praten? Hoeveel Nederlandstalige zouden hier nog in Brussel zijn? Zou dat 10% zijn? Ik twijfel eraan” (José,73 j.) Het is een drempel voor sommige geworden om nog naar een dienst te gaan waar ze geen Nederlands praten. “Nog een geluk hier is het Vlaamstalig, daarmee dat ik hier graag kom. Dat leer je ook af uw taal als je altijd Frans moet praten, nu ben ik mijn Frans aan het verleren. In de winkel dat is allemaal Frans, ik praatte van tijd geen Vlaams op een dag, enkel in mijn gezin.” (Simonne, 75 j.)
40
Ze voelen zich soms verplicht om Frans te praten. “Dat had ik op het werk. Er werkte ene Franstalige en wij moesten allemaal Frans praten. Die 20 Vlamingen moesten allemaal Frans praten. Hij dacht anders dat wij achter zijne rug aan het praten waren.” (Rachel, 66 j.) 4.2.2.3 Technologie Veel ouderen hebben moeite om zich aan te passen aan de snelle veranderingen van de communicatiemiddelen die zich sterk ontwikkeld hebben. Hierdoor is individuele begeleiding, om hen daarin wegwijs te maken, zo belangrijk. De mondelinge communicatie van de administratieve diensten verloopt te snel (Observatorium voor gezondheid en welzijn Brussel (2008)). “Tv kijk ik niet meer. De ondertiteling gaat veel te snel. Ik kan het niet meer volgen. Ouder worden is vertragen daardoor zit ik niet meer op dezelfde lijn met de jongeren. Zo kan ik het toetsenbord van de computer ook niet meer volgen. Ik heb een veel langzamer ritme. Dat komt voort uit het brein. Daarom ga ik terug schrijven maar de jongeren kan niet meer schrijven doordat die te veel op de computer typen en niet meer genoeg schrijven op papier. Mijn geheugen begint te dalen. Mijn laatste patent was een apparaatje om terug te leren schrijven want mijn geschrift onleesbaar geworden, dit was heel positief voor mijn geheugen.” (Frans, 89 j.) Op vlak van technologie is er duidelijk spraken van een generatiekloof. “Die jongeren zitten dan op de tram, met hun muziek in hun oren, hun gsm in hun handen. Ik word daar ambetant van he.” (Yvonne, 82 j.) 4.2.2.4 Migranten “Mijn appartement heeft ongeveer 165 studio’s en ik ben één van de weinige echte Belgen nog die er woont. Vroeger woonden er nog veel blanken maar nu zijn dat allemaal vreemden geworden.” (Frans, 89 jaar). Dit toont aan dat er in Brussel veel migratie is. “De grote volksverhuizing gaat nog komen. Dat zijn volkeren die zich gaan verplaatsen. Je ziet dat het nu al stilletjes aan op gang aan het komen is.” (Frans , 89 j.) “De ervaring die je met allochtonen hebt zorgen voor het beeld dat je over deze mensen krijgt. Als je een positieve ervaring hebt met deze mensen, gaat je beeld veranderen.” (Paula , 79 j.) Deze migratie brengt veel frustraties met zich mee. Hortense: “Ik durf geen juwelen meer aandoen. Dat komt door de vreemden. De vreemden werken niet meer gelijk als wij gedaan hebben. Ze hebben veel feestdagen en bidden continu waardoor ze niet meer tot amper werken.” (Hortense , 78 j.) Er bestaan veel verschillende opvattingen over allochtonen. “Ze dachten vroeger dat we levend gingen opgegeten gingen worden door de gele soort (de chinezen) , deze gaan de wereld overrompelen. Ze zijn met veel te veel.” (Yvonne, 85 j.). “Europeanen zijn voor mij geen vreemdelingen” (Paula, 79 j.)
41
4.2.2.5 Cultuur en geloof Op vlak van cultuur verschillen allochtonen van ons. “De mensen in Laos hadden een betere cultuur als ons. Deze eten opeen mat op de grond. Ze doen varkensbloed in een tas en dat drinken ze dan op. Vanaf ze klein zijn moeten ze leren koken. Degene die werkte gaf ook zijn loon aan de grootvader. En de grootvader besliste over alles zoals wanneer er tv gekeken werd. Ze doen alles zelf omdat ze in hun land ook hun plan moesten trekken.”( Frans, 89 j.) Allochtonen leven op een ander moment dan wij. “Na 18 uur gaan de nachtwinkels open en de pitabars. En dan komt er ander volk buiten, dan zie je andere mensen.” (Rachel, 66 j.) Er zijn ook positieve dingen aan een andere cultuur. Simonne: “En als ge dan op den bus zit en hij zit vol, de enigste personen die rechtstaan en hun stoel willen afgeven dat zijn de vreemdelingen. Maar in de Belgen is da ook he, je hebt Belgen die gedienstig zijn…” (Simonne, 75 j.) Gina: “Ik heb nooit schrik gehad van of ben niks tegen gekomen met vreemde. Ik heb een vriendin die woont in een buurt woont met veel moslims. Deze doen haar boodschappen en ze had zin in een varkenskotelet maar dit brachten ze niet. Er zijn zoveel kleine dingen waar wij ons aan aanpassen.” (Gina, 85 j.) 4.2.2.6 Aanpassen Aan andere culturen moet men zich aanpassen. Maar wie moet dit doen? “Aan de vreemdelingen die bijkomen, moeten we ons wat aanpassen, we kunnen niet anders, we zijn die levensstijl niet gewoon. Bv: roepen in de straten en de gebouwen ipv tegen elkaar te praten. Onaangenaam want dit zijn we niet gewoon. Zolang wij hen accepteren en zij ons is het allemaal goed.” (Yvonne, 82 j.) “Dit is een probleem waar binnen 10 jaar niet meer over gepraat zal worden. Iedereen zal zich aan elkaar aanpassen. Allochtonen interesseren hen niet in verenigingsleven. Wanneer de ouderen weg zijn, de jongeren gaan zich makkelijker aanpassen. De jeugd groeit hiermee op, andere mentaliteit leven nog met manier van opvoeden die ze hebben meegekregen van thuis. Totaal andere opvoeding dan die de mensen nu krijgen.” (Frans, 82 j.)
42
4.2.3 Stelling 3: “ Als de winkel sluit, kom ik niet meer buiten!” Eén van de belangrijkste dingen die de mensen uit onze debatten aangaven om een zorgeloos leven te leiden, is je veilig voelen. Dit was bij verschillende mensen alles behalve het geval. In de literatuur hadden we gelezen dat de oudere mensen na 18 uur niet meer buiten durfden komen. Vaak nemen ouderen geen deel aan avondactiviteiten, omdat ze zich te onveilig voelen (Observatorium voor gezondheid en welzijn Brussel, 2008). We wilden dit graag bevragen. De meeste senioren willen niet meer buiten komen na 18uur. Als het niet moet zullen ze het zeker niet doen. Het seniorencentrum richt ook veel dingen in, in de namiddag zodat ze niet meer buiten moeten komen ’s avonds. 4.2.3.1 Impact van televisie en andere sociale media Talrijke onderzoekers zijn er van overtuigd dat de media, op één of andere manier, het onveiligheidsgevoel verhoogt. De invloed kan enerzijds veroorzaakt worden door de manier van berichtgeving en anderzijds door het aanzwengelend effect dat de media heeft (Deprins, F. , 2006-2007). Dit wordt bevestigd door Anita. “Onveiligheid komt door wat we op televisie gehoord hebben. Als dit niet geweest was voelden we ons waarschijnlijk niet zo onveilig.” (Anita, 76 j.) “Je krijgt nu meer een beeld van gevaar door de tv, ze laten alleen het slechte nog zien.” (Thérèse, 77 j.) 4.2.3.2 Aanvallen op oudere mensen en diefstallen “De generaties brengen diefstallen met zich mee.” (Frans, 89 j.) “In de zomer mag je geen venster of deur oplaten want dan komen ze binnen. Dat is het probleem van de zomer. Zo zijn ze al gaan stelen in appartementen.”(Frans, 89 j.) “Ik ben is in ’t anker bestolen geweest. Dit was niet de fout van de vreemdelingen maar ik ben zelf verantwoordelijk voor mijn geld.” (Yvonne, 85 j.) Ook Gina 85 j. vindt dat je zelf moet oppassen voor je geld. “Je mag dat niet laten rondslingeren.” Hortense 78 j. zegt dat ze tegen een deur met veel sloten is. Dat heeft geen zin volgens haar. Als ze binnen willen, geraken ze wel binnen, wat je er ook probeert tegen te doen. “De veiligheid is ver te zoeken”: zegt José, 73j . “Als ik buiten kom moet ik kijken of er niemand achter mij loopt. Ze zijn sneller dan ik, ik ben niet meer snel genoeg. Ik stap pas op de bus als ik langs alle kanten heb gekeken of er niemand is.” (Yvonne, 85 j.) Hortense, 78 j. durft geen juwelen meer aandoen uit schrik om bestolen te worden. “Ondanks de inbraak heb ik geen schrik buiten. Ik ga in de winter wel ’s avonds niet meer naar buiten. Ik durf ook niet meer met juwelen naar buiten gaan” (Gina, 85 j.)
43
4.2.3.3 Heft in eigen handen versus thuisblijven “Ik doe mijn boodschappen en tegen 12uur -13uur maximum ben ik thuis. Daarna ga ik niet meer naar buiten” (Yvonne, 85 j.) “Ik gaat niet maar naar de harmonie omdat ik langs een gevaarlijke buurt moet en die vermijd ik liever.” (Frans, 89 j.) José, 73 jaar vindt het niet meer plezant wonen wanneer je ‘s avonds na 18 uur nier meer durft buiten te komen. Hier moet iets aan gedaan worden vindt ze. Hortense laat zich niet snel tegenhouden om naar buiten te gaan. “Als ik van theater kom en het donker is laat ik een alarmpje afgaan dat rond mijn nek hangt. Ik heb dit gekocht in een winkel waar ze wapens verkochten. Ik heb ook een fluitje dat ik soms meeneem.” (Hortense, 78 j.) Rachel, 66 j. vindt dat ze in Neder- Over-Heembeek nog veilig zitten, ze heeft altijd in het centrum van Brussel gewerkt. Ze heeft collega’s van Sint-Joost, Anderlecht, Molenbeek en daar is het nog wat anders. Bij haar is het nog landelijk, maar in deze andere gemeenten zou het nog onveiliger zijn. “Overdag werk ik in Leuven; 17uur. Ik kom thuis 18-19uur, alles is hier toe he. Vanaf 17-18uur is hier niets niemeer he.” (Tom, 40 j.) “Dan gaan de nachtwinkels open en de pitabars en dan komt er ander volk buiten, dan zie je ander mensen.” (Rachel, 66 j.) Ook waar Paula 79 j. woont (Berchem), zie je geen wandelaars. Enkel de mensen die naar hun werk gaan en na 18 uur bijna niemand meer. Dit houdt haar zeker tegen om dan nog buiten te komen, gaf ze aan. “De ouderen durven niet meer buitenkomen”: zegt José. “Ik zit hier heel hard in het verenigingsleven, ik ga te voet naar een vergadering om 20uur, maar als die om 23uur gedaan is dan weten ze dat iemand mij moet naar huis doen. Want ik ga niet alleen niet meer naar huis.” (José, 73 j.) Wanneer er niemand haar naar huis zou doen, zou ze waarschijnlijk niet meer aan deze activiteiten deelnemen. Ouderen voelen zich overdag in de buurt duidelijk veiliger dan ’s avonds. Storende gebreken in de woonomgeving en ontevredenheid over de buurt waarin men woont, werken onveiligheidsgevoelens en angst voor criminaliteit in de hand. Onveiligheidsgevoelens en angst om slachtoffer te worden, hebben een negatieve invloed op het welbevinden en de algemene levenstevredenheid van ouderen (Vanden boer, pauwels, & callens , 2005).
44
4.2.4 Stelling 4 : “ Ik voel mij eenzaam als ik thuis ben.” 4.2.4.1 Vereenzaming Er moet een onderscheid gemaakt worden tussen sociale isolatie en eenzaamheid wanneer we het hebben over ons eenzaam voelen. Sociale isolatie verwijst naar een objectieve waarneming van (minimaal) sociaal contact, terwijl eenzaamheid een subjectieve waardering weergeeft. Mensen die niet veel sociale contacten hebben, zijn niet per se eenzaam en mensen die een zeer groot sociaal netwerk hebben, kunnen zich evenzeer eenzaam voelen (Vanden Boer, L., K. Pauwels ,2005, p1). Eenzaamheid en sociaal isolement hebben hun weerslag op het psychisch functioneren en op het participeren in de samenleving (Van Campen, C. , 2011). Hierdoor is het belangrijk dat we deze mensen zeker niet uit het oog verliezen bij het werven van mensen naar initiatieven/activiteiten. Op de vraag ‘Voelt u zich eenzaam?’ werd er in een groep geantwoord dat dit begint te komen en dat er mensen het al langer voelen. Het wilt niet zeggen dat wanneer je een zeer gevarieerd en sociaal leven hebt, dat je je niet eenzaam kan voelen. Het helpt wel al veel als er een lokaal dienstencentrum is of andere initiatieven, zodat ze in de dag ook niet eenzaam zijn. 4.2.4.2 Verschil tussen koppel en alleenstaande Alleenwonenden voelen zich eenzamer dan ouderen die samenwonen met de echtgeno(o)t(e)/partner en/of met anderen. Het gemis van een inwonende partner om dagdagelijks mee te communiceren, verhoogt de kans op vereenzaming ( Vanden Boer, L., K. Pauwels ,2005). Mensen zijn sociaal kwetsbaar wanneer ze te weinig contact ervaren met anderen en te weinig steun ervaren van derden. De partner is vaak de belangrijkste steunfiguur , mensen zonder partner voelen zich het vaakst eenzaam (Van Campen, C. , 2011). Wanneer we deze vraag stelden aan onze groepen ouderen, vertelde Gina ons dat zij zich wel eenzaam voelde. “Vooral ’s avonds en als ik op reis ben geweest vind ik het jammer dat niemand mij verwelkomt. Ook de winter is voor mij een eenzame periode. Ik moet altijd alleen eten daarom eet ik op dinsdag graag in het Anker. Dan ben ik eens in gezelschap en dan zit ik voor een keer is niet alleen met mijn plateau naar de televisie te kijken.” (Gina, 85 j.) Yvonne gaf aan dat er voor haar een groot verschil is tussen alleen zijn of nog getrouwd zijn. “Wanneer je alleen bent heb je meer nood om meer mensen op te zoeken.” (Yvonne, 82 j.) 4.2.4.3 Contacten met de buurt De resultaten wijzen uit dat een tekort aan contacten als het gemis van een specifiek contact vereenzaming in de hand werken. Hoe meer sociale contacten men wekelijks heeft, hoe minder eenzaam ouderen zich voelen (Vanden Boer, L., K. Pauwels, 2005). Gina 85 j. woont helemaal alleen. Ze kent zelfs haar buren niet meer, vroeger kende ze deze nog wel. Ze is altijd bij de VBV (vereniging voor bezoekers- en verzorgingsinstellingen) geweest, zo is ze altijd in contact geweest met oudere mensen. Nu ze zelf oud is, krijgt ze geen bezoek meer, wat ze zeer jammer vindt. Hierdoor voelt ze zich ook minder goed.
45
“Al de vreemde gezichten in mijn buurt is voor mij nu ook veel te veel verandering waardoor het onleefbaar wordt.” “Ik heb geen contact met de buren. Er is veel wantrouwen in mijn buurt.” (Frans, 89 j.) Ook Hortense 78 j heeft geen contact meer met haar buren. “Ze zijn lastig.”: zegt ze. Yvonne vindt het wel heel belangrijk om goed overeen te komen met haar buren. “Ik koop ijsjes voor die buren want zelf lust ik het niet.” Ze heeft helemaal geen last van de buren. “Ik heb veel contact met hen. Ze komen vaak vragen of ik iets nodig heb.” (Yvonne, 85 j.) Yvonne 82 j vindt het belangrijk dat wanneer er iets gebeurt dat je kunt rekenen op je buren. “Het is een opbouw om contact te leggen met de buren, er moet vriendelijkheid komen van twee kanten.” (Frans, 82 j.) Simonne 75 j merkt een evolutie in contact met de buren. Nu kent niemand, niemand meer, voeger kende iedereen elkaar nog. Dit vond ze veel aangenamer. “Maar ja dat is oud worden” denkt ze. 4.2.4.4 Belang van een lokaal dienstencentrum Op de website van het Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid (www.zorg-engezondheid.be) geeft men de uitleg van een lokaal dienstencentrum als volgt : Lokale dienstencentra bieden o.a. informatieve, recreatieve en vormende activiteiten aan. Die activiteiten zijn specifiek bedoeld om de zelfredzaamheid en het sociale netwerk van de deelnemers te versterken. Door het laagdrempelig karakter van een lokaal dienstencentrum is het een ideale partner in de strijd tegen de mogelijke vereenzaming van ouderen in de buurt. “Ieder dorp heeft ondertussen wel centra’s die ervoor zorgen dat je niet meer eenzaam bent.” (Frans, 89 j.) “Als ik onder de mensen ben dan voel ik mij goed.” (José, 73 j.) “Dan voelen we niks en als we thuis zijn dan voelen we ons eenzaam. Dan doet pijn langst hier, langst daar.” (Simonne, 75 j.) Het Seniorencentrum en lokaal dienstencentrum hebben heel veel gedaan voor de mensen in Neder-Over-Heembeek. “Je bereikt er mensen mee die je normaal niet ziet. Er zijn al 100 mensen ingeschreven”: zegt Rachel, 66 j. “Het is belangrijk dat mensen zich er thuis voelen en er een gezellige namiddag kunnen beleven.” (José, 73 j.) In het seniorencentrum kan je de namiddag samen doorbrengen, samen kaarten, … Dit is een zeer goede manier om in contact te blijven met andere ouderen/mensen. José, 73 j, merkt op dat er waarschijnlijk mensen zijn die eenzaam zijn, maar eigenlijk niet durven om zorg aan te vragen. Hiermee moet zeker rekening worden gehouden.
46
Er moet voor de gehandicapten meer initiatieven ingericht worden. Zoals in Neder- OverHeembeek, waar we op gesprek geweest zijn, daar is niets voor deze mensen. Zij voelen zich ook zeer vaak alleen, zij hebben ook nood aan een babbel maar met mensen van hun eigen leeftijd. Initieel dachten we wanneer we de vraag ‘Waar voelt u zich thuis?’ gingen stellen, dat de antwoorden hierop gingen zijn: bij mij thuis natuurlijk. Uit de debatten is juist gebleken dat dit vaak niet zo is. Thuis voelen ze zich vaker eenzaam, wanneer ze onder de mensen zijn en geaccepteerd worden voelen ze zich thuis. 4.2.4.5 Hobby’s en vrienden Iedereen was het er unaniem over eens dat het feit dat ze gek zouden worden als ze niemand meer zien of niet meer buiten zouden kunnen. “Hobby’s zijn dingen waar je op tijd aan moet beginnen: wanneer je werk afvalt dat je een vangnet hebt en sociaal leven. Er is geen tekort aan sociaal leven maar je moet er zelf aan willen meedoen. Niet wachten tot ze tot bij u komen. Zelf informeren wat er allemaal interesseert. Zo ingeburgerd en zo maak je vrienden en kennissen.” (Frans, 82 j.) Er zijn zoveel initiatieven waar je aan deel kan nemen, dus je moet zelf wat zorgen voor sociale contacten. “Je mag in gelijk welke woning wonen, maar als er geen vrienden zijn dan is dit ook niet leuk.” (Frans, 82 j.) “Vrienden moet je van jongs af aan opbouwen. Nieuwe vrienden maakt je niet meer op oudere leeftijd: je mag er nu geen verliezen.” (Anita, 76 j.) “Wanneer je nooit een telefoontje krijgt dan voel je je eenzaam” (Yvonne, 82 j.) Op deze uitspraak kwam een kritiek van een andere oudere dat iedereen wel graag een telefoontje krijgt, maar zelf eens bellen dat ze dat niet zelf doen. Je moet je ook zelf engageren hiervoor. 4.2.4.6 Versnellende technologie Veel ouderen hebben moeite om zich aan te passen aan de snelle veranderingen van de communicatiemiddelen die zich sterk ontwikkeld hebben. Hierdoor kunnen ze sneller in de eenzaamheid terechtkomen (Observatorium voor gezondheid en welzijn Brussel, 2008). “Ik heb geen computer, waardoor ik veel zaken niet meer kan volgen. Zo kan ik niets opzoeken”: vertelde Hortense, 78 j ons. Ze had geen weet van de activiteiten die er allemaal georganiseerd werden, daardoor kwam ze minder buiten. Frans 89 j, zegt dat ouder worden vertragen is en daardoor zit hij niet meer op dezelfde lijn met de jongeren. Hierdoor heeft hij ook minder contact met deze leeftijdsgroep. Wat niet wil zeggen dat hij dat noodzakelijk vindt natuurlijk dat is voor iedere oudere anders.
47
4.2.5 Stelling 5: “ Ne oude boom verplaatst ge niet!” De meeste ouderen die wij hebben geïnterviewd zijn zeer gehecht aan hun woning. Er zijn verschillende redenen waarom ze wel of niet zouden verhuizen. Deze redenen gaan wij opsommen en staven aan hun uitspraken en gelezen literatuur. 4.2.5.1 Zorg De ouderen willen zolang mogelijk thuis blijven wonen, zolang ze dit nog kunnen. Het gaat bij hen vooral om hun autonomie (Vanmechelen, Verté, Teugels, e.a, 2012, p. 17). “Ik ben 85 jaar en doe nog steeds alles alleen zonder hulp. Ik kan mij wel niet meer zo goed op mijn knieën zetten als vroeger. Ik maak mijn eten zelf. Ik kuis nog zelf. Ik ga ook nog steeds zelf naar de wasserij. Ik vraag niet graag hulp want dan voel ik mij een bedelaar.” (Yvonne, 85 j.) “Ja last heb ik totaal niet, ja nu wel een beetje. Ik heb voor niks hulp he. Ik doe mijn huishouden nog alleen ik help soms bij mijne man in den tuin. Die stadshofkes die zijn niet groot he.” (Rosa, 82 j.) De ouderen staan niet echt open voor hulp. Dit heeft verschillende redenen. De eerste reden is zeker de autonomie zoals hierboven vermeld. Voor de ouderen is het in begin moeilijk om te aanvaarden dat ze hulp nodig hebben (Maruf, Demeere & Teugels, 2010,p.132 ). “Het aanvaarden, dat is moeilijk. Ik ook he, ik ben altijd zelfstandig geweest. Mijn dochter zegt het ook ‘Gij gaat het moeilijk hebben en gij gaat het moeilijk blijven hebben want gij wilt geen hulp!’.” (Simonne, 75 j.) “Wij zijn zelfstandig, ik ben al te lang zelfstandig.” (Rachel, 66 j.) Toch hebben de ouderen er al over nagedacht om hulp in te schakelen. Sommige ouderen hebben er al gebruik van gemaakt, andere hebben al dingen horen vertellen. “Ik heb al eens thuiszorg moeten vragen. Ik had mijn arm gebroken en ik kon niets meer doen. Dan is er af en toe iemand langs geweest om mij te helpen. Ik was daar tevreden van.” (Thérèse, 77 j.) “Ja we zijn nog niet verplicht als we morgen iets voorhebben we naar ne home moeten he.” (Simonne, 75 j.) Toch is er een andere reden waarom ze het moeilijk hebben met hulp te aanvaarden. Ouderen vinden dat de thuiszorg niet op maat is afgestemd. Het voornaamste uit onze debatten is dat ze geen band kunnen opbouwen met de verzorgende. Er zijn zodanig veel personeelswissels, waardoor ze steeds van nul af aan moeten beginnen om een band op te bouwen met de verzorgende (Maruf, Demeere & Teugels, 2010,p.137). “Ik heb een vriendin en die was daar niet tevreden van. Die vriendin die kreeg altijd iemand anders, die kon daar geen band mee opbouwen. Dan ga ik liever naar een rusthuis hoor.” (Yvonne, 82 j.) “Dat heb je toch ook in een rusthuis?” (Thérèse, 77 j.)
48
Een ander knelpunt is dat de ondervraagden aanhaalden was dat de vrijwilligers niet betaald worden. Dit is niet altijd het geval, maar dat hangt af van organisatie tot organisatie. Een nieuw initiatief dat ook aangehaald werd in één van onze debatten is buurtpensioen. • • • • •
• • •
José, 73j. : “Nu is er een project gestart onder Katleen, daar zit ook al mee in zenne. Dat is voor mensen die eens een bezoekje willen krijgen.” Rachel, 66j.: “Buurtpensioen.” José, 73j.: “Ja buurtpensioen, ik vind het gene goede titel ze.” Simonne, 75j.: “Nee ik ook ni.” José, 73j.: “En ik heb het al gezegd en Conny weet het ook. Maar dat is dan zo dat ge bijvoorbeeld bij mensen een bezoekje wil gaan brengen en een boodschapke doen. Ge moogt die uren noteren en als ge dan later zelf zo ver zijt dan komen mensen die uren bij u helpen.” Simonne, 75j.: “En daar komt geen geld bij te pas.” Rachel, 66j.: “Punten he.” José, 73j.: “ ‘t Zijn punten en uren.”
De ouderen staan ook sceptisch tegenover thuiszorg, omdat het blokken van 4 uur zijn. Vier uur schoonmaakhulp of gezinszorg zijn teveel voor een oudere (Maruf, Demeere & Teugels, 2010,p. 136). Toch zullen ze hulp vragen als het moet. “Als het moet dan moet het he!” (Thérèse, 77 j.) 4.2.5.2 Andere opties De volgende stap voor onze ouderen is een rusthuis. Zoals de groep van woningaanpassing al heeft vermeld, zijn er ook andere woonvormen. De andere woonvormen worden niet altijd even goed onthaald. De woonvormen zijn ook niet altijd even duidelijk en sommigen hebben er een fout beeld over. De communicatie en informatiedoorstroom gaan we nog uitgebreid in de volgende stelling bespreken. Nu zouden we graag blijven stilstaan waarom de tussenoplossingen geen succes zijn. Zoals we al besproken is thuiszorg een tussenoplossing om in je woning te kunnen blijven wonen. Toch zijn er ook andere woonvormen buiten een rusthuis dat als tussenoplossing kunnen dienen. Een andere woonvorm die bekend is onder de meeste ouderen is een serviceflat. “Ik zou graag in Overijse bij mijn zoon gaan wonen. Mijn zoon heeft al gekeken voor een serviceflat. Die serviceflats die zijn onbetaalbaar!” (Paula, 79 j.) In onze eerste debatgroep was de volgende stap dan ook een rusthuis. Deze ouderen zagen thuiszorg niet zitten en ze vonden een serviceflat te duur. “Als mijn vrouw er niet meer is dan moeten ze mij maar in een ouwpekeshuis steken.” (Frans, 82 j.)
49
Sommige ouderen zijn te gehecht aan hun woning om een andere optie te overwegen. Sommigen zijn gehecht aan hun buurt, maar we merken toch dat het vooral om hun woning gaat. Zeker bij het laatste debat dachten ze na over verhuizen. •
•
José, 73j.:“Mijn huis zou ik willen meenemen, maar nog kiezen om hier te komen wonen. Ten eerste het is hier veel te duur om te wonen en ten tweede wij hebben veel minder als Vlaanderen. Ik zou niet in Brussel blijven. Maar mijn huis zou ’k willen meenemen.” Mariette, 75j.: “Dan moede het op wielekes zetten he.”
De redenen waarom dat ze niet verhuizen zijn verdeeld. Zoals in het vorige voorbeeld kan je zeggen dat de gehechtheid aan het huis een reden kan zijn. Een andere reden is omdat ze al te oud geworden zijn om te verhuizen. Ze willen eigenlijk wel weg in Brussel, maar ze iets houdt hen tegen. “Als ge moet verhuizen moede terug opnieuw beginnen he, nieuwe vrienden maken,…” (Simonne, 75 j.) •
• • • •
José, 73 j.: “Ik heb nog altijd den drang om terug te gaan naar de Kempen. Dat is ook omdat ge daar geboren zijt voor een stuk he. Maar Rosa die zegt wel ik zou niet meer verhuizen.” Rosa, 82 j.: “Ah nee, mijn huis mogen ze niet afbreken.” José, 73 j.: “Maar gij toch ook he Christiane?” Christiane, 70 j.: “Ik wel, eerder naar de Vlaanderen.” Rosa, 82 j.: “Maar gij hebt daar nog familie, maar ik heb daar niemand, niemand niet meer. Ja een verre nicht.”
De ouderen geven ook af en toe aan dat er een verschil in gehechtheid is naargelang je eigenaar of huurder bent. “Vaak willen de mensen wel weg maar kunnen ze de stap niet zetten. Ze zijn te gebonden omdat het hun eigen huis is. Ik heb dat probleem niet, ik heb er bewust voor gekozen om heel mijn leven te huren!” (Frans, 82 j.) 4.2.5.3 Rusthuis als laatste oplossing We hebben het nu gehad waarom mensen thuis blijven wonen. We willen verder ingaan waarom een rusthuis de volgende stap is en waarom ze dit zo lang mogelijk uitstellen. De ouderen zien een rusthuis als de laatste oplossing. Toch hebben ze schrik dat ze hun privacy zullen verliezen. “Woonzorgcentrum houdt je van je rust, je hebt er minder privé, geconfronteerd met de gebreken van andere en soms valt dit zwaar.” (Anita, 76 j.) “Ge geeft een stuk uw zelfstandigheid af he, daar kunde ni buiten. Daar hebben veel mensen het moeilijk mee. Tis dat dat bij mij altijd aangrijpend is, ze brengen iemand binnen bij ons in ‘de Overbron’. Je moet afstand doen van alles, die mensen hebben gewerkt voor hun huizeke en dat mooi ingericht en dan komt daar een moment en moeten die naar een rusthuis. Ge moet die mensen wat tijd geven he. Die hebben eigenlijk een maand nodig voor ze eindelijk een beetje ingeburgerd zijn. En dat doet mij altijd heel veel pijn.” (José, 73 j.)
50
Dit is een reden waarom een aantal ouderen aangeven dat je nog helemaal bewust moet zijn dat je gaat verhuizen. “Je moet beslissen nu je nog heel goed fysiek en mentaal bent om te verhuizen. Anders is het te laat. Niet meer wachten tot het moment waarop het niet meer gaat. Als ze u moeten plaatsen omdat je niet meer zo goed bent, kan het zijn dat je ergens terecht komt waar je liever niet bent.” (Frans, 82 j.) Toch zijn er verschillen in rusthuizen, waardoor het soms makkelijker is om de stap te wagen. Sommige rusthuizen zijn heel familiaal, waardoor de stap minder groot is. “Ik moet wel zeggen ons rusthuis is wel kleinschalig he, wij hebben op het huidige moment 44 bedden, maar we gaan wel uitbreiden tot 54. Maar gelijk als Pagode als ge daar 150 bedden hebt. Bij ons worden alle mensen genoemd bij naam he. Maar als ge 150 bedden hebt dan zijde ne numero he. Dan is ‘t 204 of 210, maar dan worden niet meer genoemd bij naam he. Ge kunt ze niet meer vergelijken met vroeger.” (José, 73 j.) Verhuizen zijn hele grote stappen, die bij veel mensen moeilijk liggen.
51
4.2.6 Stelling 6: “Leef nu, denk later” We merken een unanimiteit op de vraag of wij al moeten nadenken over onze oude dag. Iedereen is erover eens dat wij nog niet moeten/mogen nadenken over later. Sommige zijn er heel uitgesproken over, anderen schroeven hun mening wat bij. 4.2.6.1 Niet vroeger nadenken over later We zullen beginnen met de spontane reacties op de vraag: “Denken jullie dat het belangrijk is dat we nu al beginnen nadenken over onze oude dag?” “Nee, je bent nog in de fleur van uw leven. Nu moet je leven.” (Frans, 82 j.) “Nee, geniet van jullie jungk leven! Want dat is gelijk ne dumper op uw leven. Als ge jungk zijt moede daar nog niet aan denken. Ik ben tot 25 jaar bij de chiro geweest en dat is de beste tijd van mijn leven geweest.” (Jose, 73 j.) Rosa haalt ook nog aan dat zij vroeger er al begon over na te denken en dat niet mocht doen van haar vader. Nu beseft ze dat haar vader gelijk had. “Bij ons zeiden ze da vroeger ook, ge wilt da ni geloven he. Onze va zei da vaak: Stap het af, geniet van uw leven. Maar dan zijde zo slim ni, maar nu weet ge dat al he.” (Rosa, 82 j.) 4.2.6.2 Nuanceren Gina nuanceert de spontane reacties door over de waarde van het geld te beginnen. “Het is nog wat vroeg. Op jullie ouderdom moet je daar niet over nadenken. Op uw leeftijd moet je profiteren. Maar je moet wel de waarde van geld kennen. Denk alsjeblieft nog niet over de rest na, je bent daar nog veel te jong voor.” (Gina, 85 j.) Sommige ouderen zeggen zelfs dat we al moeten beginnen sparen, aangezien ze hun twijfels hebben over de pensioenen. “Stillekes aan wel denken aan sparen.” (Rachel, 66 j.) “Ik vraag mij af of dat pensioen voor later wel kan blijven doen, maar voor de rest denk toch nog niet aan je oude dag.” (José, 73 j.) Andere ouderen maken een onderscheid waarvoor je wel of niet moet sparen. “Niet meer sparen voor de kinderen, ze moeten zelf sparen. Je moet aan de kinderen niet meer denken. Er zijn er die zich tekort zouden doen voor de kinderen.” (Frans, 82 j.) “Jullie moeten daar niet over nadenken tenzij het gaat over sparen. Dit is belangrijk om later iets te kunnen kopen maar voor de rest moet je daar niet over nadenken. Ik heb geluk gehad dat met mijn zoon alles op voorhand was betaald en nu wordt alles over mij betaald.” (Yvonne 85 j.)
52
Anita verfijnt de term vroeger door een leeftijd van 40-50 jaar op te plakken. “Jullie moeten zeker nog niet nadenken over later, rond u 40 – 50 jaar misschien. Mijn vriend wou ook niet nadenken over zijn pension. Hij wilde eerst niet weg, en dacht niet aan zijn gezondheidsproblemen. Ik had een appartement gekocht, ik zag mijn vriend verouderen en heb ervoor gekozen om te verhuizen naar een plaats waar ons wilden nestelen. Zijn kinderen waren hier niet tevreden over. Hij ging niet kunnen verhuizen uit zichzelf. Nu genieten we van het comfort van alles dicht bij te hebben.” (Anita, 76 j.) Uit sommige verhalen merken we ook op dat ouderen op tijd zijn beginnen denken aan hun oude dag. Anita was zeker niet de enige die verhuisd is om haar pensioen te kunnen beleven. “Ik heb expres een kleine studio met weinig onderhoud en veel zon gekozen. Ik had gekozen op menselijke individuele maat. Een groot huis was onhoudbaar omdat mijn kinderen uit het huis waren en het niet meer doenbaar was”. (Frans, 89 j.) “Ik heb 10 jaar geleden samen met mijn vrouw beslist om een appartement te gaan huren. Ik wilde een woning dicht bij de dorpskern, zodat ik overal te voet naartoe kon gaan.” (Frans, 82 j.) In Brussel is het vaak het geval dat voor woningen die in een slechte staat verkeren, een (te) hoge huurprijs gevraagd wordt (Le Roy, Myncke, Vandekerckhove, 2007, p.86). Daarmee wordt ook duidelijk gemaakt dat wij inderdaad misschien beter al wat sparen voor ons woning. “De appartementen zijn veel te duur geworden.” (Hortense, 78 j.) 4.2.6.3 Informatieverstrekking Sommige ouderen geven aan dat ze niet zoveel weten over dingen die ze kunnen ondernemen. “Ik heb geen computer waardoor ik veel zaken niet meer kan volgen. Zo kan ik niets opzoeken over andere woonvormen.” (Hortense, 78 j.) Bij onze laatste debatgroep is gebleken dat er wel wat ondernomen wordt om informatie aan te brengen. In het lokaal dienstencentrum Ado Icarus zijn geregeld infonamiddagen. “Conny organiseert ook veel infonamiddagen. Wit geel kruis, dementie, diabetes, warme maaltijden, veiligheid, vervoer,…” (Rachel, 66 j.) “Gelijk als vandaag is er hier ne persoon waarbij je kan praten over dementie. Er zijn mensen die personen met dementie thuis hebben en niet goed weten hoe ze er mee moeten omgaan he. Die kunnen dan langskomen.” (José, 73 j.) 4.2.6.4 Toekomst De ouderen geven wel een aantal punten aan waar er nog aan gewerkt kan worden, om onze toekomst beter te maken.
53
Paula heeft nog enkele tips voor ons. “Studeer goed, zodat je een diploma hebt. Bouw een sociaal leven op, zodat je niet alleen valt.” “Ga wonen dicht tegen je werk en hou rekening met je partner en kinderen als je een woning kiest. Hou minder rekening met je ouders, die komen later wel in uw buurt wonen als ze u missen.” (Paula, 79 j.) “Als jij gelukkig bent zijn je ouders ook gelukkig. Mijn dochter woont in Zwitserland, maar die is daar gelukkig, dus ik ben ook gelukkig.” (Anita, 76 j.) De ouderen weten ook niet wat hen te wachten staat. Sommige mensen denken er meer over na dan anderen. De toekomst is niet te voorspellen, niet voor ons maar ook niet voor hen. “De toekomst is niet te voorspellen. Als ik dood ben mogen ze mij verbranden dan zijn ze ineens van mij af.” (Frans, 89 j.) “Je hebt er die al een stuk land gaan kopen om zich te begraven. Dat ieder is zijne plan trekt, ik trek mij daar niks van aan. Ik heb mijn dochter geholpen met haar appartement en voor de rest doet ze wat ze wil.” (Hortense, 78 j.) De personen van het eerste debat hebben hun bedenkingen over hoe het later met hen zal vergaan. Ze zien nu vaak dat mensen in leven worden gehouden tegen de natuur in. Door de moderne technologieën worden mensen (soms tegen hun zin) in leven gehouden. Ze vinden dat de medici daarover niets te zeggen hebben. “Laat de natuur hun werk doen!”(Paula, 79 j.) De personen van het laatste debat daarentegen zijn vooral bezorgd rond de faciliteiten voor mensen met een beperking. “Ik zeg; voor gehandicapten mensen kunnen ze niet genoeg doen. Die moeten in hun leven heel veel missen. Ik zien da bij Kristofke ook, die zit hele dag in de rolstoel. Die moeten toch ook veel geven van hun leven, ge moet dat niet onderschatten een kind met een handicap.” (José, 73 j.) We sluiten graag af met twee spontane (opmerkelijk; dezelfde) reacties onze vraag.
54
4.2.7 Besluit stellingen 4.2.7.1 Verbondenheid Ieder lid van onze debatten vond het aangenaam dat er een lokaal dienstencentrum is in hun buurt. Dit is goed om de eenzaamheid wat tegen te gaan en sociale contacten te onderhouden. Er wordt er veel informatie gegeven over allerhande initiatieven die voor ouderen worden ingericht. Ze vonden het allemaal zeer goed dat ze actief en geëngageerd konden bezig zijn. Want wanneer ze onder de mensen zijn voelen ze zich het best. Vaak kwam de veiligheid naar boven als prioriteit als we spraken over verbondenheid met de buurt. Wanneer ze zich onveilig voelden, kwamen ze ook niet graag buiten. Vele van hen vonden dat het grote aantal allochtonen die er op een korte tijd is bijgekomen mede oorzaak is van hun gevoel van onveiligheid. Dit ook mede beïnvloed door de media, de stereotype berichtgeving van de allochtonen. Wanneer ze echter wel een positieve ervaring hebben gehad met een persoon van andere herkomst die wel vriendelijk is, en die hen wel accepteert, dan was hun beeld duidelijk minder negatief. 4.2.7.2 Toegankelijkheid Wanneer we de vraag stelden of ze tevreden waren met hun buurt, hing dit vaak samen met verschillende factoren. Zo was het voor veel ouderen belangrijk om een goed contact te hebben met hun buren. Dit maakt het aangenamer wonen wanneer ze eens een praatje konden slaan. De netheid van de straten en stoepen liet soms ook te wensen over. De mensen vinden het hierdoor niet aangenaam wandelen in hun buurt. Deze zijn niet altijd even toegankelijk door losliggende stenen en/of veel zwerfvuil dat er ligt. Ook het openbaar vervoer is niet altijd even toegankelijk. Bij onze 2 eerste gesprekken hebben we dit niet zo gemerkt, maar bij de 3de groep uit Neder-Over-Heembeek werd duidelijk dat dit daar wel een probleem vormde. De uren en de hoeveelheid van het openbaar vervoer was niet goed afgestemd op de noden van de inwoners. Dit beperkte hen in het plannen van activiteiten. 4.2.7.3 Nadenken over later Als we vroegen of wij nu al moesten vroeger nadenken over later antwoordde iedereen hier resoluut ‘nee’ op. Het enige dat we al konden doen was denken aan pensioensparen en voor de rest gewoon leven om te leven. Toch hebben sommige van hen dit wel gedaan. Zo waren er mensen die toch dicht bij het centrum zijn gaan wonen zodat het makkelijk is om overal te geraken. Dit toont aan dat ze toch niet helemaal tegen het concept van vroeger nadenken over later zijn, maar gewoon nog niet op onze leeftijd.
55
4.2.7.4 Opmerkingen debat In ons eerste debat hadden we een groep die was samengesteld met mensen vanuit verschillende hoeken van Brussel. Deze verscheidenheid gaf de mogelijkheid om in discussie te gaan. Niet iedereen was het eens met elkaar. Zo konden we dieper doorgaan op bepaalde onderwerpen en kregen we verschillende perspectieven. Wel was het niet zo simpel om een echt antwoord op onze vraag te verkrijgen. We hebben vooral moeten afleiden uit de discussies onderling hoe bepaalde dingen voor hen waren. Het 3de debat bestond uit enkel mensen uit Neder- Over- Heembeek , de verscheidenheid hier was dus minder groot. Dit geeft ons wel een goed beeld van hoe het daar nu gesteld is. Deze mensen waren het vaak eens met elkaar en dus waren er niet zoveel discussiepunten. Hierdoor konden we wel goed doorvragen omdat ze de situatie beter konden schetsen. Deze groep gaf op onze vraag een duidelijk antwoord, wat zij als een probleem of positief punt ervaren, en ook waarom dit voor hen zo is. De ouderen hebben aangegeven dat de mate van tevredenheid over de buur deels afhangt van het feit, of je er geboren ben of niet. Wanneer ze niet geboren waren waar ze nu wonen, lag de tevredenheid hierover toch lager dan bij de mensen die er wel geboren waren. De inwijkelingen hebben een beetje heimwee naar de buurt waar ze oorspronkelijk vandaan komen. De 3 debatten die wij hebben gevoerd met onze groepen ouderen was voor ons nogal vrij homogeen. Iedereen was nog zeer gezond en met stappen hadden ze niet zoveel problemen. Ook hadden de meesten nog veel sociale contacten. We hebben in onze kwetsbare groep hier niet zoveel van opgemerkt (enkel vereenzaming is aan bod gekomen). Dit geeft volgens ons een iets vertekend beeld van onze resultaten, omdat we deze mensen die afwijken van de anderen niet bereikt hebben. Het beeld dat we hadden over de ouderen voor we aan de debatten begonnen was een beetje zoals het stereotype beeld dat er bestaat over hen. We verwachtten dat deze mensen niet meer zo goed te been zouden zijn en zeer familiegericht. Ze waren echter allemaal nog veel actiever dan we hadden verwacht. Ook waren we verbaasd over het feit dat ze vinden dat je keuzes moet maken voor jezelf en niet zozeer rekening moet houden met je kinderen. Wij dachten dat ouders hen gingen aanpassen aan hun kinderen, maar dit was hier niet het geval. Het doen van deze gesprekken heeft ons dus een heel nieuwe kijk opgeleverd over deze mensen. Nu kunnen we het stereotype beeld dat wij hadden aanpassen.
56
5 Gemeenschappelijke bevindingen Er zijn enkele zaken die in beide debatten naar voor kwamen. We kunnen concluderen dat de meeste ouderen zich niet veilig voelen op straat, in Brussel. Ze hebben schrik om op straat te komen door de allochtone jongeren die op straat rond hangen. Waar we van verschoten is dat ook de allochtone ouderen niet staan te springen om de straat op te gaan wanneer er jongeren rond hangen. Zeker wanneer het donker worden, blijven alle senioren liever binnen, ze vertrouwen het buiten helemaal niet. Ze stellen dat het de fout is van de migratie dat er zo veel problemen zijn. Verder kunnen we stellen dat de senioren eenzaam zijn wanneer ze alleen zijn. Er zijn heel veel ouderen die nog actief zijn in een verenigingsleven of organisatie als vrijwilliger. De lokale dienstencentra worden ook veel bezocht. Wanneer ze echter alleen thuis zijn, hebben ze het moeilijk. Als ze nog veel kinderen en kleinkinderen hebben die om de beurt een keer op bezoek komen, valt het nog mee. Wanneer ze niet veel kinderen of kleinkinderen hebben of ze laten niet veel van zich horen, voelen de ouderen zich eenzaam. Vooral in het weekend, als er niets te doen is of ze nergens naartoe kunnen, voelen ze zich alleen. Het is opmerkelijk dat de senioren zich beter voelen wanneer zij weg van thuis zijn. Als zij thuis zijn, voelen zij zich eenzaam. Wanneer we het concept rusthuis bespreken, valt het op dat de meerderheid van de senioren tegen een rusthuis is. Ze vinden dat het een allerlaatste stap is. De meeste willen eerst wel naar een serviceflat, maar dat is vaak onbetaalbaar. Bij de groep woonomgeving waren de meningen verdeeld over thuiszorg. Enkele staan niet echt open voor thuiszorg, omdat ze niet verzorgd willen worden door mensen die ze niet kennen. Wat ze nog vervelend vinden, is dat deze hulpverleners vaak wisselen van post, waardoor de ouderen vaak een andere hulpverlener krijgen waar ze zich moeten aan aanpassen. De andere staan juist heel open voor professionele hulp. In het groepje van de woningaanpassingen was iedereen voorstander van thuiszorg. Ze zijn de professionele hulpverleners heel dankbaar dat zij willen langs komen en hen willen verzorgen. Ze vinden het een hulp die het gemakkelijker maakt om thuis te blijven wonen en niet naar een rusthuis te moeten. Hierbij willen we een kleine kanttekening maken. De meeste ouderen die mee hebben gedaan aan het debat, zijn fysiek nog zeer goed, ze hebben nog niet veel aanpassingen of hulp nodig. Wanneer de ouderen nog ouder worden en beperkingen krijgen, zullen ze misschien meer hulp nodig hebben. Tot slot willen we nog concluderen dat er niemand positief was over vroeger nadenken over later. Ze maakten allemaal de nuancering dat vroeger voor hun 40-50 jaar is. Het enige waar misschien over kon nagedacht worden, is hun pensioen en geld sparen voor wanneer ze op pensioen gaan. Iedereen vindt de toekomst zo onvoorspelbaar dat er niks voorbereid kan worden. Iemand kan ziek worden of er kan iets tussen komen, waardoor voorbereiden onmogelijk wordt.
57
6 Literatuurstudie 6.1 Geraadpleegd op internet ENTER Vlaams Expertisecentrum toegankelijkheid (2012). Actieonderzoek naar de optimalisatie van vervoer van voorzieningen van ouderen en personen met een handicap. Geraadpleegd op 14 oktober 2013 op het World Wide Web: http://www.entervzw.be/.../bevindingen_actieonderzoek.... Vanden Boer, L., K. Pauwels (2005). Eenzame ouderen: mythe of realiteit? www.cbgs.be, bijdragen onderzoek, 11 februari 2005 Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid ( 2013, 27 maart). Lokale dienstencentra. Geraadpleegd op 1 december 2013 op het World Wide Web: http://www.zorg-engezondheid.be/Zorgaanbod/Thuiszorg/Lokale-dienstencentra/
6.2 Boek Cuyvers, G. & Kavs, J. (‘n.d.’). Oud worden in een vreemd land: Allochtone ouderen en hun behoeften. Kabinet van Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, Jo Vandeurzen (2010). Vlaams ouderenbeleidsplan 2010-2014. Brussel: Vlaamse Regering. Le Roy, M., Myncke, R., Vandekerckhove, B. (2007) De stand van zaken onderzoek woningaanbod in Vlaanderen. Kenniscentrum van duurzaam woonbeleid Makay, I. & Lampaert, L. (2012). Wonen zonder zorg (en). Brussel: Kenniscentrum Woonzorg Brussel vzw Observatorium voor gezondheid en welzijn Brussel (2008). Armoede en (ver)ouderen Brussels armoederapport. Brussel: Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie. Sayira Maruf, S., Demeere, S. & Teugels, H. (2010). De thuiszorg onder de loep in Brussel. Brussel: Kenniscentrum woonzorg. Talloen, D. (2007). Zorg voor allochtone ouderen. Mechelen: Kluwer. Van Campen, C. (2011). Kwetsbare ouderen. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau. Vanden Boer, L., Pauwels, K., & Callens, M. (2005). Onveiligheidsgevoelens, angst en slachtofferervaring bij ouderen. Centrum voor Bevolkings-en Gezinsstudie (CBGS). Vanmechelen, O., Verté, D., Teugels, H. & e.a. (2012). Zorgnoden en- behoeften: de kijk van de brusselaar. Brussel: Kenniscentrum woonzorg. Vassart, C. (2011, September ). Zo lang mogelijk zelfstandig thuis blijven wonen, hoe doet u dat? . Brussel .
6.3 Niet-gepubliceerde scriptie Deprins, F. (2006-2007). De rol van de media in de onveiligheidsgevoelens Een onderzoek naar hoe krantenberichtgeving de onveiligheidsgevoelens kunnen beïnvloeden. Niet-gepubliceerde scriptie, Katholieke hogeschool Zuid-West Vlaanderen , Departement IPSOC 58
7 Bijlagen Bijlage 1: Transcriptie debat 1 (Groepje Woningaanpassing) met “gewone” ouderen Bijlage 2: Transcriptie debat 1 (Groepje Woonomgeving) met “gewone” ouderen Bijlage 3: Transcriptie debat 2 (Groepje Woningaanpassing) met “gewone” ouderen Bijlage 4: Transcriptie debat 2 (groepje Woonomgeving) met de “kwetsbare” ouderen Bijlage 5: Transcriptie debat 3 (Groepje Woningaanpassing) met ouderen met vreemde herkomst Bijlage 6: Transcriptie debat 3 (Groepje Woonomgeving) met “gewone” ouderen Bijlage 7: Verslag overleg ergotherapie groepje woningaanpassing Bijlage 8: Verslag overleg ergotherapie groepje woonomgeving Bijlage 9: Literatuurlijst
59
7.1
Bijlage 1: Transcriptie debat 1 (Groepje Woningaanpassing) met “gewone” ouderen Interviewer: Charlotte Verslaggever: Karlien Coördinator/observator: Laure Charlotte: Dus we gaan zo dadelijk een vraag stellen en om de beurt een antwoord geven. Goedemorgen en welkom! Wij zijn Laure, Charlotte en Karlien. Wij zijn dus studenten maatschappelijk werk van de HUB. En wij doen een onderzoek naar hoe dat mensen zich voelen in hun huis en hoe dat mensen zich daarop voorbereiden om zo lang mogelijk thuis te kunnen blijven wonen en hoe ze daar vroeger al over hebben nagedacht over oud worden en welke aanpassingen ze in huis zouden doen. Goed dus we beginnen met een kennismakingsvraag. Stel jezelf even voor, dan weten wij ook wie jullie zijn. Monique: Ik ben Monique en ik woon in Anderlecht. In een huis, ik woon daar alleen. Maar, ik heb een tweede verdiep dat ik verhuurde aan huurders, maar dat is nu gedaan en ik ga het niet meer verhuren, want ik heb te veel moeilijkheden. Charlotte: Dat is een huis dat u gekocht heeft? Monique: Ja, daar woon ik al sinds 1967. Mijn man en ik hebben dat huis gekocht en mijn man is overleden, maar ik blijf er wonen. Charlotte: En wat heeft u in uw leven gedaan? Monique: Ik was secretaresse. Maar toen mijn man ziek geworden is, hij heeft kanker gehad, ben ik halftijds gaan werken. En dan ben ik gestopt met werken als ik 57 jaar was, want dan had ik een overlevingspensioen. En mijn eigen pensioen, dat heb ik gekregen als ik 60 jaar was. Charlotte: En wat doet u zoal in uw vrije tijd? Monique: Ik ga turnles volgen, ik doe vrijwilligerswerk bij ‘Babelut’, dat is conversatietafel Nederlands voor anderstaligen. Verder doe ik soms uitstappen. Vroeger ging ik veel wandelen, maar nu niet meer omdat ik een hartprobleem heb, dus ik ben vlug buiten adem. En voor de rest mijn huishouden, boodschappen. Charlotte: En u komt hier naar het seniorencentrum neem ik aan? Monique: Ik kom al heel lang, ja. Charlotte: Mevrouw ernaast? Marie-Rose:Mijn naam is Marie-Rose en ik woon in een sociale woning, op het gelijkvloers. Ik woonde op de tweede verdieping, maar toen de gelijkvloers vrijkwam heb ik die gevraagd met het gedacht geen lift… En een gelijkvloers dat is voor mij… Een rolstoel, dat ga ik er niet binnen krijgen. In het huis zelf, gaat dat wel, maar de deur, die gaat te smal zijn, als ik dat ooit nodig zou hebben… Voor de rest is dat ok. Ik heb geen bad, ik heb alleen een douche, met een klein stukje. Als het nodig moest zijn zou ik een douche plat op de grond kunnen laten plaatsen. Wat ik doe, in het seniorencentrum meestal. Dus één keer in de week sporten, wat ik vandaag dus niet doe, door de vraag 60
van Anick. Uitstappen meemaken, Duitse conversatie volgen. Ik deed Nordick Walking van een 14 km, maar dat begint stilletjes aan te veel te worden, omdat ik hartritmestoornissen heb en dan ben ik snel buiten adem. Ik probeer wel, als ik boodschappen doe, geen bus te nemen. Voor één of twee haltes neem ik geen bus. Andere boodschappen, soms ga ik van bij mij naar de ‘Brico’ en dat is een halfuur, dat stap ik dan. Charlotte: En wat heeft u zo in uw leven gedaan? Marie-Rose:Ik was laborante en ik ben van Leuven, dus daar heb ik in een experimenteel laboratorium gewerkt. Dus als ik vaak hoor van proeven op beesten te doen, dan krijg ik de kriebels, want dan doen ze het liever op mensen. Dan kies ik liever voor beesten dan voor mensen. En daar overdrijven ze dan soms wel in. Charlotte: Meneer? Willy:Mijn naam is Willy Zualaart. Dat begint met een Z, altijd laatste geweest. Ik ben feitelijk van Aarschot en in ’61 zijn we naar hier gekomen, naar Ganshoren. Waar wij nog wonen, in Ganshoren. Wij hadden daar gebouwd en de ouderdom dient zich natuurlijk op een gegeven ogenblik aan en dan zijn er al eens ziektes. Ik heb longkanker gehad, in ’94. Wij woonden in een huis, maar longkanker, long wegnemen, dus minder ademen. Wij hadden trappen daar, één wc boven, één wc beneden en dan hebben we het huis verkocht, bijtijds vinden wij en sommigen zeggen te vroeg. Bijtijds vonden wij, omdat wij ons goed voelen in een appartement, met dezelfde meubelen dan vroeger. En ook in dezelfde buurt blijven wonen, heel belangrijk. Zelfde vrienden, zelfde activiteiten die we kunnen doen… We wonen nu op een derde verdieping, we hebben dus een lift. Terwijl we vroeger trappen hadden, maar daar hebben we dus geen last meer van. Ik kan natuurlijk nog wel uit de voeten, ik ben nog tot hier geraakt en er zijn geen problemen. Dus wij zijn heel blij dat wij dat bijtijds gedaan hebben, omdat we bij sommige mensen vaststellen dat ze op een punt komen dat het ook moeilijk gaat in een huis, maar dan waar naartoe? Dan moet dat allemaal plots gebeuren en dat zijn heel wat problemen die ik vaststel bij vrienden en kennissen. Dus wij wonen daar nog en hopen daar nog heel lang te blijven. Maar je weet nooit… Maar de overgang van het huis naar het appartement, dat is al een stap. Ik vergelijk dat met mensen die in een huis wonen en moeten veranderen naar een serviceflat, ik vergelijk dat daar mee. Als ik vrienden bezoek die daarop zitten, de meesten zijn daar gelukkig ook en ze hebben daar ook nog een beetje ruimte. Want dat derde, naar een home gaan, dat is het laatste vind ik en daar moeten we proberen zo lang mogelijk weg te blijven. Omdat wij ook op dit moment al hulp hebben, maar mijn echtgenote en ik, wij zijn nog samen met ons twee en dat is het geluk natuurlijk. Dat is één van de bijzonderste punten van u goed voelen, met u tweeën en of dat dan is in een huis of in een appartement… Wat doe ik nu? Ik ben op mijn 65 jaar gepensioneerd, dus nu 20 jaar gepensioneerd. Wat doe ik nu… Ik zit nog bij twee wandelclubs, één van Anick, maar we gaan er niet zoveel naartoe. Maar als we eens kunnen doen we dat toch nog. Dus dat wandelen, 6-7 km, dat kunnen we dus toch. Ik lees nogal wat, televisie interesseert me ook wel. Ik vind dat zalig, dat we dat allemaal hebben. Ik bedoel als we dat vergelijken met vroeger, jullie kunnen dat niet vergelijken he… Ik vind het belangrijk dat je ook iets hebt, he, dat je een doel hebt om te leven. En zo lang dat dat gaat, dan of je nu in een huis zit of op een appartement, dan kun je u gelukkig voelen. Charlotte: Wat heeft u zo in uw leven gedaan? Heeft u gewerkt?
61
Willy:Ik heb gewerkt, ja. Ik ben ingenieur en heel mijn leven heb ik in die branche gezeten. Arbeidsveiligheid, dus fabrieken bezocht in verband met veiligheid en ook milieuvergunningen voor fabrieken enzo, dat was ongeveer de job. Een reizend ambtenaar een beetje en ook veel op de bureau met schrijfwerk. Charlotte: Danku en mevrouw? Mia: Ik ben Mia. Ik woon in Ukkel, maar afkomstig van het verre Limburg zullen we maar zeggen. Eigenlijk staan wij in voor de fietsclub, hier in het seniorencentrum. We hebben alle weken dat we 60 km fietsen en dan twee maal in het jaar dat we een hele week samen gaan fietsen en dan doen we 350 tot 400 km. En ik moet zeggen, die groep groeit altijd aan. Al die jongere, goed 55+’ers, die op prepensioen zijn… Ja we krijgen een goede, grote groep. Maar ook mensen van in de 80, die er ook bij zijn. En ik moet zeggen, dat marcheert heel goed, maar als ze ons hier nodig hebben om iets te doen, dan springen we ook altijd bij, he Anick? Verder wonen wij in het huis dat wij zelf gebouwd hebben in Ukkel. Maar een bel-etage, dus al die trappen wel… Tot nu toe gaat dat heel goed, maar als het eens een dag niet goed gaat, dan voel je wel, als er een wc boven en beneden staat, zoals je zegt, dan is dat heel moeilijk altijd. En ik zou al lang veranderd hebben om naar een appartement te gaan, maar mijn man niet. Die heeft zijn hof, zijn groenten en die kan hij niet missen. Dat is het. Charlotte: En wat heeft u zo in uw leven gedaan? Mia: Ik heb de chance gehad dat ik ben mogen thuisblijven en dat ik mijn vier kinderen zelf heb opgevoed. Maar ik was heel actief in de parochie, in het parochieleven en in de parochieraad zelf, in jeugdgroepen… Dus ik ben altijd heel actief geweest. Charlotte: Had u liever gewerkt? Mia: Nee ik moet zeggen, het eerste jaar hadden we een kleine en mijn man was bij de politie, dus die had onverschillige uren. En we hadden hier geen familie om er op te letten dus dachten we, we gaan geen crèche zoeken, we doen het wel met wat minder en zo voeden we onze kinderen zelf op. Charlotte: Ok. Mevrouw? Maria: Ik ben Maria, ik heb nog een echtgenoot. Ik zeg “ik heb nog”, want de drie laatste maanden gaat mijn echtgenoot sterk achteruit. En wat mij nu eigenlijk bezighoudt, is vooral… Ik woon op een appartement, het is een klein appartement, dus het is niet dat ik er zou wegmoeten omdat het te groot is, maar bijvoorbeeld verleden week vroeg ik hem nog, zouden we ons ligbad niet beter laten veranderen in een zitbad, om het gemakkelijker te maken, maar hij zegt op de moment gaat het nog. We hebben een douche ook. Ik zou er niet mee inzitten om het te laten ombouwen, maar hij zei het ging nog. Vandaag gaat hij weer voor de zoveelste keer naar de kliniek. Het is heel zwaar. Anick:Had je niet liever bij hem geweest? Maria: De laatste keer dat hij is geweest ben ik met hem meegegaan. Maar de vorige keer toen ik hem vroeg “Wil je dat ik meega?”, zei hij “nee dat is niet nodig, ik heb niemand nodig”. Dus… En wat is dat? Dat zijn technische termen die ze uitspreken, technische medicamenten… Ik onthoud dat toch allemaal niet en het enige dat mij zorgen baart is dat het daar allemaal mensen zijn die zeven jaar gestudeerd hebben, maar die kunnen u gewoon niet helpen. “Ja sorry, we kunnen u daarmee niet helpen, we hebben 62
daar niets voor…” En het is vooral dat dat mij zo droevig maakt eigenlijk, he. Ik zelf kan hem verder ook niet helpen. Wat ik doe, dat is gewoon het negeren, zal ik zeggen. Dat het zo erg is. En wij proberen nog te ‘zwanzen’, zoals ze zeggen op zijn Brussels en gelukkig verstaan we mekaar nog goed. Maar bijvoorbeeld gisteren, hadden we een kleine vergadering, want mijn man is voorzitter van de ‘scrabble-club’ in Evere. Hij heeft dit ook nog dit jaar het weekend georganiseerd van de wandelclub. Maar het is dan dat het eigenlijk begonnen is. Hij heeft zich een beetje overschat en dan zag hij in dat het dus niet meer ging. Het ergste is dat hij niet meer wil eten, dat heeft natuurlijk niets met de woning te maken… Sorry, ik ga overschakelen. Wat mij dus een beetje bezighoudt, is van wat later? Want onze dochter woont in Vilvoorde, wij in Evere. Moet ik iets zoeken dichterbij? Dat ik niet helemaal alleen ben? Want uiteindelijk, als je maar één kind hebt… Als je vier kinderen hebt, is er altijd wel één die kan langskomen of komen kijken of steunen, hetzij moreel of materieel. Maar als je één kind hebt die zelf twee kinderen heeft, fulltime werkt, die heeft geen tijd voor ons. En als ze dan eens tijd maakt, ik vind dat wel tof, maar… Die doet aan sport, die kinderen doen aan sport… Die zijn dus fulltime bezig, die hebben geen tijd voor u. Maar het voorstel kwam toch eventjes ter sprake van waarom niet dichterbij iets te zoeken. Maar ja, het is eigenlijk het moment niet, want je weet niet of hij ooit beter gaat worden. Is dat morgen beter? Dat weet je dus niet he… Dat is een groot vraagteken. Ik ben een beetje jaloers op mijn buurvrouw, die zegt dat er maar altijd bijkomen bij haar in de wielerclub, want wij in de scrabble-club hebben het eerder moeilijk. Het is enkel Nederlands natuurlijk en wij hebben een tweetalige gemeente. Als je dan aan een buurvrouw vraagt van kom je eens scrabbelen, je hebt toch tijd genoeg, dan is het van nee, mijn Nederlands is niet goed genoeg. Dat zijn tweetalige mensen die niet goed zijn in het één of het ander. Omdat ze er niet willen voor uit komen dat ze niet sterk genoeg zijn. Maar het is niet dat je moet pieken, het is gewoon samenzijn en je grijze cellen laten werken. Daarom dat ik een beetje jaloers ben, omdat wij het zo moeilijk hebben… En dan is er nog het probleem van mijn echtgenoot, je ziet dat hij daar zit met heel veel pijn en dan wordt ik ‘krikkel’ natuurlijk, he. “Maar ja dat gaat wel”. En wij hebben het moeilijk om een vervanger te vinden. Wij bestaan dus al bijna 25 jaar, iedereen wordt ouder en er komen geen jongeren bij… Maar wie gaat dat overnemen? Het heeft natuurlijk met wonen niets te maken. Maar wat ik eventjes wou aanhalen, was het volgende. Wat ik tof en fijn zou vinden, ik weet niet wat uw volgende vraag is, maar dat mensen zoals ik bijvoorbeeld, die alleen komen te staan of zelfs met twee, dat die eerder in zo een huisje gaan wonen, zijn dat sociale woningen, dat weet ik niet. Maar dat je uw eigenheid nog hebt, uw individualiteit, uw eigen kastje, uw eigen spulletjes in uw omgeving. Maar dat er nabij toch altijd hulp is. Mia: Dat zijn serviceflats, dat bestaat he. Maria: Nee serviceflats zijn grote gebouwen met allemaal kleine appartementjes. Anick: Jij ziet huisjes? Mia: Maar er zijn veel gemeenten op de buiten die allemaal kleine huisjes hebben. Maria: Die serviceflats, dat is niet te betalen! Maria: Maar dat zou dus allemaal gelijkvloers zijn en dan aanpalend een dienst die steeds ter beschikking staat. Marie-Rose:Een kangoeroewoning. Wonen in een huis waar er nog jonge mensen zijn en als er dan iets voorvalt of zo… 63
Mia: Maar dan moet je elkaar wel goed verstaan he… Dat is dezelfde eigendom en alles. Maria: Wat ik deed vroeger, om aan te sluiten, sorry. Ik was bediende. Mijn man was bij de luchtmacht. Ik heb daar steeds gewerkt, dat was bij Sabena. Ik was vier jaar op de luchthaven en de rest van de tijd zat ik hier in het centrum, aan het Centraal Station. Ik heb daar heel goede herinneringen aan en heel toffe collega’s altijd gehad. Charlotte: Volgende vraag: dus… Er zijn mensen die in een huurwoning, sociale woning of een woning gekocht hebben. De vraag is dus hoe u woont, of u daar problemen bij ervaart en hoe het is om in Brussel te wonen? Monique: Ik woon in een ééngezinswoning en mijn naaste buren zijn ook allemaal dezelfde stijl van huizen. Dat zijn ook mensen die met pensioen zijn en die daar alleen wonen dus. Dat zijn geen huurders, ze zijn eigenaar van hun huis. In mijn buurt zijn het allemaal huizen van hetzelfde model. Dat zijn allemaal huizen gebouwd voor de oorlog van ’14-’18. Dus als je binnenkomt, kun je een paar trapjes af naar beneden en dan is er zo een kelderverdieping. Waar ik niet woon, daar staat mijn wasmachine, daar hang ik mijn was op de draad, daar staan de vuilbakken en een beetje brol, tuingerief, de grasmachine enzo… En als je binnenkomt heb je ook een halve verdieping naar omhoog. En daar heb ik dus mijn living, mijn salon, eetplaats en keuken. Wil ik naar het toilet, dan moet ik naar de badkamer, die is nog een halve verdieping hoger. Wil ik naar mijn slaapkamer, moet ik nog een halve verdieping hoger en daar heb ik ook nog een andere kamer, waar mijn computer staat en waar ik kan strijken bijvoorbeeld. En dan is er nog een tweede verdiep, dat ik altijd verhuurd heb, maar sinds zondag is die huurder weg, definitief, dus ik ga het niet meer verhuren, want hij heeft een brand veroorzaakt in de keuken. Ik heb veel problemen met die huurder gehad. En ik heb er echt genoeg van, van dat tweede verdiep te verhuren, dus ik zeg ik doe de deur toe en ik ga er niet meer naartoe. Want ik heb nu veel werk met alles op te ruimen. Die kuiste nooit, dat is het probleem, dus nooit geen onderhoud. En alles laten slingeren. Alle lege flessen water laten slingeren in een hoek bijvoorbeeld, dus geen vuilbak gemaakt. Ik heb nu heel veel werk om dat allemaal op te ruimen, dus daarmee dat ik heb gezegd nu is het gedaan, ik ga het niet meer verhuren. Mia: Dat is ook dat u het financieel aankunt. Monique: Ja ik heb het financieel niet nodig. Mia: Ja er zijn mensen die het doen voor… Monique: Dat is juist, ja. Maar ik heb nu meer kosten dan dat het mij kon opbrengen. Met alles wat hij vernietigd heeft, he. Charlotte: Dus u woont nog zelfstandig? Monique: Ik woon alleen, mijn man die is overleden. Ik ben dus weduwe en ik woon alleen in dat huis waar er veel trappen zijn, langs één kant is dat goed, want dat is een beetje turnen voor mijn benen. Dat is goed voor de bloedsomloop om af en toe een trap naar boven te nemen. Het zijn altijd maar kleine stukken, feitelijk he. Maar de dag dat ik geen trap meer op kan is het een ander probleem. Daar bestaan wel zo systemen dat je aan de kant met een elektrisch stoeltje naar boven kan gaan. Mia: Maar het zijn veel trappen, dus dan moet je veel stoeltjes zetten. 64
Monique: Ja dat is zo. Monique: Ik hoop dat mijn benen goed blijven zodat ik naar boven kan gaan en naar beneden. Ik hou me wel vast aan de leuning zodat ik niet val. Als ik iets draag bijvoorbeeld, zoals mijn mand met was, want ik moet dus van het eerste verdiep naar de benedenverdieping om mijn was te doen, naar mijn wasmachine, dan draag ik dat in mijn rechterhand en mijn linkerhand gebruik ik om mij vast te houden aan de leuning. Om zeker te zijn van niet te vallen. Want dat is natuurlijk een groot probleem bij oudere mensen, dat zij gemakkelijk vallen. Dat is… uw evenwicht verliezen dus. Ja van de trap vallen met alle gevolgen vandien. Willy:Ook dat is het probleem zoals u zegt, nu gaat dat nog, maar op een bepaalde ouderdom, vallen, als dat gebeurt, wat dan? Dat is het begin van grote problemen geloof ik, waar wij allemaal op een bepaald punt kunnen voor staan. Hoe kan dat opgelost worden enzo? En daarom vind ik dat het belangrijk is om bijtijds te overwegen, om maatregelen te treffen om dat voor te zijn. Maar dat is niet altijd makkelijk natuurlijk… Mia: Nee want dan begint men fouten te begaan en moet dat rap rap gaan. En dan vind je het geschikte appartement niet. Charlotte: Ja… en hoe is het voor u om in Brussel te wonen? Monique: Ik ben geboren in Anderlecht. Mijn ouders kwamen van West-Vlaanderen, dus daarmee dat ik in het Nederlands naar school ben geweest. Maar ik heb ook Frans en Engels geleerd. Maar ik ben geboren in Anderlecht en woon nog steeds in Anderlecht, op een andere plaats natuurlijk. Maar ik woon graag in de wijk waar ik woon. Willy:Een echte Brusselaar. Charlotte: Mevrouw, u woonde in een sociale woning? Hoe is dat voor u? Marie-Rose:Soms is dat ambetant. Financieel is het wel interessant, want ik heb een overlevingspensioen omdat ik in het buitenland gezeten heb en niet genoeg jaren gewerkt heb in België. Sommige dingen zou je willen veranderen en dan mag dat niet. Dan moet je toestemming krijgen en dan zeggen ze nee. En dan de dingen die zij moeten doen en dan niet willen doen. Bijvoorbeeld ik durf nu niet meer aan de voorkant mijn rolluik naar beneden te doen, want hij blijft steken. Straks krijg ik die dan niet meer naar boven en dan zit ik daar. Eigenlijk moeten zij die vervangen, maar dat gaat 400 euro kosten en dat is voor mijn portemonnee een beetje veel. Voor de rest, langs de andere kant ben ik blij dat ik geen volledige huur moet betalen. Ik betaal iets van een 250 euro. Mia: Dat is interessant, he. Marie-Rose:Ja, drie plaatsen, een douche en een wc apart. Ik zit wel op het gelijkvloers, dus ik ben wel verantwoordelijk om de grote ingang te kuisen. Maar ik wil niet te veel reclameren, want… Dan hoor ik sommige mensen, die hetzelfde hebben als ik, hetzelfde pensioen en die niet rondkomen. En dan vraag ik mij af wat doen die dan met hun geld? Ja als je veel rookt, een pakje sigaretten per dag… Zoveel geld per maand, daar kan je wel wat anders mee doen, he. Charlotte: Woont u daar al lang? In de sociale woning? Marie-Rose:Ja, ik geloof 15 jaar ongeveer. Dus daar boven en beneden samen. 65
Charlotte: En u woont daar zelfstandig? Heeft u moeite om zelfstandig thuis te wonen? Marie-Rose:Ja dat is geen probleem. Maria: U moet uw eigen eten klaarmaken? Maria: Daar is geen kantine aan? Marie-Rose:Nee, maar ik woon wel in een sociale woning waar veel winkels dichtbij zijn, voor moest ik niet ver meer kunnen stappen. Ik heb een groentenwinkeltje, een slager, een bakker. Ik heb ook dicht bij mij een bus. Één halte met de bus aan het kerkhof van Elsene en ik heb alle mogelijke winkeltjes bij mij die ik zou kunnen willen. Charlotte: En hoe is het voor u om in Brussel te wonen? Heeft u altijd in Brussel gewoond? Marie-Rose:Nee, ik ben geboren en getogen in Leuven. Dan heb ik een paar jaar in Duitsland gewoond en in Congo. De kinderen gingen dan in Congo naar school, met een Franstalige vader en een Nederlandstalige moeder gingen zij naar de Belgische school, Franstalig. Die zijn dan naar Brussel komen wonen om te studeren. En als ik afgekomen ben, ben ik ook in Brussel gaan wonen. Ik had altijd gezegd, ik ga terug naar Leuven, maar ik zou mij daar niet meer goed kunnen voelen. Niet tegenstaande ik ga nog vaak naar Leuven, want ik heb daar nog een broer wonen en een schoonbroer, want mijn zus is een aantal jaren geleden gestorven. Charlotte: En hoe is het dan voor u om in Brussel te wonen? Marie-Rose:Ja, als ik in Leuven kom, voel ik mij bijna een buitenlander. Alleen Nederlands, hier in Brussel hoor je altijd verschillende talen en ja dat is een heel andere sfeer. Ja diegenen die van Leuven naar Brussel komen die zeggen “Hoe kun je dat hier in hemelsnaam uithouden?”. Dat is een kwestie van gewoontes. Als ik hier de eerste dag aankwam om een woning te zoeken, toen dacht ik zo’n lawaai, ik ga dat hier nooit gewoon worden, maar ik woon wel in een heel rustige wijk, moet ik zeggen. In het midden van de stad en in een rustige wijk. Ik heb altijd gezegd als ik in een ouderlingentehuis moet, zet mij niet in een park. Zet mij in een ouderlingentehuis in een stad, waar je mensen ziet, waar leven is… Charlotte: Meneer, heeft u een huis gebouwd of gekocht? Willy:Ja, als wij al een hele tijd getrouwd waren. Dus ik ben van Aarschot, een beetje in Borgerhout gewoond voor het werk. Borgerhout dat is Antwerpen dus, he. Op een appartement, dus we kenden het leven al, hoe het is op een appartement. En dan voor het werk zijn we naar Brussel gekomen. Dan hebben we daar een huis laten bouwen. We zijn daaraan begonnen in ’61 en hebben daar gewoond tot 2004. En dan door de omstandigheden, longkanker gehad, de echtgenote ook, op een ouderdom heeft men zo een beetje vanalles… Moet men een beetje onder controle houden, dus zijn we naar het appartement gegaan. Dat wij hadden van vroeger. Een appartement met twee slaapkamers, een grote living, vanvoor en vanachter een terras. We kunnen naar buiten, we kunnen bloemetjes zetten enzo. We hebben onze eigen meubelen van vroeger daar kunnen naartoe brengen. Het is daar goed wonen, wij hebben ruimte. Wij hebben drie kinderen en acht kleinkinderen en die kunnen wij nog altijd daar ontvangen. Verleden zondag hadden wij er 22 op bezoek. Want de kleinkinderen, die hebben al vrienden en vriendinnen natuurlijk, die zijn van 25 tot 30 jaar. Een beetje ouder als jullie dus, dat zijn 66
onze kleinkinderen. Dus wij kunnen daar alles doen. Wij wonen daar gelukkig samen, zolang dat dat gaat en dat gaat. We zitten bij de wandelclub en we hebben een auto, maar we doen alles te voet, de boodschappen en wat weet ik allemaal. Dus wij hopen dat nog lang te kunnen volhouden met twee omdat we weten dat er tegenwoordig veel thuiszorg is. Wij hebben dat nog niet nodig, gelukkig, die echte thuiszorg. Ik doe het stof nog af enzo en mijn vrouw kookt. Dus wij hebben op dit ogenblik nog geen hulp nodig. Het zou misschien wel handig zijn om dienstencheques te hebben, omdat dat allemaal zo makkelijk is, wij kennen dat nog niet. Maar wij hopen dat nog lang te kunnen volhouden. We denken er wel aan om ons vroeg of laat eens laten op te schrijven in een home, maar welke home, er is er geen ene goede, geloof ik. Maar goed, op een bepaald ogenblik kom je daarvoor te staan, he. Maar ik denk zolang dat we met ons twee zijn, dat we daar in het appartement kunnen blijven. En daarna, dat zullen we dan zien, misschien dat we ons ergens ingeschreven krijgen voor als er iets gebeurt… En ik denk zelfs als we alleen komen, mijn echtgenote of ik, dat we daar ook nog een beetje kunnen in blijven. Dat hopen wij toch. Je mag geen oude boom verplanten, he, zeggen ze altijd, dus… Wij zijn gelukkig. Het appartement en het huis, dat is niet ver van elkaar, dus we zitten in dezelfde omgeving, gelukkig, dus sociale contacten, dat is gebleven, de vrienden zijn gebleven… Charlotte: Hoe u het vindt om in Brussel te wonen? Want u heeft al in Borgerhout gewoond? Willy: Dat was een grote stap, natuurlijk. Van Aarschot, eentalig, dan naar Antwerpen, daar hebben we 7-8 jaar gewoond. En daar gewerkt. Mijn echtgenote die heeft gewerkt, maar ik weet niet of u dat weet, maar in die tijd, die werkte voor een katholieke instelling, wij zijn getrouwd en dan kon die niet meer werken. Dat was zo, he. Wij hebben drie kinderen en die heeft zich dat niet aangetrokken en het is allemaal goed gekomen met die kinderen dankzij mijn echtgenote enzo. En dan zijn we daarna naar Brussel komen wonen, maar dat was een grote verandering natuurlijk, he. Dankzij de kinderen en de school hebben wij ons feitelijk buitengewoon geïntegreerd. IK ben dan in een fietsclub gegaan in het college van Ganshoren. En ook in een volleybalclub. Dat is uitzonderlijk dat je van een stad van Antwerpen naar Brussel, u zo gemakkelijk integreert. Dat is goed gekomen hier in Brussel. Charlotte: Heeft u een huis gebouwd? Mia: We hebben eerst drie jaar op een appartement gewoond. Daarna hebben we gebouwd in Ukkel. Vooraan zitten we in het stad en vanachter zitten we meer op de boeren buiten. Mia: We hebben nog heel veel groen en er zijn ook veel volkstuinen. Een paar hectare die toch groen blijven. Mia: De kinderen hebben altijd veel bomen geplant en ze hebben ook altijd veel kunnen spelen. Het was eigenlijk van iedereen die grond en dat is nog altijd zo. Mia: We wonen al van 1964 daar. Charlotte: Woont u daar nog met uw man? En hoe is het dan om thuis te wonen? Mia: Ja, ik woon daar nog met mijn man. We doen ook nog alles zelf. Ik kook, doe de was, ik stofzuig. Ja, ik doe het allemaal zelf. 67
Charlotte: Hoe is het voor u om in Brussel te wonen? Mia: We zijn zaterdag getrouwd en donderdag op huwelijksreis vertrokken naar Brussel. We zijn in Brussel gebleven. De eerste dagen zijn we dan Brussel een beetje gaan verkennen. Het stond mij direct aan, maar mijn man is dan beginnen werken en die heeft dan toch zo’n paar jaar gehad dat hij terug naar Limburg zou willen gaan. Maar dit konden we niet doen door de kinderen.. Want zij hadden ook hun vriendjes en vriendinnetjes daar. Nu wonen de kinderen allemaal op zes of zeven km van ons af. Dus dat is ook tof. Maar ja, ze zitten dan wel in het Vlaamse land, dus niet in Brussel. Nu is er ook geen sprake meer van om terug te gaan. Het is toch raar want in Limburg spreken ze allemaal Nederlands, maar als je in Brussel komt, heb je Frans en veel vreemden. We zitten hier wel goed. We hebben ook goede buren. Vier jaar geleden hadden we ons gouden bruiloft gevierd en ik zei tegen mij man: ‘zouden we de buren niet eens allemaal uitnodigen?’. Natuurlijk zijn er wel vreemden tussen gekomen. Turken, Italianen, .. We hebben naar de dichtste buren (een stuk of 12) een kaartje gestuurd dat ze iets mochten komen drinken. Ik moet zeggen, ze zijn allemaal gekomen. En die konden dat niet begrijpen dat het nog bestond dat je je buren vraagt om een glas te drinken. Ja, dat heeft echt goed gewerkt. Hier komen allemaal vreemden nu. De ouderen sterven en de vreemden komen in de plaats. Het ligt ook wel veel aan uzelf hoe de buren zijn. Charlotte: Woont u in een huis dat u gekocht heeft? Maria: Neen, gehuurd. Wij zijn naar Brussel komen wonen vanuit Antwerpen. Door de luchtmacht die zich bevond in Evere, is mijn echtgenoot hier gebleven. Als we getrouwd zijn, ben ik dan ook naar Evere gekomen. Dan hebben we daar gewoond in de buurt van de luchthaven. We hebben eerst op een appartement gewoond (tweede verdieping) van een bel etage, maar nu wonen we in een huizenblok. Ik heb altijd gezegd: ‘daar ga ik nooit in wonen’. Maar nu woon ik daar dus al een hele tijd in. Je hebt er ook veel nationaliteiten en het hangt van uzelf af hoe dat je overeenkomt met je buren. Maria: Dus hoe je uzelf gedraagt en wat je ook kan verdragen van je nieuwe buren. Wij wonen daar goed. Ik zie geen enkele reden om daar weg te gaan feitelijk. Maria: Ook al val ik alleen, dan denk ik nog daar te blijven. Ik zou het erg vinden moest ik hier in een serviceflat of in wat ook moeten gaan wonen. Dat is weer een hele aanpassing. Maria: Wat Brussel betreft. Mijn man en ik zijn altijd stadsmensen geweest. Wij woonden in het begin in het centrum van Antwerpen en we waren dus al een stad gewoon. Maria: Iemand van de boeren buiten heeft wel een aanpassing nodig, maar wij dus niet. Wij hebben ons ook heel snel aangepast. Heel vlug werk gevonden en het was dus absoluut geen probleem die aanpassing van Antwerpen naar Brussel. Charlotte: Hoe vindt u het dat wij nu al nadenken over wonen later? Is dat waardevol? Heeft u dat vroeger ook gedaan? Nee, wij denken van niet. Zelfs aan onze ouderdom kunnen we het nog niet voorspellen wat er ons te wachten staat en waar je ooit terecht gaat komen door welke omstandigheden ook. Maar ik denk dat het interessant is dat wij aan onze kinderen of 68
aan de jeugd vertellen wat dat wij meegemaakt hebben in onze jeugd. Want dat was een heel ander leven. Dat kun je u niet voorstellen . Als u mij vraagt: in welk huis woonde u vroeger? De faciliteiten die men daar had. Vb. een toilet vroeger was buiten, toiletpapier bestond niet, er was geen televisie,.. Nu is niet meer vergelijkbaar met vroeger. Ze denken niet dat je nu al plannen kan maken voor later. Ze snappen wel dat jongeren denken over hoe hun toekomst er gaat uitzien. Er is nu zoveel weelde, maar dit zal ook niet blijven duren. Ze ondervinden dat hier tegenwoordig ook veel over gesproken wordt. Karlien: Het gaat wel echt over wonen. Als wij zouden gaan bouwen. Moeten we dan zo ons huis inrichten voor wanneer we een dagje ouder worden? Neen, want als je kinderen hebt, die moeten ruimte hebben. Marie-Rose:Ik ken iemand die nu onlangs gestorven is. Die heeft haar huis gebouwd met een lift, met het gedacht als ik niet meer de trap op kan. Ook als ze boodschappen gingen doen, dan stak ze de boodschappen in de lift en dan haalde haar man de boodschappen eruit. Dus zij had het wel voorzien. Ze was zelf ook maatschappelijk assistente in een rusthuis, dus werd ook geconfronteerd door de problematiek, misschien daarom dat zij het wel gedaan heeft. Laure: Als je dit verhaal hoort van Marie Roos. Heeft dit jullie een andere kijk gegeven? Maria: Ja, maar ten eerste bevond zij zich in een situatie waar ze kon inschatten wat ze eventueel later kon doen, die andere mensen niet hebben. Ten tweede had zij ook het budget om een lift te laten plaatsen. Moest het in mijn geval zijn, zou ik geen geld hebben om een lift te laten plaatsen. Maria: Als je 20 jaar bent moet je nog niet denken over 80 jaar. Charlotte: Nu we een beeld hebben van hoe u vroeger dacht over wonen, hoe is het dan om effectief een dagje ouder te worden? Hoe ervaart u dat? (Waarom is dit zo? + vb) Willy:Heel blij dat we al zo oud zijn. Er zijn mensen van onze ouderdom die al niet meer uit de voeten kunnen. Je hebt mensen van 60 die oud zijn en mensen van 80 die nog jong zijn, zowel van geest als van lichaam. Dat hangt van u genen, van de omstandigheden af. Als je nooit sport hebt gedaan, dan zal je aan 80 jaar ook niet lenig zijn. Charlotte: Voelt u zich soms eenzaam? Wie ziet u in één week tijd? Monique: Ik zie heel weinig mensen. Als ik zelf niet buiten ga. Bij mij komt er niemand. Soms een telefoontje, maar meer niet. Ik moet zelf naar buiten gaan en deelnemen aan activiteiten, bv. een tentoonstelling bezoeken in het seniorencentrum, naar de turnles gaan, naar mijn vrijwilligerswerk gaan. In het weekend zie ik niemand. Dan spreek ik tegen niemand. Mijn familie woont ook ver. Ik voel mij soms wel eenzaam. Ik heb wel internet waar ik mij mee kan bezighouden. Ik stuur bijvoorbeeld e-mails. Isabelle: Zou dat voor u een reden kunnen zijn om te verhuizen? Monique: Nee, want ik woon graag waar ik woon. Voor de straat, de buurt , de winkels die niet ver zijn. Ik ben ook graag in mijn huis, dat ik voor het ogenblik comfortabel vind. 69
Ik zou niet graag verhuizen, want ik zie er tegenop dat ik dan alles moet leegmaken. Ook als je van een huis naar een appartement verhuist, zit je met al je meubels. Marie-Rose:Dat is waar, er komt bij mij ook bijna niemand over de vloer, buiten de kinderen. Ik zeg altijd: ‘als je zelf nergens gaat, naar u komen ze niet’. Veel vriendinnen die kunnen niet meer en jij moet er dan naartoe. De meeste zijn in mijn geval zo, ofwel door overlijden, of door hun echtgenoot waar ze aan gebonden zijn. Je moet uw eigen leven opbouwen en niet op de kinderen rekenen. Ik vind het wel niet zo erg om in het weekend alleen te zijn, want dan kuis ik. Ik weet mij wel bezig te houden. Willy:Mijn kinderen en kleinkinderen wonen allemaal redelijk veraf. Wij wonen in Ganshoren. Er woont een serie in Gent en een serie in Leuven. Maar dit zijn studerende kleinkinderen. We zien ze niet zoveel, maar we hebben wel regelmatig contact. Wij hebben ons wel gemakkelijk geïntegreerd door de kinderen, waardoor wij toch wel een sociale kring hebben opgebouwd. Deze sociale kring bestaat ook nog altijd. Die groep vermindert wel van jaar tot jaar. We gaan veel op bezoek naar klinieken, rusthuizen om onze vrienden te bezoeken. Ik vind sociale contacten heel belangrijk. Wij voelen ons ook nog even jong. Ik voel mij nog niet zo oud. PAUZE Monique: Dat is iets wat ik niet meer doe he, gebakjes maken. Vroeger werkte ik en nam ik de tijd om cake te bakken of quatre quart of vier vierde. Maar nu ben ik alleen en dat is te veel voor mij alleen. En voor mij alleen doe ik dat niet meer en er komt niemand meer bij mij. Mia: Seg als u nu een dame boven in u appartementje neemt? Een vriendin of zo.. Dan hebt u toch compagnie en om s’avonds mee te gaan wandelen. Monique: Maar ik moet eerst alles opruimen en weg doen van wat die huurder allemaal heeft achtergelaten. Dat was een dokter en die kwam van Kameroen, die dronk water en kocht dus grote flessen water. Ik heb er nog ik weet niet hoeveel gevonden. Maar die lege flessen lagen allemaal in een hoek in plaats van die in blauwe zakken te doen en buiten te zetten. Mia: Je hebt het daar nooit gezien? Monique: Ik ging bij hem niet. Dat was zijn privékamer hé. En de vorige huurder, ik heb daarvoor iemand gehad en dat was een Belg, maar die is dan een jaar naar Cambodja geweest en hij heeft dan geen huur betaald, meer dan een jaar geen huur betaald. Dan is hij terug gekomen voor een maand of 2 en dan is hij definitief naar Cambodja gegaan. Dus daar heb ik ook veel aan verloren he en die heeft ook veel achtergelaten, meubelen en van alle snuisterijen en zo. Wat moet ik daar mee doen? Wegsmijten? Charlotte: We gaan stilletjes aan terug beginnen. Monique: Ok, excuseer.
70
Charlotte: Nee, geen probleem. Stel dat het dagelijks leven, het ouder worden, effectief moeilijker wordt, moeilijker in huis. Zouden jullie dan iets aanpassen aan jullie woning en wat zouden jullie als eerste aanpassen? Wat krijgt prioriteit? Maria: Aah de badkamer. Charlotte: En waarom zou u dat als eerste aanpassen? Maria: Als je een ligbad hebt en u benen worden te stijf om in u bad te stappen. Erin stappen, oke, maar je geraakt er niet meer uit. Ja, dan is het hoog tijd dat je daar een zitbad van maakt. Of een douche bijvoorbeeld. Mia: Ja dan was je je niet meer hé. Gelach Charlotte: En trappen? Maria: Ja ik woon in een platte woning. Natuurlijk als de elektriciteit uit valt, dan moet ik met de trappen naar beneden. Isabelle: Misschien even een kleine introductie wat er allemaal kan aangepast worden, zodat iedereen een beetje een idee heeft. Het begint bij heel kleine hulpmiddelen, een steunbar om gemakkelijk in en uit het bad te geraken of aan de wc om dat de spieren soms verslappen om recht te komen. Dat zijn kleine hulpmiddelen. Dus steunbaren of een kousenaantrekker of een klein tafeltje op wieltjes om de koffie van de ene naar de andere kamer te brengen, omdat het misschien minder gemakkelijk gaat. Dan zijn er kleine aanpassingen. Kleine aanpassingen dat kan gaan inderdaad van euh meer licht, dat is als je s’nachts naar toilet moet gaan, dat er zeker voldoende licht is. Of het licht aan doen vanuit het bed. Euh tot en met het bed iets hoger te zetten, bijvoorbeeld om gemakkelijk in en uit het bed te kunnen. Wat is er nog allemaal? Ja dat zijn dus kleine aanpassingen. Dan zijn er grote aanpassingen zoals u vernoemt: het bad uithalen en een douche plaatsen. Een kleine aanpassing is inderdaad een badplank in je bad zetten, maar een grote aanpassingen is heel het bad eruit halen en een inrijdbare douche maken. Dit om even een idee te geven omdat niet iedereen weet wat is woningaanpassing om te kunnen zeggen zou ik dat doen en wat zou ik dan doen of zou ik direct verhuizen? Bent u dan geïnteresseerd om u woning aan te passen? Dat is de vraag. Allee sorry dat ik even onderbreek. Monique: Ja dus ik heb een badkamer met een bad, een ligbad. Ik neem nooit geen bad niet meer, ik neem altijd de douche, want er is dus ook een douche. Ik heb hier een gordijn, ik heb een antislip mat dat ik erin leg om niet uit glijden. Ik kan er makkelijk in en uit, ik kan mij vasthouden aan het kastje daarnaast. Mijn benen zijn heel goed, dat is geen probleem. Ik ben lenig genoeg om erin en eruit te kruipen, dat is geen probleem. Maar de dag dat dat niet meer gaat, als ik probleem heb met mijn benen, dan zou ik liever een douche hebben, een gewone instapdouche. En dan zou ik heel de badkamer moeten veranderen en dat zijn veel kosten. Dat bad wegnemen, een douche plaatsen in de plaats, de tegels aan de muur en de grond, dat zou allemaal aangepast moeten worden. Dus dat zijn veel kosten hé. Ik hoop dus dat mijn benen goed blijven en dat ik soepel genoeg blijf. Daarvoor ga ik 1 keer per week naar de turnles. Charlotte: U had eerder gezegd dat u veel trappen had in u huis. Zou u daar iets aan veranderen? 71
Monique: Dan zou ik zo’n lift kunnen installeren, iets waar je gaat opzitten en dan met elektriciteit naar boven kunt hé. Dat bestaat hé. Isabelle: Het enige grote probleem is, en dat weet ik, ik heb het steunpunt woningaanpassing opgericht. Ik weet niet of dat jullie dat toevallig kennen, maar waar wij het probleem zien is dat zo’n dingen enorm duur zijn. Het is echt waanzinnig duur. Het verschilt ook van hoe breed u trap is en of het mogelijk is, dat komt er ook bij. Ook een bad uitbreken, dat kan wel, als het brico team of sociale klussen dat doen, is dat al meer betaalbaar dan dat je dat een aannemer moet laten doen. Het is dus ook afhankelijk van wie het doet. Maar dat is natuurlijk de overweging van hoe ver gaan we. Ik denk dat woningaanpassing, ik sta daar helemaal achter door dat steunpunt natuurlijk, is fantastisch, maar hoe ver ga je? Als er te veel dingen moeten gebeuren, is het misschien slimmer om naar een appartement in de buurt te verhuizen, die al wat aangepast is. Maria: Ja die zijn op dat moment niet vrij volgens mij, die instapklare. Isabelle: Ja dat is waar. Dat merkt u dan zelf ook. Dus u vindt weinig aangepast appartementen. Maria: Ja absoluut, nu ben je a verplicht om bij jezelf één en ander aan te passen om er nog lang te kunnen blijven wonen. Mia: Als je dat financieel allemaal kunt hé, u huis aanpassen. Willy:Ik denk dat wij bij het appartement waar wij nu in wonen, niet veel zouden aanpassen of wij denken daar toch niet over na om daar veel aan te veranderen. De dochter is ergotherapeut en ik zal die wel eens uitnodigen dan. Die werkt nu in het ziekenhuis voor mensen die daar terug naar huis gaan en om te kijken of wanneer zij naar huis gaan nog in hun woning kunnen blijven. Ik kan dus beroep doen op haar dat zij eens bij ons kan komen kijken. Maar 1 ding dat weet ik zeker en dat hoor ik regelmatig, wat er moet veranderd worden, als je ouder wordt, in een appartement of een huis, dat is de tapijten weg doen. Mevrouw heeft daarstraks gesproken van vallen, dat kan heel goed. Dat is 1 van de zaken, dat stellen wij nu al vast, dat tapijten, dat ligt wel vast, maar toch regelmatig struikelen er. Dus dan kan je er beter weg doen. Isabelle: Of weg doen of heel goed vast leggen. Dat ze zeker niet omhoog gaan kruipen, want het is heel gevaarlijk. Een klein krulletje en het kan zorgen voor een heel ongeluk. En antislip maken van badkamers hé. Meneer, waarom zou u niets veranderen? Sorry dat ik zo nieuwsgierig ben, maar waarom zou u niets aanpassen aan u woning? Als u denkt dat het nodig zou blijken. Willy:Ja dat is waar. Als het nodig is, zal ik dat wel doen hoor. Maar ik zie niet in wat er kan veranderd worden. We hebben een bad ja en dat kan veranderen in een douche. Dat zijn zeker en vast faciliteiten tegenwoordig, maar ik zie zo direct het nut nog niet in, hoewel we ook al op een bepaalde ouderdom zijn. Maria: Maar de verlichting begint toch ook te minderen? Als ik soms zie, onze kleinzoon die leest een boek bijna in de donker. Als ik een boek wil lezen, dan heb ik al ordentelijk licht nodig. Als je dan een lamp gaat kopen, die lampen dat zijn vervanglampen die praktisch geen licht geven en daar zie je u blad niet beter van.
72
Monique: Ik heb zo een staande lamp naast mij en die kan zowel naar boven toe als naar beneden. Dan heb ik rechtsreek licht en dat is een spaarlamp en dat is heel klaar. Isabelle: Maar bijvoorbeeld, ik zeg maar iets, een steunbar bij het bad, gewoon uit veiligheid. Niet omdat je het altijd nodig hebt. Maar dan heb je zoiets, ik heb iets als ik ga uitglijden bij uit het bad te stappen. Ik zeg nu maar iets. Zijn dat dingen waar jullie aan denken? Of zeggen jullie, nee wij voelen ons dan te oud als we daar een steunbar zetten. Maria: Ja het is zo dat je wacht totdat je uitglijdt en dan pas iets aanpast. Charlotte: En weten jullie tot wie jullie zich moeten richten als er zo’n aanpassingen moeten gebeuren? Tot welke organisatie? Of waar u terecht kan? Maria: Neen. Marie-Rose:Ja in het seniorencentrum zelf liggen er een paar folders en daar kan je vragen of ze steun dingen kunnen plaatsen. Isabelle: Ja zij zitten aangesloten aan het steunpunt woning aanpassing. Alle sociale klusdiensten zoals de buurt conciërge in schaarbeek, die coté, zijn allemaal aangesloten aan het steunpunt woningaanpassingen. Marie-Rose:Als je vragen hebt, dan weten zij goed naar wie zij u sturen. Isabelle: Ja www.woningaanpassing.be , daar kan je een keer gaan kijken. Willy:Ja om aanpassingen te doen, dat is wel een probleem soms. Je wilt iets veranderen of aanpassen, maar wie gaat dat doen? Daarom zijn de dienstencentra wel belangrijk, geloof ik. Bij ons in Ganshoren hebben wij een dienstencentrum en daar kan je altijd terecht om eventueel een klusjesman die het één of het ander kan helpen of bij problemen die je kan helpen om iets aan te passen. Dat vind ik belangrijk dat dat bestaat. Ik hoor toch dat in de meeste delen van brussel bestaat en daar wordt gebruik van gemaakt. Ik woon daar nu dicht bij bij dat dienstencentrum, we passeren daar regelmatig en de mensen doen daar toch wel beroep op. Misschien nog te weinig mensen kennen dat. Isabelle: Het zijn ook allemaal sociale klusdiensten hé, en het voordeel is aan zo’n dienstencentrum dat zij ook voor heel kleine dingen komen want soms is het inderdaad maar een lamp vervangen en je kan toch geen aannemer bellen om een lamp te vervangen om van die kleine klusdiensten zoals een stopcontact maken, een lamp vervangen, een steunbar ophangen. Dat is iets kleins en daar komen ze voor naar huis. Mia: En je vindt dat allemaal op www.woningaanpassing.be ? Charlotte: Als jullie dat nu horen, zouden jullie deze site eens gaan raadplegen? Om eens te kijken wat jullie allemaal kunnen aanpassen? Mia: Ik ga dat zeker een keer opzoeken. Monique: Ik heb daar al beroep op gedaan, op het bricoteam van Schaarbeek, voor een klink te vervangen aan de deur en ook voor een schakelaar die kapot was. Ja dat zijn kleine klusjes en dat doen ze dan wel als je geen professionele firma kan bellen. En er is
73
bij ons ook nog een dienstencentrum bij ons waar je klusjes kan aanvragen. Door hun heb ik ook die klusjesdienst van Schaarbeek gevonden. Maria: Sorry dat ik onderbreek, maar doen die alleen klusjes bij de gewone mensen van de gemeente Schaarbeek? Monique: Aah nee, ik woon in Anderlecht. Maria: En is dat in elk dienstcentrum? Isabelle: Het bricoteam en de buurtconciërges werken over heel Brussel. En die zijn aangesloten bij het steunpunt. In principe kunnen alle klusjes via steunpunt gecontacteerd worden en natuurlijk alle lokale dienstcentra enzovoort. Wij zijn eigenlijk 1 pot nat. Je gaat zien dat bij steunpunt alle lokale dienstencentra… Het steunpunt is eigenlijk een samenkomst van verschillende organisaties. Mia: En hebt u daar een folder van? Ik ga eens kijken, normaal moet dat hier liggen, ik zal straks eens vragen aan Annick. Marie-Rose:Maar als je dat via het seniorencentrum vraagt, dan is dat ook goed? Want ik heb dat hier al eens gevraagd en dan is er ook iemand langs gekomen. Ja, Jean. Jean is zeer goed. Charlotte: Als jullie nu voor de keuze komen om u woning aan te passen of naar een rusthuis of serviceflat te gaan. Wat zouden jullie dan kiezen? Iedereen: woning aanpassen Monique: Dan heb je tenminste nog u eigen meubelen. Marie-Rose:Je wilt zo lang mogelijk thuis blijven he. Het ding is als je zelf niet veel hebt en je kunt u ook ni goed meer behelpen, dan heb je van die hulp dat thuis komt. Een buurvrouw van mij die komen ze helpen, die komen ze s’morgens om 8uur uit haar bed halen, maar ze zetten die s’avonds wel al om 18uur terug in haar bed. Dat vind ik wel erg als je al om 18uur terug in u bed moet. Maria: Ja in de home krijg je om 5uur u eten en dan tussen 6 en 7 leggen ze u ook terug in u bed. Marie-Rose:Dat hangt er van af. Als je nu niet meer kunt en je kan het zelf niet meer. Maria: Dat personeel wil er zo vlug mogelijk van af zijn. Mia: Maar nee, de nachtdienst komt dan en dat is ander personeel, die kan dat allemaal niet meer doen. Marie-Rose:Ja ik heb een broer gehad, die is ondertussen gestorven, maar die zat in een home omdat hij zich niet meer kon behelpen. Dat zei hij: vraag of ze iets komen brengen? Iets komen brengen? : zei hij, die komen hier niks brengen. Dan dacht ik dat ik zo lang mogelijk thuis wil blijven wonen. Willy:Er is veel.. ja die thuiszorg tegenwoordig is toch wel heel belangrijk. Wij hebben bijvoorbeeld om een voorbeeld te geven een vriendin, een kennis dus van ons, die woont 74
op een groot appartement, woont daar alleen, beetje sukkelachtig, maar allee. Ze komen die s’morgens wassen elke dag, elke middag komen ze haar eten gereed maken. Die zorgen dat er een beetje groenten zijn en vlees, dat zetten ze dan in de kast. Dus als die weg gaan, die hulp dat daar komt, dan is alles gereinigd, dan is alles opgerommeld. Dan gaan ze die terug in haar bed leggen. Ik weet niet hoe, maar dat bestaat allemaal. Maria: Mijn moeder maakte dus ook gebruik van dat ze u eten aan huis laten brengen. Wat kreeg je dan? Een beetje puree en een dikke bol vlees, gehakt. En daar moest ze het dan mee doen.. Maar dat zijn mensen die over het algemeen geen goed gebit hebben. Charlotte: Indien jullie ooit zorg zouden nodig hebben. Zouden jullie die zorg dan aanvaarden? Of welke zorg zouden jullie graag willen hebben? Marie-Rose:Je zult ze wel moeten aanvaarden als je niet meer kunt. Maria: Ja en welk soort zorg? Meneer zegt thuiszorg die aan huis komen, en voor te wassen, Marie-Rose:Dus ik denk dat dat wel moeilijk is in het begin en dat hangt er van af hoe dat die persoon u helpt. Isabelle: Okee sorry heel erg bedankt dat ik hier mocht bij zitten, maar ik moet naar mijn job gaan. Danku wel. Mia: U hoort nog voor dat foldertje? Isabelle: Ik ga dat nu aan Annick vragen. Maria: Ja dank u wel hé. Mia: Maar vroeger was er allemaal geen probleem, je ging bij u dochter inwonen en dat was gewoon zo. Maar dat bestaat nu niet meer hé. Kent u nog kinderen die hun ouders in huis nemen? Charlotte: Zou u liever hebben dat u kinderen voor u zorgen? Of zou u ook professionele hulp willen? Maria: Dat hangt allemaal af van u kinderen. Want je kan 4 kinderen hebben en 2 van de 4 daar kun je u al niet goed bij voelen, dus het is niet allemaal euh … Mia: Nee, mijn 4 kinderen zouden mij alle 4 komen verzorgen en ook de kleinkinderen. Want daar zijn 5 meisjes bij, die zijn nu al van 22 tot 29 jaar. Die zouden dat allemaal doen, daar ben ik zeker van. Charlotte: Dus u staat wel open voor professionele hulp? Mia: Ja, maar vroeger mocht ge inwonen bij u kinderen en nu niet meer. Je ziet dat nog veel hoor. Bijvoorbeeld bij de Marokkanen ben je verplicht om u ouders in huis te nemen. Marie-Rose:Maar zou jij dat willen? Als je niet meer uit de voeten kunt en je moet heel de tijd in huis blijven. Soms zie je situaties waar je niet mee akkoord gaat en als je daar tussenkomt, ga je ruzie maken. Je moet dan al goed u mond kunnen houden. Die ouders voeden hun kinderen op zoals zij dat willen en zoals jij dat wilt. U eigen kinderen die zijn getrouwd, die hebben hun eigen kinderen. Die moeten zich niet aanpassen aan hun 75
moeder, als ik bijvoorbeeld dat ergens naartoe wil of moet, moeten zij al direct mee.. Nee dat wil ik niet en dat doe ik niet. Dat is misschien nog slechter dan dat jij denkt, maar je moet je mond wel houden. Maria: Zo heb ik dus in onze club een dame, een Vietnamese, die zich heel goed heeft geïntegreerd. Ze praat frans, maar ze komt bij ons scrabbelen in het nederlands en ze doet dat helemaal niet slecht. Maar waarover gaat het? Die heeft dus, zoals de gewoonte daar is, haar ouders in huis. 2 zelfs en die hebben al een mooie ouderdom. Nu kan die niet meer komen, noch naar ons feestje, noch naar onze wekelijkse partijen. Waarom? Omdat er constant iemand bij die ouders moet zijn. En oftewel komt ze naar onze scrabbelpartijen en onze feestjes, maar dan moet ze iemand nemen dat ze moet betalen. Aah ja, er moet altijd iemand bij zijn, bij die oudjes. Ik mag oudjes zeggen want dat zijn al mensen van 93. Het is allemaal goed en wel die ouderen mensen in huis nemen, maar enkel als dat gaat. Dat gaat niet zo he, dat gaat altijd minder en minder goed hé. Altijd minder en minder mobiel hé. Charlotte: Ja onze vragen zijn op. Is er nog iets dat jullie kwijt willen of iets dat jullie nog willen vertellen? Maria: Bedankt voor de lekkere taart!
76
7.2
Bijlage 2: Transcriptie debat 1 (Groepje Woonomgeving) met “gewone” ouderen Interviewer: Annemie Verslaggever: Kimberly Coördinator/observator: Jana Isabelle: Uitleg woonzorgzones => toegankelijke appartementen, zodat de personen in de eigen buurt blijven. Een lang proces, de discussies die wij nu houden is een aanleiding hiervan om dit te ontwikkelen. Beeld schetsen over wie ze zijn: Yvonne 82 jaar : Laken – Neder overheenbeek Veel werk, want veel bijgebouwd in deze buurt (appartementsgebouwen ). Veel te doen op sociaal gebied. Woont hier 32 jaar. 20 jaar lid van het seniorencentrum. Alles interesseert haar. Heeft een eigen appartement ( op het 3de verdiep maar heeft een lift) => wil niet graag wonen op een veel te hoop verdiep. Ze woont alleen. (geen kinderen) Heeft nog een auto. Gewerkt bij een verzekeringsmaatschappij. Anita 76 jaar: Stokkel (sint-pieters woluwe ) Eigen appartement, woont samen met haar vriend. (verouderd ) Ze vindt dat ze een beetje te groot woont nu ( je kunt dit op voorhand niet denken om kleiner te gaan wonen, want willen plaats voorzien voor kinderen. ) Je hebt er alles van winkels. Heeft eigenlijk geen auto nodig want dicht bij de metro ( enkel voor naar de familie te gaan) Vindt het heel makkelijk zich te verplaatsen in Brussel. Sportief actief bv: fietsen, turnen Thérèse 77jaar: Centrum van Brussel (9jaar) samen met echtgenoot ( 3 kinderen). Kleinkinderen bijhouden ( contact ook via facebook ) Woont op een appartement ( geen eigenaar) Heeft in veel verschillende landen gewoond maar toch teruggekomen naar de plaats waar ze oorspronkelijk beiden vandaan kwamen. Frans 82 jaar : geboren in schaarbeek : sinds 1959 wonen ze in Nederoverheenbeek : woonde in een groot huis (huren) samen met zijn echtgenote, 10 jaar geleden hebben ze beslist om te verhuizen naar een appartement (huren) omdat ze wisten dat ze niet zo goed van gezondheid gingen blijven als toen. Je moet beslissen wanneer je nog alles kunt ( nog goed in je hoofd). Willen dicht bij het openbaar vervoer zijn, bij winkels. Hadden een auto maar weggedaan omdat ze deze niet meer gebruikte omdat het openbaar vervoer zo gemakkelijk is. Hij zit bij een wandelclub. De echtgenote zou naar de zee willen, maar op zijn ouderdom verplaatsen zag hij niet zitten, niet meer integreren in een andere gemeente => wilde contact houden met mensen. Vereenzamen door de context want in de winter zeer leeg. Paula 79 jaar afkomstig van Themse , woont nu in Sint aghata berchem woont in een huis met grote tuin. Heeft nog 1 zoon. Is eigenaar van haar woning, man is overleden. Woont niet graag in Brussel want het is er te vuil. Op de voetpaden kan je niet gaan door het groen van de mensen, dat erover komt. Heeft er al eens over nagedacht om naar een serviceflat te gaan, maar dit is veel te klein en duur (privéorganisaties)
77
Yvonne
82
Anita
76
Thérèse
77
Frans
82
Paula
79
Alleenwonend Weduwe Samenwonend Met vriend Samenwonend Met echtgenoot Samenwonend met echtgenote Alleenwonend Weduwe
Grens Laken – Nederoverheenbeek Stokkel – SintPieters Woluwe Brussel centrum
Appartement
Eigenaar
Appartement
Eigenaar
Appartement
Huurder
Nederoverheenbeek
Appartement
Huurder
sint agatha berchem ( rand van Brussel)
Huis
Eigenaar
Vereisten van een appartement / huis: Dicht bij de dorpskern zodat ze veel te voet kunnen doen. Het mag niet te hoog zijn, niet te ver van winkels en het openbaar vervoer. Rekening houdend met de prijs van de woning. Dicht bij de kinderen comfort zeer belangrijk! Na 6 uur durven de meeste mensen niet meer buitenkomen, want de winkels zijn toe. Dit geeft een gevoel van onveiligheid. Tevreden over de plaats waar je woont Anita: is zeer tevreden waar ze woont Yvonne: is ook heel tevreden waar ze woont, Brussel is een aangename stad ( veel mogelijkheden), wil niet in het centrum wonen. De rand is rustig. Aan de vreemdelingen die bijkomen, moeten we ons wat aanpassen, we kunnen niet anders, we zijn die levensstijl niet gewoon. Bv: roepen in de straten en de gebouwen ipv tegen elkaar te praten. Onaangenaam want dit zijn we niet gewoon. Zolang wij hen accepteren en wij hun is het allemaal goed. (gedragen en integreren) Frans: probleem waar binnen 10 jaar niet meer over gepraat zal worden. Want iedereen zal zich aan elkaar aanpassen. Allochtonen interesseren hun niet in verenigingsleven. Wanneer de ouderen weg zijn, de jongeren gaan zich makkelijker aanpassen. De jeugd groeit hiermee op, andere mentaliteit leven nog met manier van opvoeden die ze hebben meegekregen van thuis. Totaal andere opvoeding dan die de mensen nu krijgen. Thérèse: is zeer tevreden waar ze woont, heeft niet zo veel contact met buren, wel met die van op haar verdiep. Paula: Europeanen zijn geen vreemdelingen Hangt af van de persoon die je tegenkomt. Wanneer je een positieve ervaring hebt met allochtonen, gaat het beeld veranderen. Mensen met een goede positie daar heb je Woning gekozen omwille van de ligging
78
Yvonne: appartement gekozen omdat het niet te hoog is zodat ze het nog gemakkelijk te voet kan doen, niet te ver van winkels en openbaar vervoer. Voor ze daar ging wonen goed over nagedacht. Doet eigenlijk bijna alles te voet. Is goed voor de knieën en de bene Anita: Is kort bij de metro gaan wonen. Waar ze vroeger woonden Duisburg kon je maar 2 keer met de bus weg en dit was niet gemakkelijk. Ook graag dicht bij winkels Thérèse: Toevallig dat ze in het centrum gaan wonen is. Is wel zeer blij dat ze alle faciliteiten heeft. Winkels zijn soms een beetje moeilijk in het centrum. Wilde graag in Bosvoorde wonen dicht bij de kinderen maar te duur. Is blij waar ze nu woont, heeft zich goed aangepast. Quote Frans: Vaak willen de mensen wel weg maar kunnen ze de stap niet zetten. Ze zijn te gebonden omdat het hu neigen huis is. De stad leren kennen dat doen ze niet meer als ze ouder zijn ( dus is het belangrijk hier al mee bezig te zijn op jongere leeftijd).Zo heb je meer mogelijkheden ( gevarieerder leven ) op je oude dag, als je meer ervaring hebt opgedaan in de loop van je leven (makkelijker aanpassen).Bv: sommige mensen zijn nog nooit met de metro weggeweest, omdat ze het nooit gedaan hebben en nooit hebben willen doen, op hun leeftijd gaan ze daar ook niet meer beginnen. Anita: Haar vriend: ZIJN pension. Wilde eerst niet weg, maar dacht niet aan de gezondheidsproblemen. Anita had een appartement gekocht, ze zag haar vriend verouderen en heeft ervoor gekozen om te verhuizen naar een plaats waar ze zich willen nestelen. Kinderen waren hier niet tevreden over. Ging niet kunnen verhuizen uit zichzelf. Nu genieten ze van het comfort van alles dicht bij te hebben. Je mag niet wachten tot je oud bent om te kiezen waar je wilt nestelen. Frans: Hij wilde een woning dicht bij de dorpskern, zodat hij overal te voet naartoe kon gaan. Paula: wanneer man dit gekocht heeft, niet echt over nagedacht maar toch blij dat er koetjes in de wei lopen. Dingen veranderd in de buurt? Frans: 850 gebouwen bijgekomen, maar er is geen winkel gekomen. Militair hospitaal. Er is wel vervoer maar heel weinig, is niet mee gegroeid met de hoeveelheid mensen. Veel sociale woningen. Gedachtegang van de mensen is vaak problematisch niet de andere mensen. Yvonne: voelt zich niet veilig aan de bushalte. Stond daar helemaal alleen waar de nieuwe gebouwen gezet zijn. Alleen gebouwen en appartementen geen winkels of cafés, als er iets gebeurd kan je niet ergens binnenspringen. De omgeving doet er veel aan. Veel groen! Waar zij woont, is er niet veel veranderd. Staan veel oudere huizen. Toch geen plaats meer om dingen bij te bouwen. Meeste senioren willen niet meer buiten komen na 6 uur. Als het niet moet zullen ze het zeker niet doen. Seniorencentrum richt ook veel dingen in , in de namiddag zodat ze niet meer buiten moeten komen ’s avonds. 79
Anita: onveiligheid komt door wat ze op televisie gehoord hebben. Als dit niet geweest was Paula : in Berchem : veel gedaan om dingen te kunnen doen/ weg te gaan. De gemeente richt activiteiten in. Kent u andere soorten woonvormen? Enkel de serviceflats. Maar dit is redelijk duur. Appartement Anders willen ze heel graag zo lang mogelijk thuis blijven wonen. Rusthuis: isolement denken ze, want dit is ook voor handicaps en minder mensen van hun genre. Serviceflat: meer sociaal contact. Kangoeroewonen : Is een engagement, heeft zowel positieve als negatieve kant. Niet continu contact maar goed afspreken. Ze moeten niet te veeleisend zijn. De jongeren zijn hier positiever over dan de ouderen bv: samenwonen sneller communicatief tegenover andere mensen. Meeste oudere mensen staan hier toch nogal sceptisch tegenover. Woonzorgcentrum houdt je van je rust, je hebt er minder privé, geconfronteerd met de gebreken van andere en soms valt dit zwaar. Hebben de verschillende aspecten een invloed op of ze gaan verhuizen of niet. Nu ben ik nog goed, maar dat gaat niet blijven duren. Je moet beslissen nu je nog heel goed fysiek en mentaal bent om te verhuizen. Anders is het te laat. Wanneer je alleen bent ga je anders beginnen denken. De dag dat je totaal afhankelijk (kuisen, koken, boodschappen,…) gaat worden van iemand, dan willen ze liever naar een rusthuis. De zorg: je krijgt altijd andere hulpverleners want je kunt geen band smeden met deze personen. Dit houdt hen tegen. Wanneer wel een band mee kunnen opbouwen: daar geloven ze niet in, in de stad kunnen ze niet kiezen, er wordt iemand gestuurd en altijd een andere. Niet meer wachten tot het moment waarop het niet meer gaat. Als ze u moeten plaatsen omdat je niet meer zo goed bent, kan het zijn dat je ergens terecht komt waar je liever niet bent. Vrijwilligershulp: goed gecontroleerd maar helemaal niet betaald , max. 4 uur. Maar kost toch veel geld aan de organisatie. Het is altijd een andere ( de ene is goed de andere is minder goed) Anita: in het seniorencentrum in Stokkel kan je 1 keer per week gaan eten, goedkope maaltijd. Heel veel mensen van in de 90. Sociale contacten, ze zien elkaar en dan zijn ze gelukkig. Vroeg aanvragen voor ergens binnen te mogen , je neemt het of je neemt het niet.
80
In de goede rusthuizen doen ze iets met de mensen, en ze mogen kiezen of ze willen meedoen of niet. Moeilijke stap om te zetten om toch het huis te verlaten. Vaak wanneer het niet meer gaat, dan pas de stap zetten. Frans: beginnen jullie daar niet over na te denken e! Serviceflats: privaat maatschappijen dus veel te veel dit zouden ze wel overwegen want veel autonomie, maar door de hoge kost zijn ze geremd. Geraken jullie overal waar jullie willen geraken Ze zijn nog goed dus dit lukt nog altijd, de mobiliteit is er nog. Als het niet anders kan gebruiken ze de auto, maar liefst het openbaar vervoer want dit is zeer gemakkelijk. Als je op de buiten zit is dit wat moeilijker, maar dit is een keuze die je maakt. Mist u iets in de buurt waardoor het aangenamer is om te wonen? Ze zijn tevreden over het dienstencentrum dat in hun buurt ligt. Dit is aangenaam. Meer winkels misschien. Paula: Buurtinitiatief: maar ze was niet uitgenodigd. Er zou dus wat meer communicatie mogen zijn. Uitgedraaid op ruzie dus ze hebben het niet meer gedaan. Mentaliteit van de mensen is niet zo goed , er is te weinig informatie over regels (bv: moeten stoep onderhouden) beter leren samenwerken want dit loopt stroef. Waar bent u echt tevreden van in uw buurt Vervoer en winkels. Zijn er dingen die u belemmeren om in uw buurt buiten te komen. Paula: waar zij woont zie je geen wandelaars. Enkel de mensen die naar hun werk gaan en na 6 uur bijna niemand meer. Het speelt toch een rol in waar je gaat wonen, wil ik kijken op een boom of een façade. Paula: voetpaden zijn vuil en slecht, als je iets vraagt doen ze het niet. Frans: is zeer tevreden want daar komen ze heel goed proper maken. Het zijn niet de openbare instellingen die schuld hebben, maar de mensen zijn zelf vuil. Ondervinden jullie problemen om op straat rond te lopen. Verschil qua ligging, in de stad of op de buiten zoals Berchem.
81
Wat moet er zijn om een thuisgevoel te hebben, wat maakt dat u u ergens thuis voelt? VRIENDEN! Je mag in gelijk welke woning wonen, maar als er geen vrienden zijn dan is dit ook niet leuk. Als er iets gebeurt dat je kunt rekenen op je buren. Dit is een geruststelling. Vriendelijk woordje is al goed. Seniorencentrum: namiddag samen doorbrengen, samen kaarten, … Moet je van jongs af aan opbouwen. Nieuwe vrienden maakt je niet meer op oudere leeftijd: je mag er nu geen verliezen. Yvonne: ik noem dit geen vrienden maar kennissen. Anita: je hebt de 2 zowel kennissen en vrienden. Thérèse: als ze ergens komt de vriendelijkheid en de beleefdheid van de mensen is heel belangrijk. Uw mening mogen uiten. Je moet jezelf toch engageren. Nooit een telefoontje dan voel je je eenzaam zelf eens bellen dat doen ze niet. Verschil tussen alleen zijn of nog getrouwd zijn. => wanneer je alleen bent heb je meer nood om meer mensen op te zoeken. Persoonlijk contact gaat boven alles! Internet en telefoon zijn minder belangrijk voor hen. Werkt hen soms op de zenuwen, maar dat is een andere generatie. Het stoort niet iedereen. Aan de andere mentaliteit van de jeugd daar moeten ze zich aan aanpassen. DISCUSSIE GSM Als u zorg nodig heeft hoe zou u dit dan regelen Geen ervaring waarvoor ze daarvoor moeten zijn. Mutualiteit? Dienst van de gemeente? Dienstencheques? Ook geen weet van. Meer gekendheid geven want er is veel onwetendheid. Als het moet dan moet het he! Voelt u zich soms eenzaam of ben u bang om dit ooit te worden. Dat moet je opgebouwd hebben. Als je alleen zit zeggen nu zit ik hier. Verschil tussen eenzaam zijn en alleen zijn. Ze zouden gek worden als ze niemand meer zien of niet meer buiten zouden kunnen.
Er zijn zoveel initiatieven waar je deel kan aan nemen, dus je moet ook zelf want zorgen voor sociale contacten. Er zijn veel initiatieven maar geen idee waar dit te vinden of aan te vragen. Wel recht op maar geen idee, niet op de hoogte. Bv: broodje Brussel.
82
Hebben jullie veel sociale contacten? Ja iedereen heeft heel veel contact. Buren, familie, kinderen, fietsclub, vrienden, senioren, Vooral uit verenigingen Wat maakt dat je eigenlijk verbonden bent met uw buurt ( was niet zo duidelijk) Is een opbouw om contact te leggen met de buren. Vriendelijkheid van de buren. Buurvrouw van Paula: denkt dat het verboden is Nederlands te praten in Brussel. Stel dat u terug kon gaan in de tijd, zou u terug dezelfde woonomgeving kiezen? Kunnen zich niet inbeelden ergens anders te kunnen wonen. Wanneer je er al lang woont, en er opgegroeid bent wel. Zoals Paula is pas later in Brussel gaan wonen, is daar niet groot geworden. Zij zou een andere plaats gekozen hebben als ze nu terug kon kiezen. Bij de kinderen dat telt voor vele mensen. Zou u uw beslissing laten afhangen van anderen? Door de kinderen. Hoe ouder je wordt hoe meer je ondervindt dat je het met minder kunt doen, wat vroeger belangrijk was wordt minder de moeite. Bv: vroeger 2 slaapkamer nodig, nu maar 1 en dit is ook voldoende. Meer afstand van zaken Denken jullie dat het belangrijk is dat we nu al beginnen nadenken over onze oude dag. Frans: NEEN Vanaf wanneer? Bv: pensioensparen dat moet je toch al vroeger doen. Je bent nog in de fleur van uw leven. Nu leven. Als je ouder bent dan mag je opdoen, als je jong bent moet je sparen want dit moet je niet meer doen wanneer je oud bent. Niet meer sparen voor de kinderen, ze moeten zelf sparen. Je moet aan de kinderen niet meer denken. Er zijn er die zich tekort zouden doen voor de kinderen maar Wij nog niet, maar wel opbouwen voor later Hobby’s: op tijd aan beginnen: wanneer werk afvalt dat je een vangnet hebt en sociaal leven. Er is geen tekort aan sociaal leven maar je moet er zelf aan willen meedoen. Niet wachten tot ze tot bij u komen. Zelf informeren wat er allemaal interesseert. Zo ingeburgerd en zo maak je vrienden en kennissen. Met welke aspecten van het leven gaan we in aanraking komen en hoe kunnen we daar mee rekening houden.
83
Goed studeren, diploma hebben zodat je goed werk kan vinden(goed sparen , niet alles opdoen). Zorgen dat je een appartementje hebt (Frans vindt van niet) Sociaal leven opbouwen. Als je jong bent, rekening houden met kindjes en partner, ouders komen vaak minder op de voorgrond. Gaan wonen kort bij je werk. Op sociaal vlak een probleem: blijven verzorgen zodat we zo lang blijven leven, is dit wel nodig? Zolang leven maar verlamd om met een handicap? Moet je zelf mogen beslissen maar in de praktijk is dit niet altijd zo. natuur zijn werk laten doen. Laatste vraag: Suggesties, goede ideeën, wat anders aangepakt moeten worden? Gezondheidszorg goed aanpassen. Er zijn er veel die je niet ziet, zij zijn nu wel gezond en nog goed ze zijn niet allemaal zo. Vooral kiezen waar wij willen gaan wonen, maar niet je keuze van iemand anders laten afhangen. Zolang je zelf gelukkig bent zullen je ouders ook gelukkig zijn. Niet begrenzen. Vaak zijn het de ouders die de kinderen volgen, dit hoeft niet. Wie je tegenkomt kan je gedachtegang nog helemaal doen veranderen. Het komt niet altijd hoe je het denkt.
84
7.3
Bijlage 3: Transcriptie debat 2 (Groepje Woningaanpassing) met “gewone” ouderen Interviewer: Laure Verslaggever: Karlien Coördinator/observator: Charlotte Laure: We zullen er eens aan beginnen. Goeiemorgen iedereen, wij zijn studenten maatschappelijk werk van de HUB. Ik ben Laure, dit is Charlotte en dit is Karlien. Wij zouden het graag met jullie vandaag willen hebben over hoe dat ouderen hun woning zo kunnen in richten dat ze een leven kunnen leiden zoals ze dat zelf willen. En of wij daar, als jongeren, nu al kunnen over nadenken. We kunnen ons best even voorstellen. Ik zou graag jullie naam willen weten, leeftijd, wat u in u leven gedaan hebt en eventueel wat u in u vrije tijd doet. En straks gaan we het hebben over u woning, maar nu gaan we elkaar eerst beter leren kennen. We zullen het rijtje afgaan, dus misschien best beginnen met mevrouw. Joanna: Ik ben Joanna Clinck, ik ben gepensioneerd en ben 74. Ik heb vroeger altijd sport gedaan, nu nog. Ik heb basket gespeeld. Nu ben ik tegenwoordig voorzitter van de Taj ji club, ik zit in een seniorenvereniging, in het raad van bestuur. We zijn ook lid van Fedos. Dus wij zijn nog heel actief. Ik werkte in een verzekeringsmaatschappij. Dat heb ik 33 jaar gedaan. Marie-Rose:Ik heb veel minder te zeggen hoor. Ik doe wel sport, ik doe taj ji, ik heb basket bij Joanna gespeeld. Laure: We zullen eerst al beginnen met u naam anders. U naam en leeftijd … Marie-Rose Ik noem Liege Marie-Rose, gepensioneerd, al jaren. Vroeger was ik verkoopster. En sport, ja euh Taj ji, basket, vroeger ook nog roeien. Voila dat zal het ongeveer zijn. Ik doe hier ook nog gymnastiek met Joanna. Ik ben 73, een jaartje jonger als Joanna. Een keer 70 dan tel ik niet meer. Karel: Mijn naam is Karel Verhoeven, ik ben een pak jonger, ook wel gepensioneerd, maar ik ben 68. Mijn laatste job was reizen: zoeken naar markten voor pillen, farmaceutische industrie. Ik heb de wereld afgereisd. En wat doe ik nu? Fietsen, heel veel fietsen en gidsen met de fiets in Brussel. Joanna: Dat is gevaarlijk hé zo met de fiets in brussel? Karel: Gevaarlijk? Nee helemaal niet! Dat is heel veilig, het verkeer staat toch stil. Maar ik doe ook nog heel wat andere dingen. Ik vind van mijn eigen dat ik nog altijd heel hard werk. Alleen ben ik nu baas over mijn eigen agenda. Dat is het grote verschil met vroeger. Piet: Ik ben Piet Dujardin, ik ben 64 jaar. Ik ben lid van de seniorenraad, ik hou mij bezig met Okra afdelingen, organiseer petanque, organiseer kampioenschappen voor de 55plussers in Brussel. Voor de petanque is dat een zomerkampioenschap dat wij doen. Ik ben tuinaanlegger geweest en ik heb dus verschillende tuintjes aangelegd. En mijn hobby is verantwoordelijke voor het Gildenhuis.
85
Jeanne: Mijn naam is Jeanine Goossens, ik ben 68. Als werk heb ik verschillende soorten werk gedaan, maar ik was graag vertegenwoordiger en ook boekhoudster. Vroeger deed ik turnen aan zo van die toestellen en dat vond ik heel leuk. Nu doe ik aqua gym en ik doe petanque bij mijne voorzitter Piet in het Gildenhuis. Soms doe ik nog yoga. Ik begin dat nu zelf te doen, omdat ik er al 10 jaar bij ben. Vroeger deed ik ook heel veel sport, tennissen, turnen, zwemmen,.. Laure: Nu gaan we het meer hebben over de woning. Wij zouden graag willen weten in wat voor woning u verblijft. Of u zelf een huis hebt gebouwd of u er één huurt. Joanna: Ik woon voorlopig nog in een appartement, mijn eigen appartement. Laure: Woont u graag in Brussel? Joanna: Wel in Sint Lambrechts Woluwe vinden wij het nog altijd heel kalm. Het is rustiger als in sommige andere gemeenten, dat is een groot verschil. Maar het is meer franstalig. Wij hebben voorlopig nog een burgemeester Maingain. Het is een anti waalvlaming. Hij haat vlamingen. Karel: Ik vind dat zeer interessant, want dat is goed voor die studie, de fossielenstudie, Maingain is nog een fossiel. Joanna: En nochtans, zijn moeder is een vlaming want zij is van aalst. Maar ik ondervind geen problemen in mijn woning. Wij zijn daar met een kleine 8 appartementen, dus dat is maar klein gebouw. Ik neem bijna altijd de trap, ik neem bijna nooit de lift. Ik vind dat je jong moet blijven, ik ben hier wel de oudste. Wij hebben dus absoluut geen probleem. Marie-Rose Ja, ik woon ook in sint lambrechts woluwe. Ik heb een huis, een klein huisje, zelf gebouwd al bijna 30 jaar, met een grote tuin waar ik constant aan het werken in ben. Ik heb ook geen problemen. Ik woon er graag, want er is nog veel groen. Ik heb altijd in Sint Lambrechts Woluwe gewoond. Karel: Ik ben een zinneke, ik woon al 18 jaar hier vlakbij, daarom dat ik ook de laatste was. ik woon in een huisje, zonder tuin en soms vind ik dat wel jammer. Maar als ik eens in een tuin wil rusten, dan ga ik gewoon naar een park. En dat is nog heel plezant. Dus ik kan mijn tuin niet eens kuisen of harkelen of zo. Dat valt dus mee en tegen. Ik woon dus vlak in het centrum. Daar moet maar ergens een wereldleider een wind laten en ik heb het geweten. Echt alles passeert hier. Ik vind dat heel plezant. Als het voetbal is, moet ik niet eens naar de gazet kijken, ik weet wie er speelt en wie er gewonnen heeft of verloren. Ik hoor dat ja, of als er een helikopter in de lucht hangt, dan weet ik ook hoe laat het is. Joanna: Is er dan niet veel lawaai? Karel: Nee, dat is één van de grote misverstanden, dat het centrum lawaaierig zou zijn. Ik slaap met open raam en ik hoor niks. Maar dat is het begijnhof hé, dat is natuurlijk al een beetje omsloten. In het huisje waar ik inwoon, daarvan wordt gezegd dat daar het laatste grootjuffrouw heeft geleefd van het begijnhof. Ik ben dat nog niet gaan onderzoeken, maar ik denk dat dat waar is, want af en hoor ik s ’nachts beneden aan de trap iets. Ik heb eens stukje geschreven over dat huisje in ‘De Vijfhoek’. De woning is niet van mij, want de eigenares wil het mij niet verkopen, maar ik woon er nu zo graag en ze willen mij ook niet kwijt, dus ik hoop dat ze 100 jaar worden, dan kan ik er blijven wonen. Dat huisje heeft comfort van 200 jaar geleden en ik vind dat geweldig. In de 86
winter als het goed vriest en het sneeuwt, dan ligt de sneeuw bij mij onder de deur binnen. Ik zou nergens anders wonen. Ik zou het heel erg vinden moet ik verdreven worden door fossielen. De plaats is geklasseerd, maar het straatje weet ik niet. Wat ik ook heel plezant vind, is dat alles vlakbij is. Ik zit vlak bij de cinema, vlak bij de munt, bij de bib. Als ik naar de luchthaven moet, kan ik gewoon de trein pakken. Karel: Maar eigenlijk mag ik dit niet allemaal luidop zeggen, want dan komt iedereen hier wonen en dan gaan de prijzen heel hard stijgen. Piet: Ik woon in Anderlecht, in een eengezinswoning, een rijhuis, in een huisje dat nog van mijn grootmoeder was. Ik woon aan het shopping. Ik ben daar geboren en gewonnen totdat we daar zijn onteigend door openbaar nut voor dat shoppingcenter, dat zijn zo van die stoten die geboren. Ik woon waar ik geboren ben, in de buurt, een huisjes dus van mijn grootmoeder, ik heb het dus niet zelf gezet. Ik woon bij alles dicht bij, ik heb 42 winkels aan mijn achterdeur. Maar ze hebben wel 1 grote fout gedaan. Er was een school voor mij deur en die hebben ze afgebroken, omdat ze met mij mee hadden gedaan. Ik had een petitie opgesteld tegen het shoppingcenter en de school heeft daar aan mee gewerkt. Aan het shoppingcenter stond een verbrandingsoven en daar mocht alleen papier en karton in, maar ze hebben daar plastic en isomo ingestoken. Je rook dat dagen nadien nog. Ik heb daarvoor dus een petitie opgesteld en de school had met mij mee gedaan. En opeens vond de schepen dat de school geen bouwvergunning had en hebben ze die afgebroken, omdat ze mee hebben gedaan met mij. Nu staat er een nieuwe school, een Franstalige. Die hebben geen respect, reglementen dat is niks voor hun. De directrice zegt het is zo en zo en zo en zij zeggen: c’est de la police? On ne sait pas! En onze burgemeester zegt: on va verbaliser, maar hij doet er niks aan. Ze hebben 1 gasboete gegeven in de dag dat iemand verkeerd geparkeerd stond. En dat heeft hij mij wel laten weten, onze toffe burgemeester. Anders woon ik er graag, ik ben er geboren en gewonnen. Ik onderhoud mijn woning zelf. Mijn gezondheid is nog heel goed. Mijn peter is 99 jaar en 1 dag geworden, hij ging rusten en de dag erna is hij gestorven. Zo lang dat je nog trappen doet en nog fit blijft, ga je langer mee. Dat is een huisje van in de jaren 30, dus dat wil zeggen dat er een wc buiten is en boven. Ik kies altijd die van boven, dat is wat gymnastiek. De andere is buiten en dat is niet zo luxueus, die heb ik zelf uitgeschakeld. Jeanne: Ik woon ook in een woning met een grote tuin, in anderlecht en ik woon daar niet graag. In feite is dat een straat met veel verkeer geworden. Doordat ze dat tweerichtingsverkeer hebben gemaakt en dat maakt toch wel veel lawaai en s’nachts ook. Juist naast mij is er een huisje en die maken lawaai! Daar worden ook drugs verkocht, vanachter en dat maakt ook veel lawaai. Het is een hopeloze boel. De woning zelf is wel comfortabel. Je kan dat maken zoals je wilt he. Zo lang ik nog kan, zal ik daar blijven wonen. Als ik te oud wordt, mag ik bij mijn dochter gaan wonen. Maar ik wil zo lang mogelijk onafhankelijk blijven. Vroeger was het veel rustiger en woonde ik daar liever. Piet: Ja en het is ook door de arrogante polen die daar komen wonen zijn hé! De zwarte houden zich nog rustig. Zij woont op het Rat en wij zitten daar met polen. Die mannen drinken dag en nacht op straat. En als er iemand s’nachts uit het Gildenhuis komt en die maakt een beetje lawaai, dan staat de politie daar, maar voor die mannen niet. Die staat allemaal van die liters te drinken en daar zijn een paar nachtwinkels, maar dat is zeker alcohol. En dat is babbelen en lawaai tegen de sterren. En je kunt er niks tegen zeggen, want dan heb je er ruzie mee. 87
Jeanne: Maar ik heb een gezin naast mij en dat zijn Portugezen en dat zijn de ergste, daar heb ik het meeste last mee. Joanna: Daar hebben wij zo geen last van, er zijn er wel in de buurt, maar helemaal niet veel. Dat komt misschien ook daar de gemeente, de huishuur is daar nogal duur. En dat is een ander klasse van wonen. Jeanne: Maar wij kunnen niets tegen die vreemdelingen doen, want zij zijn beschermd, die mogen alles doen. Er moet toch een limiet gesteld worden! Joanna: Maar dat is een oneindige discussie zeker Laure: Ja, het is nu meer een algemene vraag. Wat zouden jullie ervan vinden als wij nu al zouden nadenken over wonen later? Of dat jullie dat waardevol zouden vinden als wij daar nu al over nadenken? Vb nu al aanpassingen doen, vb. nu al toilet beneden zetten of alles op de gelijkvloers… Joanna: Dat hangt er van af of je in een huis gaat wonen of niet. Je kan toch niet voorspellen waar je gaat wonen. Als je 10 jaar ouder bent, wie weet waar je gaat zitten? Maar als je dat kunt, is het misschien beter om alles al direct op de gelijkvloers te zetten, dat is het beste voor als je dan ouder wordt. Jeanne: Ik vind dat wanneer je in een rolstoel zit, dat je dan zeker moet zien dat je huis is aangepast. Joanna: Ja, als je in een rolstoel zit, dan is dat nodig. Maar tegenwoordig heb je al van die stoelen voor aan u trap he. Want ik heb een vriendin en die heeft dat laten plaatsen, want die kan bijna niet stappen en die heeft aan de trapleuning zo een lift laten installeren? Het was wel kostelijk en je moet het kunnen betalen… Voor haar en haar man helpt da wel veel en zo kunnen ze langer thuis blijven wonen. Karel: Ik zit te denken. Als jullie daar al zouden mee bezig moeten zijn, want eerst getrouwd, ge krijgt kindjes, ge scheidt, ge trouwt opnieuw of niet. Dus het is echt zo onvoorstelbaar! Ik ben begonnen met op een appartement te wonen en dan ben ik naar een huis gegaan, een huurhuis en dan een eigen huis en dan op een appartement en dan naar het centrum komen wonen. Al die veranderingen, daar kun je je niet op voorbereiden, dat is veel te lang op voorhand. Piet: Ik heb daar een klein beetje ervaring in doordat ik tuinaanleg heb gedaan aan huizen, aan appartementsgebouwen, aan villa’s, aan kleine huizen, … En ik ken mensen en die hadden een tamelijk mooi huis en ze vonden dat dat niet goed genoeg was en ze bouwden een nieuw. Dat huis was tof een eersteklas om in te gaan wonen. Maar het begon slechter te gaan, dus gaan ze naar een appartement, en het was echt een luxe appartement he in dilbeek, dus dat was er al niet goedkoop. Die zijn terug gaan bouwen, want die konden dat niet gewoon worden van in een appartement te wonen. Nu wonen die terug in een alleenstaand huis. Dat is dus volgens dat u goesting is en ook financieel aankunt. Want niet iedereen kan dat. Want dat is allemaal gemakkelijk gezegd een eengezinswoning, maar niet altijd betaalbaar hoor. Jeanne: Mijn tante die heeft het juist omgekeerd gedaan. Die is van een klein appartement, naar een groot huis gegaan en daarna naar een klein huis. Dat is echt elk zijn zin. 88
Piet: Ja, het is niet gemakkelijk met de wedde of om een goede job te vinden, maar dat hebben onze ouders ook gezegd en onze grootouders ook.. en die hebben ook allemaal een goed leven gehad. Maar als ik nu zie, als ik klein was, dan was er 1 plaats dat verwarmd was met een leuvense stoof, wat zien we nu evolueren, op sommige plaatsen is de zolder zelfs verwarmd. Joanna: Ja, dat hangt ook van de mensen af, want ik verwarm ook alleen maar mijn living en de keuken. Piet: Ja, maar er zijn ook mensen waar je toe komt en alles is daar verwarmd he en dat is verkeerd, want dat is zelfs niet gezond! Karel: Nu voor planning op een lange termijn, maak ik mij de bedenking: hoe rap denken de dag van vandaag de politiekers over het Duitse voorbeeld. Mensen hebben een job, jullie moeten nog aan het werk. Dan krijgt ge maar zo een klein jobke, waar je van dood gaat. En als je iets meer wilt en er niet van wilt dood gaan, dan moet je nog een andere job zoeken, zoals in Duitsland vandaag. Ik zou het zeker niet willen meemaken. Het wordt ons anders voorgesteld, maar het is niet waar hoor. Wij hebben nog een goede job, voltijds gehad en ik vind dat de dag van vandaag de jongeren daar ook recht op hebben. En dat ze te rap ontslagen kunnen worden. wat er de dag van vandaag aan het gebeuren is.. Ik schrik van bepaalde politieke partijen waar ze mee bezig zijn. Hoe durven ze! Ik word er kwaad van als ik er aan denk! Piet: Ja het is zo, ik ben laatst nog naar een vergadering geweest over de berekening van het pensioen, over het minimumloon. Er is dus een minimumloon nodig om te leven. Die politiekers hebben een dikke job, worden goed betaald, kunnen zich alles permitteren en die gaan dan het minimumloon berekenen! Een bril heb je niet nodig, een hoorapparaat heb je niet nodig, dat zijn ze allemaal vergeten. Ze rekenen uit voor de gezonde mensen die niet naar de dokter moeten, dat ze juist kunnen overleven. Karel: Maar wij hebben toch recht op meer dan juist te overleven. Piet: We gaan moeten actie voeren, Jeanne: En de kinderen moeten verder studeren, want zonder een diploma kunnen ze nergens mee terecht tegenwoordig. Laure: Hebben jullie dat zelf ook voorbereid? Joanna: Als je op prepensioen gaat, moet je altijd zien dat je iets hebt. Want als je van de ene dag op de andere dag stil zit, dan is het verloren. Ik ben constant bezig geweest, ik heb mij nooit een dag verveeld, maar ik denk dat de mensen die niks te doen hebben, in de put vallen. Anders gaat de dag heel traag voorbij. Jeanne: Maar je kan beginnen breien he. Laure: De volgende vraag is: hoe is het voor jullie om effectief een dagje ouder te worden? Hoe ervaren jullie dat? Jeanne: Ik voel mij nog niet zo oud! Piet: Dat is de goede ingesteldheid.
89
Joanna: Nu is de dag voor mij… Ik ben altijd vroeg opgestaan, 6u is voor mij een normaal uur, he, zelfs nu nog. Dan vind ik nog altijd dat de dag te kort is, dat ik het een en het ander te doen heb. Wij hebben dikwijls veel vergaderingen, dus ik ben altijd bezig, en zij zeker ook (buurvrouw: Marie-Rose). En als ik niets te doen heb, als het goed weer is, ga ik met mijn onderbuur in Woluwe wandelen, een uur of twee, dus… Laure: En de rest? Piet: Plannen heb ik nooit niet gedaan, ik heb het altijd genomen zoals het komt en altijd zelfstandige geweest. En ik klop zeker nog zoveel uren als in de tijd dat ik actief was. Nu is het als vrijwilliger. Dus ik heb mijn petanque, ik heb twee groepen gepensioneerden, waar ik mij mee bezig houd. Ik heb mijn petanque, ik heb mijn Gildenhuis, ik heb mijn kleinkinderen. En mijn dagen zijn te kort. En soms ga ik nog eens de blinden vervoeren als ze mij nodig hebben. Voor de home. Ik zal dat niet alle dagen doen, maar als er eens te weinig chauffeurs zijn, mogen ze mij bellen. Dus mijn dagen zijn goed gevuld. Maar ik heb dat niet gepland. Maar ik ben altijd een bezige bij geweest. Laure: Ik zie u knikken, bij u is dat precies hetzelfde? Karel: Ja, je neemt het zoals het komt he. Plannen, je denkt wel of je droomt wel van dingen, van ik zou dit en ik zou dat, maar… Op die tijd he, de dag is te kort he. Die 24u he, ze moesten er 25u van maken. Laure: Ok. Dus ik zal misschien hiervoor het rijtje afgaan… Voelt u zich soms eenzaam? Wie ziet u in één week tijd? Joanna: Er zijn misschien dagen dat het minder goed is, he. Als je alleen bent toch. Marie-Rose Zelfs als je met twee of met drie bent… Joanna: Als je alleen bent is het toch nog anders dan als je een echtgenoot of kinderen hebt. En als je dan alleen bent… Je staat ’s morgens op en ja, dan zit je daar alleen… Ik trek mij dat niet aan, ik ben dat zodanig gewoon… Piet: Dat is omdat je bezig bent, he. Dan ben je niet eenzaam, je bent met iets bezig. Mensen die eenzaam zijn die komen niet buiten voor zo een onderwerp. Want we zijn dikwijls bezig van we gaan mensen uit hun kot halen, maar die komen niet meer, he. Maar het systeem… Vroeger hadden we cultuurwaardebons, om de mensen goedkoper naar activiteiten te laten gaan. De minister zegt dat de mensen die welstellend zijn maar de volle pot moeten betalen en die gaan beloond worden. Als ze drie, vier keer geweest zijn, gaan ze een keer gratis mogen. Maar die mensen gaan niet uit hun kot komen, want die weten dat niet en dat interesseert hen niet. Die blijven in hun kot en we gaan ze er nooit niet uit krijgen. We mogen daar gaan bellen, we mogen daar op die deur gaan kloppen, die gaan daar niet buiten komen, dat weten we zo. Maar onze minister denkt dat hij het vuur heeft uitgevonden. Maar de mensen die aan cultuur deden en een keer meer gingen omdat het goedkoper was, die gaan niet meer gaan en hun zalen gaan leeg zijn. Dat gaan ze voorhebben, he. En dan zijn de mensen die aan cultuur doen, die gaan mee gestraft worden, want er gaat geen geld meer zijn. Karel: Daar zou ik nog iets anders willen op inbrengen. Bepaalde politiekers hebben dromen. En ik ga daar geen namen op plakken. Dromen over musea, neem maar. En nieuw. En dan denk ik in mijn eigen in plaats van zoveel miljoenen uit te geven aan nieuwe dingen, zorg eens dat iedereen gemakkelijk naar een museum kan. Want de 90
prijs… Ga eens naar de Bozart, de dag van vandaag, waar er tentoonstellingen zijn, dat kost 15-16-17-18 euro. En daar moeten we onze politiekers op aanpakken. Want ik vind dat we onze politiekers veel te zacht aanpakken. Ik schrijf af en toe e-mails naar politiekers. Joanna: Ik ook. Karel: Jij ook? En het lukt he, om ze af en toe te doen reageren, terwijl er ook zijn die niet antwoorden, dat wil veel zeggen. Ik krijg dan reacties en sommigen zijn gestoken, natuurlijk dat ze gestoken waren en dat is ook de bedoeling, van ze te steken, maar we moeten die gasten veel meer bij de kraag nemen. Van hoe zit dat met prijzen om naar het museum te kunnen gaan. Of om aan activiteiten deel te nemen… Het is precies alsof het allemaal zo te krijgen valt. Maar nee, ik vind respecteer ons en respecteer iedereen. Want moet een jonge mens 17 euro uitgeven, dat is ook een pak geld, vind je niet? En daar vind ik dat we als burgers onze politiekers moeten zeggen… Jeanne: Ik heb daar ook aan gedacht he, aan die 800 euro waarvan sommigen hun huur moeten betalen en wat kunnen zij nog doen? Niets he. Het huis uitkomen? Voor wat, je moet geld uitgeven, al was het een pint. PAUZE (50:15) Laure: Is het goed dat we terug gaan beginnen? Jeanne: Ja. Laure: De volgende vraag is eigenlijk: stel dat het dagelijks leven, dat dat moeilijk wordt, zou u dan aanpassingen doen aan u woning? Zou u dat doen? Dus aanpassingen kunnen zijn, dat zijn dan wel grote aanpassingen: een bad uithalen, een inloopdouche zetten zodat je niet meer in bad hoeft te gaan of kleine aanpassingen zoals steunbaren of meer licht… Zou u dat zien zitten? Jeanne: Ik niet, ze. De douche bestaat, maar ik doe zelf werken.
Laure: En wat voor werken zijn dat dan? Jeanne: Nou ja, als je met elektriciteit bezig bent, ik doe elektriciteit. Piet: Het zit hem zo. Ik ben de jongste, van de ouderen hier toch. Mijn vrouw heeft heel veel last van haar adem en ik heb daar al aan aangepast. En ik denk dat dat automatisch komt als dat minder gaat, om aanpassingen te doen omdat iedereen zo lang mogelijk thuis wil blijven wonen. Er zijn mensen die zeggen, ja ik ga naar een rusthuis, maar als ze echt die stap moeten nemen, het is toch een grote verandering. En je bent je eigen baas niet meer en we zijn allemaal zo graag onze eigen baas. Iedereen is graag bij hem thuis zijn baasje. In de mate van het mogelijke doe je aanpassingen. En natuurlijk kan de ene mens dat financieel beter aan dan een andere mens. Daar is het probleem, dat is de realiteit. Karel: Ik zit weer op mijn paard. Ik heb het met eigen ogen meegemaakt. Een tante van mij, ze is 100 jaar geworden, ze heeft juist de 100 gehaald. Ze was in een rusthuis, wat 91
ik daar allemaal gezien heb, maar jongens… Dat is dus absoluut l’horreur, he. Op haar 99ste is ze in het ziekenhuis beland, vanuit het rusthuis, omwille van uitputtingsverschijnselen. En je moet je voorstellen hoe het eten op haar kamer werd geserveerd. Er kwam iemand binnen, ik ging de vrijdagnamiddag, ze kwamen die schotel brengen en een kwartier, twintig minuten later… Tante was aan het babbelen, ze had geen goesting, ze had wel vaker geen goesting en ze kwamen de schotel terug weghalen. In plaats van er gewoon bij te zitten, want dat mens had hulp nodig en met alle respect voor haar persoon. Op een bepaald moment heb ik naar de centrale dienst van de overheid van de rusthuizen gebeld en alles was in orde. Er is controle gevolgd, ze waren natuurlijk furieus op mij, omdat ik van mijn oren had gemaakt, maar dat is het ergste van het ergste. Nu er is mij gezegd door iemand van familiehulp dat er ook goede rusthuizen zijn, maar ik moet ze nog tegenkomen. (anderen bevestigen) Karel: Maar pas op voor schone schijn in rusthuizen, he. Want ze zien er goed uit… Jeanne: Ik ben niet akkoord met u. Ik ben gisteren nog geweest… Karel: Ik zou niet liever hebben dan van het tegendeel bewezen te worden. Piet: In de tijd gingen we met de chiro altijd rusthuizen bezoeken. Het één tegen het ander was toch een groot verschil, hoor. Er waren er waar je binnen ging en al terug achteruit ging van de reuk, he. En daar zijn nog zo een rusthuizen dat zo schandalig zijn, he. En daar zijn rusthuizen waar het magnifique is en waar het plezant is en waar de mensen lachen. Ja er zijn mensen die zich daar thuis voelen. Ik ben onlangs nog bij iemand geweest, die was daar nog maar 14 dagen en die zei: ik ben hier al zo goed als thuis. Marie-Rose: Ja maar dat duurt niet hoor, ga eens binnen een jaar terug. Piet: Ik ken nog mensen die daar zijn en dat is ook hoe je mekaar daar wil vinden. Je hebt dan van die rusthuizen waar dat ze aan de voordeur zitten en mekaar in het oog aan het houden zijn. Marie-Rose: En iedereen zwijgt he! Ze spreken niet met elkaar…
Joanna: Bij gewone mensen of bij mensen met alzheimer? Marie-Rose: Neenee, bij gewone mensen. Die zeggen niets. Piet: Bij alzheimer, dat is nog iets anders. Dat is een triestige zaak en dat vraagt niemand niet. (iedereen beaamt) Laure: Piet, u zei dat u al aanpassingen had gedaan voor uw vrouw, wat was dat dan? Piet: Onder andere van een bad een douche gemaakt, heel laag om in te gaan. Mijn ruimte laat het niet toe, maar mijn neef, die nog veel jonger is, heeft een instapdouche gemaakt. Die aanpassing kan ik niet doen. Die is veertig jaar en die moet nu zijn
92
drempeltje niet meer overstappen. Tegenwoordig kunnen ze toch… Is het fantastisch eigenlijk, he? Maar dat is luxe he… Jeanne: Mijn dochter, die heeft ook een verandering gedaan, op hare leeftijd. Want er was een grote badplaats en ze hebben een douche gemaakt met zwarte tegels, alles plat en een raam, eigenlijk glas tussenin, dus zonder deur. Je kan dan gewoon in de douche en dat spat niet verder. Dat vond ik ideaal. Laure: En als jullie iets zouden aanpassen? Waar zouden jullie dan eerst aan denken om aan te passen? Jeanne: Zo een douche. Piet: Dat hangt ervan af wat je noden worden, he. Ik heb een keer ooit… Ik heb heel veel geluk gehad, ik ben eens heel slecht verzorgd geweest, maar dan heb ik zes maanden in Pellenberg gelegen en daar ben ik er terug boven gekomen. Maar ik zat dan thuis met een rolstoel. Ik wist dat niet ik niet in een rolstoel zou blijven zitten, maar anders moest ik mijn huis aanpassen. Want mijn deuren zijn niet breed genoeg. Karel: Dat is waar wat je zegt. Het hangt af van wat je voorhebt. Ik had een collega, die is nu spijtig genoeg gestorven, maar als die zijn huis gebouwd heeft en hij zat in een rolstoel, zijn alle deuren gebouwd dat ze breed genoeg waren. Piet: Dat hangt er dus vanaf welke tekens je hebt, he. Want mensen die goed en gezond zijn, die moeten geen dingen aanpassen, he. Joanna: En dan denk je daar niet aan ook niet, he. Piet: Nee, want alles gaat goed. Dus eigenlijk is het op het moment dat je iets voorkrijgt, dat je een handicap of het een of ander krijgt, dat mensen hun zicht verliezen, je hebt mensen dat lam worden in hun beenderen, maar goed blijven van geest. Ja het is allemaal niet gemakkelijk he. En de mensen die dan kunnen, financieel, die gaan dan pas iets aanpassen en anders moet je naar een instelling. Karel: Als ik morgen mijn been breek, he, dan kan ik thuis niet binnen, ik woon in een trappenhuis. Alles is boven mekaar. Aan de overkant van de straat is er nog een klein plantsoentje en ik heb nog een tentje.
(gelach) Piet: Ja, maar als je iets voorhebt, zijn er revalidatiehuizen, he. En eigenlijk functioneert dat tamelijk goed. Dat hangt er een beetje vanaf. Karel: Ik weet dat niet. Piet: Dat valt nog mee. Natuurlijk, de ene mens verzekert zich iets beter dan een andere natuurlijk… Maar sociaal is dat te doen. Die huizen, dat hangt ook af van je inkomen, he. Dat is de eerste vraag die ze stellen: de brief van je belastingaangifte. Meer moet je je niet aantrekken, zij maken dan jouw rekening.
93
Charlotte: We gaan even terug naar de aanpassingen in uw huis: u zegt dat het afhankelijk is van welke handicap dat u krijgt, maar het kan ook gewoon met het ouder worden te maken hebben? Dat u over het tapijt valt of een steunbar zou plaatsen voor de veiligheid Piet: Ja, maar dat zijn voorzieningen. Dat is iets dat wij uitleggen aan de mensen. Vroeger was er meer een tapijt, nu is het een andere vloer. Bij de ouderen is er wel nog steeds een tapijt. Dan proberen wij dat te zeggen: ‘doe die tapijt alstublieft weg of je valt erover of je blijft er aan hangen’. Charlotte: Dus dat zou u ook aanpassen? Piet: Dat zijn zeker aanpassingen. Wij vertellen ook in de vereniging over valpreventie, dat is heel belangrijk. Hoe je kan vermijden om te vallen, die hindernissen wegnemen. Daar spreken wij wel over. Wat we nog aan de mensen proberen wijs te maken, maar dat geloven ze allemaal niet. Als ze het straat over steken dat ze het best de zebrapaden gebruiken, want ze steken allemaal schuin over. Karel: Wij zijn zeer valide mensen. Ik hou er niet van om in een vakje gestoken te worden bij de ouderen, niet dat ik daar last mee heb dat ik 68 ben, ik vind dat verschrikkelijk plezant en het wordt alsmaar boeiender. Steek ons niet in een vakje, want ik erger mij daar bij momenten wel aan. Wij leven in een totale maatschappij, ook met jonge mensen. Wij leven in een geheel. Piet: Ik zit in de seniorenraad. In Anderlecht heb je een huis waar de invaliden mogen komen, die geraken daar niet binnen. Ze hebben een huis om invaliden te steunen. Ze kunnen er niet binnen, want ze zijn gevestigd in een oud herenhuis en ze mogen dat niet aanpassen. Dat ze dan verhuizen en een andere plaats kiezen. We zijn hierover aan het onderhandelen met de gemeente van het Brussels gewest over de voetpaden dat moeten aangepast worden. Laure: Hier gaat het wel meer over aanpassingen in de woning zelf. Piet: Ik werk daar ook in mee voor de aanpassing in de huizen. Als de mensen het nodig hebben, zijn er ook fondsen dat daarvoor kunnen zorgen voor de mensen die graag thuis willen blijven, is er de mogelijkheid om aanpassingen te doen aan hun huis door de gemeenschap. Karlien: Weet u tot wie/welke organisatie u zich daarvoor moet richten? Karel: Dat is voor mij nieuw. Piet: Ik sta daarmee in contact en ik heb daarvan ook brochures thuis liggen. Hier is zelfs een klusjesdienst die dit thuis komt doen. Wel alleen de kleine zaken, zoals een leuning die aan een trap moet gezet worden . Charlotte: Maar u weet dit, omdat u hier actief in bent. Weet de rest tot welke organisatie u zich hiervoor moet richten? Jeanne: Neen, we weten er niks over. Karlien: Zijn jullie hier al op zoek naar gegaan of is dat nu gewoon nog niet nodig geweest? 94
Jeanne: Het is nog niet nodig geweest, maar als dat nodig is, dan zullen we wel beginnen zoeken. Joanna: Ik zou eerst naar de familie kijken of zij hier iets van weten. Karlien: Hier liggen ook altijd brochures. Er is ook een steunpunt woningaanpassing en die hebben ook een website waarop alle informatie staat. Deze site is: www.woningaanpassing.be Karel: Maar je moet dan wel een eigen woning hebben? Karlien: Het kan ook in samenspraak met de verhuurder. Dat kunnen kleine dingen zijn, dus stel u voor dat je geen lampen meer kunt vervangen, dan kunnen zij dat ook doen. Laure: Als u voor de keuze komt, uw woning aanpassen of een RVT, wat kiest u dan en waarom? Jeanne: Het huis aanpassen natuurlijk. Zo lang mogelijk thuis blijven. Laure: Indien u op een dag zorg nodig heeft, van wie zou u die dan willen krijgen en op welke manier? Om welke zorg zou dat dan gaan? Piet: Het hangt er vanaf welke hulp dat je nodig hebt. Als het wondenverzorgingen zijn, dan is professionele hulp het meest genoodzaakt. Je hebt mensen die eerder familiehulp verkiezen. Het hangt een beetje van persoon tot persoon af. Sommige gaan hun familie met rust laten. Ze zeggen altijd dat uw buren de beste vrienden zijn. Dat is in het algemeen ook zo, want uw buren wonen naast u. Piet: Ik zou het wel erg vinden als je nu al bezig bent met wat je binnen 50 jaar zou moeten doen. Je moet het zo positief mogelijk blijven zien. De zon schijnt voor iedereen zeggen ze altijd. En als je dan nog een job hebt die je graag doet, dan is het hemel op aarde. Laure: Op welke zorg zou u juist beroep doen vb. de poetshulp of mensen die warme maaltijden aan huis brengen,. Zou u hier allemaal voor open staan? Joanna: Als het moet, kan je niet anders. Ik zou wel openstaan voor die diensten, zoals poetshulp. Piet: Het wordt toch meer en meer gebruikt. Zo lang je het zelf kan blijven doen, is het geen probleem. Karel: Ik hoop toch dat ik nog altijd mijn eigen eten kan maken. Charlotte: En wat als je dat niet meer zou kunnen? Karel: Dat zou ik heel erg vinden. Charlotte: Zou je dan openstaan voor diensten die warme maaltijden aan huis brengen? Karel: Dat zou noodgedwongen zijn. Piet: Gelukkig dat er zo’n diensten bestaan, zo kunnen mensen langer thuis blijven. Marie-Rose: Je hebt mensen die hiervan profiteren. 95
Piet: Het is niet omdat ze dat komen doen, dat mensen hier dan van profiteren, want je moet hier ook voor betalen. Zo lang mensen dat zelf kunnen doen, zullen ze dat ook zelf doen. Laure: Kent u de verschillende vormen van wonen die momenteel bestaan? Zoals bijvoorbeeld samenwonen met een jong gezin en elkaar ondersteunen? Karel: Heet dat kangoeroewonen? Karlien: Ja, dat is één van de vormen. Piet: De positieve kanten van dat kangoeroewonen zijn heel mager. Dat is goed de eerste twee à drie maand, maar daarna loop je toch iemand in de weg. Je hebt een kamer privé en het eten gebeurt allemaal samen. Karlien: Maar dat is niet altijd. Piet: Maar je woont wel samen. Er zijn altijd mensen die dan vuil zijn en mensen die proper zijn. Joanna: Ik zou dat niet kunnen, want ik ben het gewoon om alleen te zijn. Charlotte: Maar je hoeft daarvoor niet altijd samen te zijn. Het kan zijn dat jouw slaapkamer en keuken dan boven is. Maar ze kunnen wel boodschappen doen voor jou, als zij naar de winkel gaan. Joanna: Ik woon in een appartement en dan zou ik dat niet zien zitten, maar moest ik een huis hebben, dan wel. Jeanne: Mijn dochter die passeert af en toe en dan laat ik haar de flessen brengen. Karel: Is het daar waar de politiekers het over hebben, die zogenaamde woonzorgzones? Karlien: Woonzorgzones is eigenlijk nog iets anders. Ze willen in de buurten waar alle mensen wonen van verschillende leeftijden, zorgen dat er daar altijd bepaalde faciliteiten zijn. Moest je dan iets nodig hebben, dan heb je dit ook in de buurt. Joanna: Wij hebben in woluwe samen met de vier gemeenten een busje aangekocht, dus als mensen hun moeilijk kunnen verplaatsen, dan brengen ze de boodschappen. Dat is één of twee keer per maand. Dat is voor alle inwoners. Piet: Je hebt ook grootwarenhuizen die bestellingen aan huis brengen. Het kangoeroewonen bestaat in Molenbeek en we zijn dat gaan bezoeken. We zijn bij die mensen geweest dat daar wonen (want eigenlijk is dat nog een proefproject). Het is door die mensen dat ik weet dat er weinig positieve kanten aan zijn. Piet: De oudere mensen willen hun eigen goesting en die jongere mensen die moeten zich dan aanpassen aan de ouderen. Moesten dat uw ouders zijn, dan is dat verdraagzamer. Ik werk al 10 jaar als vrijwilliger bij senioren, dus ik heb wel een klein beetje ervaring. Er zijn veel verschillende manieren om met elkaar om te gaan. Maar er zijn veel ouderen die niet kunnen verdragen dat de zon schijnt voor een ander en als je die dan in zo’n situatie brengt, dat gaat niet lukken.
96
7.4
Bijlage 4: Transcriptie “Kwetsbare” ouderen Interviewer: Jana
debat
2
(groepje
Woonomgeving)
met
de
Verslaggever: Annemie Coördinator/observator: Kimberly Algemeen Jana: Ons concept is vroeger nadenken over later. Moeten wij al nadenken over de oude dag? Daarom moeten we vragen stellen om te weten te komen waar we over moeten nadenken. Wij focussen ons daarbij op jullie woonomgeving. Vragenlijst
We willen graag een beeld schetsen over wie jullie zijn. Kunnen jullie wat meer over jezelf zeggen? Gina : Ik woon niet in het centrum van Brussel zelf maar meer in de rand (Zellik). Ik ben ook niet geboren in Brussel. Nu ben ik 38 jaar weduwe van mijn eerste man en 4 jaar weduwe van mijn tweede man. Ik heb geen kinderen meer. Ook heb ik geen familie meer mijn broer is onlangs gestorven. De enige familieleden die ik nog heb zijn de kinderen van mijn broer. De kinderen van mijn broer zie ik nog zelden. Ik woon helemaal alleen. Ik ken zelfs mijn buren niet meer. Vroeger kende ik deze nog wel. Ik ben altijd bij de VBV (vereniging voor bezoekers- en verzorgingsinstellingen) geweest, zo ben ik altijd in contact geweest met oudere mensen. Maar nu ik zelf oud ben krijg ik geen bezoek meer. Ik heb ook altijd vrijwilligerswerk gedaan. Ik ben veel op reis geweest en een heel gevuld leven gehad. Ondertussen ben ik 85 jaar. Ik ben eigenaar van mijn huis. Ik kan dit tot nu toe nog goed onderhouden. De tuin onderhoud ik ook nog zelf. Hortense: Ik ben van 1935 (78jaar). Ik ben 53 jaar getrouwd. Ook heb ik altijd goed gewerkt en nu ben ik gepensioneerd. Ik woon in het centrum van Brussel ( aan de ijzer/ Izèr). Dat is dichtbij de zoo. Ik ben eigenaar van mijn appartementje. Mijn man rookt zeer veel (hij doet hier ook veel geld aan op waardoor we minder geld opzij kunnen leggen). Ik ben het Nederlands een beetje verleerd door met mijn man altijd in het Frans te communiceren. Mijn man gaat vaak vissen maar doet voor de rest niet veel. Mijn appartement is op de 22ste verdieping. Yvonne: Ik woon alleen in mijn appartement sinds 3 jaar want toen is mijn zoon overleden (deze woonde bij mij in). Ik ben 85 jaar en doe nog steeds alles alleen zonder hulp. Ik kan mij wel niet meer zo goed op mijn knieën zetten als vroeger. Ik maak mijn eten zelf. Ik kuis nog zelf. Ik ga ook nog steeds zelf naar de wasserij. Ik woon in de Lakenstraat (dichtbij pelikaanstraat), in het centrum van Brussel. Ik huur mijn appartement en woon er nu 15 97
jaar. Ik heb daarvoor 30 jaar in een sociale woning gewoond. Ik ben daar moeten weggaan omdat ze alles aan het vernieuwen waren. Ik woon op de eerste verdieping. Ik vraag niet graag hulp want dan voel ik mij een bedelaar. Mijn buurjongen komt altijd vragen of ik iets nodig heb en dan brengt hij mij en fles limonade om als volgt een ijsje te vragen voor zichzelf en zijn zusje. Ik koop ijsjes voor die buren want zelf lust ik het niet. Ik vind dat je met uw buren overeen moet komen. Frans : Ik ben 89 jaar, en heb geen schrik om mijn ouderdom te zeggen. Ik ben nooit ziek geweest. Mijn jeugd was voor den oorlog. Ik heb 5 generaties meegemaakt. Iedere generatie had een nieuwigheid ingebracht. Ik heb een moeilijke jeugd (een oorlogsjeugd) , daarna is er een expansie geweest. In 1944 ben ik naar het citadel van Luik gegaan. In de jaren 70 brachten ze alles vrij , “de oorlog was niet meer maar de liefde wel” . de generatie van 1980 was de val van de muur van Berlijn. Toen hadden ze in België welstand bereikt. De uitvinding en opkomst van de televisie is begonnen na de expositie. Daarna is de auto gekomen. Deze generatie zit met een zware crisis en moet ook veranderen , maar wat zal verandering brengen? Er is geen vertrouwen meer in de politiek, geen houvast meer. Het is niet meer zoals vroeger. Er zijn ook te veel mensen die te kort op elkaar leven. Mijn job was ontwerpen voor projecten maken. Ik heb de vergadering in Kyoto (i.v.m. de opwarming van de aarde ) gevolgd en op de voorstellen die er kwamen heb ik een ontwerp gemaakt. Die ontwerpen mogen niet dubbelzinnig zijn. 2 jaar geleden heb ik ondervonden dat mijn spieren in mijn been geblokkeerd zijn. Mijn appartement heeft ongeveer 165 studio’s en ik ben één van de weinige echte Belgen nog die er woont. Ik woon in een kleine studio , al 25 jaar. Ik heb die appartementen nog weten bouwen. Ik woon in Koekelberg. Vroeger woonden er nog veel blanken maar nu zijn dat allemaal vreemden geworden. Ik woon op de vierde verdieping. Ik huur mijn studio, ik ben geen eigenaar. Ik heb expres een kleine studio met weinig onderhoud en veel zon gekozen. Ik had gekozen op menselijke individuele maat. Een groot huis was onthoudbaar omdat mijn kinderen uit het huis waren en het niet meer doenbaar was. Ik wou op mijn gemak zijn. De dokters vragen nu niet meer aan de patiënt “Wat heb je?” maar “ Wat wens je in de toekomst?” dat was ook hetgeen ik dacht toen ik voor mijn studio koos. Ik heb ook mijn auto verkocht en heb de allereerste plooifiets in Engeland gekocht. In de zomer nam ik vaak de trein naar de kust en van daaruit fietste ik een heel aantal kilometers. Na de dood van mijn vrouw ben ik alleen gebleven en heb ik mijn leven ook helemaal zo ingericht. Ik heb nadat ik mijn vrouw verloor en mijn kinderen het huis uit waren als toerist geleefd. Ik ging overal met de fiets naartoe en heb zo heel veel bezocht. Zo kreeg ik een zekere discipline, om 10uur moest alles klaar zijn om met de fiets weg te kunnen gaan. Ik ben geen eigenaar van mijn studio.
98
Bent u tevreden over de plaats waar u woont? Is de ligging goed ? hebt u alles? Nagedacht over andere woonvormen? Yvonne: Ik ben heel content . Ik zit er graag. Maar ik zit tussen 2 appartement waardoor ik veel hoor maar niet veel zie. Recht over mij is de nieuwstraat, aan de andere kant is het de lakenstraat. Ik zit tussen allemaal straten en muren maar er is niets van groen. Ik moet niets weten van andere woonvormen. Serviceflats zijn veel te duur. En ik zit goed op mijn appartementje, als ik iets nodig heb zullen mijn buren mij wel helpen. Ik heb continu zon in mijn appartement en het is daar altijd warm. Ik kan niet meer verhuizen. “Ne ouwe boom verplaats ge niet.” Ik ben is in ’t anker bestolen geweest. Dit was niet de fout van de vreemdelingen maar ik ben zelf verantwoordelijk voor mijn geld. Hortens: Ik heb veel bomen en dichtbij is er de zoo. Het is er heel aangenaam. Ik zit er graag. Ik heb schapen en ezels in de buurt. En ik heb ook een parkje. Ik heb geen computer waardoor ik veel zaken niet meer kan volgen. Zo kan ik niets opzoeken over andere woonvormen. Ik ga naar de harmonie en ik heb het anker verlaten omdat daar te veel vreemdelingen zijn gekomen. Frans: Ik heb veel licht en zon in mijn studio. En kan over heel Brussel zien tot aan het justitiepaleis. Dat is heel aangenaam. Wanneer men ouder wordt zijn de spieren van de benen en voeten stijf. Nu ga ik nog naar het Anker waar ik 40 minuten op stap. Maar ik moet kunnen blijven stappen. Ik heb een restaurant dichtbij dat maar op 50 meter van bij mij is met perfecte bediening dat uitgaat van een home. Er worden 10-12 mensen van Koekelberg toegelaten die ouder dan 80 jaar zijn. Nu kook ik zo weinig mogelijk. Daardoor heb ik veel tijd voor andere dingen. Tv kijk ik niet meer. De ondertiteling gaat veel te snel. Ik kan het niet meer volgen. Ouder worden is vertragen daardoor zit ik niet meer op dezelfde lijn met de jongeren. Zo kan ik het toetsenbord van de computer ook niet meer volgen. Ik heb een veel langzamer ritme. Dat komt voort uit het brein. Daarom ga ik terug schrijven maar de jongeren kan niet meer schrijven doordat die te veel op de computer typen en niet meer genoeg schrijven op papier. Mijn geheugen begint te dalen. Mijn laatste patent was een apparaatje om terug te leren schrijven want mijn geschrift onleesbaar geworden, dit was heel positief voor mijn geheugen. In de jaren 60 waren info home en home-info samen maar nu zijn ze gesplitst. Al die sociale zaken zijn door een individu gesticht, toen was er geen OCMW. Ik heb die geholpen. Ik moest gaan kijken naar de hospitalen om te weten hoeveel bedden enzovoort er waren. Co-housing is 1 van de formules en die heb je in verschillende 99
vormen. Een andere vorm van co-housing is naar de kust gaan met een aantal ouderen en een appartement huren en daar samenwonen met een grote keuken en een grote living. Je deelt de kosten door het aantal ouderen. Dit gebeurt met hetzelfde contract als in gewone co-housing. Ik zou zelf niet meedoen aan andere woonvormen. Je moet kijken van persoon tot persoon. Ik heb dit niet nodig. Als je ouder bent dan 80 jaar kan je niet meer weg gaan , verandering maakt het op deze ouderdom onleefbaar. Al de vreemde gezichten in mijn buurt is voor mij nu ook veel te veel verandering waardoor het onleefbaar wordt. Ik zit nu ook in het anker en dat zit er vol met vreemde en dat zijn zombies. De generaties brengt diefstallen met zich mee. Gina: Ik ben ook tevreden met waar ik woon. Je moet zelf oppassen voor je geld. Je mag dat niet laten rondslingeren. Missen jullie iets in de buurt? Hortense: Ik mis niets, er is genoeg groen. Er zijn ook veel dieren zoals paarden . ondanks de dieren heb ik geen last van vieze geuren. Het zorgt voor een goed uitzicht. Ik heb kakkerlaken gehad. Deze zitten graag in de bomen die voor mijn huis staan, en in de winter vallen de blaadjes en gaan ze warmte zoeken in huizen. Zijn er dingen waardoor je niet meer vaak buiten? Yvonne: Als ik buiten kom moet ik kijken of er niemand achter mij loopt. Ze zijn sneller dan mij, ik ben niet meer snel genoeg. Ik stap pas op de bus als ik langs alle kanten heb gekeken of er niemand is. Ik moet alle dagen stappen. Dat is goed voor mij. Ik moet wel vaak stoppen omdat ik niet meer kan. Ik doe mijn boodschappen en tegen 12uur -13uur maximum ben ik thuis. Daarna ga ik niet meer naar buiten. Ze schaffen hier bij ons alles af omdat we te veel feestdagen hebben , terwijl de vreemde meer feestdagen hebben. Denk maar aan sinterklaas dat wordt ook afgeschaft. De vreemde vieren ondertussen ook nog is onze feestdagen mee. Op Pasen rapen de vreemde altijd paaseieren op en zie je geen tot weinig Belgen. Frans: Ik wil ook veel stappen maar ik heb te veel last van mijn spieren. De buitentrappen aan de building zijn heel gevaarlijk. In de zomer mag je geen venster of deur oplaten want dan komen ze binnen. Dat is het probleem van de zomer. Zo zijn ze al gaan stelen in appartementen. Dat zijn dan vreemdelingen die in mijn appartementsblok zijn komen wonen. 100
De grote volksverhuizing gaat nog komen. Dat zijn volkeren die zich gaan verplaatsen. Je ziet dat het nu al stilletjes aan op gang aan het komen is. De mensen in Laos hadden een betere cultuur als ons. Deze eten opeen mat op de grond. Ze doen varkensbloed in een tas en dat drinken ze dan op. Vanaf ze klein zijn moeten ze leren koken. Degene die werkte gaf ook zijn loon aan de grootvader. En de grootvader besliste over alles zoals wanneer er tv gekeken werd. Ze doen alles zelf omdat ze in hun land ook hun plan moesten trekken. Hortens: Als ik van theater kom en het is donker laat ik een alarmpje afgaan dat rond mijn nek hangt. Ik heb dit gekocht in een winkel waar ze wapens verkochten. Ik heb ook zo een fluitje dat ik soms meeneem. Ik ben tegen een deur met veel sloten op. Dat heeft geen zin volgens mij. Dat koopt ik niet. Als ze binnen willen geraken ze wel binnen. Ik durf geen juwelen meer aandoen. Dat komt door de vreemde. De vreemde werken niet meer gelijk als wij gedaan hebben. Ze hebben veel feestdagen en bidden continu waardoor ze niet meer tot amper werken. Gina: De vorige winter hebben ze willen inbreken. De deur stond op een kier toen ik de ochtend daarna opstond. Zo kon k niet meer in mijn tuin en kon ik de vogels geen eten geven. Ik heb naar de man gebeld die mijn terras heeft aangelegd en deze zei mij dat iemand had ingebroken. Ik had dit nog nooit voor gehad. Ze over de hagen geklommen. Maar ze zijn niet binnen geraakt. Ik heb een tuinstoel voor de deur staan waardoor ze niet binnen zijn geraakt. Ondanks de inbraak heb ik geen schrik buiten. Ik ga in de winter wel ’s avonds niet meer naar buiten. Ik durf ook niet meer met juwelen naar buiten gaan. Je krijgt nu meer een beeld van gevaar door de tv, ze laten alleen het slechte nog zien. Ik heb nooit schrik gehad van of ben niks tegen gekomen met vreemde. Ik heb een vriendin die woont in een buurt woont met veel moslims. Deze doen haar boodschappen en ze had zin in een varkenskotelet maar dit brachten ze niet. Er zijn zoveel kleine dingen waar wij ons aan aanpassen. Voelt u zich soms eenzaam of heeft u daarvoor schrik? Yvonne: Nee, daar heb ik geen last van. Gina : Ik wel. Vooral ’s avonds en als ik op reis ben geweest is het jammer dat niemand u verwelkomd. Ook de winter is voor mij een eenzame periode. Ik moet altijd alleen eten daarom eet ik op dinsdag graag in de harmonie. Dan ben ik eens in gezelschap en dan zit ik voor een keer is niet alleen met mijn plateau naar de televisie te kijken.
101
Frans: Ieder dorp heeft ondertussen wel centra’s die ervoor zorgen dat je niet meer eenzaam bent. Op zekere leeftijd heeft iedereen wel zo van die kwaaltjes. Ik gaat niet maar naar de harmonie omdat ik langs een gevaarlijke buurt moet en die vermijd ik liever. Hortense: Ik zou ook gaan eten in de harmonie moest ik alleen zijn maar mijn man wil niet. Moeten wij nadenken over later? Hortense: Je hebt er die al een stuk land gaan kopen om zich te begraven. Dat ieder is zijne plan trekt , ik trek mij daar niks van aan. Ik heb mijn dochter geholpen met haar appartement en voor de rest doet ze wat ze wil. Jullie moeten daar zeker en vast nog niet over nadenken. Yvonne: Jullie moeten daar niet over nadenken tenzij het gaat over sparen. Dit is belangrijk om later iets te kunnen kopen maar voor de rest moet je daar niet over nadenken. Ik heb geluk gehad dat met mijn zoon alles op voorhand was betaald en nu wordt alles over mij betaald. Frans: De toekomst is niet te voorspellen. Als ik dood ben mogen ze mij verbranden dan zijn ze ineens van mij af. Gina: Het is nog wat vroeg. Op jullie ouderdom moet je daar niet over nadenken. Op uw leeftijd moet je profiteren. Maar je moet wel de waarde van geld kennen. Denk alsjeblieft nog niet over de rest na , je bent daar nog veel te jong voor. Hebben jullie veel contact met de buren? Hortense: Geen contact met mijn buren. Ze zijn lastig vooral de Joodse. Als deze de wind hoort kletsen tegen de deur belt ze de buren. Yvonne: Ik heb helemaal geen last van de buren. Ik heb veel contact met hen. Ze komen vaak vragen of ik iets nodig heb. Ik laat mijn vuilzak aan de deur staan en mijn buren brengt het dan naar beneden.
102
Ze dachten vroeger dat we levend gingen opgegeten gingen worden door de gele soort (de chinezen) , deze gaan de wereld overrompelen. Ze zijn met veel te veel. Frans: Ik heb geen contact met de buren. Er is veel wantrouwen in mijn buurt. Gina: Ik ken niemand. Het zijn allemaal vreemdelingen , de enige blanke zie ik amper omdat deze altijd moet werken. Zijn er nog dingen die wij moeten weten over wonen of is alles gezegd? Hortense: Appartementen zijn veel te duur geworden.
103
7.5
Bijlage 5: Transcriptie debat 3 (Groepje Woningaanpassing) met ouderen met vreemde herkomst Interviewer: Karlien Verslaggever: Charlotte Coördinator/observator: Laure Van rechts naar links (heb de achternamen niet verstaan) Vincenta -> Spanje Jacqueline -> Frankrijk Aghata -> Italië Luciano -> Italië, koppel Regine -> Congo Luciano is 83 jaar, komt uit Italië. Hij is naar België gekomen om in de mijn te komen werken. Hij heeft daar 9jaar gewerkt. Later is hij internationale chauffeur geworden en veel rondgereden. Hij is nu gepensioneerd en werkt in zijn moestuintje. 8 jaar geleden is hij opgenomen in het ziekenhuis omdat hij een bepaalde verlamming aan zijn rechterbeen had. Aghata, geboren in 1935, de vrouw van Luciano, is in de tijd naar Wallonië gekomen, omdat haar broer daar in de mijnen werkte. Zo heeft ze haar man leren kennen. België wou Aghata terugsturen naar Italië, maar toen trouwde ze met haar man. Haar mama woonde bij haar in en dat was niet gemakkelijk. Aghata heeft in de katoensector gewerkt in Brussel, waar alles in het nederlands was. Aghata heeft dus een tijd in Wallonië gewoond en was daar veel gelukkiger dan in Brussel. Vanaf haar 26ste is ze in Brussel komen wonen, waar het heel druk is, waar er op de bussen en metro’s niet veel plaats is, waar ze schrik heeft om aangevallen te worden als ze juwelen aan heeft. Ze heeft dus geen veilig gevoel in Brussel en voelt zich daar niet goed. Ze heeft veel schrik om bestolen te worden. Ze zou graag verhuizen, maar dat gaat niet, want dat is veel te duur. Aghata en haar man wonen in een huisje van de Brusselse huisvestingsmaatschappij, de Foyer. Waar ze veel schrik heeft voor de negers en de Marokkanen uit de buurt. Vincenta, 76 jaar, komt uit Spanje en daar is ze heel fier op. Ze is ’56 getrouwd en naar Frankrijk verhuisd. Ze was daar oppas voor een meisje tot 12 jaar, ook heeft ze daar 2 zonen gekregen. In Frankrijk is ze heel slecht ontvangen en is daarna naar België verhuisd, hopend op een goede ontvangst. Helaas is ze in België ook niet goed ontvangen: ze kreeg geen stemrecht, ze had geen recht om een winkel te openen, … In België heeft ze nog 2 zonen gekregen. Nu is ze gepensioneerd. Haar hobby’s zijn veel kuisen en haar kinderen en kleinkinderen bezoeken. Ook Vincenta houdt er niet van om buiten te zijn als het donker wordt, ze voelt zich nog onveiliger. Vincenta komt elke dag in het dienstencentrum om een bezoekje te brengen. De maatschappelijk werker helpt haar heel goed. Andere bezigheden zijn winkelen, wandelingen maken, koken en naar de mis gaan. Door te wandelen houdt ze zich jong, door de bewegingen.
104
Jacqueline, 82 jaar, getrouwd, 5 kinderen, 8 kleinkinderen en 14 kleinkinderen, geboren in Frankrijk, waar ze ook haar man heeft ontmoet. In ’53 is ze naar België gekomen. Haar zoon heeft vroeger een epilepsieaanval gekregen en woont nog altijd thuis, want hij heeft daar iets aan overgehouden aan zijn oren. Vroeger heeft ze in een boerderij gewerkt. Haar man is in’91 gestorven, omdat hij ziek was. Jacqueline doet nog altijd zelf de boodschappen. Toen haar man hier wou komen werken, moest hij een attest van goed gedrag en zeden gekregen en dit was niet zo simpel als buitenlander. Ook Jacqueline woont in een huis van de Brusselse huisvestingsmaatschappij, de Foyer. Ze had een appartement met 3 slaapkamers voor haar, haar man en haar 5 kinderen. Ze kreeg helemaal geen hulp van het OCMW. Vincenta zegt dat het OCMW ook nooit hulp aan haar hebben gegeven omdat ze buitenlander was. Aghata vindt hetzelfde. Ze voelt zich niet welkom in België, maar voelt zich ook vreemdeling in haar eigen land. Ook Aghata en Luciano wonen in een huis van de Brusselse huisvestingsmaatschappij. Als er iets kapot is, komen ze het niet maken en betalen ze ook niet van de kosten. Vincenta is blij dat ze in Brussel woont omdat er veel faciliteiten zijn. Ze kan gemakkelijk de bus en de metro pakken, kan gemakkelijk naar de winkel gaan. Echter voelt ze zich niet veilig als ze op stap is in Brussel, hierdoor voelt ze zich geïsoleerd. Ze voelt dat er niet veel solidariteit bestaat. Ze wil niet verhuizen, omdat ze denkt dat die onveiligheid in Brussel overal is. Het zou geen effect hebben als ze naar een ander huis verhuist. Aghata zegt ook dat haar lift vaak kapot is, maar dat haar man, met zijn verlamd been, niet goed meer kan gaan en dat het moeilijk is om de trap op te gaan. Hierdoor blijven ze vaak thuis. Ze hebben al een paar keer de ambulance moeten bellen. Zij zouden graag op het gelijkvloers wonen, omdat ze dan een beetje gemakkelijker de deur uit kunnen. Haar man, Luciano, heeft al aangepaste schonen, heeft een rollator, maar daar kan hij niet meer buiten komen, want dat gaat niet op de trap. Aghata vindt dat haar woning niet goed is aangepast omdat ze de aanpassingen allemaal zelf moet betalen. Ze komen haar man wel wassen, zelf hebben ze een douche, waar zij nog onder kan. Ook dit wordt moeilijk, omdat haar benen niet meer al te best zijn. Luciano is ook aan nierstenen geopereerd. Ze hebben thuis een verhoogd toilet, dat is de enig kost die de Foyer voor de helft heeft betaald. Ook hebben ze enkele handvaten laten plaatsen door een werkman. Er is dus mogelijkheid om aanpassingen te doen, enkel moeten ze het zelf betalen en daarvoor is het te duur. Vincenta heeft hoge baden laten plaatsen, maar ook zij heeft dit zelf moeten betalen. De Foyer laat ook bij haar toe om alles aan te passen wanneer ze alles zelf bekostigd. Aghata en Luciano zeggen dat hun appartement niet goed geïsoleerd is. Ze hebben enkele beglazing en voelen echt de kou en de wind wanneer de temperatuur buiten daalt. Ze zijn dit al gaan aangeven bij de Foyer aangezien het hun taak is om dubbele beglazing te zetten. De Foyer belooft altijd dat ze het gaan vervangen, maar er komt niet veel van. De Foyer is er ook nog niet over uit of ze de appartementen willen verbeteren/renoveren of dat ze alle appartementen gaan afbreken en nieuwe zetten. In beide gevallen zal iedereen voor een tijd moeten verhuizen. Dit zien ze echt niet zitten, omdat het zo veel werk is en heel vermoeiend. Dan blijven de ouderen liever in hun ‘slecht’ appartement in plaats van te verhuizen. 105
Jacqueline zou ook liever op de gelijkvloers wonen, omdat het gemakkelijker is om zich te verplaatsen, maar ze woont redelijk goed op dit moment. Ze kan echter niet meer in de badkamer en moet zich altijd wassen aan de lavabo in de keuken. Wanneer ze dit aan de Foyer vertelt, zeggen ze dat ze dit gerust mag aanpassen, als ze dit zelf betaald… Laatst had ze een probleem met een verstopte toilet. Ze is dit gaan aangeven bij de Foyer. Zij gingen dit direct oplossen. Ze hebben dit ook gedaan en ze hebben een nieuwe toilet geplaatst. Echter werkte die ook niet. Later wou Jacqueline niet dat ze nog een 2de nieuwe toilet plaatsten. Regine, vrouw uit Congo, 4 kinderen. Regine was onderwijzeres in Congo. Ze is gestopt met werken, omdat ze dat niet meer kon door haar gezondheid. Regine heeft symptomen die haar blokkeren om haar dagelijkse leven te leiden. Ze kan nog moeilijk praten, stappen, articuleren, …. Mimoen, 54 jaar, Marokkaanse afkomst, woont al 30 jaar in België . Hij is nu op prepensioen, maar heeft altijd gewerkt als maker van brandblusapparaten. Indien u op een dag zorg nodig heeft, van wie zou u dan zorg aanvaarden en op welke manier? Vincenta is absoluut geen voorstander van een rusthuis. Enkel wanneer het echt niet meer kan en niet meer weet wat ze doen, kan ze eventueel naar een home. Als de senior nog goed is, moet ze thuis blijven. Ze vindt dat er genoeg diensten zijn, verplegers, maatschappelijk werkers, thuiszorg, om ervoor te zorgen dat ze zo lang mogelijk thuis te kunnen blijven wonen. Een vriendin van haar zit sinds kort in een rusthuis en zij heeft daar al heel veel spijt van. Vincenta vindt dat haar vriendin gewoon thuis moest blijven wonen en zorg bij haar thuis laten komen. Vincenta zegt dat iedereen eerst moeten nadenken over thuiszorg en daarna over een home. Zelf heeft ze er geen probleem mee dat mensen van een andere origine haar komen verzorgen. Als ze hulp nodig heeft, zal ze zich wel aanpassen. In het begin is er altijd een beetje wantrouwen, maar ze moeten ze eerst beter leren kennen. Voor Luciano komt er al hulp aan huis. Zij zijn de helpers al heel dankbaar dat ze dat willen doen en passen zich dus ook aan. Ze hebben goede ervaring met de thuiszorg en raadt het de andere mensen zeker aan. Als ze nu heel oud wordt en zelf hulp nodig heeft, zou ze dan naar een woonzorgcentrum gaan? Aghata zegt dat ze heel graag naar een rusthuis zou willen gaan, ze staat niet zo open voor thuiszorg. Echter willen haar kinderen niet dat ze daar naartoe gaat. De kinderen hebben schrik dat ze in dat rusthuis gaat sterven. De kinderen en kleinkinderen zouden er alles voor over hebben, vb. boodschappen doen, eten maken en brengen, .. zodat hun ouders (Aghata en Luciano) zo lang mogelijk thuis zouden wonen. De kinderen hebben deze schrik omdat hun grootmoeder (de mama van Aghata) gestorven is in een rusthuis. Vincenta vindt dat een home er is om te sterven. Haar mama is ook naar een rusthuis gegaan. Toen ze daar in het begin naartoe ging, was ze nog redelijk goed, maar hoe langer dat ze daar zat, hoe slechter het met haar ging. Jacqueline staat wel open voor een rusthuis, want ze weet dat haar familie nooit voor haar zou zorgen. 106
Vincenta krijgt ook niet veel bezoek, maar ze gaat overal zelf naartoe. Vincenta wil absoluut niet bij haar kinderen wonen, want ze wil zeker niet afhankelijk zijn. Haar kinderen zullen nooit bij haar thuis komen om haar te helpen. Ze maken zich wel zorgen en bellen wel, maar die komen nooit langs. Ze wil dus zo lang mogelijk thuis blijven wonen en daarvoor zo veel hulp aanvaarden als ze maar kan. Regine zegt dat het bij haar in Afrika de gewoonte is om hun ouders in huis te nemen, daar zijn geen rusthuizen. Regine zelf wilt ook nooit naar een rusthuis, ook wilt ze nooit bij haar kinderen gaan wonen. Zo lang dat ze zich capable vindt om voor haar eigen te zorgen, zal ze thuis blijven wonen. Wanneer dit niet meer het geval is, wil zij sterven. Ze wil niet afhankelijk zijn van haar kinderen. Ze is te fier om zorg te laten komen en afhankelijk te zijn van anderen. Haar kinderen brengen af en toe wel eten, wat ze niet erg vindt, maar ze mogen haar niet verzorgen. Ze wil wel wat externe hulp aanvaarden, maar niet te veel en niet van jonge mensen. Haar waardigheid is heel belangrijk voor haar. Mentaal is ze nog altijd heel goed en wil nog een normaal leven leiden. Ze kent alle hulp en hulpmiddelen en zorginstanties als er echt een probleem is, maar ze denkt niet ze dat ze er ooit beroep op zal doen. Het is een sterke en moedige vrouw, die nooit in een rolstoel zal zitten, ook al is dat nodig, dan sterft ze nog liever. In haar cultuur is externe hulp aan niet acceptabel. Ze wacht tot ze aan de limiet zit. Regine is heel gelovig en bid heel veel. God heeft haar het leven gegeven en als Hij bepaalt dat ze die ziekte heeft gekregen, zal ze dit aanvaarden en er mee leren leven. Momenteel heeft ze nog veel energie en probeert ze zo veel mogelijk te bewegen. Ze heeft veel hulp van de buurten en haar sociale contacten.
107
7.6
Bijlage 6: Transcriptie debat 3 (Groepje Woonomgeving) met “gewone” ouderen Interviewer: Kimberly Verslaggever: Jana Coördinator/observator: Annemie Kimberly: Anders zullen we er nu aan beginnen, we zullen ons eerst zelf eens voorstellen. Ik ben Kimberly ik zal de vragen stellen vandaag. Dit is Annemie Annemie: ik ga kijken of alle vragen gesteld worden en zal er soms eens tussenkomen Jana: ik ben Jana en ik zal noteren en zien dat we alles hebben dat we willen. Rosa: En hoe is uwe naam? Jana ,…. Mariette: Ah ja die kennen we he; van thuis. Kimberly: Wat is de bedoeling wat we vandaag komen doen; we gaan zo een beetje praten met jullie, een beetje vragen stellen. Het is de bedoeling dat wij een antwoord krijgen op de vraag hoe wij nu al kunnen nadenken en ervoor zorgen dat wij onze omgeving al kunnen inrichten naar onze oude dag toe en wij ons leven kunnen leiden zoals wij dat zelf willen. Misschien eens beginnen met een rondje te doen om je voor te stellen. Hoe oud jullie zijn, waar jullie wonen,… Christiane: Ja mijn naam staat er al op he. 70 jaar, appartement, geen eigenaar. Alleenstaande Rosa: ik heb het niet goed gehoord; je moet luider spreken. Ik heb gisteren nog een picuur (inspuiting) gehad in mijn oor. Ik zit met een hele kopontsteking en daarmee. En nu ben ik zoals ge kleine kinderen vroeger. 82 jaar, in een huis met een appartement. Wij wonen in een appartement en boven is er ook nog één he. Een huis met een appartement ik verhuur het bovenste want ik ben eigenaar. Alles is apart behalve de trap. Getrouwd Ik heb tot nu toe nog geluk dat ik Joske nog heb. Het komt van 2 kanten he. Kimberly: en u woont in Brussel? José: Iedereen woont in Nederoverheembeek. Eh Simonne! Simonne: Al heel mijn leven, allez das ni waar. José: als ik 20 jaar jonger was was ik wel weg. Simonne: ah ik ook. Rosa: tis overal iets.
108
José: allez Rosa hier is het toch een beetje neig met het bouwen he. Er mag geen stukske groen ni meer blijven. Simonne: Nu’s het stad he, stadsleven hier; daar kent niemand, niemand ni meer. Tegenover vroeger; Jan, Piet, zus, chacline. Iedereen kende mekaar. Dat is oud worden he. José: ja tis aan mij: Ik ben mevrouw puttemans goos José en ik woon op de op de Sint Nikolaasplein 8 in Neder over heembeek en ik ben heel actief in de parochie. En zeer actief in de gemeenschap; ik zit in alles en nogwat. Rosa: als er iets te doen is.. José: dan ben ik erbij Rosa: en ge ziet ze niet: José: dan ben ik ziek. Rosa: dan zijde ni aant juste adres. José: nog iets? Christiane: Hoe oud da ge zijt José: Da zeg ik ni graag zenne; juist 73 geworden. Iemand: das nog jungk José: jungk? Rosa: ja, zeker! Mariette: en er komt elk jaar eneke bij. José: chance dat maar eneke is. Simonne: gij moogt toch ni zagen; 73! José: ik zou het liever hebben dat omgekeerd was. Christiane: iedereen ze José. Simonne: en weten wat ge nu weet. José: Ja, en weten wa ge nu allemaal al weet. Annemie: en getrouwd? José: getrouwd en 1 dochter en 1 kleindochter en ene schoonzoon. En dat is de moeder van mijne schoonzoon (Christiane). Kimberly: en woont u in een appartement of ene huisje? José: in een huis. Kimberly: en dat is van uzelf? 109
José: dat is van onszelf ja, heel hard in gewerkt. Veel zelf gedaan… Kimberly: dan is het aan u. Rachel: Ik ben Rachel 66 jaar en ben sinds 1 januari met pensioen. Ik doe veel vrijwilligerswerk. Ik woon samen met mijn zoon. Wij wonen samen in een appartement waar we eigenaar van zijn. Kimberly: en alleenstaand? Rachel: ik ben alleenstaand ja, sinds 33 jaar. Iemand: 33 jaar al? … Ja en ze doe veel voor haar Tommeke ze. Eh Tom? Tom: ja ja, ik ben Tom 40 jaar ik woon ook in nederoverheembeek samen met mijn moeder in een appartement. En ik doe orthopedist in Leuven en ik zit ook in de politiek voor de N- VA voor stad Brussel en ik zit op mindervaliden. Rachel: Hij komt op voor mindervaliden he. Tom: Ja ik kom op voor mobiliteit en vrije tijd voor iedereen. Ouderen, jongeren, kinderen, mensen in ne rolstoel, mensen met kinderkoetsen. Allez ja voor iedereen. Kimberly: dat is goed he dat is ons thema. Annemie: ja handig dat er dan iemand bijzit dat er een wat kennis over heeft. Mariette: ik ben Mariette, ben 75jaar. Ik woon in een appartement met 9 andere eigenaars. Allemaal eigenaars in sint niklaasstraat. Ik ben alleenstaand, mijne man is overleden; al jaren. Ik heb 2 dochters, dat wel ja; al een geluk. José: dat is ook zo he, als ge da hebt. En da werkt allemaal he. Mariette: ja maar ik zie ze…. José: ma da woont ver he, wie van jonge mensen blijft er ook hier wonen? Simonne: ik ben Smet Simonne. Ik woon in de frans vekemansstraat 26 in een huis, vroeger een zaak 35jaar zaak gehouden. Dan moeten uitscheien wegens ziekte en dan is mijne man ziek gevallen en die is over 2 jaar overleden. Ik heb een zoon en een dochter; maar ze wonen ook niet hier. Dus… tis met de lijn te doen he. José: en hoe jungk zijde gij? Simonne: 75jaar. José: das ook jungk he. Tom: ik ben de jongste. José: en Rosa de oudste, da zoude ni zeggen he. Rosa : ja ma ik heb ze toch he… José: ja en ge zou het ni zeggen da gij al zo oud zijt.
110
Rosa: ja last heb ik totaal ni, ja nu wel een beetje. Ik heb voor niks help he. Ik doe mijn huishouden nog alleen ik help soms bij mijne man in den tuin. Dit stadshofkes die zijn ni groot he. Mariette: da dialect he, ik versta uw dialect moeilijk. José: nochtans wij komen uit dezelfste ... Christiane:Ja, maar er is toch een verschil he. José: ja der is wel een beetje verschil, da komt ook omdat ik 27 jaar opvang heb gedaan int school. Dan probeerde ik mooi nederlands te spreken. Rosa: ja maar ik woon al 55 jaar in Nederover heembeek. Dat is al langer dan dat ik ginder eigenlijk gewoond heb. Waar ik geboren ben he. José: wij komen uit de mooie kempen. Rosa en ik komen uit de mooie kempen. Rosa: ja en daar ist ook niet zelfde nimeer. José: ja maar daar ist het toch nog anders. Rosa: da verandert ook he. José: nog een beetje groen, en als ge daar buitenkomt dan roept alleman nog op u. En hier… Mariette: Besta da nog? José: ja ja Mariette, bij mijn zuster, laakdal he. Simonne: ja ma een paar jaar was da daar toch ook ni zo? Da ga bij ulle in de streek ook weg gaan ze. José: ma nu is da daar nog heel sociaal ze. Als ik bijvoorbeeld bij hen naar een activiteit ga he. Ah José we zijn blij da we u nog eens zien. Da zeggen ze hier ni he Simonne! Christiane: tis hier ook verfranst he. Simonne: Ik zeg toch ook ah das tof, das lang geleden. Christiane: allé ze gaat de volgende vraag stellen. Simonne: ah ja nu moet zij vragen stellen. Ja want anders zouden wij hier ons leven nog openleggen maarja daarmee zijn zelle niveel. José: maja mijne echte privicay gaan ze ni weten ze. Simonne: daarmee zijn ze ni rijker he. Ah nee want dan zijn helle papieren ni vol. Kimberly: het was om te vragen of jullie tevreden zijn waar jullie nu wonen? José: NEE! …. Allez ja, is da hier nog plezant wonen als ge ’s avonds na 8 uren niet meer buiten komen?
111
Mariette: ik slaap geen ene nacht door he. Ze kloppen en doen, de hele nacht door he. Wij zijn de enige Belgen da daar nog wonen he. Allez sorry voor da maske na, ze zijn ook welkom, maar ze moeten hen wa gedragen he. Christiane: ma ze is Belg he! José: mijn overgebuur da is ook ne Marokkaan he, ik heb daar een heel goe contact mee. Da zijn brave mensen: die werken alletwee die hebben 3 kinnekes. Maar eigenlijk het gevaar hier in Brussel; er is geen man die na 8uur nog op straat durft komen. En dat vinden wij wel heel erg. Vroeger he allez Rosa en Christiane ook, als ik mijn bed ging opmaken mijn keukendeur bleef openstaan. Maar da durffe kik nu nimeer he. Ik ga mijn bed dekken, maar mijn keukendeur is vast he. Is da ni erg? Kimberly: en wat is er dan veranderd denkt u? Rachel: de onveligheid. José: ja de onveiligheid. De veiligheid is ver te zoeken. Iemand: is er hier ergens ingebroken? José: ja bij christiane bodain. en bij allez die lange van bij u in de blok: Annette Rachel: maar wij zitten hier nog goed ze. Ik ken andere mensen int centrum, hier is het nog landelijk. Rosa: over een week of 2, het alarm ging. Ik steek mijne kop uit naar buiten. En op het eerste verdiep, 3 meter ofzo. Zie ik uit de venster 2 benen steken met addidassen. En diene springt naar beneden. En die had niks he, en den 2de die volgde rap ze. Ja en mijne man zat in den hof, dus ik ga na hem toe om te vragen of we de politie ni moesten bellen. Ma de politie was er al, de politie was er rap. Want er straat verder hadden ze al binnen geweest, ma die mensen waren thuis en die hadden de politie al gebeld. Maar die van bij ons zijn ook in fout, want die hun deur was ni vast. En niemand wist me zekerheid dat de deur dicht was. En alle 2 springen ze en ene heeft zelfs gene grond gehaald me zijn handen he. En die man vraagt dan ma hebben ze binnen gezeten? En ik zei ja ze hingen uit het raam dus ze zullen wel binnen gezeten hebben. Ma het alarm is direct gegaan dus die mannen hebben ni kunnen den wa ze wilden he. Allez nog een geluk voor die mensen ook. Simonne: maar het blijft in uw lijf zitten he, ik had vroeger gene schrik he. Vroeger had ik vaak dat ik mijn deur vergat dicht te doen. maar vanals ik da voor hem gehad, doe ik mijn deur toe. Rachel: ik vind dat wij nog veilig zitten en ik heb altijd in centrum van Brussel gewerkt. En ik heb daar collega’s van sint joost, anderlecht, molenbeek en daar ist nog wa anders ze. Hier bij ons is het nog landelijk. Simonne: en als ge dan op den bus zit, als ge op ne bus gaat en hij zit vol. De enigste personen die rechtstaan en hunne stoel willen afgeven da zijn de vreemdelingen. Iedereen: ja das waar.
112
Simonne: maar in de Belgen is da ook he, ge hebt belgen die gedienstig zijn… José: maar vroeger werd da geleerd door de scholen he. Simonne: da moet er meer komen, beleefdheid. Rachel: Tom woont hier graag José: Ja Tom? Rachel: Ja, hij wel. Alles is vlakbij. José: ja jullie zijn echte heembekenaren he? Maar wij zijn inwijkelingen he. Allez inwijkelingen, we wonen hier wel al lang. Rachel: ja, alles vlakbij. Dicht tegen het centrum. Hij rijdt met de wagen ik rijd met de wagen. Tom: spijtig minder en minder Vlamingen he Rachel: ja. Tom: meer en meer Franstaligen Mariette: en vreemdelingen he. Kimberly: en genoeg groen, winkels? Rachel: mmm, die zijn aant verminderen ze. José: ja de Frans vekemansstraat zijn ni veel winkels. Want da is eigenlijk de winkelsstraat he. Rosa: ma da is het toch ni meer he José: awel als er iets leegkomt wa komt er dan in? Ne Marokkaan he. Rosa: ja, die mogen ook commerce doen. José: mensen die werken die mogen van mij hier zijn. Rachel: wij gaan naar den Delhaize. Hij parkeert op dak, hop de lift, karreke,… Tom: overdag werk ik in Leuven; 17uur. Ik kom thuis 18-19uur, alles is hier toe he. Vanaf 17-18uur is hier niets niemeer he. Rachel: dan gaan de nachtwinkels open en de pitabars. En dan komt er ander volk buiten, dan ziede ander mensen. José: dan ziede ander mensen ja. Rachel: ons mensen die zijn dan allezja. José: die durven niet meer buitenkomen Rachel dat is simpel. Ik zit hier heel hard in het verenigingsleven, ik ga tevoet naar een vergadering om 20uur, maar als die om 23uur gedaan is dan weten ze dat iemand mij moet naar huis doen. Want ik ga niet alleen ni meer naar huis. 113
Rachel: das te laat, das te laat. José: ma allez kheb chauffeurs genoeg ze Rachel: en ja zij doen alles te voet, wij hebben ne wagen. Das nog een verschil. Mariette: gij hebt gene wagen? José: nee begonnen, had ik dat maar doorgezet. Ik ben begonnen met da groen autoke he. Maar ja gestopt. Jana: iedereen heeft een auto? José: Iedereen. Simonne: nee, gereden. Met naar Brussel te komen. Rachel: maar dat is wel een vrijheid. Mijne zoon heeft daardoor ook werk gevonden in Leuven he. Simonne: en het is praktisch, da moede zien. De vrijheid da ga nog; ik pak den bus en ik ga waar ik wil, maar de praktische zijde van ne auto. Boodschappen doen alles inzetten, al da zwaar. Rachel: ja, ik was vroeger int oudercomité van zijn school in BUSO in Brussel. Wij hebben da verkregen om daar theoretische lessen te laten doorgaan. Ze hebben dan theoretisch examen gedaan, niemand was erdoor. Dan hebben ze nog 2 maanden gekregen om alles van buiten te leren, woordje voor woordje. Dan konden ze toch naar de rijschool of de ouders konden toch hun kinderen praktische lessen geven. Hij heeft het gedaan met de rijschool met CARA. Hij had ne ook ne fysische handicap dus hij moest meer testen doen, motorische testen enzo. En dat is een goed ding. Mariette: ik heb nachten dat 1,2 keer mijne videofoon gaat he dat licht brand he en er niemand staat. De eerste deur is voor iedereen he, ma daarna he. José: en ze hadden gebeld bij u? Mariette: ah ja, want anders is het ni verlicht he. En 3 keren in mijn bus, mijn brieven en ne folder van de makro uitgepakt en ne keer hebben ze onze hof uitgedaan. En ik ga bij die mensen om te vragen hebde gij jouw geld al gehad? Want die doen da in zwart en ik had geen papier gehad. Want er zei nog iemand gij moe misschien niet betalen. En ja zei ze, ik heb in de 9 bussen een papier gaan steken. Ik heb een vermoeden, maar ik kan het ni bewijzen. José: allez ik ben al verschillende keren bij u dingen komen insteken. Als ge da in de bus steekt kunde da toch ni pakken? Mariette: in al die bussen kunde met hand. Ma mijne schoonzoon heeft het gearrangeerd. Zo ne regel van vroeger op school heft hij gezaagd en nu kunde er moeilijk in. José: allez ik heb da nog nooit geprobeerd, ma die gleuf is toch ni breed? Mariette: groot! Ik heb bij sint vic gebeld. Normaal moogde da ni doen, die bussen moeten allemaal zelfde zijn. Maar als gij da al voor hebt gehad; moogde da wel doen. maar ja tzijn allemaal kosten voor u eigen he. 114
Simonne: ma uw veiligheid he José: veiligheid toch ook Simonne: maar enfin daarmee weten die maskes na nog ni waarvoor ze hier eigenlijk zijn. Kimberly: of jullie al eens nagedacht hebben om te verhuizen? José: als ik 20 jaar jonger was, was ik hier weg. Maar ik heb nu mijn eigen huis, nu ga ik hier ni weg. Ja en mijn dochter heeft hier ook altijd gewoond, maar nu is die naar machelen verhuisd, zodus. Nee ver is het niet, maar als ik da te voet zou moeten doen. Rachel: wij zouden ook misschien verhuizen naar zijn werk. Want hij zit vaak een uur a 2 uur in de file. Soms hebben we al gedacht om daar te gaan wonen dan kunde slapen tot 7uur. Nu staan wij op om 5u30, hij moet weg zijn he, voor op tijd weg te zijn voor de file. Maar ik zie da zo ni ze, tis voor hem. Simonne: als ge moet verhuizen moede terug opnieuw beginnen he, nieuwe vrienden maken… Rachel: ja we hebben da vroeger met de vader gedaan, we zijn in 7 jaar in Londerzeel gaan wonen. Ik ben dat daar nooit gewoon geworden. Je komt van Brussel naar daar en ge wordt niet goe aanvaard. Ik mij in vanalles gezet, KAV, KLV,… voor contacten, ma... Ik spreek van 40 jaar geleden he. Annemie: en waarom zijn jullie eigenlijk hier komen wonen, voor de ligging? José: omdat we onze man moesten volgen he. Rachel: voor mijn ouders hun werk, mijn vader en moeder zijn hier in de jaren 50 komen werken he. José: he Rosa? En ja ik ook, Karel was ne Brusselaar. Simonne: Ne Brusselaar of ne Heembekenaar? José: Karel is ne echte Heembekenaar. Diene is hier geboren mijne man. Simonne: ik ook, ik zen ook ne echte Heembekenaar. Tom: ik in schaarbeek. Simonne: ja ik ook in schaarbeek, allez Elsene. Rachel: ik ook in Elsene. Hier is geen ziekenhuis, mensen moeten allemaal buiten gaan bevallen. Vilvoorde, Elsene,… in mijn tijd was da schaarbeek. Simonne: Ik heb altijd hier gewoond, allez tot mijn 9 jaar en dan terug vanaf mijn 16jaar. Toen was mijn papa overleden en ben ik bij mijn grootouders gaan wonen. Die woonden dus Leuven en Tienen, in Baltersem heb ik dus mijn jeugd doorgebracht. Simonne: en nu zijn we allemaal hier beland. Ikke toch, ik ben door Paula hier in dienstencentrum beland. Ik wou niet naar de bond voor gepensioneerde, in de 115
vrouwengilde heb ik lang in gezeten daar ben ik uit gegaan wegens mijn gehoor. De mensen beginnen met iets te lachen en gij zit daar. Ge ziet dat dat een gemaakte lach is, dan heb ik gezegd da doe ik allemaal ni meer. Maar dan heb ik een vriendin die is 85 jaar en die kwam hier, ‘ das tof ze ge moet ne keer meegaan’ ik zei ‘ och Paula ik doen da ni’ en op ne dag ‘zoude mij ne keer ni helpen voor tot daar te gaan’ ik zeg ‘ ja Paula ik wil u helpen, maar ik ga ni mee he, ik zal u komen halen.’ En ze zei ‘ja ma tis turnen’ en ik zei ‘ja ik zal blijve letten he’ maar ik ben blijven turnen en ik turn nu nog. Maar overal bij teruggaan, nee da doen ik ni. En daarbij met al da lawaai, moest het teveel zijn. José: ma de zeggen ze allemaal he Simonne als ge ergens komt waar veel lawaai is en ge hebt een hoorapparaat aan da da stoort he. Simonne: als het den bond van de gepensioneerden is he. En Paula zegt da gij kunt daar niks komen doen. en dan overt laatst begon ze dat ze de deur moest toedoen. José: ja diene akoestiek hier is ni goe he. Simonne: ja en in de kerk. José: maja Simonne, ik zit nu vanvoor in de kerk he. Maar da zijn die micro’s he, er is maar ene micro die goe ga in de kerk en da is diene da opt altaar staat he. Die 2 andere die trekke op niks. We hebben da al 100 keren tegen Yves gezegd he. Mariette: ah ja me die begrafenis van Willy. Simonne: ja, da maske da afgelezen heeft. José: der ga gene ene goe van die 2. Mariette: Als ge heel luid spreekt? José: neje der scheelt iets aan. Er is maar ene da goe gaat. En de pastoor gaat int midden van de kerk staan en die pakt de micro eraf. Maar als ge aan de leesstoel staat, dan hoorde da ni. Als ge bij de zangers zit. Simonne: en ik zat, ja ik was een van de laatste, wij hadden geen stoel meer. Ik had gezien dat daar geen boxen hingen dus ik zei een klein beetje meer naar daar. Dan kan ik het horen. José: da zijn die bakken da tegen de muur hangen? Die geven ook niks he. Simonne: Er kwam klank uit, maar ja ge moet da onderscheiden he. José: ja dat is geen goede installatie. Annemie: hebben jullie al nagedacht over andere soorten van wonen? Mariette: ik heb een schoonzuster die heeft een serviceflat. Die was ook alleen he, mijn broer is ook gestorven. Ik eet voor 3-4 euro, en die blijven daar ook tot 17-18 uren. José: dat is dan een rusthuis? Mariette: Ja, maar dat is dan een flat he. 116
José: zolang ik nog ne voet kan gaan, ga ik ni uit mijn huis. Mariette: pertang hij hebt een 2de huis he. José: ja ma dan moet ik trappen doen he, daar is gene lift he Mariette: ik doen ook trappen he, heb ook gene lift he. Simonne: maar dat is goed voor de knieën he, voor de benen. José: ja maar ik heb al een nieuw knie moeten laten steken he. Simonne: jamaja, mijn 2 zijn ook foetsi. Rachel: wij hebben een appartement alles gelijk. Om zolang mogelijk daar te kunnen blijven, hij heeft ne lift. En alst ni meer gaat dan zien we nog verder. José: als wij ni meer kunnen, dan gaan wij allemaal rusthuis in he, He Rosa? Rosa: ja we stellen we zo lang mogelijk uit he. José: tis da wa ik zeg, zolang ik nog kan gaan. Rosa: ja ja José: en bij uw kinderen moete ook ni zijn he, die moeten allemaal gaan werken. Rosa: ik vraag da nooit aan mijn kinderen. Ik heb mijn schoonmoeder ook heel lang bij mij gehad. Die was 70 jaar, en da heeft 20 jaar geduurd. Die is nu 20 jaar dood. Da heb ik altijd gezegd en gedacht, da moeten ons kinderen niet voor ons doen. En onze kleinkinderen zeggen dan, wij komen bij u he. José: die kunnen da ook niet he, wij zijn gedoemd om naar het rusthuis te gaan als we niet meer kunnen. Rosa: kweet niet, ge zijt toch geholpen eigenlijk he. José: die rusthuizen zijn ook niet meer zelfde meer, ik zit nu in de raad van beheer van d’overbron vant rusthuis. Die kunde niemeer vergelijken met vroeger he. Allez bij ons nog ni, die van ons is nog heel sociaal. Wij hebben op een huidig moment… Simonne: ik ben daar nooit niet binnengeweest, maar … José: ma wa doen ze ook allemaal voor ons mensen. Allez gelijk van de week ist de week voor de derde leeftijd. Alle dagen is er nu bij ons iets te doen he. Maandag was da optreden, gisteren was ne schminkdag, vandaag is het gezelschapspelen. Morgen ist.. allez wat ist morgen weer? Simonne: donderdag. José: ja ja, ma.. Christiane: tis morgen gezelschapspelen, want Evelien moet komen helpen. José: ah dan ist morgen de gezellige namiddag en vrijdag is het mosselfestijn voor ons mensen. Allez gans de week, ge kunt die rusthuizen nimeer vergelijk. Ik moet wel 117
zeggen ons rusthuis is wel kleinschalig he, wij hebben op de huidige moment 44 bedden, maar we gaan wel uitbreiden tot 54. Maar gelijk als Pagode als ge daar 150 bedden hebt. Bij ons worden alle mensen genoemd bij naam he. Maar als ge 150 bedden hebt dan zijde ne numero he. Dan ist 204 of 210, maar dan worden nimeer genoemd bij naam he. Ge kunt ze niet meer vergelijken met vroeger. Wij doen ook uitstappen met ons mensen. Rosa: hoeveel zijn er hier in Nederoverheembeek he? 4? delhaize daar?
Allez José daar voorbij den
José: Awel pagode. Nu zijn er maar 25 mensen opgenomen, want ik zen der geweest. Maar dat is een gebouw waar 150 bedden gaan komen. Maar dan zijde ne numero he, dan zijde geen persoon ni meer he. Rosa: daar was gisteren veel beweging. José: ja da kan, die zullen waarschijnlijk ook meedoen met de week van den 3de leeftijd. Iemand: das daar wel Nederlandstalig he. José: is u da ni opgevallen? Er zijn er dat geen nederlands spreken ze. Mariette: maar de patron is Nederlandstalig he? José: De directrice is Nederlandstalig he. Simonne: is daar ne druk opgelegd, dat ze Franstalige moeten opnemen? José : ze geven hun nederlandstalig uit he,… Wacht maar binnen 2 jaar. De wilderozen ook he, hoorde gij daar nog Nederlands spreken? Simonne: Nee José: ah da moest ook tweetalig zijn he. Simonne: ja ik vind da ja. Christiane: maar tis Brussel he José. Simonne: nog een geluk hier ist Vlaamstalig, daarmee dat ik hier graag kom. Da verleert ge ook he u taal als ge altijd Frans moet praten, nu ben ik mijn Frans aant verleren. In de winkel das allemaal Frans, ik praatte van tijd geen Vlaams op ne dag, enkel in mijn gezin. Rachel: da had ik opt werk. Er werkte ene franstalige en wij moesten allemaal frans spreken. Die 20 Vlamingen moesten allemaal Frans spreken. Hij dacht anders dat wij achter zijne rug aant praten waren. Tom: dat is schandalig he. Rachel: ja da is schandalig,… José: hoeveel Nederlandstaligen zouden hier nog in Brussel zijn? Zou da 10% zijn? Ik twijfel eraan. Rachel: ik weet het toch ni. 118
Kimberly: geraken jullie overal waar jullie willen naar toe gaan? Voorbeeld is het openbaar vervoer toegankelijk. José: Nee, we zijn al jaren aan het ijveren de 47 door te krijgen naar Brussel tot ’s avonds 18uur. Daar zijn we al jaren voor aant ijveren, maar ik peis ni dat we het er gaan doorkrijgen. Rachel: nee. Simonne: zolang deine naar Vilvoorde rijdt ist goed. José: Vilvoorde hebde heel veel bussen he, naart station, dat is geen probleem. Rachel: er was ook een probleem voort ziekenhuis in Vilvoorde, want wij gaan veel naar Vilvoorde naart ziekenhuis en voor ziekenmensen te bezoeken. En da hebben we toch gekregen, want vroeger reed die tot aan de brug. José: da hebben we verkregen, nu zijn we nog bezig met de 47. Je kan dat er misschien erbij opzetten he, dat de senioren vragen de 47 van Brussel te doen rijden tot ’s avonds 18uur voor de mindervaliden. Rachel: We hebben hier geen postkantoor, geen mutaliteiten nimeer. Wij moeten allemaal naar centrum, de mensen geraken daar ni meer he. Rosa: zo erg is dat toch niet José: gij en Jos rijden nog me den auto, maar gelijk Paula enzo die geraken daar ni meer he. Rosa: ja hier is da wel gemakkelijk he. Rachel: Ja we moeten onze aangetekende brieven enzo gaan halen in de mutsaert. Tom: in den delhaize is er nog ne post. Simonne: daar ist ook ver verminderd he in de mutsaert he. José: ja in de mutsaert is ne post he. Simonne: ja maar daar moede nogal file doen he. José: dat is toch ergens normaal. Mariette: maar in de delhaize kunde nog veel doen. ik had ne keer ne grote boek dat ik moest terugsturen en ja zegt ze zet da er maar in. José: ja maar nu hebben we niks ni meer. Rachel: we hebben niets ni meer. Simonne: maar ze weten ons nog wonen om te betalen. Rachel: en politiekantoor zou ook dichtgaan. In haren is er al gene ni meer he. Kimberly: zijn de voetpaden en de straten goed onderhouden, of dat er daar veel problemen ondervonden worden? 119
Rachel: Ja José: die mogen beter. Kimberly: wat mag er dan beter? José: de stoepen moeten, er zijn straten dat er al gelegd zijn, maar ze zijn gestopt. Rosa: das om te verongelukken he. Rachel: Tom heeft moeite om hier te stappen. José: de stenen liggen los he. Christiane: dat water er vanonder komt he Rosa: ik denk dat dat op veel plaatsen is ze. José: er zijn straten waar ze begonnen zijn ze, ma ze zijn gestopt. Mariette: ah ja? José: de hijsekruiselaan, maar marjolein niet he. De sint niklaasstraat ligt nog tamelijk goed. De filip vanderelst is heel slecht he. Tom: Brussel centrum ook he. Rosa: da kunnen we goed he José: ja ma tis waar he. Rachel: Hij kan niet alleen lopen. Simonne: mensen met een karreke of me ne rolstoel. Gelijk daar aan die fruitwinkel, me ne rolstoel? Rachel: Tom kan alleen ni buiten, zelfs ni met zijn looprekske. Kimberly: is het proper genoeg? Iedereen: oooh! José: zet het er maar op dat ze 300 euro mogen vragen voor de hondenpoep. Simonne: je ziet nu meer hondenpoepen dan vroeger dat ze er niet op zeiden. José: ja de propriëteit hier in Brussel is ver te zoeken ze. Zet dat er maar in grote letters op. Jana: enkel de hondenpoepen? Rachel: en sluikstorten ook he. José: en sluikstorten, ja ja. Rachel: Heel veel sluikstorten.
120
José: nochtans 2x per week komt hier de vuilkar he. Simonne: en toch ziede nog veel mensen me hun zakske naar de vuilbakken gaan he. José: ja en veel mensen weten ook niet dat het ophalen van de groene zakken ’s maandags is. Vroeger was da zondags, en veel mensen zetten da zondags buiten en blijft da daar een heel week staan. Mariette: ze hebben toch een p
apier gehad?
José: ja Mariette, leest gij alle papieren die in uw bus komen? Rachel: veel mensen da ook geen Frans of Nederlands kunnen lezen. Simonne: Met die blauwe zakken en met dat papier ist juist hetzelfde. Jana: zijn de zakken niet duur? Rosa: ja ja, en ze zijn ook groot he. José: er zijn 4 soorten. Simonne: die van papier die zijn nog goed. José: wat smijt gelle nu allemaal in die blauwe zak? Een botervlotje mag daar ni in. Christiane: nee da mag er ni in. Simonne: als mijn dochter komt en ze ziet dien blauwe, en die zegt ma da mag je er ni in steken en da niet. Ik word daar lastig op. Mariette: ge moet dat in uw witte zak doen, dan ziet niemand dat niet. Christiane: maar ze controleren dat, mannen van stad komen die zakken opendoen. Kimberly: Wat maakt dat jullie jullie ergens thuisvoelen? Rachel: ja bij mij thuis ja José: Als ik onder de mensen ben dan voel ik mij goed. Simonne: dan voelen we niks en als we thuis zijn dan voelen we ons eenzaam. Dan doet pijn langst hier, langst daar. Rosa: Dan hebde tijd om te denken he. Simonne: ja dan hebde tijd om te denken he. Rachel: Seniorencentrum en dienstencentrum heeft heel veel gedaan. Er zijn al 100 mensen ingeschreven. José: Conny is daar ook een heel goei voor he Rachel, ge bereikt mensen die ge anders nooit ni ziet. Kimberly: hoe zijn jullie hier eigenlijk terechtgekomen? Rachel: door’t militair hospitaal he. 121
José: ja het militair hospitaal, der was een vergadering van pagode, de wilderozen, de overbron. Daar is dat dan gestart met Conny. Wanneer was die opening? Rachel: in oktober? Simonne: september. José: ja en toen hebben ze de gevierd en waren er 100 mensen ingeschreven. En dat gaat uit van Hasselt he, en die konden niet begrijpen dat dat op zo’n korte moment zoveel mensen had. Rachel: dat is een contactcentrum van de stad. José: tot 17uur werkt Conny. Mariette: komt er volk na 17 uur? José: de mensen kunnen op café blijven zitten, maar eigenlijk komt meeste volk om 20uur, den biljart he. Rachel: wij zijn maandag blijven zitten tot 18uur. Mariette: is er dan veel volk? José: van 17 tot 20 is er eigenlijk niet veel volk. Ik vind da spijtig voor Walter, want dat is ene moest die daar ne hele dag in kunnen werken dan zou diene commerce doen ze. Maar ge zit hier met school hier he, ge moogt hier niet op he. Rachel: de franstaligen zitten hier op de koer he, die hebben studie tot 18uur. Dus de poort blijft dicht tot 18uur. José: maar we zijn bezig voor een nieuw gemeenschapscentrum he. Daar aan het peter benoit plein. Conny gaat daar ook zitten en er gaat een bibliotheek zijn en gemeenschapscentrum komt ook daar. Tom: een nieuw gebouw he Rachel: en ook een woonst voor zwaar behoevende, een paar flatjes. Simonne: mutseart en heembeek José: eventueel ook Okra en er gaat waarschijnlijk ook een nieuwe zaal komen. Er zijn 3 architecten mee bezig, en wij hebben onze mening mogen zeggen. José: das met de subsidies van het vgc he * Veel geroesemoes.* Kimberly: als je zorg zou nodig hebben hoe zou je dat dan regelen? José: als je zorg thuis nodig hebt wilde zeggen? Rachel: mutaliteit. José: nu zijn er al heel veel mogelijkheden he. Mutaliteit, dienstenchequen, wit geel kruis,… ja ja. 122
Rosa: klusjesmannen José: de klusjesmannen kunde vragen als ge iets nodig hebt. Rachel: sociaal vervoer is er ook José: en sociaal vervoer kunde aanvragen. Rachel: ja Conny organiseert ook veel infomiddagen. Wit geel kruis, dementie, diabetes, warme maaltijden, veiligheid, vervoer,… Simonne: ja we zijn nog niet verplicht als we morgen iets voorhebben we naar ne home moeten he. José: gelijk als vandaag is er hier ne persoon waarbij je kan praten over dementie. Er zijn mensen die personen met dementie thuis hebben en niet goed weten hoe ze er mee moeten omgaan he. Die kunnen dan langskomen. Kimberly: onze vorige ondervraagden wisten er niet zoveel van. José: nochtans op veel plaatsen is dat al he zo’n dienstencentrum. Rachel: ja zo’n 18/19 in Brussel. José: Ja zo’n 18/19, maar Conny hangt af van Hasselt he. Rachel: ene keer per week is er een warme maaltijd he. José: ja als er mensen bijkomen wil Conny zien voor ne dag meer. Tom: naar de toekomst toe, wil ze elke dag. 6 euro per dag voor soep en desserten. José: 6euro en half Mariette: iedere dag? Rachel: ja Conny heeft dat geregeld. José: ja Conny doet heel veel. Simonne: we moeten haar in ere houden he. José: en nu is er een project gestart onder Katleen, daar zit ook al mee in zenne. Dat is voor mensen die eens een bezoekje willen krijgen. Rachel: buurtpensioen José: ja buurtpensioen, ik vind het gene goede titel ze. Simonne: nee ik ook ni. José: en ik heb het al gezegd en Conny weet het ook. Maar dat is dan zo dat ge bijvoorbeeld bij mensen een bezoekje wil gaan brengen en een boodschapke doen. en ge moogt die uren noteren en als ge dan later zelf zo ver zijt dan komen mensen die uren bij u helpen. Simonne: en daar komt geen geld bij te pas. 123
José: nee daar komt geen geld bij te pas. Rachel: punten he José: tzijn punten en uren. Kimberly: zijn er dingen die u tegenhouden om zorg te vragen of is het allemaal toegankelijk? José: wat zou ik daarop antwoorden? Ik denk dat ge mensen hebt he dat eenzaam zijn en die dat eigenlijk niet durven aanvragen. Maar ja, zoekt die mensen maar op he, dat is het probleem he. Ik ken da nu allemaal, ik zou er niks mee inzitten. Simonne: Paula die wou ook niemand ni he, maar nu aanvaardt ze wel dat iemand soms iets voor haar doet. José: nu heeft Paula alle hulp he eigenlijk. Simonne: het aanvaarden, dat is moeilijk. Ik ook he, ik ben altijd zelfstandig geweest. Mijn dochter ook gij gaat het moeilijk hebben en gij gaat het moeilijk blijven hebben want gij wilt geen hulp. Rachel: wij zijn zelfstandig, ik zen al te lang zelfstandig. José: ge geeft een stuk uw zelfstandigheid af he Simonne he daar kunde ni buiten, en daar hebben veel mensen moeilijk mee. Tis da dat bij mij altijd aangrijpend is, ze brengen iemand binnen bij ons in doverbron. Je moet afstand doen van alles, die mensen hebben gewerkt voor hun huizeke en da mooi ingericht en dan komt daar een moment en moeten die naar een rusthuis. Ge moet die mensen wa tijd geven he. Die hebben eigenlijk een maand nodig voor ze eindelijk een beetje ingeburgerd zijn. En dat mij altijd heel veel pijn. Christiane: daar staan we allemaal voor. Simonne: vasthouden aan uw zelfstandigheid, ik weet hoe het is he. Ik voel mij hier aanvaard me mijne handicap. Soms moeten ze het wel 2x zeggen, maar Conny die weet dat al. Maar soms als ge 2x iets moet vragen das ambetant he, dan pak ik al mijne dingen en ik ben naar huis. José: maar ge zijt hier nu toch al ne tijd en gij voelt u hier toch thuis? Simonne: hier ja. José: dat is wat Conny wil krijgen he, dat de mensen hier hun thuis voelen bij andere mensen en ze ne gezellige namiddag kunnen hebben. Simonne: ja het centrum heeft mij heel veel meegevallen Rosa: ge tracht u van tijd ook ne keer he José: ja, ja en ik heb Christiane hier ook meegenomen om te knutselen he, en die kan goed knutselen he. Christiane: naaien enzo..
124
Rosa: ik dan da ook goed, niet zo goed als Christiane maar… José: gij hebt ook heel uw leven genaaid he. Met uw schanulleke. Rosa: ja ja, ik heb daar werk aan gehad. Mijn kleindochters zitten allebei bij de chiro. En das elk jaar dat ze iets uitbeelden, zo … Christiane: van stripverhalen zo Rosa: ja suske en wiske. En mijn jongste kleindochter die ging wiske zijn en mijn andere die ging Sinodia zijn. ‘Oma hebt gij nog zo wat rommel dat ge niet meer moet hebben? ‘ ik zeg ‘ja, kom maar af he’. Ne rok die redelijk lang was en aan de brede kant en de jongste heeft een brilleke gemaakt me metaal he. Ik wist ni dat die da kon he en twas ferm he, allez als ze ’s avonds naar huis ging was ze sidonia. Maar de andere moest Wiske zijn he, dus een oud laken, een lint vanonder, een lint in haar haar,… . Maar dan moest ze nog een schanulleke hebben. José: ik heb er u toch één gegeven Rosa: ja maar een schanulleke gaan kopen, wist gij waar da ge da kon vinden? Dan heb ik schanulleke genaaid, en twas mooi he. Zeker 35 centimeter en ik had 10 op 10 van mijn kleindochter. Maar dat moet ze mij toch niet meer vragen ze. Dat is een werk geweest en dan scheurt da weer. José: als Lindsay u da morgen vraagt dan doede gij da weer. Rosa: mega mindy ofzo, zoals vorig jaar. Kimberly: voelt u zich soms eenzaam of zijn jullie bang om dat ooit te worden? José: ja da begin ik te krijgen si. Mariette: gij begint da te krijgen, wij hebben da al. José: daar denk ik dikwijls aan, wat zou ik doen als ik zou alleen vallen. Mariette: si maske da vragen ze a ni ze. José: nee da vragen ze a ni e Mariette. Tom: ik heb geen vriendin, om mee op stap te gaan. Rachel: ja eenzaam Tom: ja in de week werkt ge, maar in de weekend he. En dan den auto pakken en ik ga naar Brussel. Rachel: Ja zo rond 3 uren en dan komt hem thuis ‘ik heb geen plaats gevonden om te parkeren he’ om een glas te gaan drinken, of de plaatsen zijn bezet of de politie staat daar en zeggen ze zoekt u maar een ander plaats. José: tegen tommeke ook? Ooh schandalig. Rachel: ja, maar gewoonlijk ga ik altijd mee, maar er zijn dagen dat ik zeg ga ne keer alleen. Dan heeft hij zo wa de eenzaamheid. 125
Tom: en mijn bezigheid is de politiek om mij bezig te houden. Rachel: nu hebde een computer ook he, op internet kijken. Tom: maar dat is ook alles he. Rachel: dat is al da we hebben, onze familie is ook heel klein geworden. Ik heb nog 2 zussen, maar die wonen niet hier. Dus eh. Simonne: en dan nog die hebben ook hun huishouden he. En in de weekend dan hebben ze hunne man en kinderen,… José: allez Tommeke da café da ge daar in Leuven gedaan hebt moede hier beginnen he. Rachel: ja, we gaan hier zo me een café beginnen. Tom: ja om de maand. José: voor gehandicapten. Simonne: daarvoor krijgde nog iemand bijeen, maar voor wekelijks of… Tom: wekelijks hebde hier niks niemeer he. Café zijn toe,… Simonne: ja nee Tom: ik heb een paar kameraden in Brussel wonen, maar ja het probleem is parking he. Simonne: in Vilvoorde is dat ook. Rachel: Overal is da zo. José: maar Rachel kunde gij nu ni een aanvraag doen voor zo’n stuk da ze komen blauw maken. Dat het enkel voor gehandicapten is. Rachel: ja maar thuis hebben we plaats he, we hebben ons garage,… José: ah want ge ziet da veel he. Rachel: maar tis voor als we op uitstap zijn he. Simonne: ja en als ge dan ene hebt die uw aanvraag overgenomen heeft. Rachel: maar alleman mag daar opkomen he, tis ni voor u alleen he. Simonne: ah nee tis juist da dak wil zeggen. José: nee? Alleman mag daar opkomen? Rachel: we hebben da voorgehad, we hebben in Versailles gewoond, aan de sociale woningen he. Alleman mag daar opkomen he. De andere gehandicapten ook. José: ah ik dacht da da enkel voor u was. Simonne: tiptopshop heeft zijn garage aan onze kant en hij heeft aan zijne kant een parking. En hij gaat daar ne ganse dag zijne auto zetten, zodat niemand anders daar kan opstaan. 126
José: en hij zet zijne auto op de parking van de gehandicapten? Simonne: ja, maar hij heeft een kaart he. Hij mag he. Maar ik vind da echt schandalig, als hij een parking heeft voor zijn poort. Dan kan er toch ne mens genieten van die parking he. Want mijn dochter hoe dikwijls da die opt politiebureau moet staan. Kimberly: stel dat jullie terug in de tijd konden gaan, zouden jullie dan terug voor de woonomgeving en woning kiezen waar jullie wonen? Mariette: ja, ik zou da nooit ni meer kiezen. José: mijn huis zou ik willen meenemen, maar nog kiezen om hier te komen wonen. Ten eerste het is hier veel te duur om te wonen en ten tweede wij hebben veel minder als Vlaanderen. Ik zou ni in Brussel blijven. Maar mijn huis zouk willen meenemen. Mariette: dan moede het op wielekes zetten he. José: ja da ga ni he Mariette, voor wonen en betalen.. Simonne: het is hier niet aangenaam ni meer he. We zijn een gehucht van Brussel he. José: Nee das ni waar wa gij zegt, wij zijn geen gehucht. Van 1921 zijn wij Brussel. Vroeger wa Neder over Heembeek een gemeente he van Brussel. Allez da zou gij toch moeten weten als echte Heembekenaar. Simonne: Ik ben maar in ‘38 geboren. José: maar wij zijn een gemeente van 1921 he. Rachel: ik woon hier graag. José: ja Rachel, voor u is da anders he. Ik heb nog altijd den drang om terug te gaan naar de Kempen. Dat is ook omdat ge daar geboren zijt voor een stuk he. Maar Rosa die zegt wel ik zou ni meer verhuizen. Rosa: ah nee, mijn huis mogen ze niet afbreken. José: maar gij toch ook he Christiane? Christiane: ik wel, eerder naar de Vlaanderen. Rosa: maar gij hebt daar nog familie, maar ik heb daar niemand, niemand ni meer. Ja een verre nicht. José: maar blijft gij maar in Brussel ik blijf hier ook. Hebde gij ook ni geblèt in begin? Rosa: ja ik heb geblèt in begin, ik heb veel geblèt. Maar dan denkt ge over een paar jaar stap ik het terug af. Hadden ze mij op die moment gezegd stap terug ik had het gedaan. Daarbij gij zijt nog jonger, maar ik kan bijvoorbeeld morgen mijn kaars laten. Nee, nee ik blijf hier. José: da weet ge ni he. Rosa: nee nee, ik heb er mij bij neergelegd. En ons kinderen? Christiane: nee nee dat is just, als die der niet zijn. 127
Rosa: als ik zou verhuizen, ik zou ze alle dagen bellen. Rachel: ik zen de oudste thuis, ik ben als enige hier gebleven. Hier gebeurt ni zoveel: over’t laatst is Boma hier gekomen, maar dat is ene keer per jaar. En die kwam dan zingen enzo, en het zat hier bomvol he. Maar da gebeurt te weinig he, meestal is da in het centrum he. AB, KVS,… . Maar wij geraken daar niet, daar is geen parkeerplaats. En het openbaar vervoer. Tom: ik heb da nog maar 2x gedaan. José: het openbaar vervoer is heel praktisch, maar ge moet niet ergens op een uur zijn, want ge zijt te laat. Kimberly: denken jullie dat het al belangrijk is dat wij al beginnen nadenken over onze ouden dag? Iedereen: nee! José: geniet van jullie jungk leven. Rachel: stillekes aan wel denken aan sparen. José: weet ge waar ge misschien wel aan moet denken aan pensioensparen enzo. Ik vraag mij af of dat pensioen voor later wel kan blijven doen. maar voor de rest denk toch nog niet aan je oude dag. Rosa: bij ons zeiden ze da vroeger ook, ge wilt da ni geloven he. Onze va zei da vaak: Stap het af, geniet van uw leven. Maar dan zijde zo slim ni, maar nu weet ge dat al he. José: nee want dat is gelijk ne dumper op uw leven. Als ge jungk zijt moede daar nog niet aan denken. Ik heb tot 25 jaar bij de chiro geweest en dat is de beste tijd van mijn leven geweest. Tom: ik leef dag tot dag. Voor een vriendin te hebben, dat is heel moeilijk. Rachel: hij heeft wel werk. José: das een beschermde werkplaats he. Rachel: nee nee in een gewoon. Ze krijgen wel een subsidie denk ik. Tom: ik werk bij Vigo, dat is heel bekend in Brabant. Rachel: maar hoe ouder hij wordt, hoe meer hij erover nadenkt. Hij zal later wel een appartement hebben, hij is pensioensparen aan het doen. Tom: Maar ne babbel ni he. Rachel: ja dat mist hem. José: maar mamake, ga lang bij u blijven he. Da wil ik ook zeggen, ze geeft veel op voor hare zoon he. Rachel: mijn leven staat in teken van mijne zoon ja.
128
Tom: ik heb mijn eigen auto, ik heb mijn eigen werk. Simonne: wij hebben hem toch ook aanvaard he. José: ja hij is onze vriend he. He Tommeke , ge zijt graag bij ons he. Tom: ja, ja Simonne: en hij mag het uitleggen ook he alst ni goed is. Rachel: waar wilde gij naar toe? Naar de bioscoop, of een discotheek en dan ga ik me hem daar naartoe. José: awel Rachel nu ga ik eens iets vertellen si. Mijn nichtje heeft ook een heel zwaar gehandicapte zoon. En die jongen werd 30 jaar en dus die denken soms eens aan seks, das normaal. En dus had noella gevraagd wat moeten we doen voor uwe verjaardag. Hij wordt ieder jaar gevierd voor zijne verjaardag, maar nu is het dus 30 jaar. En zo zegt Kristof tegen Noella, wete wat ik eens graag zou willen doen. ah nee zegt ze ik vraag het u. Awel eens naar een paaldanseres gaan zien. En ze zijn met hem geweest, diene jongen was zo gelukkig. Dat vroeg hem voor zijn 30jarige verjaardag. Simonne: daar is toch niks abnormaal aan. José: nee, maar dan ziede dat die toch ook ne drang naar iets hebben he. Die mensen moeten dat missen he. Hij was de gelukkigste mens van de wereld. Rachel: wij zijn onlangs naar de pedicure geweest, en diene jongen heeft een zwaar ongeval gehad en die is verlamd. En hij wou een prostituee die ook voor mindervaliden kwam. En hij ging die ook betalen die prostituee. Ze heeft dan iemand gevonden, maar hij dacht dat hij een poppemie ging krijgen, maar dat was een vrouw van 40 jaar. Die hebben daar een opleiding voor gehad he. Die jongen is daar zo van afgeknapt, allez hij is verschoten en da ging niet. En zo zegt hem tegen die mama, nu heb ik daar zoveel geld voor betaald. Zo’n moeders kom ik ook tegen he. José: Ik zeg; voor gehandicapten mensen kunnen ze niet genoeg doen. Die moeten in hun leven heel veel missen. Ik zien da bij Kristofke ook, die zit hele dag in de rolstoel. Die moeten toch ook veel geven van hun leven, ge moet dat niet onderschatten een kind met een handicap. Rachel: ja gij zijt zo geboren he. Tom: ja mijn leven is beperkt. Ik werk, ik heb een auto ik leef dag tot dag. Dat is al 40 jaar zo. José: maar zeg ge hebt toch gedanst met Conny he. Tom: ik ben ook al naar de carré gegaan, de zit daar. Ik kom dan om 2uur naar huis he. Ik heb iets gehad, maja. Rachel: Niemand danst me u, ge zit daar. Ga je van je stoel weg, om naar de wc te gaan dan wordt uw stoel ingenomen. Hij doet dat allemaal ni meer. José: dan worde ingesloten he Rachel Mariette: je hebt toch vrienden? 129
Tom: da wel maar… Simonne: hij blijft een beperking hebben he. Rachel: da wel, die hebben ook hun leven he. Tom: ik kom op café, ik moet eerst een plaats zoeken. Ik rij nog steeds rond, ze bellen mij. Ik zeg dan ik heb nog steeds geen plaats gevonden. Kimberly: hebben jullie nog suggesties of goeie ideeën hebben, of dingen die wij vergeten vragen zijn? Of er dingen zijn waar er nog nood aan is. José: zet er maar in’t groot op dat ze voor ons gehandicapten mensen nog heel veel moeten doen. Iedereen: ja zeker. Rachel: ik ga zoveel mogelijk met hem mee. Tom: ik wil gewoon leven, maar ja hoe oud da ge wordt. Kimberly: Een praatgroep? Rachel: ja, daarover praten. Tom: een café met gehandicapten da ziede ni veel he. Rachel: een praatgroep met hen. Simonne: ge moet er nog binnen kunnen ook he. Voila, zijde er wa beter uit geworden? José; slimmer. Simonne: ja ik wou het zeggen maar,… Als ge zo vaak alleen zijt he, moet ge meer over uw worden denken. José: ik hoor dat nog van mensen zeggen. Simonne: ja ge zijt aant praten tegen de foto’s dat er staan, maar die antwoorden niet he. Die zeggen niet dat je iets mis zegt he. Rachel: nood aan vrijwilligers.
130
7.7 Bijlage 7: Verslag overleg ergotherapie groepje woningaanpassing Verslaggeving: Karlien Allonsius Datum: 23/10/2013 Aanwezigen: (Annemie Vandekerchove, Kimberly Grauwels, Jana Deknop) Karlien Allonsius, Laure De Ridder, Charlotte Maus Verontschuldigd: / Afwezig: / Agendapunten Overleg met studenten ergotherapie (groepje allochtonen): 1. Kadering project 2. Overlopen vragenlijst + resultaten afname vragenlijsten door studenten ergo 3. Reflecties op vragenlijst Inhoud van de agendapunten 1. We begonnen het overleg met de tweedejaarsstudenten ergotherapie met een korte voorstelling van het project. Isabelle Makay legde de werking van het Kenniscentrum Woonzorg kort uit en lichtte ook toe hoe zij bij het project terechtkwamen (via de Koning Boudewijnstichting). Hierna kaderde Greet Deknop kort waarom het interessant was in dit verband interprofessioneel samen te werken. 2. Hierna verdeelden we ons in onze twee groepjes om de afzonderlijke vragenlijsten te bespreken. Vier studenten ergotherapie kozen voor de vragenlijst woonomgeving, terwijl er twee studenten kozen voor woningaanpassing, onze vragenlijst dus. Met die twee studenten gingen we aan de slag. We lichtten eerst kort toe wat we met de verschillende vragen beoogden te weten te komen, waarna zij de antwoorden toelichtten die hun grootouders hadden gegeven. Uit deze conversatie kunnen we volgende resultaten filteren: a. Beide grootouders vinden het moeilijk om ouder te worden. Hierbij denkt men vooral aan het verlies van autonomie. Ook was het door gezondheidsproblemen nodig om hulp te aanvaarden, wat niet makkelijk voor hen was. b. Elk van de ouderen woonde nog thuis bij het moment van afname van de vragenlijst. Één van hen staat echter op de wachtlijst bij een rusthuis, omdat zelfstandig wonen te moeilijk is geworden. Beiden geven aan hulp nodig te hebben bij het zelfstandig wonen. De mate van sociaal contact was wel een groot verschil tussen beide ouderen. Diegene die weldra naar een rusthuis zal gaan heeft nog weinig contact met mensen, eigenlijk enkel nog maar met de mensen die komen helpen. Dit is zo vanwege een mobiliteitsprobleem. De andere oudere heeft minder problemen met mobiliteit en gaat nog veel langs bij vrienden, familie… Zij heeft helemaal niet het gevoel dat ze alleen is, in tegenstelling tot de andere geïnterviewde. c. Allebei hebben ze hun oude dag eigenlijk niet voorbereid, aan de ene kant omdat er vroeger minder mogelijkheden waren hieromtrent, aan de andere kant omdat ze het te druk hadden.
131
d. Beide ouderen zijn nu op een punt gekomen waarin het zelfstandige leven wat moeilijker wordt, dus zijn aanpassingen aan de woning aangewezen. De ene oudere heeft een dochter die in de sector werkt, welke heeft gezorgd voor een badlift en verhoogd toilet. De andere oudere heeft plannen om beneden een bed te zetten en er een badkamer en toilet te installeren. Het is wel moeilijk om deze veranderingen door te voeren, omdat men niet wil toegeven dat aanpassingen nodig zijn. e. Zo lang mogelijk thuis wonen is iets wat beide ouderen zouden willen. Voor de ene oudere is dit nog realistisch, zij kan het met wat ondersteuning nog alleen aan. Voor de andere oudere ligt dit wat moeilijker. Hij beseft zelf dat hij te veel hulp nodig heeft om alleen te blijven wonen en heeft zich verzoend met de beslissing om naar een RVT te gaan. f. Beide krijgen mantelzorg en krijgen hulp van landelijke thuiszorg. g. Alletwee de ouderen hadden wat kennis van alternatieve woonvormen, maar zagen dit niet zitten wegens te rumoerig en te weinig privacy. Men wil ook niemand tot last zijn. 3. Het was leuk om te horen dat beide studentes iets hebben gehad aan het afnemen van de vragenlijst, ze vonden het een positieve ervaring. Ouder worden is echter wel een gevoelig onderwerp, wat soms wel zorgde voor emotionele momenten. De vragenlijst vonden de ergotherapiestudenten volledig, maar soms wel wat te moeilijk geformuleerd. Afspraken We herbekijken onze vragenlijst nog eens om de moeilijkere vragen te versimpelen.
132
7.8 Bijlage 8: Verslag overleg ergotherapie groepje woonomgeving Verslaggeving: Annemie Vandekerchove Datum: 23/10/2013 Aanwezigen: Jana Deknop en Kimberly Grauwels Verontschuldigd: / Afwezig: / Agendapunten 1. 2.
Kaderen van opdracht Bespreken van vragenlijst
Inhoud van de agendapunten 1. Kaderen van opdracht Isabelle is de stafmedewerker wonen. De organisatie situeert zich in Brussel en wil de woonzorg creëren in zones. Om op oudere leeftijd gemakkelijker in uw woning te kunnen blijven wonen moet expertise worden opgebouwd in zorgknooppunten. Alle vragen over ouder worden kunnen daar gesteld worden. Zo moet de omgeving moet toegankelijk zijn. Woning moet ook aangepast zijn. Op deze site www.woningaanpassing.be kan iedereen terecht met vragen. Vroeg nadenken over later is het thema. Goed moment om samen te werken. Het is interdisciplinair werken. Ergotherapie werken vanuit handelen en maatschappelijk werkers als experten hoe mensen zich handhaven. 2. Bespreken van vragenlijst Grote vragen ook op antwoorden of enkel de kleine vragen dit is niet zo duidelijk. Er zijn ook veel ja nee vragen deze zouden we moeten vermijden. Belangrijk dat er bij woonvorm staat wat de burgerlijke status is. De grootouders vinden dit belangrijk. Ze rijden allemaal nog met de auto. Prijs betalen voor openbaar vervoer vanaf nu, omdat ze op hun geld willen kijken nemen ze de auto. Zeker in Brussel. Vaag over wat we nu juist willen bedoelen met de diensten, niet specifiek genoeg. Gaat het meer over openbaar vervoer of is het ruimer. Ze gaan voornamelijk weg met familie en vrienden , winkels,… Er is veel te doen in de buurt. De meeste denken niet aan verhuizen buiten één iemand. Deze staat al op de wachtlijst voor serviceflats en zoeken iets dichtbij. Als je op de wachtlijst staat en je slaat 2 keer een serviceflat af dan word je geschrapt van de wachtlijst. Als ze willen verhuizen zouden ze liefst in serviceflats wonen, maar ze willen zo lang mogelijk thuis blijven. In hun omgeving is het vergeleken met vroeger veel drukker geworden voornamelijk verkeer, veel meer activiteiten, veel meer vreemdelingen, veel bewoners verhuizen en nieuwe huizen gebouwd. 133
Ze rekenen op steun als ze niet meer voor zichzelf kunnen zorgen. Ze rekenen voornamelijk op familie, vrienden en buren. Ze hebben ook nog niet echt gebruik gemaakt van de diensten. Ze weten er niet veel van , er is te weinig informatie voorhanden als je niet met de computer overweg kan. Ze vinden hun omgeving niet altijd even veilig (inbraken, diefstal,…). Ze willen meer groen en de drempels zijn gevaarlijk. Het weer (glad door sneeuw,..) zorgt er ook soms voor dat ze niet buiten komen. Ze houden zich aan de winkeluren om buiten te komen. De straten zijn wel goed onderhouden. Veiligheid is vinden ze het belangrijkste. Weduwe maken niet zo vaak meer warm eten, ze vinden dit niet meer de moeite. Ze voelen zich betrokken met de buitenwereld. Ze hebben hier ook nood aan. Ze zijn veel in contact met vrienden en familie. Sommige hebben buiten met de familie niet veel contact met buitenwereld. Sommige voelen zich ook niet betrokken omdat ze niet mee zijn met de nieuwe technologie. De hoofdvraag wat ze zouden veranderen was moeilijk te beantwoorden. Misschien voorbeelden bij zetten. Verwarrende vraag. De meeste zouden niks veranderen. Ze vinden dat wij meer moeten nadenken over studies, sparen, geld voor noodsituaties vrijhouden, zorg dragen voor elkaar en zorgen dat je genoeg tijd besteed met je gezin. Het is ook belangrijk dat ze eerst de jeugd beleven. Vroeger hadden ze meer tijd voor de kinderen. Er waren ook geen drugs en druk verkeer dus omgeving is zeer belangrijk. Nu moeten we genieten van het leven. Ze hebben nu meer problemen ervaren dan ze vroeger hadden gedacht. Bij deze vraag moet er meer focus gelegd worden op de woonomgeving. Ze voelen zich begrepen door de jongeren. Sommige hebben nog veel contact met de jeugd. Geven en nemen was een moeilijke vraag, wisten niet goed wat antwoorden. Ze passen zich aan, aan de jongeren. Afhankelijk van persoon tot persoon. Contact gebeurt spontaan. Vooroordeel dat de jongeren eerst zelf zijn dingen in orde zet en dan pas anderen helpt. De vraag of ze nog vragen hebben vinden ze een vreemde vraag. De grootouders hadden meer verder geantwoord op de vorige vraag. Beter vragen of er opmerking zijn of dergelijke.
134
7.9
Bijlage 9: Literatuurlijst Karlien Allonsius
Kabinet van Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, Jo Vandeurzen (2010). Vlaams ouderenbeleidsplan 2010-2014. Brussel: Vlaamse Regering. Het Vlaams ouderenbeleidsplan 2010-2014 werd opgesteld met als doel om een antwoord te geven op de vraag wat het betekent om ouder te worden in Vlaanderen en daarbij de visie op ouderen en hun positie in de toekomstige Vlaamse samenleving onderzoeken. Bij dit proces werden Vlaamse ouderen in grote mate zelf betrokken. In onderstaande tekst zal ik kort aanhalen wat voor ons project nuttige informatie is, welke ik uit dit beleidsplan filterde. Volgens het Vlaams ouderenbeleidsplan 2010-2014 is er in de huidige Vlaamse samenleving een enorme diversiteit aan ouderen, welke zo lang mogelijk zelfstandig willen blijven functioneren en actief zijn in de samenleving. Men merkt een sterke stijging in het aantal alleenwonenden. Qua woonvorm wordt er verwacht dat er in de toekomst een groter aantal ouderen langer zelfstandig zullen blijven wonen, het verblijven in een collectieve woonvorm zou afnemen. Daarnaast schatte men aan de hand van de SHARE-enquête dat het aantal zorgbehoevenden de komende 10 jaar wel eens met 50 000 mensen zou kunnen stijgen. In dat geval zou het gaan om een stijging van 25%! Er wordt momenteel al actief gebruik gemaakt van thuiszorg, bijvoorbeeld 90% van de vrouwen boven de 85 jaar oud met een ADL-beperking 1 doet een beroep op professionele thuiszorg. Beroep doen op informele zorg wordt echter steeds moeilijker, men verwacht naar de toekomst toe ook tekorten hieromtrent. Uit een enquête van Test-Aankoop (2008) blijkt hoe belangrijk het is als oudere voldoende geïnformeerd te zijn over de verschillende woonvormen. 94% van de ouderen ontvangt zijn informatie via het gemeentelijk informatieblad. Ook 33% van de lokale besturen heeft een oudereninformatiegids. Qua alternatieven tussen zelfstandig wonen en een RVT, was 1/3 niet op de hoogte, 1/5 min of meer op de hoogte en ongeveer 50% wel op de hoogte van alternatieven. Wanneer uiteindelijk de beslissing wordt genomen om naar een RVT te gaan, heeft 2/3 het gevoel deze beslissing zelf genomen te hebben, 17% neemt de beslissing na aansporingen van de kinderen en 9% werd aangespoord door de huisdokter. Globaler gezien, geeft de overheid zelf ook een 60+ -gids uit (een doorverwijsgids zoals bijvoorbeeld over wonen) en is er ook bijvoorbeeld de Rusthuis-Infofoon waar je terecht kan voor vragen en klachten over woonzorgcentra en serviceflats. De overheid gebruikt ook de gegevens die hier verworven worden om een zicht te krijgen op de informatiebehoeften van de hedendaagse Vlaamse oudere. Inzake diversiteit schatte men in 2004 dat 5% van de 55-plussers (zo een 80 000 mensen) van vreemde herkomst 2 zijn. Men verwacht dat deze groep nog zal groeien. Qua nationaliteiten komen 54% uit onze buurlanden, 17% uit Zuid-Europa en 9% uit Noord-Afrika. 1 2
ADL-beperking = het ervaren van beperkingen in de activiteiten van het dagelijkse leven Vreemde herkomst = niet-Belgische nationaliteit bij de geboorte 135
In 2008 waren er 826 nieuwkomers van 65 jaar en ouder. Deze ouderen zijn gemigreerd bijvoorbeeld in het kader van gezinshereniging en komen hier hun oude dag doorbrengen. Enkele belangrijke vaststellingen inzake allochtone ouderen in onze samenleving:
Vervrouwelijking en veroudering Niet-gelijkmatige verspreiding over het Vlaamse grondgebied Impact ouderdom laat zich op jongere leeftijd voelen Slechtere gezondheid Groter risico op armoede Onbekendheid met het zorgaanbod Taalachterstand Terugkeerdilemma: men zit geprangd tussen twee culturen
=> een goede omgevingsanalyse moet leiden tot een beter afgestemde zorg! Wanneer we kijken naar de soorten zorg waar een beroep op wordt gedaan, zien we dat mantelzorg de meest verspreide vorm van zorg is en dan voornamelijk van echtgenoten en kinderen. Pas wanneer er echt langdurige zorg nodig is, doet men een beroep op professionelen. Ook blijkt dat 1/5 van de RVT-bewoners, die wegens hun grote zorgbehoefte niet meer thuis kunnen wonen, liever ergens anders zouden wonen. Als we de woning op zich bekijken waar de ouderen verblijven, zien we dat 84% van de ouderen in een ééngezinswoning woont, 1% woont in een kangoeroewoning en 5% in een RVT. De ouderen die nog zelfstandig wonen ervaren vaak wel wat tekorten in hun woning met name vooral veel trappen, het ontbreken van een badkamer, een slechte ligging van het toilet en het niet hebben van centrale verwarming. Om aan deze tekorten iets te doen, worden woningaanpassingen gestimuleerd en beter gecoördineerd. Ook zorgt zorgtechnologie ervoor dat ouderen langer thuis kunnen blijven wonen. Ook wordt in de architectenwereld het Universal Design-principe gepromoot. Hierbij wil aandacht vragen voor de toegankelijkheid van de woning bij het ontwerp ervan. Aan de hand van dit beleidsplan hebben we een toch al wat beter zicht gekregen op de leefwereld van ouderen in Vlaanderen. Dit zal ons alleen maar kunnen helpen bij het voeren van de debatten, waar ook het stukje ‘Brussel’ een aanvulling zal bieden. Talloen, D. (2007). Zorg voor allochtone ouderen. Mechelen: Kluwer, 144 p. Tijdens het project kreeg ik samen met twee medestudenten de risicogroep allochtone ouderen toegewezen. Het is in dit kader dat ik dit boek gelezen heb. Zelf had ik zeer weinig inzicht in hoe het is om allochtoon en ouder te zijn en in welke mate deze mensen hun gading vinden in ons zorgaanbod. Ik hoopte op deze manier meer kennis te vergaren. David Talloen schreef dit boek met als doel zorg voor allochtonen verder kenbaar te maken en oplossingen te bieden voor kwaliteitsvolle zorg- en dienstverlening. Dit deed hij in vier hoofdstukken. In het eerste hoofdstuk wordt de algemene positie van allochtone ouderen in Vlaanderen en Brussel geschetst. Hier gaat het om zaken als migratiegeschiedenis, maatschappelijke acceptatie, werkverleden… Het tweede hoofdstuk probeert aan te tonen waarom allochtone ouderen een risicogroep lijken te worden en waarom vraag en aanbod elkaar momenteel niet vinden. 136
Ten derde bespreekt Talloen (2007) hoe zorgverleners intercultureel competenter zouden kunnen worden en zo de kloof tussen allochtonen en de hulpverlening minder groot maken. Hier wordt een casestudy besproken bij Turkse en Marokkaanse ouderen, net zoals het gevaar van culturaliseren. Het vierde hoofdstuk biedt oplossingen op organisatieniveau, waarbij er vertrokken wordt van een inclusieve basisvisie. Omdat we gedurende dit project de visie en verhalen van de allochtone ouderen zelf willen horen, spitste ik me toe op hoofdstuk één en twee omdat zij mij een beter beeld konden verschaffen van de leefwereld van de ouderen en de mogelijke drempels die zij ervaren. Drempels die we misschien ook terug zullen horen komen tijdens het debat. Ik leerde dat allochtone ouderen vooral arbeidsmigranten zijn en meestal komen uit een land met een laag BNP. Op het moment dat dit boek geschreven werd, waren er 36 714 allochtone ouderen in Vlaanderen en Brussel, dat is 2,05% van de totale ouderenpopulatie. De meeste mensen kwamen uit Italië, Marokko en Spanje. Men verwacht dat dit aantal nog sterk zal toenemen. Allochtone ouderen verwachten vaak hier de aandacht en zorg te krijgen die ze in hun thuisland gekregen zouden hebben. In de praktijk merken ze dan dat het hier toch wel heel anders is… Wanneer we kijken naar enkele karakteristieken van de ouderen, zien we ten eerste dat ze vaak tot lagere inkomenscategorieën behoren. Dit heeft zijn gevolgen voor hun woonomstandigheden. Ze wonen vaak in woningen met minimumcomfort, die onaangepast zijn en in kansarme buurten. Ten tweede zien we dat allochtone ouderen vaak een slechtere gezondheid hebben en sneller last krijgen van ouderdomskwaaltjes. De zorgbehoefte van de ouderen is momenteel nog redelijk beperkt, omdat de eerste generatie allochtone ouderen eigenlijk nog niet zo oud is. Men verwacht wel dat deze behoefte in de toekomst sterk zal stijgen. De aard van de behoefte is eigenlijk niet zo heel anders dan de behoefte van autochtone ouderen, beide verkiezen mantelzorg boven professionele zorgverlening. Een tweede groot inzicht dat ik opdeed, zijn de drempels die allochtone ouderen ervaren om beroep te doen op de Vlaamse hulp- en zorgverlening. David Talloen (2007) onderscheidt elf drempels. 1. Leeftijd: de meeste allochtone ouderen van de eerste generatie zijn nog niet zo oud dat ze een beroep moeten doen op professionele zorg. 2. Onbekendheid: vaak kennen allochtone ouderen het aanbod van gezondheids- en welzijnsvoorzieningen niet. 3. Pioniersrol in het ouder worden: de allochtone ouderen kunnen geen informatie vragen aan anderen die zich in het verleden in dezelfde situatie bevonden omdat ze de eerste generatie zijn. 4. Taal en communicatie: de meerderheid van de allochtone ouderen spreekt enkel zijn/haar moedertaal en zijn vaak analfabeet, zelfs in die moedertaal. Ook wordt er niet makkelijk gesproken over gevoelige thema’s. 5. Procedure: de bestaande procedures zijn vaak te moeilijk om in gang gezet te worden door de allochtone ouderen. 6. Betaalbaarheid: ondersteuning wordt als te duur ervaren en vaak is er ook helemaal geen kennis over het eventueel aanpassen van de kostprijs aan het inkomen van de allochtone oudere. 7. Terugkeerdilemma: vele allochtone ouderen zijn niet naar België gekomen met het vooruitzicht om hier te blijven. Ze kwamen hier om te werken en rekenden er op op hun oude dag terug naar het land van herkomst te gaan. Door 137
omstandigheden blijft de meerderheid echter wel in België, maar omdat ze eigenlijk liever terug zouden gaan, stellen ze zorgvragen uit. 8. Zorgdilemma: allochtone ouderen hebben vaak een traditionele visie op zorg en staan enkel open voor mantelzorg, wat in onze huidige samenleving niet zo vanzelfsprekend is. 9. Vooroordelen over ouderenzorg: omdat de allochtone ouderen ons aanbod niet goed kennen, hebben zij hier ook enkele vooroordelen over. Voor hen staat ouder worden in België gelijk aan naar een rusthuis moeten gaan. 10. Andere verwachtingen: allochtone ouderen zien professionele zorg vaak als vervanging van mantelzorg, terwijl het er eigenlijk een aanvulling op is. Daardoor hebben zij te grote verwachtingen van hun zorgverleners. 11. Onaangepast aanbod: in de ogen van de allochtone ouderen is ons zorgaanbod tot op de dag van vandaag te veel op maat van de Vlaming gemaakt. Deze drempels zorgen voor een vicieuze cirkel van wederzijdse onbekendheid. De allochtone ouderen willen eigenlijk enkel mantelzorg en hebben een negatief beeld van onze hulp- en zorgverlening, terwijl de hulpverleners op hun beurt denken dat die mantelzorg voldoende is en dat vele allochtone ouderen nog zullen terugkeren. Deze denkbeelden zorgen ervoor dat de kloof tussen vraag en aanbod aan zorg steeds zo groot blijft. Na het lezen van dit boek heb ik heel wat nieuwe inzichten opgedaan in verband met allochtone ouderen. Ik zal deze inzichten zeker in mijn achterhoofd houden bij het voeren van het debat met de allochtone ouderen, zonder daar vooroordelen aan te verbinden. Laure De Ridder
Vanden Boer, L. & Pauwels, K. (2005). Eenzame ouderen: mythe of realiteit? Samenvatting: Tal van empirische studies hebben bewezen dat de aanwezigheid van hechte banden met betekenisvolle anderen, de positieve interacties en de steun ervan, de zelfwaardering en het subjectief welbevinden van ouderen bevorderen. Uit deze tekst blijkt dat degenen die zich onafhankelijk kunnen bewegen en verplaatsen, zich ook minder eenzaam voelen. Daarnaast voelen vrouwen zich duidelijk eenzamer dan mannen. Tot slot zijn het voornamelijk de oudste ouderen waar eenzaamheid een dagelijkse realiteit is. Link met onderzoek: Ik wou wat meer te weten komen over het sociaal netwerk van de oudere. Is het wel degelijk zo dat oudere zich eenzaam voelen? In de literatuur heb ik gelezen dat het afhangt van hoe onafhankelijk men nog is, het geslacht en eveneens de leeftijd van de oudere. De tekst bevestigt ook het belang van een sociaal netwerk.
138
Cuyvers, G. & Kavs, J. (‘n.d.’). Oud worden in een vreemd land: Allochtone ouderen en hun behoeften Samenvatting: Allochtone ouderen maken weinig of geen gebruik van de Vlaamse diensten en voorzieningen. Hier zijn verschillende redenen voor, nl.: één van de steeds terugkerende problemen is de taal. Ten tweede wordt er ook geen rekening gehouden met de religieuze voedingsvoorschriften. Een derde terugkerend probleem betreft de financiën, ze vinden de diensten te duur. Tenslotte zijn er regelmatig conflicten met de hulpverleners over culturele gewoonten en gebruiken. Binnen deze doelgroep leven ook heel wat vooroordelen over de Vlaamse ouderenzorg vb. vele allochtone ouderen denken dat de Vlaamse ouderen automatisch naar een rusthuis verhuizen als ze zorgen nodig hebben. De algemene informatieverstrekking over ouderenvoorzieningen schiet te kort als het gaat om allochtone ouderen. Programma’s over gezondheid en hulpverlening op lokale televisie in de taal van allochtonen zouden bijvoorbeeld erg zinvol kunnen zijn. Link met onderzoek: Aangezien we ook een debat gaan voeren met allochtone ouderen, wou ik graag wat meer te weten komen over deze doelgroep. Door dit te lezen heb ik meer inzicht gekregen in de drempels die het gebruik van de Vlaamse voorzieningen door allochtone ouderen belemmeren. Makay, I. & Lampaert, L. (2012). Wonen zonder zorg (en). Brussel: Kenniscentrum Woonzorg Brussel vzw Samenvatting: Er zijn in totaal 10 woonvormen opgedeeld in individueel wonen, wonen in groep, woongemeenschap en een woonzorgcentrum. Individueel wonen bestaat uit: −
Zelfstandig wonen: Vaak verblijft men in het ouderlijk huis. Het gaat hier om ouderen met een grote autonomie en zelfredzaamheid
−
Kangoeroewonen: In deze woning woont een alleenstaande oudere of een ouder echtpaar samen me een jong gezin of met een jongere alleenstaande. Ze delen hetzelfde huis, maar wonen apart. Het doel van kangoeroewonen is voor elkaar te zorgen waar kan. De bewoners zijn geen familie van elkaar. 139
−
Aanleunwoningen: Deze woningen horen altijd bij een woonzorgcentrum, dienstencentrum, een dagverzorgingscentrum of een herstelverblijf.
een
lokaal
In een aanleunwoning leef je zoals in een gewoon huis. De winkels zijn vlakbij. Er is een gemeenschappelijke ruimte, waar vaak activiteiten zijn. De inrichting van de woning is helemaal aangepast aan ouderen. In crisissituaties is er altijd zorg binnen handbereik. Wonen in groep bestaat uit: −
Sociaal wonen: Is een goede, betaalbare woning. De toewijzing gebeurt door maatschappijen voor sociale huisvesting. Sociale woningen worden vaak in groep gebouwd. Ze hebben altijd een aantal gemeenschappelijke delen.
−
Centraal wonen: Iedereen woont in zijn eigen huis rond een gemeenschappelijke tuin of een binnenplaats. De bewoners kiezen er echt voor om in groep te wonen. Centraal wonen is ideaal voor informele zorg. De mensen kennen elkaar en springen automatisch bij als het nodig is.
−
Cohousing: Elke bewoner heeft zijn eigen woning met woonkamer, keuken, badkamer, toilet en slaapkamer. Daarnaast zijn er heel wat gemeenschappelijke ruimtes, zoals een grote leefkamer, een uitgeruste keuken om samen te eten, enzovoort. Bij cohousing moet je veel rekening houden met elkaar. Men heeft naast het eigen gezin ook een intens contact met alle medebewoners.
−
Gestippeld wonen: Je hebt een eigen appartement in een flatgebouw. Dat is helemaal privé. In datzelfde flatgebouw hebben een aantal andere ouderen ook een appartement (niet naast elkaar, maar wonen verspreid over het gebouw). Daarnaast gebruikt de groep ouderen ook samen één extra appartement. Daar zoeken ze elkaar op voor gezelschap.
140
Woongemeenschap bestaat uit: −
Woongroep voor ouderen: Je kunt het vergelijken met een studentenhuis, maar dan als oplossing voor ouderen en voor de lange termijn. Iedere bewoner heeft een eigen slaapkamer. Alle andere gemeenschappelijk. Het gaat meestal om een kleine groep van drie tot vijf ouderen. Het vertrekpunt is dat ze samen leven en ook voor elkaar zorgen.
−
ruimtes
zijn
Leefgemeenschap van religieuzen: Ze leven samen vanuit een spirituele en religieuze visie. De gemeenschappelijke ruimtes staan centraal, zoals de kapel, keuken, tuin,… De enige private ruimte is de slaapkamer. Ze leven, werken en wonen vooraal in de gemeenschappelijke ruimtes. Ze leven bewust samen om voor elkaar en anderen zorg te dragen. Vaak zijn het oude woningen die niet aangepast zijn aan de behoeften en noden van ouderen.
Woonzorgcentrum: In een woonzorgcentrum staan zorg en hulp centraal. Link met onderzoek: Voor ons thema is het van het belang om te weten welke verschillende woonvormen er bestaan. We zouden in ons onderzoek ook graag willen weten of ouderen kennis hebben over de tussenvormen die er bestaan tussen zelfstandig wonen en verhuizen naar een RVT. Charlotte Maus
Research, I. f. (2012, September ). Kwetsbaar en zelfstandig: Een onderzoek naar de effecten van woonservicegebieden. Nijmegen, Nederland. Samenvatting Dit rapport onderzoekt voornamelijk de impact van woonservicegebieden in de buurt van senioren. Woonservicegebieden zijn bedoeld om ouderen, door het bieden van een groot aanbod van voorzieningen, diensten en zorg in combinatie met het aanpassen van woningen, zo lang mogelijk zelfstandig te laten wonen. Hierbij wordt de kwaliteit van het leven van de senioren beter. Uit onderzoek is gebleken dat geschikte of aangepaste woningen een essentiële conditie zijn voor een optimale levenskwaliteit, die er in belangrijke mate voor kunnen zorgen dat ouderen die met meer beperkingen te maken krijgen in een vergelijkbare positie met betrekking tot hun tevredenheid over de woonsituatie, geen aanpassingen nodig hebben. 141
Ouderen benoemen ook de nabijheid van voorzieningen, verkeersveiligheid, sociale veiligheid en het plezier dat zij een de woonomgeving beleven als factor die belangrijk zijn voor zelfstandig wonen. Het beleven van eigen autonomie en regie is ook in relatie tot zorg en ondersteuning als een centraal thema uit de verhalen van de ouderen naar voren gekomen. Nooit horen we dat ouderen anderen inschakelen als dat eigenlijk nog niet nodig is, er is eerder sprake van aarzeling, het niet willen doen van een beroep op de omgeving omdat dat ook een nieuwe afhankelijkheid schept. Men wil niet als oud en zielig benaderd worden, er is een zekere vraagverlegenheid. Deze ouderen zijn kwetsbaar omdat ze meer afhankelijker worden en minder zelfstandig. Link met het onderzoek: Deze tekst leek mij goed aan te sluiten met de thema’s welzijn in huis en woonomgeving. Uit eerder gelezen lectuur was het opmerkelijk dat ouderen zo lang mogelijk zelfstandig thuis willen blijven wonen en dat ze het gemakkelijk vinden als alle winkels, organisaties en voorzieningen dicht bij huis zijn. Het onderzoek naar woonservicegebieden bevestigt het beeld dat dit een stimulans is voor de senioren om autonoom te blijven en langer thuis te wonen. Via dit onderzoek wordt nog eens bevestigd dat welzijn in huis voor senioren heel belangrijk is. Wanneer ze zich goed voelen, gaan ze zich beter verzorgen, blijven langer thuis en wordt de levenskwaliteit optimaal. Vassart, C. (2011, September ). Zo lang mogelijk zelfstandig thuis blijven wonen, hoe doet u dat? . Brussel . Samenvatting Dit is een tekst dat vooral gericht is op ouderen. Ze laten zien wat belangrijk is om zo zelfstandig mogelijk te blijven en welke aanpassingen er kunnen gedaan worden om zo lang mogelijk thuis te blijven wonen. Er worden zowel tips inzake materiële hulp gegeven, als organisaties waar ze terecht kunnen met bepaalde vragen. Ook praktische hulpmiddelen komen aan bod, verder wordt de voeding besproken. De valstrikken en dingen die vermeden moeten en kunnen worden, wordt alsook aangehaald. Link met onderzoek Ik vind het van belang dat ik zelf een beetje op de hoogte ben van de gevaren, dat senioren die zelfstandig thuis wonen, met zich dragen. Ook welke hulpmiddelen er bestaan om het leven zelfstandig zo gemakkelijk mogelijk te maken is belangrijk.
142
Annemie Vandekerchove Observatorium voor gezondheid en welzijn Brussel (2008). Armoede en (ver)ouderen Brussels armoederapport. Brussel: Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie. Deze samenvatting gaat over ouderen in een armoedesituatie. Veel ouderen hebben moeite om zich aan te passen aan de snelle veranderingen van de communicatiemiddelen die zich sterk ontwikkeld hebben. Daarom is individuele begeleiding, om hen daarin wegwijs te maken, ook zo belangrijk. De mondelinge communicatie van de administratieve diensten verloopt te snel. Wonen in een groot wooncomplex zorgt voor de oudere vaak voor nog meer eenzaamheid. Rusthuizen nemen dit gevoel niet weg. Ze krijgen ook een groter gevoel van eenzaamheid wanneer ze zich niet meer kunnen verplaatsen. Maar ze gaan vaak op zoek naar oplossingen om de eenzaamheid te verdrijven zoals het aankopen van huisdieren. Vaak is het budget dat de oudere heeft te krap om zich dergelijke zaken aan te schaffen. Maatschappelijk werkers zijn vaak de enige contacten die de oudere heeft met de buitenwereld. Vaak nemen ouderen geen deel aan avondactiviteiten omdat ze zich te onveilig voelen. Ze hebben nood aan een goede band met familieleden om zich goed te kunnen voelen. De vrijetijdsactiviteiten zijn vaak te duur voor deze ouderen. Ze vinden hier vaak wel individuele oplossingen voor en nemen deel aan activiteiten die niet duur zijn. Ze hebben bepaalde ontmoetingsplaatsen waar ze zich gewaardeerd voelen, hoewel het niet simpel is om deel te nemen aan het sociale leven. ENTER Vlaams Expertisecentrum toegankelijkheid. Actieonderzoek naar de optimalisatie van vervoer van voorzieningen van ouderen en personen met een handicap. Geraadpleegd op 14 oktober 2013 op het World Wide Web: http://www.entervzw.be/.../bevindingen_actieonderzoek... Dit actieonderzoek richt zich specifiek op het vervoer van residentiële en semiresidentiële voorzieningen voor personen met een beperking en ouderenzorg. Uit dit onderzoek kwamen de grote diversiteit, de complexiteit en de financiering als belangrijkste problemen naar voor. Ook het grote belang van vervoer werd duidelijk. Mobiliteit is namelijk een middel om de individuele doelstellingen van de cliënten van voorzieningen te realiseren en voorwaarde om belangrijke maatschappelijke evoluties te realiseren zoals de groeiende individualisering, de inclusieve samenleving, het langer en meer zelfstandig wonen van personen met beperkingen en het langer zelfstandig wonen van ouderen. Dit actieonderzoek onderzochten ze verder ook het draagvlak en de mogelijkheden om dit vervoer van voorzieningen te laten aansluiten bij het nieuwe Vlaamse organisatiemodel rond toegankelijk vervoer. Dit organisatiemodel werken we verder uit binnen een businessplan voor een Vlaams toegankelijk vervoersysteem.
143
Van Campen, C. (2011). Kwetsbare ouderen. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau. Mensen zijn sociaal kwetsbaar wanneer ze te weinig contact ervaren met anderen en te weinig steun ervaren van derden: partner, familie, vrienden, buren. De partner is in dit rijtje de belangrijkste: mensen zonder partner voelen zich het vaakst eenzaam. Voor mensen die alleen staan en weinig contacten hebben of steun krijgen, is het dan ook moeilijker om met ingrijpende gebeurtenissen in hun leven om te gaan. Eenzaamheid en sociaal isolement hebben ook hun weerslag op het psychisch functioneren en op het meedoen in de samenleving. Mensen met een lagere sociaal-economische status (ses) zijn meestal ongezonder en daardoor kwetsbaarder. Ze hebben een grotere kans om vroegtijdig te overlijden, om opgenomen te worden in een instelling en om functionele beperkingen te krijgen.
Leefstijlfactoren als roken en overgewicht, en acute en chronische stress, hangen sterk samen met een lage ses. Ze hebben een negatieve invloed op de gezondheid en bevorderen zo de kwetsbaarheid Woningcorporaties investeren in woon- en zorgvoorzieningen en in toegankelijke woningen voor ouderen. Sommige corporaties nemen ook initiatieven voor zogenaamde zorgnetwerken. Goede voorzieningen op het gebied van wonen en zorg kunnen opname in een instelling uitstellen of zelfs voorkomen. Ze kunnen pas een beroep doen op voorzieningen wanneer zijzelf, hun partner en/of kinderen de situatie niet meer aankunnen. De meeste ouderen (ruim acht op de tien) zijn honkvast. Ouderen die tevreden zijn met hun woonomgeving, zijn het minst kwetsbaar. Daarnaast is het gevoel van veiligheid belangrijk. Een veilig gevoel helpt ouderen om gezond te blijven. Kimberly Grauwels
Deeg, D. J., & Braam, A. W. (1997). Het belang van kwaliteit van leven voor ouderen zelf. Een kwantitatieve benadering. Medische antropologie, 9, 136-149. Korte inhoud : Er is een onderzoek gedaan bij mensen uit de leeftijdscategorie 55-85 waarbij er werd nagegaan aan welke levensaspecten (lichamelijke en geestelijke gezondheid , huwelijk (( 3 meest belangrijke )) inkomen , vrienden, kennissen , geloof , tijdsbesteding, huisvesting en gezin ) deze ouderen de meeste prioriteit gaven. Het niet meer hebben van iets wat belangrijk werd gevonden hangt samen met een mindere goede kwaliteit van het leven. ( ouderen die een aspect belangrijk vinden maar er niet over beschikken , zijn minder tevreden dan anderen) 144
De kwaliteit van het leven wordt zeer vaak opgevat als de zelfredzaamheid , hoe meer belangrijke dagdagelijkse activiteiten ze nog kunnen doen hoe hoger de levenskwaliteit. Kwaliteit van het leven is vooral een subjectieve beleving van de oudere ( sluit niet altijd aan bij het objectieve) Reflecties : Geen jaren aan het leven , maar leven aan de jaren toevoegen. : Dit is een citaat uit de tekst dat voor mij zeer hard aansprak. Hier wordt voor mij de nadruk gelegd op je leven zo goed mogelijk inrichten zodat je er zoveel mogelijk kan uithalen dat voor jou belangrijk is. Het is niet zo belangrijk hoe oud je wordt als dit maar op een aangename manier gebeurd. Er is geen vaste maat voor kwaliteit , dit wil zeggen dat het niet zo makkelijk te meten valt met een kwantitatief onderzoek. Daarom denk ik dat het goed is dat wij met ons project vooral gaan zorgen voor verhalen van mensen zodat we hun beleving kunnen begrijpen. Kwaliteit voor de een is niet hetzelfde als voor de ander. van der Geest, S. (1997). Tellen op leeftijd: Schets van een antropologie van ouderen. Leef tijd, 35(5), 27-30. Korte inhoud : Antropologie : de verborgen eigenschappen van de werkelijkheid proberen te ontdekken. Niet beperken tot fysieke eigenschappen. Wij hebben een cijfer-cultuur , wanneer iemand oud is verhoogt met het aantal kalenderdagen. In andere culturen is dit niet zo , men is maar zo oud als men zich voelt. Het respect dat gekregen wordt en de levenswijsheid die verspreid wordt is belangrijker dan het eigenlijke cijfer. Het is belangrijk dat dingen in hun context worden bekeken , niet van op afstand in een laboratorium of in een bibliotheek. Wanneer context niet bekend is ontstaan er misverstanden ( behoren tot andere cultuur) hoe zien zij hun situatie en hoe gaan ze met anderen om. Ouderen van onze maatschappij willen hun kinderen niet tot last zijn ( zelfstandigheid staat voorop , bang relatie met familie op het spel omdat ze afhankelijk van hen zijn geworden ) , dit is niet vanzelfsprekend voor ouderen van een andere cultuur waar het als logisch gezien wordt dat de jongere de oudere gaat verzorgen. Anderen proberen begrijpen : ook een stukje van jezelf beter leren kennen. Reflecties : Ik had al wel eens gehoord van antropologie maar wist niet juist wat dit inhield , nu kan ik er mij al iets meer bij voorstellen dan in het begin. Wat in deze tekst aangetoond wordt dat het belangrijk is om naar de context te kijken wordt door onze opleiding sociaal werk ook sterk benadrukt , het lijkt mij inderdaad ook beter om de mensen te betrekken bij hun situatie en niet enkel er van op afstand naar kijken. ( niet helemaal insider worden want dan niet meer objectief kijken)
145
In onze debatten gaan we ons goed bewust zijn dat onze gedachten niet dezelfde zijn als die van hen , we hebben een andere leefwereld (oppassen voor misverstanden). Verkennen van de leefwereld van de oudere. “LUISTEREN NAAR WAT OUDEREN ZELF BELANGRIJK VINDEN” Wijk, M. (2008) Handboek voor toegankelijkheid . P.M Sasse , Doetinchem. Korte inhoud : Dit boek is een echt handboek voor toegankelijkheid zoals de titel al deed vermoeden. In het boek vindt je alles over ergonomie ( aanpassen ) van stedelijke inrichting , gebouwen en woningen. Er worden aandachtspunten geformuleerd naar ontwerp en beheer van voorafgaande zaken , ook aan praktische uitleg , veiligheid wordt aandacht besteed. Onder de topic flexibel de aanbevelingen wat er moet gebeuren als er speciale aandacht aan moet gegeven worden. Alles moet goed aangepast worden aan de eisen (noden) van de gebruikers , het handboek is dan ook een goede tool om toegankelijke buitenruimten, gebouwen en woningen te creëren. Er worden wettelijke standaards beschreven van alle mogelijke soorten aanpassingen / inrichtingsmogelijkheden die er zijn Bv : de afstanden van leuningen… In een paar hoofdstukken behandelt het boek de onderwerpen begrip, gebruik, routes, ruimten, objecten en normen. Ik heb mij vooral gefocust op het lezen van gebruik en routes omdat dit nauw aansloot met ons onderwerp toegankelijkheid voor ouderen. Elk van deze onderwerpen wordt grondig beschreven in een aantal paragrafen. De voornaamste informatie die je er kan terugvinden is een tekst met uitleg over wat de mogelijkheden zijn , normen en illustraties hieromtrent. Reflecties : Ik denk dat het zeer interessant gaat zijn om te horen wat er uit de bus gaat komen wanneer we de gesprekken voeren met de ouderen. Of ze hun wijk wel degelijk toegankelijk vinden of wat ze net niet toegankelijk vinden. Dit boek beschrijft zo mooi wat er nu allemaal zou moeten aangepast worden om aan de wettelijke standaard te voldoen , maar is dit in de werkelijkheid eigenlijk wel ? Jana Deknop Maruf, S., Demeere, S. & Teugels, H. (2010). De thuiszorg onder de loep in Brussel. Brussel: Kenniscentrum woonzorg. Samenvatting In het eerste deel ging het over de verschillende instanties die thuiszorg organiseren. Daarop stuiten we op overlappingen van de verschillende regeringen en dubbel werk. Ze werken naast elkaar in plaats van met elkaar. Vanaf hoofdstuk 5 is het relevanter voor ons onderzoek. Hier vinden we aandachtspunten op microniveau. 146
Noden en behoeften senioren Er zijn 3 gelinkte behoeften van senioren die in verbinding staan met elkaar. De behoeften zijn: beperkte mobiliteit, woning en omgeving, psychisch welzijn. Bij beperkte mobiliteit zien we dat het openbaar vervoer niet echt toegankelijk is. Ze vinden het complex, snel en verwarrend; het schrikt af. Er is ook een mogelijkheid tot sociaal vervoer, maar hiervoor zijn heel lange wachtlijsten. De woning en woonomgeving zijn ook niet altijd even toegankelijk. Er is bijvoorbeeld geen lift aanwezig waardoor het moeilijk is om buiten te komen. Er zijn knelpunten; de eerste is dat woningaanpassing vaak blijft steken bij de adviesverlening. De tweede is dat de klusdiensten vaak een dure aangelegenheid zijn. En het derde knelpunt dat het relevantst is voor onze vragenlijst is dat de ouderen de buren vaak niet kennen. Ze hebben vaak behoefte aan een praatje, maar dat is hierdoor moeilijk. Als de persoonlijke mobiliteit afneemt is dit nog belangrijker, maar ook winkels en diensten in de buurt zijn dan noodzakelijk. Bij psychisch lijden is er een gebrek aan psychosociale hulpverlening en ondersteuning ten gunste van ouderen. We moeten ook in ons achterhoofd houden dat de problemen die wij afleiden uit hun verhalen niet perse problemen zijn die zij als een nood of behoefte ervaren. Ervaring met thuiszorgvoorziening Daarna ga het over de behoefte en de vraag naar thuiszorg. Er zijn verschillende drempels waarom ouderen hier niet meteen beroep op doen. Een reden is het aanvaarden van de eigen beperkingen een langzaam proces is. Men wil of kan niet aanvaarden dat men hulp nodig heeft. Een andere reden is dat niet alles even bekend is en de reclame dan via via moet verlopen. We zien ook hier weer dat de diensten naast elkaar werken. De informatie is vaak niet op maat; de taal waarin men geholpen wordt is geen prioriteit. De prioriteit ligt meer bij de kwaliteit, continuïteit, prijs en het behoud van autonomie en zelfbeslissingsrecht. De thuiszorgdiensten zouden een meer proactieve houding moeten aannemen en meer de stap richting potentiële gebruikers zetten. De thuiszorgdiensten moeten meer inspelen op de vraag. Vaak kunnen de senioren enkel blokken van 4uur vragen, wat niet altijd nodig is. Als de senioren dit kunnen opsplitsen zou dit handiger zijn. De ouderen hebben ook meer nood aan dezelfde hulpverleners, waar ze een band mee kunnen opbouwen. De ouderen verwachten ook een band op te bouwen met de verzorgende. Door de vele personeelswissels is dat moeilijk. De verzorging is vaak enkel op het fysieke gericht en de aandacht voor de psychosociale zorg in ondermaats. Erna gaat het over de beleving van de thuiszorgwerk(st)er. Daar komt vooral uit dat het een grote verantwoordelijkheid is en dat het een bewuste keuze is om in de thuiszorg te willen werken. Het is zowel een psychische als fysische belasting. Brussel is niet altijd even veilig en toegankelijk voor een auto. Het is een hele afweging om dit te willen doen. Ik denk dat de organisaties en de overheid met de knelpunten rekening moeten houden
147
om een betere werksfeer te creëren. Los van deze beperkingen is er ook een grote werkdruk en niet echt een teamgevoel. Woonzorgzones Bij de woonzorgzones is de zorg vaak niet afgestemd op de zorgbehoevende. Dit komt onder andere door een onvertrouwdheid. Enerzijds van Brusselse organisaties die zo klein zijn dat ze naast elkaar werken en anderzijds Vlaamse organisaties die wel groot zijn, maar Brussel niet voldoende kennen. Het zou ook goed zijn dat de woonzorgzones worden afgestemd op de residentiële zorg, waardoor er een goede dossieroverdracht kan plaatsvinden. Dit kan in beide richtingen van een ziekenhuis naar de woonzorgzone of van de woonzorgzone naar een rusthuis. Hier komt ook weer de psychosociale hulpverlening voor, zodat ze minder kans hebben hun autonomie te verliezen. Het kan ook preventief georganiseerd worden, door vrijwilligers die op bezoek komen. De vrijwilligers bouwen een band op en luisteren naar de oudere. (peers) Link met debat: Het is zeker interessant om te weten dat beperkte mobiliteit, woning en omgeving en psychisch welzijn in verbinding staan met elkaar. Aangezien wij maatschappelijk werk studeren ligt onze focus vooral op psychisch welzijn. We zien ook dat er een tekort aan is, dus is het interessant om dit mee te nemen. Er zijn ook een paar tekortkomingen, die we kunnen meenemen naar de debatten om te zien of de ouderen dit ook zo ervaren. Ik zie ook dat qua mobiliteit en woning en woonomgeving nog dingen zijn die moeilijkheden veroorzaken. Deze hebben invloed op de toegankelijkheid en de verbondenheid.
Dumoulin, R., Reynaert, J., Heylen, L. & Nisen, L. (2013) Policy Brief.Vroeger nadenken over later. Verwachtingen van kwetsbare ouderen rond de voorbereiding van de latere levensjaren. Koning Boudewijnstichting: Brussel Samenvatting Sociale leven Ouderen in armoede hebben een erg beperkt sociaal netwerk. Er kan spraken zijn van een lastparadox; enerzijds willen ze hun kinderen niet tot last zijn, waardoor ze hun oude dag plannen. Anderzijds willen ze nog niets plannen en afwachten tot het niet meer anders kan. Wonen Weinigen zijn eigenaar van hun woning, dit bemoeilijkt aanpassingen. Ouderen in armoede hebben schrik om te verhuizen, omdat ze vrezen dat het niet betaalbaar gaat zijn en dat hun gewoontes onder druk zullen staan. Gezondheidszorg
148
Hier gaat het om een gezondheidsparadox; ze weten dat kwaaltjes horen bij ouder worden, hoewel velen al kwaaltjes ondervinden noemt niemand zichzelf oud. Ouderen in armoede gaan ook sneller denken aan hun laatste levensfase, dan dat ze denken aan zorg. Aanbevelingen Erna volgen aanbevelingen die te maken hebben met onze doelgroepen. Het gaat meer over meso- en macroniveau. Ze spreken erover dat er meer dialoog moet zijn en de verenigingen dus moeten investeren in communicatie. Ernaast zouden ook de gemeente meer kunnen investeren om leeftijdsvriendelijk te zijn. Een gedachte die mij hier te binnen schoot was dat we bij structurele benadering gezien hebben dat vooral de jongste groep gaat groeien. Ik vraag mij hierbij dan af hoe wij een gemeente kunnen overtuigen te investeren in een beleid voor ouderen als we weten dat de bevolking verandert. ( De bevolkingspiramide in Brussel verschilt heel erg van die van de andere gewesten. Er is een stijging van ouderen in andere gewesten, terwijl in Brussel een daling plaatsvindt) Link met debat Ik denk dat vooral de lastparadox en de gezondheidsparadox interessant zijn om mee te nemen. In de tekst komen ook een paar dingen voor van armoede en allochtonen die we zouden kunnen gebruiken om dingen van de kwetsbaren groepen te staven.
Vanmechelen, O., Verté, D., Teugels, H. & e.a. (2012). Zorgnoden en- behoeften: de kijk van de brusselaar. Brussel: Kenniscentrum woonzorg. Samenvatting Woonsituatie en woonomgeving De ouderen zijn gehecht aan hun woning. Ze ondervinden ook dat de woningen onbetaalbaar alsook de toenemende levensduurte. Ze vrezen ook dat de verkoop van hun huis dus niet voldoende zal zijn voor een betaalbaar en kwaliteitsvol appartement te kopen. De onbetaalbaarheid zorgt ervoor dat de ouderen geen aangepaste woning kopen en soms zelf vervroegd naar een rusthuis moeten. Niet verhuizen lijdt tot een onderbezetting van de grote huizen. Anderen willen niet liever dan verhuizen, maar door de Brusselse huisvestingsmarkt is een kwaliteitsvol en betaalbaar alternatief moeilijk te vinden. Daarnaast zijn er ook slechte woonomstandigheden die niet alleen het risico op gezondheidsproblemen verhogen maar zorgen ze ook voor een isolement. Kwetsbare ouderen 4 verschillende factoren: vereenzaming, zeer hoge leeftijd, laag inkomen en psychische moeilijkheden. Zelfde punten als bij woonsituatie + de algemene kosten zijn moeilijk te betalen. Nog een reden van slechte gezondheidsproblemen is de enkele beglazing.
149
Veel ouderen kunnen terecht bij een dienstencentrum en zijn ook tevreden van de sociale activiteiten. Het is wel spijtig dat met feestdagen en in het weekend dit niet open is, waardoor ze nergens terecht kunnen. Velen durven ’s avonds ook niet buiten en dit heeft ook te maken met de kenmerken van de fysieke omgeving; straatafval, slecht beheer van de publieke ruimte, angst om te vallen. Link met debat Ik heb bewust deze 2 hoofdstukken gelezen, omdat wij nog wat informatie misten over deze twee thema’s. De andere hoofdstukken heb ik niet meer gelezen door tijdgebrek. Het eerst was wel bruikbaar om een beeld te schetsen waarom ouderen minder snel verhuizen. Het tweede was noodzakelijk om onze kwetsbare groep in te schatten en om gerichte vragen te stellen.
150