Innovatie Programma Veen Plan van Aanpak 2015 – 2020 WLD en LNH i.s.m. VIC
Bloemrijk hooiland in Laag Holland
2
Marijke Bresser
Innovatie Programma Veen Laag Holland, Plan van Aanpak 2015-2020, WLD, LNH, VIC
Inhoud Inleiding 4 Achtergrond en beleid 5 Visie op een nieuw type agrarisch bedrijf in Laag Holland 6 Intermezzo: Een korte introductie op het IPV 7 Het programma 9 Veehouderij met een veranderend waterpeil 11 Paludicultuur 13 Tijdelijke paludicultuur als overgang naar natuur 15 Gesloten watersysteem op bedrijfsniveau 16 Marktverkenning 17 Wet- en regelgeving 18 Carbon credits 18 Onderzoek 19 Communicatie 19 Planning 20 Begroting 21 Programma en projectmanagement 22 Samenwerking en organisatie 22 Colofon 23
Innovatie Programma Veen Laag Holland, Plan van Aanpak 2015-2020, WLD, LNH, VIC
3
Inleiding De bodem in veengebieden daalt als gevolg van veenoxidatie door ontwatering. Ontwatering is nodig voor rendabele landbouw en om dorpen en infrastructuur droog te houden. De verdergaande daling van de bodem heeft grote gevolgen voor de landbouw, natuur en landschap en de economie. De kosten voor het watersysteembeheer zullen stijgen, landbouw wordt steeds moeilijker en het kenmerkende landschap zal veranderen. Overheden zijn zich hiervan bewust en zoeken, in hun beleidsprocessen en –uitvoering met actoren, in het gebied naar mogelijkheden om dit proces te stoppen en te keren. Dit vraagt een grote inspanning en creativiteit van alle partijen. Water, Land en Dijken (WLD) en Landschap Noord-Holland (LNH) hebben het initiatief genomen om samen op zoek te gaan naar een innovatieve aanpak om het dalen van het veen aan te pakken. Uitgangspunt is om ontwatering om te buigen naar vernatting. WLD en LNH zijn hiervoor het Innovatie Programma Veen Laag Holland (IPV) gestart. Dit heeft tot doel nieuwe rendabele landbouwbedrijven te ontwikkelen, waar met hogere grondwaterpeilen de productie van melk en vlees wordt gecombineerd met natte teeltsystemen met nieuwe gewassen (paludicultuur). Vernatting heeft ook invloed op de ontwikkeling van natuur en landschap. De effecten van een veranderend peil voor het open veenweidelandschap en weidevogels worden goed onderzocht. Want ook dit zijn, samen met het veenpakket, kernkwaliteiten van het landschap in Laag Holland. Het IPV spreekt zich niet uit waar en op welke schaal vernatting gaat plaatsvinden, maar het verkent en ontwikkelt nieuwe manieren om te komen tot behoud van veen en onderzoekt welke effecten vernatting kan hebben voor de agrarische sector, de natuur en het landschap. De inzet van nieuwe financieringsvormen, zoals carbon credits, kunnen hierin een rol spelen om de rentabiliteit van nieuwe landbouwbedrijven te vergroten en de financiering van nieuwe bedrijfssystemen en natuurbeheer mogelijk te maken. WLD en LNH kunnen dit niet alleen en zullen hierin de samenwerking zoeken met overheden, kenniscentra en het bedrijfsleven voor ondersteuning op het gebied van financiering, kennis, onderzoek, communicatie en wet- en regelgeving. Dit document beschrijft de aanpak van het IPV.
4
Innovatie Programma Veen Laag Holland, Plan van Aanpak 2015-2020, WLD, LNH, VIC
Achtergrond en beleid Bodemdaling in veengebieden is vooral het gevolg van veenoxidatie, die in belangrijke mate wordt beïnvloed door de grondwaterstand. Door klimaatverandering (hogere temperaturen, droogte) zal de snelheid van de bodemdaling met meer dan 50% kunnen toenemen. Bodemdaling treedt op omdat voor de landbouw, bebouwing en infrastructuur ontwatering moet plaatsvinden. Bij veenoxidatie komen broeikasgassen vrij, die bijdragen aan opwarming van de aarde. De verdergaande daling van de bodem heeft ook grote gevolgen voor de economie. De kosten voor het watersysteembeheer zullen stijgen, landbouw wordt steeds moeilijker en beheerkosten van kenmerkende natuur en landschap zullen stijgen. Om bodemdaling te beperken zal de grondwaterstand moeten worden verhoogd. Dit heeft gevolgen voor de mogelijkheden om veehouderij te bedrijven. Immers, indien de begaanbaarheid beperkt wordt, zullen bedrijfsmatige maatregelen genomen moeten worden om alsnog te kunnen blijven beweiden en gras te oogsten. Overheden zijn zich bewust van deze problematiek en willen de bodemdaling beperken. Ze hebben dit beleid recent vastgelegd in documenten zoals: •• •• •• •• •• ••
Bouwsteen H: Bodemdaling in veenweiden (Bouwsteen voor het Waterprogramma 2016-2021 van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier); Vernatting voor veenbehoud: Rapport in opdracht van Provincie Noord-Holland ten behoeve van bouwsteen H: Bodemdaling in veenweidegebieden; De scenario- en MKBA-studie van Laag Holland; De Agenda Groen van de Provincie Noord-Holland; De nota ‘Toekomst Laag Holland. Innovatie in het veen(weide)gebied en visie op vier deelgebieden’ van de provincie Noord-Holland; Het Ontwerp Provinciaal Waterplan 2016 - 2021 van de provincie Noord-Holland.
Innovatie Programma Veen Laag Holland, Plan van Aanpak 2015-2020, WLD, LNH, VIC
5
Visie op een nieuw type agrarisch bedrijf in Laag Holland WLD en LNH hekennen de hiervoor beschreven problematiek en de noodzaak om de bodemdaling te beperken. Als we het veen willen behouden is vernatting noodzakelijk. Een aangepast peil vraagt een verandering in agrarisch landgebruik in combinatie met systeemaanpassingen. En het kan ook nieuwe kansen voor behoud en ontwikkeling van de biodiversiteit en het landschap bieden. WLD en LNH zien in veenweidegebieden toekomstperspectief voor nieuwe gecombineerde bedrijven in natte gebieden, waarbinnen de volgende onderdelen te zien zijn: • • •
Veeteelt met een bedrijfsvoering die is aangepast aan een hoger grondwaterpeil (bv met peilgestuurde drainage); Teelt van nieuwe gewassen die passen bij de natte omstandigheden (paludicultuur), zoals lisdodde (voor de vezelindustrie), veenmos (voor potgrond), azolla en cranberry (voor de voedingsindustrie); Daar waar nodig, tijdelijke paludicultuur als overgang naar natuur.
Deze natte teelten zullen een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan een verminderde uitstoot van broeikasgassen. Het hoge waterpeil vermindert de uitstoot uit de bodem en de paludicultuurgewassen leggen actief CO₂ vast. Het verschil tussen uitstoot en vastlegging heeft een waarde. Deze is te kapitaliseren met carbon credits. Carbon credits zijn te verhandelen en kunnen daardoor een bron van inkomsten vormen. Daarnaast blijven inkomsten uit verbreding (natuur, landschap, agro-toerisme, streekproducten, etc.) mogelijk. In het nieuwe type agrarisch bedrijf wordt zoveel mogelijk gestreefd naar het zelf bergen van regenwater in natte perioden, om dit water in de zomer te benutten om het peil op de graslanden omhoog te kunnen zetten. Paludicultuurpercelen zijn hiervoor zeer geschikt. Een ander streven is om de omzetting van droog naar nat per bedrijf te kunnen uitvoeren, zonder dat peilaanpassingen nodig zijn het omringende watersysteem. In veel veenweidegebieden ligt een groot aantal onderbemalingen, die geschikt zijn voor paludicultuur.
6
Innovatie Programma Veen Laag Holland, Plan van Aanpak 2015-2020, WLD, LNH, VIC
vrij naar de animatiefilm: ‘Omhoog met het veen, toekomst voor boeren en natuur’ van Chaja Hogeweg zie de film op: https://vimeo.com/114243356 Veengebieden zijn van nature nat, waardoor veen kan worden gevormd
.. en later ook voor veeteelt.
Daarmee kunnen we bodemdaling en de CO2-uitstoot beperken..
..en bijzondere diersoorten, zoals de roerdomp.
Daardoor blijft de bodem dalen, terwijl de zeespiegel stijgt.. En dat heeft grote gevolgen.
..en onder natte omstandigheden kan de natuur zelfs CO2 vastleggen.
In praktijkproeven met paludicultuur telen we lisdodde of veenmos,
Al sinds lange tijd wordt het ontwaterd. Eerst voor akkerbouw..
We willen nu nadenken over veenbehoud door vernatting.
En dat alles met behoud van het veenlandschap..
..waarmee de boer een inkomen heeft én het veen behouden blijft.
Innovatie Programma Veen Laag Holland, Plan van Aanpak 2015-2020, WLD, LNH, VIC
7
Veehouderij met een veranderend waterpeil
Paludicultuur met de teelt van veenmos
Tijdelijke paludicultuur als overgang naar natuur
8
Innovatie Programma Veen Laag Holland, Plan van Aanpak 2015-2020, WLD, LNH, VIC
Het programma WLD en LNH zijn van mening dat een grootschalige transitie in de landbouw in Laag Holland naar een nieuw type agrarisch bedrijf, zoals hiervoor beschreven, niet zomaar gemaakt wordt. Daarvoor moet eerst grondig worden uitgezocht: •• Of het werkt en of het economisch rendabel is; •• Welke nieuwe teelten en veerassen geschikt zijn en welke systeemaanpassingen (zoals peilgestuurde drainage) noodzakelijk zijn; •• Welke aanpassingen aan het watersysteem nodig zijn; •• Welke nieuwe financieringsvormen (zoals carbon credits) kunnen worden gevonden; •• Wat de effecten op natuur en landschap zijn; •• Wat de bijdrage is aan het stoppen van de bodemdaling en de beperking van de CO₂ -uitstoot; •• Welke keten (productie, oogst, markt) kan worden ontwikkeld voor de nieuwe gewassen; •• Welke aanpassingen aan wet- en regelgeving op dit type bedrijf noodzakelijk zijn; •• Maar vooral: Biedt het een aantrekkelijk alternatief waar agrariërs in willen stappen? WLD en LNH willen dit in de praktijk onderzoeken met een proefopstelling. Centraal in het innovatieprogramma staan 3 praktijkprojecten: Veehouderij met een veranderend peil, paludicultuur en tijdelijke paludicultuur als overgang naar natuur. Deze 3 parktijkprojecten hebben zes ondersteunende projecten, zie onderstaand schema. De praktijkprojecten en ondersteunende projecten worden hierna kort beschreven.
Veehouderij met een veranderend waterpeil Paludicultuur
Communicatie
Onderzoek
Carbon credits
Wet- en regelgeving
Marktverkenning
Watermanagement
Tijdelijke paludicultuur als overgang naar natuur
Innovatie Programma Veen Laag Holland, Plan van Aanpak 2015-2020, WLD, LNH, VIC
9
Bloemrijk hooiland
De blaarkop, vanouds een geschikt veeras voor de veenweiden
stuwconstructie drainage
veenbodem
waterpeil
sloot
hoofdbuis De werking van peilgestuurde drainage
kleine buizen
De grutto, een kenmerkende vogel van het veenweidelandschap
10
Innovatie Programma Veen Laag Holland, Plan van Aanpak 2015-2020, WLD, LNH, VIC
Veehouderij met een veranderend waterpeil Voor traditionele veehouderij in de veenweiden geldt een drooglegging van rond de 60 cm beneden maaiveld. Dit is nodig voor voldoende draagkracht om het vee te weiden en de weiden vroeg begaanbaar te krijgen voor tractoren en machines. Gevolg van deze drooglegging is jaarlijks een bodemdaling van ongeveer 5-10 mm. Vernatting van de bodem heeft gevolgen voor de mogelijkheden om veehouderij te bedrijven. Wanneer de begaanbaarheid beperkt wordt, zullen maatregelen genomen moeten worden om toch te kunnen blijven beweiden en het gras te oogsten. De combinatie van hogere grondwaterstanden, beweiding en ander graslandbeheer is in principe ook goed voor de weidevogels. Veenweidegebied is van groot belang voor weidevogels. Daarom wordt er gekeken of maatregelen elkaar kunnen versterken. Dit praktijkproject zal zich richten op: •• •• •• •• ••
De werking van peilgestuurde drainage; Draagkrachtversterkend graslandmanagement in natte omstandigheden; Aangepast sloot- en baggerbeheer; De combinatie van aangepast watermanagement met weidevogelbeheer; Een nieuwe vorm van landbouw specifiek voor veenweidegebieden .
Hiermee willen we de volgende vragen beantwoorden: •• •• •• •• •• •• ••
Is rendabele veehouderij mogelijk op gronden met een waterstand van 20 - 30 cm onder maaiveld of minder? Kan peilgestuurde drainage een bijdrage leveren aan het weidevogelbeheer (vertragen grasgroei waar nodig, graslandsamenstelling, bodemleven beschikbaar maken voor weidevogels)? Kan peilgestuurde drainage gebruikt worden om de gewenste grasgroei in verband met de graslandgebruik-planning te sturen? Kun je hiermee de bodemdaling c.q. veenoxidatie substantieel afremmen? Wat betekent het veranderend waterpeil voor de waterkwaliteit? Wat betekent vernatting voor dierenwelzijn en diergezondheid? Zijn bij deze omstandigheden andere veerassen een mogelijk alternatief?
Innovatie Programma Veen Laag Holland, Plan van Aanpak 2015-2020, WLD, LNH, VIC
11
Riet
Bouwmateriaal: Bioblocks
Lisdodde
Bouwplaten en isolatiemateriaal
Veenmos
Orchideeënpotgrond
Cranberry
Azolla
12
Cranberry verwenpakket
Eiwitrijk veevoeder
Innovatie Programma Veen Laag Holland, Plan van Aanpak 2015-2020, WLD, LNH, VIC
Paludicultuur Paludicultuur is de teelt van gewassen die van nature goed gedijen onder natte omstandigheden, zoals riet, lisdodde, veenmos, cranberry en kroosvaren. Deze vorm van telen is niet nieuw. In grote delen van de wereld wordt bijvoorbeeld rijst geteeld, ook dit is een vorm van paludicultuur. De teelt van sommige van deze gewassen heeft een bijkomend voordeel voor de agrariër: ze kunnen in natte perioden water bufferen. In de zomer, als de vraag naar water het hoogst is, kan dan een eigen watervoorraad worden benut door berging op het land. Het draagt daarmee bij aan het beperken van de inlaat van boezemwater, op het moment dat de watervraag het hoogst is. Paludicultuur kan ook mogelijk een aanvullende bron van inkomsten vormen voor de boer. Er is berekend dat paludicultuur een economisch aantrekkelijke aanvulling op of alternatief kan vormen voor traditionele veehouderij (bron: bijdrage Landbouw Economisch Instituut aan het rapport ‘Vernatting voor Veenbehoud’). Dit praktijkproject zal zich richten op: •• •• •• ••
Marktkansen voor diverse paludicultuurgewassen; Rendabele teelt- en oogstmethoden voor de verschillende gewassen; Verwerking en bewerking t.b.v. het eindproduct; Bufferen van water.
Hiermee willen we de volgende vragen beantwoorden: •• Is rendabele paludicultuur mogelijk op veengronden met een beperkt landbouwkundig perspectief in Laag Holland? •• Kan paludicultuur als waterbuffer een bijdrage leveren aan het integraal water management? •• Wat zijn de effecten op natuur en landschap? •• Hoeveel kan paludicultuur bijdragen aan de bodemdaling en het afremmen van veenoxidatie? •• Is er sprake van vorming van andere broeikasgassen zoals bijv. methaan? •• Kan paludicultuur een bijdrage leveren aan behoud en versterking van de biodiversiteit in veengebieden? •• Wat is de bijdrage van paludicultuur aan het verbeteren van de waterkwaliteit?
Innovatie Programma Veen Laag Holland, Plan van Aanpak 2015-2020, WLD, LNH, VIC
13
Uitmijnen van meststoffen door oogsten van biomassa
Bloemrijk hooiland
De blaarkop is een veeras dat zich goed thuisvoelt op de veenweiden
Roerdomp
Visotter
14
Innovatie Programma Veen Laag Holland, Plan van Aanpak 2015-2020, WLD, LNH, VIC
Tijdelijke paludicultuur als overgang naar natuur Ook voor natuurbeheerders biedt paludicultuur kansen. Het kan helpen de contrasten tussen natte natuurgebieden en droge landbouwgebieden te verminderen door paludicultuur in te zetten als ‘buffergebied’ rondom natuurgebieden. Het kan verder benut worden als vorm van overgangsbeheer van voormalige landbouwgronden naar natuurontwikkeling. De teelt van paludicultuurgewassen zorgt voor een versnelde afvoer van meststoffen, zodat binnen een kortere termijn goede omstandigheden worden bereikt voor natuurontwikkeling. Dit praktijkproject zal zich richten op: •• •• •• ••
Marktkansen voor diverse paludicultuurgewassen; Rendabele teelt- en oogstmethoden voor de verschillende gewassen; Verwerking en bewerking t.b.v. het eindproduct; Bufferen van water.
Hiermee willen we de volgende vragen beantwoorden: •• •• •• •• •• ••
Kan paludicultuur gebruikt worden als overgangsfase naar natuurontwikkeling? Welke vorm van paludicultuur biedt hierbij de beste kansen voor omvorming naar natuur? Is tijdelijke paludicultuur als overgang naar natuur een goed en kostenbesparend alternatief voor afplaggen? Zijn ongewenste effecten voor natuur te verwachten, zoals toename van ongewenste soorten of impact op bestaande natuurwaarden? Wat is de bijdrage aan de bodemdaling en het afremmen van veenoxidatie? Wat is de bijdrage van paludicultuur aan het verbeteren van de waterkwaliteit?
Innovatie Programma Veen Laag Holland, Plan van Aanpak 2015-2020, WLD, LNH, VIC
15
Watermanagement De drie praktijkprojecten vragen een daarop aangepast watermanagement. Dit betekent in de praktijk een relatie tussen het watersysteem van de praktijkprojecten onderling. De uitdaging is het watermanagement voor de toekomst zodanig in te richten dat het klimaatbestendig en flexibel is. Dit watermanagement gaat uit van een regenwater gestuurd systeem, waarbij regenwater deels op (eigen) land wordt opgevangen om later in het jaar in te zetten bij het waterbeheer. Het is een vorm van ecosysteembenadering, die kansen biedt voor nieuwe teelten. Doel is om een zoveel mogelijk zelfvoorzienend systeem te ontwikkelen, dat zo weinig mogelijk water uit de boezem nodig heeft en als eenheid binnen een ongewijzigd watersysteem kan functioneren. Dit kan wellicht door diepgelegen onderbemalingen te benutten voor paludicultuur en waterbuffering, en door gekoppeld daaraan peilgestuurde drainage aan te leggen op graslanden. Dit project zal ondersteunend zijn aan de drie praktijkprojecten en zich richten op: •• ••
Het ontwerpen van een watermanagementsysteem dat faciliterend, flexibel en klimaatbestendig is; Testen van het systeem in de praktijk.
Hiermee willen we de volgende vragen beantwoorden: •• •• •• •• ••
16
Aan welke eisen moet een klimaatbestendig en flexibel watersysteem, dat nieuwe vormen van landgebruik in Laag Holland faciliteert, voldoen? Kan opschaling van paludicultuur tot een robuuster watersysteem leiden? Wat zijn de mogelijkheden en beperkingen van een watersysteem, dat meer regenwatergestuurd is? Wat zijn de kosten van het benodigde watersysteem? Wat zijn de effecten op de waterkwaliteit?
Innovatie Programma Veen Laag Holland, Plan van Aanpak 2015-2020, WLD, LNH, VIC
Marktverkenning Producten afkomstig van paludicultuur en veehouderij met een veranderend waterpeil zijn alleen succesvol als ze concurrerend zijn ten opzichte van traditionele veehouderij. In een marktverkenning wordt dit onderzocht. Verder wordt inzichtelijk gemaakt hoe de ketenstructuur eruit ziet van teelt en oogst tot en met het eindproduct en afzetmarkt. Een lijst met mogelijke geschikte gewassen wordt getoetst op marktkansen en klimaateigenschappen van de gewassen, met name voor het uitmijnen van meststoffen. Zo ontstaat een pallet aan gewassen, die zowel economisch als klimatologisch kansrijk zijn. Voor deze gewassen zal de ketenstructuur en een business case verder worden uitgewerkt. Hiermee willen we de volgende vragen beantwoorden: •• •• •• •• ••
Welke gewassen lenen zich, gezien vanuit de markt, het beste voor paludicultuur? Wat is het concurrerend vermogen van deze gewassen ten opzichte van andere agrarische producten? Hoe ziet de business case voor deze gewassen er uit? Wat is er nodig om de ketenstructuur voor deze gewassen economisch rendabel te organiseren? Welke gewassen lenen zich het beste voor uitmijnen?
Innovatie Programma Veen Laag Holland, Plan van Aanpak 2015-2020, WLD, LNH, VIC
17
Wet- en regelgeving De uitvoering van het IPV moet passen binnen de wet- en regelgeving. Het gaat hier bijvoorbeeld om ruimtelijke ordening, Flora- en faunawet, Omgevingswet, Natuurbeschermingswet, waterbeheer, milieuwetgeving. Binnen het IPV zal een project wet- en regelgeving zich richten op de vragen: •• •• •• ••
Met welke wet- en regelgeving en vergunningen heeft een nieuw type agrarisch bedrijf te maken? Hoe kunnen procedures voor vergunning aanvraag het beste verlopen? En wat vraagt dit van de vergunningverlener? Waar is aanpassing van beleid en wet- en regelgeving gewenst om dit nieuw type bedrijf mogelijk te maken?
Carbon credits Een mogelijk aanvullende financieringsbron bij beperking van bodemdaling van veengebieden biedt het uitgeven van carbon credits. Door verhoging van het waterpeil wordt de veenoxidatie vertraagd. Hiermee wordt ook de uitstoot van broeikasgassen direct sterk verlaagd en kunnen veenvormende planten zelfs CO₂ vastleggen. De vermindering van uitstoot en vastlegging heeft een waarde en is te kapitaliseren in carbon credits. Dit kan worden vermarkt op een vrijwillige markt waarin lokale bedrijven, die CO₂ uitstoten, hun emissierechten in de eigen regio financieel kunnen compenseren in plaats van bijvoorbeeld in een tropisch regenwoud. De stapeling van positieve effecten: klimaatwinst, biodiversiteit en herstel van ecosysteemdiensten kan een carbon credit-systeem extra aantrekkelijk maken. In Duitsland is een dergelijk systeem reeds operationeel en zijn de eerste gebieden ingericht met financiering uit de private sector en particulieren. Het IPV zal een vrijwillig regionaal/provinciaal carbon credit-systeem ontwikkelen. Het zal hierbij gebruik maken van bestaande systemen in het buitenland (het Duitse concept van MoorFutures®) en van ontwikkelingen elders in Nederland. Het IPV streeft naar een vrijwillig systeem met vermarkting op regionaal/provinciaal niveau en waardering van de carbon credits op landelijk niveau. Met andere woorden, het carbon creditssysteem moet universeel toepasbaar zijn in de Nederlandse veen(weide) gebieden. In dit project willen we antwoord op de volgende vragen: •• •• •• 18
Is er interesse bij het bedrijfsleven om te investeren in carbon credits? Hoe komen we tot een erkend regionaal carbon credits systeem met een betrouwbaar loket van uitgifte (erkenning houdt onder meer in dat de carbon credits zijn gekalibreerd voor West Nederland)? Welke neveneffecten kunnen bij de implementatie ontstaan?
Innovatie Programma Veen Laag Holland, Plan van Aanpak 2015-2020, WLD, LNH, VIC
Onderzoek Het IPV is een programma met een groot aantal onderzoeksvragen. Vragen die we met de huidige kennis nog niet kunnen beantwoorden. Hiervoor zal binnen het IPV een project onderzoek worden gestart dat binnen de praktijkprojecten een aantal zaken zal onderzoeken. Hierbij zal de samenwerking worden gezocht met kennis- en onderzoeksinstituten zoals het VIC en universiteiten. Het onderzoek zal zich richten op: •• •• •• •• •• •• •• •• •• •• •• ••
Effecten op veenoxidatie en daarmee op de bodemdaling; Effecten op de uitstoot van broeikasgassen; Rentabiliteit voor het agrarisch bedrijf; De landbouw-economische vergelijking van het nieuw gecombineerd bedrijf met huidige agrarische bedrijven in Laag Holland; Effecten op natuurwaarden en biodiversiteit; Uit- en afspoeling van meststoffen; Optimaliseren van biochemische eisen van gewassen voor paludicultuur; Kwaliteit en kwantiteit van de oogst van gewassen voor paludicultuur; Oogstmachines en het effect daarvan op de bodem; Rendabiliteit van tijdelijke paludicultuur als overgang naar natuur; Biochemisch onderzoek naar de effectiviteit van tijdelijke paludicultuur; De effecten op waterkwaliteit en waterkwantiteit.
Communicatie Het IPV en de kansen voor een nieuw type agrarisch bedrijf in het veenweidegebied, dient breed gecommuniceerd te worden met agrariërs, burgers, het bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties en de overheid. Zij zullen geïnformeerd én geconsulteerd worden. Hiervoor zal een communicatieplan worden opgesteld. Onderdelen daarin zijn: •• •• ••
Het IPV laten zien op locatie. Hiertoe wordt een excursielocatie ingericht; Informatieverstrekking via website, social media en brochures; Aansluiting bij bestaande communicatie projecten zoals de “Veengesprekken”, “Veenschetsen” en “Puur Laag Holland”.
Innovatie Programma Veen Laag Holland, Plan van Aanpak 2015-2020, WLD, LNH, VIC
19
Planning De planning voor het IPV is op hoofdlijnen:
20
Activiteiten 2015
planning
Plan van Aanpak IPV
gereed maart 2015
Onderzoek financieringssporen
februari/ juni
Vergunningverlening en aankoop grond gemeente Zaanstad
februari/ juni
Marktverkenning voor keuze gewassen paludicultuur
mei/ juni
Carbon credits oplijnen naar eerste verkoop 2016
mei/ oktober
Inrichtingsplan en bestek IPV
augustus/ oktober
Procesmanagement 2015
2015
Activiteiten 2016
planning
Publieksversie IPV
januari 2016
Inrichting locatie
2016
Uitvoering IPV
2016 tot en met 2020
Eerste nieuwe bedrijven in veenweidegebied
na 2020
Innovatie Programma Veen Laag Holland, Plan van Aanpak 2015-2020, WLD, LNH, VIC
Begroting Het IPV wordt voor de periode 2015 tot en met 2020 als volgt begroot:
Projectbegroting Onderdeel
kosten totaal
2015
2016/2020
opmerking
Veehouderij Paludicultuur Tijdelijke paludicultuur
€ 92.375 € 322.000 € 242.900
€ 13.850 € 27.300 € 18.500
€ 78.525 € 294.700 € 224.400
inrichting, deelprojectorg., exploitatie inrichting, deelprojectorg., exploitatie inrichting, deelprojectorg., exploitatie
Watermanagement Marktverkenning Wet- en regelgeving Carbon credits Onderzoek Communicatie
€ € € € € €
113.500 46.000 17.500 115.000 800.000 317.000
€ 9.500 € 46.000 € 5.200 € 60.000
€ 104.000
incl. peilgestuurde drainage
Procesmanagement Lokatie beheer
€ 330.000 € 200.000
€ 55.000
sub. Totaal Communicatie gedekt Benodigd voor 2015
€ 2.596.275
€ 297.350 € 2.298.925 € 40.000€ 257.350
10% onvoorzien Totaal BTW 21% Totale projectkosten
€ 259.628 € 2.855.903 € 599.740 € 3.455.643
€ 62.000
€ 12.300 € 55.000 € 800.000 € 255.000
ontwikkelen MF.NL ‘15, bouw verk org. ‘16 deels al in lopende projecten (waarvan €22.000,- voor documentaire over bodemdaling voor 5 veenprovincies)
€ 275.000 € 200.000
Innovatie Programma Veen Laag Holland, Plan van Aanpak 2015-2020, WLD, LNH, VIC
21
Programma en projectmanagement Het IPV zal bestaan uit 3 praktijkprojecten en 6 ondersteunende projecten (zie blz. 5 en 6). Dit complete programma van 9 projecten zal gemanaged worden door een programmamanager, aangesteld door WLD en LNH. De programmamanager bewaakt de voortgang en onderhoudt het contact met relevante overheden en partners. De losse projecten krijgen eigen projectleiders, waarbij een projectleider meerdere projecten kan leiden. Zij leggen verantwoording af aan de programmamanager.
Samenwerking en organisatie WLD en LNH zijn eigenaar van het IPV en zullen zich gezamenlijke inzetten voor het slagen ervan. Daarmee ontstaat een unieke samenwerking tussen een landbouw gerelateerde organisatie en een natuurbeschermingsorganisatie. Beide partijen zullen hun eigen specifieke kennis, ervaring en belang inbrengen. LNH stelt de locatie beschikbaar, WLD zorgt voor agrariërs uit hun achterban die het agrarisch werk kunnen uitvoeren. Indien aanvullende locaties nodig zijn, zullen beide partijen zich hiervoor inzetten. Beide partijen leveren projectleiders. Echter WLD en LNH kunnen het niet alleen. Daartoe zijn partners benaderd die helpen het IPV te doen slagen. Deze partners brengen specifieke kennis en ervaring in over financiering, uitvoering van onderzoek, netwerken voor productafzet en marktverkenning en communicatie. Hierbij moet gedacht worden aan kenniscentra (zoals het Veenweiden Innovatie Centrum in Zegveld), Universiteiten, belangenorganisaties (zoals LTO) en het bedrijfsleven. Het streven is partners niet alleen op specifieke onderdelen in projecten te laten participeren, maar ook onderdeel van het gehele IPV te laten zijn. Common Land - een organisatie die gericht is op het ontwikkelen en schaalbaar maken van ‘de business case’ van duurzaam landgebruik - heeft de intentie uitgesproken om als ‘business developer’ en ‘verbinder’ bij te dragen. Zij vormen de ‘haak naar het bedrijfsleven’. Commonland wil het IPV traject aanvullen met soortgelijke initiatieven in het Groene Hart en Friesland. Hiermee wordt het IPV ‘opgeschaald’ naar het gehele veenweidegebied. Daarnaast is ondersteuning nodig van de overheid: provincie, hoogheemraadschap, gemeenten en ministerie van EZ. Daarbij gaat het om commitment, financiering, beleidsvorming en wet- en regelgeving. Het streven is deze overheden nauw te betrekken bij de ontwikkeling en uitvoering van het IPV. Het programmanagement en de samenwerking zullen nader worden uitgewerkt in: Een programmaoverleg, projectgroepen (waarin ook partners participeren), bestuurlijk overleg en partnerbijeenkomsten.
22
Innovatie Programma Veen Laag Holland, Plan van Aanpak 2015-2020, WLD, LNH, VIC
Colofon Dit document is tot stand gekomen in opdracht van de Provincie Noord-Holland met bijdragen van Water, Land en Dijken, Landschap Noord-Holland en Veenweide Innovatie Centrum.
Auteurs bijdragen: Water, Land en Dijken:
Sjaak Hoogendoorn
Veenweide Innovatie Centrum:
Joke Stoop
Landschap Noord-Holland: Hartger Griffioen Niels Hogeweg Walter Menkveld Bas van de Riet Roel van Gerwen Redactie en revisie: Provincie Noord-Holland: Peter Hoogervorst Ad Stavenuiter HHNK: Geert-Arjen Balder Samenstelling en vormgeving:
Roel van Gerwen
Verantwoording illustraties: Pag. 1: BVAS, pag. 10 (4e foto) Joke Huijser Bressen, pag: 10 (4e foto) (vrij naar illustratie Waterschap Peel en Maasvallei, pag 12 (10e foto) Eric Sjoedin, pag. 14 (4e foto) Catherine Trigg, pag.16: Henk Verbruggen Stripverhaal: Vrij naar de animatiefilm: ‘Omhoog met het veen, toekomst voor boeren en natuur’ van Chaja Hogeweg (www.chajahogeweg.com) 26 februari 2015
Innovatie Programma Veen Laag Holland, Plan van Aanpak 2015-2020, WLD, LNH, VIC
23