VERSIE 1.3
Programma Veilig door Innovatie - Analyse ingediende innovatieprojecten 2012 – 2014
DATUM 8-10-2015
Auteur Joost Brinks Email
[email protected] Datum 8-10-2015 Versie 1.3
Programma Veilig door Innovatie - Analyse ingediende innovatieprojecten 2012 – 2014 Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid, Ministerie van Veiligheid en Justitie
Pagina 1 van 19
VERSIE 1.3
Programma Veilig door Innovatie - Analyse ingediende innovatieprojecten 2012 – 2014
DATUM 8-10-2015
1 Documenthistorie Versie 1.0 1.1
Datum 31 maart 2015 18 juni 2015
Auteur Joost Brinks Joost Brinks
1.2
14 juli 2015
Joost Brinks
1.3
8 oktober 2015
Joost Brinks
Pagina 2 van 19
Toelichting Concept versie Aangepast versie, aanvullingen door auteur en review drs. H.M. Klaasen verwerkt Aangepast versie, review drs. H.M. Klaasen verwerkt Aangepaste versie na review
VERSIE 1.3
Programma Veilig door Innovatie - Analyse ingediende innovatieprojecten 2012 – 2014
DATUM 8-10-2015
2 Inhoudsopgave 1
Documenthistorie ............................................................................................................................. 2
2
Inhoudsopgave ................................................................................................................................. 3
3
Inleiding ............................................................................................................................................ 4
4
Bevindingen ...................................................................................................................................... 7
5
4.1
Bestrijdingsmethoden bij incidenten en rampen...................................................................... 7
4.2
Cloud computing, BYOD, mobiele apparaten en netwerken ................................................... 9
4.3
Sociale media en crisiscommunicatie ................................................................................... 10
4.4
Applicaties voor mobiele apparaten ...................................................................................... 11
4.5
Weerbaarheid van bedrijven en burgers ............................................................................... 12
4.6
First responders ..................................................................................................................... 13
4.7
Serious Gaming en realistische oefensituaties ..................................................................... 14
4.8
Gebruik en beoordeling van informatie op internet ............................................................... 15
4.9
Gegevens ten behoeve van (politie)onderzoek ..................................................................... 16
4.10
Risicoburgers ......................................................................................................................... 18
Partners .......................................................................................................................................... 19
Pagina 3 van 19
VERSIE 1.3
Programma Veilig door Innovatie - Analyse ingediende innovatieprojecten 2012 – 2014
DATUM 8-10-2015
3 Inleiding De Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid De Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV), onderdeel van het ministerie van Veiligheid en Justitie, beschermt Nederland tegen bedreigingen die de maatschappij kunnen ontwrichten. Samen met zijn partners binnen overheid, wetenschap en bedrijfsleven zorgt de NCTV ervoor dat de Nederlandse vitale infrastructuur veilig is én blijft. Sinds de oprichting van de NCTV op 1 juli 2011 is er binnen de Rijksoverheid één organisatie verantwoordelijk voor terrorismebestrijding, cyber security, nationale veiligheid en crisisbeheersing. Samen met zijn partners uit het veiligheidsdomein maakt de NCTV zich sterk voor een veilig en stabiel Nederland. De focus ligt hierbij op het voorkomen en beperken van maatschappelijke ontwrichting. Veilig door Innovatie De NCTV coördineert het innovatiebeleid van het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Sinds eind 2012 is de NCTV verantwoordelijk voor het programma Veilig door innovatie. Met dit programma worden vernieuwingen en verbeteringen nagestreefd die bijdragen aan het effectiever en efficiënter functioneren van operationele diensten in het veiligheidsdomein. Kennisinstituten, overheidsdiensten en bedrijfsleven kunnen elkaar goed aanvullen bij het streven naar meer maatschappelijke veiligheid. Het innovatiebeleid richt zich voor een belangrijk deel op deze samenwerking. Via het programma Veilig door Innovatie kunnen publieke veiligheidspartners op uitnodiging van de NCTV innovatieprojecten indienen, met een verzoek tot financiële ondersteuning. In de periode 2012 – 2014 hebben vijf projectrondes plaatsgevonden. In 2012 kende het programma nog één ronde, maar sinds 2013 zijn er jaarlijks twee rondes. In de vijf rondes heeft de NCTV 209 projectvoorstellen ontvangen, waarvan 37 voorstellen zijn gehonoreerd en uitgewerkt tot een projectplan. In onderstaand diagram wordt getoond van welke organisaties en/of sectoren binnen het veiligheidsdomein de NCTV zijn projectaanvragen in de periode 2012 – 2014 ontving.
Pagina 4 van 19
VERSIE 1.3
Programma Veilig door Innovatie - Analyse ingediende innovatieprojecten 2012 – 2014
DATUM 8-10-2015
Beoordelingscriteria Ten aanzien van de gunning ligt de prioriteit van de NCTV bij creatieve projectvoorstellen die aansluiten bij de eigen innovatie agenda. Maar ook is er ruimte voor projecten die breder georiënteerd zijn op maatschappelijke veiligheid. De voorstellen dienen vernieuwend te zijn binnen het brede veiligheidsveld en bij voorkeur biedt de uitkomst voor meerdere veiligheidspartners voordeel qua effectiviteit en/of efficiëntie. De projecten worden door een beoordelingscommissie beoordeeld op tien criteria, het belangrijkste en doorslaggevende criterium hierbij is ‘de gezochte innovatie’. Dit criterium valt uiteen in twee onderdelen, het ‘domein’ of het ‘veld’ waar het idee binnen valt en de ‘mate van innovatie’. Over het algemeen blijken bijna alle ingediende voorstellen te voldoen aan het domein of het veiligheidsveld waar de projectenrondes zich op richten. De reden hiervoor ligt in het feit dat alleen aangewezen veiligheidspartners, die zich veelal binnen het geformuleerde domein begeven, uitgenodigd worden aanvragen in te dienen. Bij de eerste beoordeling vallen de meeste voorstellen dan ook af op de ‘mate van innovatie’. Het merendeel van de ingediende voorstellen leidt weliswaar tot meer effectiviteit en/of efficiëntie bij veiligheidspartners, maar vallen niet altijd binnen de Technology Readiness Levels (TRL) 3 t/m 7. 1 Enkele voorstellen zijn te fundamenteel van aard en hebben derhalve te lage TR levels, maar veelal worden voorstellen afgewezen vanwege te hoge TRL en/of omdat ze zich niet richten op een sprongsgewijze verandering. En het kan zijn dat een voorstel afvalt omdat het gericht is op het aankopen van feitelijke producten in plaats van het innovatief ontwikkelen daarvan. Deze voorstellen zijn vaak aan te besteden en daarmee zonder al te veel ontwikkeling in te kopen vanuit de markt, of het betreft beleidswerk, deze voorstellen vallen buiten de scope van het programma. Ook in de tweede selectieronde kunnen voorstellen nog afvallen, bijvoorbeeld omdat er met het onderbouwde budget onvoldoende spin off wordt bereikt. Dit wil zeggen dat het vaak dure ontwikkelingen zijn met slechts een heel klein bereik. Verder vallen projecten in de tweede ronde soms af vanwege een beperkte borging van de ontwikkeling waarvoor de investering wordt gevraagd, of omdat onvoldoende afspraken te maken zijn met het bedrijfsleven- en of kennisinstellingen over de resultaten van het project. Ten aanzien van dat laatste punt spelen vragen een rol als: zijn de resultaten voor de overheid licentievrij, op welke wijze kan een projectinvestering door de overheid worden terugverdiend en hoe wordt voorkomen dat de overheid dubbel betaalt voor een ontwikkeling? Verder kan een voorstel van een organisatie afgewezen worden omdat ze door een andere organisatie reeds uitgevoerd wordt. In dat geval wordt de indiener verzocht om daarbij aan te sluiten. En in sommige gevallen is de behoefte realistisch, maar het innovatieproject onvoldoende uitgedacht. Indien (gelijksoortige) projecten niet gehonoreerd zijn, wil dit geenszins zeggen dat deze thema’s niet door de NCTV gefinancierd worden. Dat projectvoorstellen zijn afgewezen wil ook niet zeggen dat ze de bestaande behoeften niet goed weergeven. Het blijkt dat de behoeften die uit de afgewezen voorstellen naar voren komen, vergelijkbaar zijn en soms overlappen met behoeften die ten grondslag liggen aan de wèl gehonoreerde projecten. Deze gehonoreerde projecten zijn te vinden op de website van de NCTV2. Deze rapportage is bedoeld als een informatieve aanvulling daarop.
1
Een TRL geeft een indicatie van de fase waarin een ontwikkelingsproject zich bevind. In totaal zijn er negen fases gedefinieerd die samen het totale ontwikkelingsproces weergeven. 2 https://www.nctv.nl/onderwerpen/prioriteiten2014/innovatie/innovatiefonds/ Pagina 5 van 19
VERSIE 1.3
Programma Veilig door Innovatie - Analyse ingediende innovatieprojecten 2012 – 2014
DATUM 8-10-2015
Doel van deze rapportage De aanvragen voor projectfinanciering die uiteindelijk niet gehonoreerd worden, zijn vertrouwelijk van aard. Het gaat immers vaak om ruwe, experimentele ideeën, gebaseerd op persoonlijke beleidsopvattingen die niet voor publicatie bedoeld zijn. Niettemin bevatten deze afgewezen voorstellen informatie die inzicht verschaffen in bestaande innovatie-behoeften bij publieke veiligheidsorganisaties. Dat is informatie die van belang is om het innovatieproces in dit domein te bevorderen. Als bedrijven en kennisinstellingen beter inzicht hebben in deze (gezamenlijke) behoeften, kunnen ze daar beter op inspelen en kennis en producten ontwikkelen die een grotere kans hebben om daadwerkelijk ingezet te worden in de praktijk. Om die reden wil de NCTV de informatie uit de afgewezen projectaanvragen inzichtelijk maken. Aan Doxis Informatiemanagers is gevraagd daartoe een analyse uit te voeren op de niet gehonoreerde aanvragen die de NCTV in de projectrondes van 2012, 2013 en 2014 heeft ontvangen en hierover te rapporteren. In hoofdstuk 2 is deze analyse opgenomen. In hoofdstuk 3 wordt nader ingegaan op de door de indieners genoemde partners in het project, de zogenaamde kennisaanbieders en kennisvragers.
Pagina 6 van 19
VERSIE 1.3
Programma Veilig door Innovatie - Analyse ingediende innovatieprojecten 2012 – 2014
DATUM 8-10-2015
4 Bevindingen Ingediende aanvragen De aanvragen die de NCTV ontvangt richten zich op zeer uiteenlopende onderwerpen. Ten behoeve van de leesbaarheid van deze rapportage is getracht de ingediende projectvoorstellen enigszins te clusteren naar type ontwikkeling (zoal serious gaming) of thema (zoals het gebruik van gegevens op sociale media ten behoeve van crisiscommunicatie). De diversiteit van de ingediende projectvoorstellen brengt echter met zich mee dat binnen een thema nog steeds uiteenlopende ontwikkelingen worden belicht. Deze rapportage is zoveel mogelijk geanonimiseerd opgesteld. Alhoewel termen als ‘Nationale politie3’ of ‘brandweer’ wel genoemd worden, worden de namen van de veiligheidspartners / indieners niet genoemd. De namen die door de verschillende indieners voor hun idee, product of dienst zijn bedacht, worden zo min mogelijk genoemd. Alhoewel in deze rapportage uitsluitend een beeld wordt geschetst van de projectvoorstellen die niet door de NCTV zijn gehonoreerde, kan het gebeuren dat door de indiener toch een vervolg is gegeven aan de niet gehonoreerde aanvraag, al dan niet in samenwerking met andere partners dan de NCTV. Hiernaar is bij het schrijven van deze rapportage geen specifiek onderzoek gedaan. Mocht een concreet vervolg bekend zijn, dan wordt hier melding van gemaakt. De onderwerpen die hieronder worden behandeld, komen in willekeurige volgorde aan bod.
4.1 Bestrijdingsmethoden bij incidenten en rampen Door veranderingen in het gebruik van materialen in de bouw en bij de inrichting van gebouwen, is het verloop van een brand de laatste decennia fundamenteel veranderd. Als gevolg hiervan wordt de standaard door de brandweer gehanteerde binnen aanval niet altijd meer effectief en zelfs voor brandweermensen gevaarlijk bevonden. Bij meerdere partners bestaat de behoefte om onderzoek te doen naar de ontwikkeling van brandbestrijdingstechnieken die momenteel wellicht voor onmogelijk worden gehouden. Hierbij speelt niet alleen de vraag op welke wijze branden in moderne panden zich ontwikkelen, ook is er een duidelijke behoefte aan onderzoek naar de ontwikkeling van nieuwe blusstoffen. Tevens wordt het ontwikkelen van meer kennis over de menselijke aspecten van de brandweerinzet als belangrijk bestempeld. Van brandweermensen wordt immers verwacht dat ze op elk moment van de dag en onder de meest extreme omstandigheden effectief kunnen presteren. Alhoewel er tal van aannames zijn over wat brandweermensen onder extreme omstandigheden zouden kunnen presenteren, is er nog maar weinig (wetenschappelijk) onderzoek bekend over de beperkingen van mensen onder deze extreme omstandigheden in combinatie met bijvoorbeeld het effect van 24uursdiensten of slaaponderbreking. Het opdoen van deze kennis wordt als zeer belangrijk bestempeld omdat deze ingezet kan worden in de zoektocht naar innovatieve werkmethoden en arbeidsintensiteit en zo bijdraagt aan een duurzame inzetbaarheid van brandweerpersoneel.
3
Sinds 1 januari 2013 is de politie één politiekorps. Waren er eerst nog 25 regionale politiekorpsen, het korps landelijke politiediensten (KLPD) en de voorziening tot samenwerking Politie Nederland (vtsPN), nu bestaat de politie uit tien regionale eenheden, de Landelijke Eenheid en het Politiedienstencentrum. (bron: www.politie.nl) De NCTV ontving in de periode 2012 - 2014 aanvragen vanuit verschillende onderdelen van de politieorganisatie. In deze analyse wordt steeds gesproken over de Nationale Politie. Pagina 7 van 19
VERSIE 1.3
Programma Veilig door Innovatie - Analyse ingediende innovatieprojecten 2012 – 2014
DATUM 8-10-2015
Ten aanzien van de milieueffecten bij brandbestrijding wordt gewezen op de noodzaak om te voorkomen dat milieugevaarlijke stoffen bij een brand, al dan niet vermengt met bluswater, kunnen wegstromen in de bodem en/of het oppervlaktewater kunnen vervuilen. Daaruit voortkomende problemen, denk aan saneringskosten, zijn mogelijk te voorkomen met innovatieve blusmiddelen of ad-hoc opvangvoorzieningen. Maar ook is het voorstel ingediend om een systematiek te ontwikkelen waarmee bepaald kan worden of het in sommige gevallen gunstiger kan zijn om niet tot het bestrijden (blussen) van een brand over te gaan. Om tot zo’n besluit te komen moet in korte tijd gekeken kunnen worden naar de combinatie van milieutechnische aspecten van een dergelijk besluit, beveiligingsbelangen en belangen van eigenaren en verzekeraars van brandende objecten. Liquefied Natural Gas Liquefied Natural Gas, afgekort tot LNG en in het Nederlands vloeibaar aardgas genoemd, is een nieuwe, schonere en stillere brandstof voor wegtransport en scheepvaart. Op verschillende plaatsen in Nederland zijn LNG-vulstations gerealiseerd en in werking. Op de binnenvaart varen de eerste schepen die aangedreven worden op LNG. Hulpdiensten ontberen echter nog inzetprocedures hoe op te treden bij incidenten met LNG. Hierdoor ontstaan bij incidenten veiligheidsrisico’s voor hulpverleners, private dienstverleners en de directe omgeving. Daarom dienen op korte termijn praktische tools ontwikkeld te worden die gebruikt kunnen worden bij de bestrijding van LNG incidenten. Dit betreft onder meer een object risico analyse, het ontwikkelen van een inzetprotocol, het realiseren van een mogelijkheid voor realistische trainingen en het opleiden van operationele functionarissen binnen de brandweer en private dienstverleners. Op termijn zal meer experimenteel onderzoek noodzakelijk zijn om de effecten van LNG incidenten in kaart te brengen, te begrijpen en de juist inzetstrategieën te ontwikkelen bij verschillende LNG incident scenario’s. Inzet van drones Enkele door de NCTV ontvangen aanvragen betreffen (het verkrijgen van financiering ten behoeve van) de aanschaf en inzet van drones, bijvoorbeeld om bij hoog water mogelijke dijkdoorbraken in beeld te brengen of voor het uitvoeren van brandhaardanalyses. Aanvragers stellen dat de verkenningstijd bij verschillende typen incidenten door het inzetten van drones aanzienlijk omlaag gebracht kan worden. Nucleaire, radiologische en chemische ongevallen Verschillende partners dienen projectvoorstellen in die zich op de één of andere manier richten op nucleaire, radiologische of chemische ongevallen, dan wel het voorkomen daarvan. Voor het goed en snel kunnen inschatten van de gevolgen van een chemisch, nucleair of radiologisch ongeval voeren verschillende partners in de veiligheidsketen metingen in het veld uit. De goede weergave van een situatie draagt sterk bij aan het kunnen inschatten van gezondheidsrisico’s bij een calamiteit. Visualisatie biedt de mogelijkheid om metingen te vergelijken met modelresultaten om zo de voorspellende waarde van modellen te verbeteren. Aangegeven wordt dat het nog niet mogelijk is om meetgegevens zodanig in beeld te brengen dat deze ook kunnen worden vergeleken met modelresultaten. Tools die de interpretatie van metingen verbeteren zouden dan ook tot ontwikkeling moeten komen. Tevens leeft bij verschillende partners de wens om vaker te kunnen oefenen in het uitvoeren van metingen, deze oefeningen slimmer uit te kunnen voeren en gerichter te kunnen organiseren. Momenteel kunnen bij rampenoefeningen alleen voor sommige partijen en alleen bij afgesproken vaste omstandigheden metingen worden gesimuleerd. Door een instrument te ontwikkelen dat de resultaten van verspreidingsmodellen live vertaalt naar gesimuleerde metingen, kan slimmer en vaker worden geoefend. Daarbij kan, door metingen live te simuleren, beter worden geoefend op de vergelijking tussen metingen en modellen. Gesteld wordt dat alle partijen in de veiligheidsketen hier baat bij kunnen hebben.
Pagina 8 van 19
VERSIE 1.3
Programma Veilig door Innovatie - Analyse ingediende innovatieprojecten 2012 – 2014
DATUM 8-10-2015
Luchtmetingen Nieuwe - real-time - luchtmeetsystemen zijn al enige tijd beschikbaar. Het gebruik van deze luchtmeetsystemen door meetdiensten bij calamiteiten is nog zeer beperkt, daarbij bevindt dit gebruik zich nog in een verkennende fase. Het belangrijkste knelpunt is dat de real-time data nog niet goed geïnterpreteerd kunnen worden. Hierdoor duurt de advisering over de gevaren van incidentele emissies nog onnodig lang. Er is behoefte aan onderzoek ten aanzien van het bestaande real-time systeem voor geurhinder. Dit systeem is thans nog niet goed in staat om signalen te vertalen naar concentraties van specifieke stoffen. Aanvullend onderzoek kan tevens resulteren in het gebruik van dit systeem bij chemische ongevallen. Zwaar vuurwerk en homemade explosives Homemade explosives (HME), ofwel zelfgemaakte explosieven zijn explosieven die buiten het professionele circuit worden vervaardigd. Aangegeven wordt dat er behoefte is aan een blijvend actuele databank met de laatste stand van zaken op het gebied van HME, meer specifiek de grondstoffen daarvan. Met behulp van een actuele bibliotheek zijn grondstoffen (precursoren) te detecteren en kan in geval van een (dreigende) crisis op locatie worden vastgesteld of er sprake is van explosieve materialen. Ook het optreden tegen illegaal vuurwerk behoort tot de onderwerpen die de NCTV ontving. Het gebruik van zwaar vuurwerk kende de afgelopen jaren een forse toename. Vanwege de gevaarzetting voor omwonenden, schade aan (on)roerende goederen, overlast van het vuurwerk en het feit dat het vaak gaat om illegaal vuurwerk, wil de Nationale politie hier tegen optreden, handhaven en strafbare feiten oplossen. Daartoe is in 2012 een pilot gestart waarmee door middel van een akoestische test onderzocht is of het technisch mogelijk is om een (vuurwerk)knal te detecteren tot een exacte locatie. De methode, die als voldoende accuraat bevonden is, zou nu doorontwikkeld moeten worden naar een bruikbare methode voor noodhulpeenheden.
4.2 Cloud computing, BYOD, mobiele apparaten en netwerken Cloud computing, het via het internet beschikbaar stellen van hardware, software en gegevens, is een duidelijk waarneembare trend in de informatietechnologie. Google Drive, OneDrive en Dropbox zijn voorbeelden van clouddiensten waarmee bestanden online opgeslagen kunnen worden en kunnen worden gesynchroniseerd tussen verschillende computers en mobiele apparaten van een gebruiker. Tegelijk kunnen deze bestanden gedeeld worden met derden. Niet alleen data wordt in toenemende mate opgeslagen in de cloud, ook steeds meer systemen bevinden zich virtueel in de cloud. Zowel het bedrijfsleven als overheden op landelijk, regionaal en lokaal niveau kiezen steeds vaker voor de kosten- en flexibiliteitsvoordelen van de cloud. Cloud computing brengt echter ook risico’s met zich mee, bijvoorbeeld op het gebied van privacy en informatiebeveiliging. Organisaties die hun informatie en informatiesystemen in eigen beheer hebben en serieus (willen) omgaan met informatiebeveiliging, maken beveiligingsrisico’s inzichtelijk en houden beveiligingsmaatregelingen actueel. Ook wanneer gebruik wordt gemaakt van cloud computing is informatiebeveiliging noodzakelijk. Tegelijk zijn de mogelijkheden daartoe beperkter doordat de clouddiensten niet in eigen beheer zijn. Een set richtlijnen zou bedrijven en overheden in staat moeten stellen om op een veilige manier met cloud computing om te gaan, zonder dat hiermee de duidelijke voordelen van de open en flexibele omgeving verloren gaan. Vanuit de veiligheidspartners wordt aangedrongen op het opstellen van deze richtlijnen, welke dienen te bestaan uit preventieve, detectieve, repressieve en correctieve maatregelen.
Pagina 9 van 19
VERSIE 1.3
Programma Veilig door Innovatie - Analyse ingediende innovatieprojecten 2012 – 2014
DATUM 8-10-2015
Bring Your Own Device Eindgebruikers binnen bedrijven en overheidsinstellingen gebruiken in toenemende mate (eigen) mobiele apparaten, zoals tablets, voor zakelijke doeleinden. Dit principe heet Bring Your Own Device, afgekort tot BYOD. Vaak gaat het bij dit gebruik om mobiele apparaten die niet alleen voor zakelijke, maar ook voor privédoeleinden worden gebruikt. Hoewel bedrijven en overheidsinstellingen dergelijk gebruik in toenemende mate honoreren, brengt BYOD de nodige beveiligingsuitdagingen met zich mee. Bijvoorbeeld omdat geen onderscheid wordt gemaakt tussen thuis-, bedrijfs- en publieke netwerken. Vanuit de veiligheidspartners wordt aangedrongen op onderzoek dat resulteert in een verzameling maatregelen die organisaties de garantie geven dat mobiele consumentenapparaten op een gelijkwaardig veiligheidsniveau gebruikt kunnen worden als bedrijfseigen, zakelijke apparaten zonder dat eindgebruikers inleveren op de belangrijkste beweegredenen om die mobiele apparatuur te gebruiken. Voor dit onderzoek moet gedacht worden aan zaken als architectuur, encryptie, apparaatbeheer, anti malware technieken en privacy. Een onderwerp waar tevens aandacht voor wordt gevraagd is het risico van open wifi netwerken. Steeds vaker is het mogelijk om een wifi verbinding te maken met een (gratis) hotspot, bijvoorbeeld in restaurants, in het openbaar vervoer of bij tankstations. Deze hotspots kunnen onveilig zijn, bijvoorbeeld omdat er geen certificaten gebruikt worden om een beveiligde verbinding op te zetten. Hierdoor kunnen beveiligingsrisico’s ontstaan, bijvoorbeeld ten aanzien van de toegang tot gegevens door derden op de apparaten waarmee verbinding met een dergelijk netwerk wordt gemaakt.
4.3 Sociale media en crisiscommunicatie Sociale media, zoals Twitter en Facebook, zijn niet meer weg te denken uit het persoonlijke en professionele leven. Niet alleen burgers, maar ook hulpdiensten en ketenpartners maken steeds vaker gebruik van sociale media. Dit doen zij vanuit verschillende doelstellingen, te denken valt aan: 1. Informatievoorziening: om burgers te informeren over een (crisis)situatie, het verloop daarvan en genomen matregelen; 2. Schadebeperking: om burgers te waarschuwen voor dreigende situaties en voor het bieden van handelingsperspectief; 3. Betekenisgeving: om richting burgers betekenis te geven aan een crisissituatie en om gebeurtenissen in een breder perspectief te duiden. Via sociale media kan de burger realtime, direct, interactief en 24 uur per dag door hulpdiensten worden bereikt. Sociale media kunnen daarmee een goede aanvulling zijn op de meer reguliere risicoen crisiscommunicatie. Tegelijk kan slimmer gebruik van gegevens uit sociale media de operationele slagkracht van verschillende diensten vergroten. Verschillende partners van de NCTV geven aan dat zij nog zoekende zijn als het gaat om de technische, organisatorische en inhoudelijke mogelijkheden die bepalen op welke wijze sociale media effectief en efficiënt kunnen worden ingezet. In het verlengde daarvan wordt ook een uitdaging gezien in het op gang brengen van de interactie met het publiek. Burgers kunnen via sociale media ingezet worden als (extra) ogen en oren van hulpdiensten. Via sociale media kunnen zij worden verleid om te participeren in het opsporingsproces of mee te helpen bij het oplossen van incidenten. Deze interactie kan, eenmaal goed op gang gebracht, de denk- en menskracht die voor de veiligheidstaken beschikbaar is verhogen. Sociale media zijn ook steeds meer een essentiële actuele bron van informatie over veiligheid, bijvoorbeeld om te achterhalen waar bliksem inslaat, waar treinen stilstaan, waar water stijgt, waar het glad is of waar drukte toeneemt. Via Twitter, blogs en andere sociale media vertellen burgers immers direct wat ergens gebeurd is. Deze informatie ligt, indien goed ontsloten, voor het oprapen.
Pagina 10 van 19
VERSIE 1.3
Programma Veilig door Innovatie - Analyse ingediende innovatieprojecten 2012 – 2014
DATUM 8-10-2015
De opkomst van de bijzonder snelle – niet officiële - informatievoorziening via sociale media brengt ook een extra uitdaging met zich mee. Zo legt de berichtgeving via sociale media extra druk op de communicatie vanuit hulpverleners en overheid, zowel bij het bevestigen van de berichten die circuleren als bij het weerleggen ervan. Om te kunnen onderbouwen op welke wijze sociale media tijdens incidenten effectief en efficiënt ingezet kunnen worden is het nodig om de technische, organisatorische en inhoudelijke mogelijkheden op dit vlak in kaart te brengen en te beoordelen. Overigens is nog niet iedere partner overtuigd van de meerwaarde van sociale media en wordt in een enkel geval gepleit voor een onderzoek om te achterhalen wat die meerwaarde van het gebruik van sociale media werkelijk is. Voorkomen van sociale onrust Door de invloed van sociale media kunnen incidenten of evenementen tot grote maatschappelijke onrust leiden. Dit kan veel schade en impact op de samenleving veroorzaken. Er lijkt nog nauwelijks beleid te zijn op het voorkomen van sociale onrust en (lokale) overheden zijn nog nauwelijks voorbereid op het voorkomen van of reageren op situaties van sociale onrust. Soms wordt onrust zelfs verergerd of veroorzaakt door geen of slechte communicatie door de overheid. Het monitoren van sociale media zal dan ook nadrukkelijker gericht moeten zijn op het vinden van collectieve patronen voorafgaand aan onrustsituaties. Als dergelijk patronen eenmaal herkend kunnen worden, kunnen overheden al in een vroeg stadium (tijdens de signaleringsfase) reageren en een interveniërende rol op zich nemen. Daarbij is het wenselijk om aan de hand van het gebruik van sociale media de omvang in te kunnen schatten van groepen mensen die (voornemens zijn) ergens samen (te) komen.
4.4 Applicaties voor mobiele apparaten Het aantal beschikbare mobiele applicaties of kortweg apps is de grens van 1 miljoen ruim gepasseerd en deze groei zet gestaag door. Ook het veiligheidsdomein gaat hierin mee. De NCTV ontving verschillende aanvragen gericht op de ontwikkeling van nieuwe apps. Tegelijk komen er ook voorstellen binnen gericht op het tegengaan van mogelijke risico’s die reeds bestaande apps met zich mee zouden kunnen brengen. Sommige apps bieden mogelijkheden die naar de mening van specifieke partners ook tegelijk een risico voor de maatschappelijke veiligheid kunnen vormen. Zo zijn er verscheidene apps beschikbaar die straling kunnen meten, of die claimen dat te kunnen. Echter, doordat de gevoeligheid van sommige smartphones onvoldoende is, bestaat de kans dat een hoger stralingsniveau wordt gemeten dan feitelijk het geval is. Dit zou onrust tot gevolg kunnen hebben en een negatief effect kunnen hebben op de betrouwbaarheid van de overheid en haar partners in het veiligheidsdomein. Daarom wordt gepleit voor een onderzoek naar de bruikbaarheid, door burgers, van apps die claimen straling te kunnen meten. Een andere app waarvoor ontwikkelbudget is aangevraagd richt zich op het afleggen van getuigenverklaring. De tijdsinterval tussen het waarnemen van een incident en het afleggen van een getuigenverklaring is vaak groot. In de tussentijd kan een getuige feiten vergeten of inkleuren. Tevens bestaat de mogelijkheid dat de getuige wordt beïnvloed. Om deze gevolgen tegen te gaan is een voorstel ingediend voor het ontwikkelen van een app waarmee burgers, volgens een zorgvuldig geschreven set instructies en vragen, hun geheugen direct en zelfstandig vast kunnen leggen. Deze app moet de bereidheid van burgers voor het delen van informatie vergroten. Als bijkomend voordeel wordt benoemd dat de verwerking van digitale data eenvoudiger zou zijn dan de verwerking van informatie op papier.
Pagina 11 van 19
VERSIE 1.3
Programma Veilig door Innovatie - Analyse ingediende innovatieprojecten 2012 – 2014
DATUM 8-10-2015
Ten behoeve van de zelfredzaamheid van burgers, bedrijven en organisaties werd een voorstel ingediend voor een app waarmee organisaties kunnen inventariseren in welke mate zij zelfredzaam zijn. Ook kan met deze app in het geval zich een incident voordoet het beschikbare hulpaanbod worden geactiveerd. Uit praktijkvoorbeelden blijkt dat bij een incident de omgeving bereid is hulp te verlenen. Daarbij komt dat organisaties waar personen aanwezig zijn die niet, of in mindere mate, zelfredzaam zijn, het bij een eventuele ontruiming niet redden met de eigen bedrijfshulpverleningsorganisatie. In die gevallen is ook hulp van buiten nodig. Met de app kan in het geval van een incident het beschikbare hulpaanbod worden geactiveerd en op elkaar worden afgestemd. Ook zou de app ingezet kunnen worden om informatie over een crises te communiceren. Verkleinen van opkomsttijden Meerdere aanvragen die zijn ingediend zijn gericht op het verkorten van de opkomsttijden van hulpdiensten. De opkomsttijd is onder te verdelen in drie onderdelen: alarmeringstijd, uitruktijd en aanrijtijd. Eén van de aanvragen is gericht op de ontwikkeling van een app waarmee een standaardmelding van een blusvoertuig wordt gegenereerd. De gps functie van het toestel van de melder geeft daarbij direct de locatie door waarnaar het blusvoertuig gestuurd moet worden. Een telefoonverbinding die tot stand wordt gebracht, stellen melder en centralist vervolgens met elkaar in verbinding. Gesteld wordt dat met een dergelijke app de opkomsttijd van een eerste voertuig met 10 tot 20% gereduceerd kan worden. Machtiging bij het installeren van apps Wanneer gebruikers apps installeren op hun mobiele apparaten, moet vaak akkoord gegaan worden met het afgeven van een machtiging tot de apparaten, bijvoorbeeld tot dataopslag, locatiegegevens of adresboekgegevens. Er zijn ook apps die zonder melding informatie doorgeven aan andere apps. Leveranciers en ontwikkelaars van apps beschikken daardoor over veel (vertrouwelijke) gegevens van burgers, soms zonder dat zij zich bewust zijn van de risico’s die dit met zich mee kan brengen. Naast kans op onrechtmatig gebruik van privégegevens kunnen ook bedrijfsgeheimen afhandig gemaakt worden. Of mensen lopen het risico chantabel te zijn met informatie die door kwaadwillenden op hun mobiele apparaten wordt aangetroffen. Het kweken van bewustwording en het verhogen van mobiele cyberweerbaarheid van (overheids)organisaties, bedrijven en individuele burgers verdient dan ook de nodige aandacht.
4.5 Weerbaarheid van bedrijven en burgers Afgelopen jaren is al veel bereikt rond het verhogen van de weerbaarheid van bedrijven tegen criminaliteit en overlast, zowel via publiek-private samenwerking, door de coördinatie van en samenwerking in de beveiligings- en alarmeringsketen, als door het inzetten van slim cameratoezicht en ICT. Waar het echter nog te vaak aan ontbreekt, is een samenhangende aanpak om burgers in woonwijken te faciliteren in hun behoefte aan fysieke en sociale veiligheid en bescherming van eigendommen. Verschillende partners dienen voorstellen in om nieuwe concepten voor de betrokkenheid van burgers en bedrijven in een praktijkomgeving (door) te ontwikkelen. Voorbeelden hiervan zijn projecten gericht op bewonersparticipatie zoals waarbij hondenbezitters bij het uitlaten van hun hond, zowel overdag als in de avonduren en nacht, direct bij een meldkamer of wijkagent melding kunnen maken van eventuele ongeregeldheden.
Pagina 12 van 19
VERSIE 1.3
Programma Veilig door Innovatie - Analyse ingediende innovatieprojecten 2012 – 2014
DATUM 8-10-2015
De aanpak van woninginbraken is één van de onderwerpen waar de Nationale politie prioriteit aan geeft. Woninginbraken hebben immers een enorme impact op burgers. Het gezamenlijk aanpakken van deze criminaliteit heeft een positief effect op het veiligheidsbewustzijn. Maar burgerparticipatie en de samenwerking tussen burgers en overheid blijft, zo stelt de Nationale politie in één van haar aanvragen, nog teveel een ad-hoc proces. De Nationale politie komt dan ook met een concreet voorstel om burgerparticipatie (meer) lokaal van de grond te laten komen door actieve bewoners zelf in actie te laten komen voor veiligheid, leefbaarheid en inbraakpreventie in de directe woon- en leefomgeving. Dit doen bewoners zelf, samen met en/of geholpen door de overheid. Dit project - ClaimJeStraat4 - is begin 2014 in tien straten door heel Nederland van start gegaan. Identiteitsfraude De financiële schade en de maatschappelijke impact van identiteitsfraude is groot, zowel bij burgers als bij de overheid. Het opsporen van vervalsers is dan ook een onderwerp dat steeds aandacht behoeft. Een vervalser kan de spin in het web zijn van criminaliteit en daarmee kan hij of zij een link zijn naar een criminele organisatie. Vanuit de veiligheidspartners wordt aangegeven dat er behoefte is aan een zoeksysteem dat verschillende bestaande gegevensbestanden met valse documenten kan doorzoeken en daarbij verbanden tussen de verschillende documenten kan leggen. Alhoewel dat mogelijk voor de hand ligt, dient opgemerkt te worden dat de gebruiker van een vals identiteitsdocument niet de maker ervan hoeft te zijn.
4.6 First responders Het landelijke beleid brengt met zich mee dat verminderd zelfredzame burgers in toenemende mate langer (semi)zelfstandig in hun eigen huis blijven wonen. Dientengevolge dient het veiligheidsbeleid dan ook (mede) gericht te zijn op het verbeteren van veiligheid, welzijn en zorg in de wijk en de verhoging van de zelfredzaamheid van deze verminderd zelfredzame burgers. Eén van de aanvragen richt zich hierop door een hulpverleningsconcept te ontwikkelen waarmee gedurende de avond en nacht snel hulp en zorg in de wijk verleend kan worden. Surveillerende voertuigen met menskracht vanuit de brandweer, geneeskundig hulpverlening en beveiliging bieden acute hulp en zorg en dragen dit zo snel mogelijk over aan reguliere hulp- en zorgverleners. Bovendien hebben de surveillerende teams een preventieve werking op de sociale veiligheid in de wijk. Brandweerpersoneel Verschillende partners hebben voorstellen ingediend die gericht zijn op de inzet van (met name) brandweerpersoneel. Zowel het verkleinen van de opkomsttijd, het beter inzetten van brandweercapaciteit als het beter monitoren van de beschikbaarheid van vrijwilligers zijn hierbij een thema. Zo wordt aangegeven dat de mogelijkheid ontbreekt om in geval van een ramp of crisis snel en op uniforme wijze de benodigde capaciteit te bepalen die nodig is om adequaat op een situatie te kunnen reageren alsook voor het bepalen van de middelen waarmee deze capaciteit kan worden ingezet. Dat kan een snelle actie en een goed hupaanbod in de weg staat. Er is sterke behoefte aan een methodiek waarmee op basis van een willekeurig ramp- of crisisscenario een uniform antwoord gegeven kan worden op de vraag welke capaciteit waar en bij wie nodig is, wie over die capaciteit beschikt, welke middelen nodig zijn en wat de beschikbaarheid van die middelen is. Tevens leeft het idee om historische data op het gebied van incidenten, welke zowel op landelijk, regionaal als lokaal niveau beschikbaar zijn, te gebruiken om tot een beter brandrisico profiel te komen, zodat de inzet van brandweercapaciteit daarmee geoptimaliseerd kan worden.
4
Zie ook: http://www.claimjestraat.nl/. Pagina 13 van 19
VERSIE 1.3
Programma Veilig door Innovatie - Analyse ingediende innovatieprojecten 2012 – 2014
DATUM 8-10-2015
Doelmatige inzet van materieel en personeel binnen de zorg voor veiligheid en gezondheid speelt een belangrijke rol in tijden van bezuinigingen. Maar ook geldt: voorkomen is beter dan genezen. De brandweer heeft als wettelijke taak het bestrijden van brand, maar ook het verkleinen van risico’s (preventie). De vereiste opkomsttijd kan in veel veiligheidsregio’s niet voor alle locaties gegarandeerd worden. Derhalve wordt erop aangedrongen te zoeken naar een optimale inzet van preventieve en repressieve brandweercapaciteit, iets wat overigens ook toegepast kan worden binnen de openbare gezondheidszorg.
4.7 Serious Gaming en realistische oefensituaties Geregeld ontvangt de NCTV van haar partners voorstellen die gericht zijn op Serious Gaming. “Een serious game is een computerspel met een ander primair doel dan puur vermaak. Het voornaamste doel is dan bijvoorbeeld communiceren, werven of selecteren, onderwijzen of het verwerven van inzicht. Het vermaak dient om de beleving te versterken en daarmee ook de overdracht van informatie. Daartoe worden de doelen impliciet ingebouwd in het spel, zodat de speler volledig kan opgaan in het spel.”5 Enkele voorbeelden van bestaande games gericht op het omgaan met crises en crisesbeheersing zijn de Burgemeestergame, de Crowd Control Trainer, EyeObserve en Ambulance Control. Om het regiemodel Slim Samen Toezien handen en voeten te kunnen geven is een aanvraag ingediend voor een serious game waarmee de Nationale politie en gemeenten op innovatieve wijze kunnen leren hoe toezicht slimmer samen ingezet kan worden en hoe daar afspraken aan te verbinden zijn. Het doel is te komen tot samenwerking en slimme inzet van toezicht door overheidsen private organisaties. De game richt zich daartoe niet alleen op bewustwording van het nut om samen toezicht te organiseren, maar vooral ook op de processtappen die doorlopen kunnen en/of moeten worden om veiligheidsproblematiek in een gebied aan te pakken. Een andere game waarvoor de NCTV een aanvraag heeft ontvangen is bedacht om de operationele samenwerking tussen first responders en de forensische opsporing te versterken. De game richt zich daartoe op het bewust maken van first responders van sporen die aangetroffen kunnen worden op een plaats delict en waarom en hoe die sporen zoveel mogelijk kunnen worden ontzien, zonder dat daarbij concessies gedaan worden aan de taak om eerste hulp te verlenen. Operationele diensten geven zelf aan ruimte te zien voor het versterken van forensisch bewust handelen, maar weten onvoldoende in welke situaties dit gewenst is en hoe zij daadwerkelijk forensisch bewust kunnen optreden. Serious gaming ten behoeve van alertheid De Nationale politie stelt in één van haar aanvragen dat uit onderzoek blijkt dat politiemensen vooral informatie vastleggen waarvan zij verwachten dat die later voor bewijsvoering belangrijk is of waarvan zij verwachten dat door de politieorganisatie op gereageerd moet worden. Andere informatie, die op het moment zelf minder relevant lijkt, zoals overlast als gevolg van bijvoorbeeld afval of asociaal gedrag, blijft vaak buiten beeld en wordt niet gedeeld. Dit terwijl deze informatie minstens zo relevant kan zijn en op langere termijn en in combinatie met andere informatie inzicht zou kunnen bieden in veiligheidsproblematiek en criminaliteit. Informatiegedrag en informatiecapaciteit van politiemensen lijkt nog sterk gericht te zijn op criminele vervolging. Door middel van een serious game zou de alertheid, dus het waarnemen van afwijkend gedrag dat een signaal kan zijn voor een criminaliteits- of veiligheidsprobleem, vergroot moeten worden. Eén van de partners heeft een aanvraag ingediend voor de (door)ontwikkeling van een bestaand bordspel gericht op de bewustwording van burgers om zich voor te bereiden op ongevallen of rampen tot een game gericht op jongeren.
5
http://nl.wikibooks.org/wiki/Onderwijstechnoloog/Gereedschappen#Serious_Game Pagina 14 van 19
VERSIE 1.3
Programma Veilig door Innovatie - Analyse ingediende innovatieprojecten 2012 – 2014
DATUM 8-10-2015
Natuurbrandbestrijding Voor het oefenen voor natuurbrandbestrijding heeft de brandweer behoefte aan betere en realistische oefenmogelijkheden. Specifiek betreft de aanvraag het ontwikkelen van een oefencurriculum met onder meer scenario’s en 3D modellen van kenmerkende Nederlandse risicogebieden als bos, heide, duin en veen. Ook door de Nationale politie wordt aangegeven dat variatie in oefenlocaties onvoldoende beschikbaar is en dat beschikbare oefenlocaties lastig in te plannen zijn. Daarbij is het inhuren van rolspelers kostbaar en zijn kinderen en dieren nauwelijks als rolspeler in te zetten. Een virtueel simulatiesysteem kan hiervoor de oplossing bieden. De Nationale politie wil ervaring opdoen met het gebruik van het virtuele simulatiesysteem waarvan een prototype wordt ontwikkeld.
4.8 Gebruik en beoordeling van informatie op internet Internetfora en sociale media worden steeds belangrijker voor opsporings-, toezicht- en handhavingsdoeleinden. Op het internet verschijnt immers continu een grote hoeveelheid nieuwe gegevens (data). Zodra aan deze gegevens betekenis kan worden toegekend, wordt het informatie. Verschillende veiligheidspartners zijn bezig met het betekenis geven aan de berichten die op internet verschijnen, bijvoorbeeld om dreigingen, kwetsbaarheden en incidenten te aggregeren, te duiden en te rapporteren. Aangegeven wordt dat berichten apart van elkaar en individueel worden bekeken. De aandacht die wordt gegeven aan de mogelijke samenhang tussen berichten in de bulk aan informatie is nog zeer gering. Hiermee blijft relevante informatie onder de radar. Deze wordt niet gezien, alhoewel ze er wel is. Om waarnemingen in onderlinge samenhang betekenis te kunnen geven, bijvoorbeeld om een goed beeld van actuele dreigingen te krijgen en daarop snel te kunnen anticiperen, is er bij de veiligheidspartners behoefte aan het kunnen relateren van berichten aan elkaar. Snelheid en het op betrouwbaarheid kunnen toetsen van de beschikbare berichten verdient daarbij eveneens de nodige aandacht. Ook voor het opbouwen van onderzoeksdossiers zijn internetfora en sociale media een belangrijke bron van informatie. Momenteel worden deze dossiers nog opgebouwd op basis van sleutelwoorden. Een bericht behoort hiermee tot een dossiers wanneer het een of meerdere van de voor gedefinieerde sleutelwoorden bevat. Het kiezen van de juiste sleutelwoorden is daarmee een proces dat nauwkeurig uitgevoerd dient te worden. Immers, als een sleutelwoord ontbreekt, worden bepaalde gegevens niet gevonden. Tegelijk kunnen verkeerd gekozen sleutelwoorden een dossier vervuilen. Benadrukt wordt dat er behoefte is aan nieuwe methoden om dossiers sneller en eenvoudiger op te kunnen bouwen en deze met een aanzienlijk hogere kwaliteit doelgericht te houden. Deze methoden zouden ontwikkeld kunnen worden door bestaande technieken en modellen uit de taaltechnologie te combineren. Openbare orde Waar veel mensen samenkomen, kunnen risico’s ontstaan voor de openbare orde. Voorbeelden hiervan zijn evenementen als feesten en demonstraties. Van autoriteiten wordt verwacht dat zij de veiligheid waarborgen door vroegtijdig in te spelen op potentiële verstoringen van de openbare orde. Naast de omvang van het aantal mensen dat tegelijk op een bepaalde plaats aanwezig is, spelen zaken als de aard en de bedoelingen van het publiek een rol. Hoe eerder autoriteiten in staat zijn om de omvang van een evenementen in te schatten, hoe eerder zij kunnen inspelen op dreigende ordeverstoringen. Om dat te bereiken wordt belang gehecht aan het real-time kunnen volgen van de communicatie over evenementen op sociale media. Het idee is dat hiermee de mogelijke dreiging die van (het publiek van) een evenement uit kan gaan niet alleen te monitoren, maar ook beter te voorspellen is.
Pagina 15 van 19
VERSIE 1.3
Programma Veilig door Innovatie - Analyse ingediende innovatieprojecten 2012 – 2014
DATUM 8-10-2015
In het verlengde van bovenstaande aanvraag wordt de wens geuit om op basis van bestaande kennis van scenario’s van (bijvoorbeeld) criminele acties of aanslagen reële inschattingen te kunnen maken van mogelijke risicovolle of dreigende situaties, om deze vervolgens op basis van impact en waarschijnlijkheid automatisch te koppelen aan beschikbare en herhaalbare effectieve interventies die het risico, de bedreiging of de impact ervan beperken. Onderzoek naar de mogelijkheden hiervan is volgens de aanvrager noodzakelijk. In dat kader wordt door een andere veiligheidspartner aangegeven dat bij herhaling blijkt dat zowel de overheid als private organisaties onvoldoende voorbereid zijn op gebeurtenissen als aanslagen en rampen. Zelfs wanneer vergelijkbare gebeurtenissen zich al eerder hebben voorgedaan. Afbeeldingen Op het internet wordt steeds meer beeldmateriaal geplaatst. Denk bijvoorbeeld aan de grote hoeveelheden foto’s en video’s die van incidenten gepubliceerd worden op Youtube, Twitter, Instagram of Pinterest. De kans dat foto’s worden gepubliceerd die relevant zijn voor opsporingsdoeleinden, wordt hiermee aanzienlijk vergoot. Het effectief inzetten van dit beeldmateriaal kan ondersteuning bieden aan opsporings-, handhavings- en toezichttaken die de maatschappelijke veiligheid vergroten. Gesteld wordt dat een persoon die op een foto staat afgebeeld niet kan ontkennen dat hij op de desbetreffende locatie is geweest, hierbij is de aantekening op zijn plaats dat foto’s met fotobewerkingssoftware te manipuleren zijn. De locatie waar een foto is gemaakt is dan essentieel. Deze locatie-informatie is maar bij een verwaarloosbaar klein aantal gevallen van het beeldmateriaal op sociale media beschikbaar. Er is dan ook behoefte aan onderzoek naar een gestructureerde en verantwoorde wijze waarop geolocaties automatisch aan beeldmateriaal, gepubliceerd in open bronnen op het internet, gekoppeld kan worden.
4.9 Gegevens ten behoeve van (politie)onderzoek Het aantal kapitale delicten (moord en doodslag) lag de afgelopen jaren in Nederland op een gemiddelde tussen de 150 en 180. Een onnatuurlijk overlijden wordt altijd door de Nationale politie onderzocht. Inzoomen op hetgeen dader en slachtoffer direct voorafgaand aan een misdrijf hebben gedaan is cruciaal en begint op de plaats delict. Hier wordt gezocht naar sporen en bewijs die gezien hetgeen gebeurd is mogelijk van belang kunnen zijn, zoals vinger- en voetafdrukken, DNA-materiaal en voorwerpen. Vervolgonderzoek op deze sporen vindt plaats in het laboratorium. De afgelopen jaren zijn verschillende methoden en technieken ontwikkeld die de kwaliteit en de snelheid van het onderzoek op de plaats delict verghogen. Voorbeelden hiervan zijn forensische archeologie, laserscanning en bloedspattenonderzoek. Het proces voor een onderzoek op een plaats delict is echter nog niet op een integrale wijze ingericht. Om ook nieuwe specialisaties, methoden en technieken ten volle te benutten is vernieuwing van het onderzoeksproces noodzakelijk. Het ontwikkelen van scenario’s voor onderzoek en het vaststellen van de uiteindelijke werkwijze wordt hiervoor noodzakelijk geacht. Graflocaties Jaarlijks worden duizenden mensen als vermist opgegeven, een kleine 200 gevallen van moord en doodslag wordt voor het gerecht gebracht. Bij een aantal van deze moorden en vermissingen wordt het slachtoffer door de dader(s) verborgen gehouden. Grote zoekgebieden bemoeilijken in deze gevallen een snelle vondst. Het percentage slachtoffers dat uiteindelijk wordt teruggevonden is zeer laag. In veel gevallen betreft het ook nog eens een toevalstreffer. Vanuit één van de veiligheidspartners is het voorstel ingediend om op basis van oude zaken een zelflerend systeem te ontwikkelen dat patronen kan herkennen, op basis van deze patronen de meest waarschijnlijke zoekgebieden kan berekenen en daarbinnen zeer specifieke verbergplekken kan bepalen. Met een dergelijk systeem zouden slachtoffers sneller en vaker gevonden moeten gevonden.
Pagina 16 van 19
VERSIE 1.3
Programma Veilig door Innovatie - Analyse ingediende innovatieprojecten 2012 – 2014
DATUM 8-10-2015
Camera identificatie Ook in sommige politieonderzoeken is de toename van de hoeveelheid beeldmateriaal aanzienlijk. Inmiddels is er software beschikbaar waarmee verbanden gelegd kunnen worden tussen beelden die worden aangetroffen bij verdachten, op internet of in andere beeldverzamelingen en de camera’s waarmee deze foto’s zijn gemaakt. De toename van de hoeveelheid te onderzoeken beeldmateriaal is echter een belemmerende factor voor deze software. Er is dan ook behoefte aan doorontwikkeling van bestaande camera identificatiesoftware die met een eenvoudige interface ook nog eens breed in te zetten is bij de Nationale politie. Naast het leggen van verbanden tussen afbeeldingen en camera’s leeft ook de wens om te kunnen zoeken naar en herstellen van gewiste of beschadigde videobestanden opgenomen en/of vastgelegd in specifieke internationale videostandaards. Chemische profielen uit vingersporen De handel, het bezit en het gebruik van cocaïne valt onder de Opiumwet. Het onderscheid tussen bijvoorbeeld sporen van cocaïne op handen en het gebruik van cocaïne kan, in het geval van een rechtszaak, een verschil maken in de schuldvraag en de strafmaat. Aan de hand van vingersporen en –afdrukken kan meer dan alleen de donor van deze sporen worden geïdentificeerd. Uit onderzoek blijkt dat gebruikers van cocaïne zowel de drug zelf als de metabolieten daarvan in hun vingersporen aanwezig hebben. Op deze manier kan dus een onderscheid gemaakt worden tussen gebruikers van cocaïne en mensen die daarmee via oppervlakkige aanraking in contact zijn gekomen. In een gerechtelijk onderzoek kan dat onderscheid nu nog niet gemaakt worden. De realisatie van een onderzoeksmethode waarmee dit onderscheid wel gemaakt kan worden, zal (op termijn) een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van het gebruik van chemische profielen uit vingersporen. Tijdens rechtszaken staat in toenemende mate het activiteitenniveau van een verdachte ter discussie in plaats van het bronniveau6. Een verdachte ontkent bijvoorbeeld niet dat DNA van hem of haar afkomstig is, maar probeert de rechter er wel van te overtuigen dat het DNA door andere handelingen dan het delict achtergelaten is. Daarmee staat niet zozeer de vraag centraal óf een persoon de bron van specifiek materiaal is, maar veel meer door welke handelingsoverdracht en op welk moment een sporenbeeld is ontstaan. Wat nog ontbreekt is een methode voor het toetsen van activiteiten scenario’s. Er is behoefte aan de ontwikkeling van modellen die helpen bij het interpreteren van uitkomsten van biologisch sporenonderzoek op activiteitenniveau. Koppelen van geografische gegevens In sommige (politie)onderzoeken zijn geografische waarnemingen vanuit verschillende bronnen beschikbaar. Voorbeelden hiervan zijn gegevens van GSM masten en ANPR-gegevens (automatische nummerplaatherkenning). Daaruit is af te leiden welke telefoon (GSM) of auto (ANPR) op welk moment ergens is geweest. Wanneer deze gegevens gerelateerd kunnen worden, zou vastgesteld kunnen worden welke telefoon in welke auto werd gebruikt. Een te ontwikkelen applicatie zou geografische waarnemingen sneller en met hogere betrouwbaarheid aan elkaar moeten kunnen koppelen. Het weergeven van deze gegevens zou het tevens mogelijkheid moeten maken om scenario’s en hypothesen te toetsen. Veiligheidspartners hebben verder sterke behoefte scenario’s te kunnen toetsen met betrekking tot reizen en routes die sommige personen afleggen. Dat zou bijvoorbeeld kunnen aan de hand van grondsporen op materialen en/of kleding. Voor dergelijk onderzoek dient dan wel een gegevensbestand met (de herkomstplaats van) verschillende soorten grondsporen beschikbaar te komen.
6
Met bronniveau wordt bedoeld het bepalen van de aard en herkomst van een forensische spoor. Dit geeft doorgaans geen informatie over de wijze waarop het spoor of sporenbeeld tot stand is gekomen. Pagina 17 van 19
VERSIE 1.3
Programma Veilig door Innovatie - Analyse ingediende innovatieprojecten 2012 – 2014
DATUM 8-10-2015
Data-analyse De Nationale politie maakt voor haar dreigingsanalyses gebruik van gegevens uit tal van bronsystemen, de data in deze systemen is opgeslagen in verschillende formats. Slechts een beperkt percentage van deze gegevens betreft gestructureerde informatie. In de grote brei ongestructureerde data zouden zich interessante signalen kunnen bevinden in het kader van dreigingen of geweldsrisico’s. Het vinden en daarmee gebruiken van deze ongestructureerde informatie is een uitdaging. Er is dan ook behoefte aan een instrument dat ongestructureerde data beter toegankelijk maakt.
4.10 Risicoburgers Verwarde (be)dreigers zijn in veel gevallen al bekend bij meerdere instanties en ketenpartners en geven vaak voorafgaand aan een incident signalen af. Het tijdig signaleren van mogelijk escalerende situaties door verwarde dreigers vormt een belangrijk aandachtspunt voor organisaties in het zorg- en veiligheidsdomein. Om deze groep op decentraal niveau ook bij de Nationale politie eerder in beeld te krijgen, heeft zij een methodiek voor vroegsignalering en aanpak van verwarde dreigers ontwikkeld. Deze aanpak gaat uit van (1) het verzamelen van signalen en risicofactoren, (2) het beoordelen van deze signalen en risicofactoren en (3) oplossingsgerichte interventie. De wens leeft om de huidige methodiek door te ontwikkelen zodat deze op landelijk niveau ingezet kan worden bij de Nationale politie en ketenpartners. Er is ook een belangrijke groep risicoburgers - personen die normoverschrijdend gedrag vertonen, maar (nog) niet gewelddadig zijn - die nog niet in zicht is bij officiële instanties. De reden daarvoor ligt in het feit dat deze groep veelal geen zelfinzicht heeft, zichzelf niet als ziek ervaart en (daardoor) geen zorg zoekt of deze zelfs mijdt. Hoewel risicoburgers zichzelf niet als een risico ervaren, heeft de omgeving vaak al signalen opgepikt waaruit zij later opmaken dat deze een indicatie waren voor het begin van de escalatie. Opvang van risicoburgers bij wie (nog) geen sprake is van strafbare feiten is nauwelijks mogelijk als de persoon in kwestie zelf niet mee wil werken. Uiteindelijk is vaak een verschuiving van deze personen zichtbaar van het zorgdomein naar het veiligheids- of strafdomein. De invulling van rollen, taken, samenwerking en verantwoordelijkheden in de signaleringsfase zou effectiever ingevuld moeten worden. Juist in deze fase zijn organisaties nog geneigd situaties vanuit het eigen perspectief te interpreteren. Daarbij wordt dan voorbij gegaan aan andere partners die ook een rol in deze fase zouden kunnen of moeten spelen.
Pagina 18 van 19
VERSIE 1.3
Programma Veilig door Innovatie - Analyse ingediende innovatieprojecten 2012 – 2014
DATUM 8-10-2015
5 Partners De NCTV vraagt haar publieke veiligheidspartners projectvoorstellen volgens een vast format op te stellen. De belangrijkste onderdelen die bij ieder ingediend projectvoorstel beschreven dienen te worden, zijn een probleemcontext, probleemdefinitie, begroting en fasering. Ook wordt aan de indieners gevraagd om aan te geven wie de partners in het project zijn, onderverdeeld in kennisaanbieders en kennisvragers. Met kennisaanbieders worden organisaties en personen bedoeld die de benodigde expertise in huis hebben om een project te kunnen realiseren. Kennisvragers zijn organisaties en personen die behoefte en/of baat (kunnen) hebben bij het opzetten en uitvoeren van het project. Het valt op dat bij een zeer groot deel van de ingediende projectvoorstellen steeds dezelfde type partners wordt opgevoerd, zowel waar het kennisaanbieders betreft als waar het om kennisvragers gaat. De meest genoemde partners zijn universiteiten, vooral de TU Delft en Universiteit Twente, brandweer, Nationale politie, Veiligheidsregio’s, het Nederlands Forensisch Instituut (NFI), de Nederlandse Organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek (TNO), het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) en het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). Commerciële partijen worden maar beperkt als partner opgevoerd. Waar ze genoemd worden betreft het voornamelijk enkele ICT dienstverleners en leveranciers van hardware en/of software. Een deel van de aanvragen wordt ingediend terwijl er nog geen (duidelijk) beeld is van de mogelijke partners in het project. Aangegeven wordt dan dat deze ‘nog bedacht’ moeten worden of dat het ‘gewenst is’ of ‘voor de hand ligt’ om met bepaalde partners samenwerking te zoeken. In die gevallen komt het dan wel voor dat aangegeven wordt aan welk type organisaties gedacht moet worden.
Pagina 19 van 19