Programma Kennis en Innovatie Brancheorganisatie Akkerbouw Namens de leden van de Brancheorganisatie Akkerbouw: - Agrifirm Plant - AVEBE - Comité van Graanhandelaren - Cosun - CZAV
- LTO Nederland - Nederlands Agrarisch Jongeren Kontakt - Nederlandse Aardappel Organisatie - Nederlandse Akkerbouw Vakbond - Plantum - Vereniging voor de Aardappelverwerkende Industrie
Samenvatting Programma Kennis en Innovatie De brancheorganisatie (BO) Akkerbouw heeft van de BO Granen, de BO Suiker en de BO Aardappelen en overige akkerbouwgewassen de taak meegekregen het op collectieve wijze invulling geven aan kennis en innovatie. Daarbij ligt de focus op thema’s die niet direct kunnen worden toegerekend aan de separate akkerbouwkolommen: thema’s zonder een direct verdienmodel, maar met een gedeeld belang en een gedeelde verantwoordelijkheid. Met dit programma wordt gewerkt aan kennisontwikkeling, kennisverspreiding en grensverleggende innovaties op keten- en gewasoverschrijdende thema’s, zodat de Nederlandse akkerbouwsector als leverancier (in termen van veilig en betrouwbaar voedsel, uitgangsmateriaal, biochemie en energie) het toonbeeld blijft van effectieve, duurzame en rendabele akkerbouw: maatschappelijk gewaardeerd, hoogproductief, met minimale milieubelasting en maximale toegevoegde waarde. Dit programma bestaat uit een visie en een meerjarenprogramma en geeft vanuit die hoedanigheid invulling aan de ambities en randvoorwaarden die de leden van de BO Akkerbouw stellen aan de taak kennis en innovatie. Binnen vijf domeinen wordt op vier thema’s kennisontwikkeling en kennisverspreiding voorzien. Het betreft de thema’s en de integratie tussen: (1) vitale bodem, (2) vitaal gewas, (3) biobased, kringlopen en energie, en (4) management, economie en data: thema’s die het speelveld van de akkerbouwer zoveel mogelijk omvatten. Tevens sluit het programma Kennis en Innovatie van de BO Akkerbouw nauw aan bij het Topsectorenbeleid. Het biedt het bedrijfsleven de mogelijkheid mee te doen aan projecten, die kunnen uitmonden in publiek-private samenwerkingen.
Figuur 1: Programma Kennis en Innovatie draagt bij aan het Topsectorenbeleid.
Voorwoord De Nederlandse akkerbouw levert een substantiële bijdrage aan de Nederlandse economie en vervult belangrijke maatschappelijke functies. Op dit moment ontbreekt het echter aan een duidelijke structuur voor keten- en gewasoverschrijdende kennisontwikkeling. Er is namelijk geen onafhankelijk georganiseerd platform dat antwoorden zoekt op pre-competitieve vraagstukken die spelen op het bedrijf van de akkerbouwer. Toch kent pre-competitieve kennisontwikkeling en innovatie op thema’s als bijvoorbeeld bodem, gewas, water, kringlopen, energie, lucht en data een groot belang. Het collectieve belang komt goed tot uiting in concrete doelen/kennisvragen, zoals: - het ontwikkelen van inzicht in en het sturen op (streefwaarden) relevante bodemparameters; - sturen op het gebruik van bodembiodiversiteit; - creëren van inzicht in relevante schadedrempels; - doelgericht beheersen/bestrijden van bodempathogenen (bijvoorbeeld M. chitwoodi); - beheersen van ziekten, plagen, schimmels en virussen in bouwplanverband; - doorrekenen van effecten van aan- en afvoer van gewassen; - verbeteren van nutriëntenefficiëntie; - verwaarden van mest- en overige mineralenstromen; - verbeteren van systemen van precisielandbouw; - bevorderen van uitwisselbaarheid van informatie in de keten; - interpreteren en gebruiken van big data; Dergelijke thema’s, doelen, en kennisvragen hebben veelal een complexe achtergrond en zijn als gevolg daarvan kostbaar en niet door een individuele akkerbouwer te financieren. Voorts heeft iedere teler baat bij, of kan iedere teler in de toekomst baat hebben bij aantoonbare resultaten. Deze bijdrage aan het algemeen economisch belang en de akkerbouw in het bijzonder wordt onderschreven door LEI Wageningen UR (LEI, 2015). LEI concludeert in een literatuurstudie en een ex-antebeoordeling dat kennisontwikkeling van groot belang is voor de Nederlandse economie (o.a. export) en werkgelegenheid en dat dit programma Kennis en Innovatie, mits adequaat uitgevoerd, de gehele akkerbouwsector de mogelijkheid biedt om het kennis- en innovatieniveau op onafhankelijke en goed onderbouwde wijze op peil te houden of te verbeteren. Het is ons een genoegen u dit programma Kennis en Innovatie aan te mogen bieden.
… voor de akkerbouw van morgen!
A.W. Bierens
drs. M. Elema
(voorzitter BO Akkerbouw)
(directeur BO Akkerbouw)
1
Inhoudsopgave
Visie Kennis en Innovatie ................................................................................................... 3 1. Missie ......................................................................................................................... 3 1.1. Akkerbouw in Nederland ....................................................................................... 3 1.2. Visie en ambitie akkerbouw ................................................................................... 3
2. Doelstellingen ............................................................................................................. 4 3. Focus ......................................................................................................................... 4 4. Domeinen van kennis en innovatie ............................................................................. 5 5. Thema’s voor kennis en innovatie............................................................................... 5 5.1. Thema’s in het belang van alle akkerbouwers ...................................................... 6
6. Topsectorenbeleid en Publiek-Private Samenwerking ................................................ 6 7. Stakeholders en inventarisatie wensen voor kennis en innovatie ................................ 7
Meerjarenprogramma Kennis en Innovatie ....................................................................... 8 8. Kennis en Innovatie voor de akkerbouw ..................................................................... 8 9. Meerjarig en eenjarig .................................................................................................. 8 10. (Integratie van) thema’s binnen het meerjarenprogramma ........................................ 9 10.1. Vitale bodem ........................................................................................................ 9 10.2. Vitaal gewas ...................................................................................................... 11 10.3. Biobased, Kringlopen en Energie ...................................................................... 12 10.4. Management, Economie en Data ...................................................................... 13
11. Invulling en looptijd van het meerjarenprogramma ...................................................14 12. Budget meerjarenprogrammering ............................................................................14 13. Uitvoering meerjarenprogramma .............................................................................15
Bijlage 1: Beslisboom wensen voor kennis en innovatie ................................................17
2
Visie Kennis en Innovatie kennis en innovatie voor de akkerbouw van morgen!
1. Missie De BO Akkerbouw werkt aan kennisontwikkeling, kennisverspreiding en grensverleggende innovaties op keten- en gewasoverschrijdende thema’s, zodat de Nederlandse akkerbouwsector als leverancier (in termen van veilig betrouwbaar voedsel, uitgangsmateriaal, biochemie en energie) het toonbeeld blijft van effectieve, duurzame en rendabele akkerbouw: maatschappelijk gewaardeerd, hoogproductief, met minimale milieubelasting en maximale toegevoegde waarde. …voor de akkerbouw van morgen!
1.1. Akkerbouw in Nederland De Nederlandse akkerbouw levert een substantiële bijdrage aan de Nederlandse economie en vervult belangrijke maatschappelijke functies. Er zijn in Nederland circa 20.000 ondernemingen die zich bezig houden met de veredeling, teelt, handel en verwerking van akkerbouwproducten. De sector zorgt voor uitgangsmateriaal in de vorm van pootgoed en zaaizaden, die hun weg vinden over de gehele wereld. Ook leveren de bedrijven in de akkerbouwkolom grondstoffen voor de voedingsmiddelenindustrie, de diervoederindustrie en tal van andere industrieën, die er medicijnen, papier, textiel of andere biobased producten van maken. De sociaaleconomische betekenis van het akkerbouwcluster is omvangrijk. Tienduizenden gezinnen in Nederland zijn voor werk en inkomen afhankelijk van de akkerbouwkolom. De vooraanstaande positie van de Nederlandse agrosector berust vooral op zijn voorsprong op het gebied van agrokennis. De agrarische sector in Nederland behoort tot de meest kennisintensieve en innovatieve in de wereld (LEI, 2015). Kennisontwikkeling en innovatie is cruciaal voor de noodzakelijke versnelling van de ontwikkeling naar duurzame agrobusiness. Het doen van investeringen in onderwijs, kennis en innovatie vereist een intensieve samenwerking tussen bedrijfsleven onderling en tussen het bedrijfsleven, onderzoek en de overheid. Door de in Nederland gebruikelijke gewasrotaties kunnen deze uitdagingen niet afzonderlijk per gewas worden gerealiseerd. Daarom is een collectieve sectoroverschrijdende aanpak nodig.
1.2. Visie en ambitie akkerbouw Als gevolg van onder andere de groei van de wereldpopulatie, toenemende verstedelijking, klimaatverandering, energietransitie, een groeiende maatschappelijke bewustwording en betrokkenheid van consumenten zal de vraag naar hoogwaardig duurzaam geproduceerde biomassa (voedsel én grondstoffen voor de biobased economy) toenemen. Om in deze toenemende vraag te voorzien wordt de akkerbouw uitgedaagd om de productie te verhogen, zonder daarbij in te boeten op kwaliteit of daarmee het milieu extra te belasten. Daarnaast dient het agrocomplex in te spelen op veranderingen als gevolg van globalisering, afbouw van Europese steun, prijsvolatiliteit van grondstoffen, de potentie om gewassen genetisch te beïnvloeden, en verduurzaming van de maatschappij. Invloeden die effect hebben op de positie van de binnen het agrocomplex acterende partijen. Evident hieraan is dat bedrijven (teelt, handel en verwerking) in dit turbulente cluster continu op zoek zijn naar methoden om te kunnen excelleren. Ambities als ‘meer met minder’,
3
‘emissieneutrale akkerbouw in 2030’ en ‘tweemaal de toegevoegde waarde met de helft minder input’ zetten voor de Nederlandse akkerbouw een duidelijke stip op de horizon. Anno 2015 levert de Nederlandse akkerbouwsector kwalitatief hoogwaardige producten, het gemiddelde kennisniveau van de Nederlandse akkerbouwer is hoog, de input van gewasbeschermingsmiddelen per kilogram eindproduct is minimaal en de productie per hectare is -in vergelijking met andere landen- hoog. De kennis en kunde die in de afzonderlijke akkerbouwkolommen is opgebouwd is eveneens groot. De teelt, handel en verwerking opereren vanuit efficiënt ingerichte ketens. Nederland is op deze terreinen onderscheidend. Deze, op het oog onafhankelijk van elkaar opererende ketens, kennen echter een gezamenlijke basis: de akkerbouwer, het bouwplan en de bodem waarop gewassen worden geteeld. De akkerbouw teelt biomassa en levert daarmee grondstoffen als bron van veilig en betrouwbaar voedsel, be- en verwerking, handel, export en biochemie. Vanuit een bouwplan werkt de akkerbouwer aan continuïteit en verbetering van biomassa in termen van opbrengst, kwaliteit, gezondheid, duurzaamheid en rendabiliteit.
2. Doelstellingen Voor verdere verduurzaming (vanuit economisch en maatschappelijk perspectief) is het zaak om inspanningen te blijven leveren. Het akkerbouwbedrijfsleven, vertegenwoordigd in de BO Akkerbouw, ziet het als haar gezamenlijke verantwoordelijkheid om te investeren in keten- en gewasoverschrijdende kennisontwikkeling, zodat succesvol wordt ingespeeld op de steeds hogere eisen die gesteld worden aan opbrengst, kwaliteit, gezondheid en duurzaamheid. De BO Akkerbouw wil met dit programma Kennis en Innovatie werken aan: -
verbeterde methoden en technieken voor een nog effectievere akkerbouw in termen van economisch resultaat, kwaliteit, gezondheid, duurzaamheid en opbrengst; bedrijfsstrategieën die bijdragen aan duurzamere ketens (incl. ketenverantwoording); intensieve kennisverspreiding naar de ondernemer; ontsluiten en vergaren van (buitenlandse) kennis; grensverleggende innovaties.
3. Focus Kenmerkend aan de Nederlandse akkerbouw is dat op het overgrote deel van de bedrijven meerdere gewassen worden geteeld. Vruchtwisseling is onlosmakelijk verbonden aan de akkerbouw en noodzakelijk voor de continuïteit. Dit programma Kennis en Innovatie legt primair focus op thema’s die niet direct kunnen worden toegerekend aan de separate akkerbouwkolommen: thema’s zonder een direct verdienmodel, maar met een gedeeld belang en een gedeelde verantwoordelijkheid, bijvoorbeeld op het gebied van bodemkwaliteit, gewasbescherming, ziekten en plagen, bodemweerbaarheid, kringlopen, data-uitwisseling, biobased, en bodemgezondheid. Voor dergelijke onderwerpen ontbreekt op dit moment het perspectief op continuïteit voor meerjarige kennisontwikkeling. Daarnaast biedt dit programma ruimte voor -binnen een vruchtwisseling passende- gewasspecifieke onderwerpen. Om hier invulling aan te geven is een door de sector gedragen programma Kennis en Innovatie gewenst. De BO Akkerbouw bundelt krachten en werkt aan de akkerbouw van morgen: door samen te organiseren wat individueel niet mogelijk is wordt bijgedragen aan de verdere verduurzaming van de Nederlandse akkerbouw.
4
4. Domeinen van kennis en innovatie De BO Akkerbouw draagt met dit programma Kennis en Innovatie bij aan kennisontwikkeling. Om alle uit de (sub)thema’s verkregen resultaten bij de ondernemer te krijgen zet de BO Akkerbouw eveneens in op kennisverspreiding. Daarnaast, om snel op calamiteiten te kunnen reageren, reserveert de BO Akkerbouw een deel van het budget voor plotseling opkomende kennisvragen: daar waar ‘brand’ ontstaat wil de BO Akkerbouw snel en adequaat kunnen handelen. Tenslotte, ten aanzien van grensverleggende innovaties, reserveert de BO Akkerbouw budget voor de onafhankelijke ontwikkeling van baanbrekende concepten. Indicatief staat per domein aangegeven welk deel van het totale budget aan het betreffende domein zal worden besteed. Het programma Kennis en Innovatie onderscheidt dus vijf domeinen, te weten: 1. Toegepaste kennisontwikkeling (indicatie budget: 70%) Het zwaartepunt van het programma ligt op toegepaste kennisontwikkeling, die -waar passend en gewenst- als contrafinanciering kan meelopen in publiek-private samenwerkingen. 2. Kennisdeling en -verspreiding (indicatie budget: 15%) Vanuit de kennisontwikkeling komen resultaten beschikbaar die bijdragen aan verbetering van het handelingsperspectief van de ondernemer. Om de ontwikkelde kennis over het voetlicht te brengen wordt vanuit de BO Akkerbouw gewerkt aan kennisverspreiding, o.a. via landelijke en/of regionale werkgroepen, lezingen, vakbladartikelen, website(s), nieuwsberichten, praktijknetwerken, brochures, pilots, open dagen, projectrapportages, wetenschappelijke artikelen en overige relevante sectoraangelegenheden. Hiermee borgt en bevordert de BO Akkerbouw de ontwikkeling en doorstroming van kennis richting ondernemer en maatschappij. 3. Fundamentele kennisontwikkeling (indicatie budget: 5%) De Nederlandse akkerbouw onderscheidt zich met haar kennisniveau van andere landen. Als fundamenteel onderzoek van belang is voor (toekomstige) handelingsperspectieven wil de BO Akkerbouw aansluiting zoeken bij initiatieven van o.a. NWO en/of STW. 4. Calamiteiten (indicatie budget: 5%) Bij calamiteiten door een plantenziekte of plaag kan snelle actie nodig zijn. Hierbij kunnen ook kennisvragen aan de orde zijn. De BO Akkerbouw is met dit budget in staat om adequaat invulling te geven aan plotseling opkomende problemen, zodat in geval van een calamiteit slagvaardig kan worden gehandeld1. 5. Grensverleggende innovaties (indicatie budget: 5%) De BO Akkerbouw biedt ruimte voor de onafhankelijke ontwikkeling van grensverleggende concepten2. Het gaat hierbij om concepten welke focus leggen op nieuwe kansen én markten, bijdragen aan verduurzaming en prikkelend werken op het actuele wereldbeeld. Deze baanbrekende concepten moeten bijdragen aan ingrijpende verbeteringen op de lange termijn.
5. Thema’s voor kennis en innovatie Het speelveld voor een akkerbouwer is breed: een gezonde bodem is een belangrijke element in de bedrijfsvoering. Net zoals een goed gekozen vruchtwisseling dat is. Ditzelfde geldt voor keuzes op het gebied van bemesting, onkruidbeheersing, ziekte- en plaagbeheersing, data-interpretatie, en keuzes gerelateerd aan het machinepark.
1
2
Indien in enig jaar geen beroep op dit budget wordt gedaan, valt het budget vrij en kan het worden besteed aan een van de andere domeinen. Een eerste aanzet is gegeven in de innovatieagenda van Kiemkracht: ‘(Akker)bouw de toekomst!’.
5
Om te voorzien in een toegevoegde waarde voor alle Nederlandse akkerbouwers, omvat dit programma thema’s die het speelveld van de akkerbouwer zoveel mogelijk omvatten, te weten: Vitale bodem
Bodemchemie Bodembiologie Specifieke bodempathogenen Bodemfysisch
Vitaal gewas
Veredeling en Uitgangsmateriaal Ziekten en Plagen Onkruidbestrijding en -beheersing Gewasbeschermingsmiddelen
Biobased, Kringlopen en Energie
Biobased Kringlopen (circulaire akkerbouw) Energie
Management, Economie en Data
Economie en Management Harmonisatie en uitwisseling van data Oogst, Bewaring en Verwerking
5.1. Thema’s in het belang van alle akkerbouwers De thema’s in dit programma zijn zodanig geformuleerd dat ze het speelveld van de akkerbouwer zoveel mogelijk omvatten. Het programma is zo ingericht dat alle ondernemers evenwichtig worden bediend. Zo draagt kennisontwikkeling naar de ‘effecten van organische stof inputs op bodemkwaliteit’ bij aan zowel de biologische als gangbare teelt. Ditzelfde geldt voor kennisontwikkeling naar bijvoorbeeld: -
bodemkwaliteitsplannen; toediening van organische stromen; inzet van groenbemesters; aaltjesbeheersing; verbetering van de bodembiodiversiteit; indicatoren die bijdragen aan een verbeterd inzicht in de bodemkwaliteit; etc.
Deze evenwichtige bediening komt eveneens tot uiting via de publiek-private samenwerking Duurzame Bodem: van de tien lopende projecten / systeemproeven in 2015 zijn er zeker vijf ook relevant voor de biologische sector. De geformuleerde thema’s en de bijdrage van kennisontwikkeling aan het algemeen economisch belang maakt dat dit programma Kennis en Innovatie aansluit bij het Topsectorenbeleid en de Topsectoren Tuinbouw & Uitgangsmaterialen en Agri & Food in het bijzonder.
6. Topsectorenbeleid en Publiek-Private Samenwerking Het Topsectorenbeleid heeft als doel om de beschikbare publieke middelen in te zetten in voor de Nederlandse economie belangrijke sectoren. De Nederlandse Agri & Food sector is één van de economische sectoren die door het ministerie van Economische Zaken is aangemerkt als Topsector. “De Agri & Food sector is een krachtige motor achter de Nederlandse economie. In totaal genereert de sector 42 miljard euro aan toegevoegde waarde, waarvan 29 miljard euro direct door de primaire productie. Hiermee is Agri & Food de grootste maaksector van ons land en levert het een bijdrage van bijna 10% aan de Nederlandse economie en werkgelegenheid”. Tevens is
6
“de Agri & Food sector goed voor 13% van de Nederlandse export” (Topsector Agri & Food 20162019: Facts, Figures & Ambitions). In een Topsector werken bedrijfsleven, overheid en onderzoek samen aan de verbetering van het algemeen economisch belang. Kennisontwikkeling moet leiden tot “(1) innovaties in duurzame voedselsystemen met per kilogram product minder gebruik van grondstoffen en minder uitstoot van broeikasgassen (ofwel: meer met minder), (2) een hogere toegevoegde waarde en (3) internationaal leiderschap via export van producten, kennis en technologie”. Deze drie ambities vinden hun uitwerking in negen roadmaps. Gezamenlijk vormen de roadmaps de komende jaren de agenda van de Topsector Agri & Food (2016 - 2019). Een van de geïdentificeerde roadmaps is ‘Robuuste plantaardige productie’ met ‘duurzame plantaardige ketens’. In deze roadmap staan plant-bodem interacties, verduurzaming van bodembeheer, ecosysteemdiensten van de bodem, biodiversiteit, en precisielandbouw centraal. Kennisontwikkeling op deze in de innovatie agenda geformuleerde thema’s is in het belang van de Nederlandse economie en de Topsector Agri & Food en Tuinbouw & Uitgangsmaterialen in het bijzonder. Gelijksoortige thema’s spelen ook in dit programma Kennis en Innovatie een belangrijke rol. De met dit programma gegenereerde private inzet kan derhalve uitmonden in publiek-private samenwerking, zodat bedrijfsleven, overheid en onderzoek gezamenlijk werken aan verbetering van het handelingsperspectief van de ondernemer. Samenhang programma Kennis en Innovatie met (lopende en nieuwe) PPS-en - Het thema vitale bodem sluit o.a. aan bij de cross-over PPS Duurzame Bodem. - Het thema vitaal gewas sluit o.a. aan bij de cross-over PPS Het nieuwe doen in plantgezondheid. - Het thema management, economie en data sluit o.a. aan bij de PPS Precisielandbouw 2.0. - Het thema bodembiologie sluit o.a. aan bij de (nieuw ingediende) PPS Sturen op bodemweerbaarheid door toediening van organische materialen. - Het thema harmonisatie en uitwisseling van data sluit o.a. aan bij de roadmap Smart Agri & Food, het koepelprogramma Precisielandbouw en de PPS Precisielandbouw 2.0. - Het thema data sluit o.a. aan bij de PPS IJKakker en de PPS Duurzame Bodem. - Het thema ziekten en plagen sluit o.a. aan bij de PPS Beeldanalyse voor detectie van ziekten. - Het thema biobased sluit o.a. aan bij de cross-over roadmap Biobased Economy.
7. Stakeholders en inventarisatie wensen voor kennis en innovatie De BO Akkerbouw fungeert als platform voor de akkerbouwsector. Alle stakeholders worden in de gelegenheid gesteld om, passend binnen de kaders van dit programma, wensen voor kennis en innovatie in te brengen. Na beoordeling en prioritering ontstaat een meerjarenprogramma dat breed draagvlak geniet. De volgende stakeholders worden onderscheiden: -
akkerbouwers (georganiseerd en niet-georganiseerd); bedrijfsleven (georganiseerd en niet-georganiseerd); erfbetreders (waaronder bedrijfsadviseurs); onderzoeksinstellingen en andere R&D structuren; beleidsmakers en -medewerkers (algemeen).
Bovengenoemde stakeholders krijgen een belangrijke rol in het meerjarenprogramma en de uitvoering hiervan.
7
Meerjarenprogramma Kennis en Innovatie Samen doen wat individueel niet kan! De visie mondt uit in een meerjarenprogramma. In dit meerjarenprogramma wordt ingegaan op de geformuleerde ambities en hoe de BO Akkerbouw daar invulling aan geeft. Het geeft onder andere inzicht in de thema’s, de doelstellingen, het budget, hoe dit budget over de diverse thema’s wordt verdeeld en de looptijd.
8. Kennis en Innovatie voor de akkerbouw Vanuit een bouwplan werkt een teler aan continuïteit en verbetering van gewassen / producten in termen van opbrengst, kwaliteit, gezondheid, duurzaamheid en rendabiliteit. Afwisseling van gewassen in een rotatie draagt bij aan: -
het voorkomen / verminderen van (grondgebonden) ziekten en plagen; spreiding van het bedrijfsrisico (productprijs, effect weersinvloeden op oogst); spreiding van werkzaamheden over het jaar; verbetering van bodemgezondheid / -weerbaarheid (organische stof en bodembiodiversiteit);
Daarnaast geldt dat bij de meeste gewassen de opbrengst daalt naarmate monocultuur plaats vindt. Vruchtwisseling is dus onlosmakelijk verbonden aan de Nederlandse akkerbouw en zelfs noodzakelijk voor de continuïteit. Belangrijk in het bouwplan van de Nederlandse akkerbouwer is de teelt van granen, aardappelen en suikerbieten. Een geslaagde graanteelt draagt bovendien bij aan de bodemstructuur en is vanuit dat oogpunt ook waardevol voor de overige teelten. Een doordachte vruchtwisseling, met goed gekozen rassen / gewassen heeft een sterke invloed op de afzonderlijk teelten in het bouwplan. Deze samenhang tussen teelten heeft de BO Granen, BO Suiker, en BO Aardappelen en overige akkerbouwgewassen de handen ineen doen slaan: via dit programma werken de drie brancheorganisaties aan kennisontwikkeling en -verspreiding op keten- en gewasoverschrijdende thema’s.
9. Meerjarig en eenjarig Kennisontwikkeling op de in dit programma benoemde thema’s is (in veel gevallen) meerjarig. Het effect van een maatregel kan in een open en grondgebonden sector namelijk niet los van het systeem worden getrokken, omdat een voorgestelde maatregel ook effect kan hebben op de volgteelten in het bouwplan. Bovendien is een open ecosysteem onderhevig aan allerlei invloeden van buitenaf (denk aan: ziekten, plagen, neerslag, droogte, etc.). Door deze afhankelijkheid kunnen alleen in meerjarige (minimaal driejarige) experimenten eventuele behandelingseffecten onomstotelijk aangetoond worden (LEI, 2015). Dit sluit overigens niet uit dat eenjarige of gewasspecifieke projecten geen onderdeel uit kunnen maken van dit programma. Ook eenjarige projecten kunnen namelijk bijdragen aan de doelstellingen van het meerjarenprogramma. Het collectieve belang van dit programma komt tot uiting bij kennisvragen die enkel opgelost kunnen worden als daar meerjarig energie op wordt gezet: de kennisvragen hebben een complexe achtergrond en zijn als gevolg daarvan kostbaar en niet door een individuele ondernemer te financieren. Voorts heeft iedere teler baat bij, of kan iedere teler in de toekomst baat hebben bij aantoonbare resultaten op onder andere volgende pre-competitieve kennisvragen: -
het bepalen van de effecten van handelingen op de bodemstructuur; onderzoek naar nieuwe biobased mogelijkheden, markten en handelingen; het toetsen en ontwikkelen van nieuwe (bemestings)adviezen; de vergroening van het gewasbeschermings(middelen)pakket; het meten aan en het verder sluiten van kringlopen; het toetsen en ontwikkelen van nieuwe handelingsperspectieven; het in bouwplanverband beheersen van bodempathogenen (bijv. M. chitwoodi); het beheersen van uitbraken van schimmels en virussen.
8
Het is om deze redenen dat de BO Granen, BO Suiker, en BO Aardappelen en overige akkerbouwgewassen hebben besloten zich tot en met 31 december 2020 aan dit meerjarenprogramma te conformeren: meerjarig commitment resulteert namelijk in meerjarige projecten. Om ook de benodigde financiering meerjarig te borgen is een verbindend verklaring, met een verplichte financiële afdracht tot ten minste 31 december 2020 een must.
10. (Integratie van) thema’s binnen het meerjarenprogramma Dit programma onderscheidt vijf domeinen: (1) fundamenteel, (2) toegepast, (3) kennisdeling en verspreiding, (4) calamiteiten en (5) grensverleggende innovaties. Binnen deze domeinen wordt privaat geïnvesteerd op de vier thema’s: (1) vitale bodem, (2) vitaal gewas, (3) biobased, kringlopen en energie, en (4) management, economie en data. Met deze opdeling in thema’s wordt overigens niet gesuggereerd dat geïntegreerde systeemproeven buiten de scope van dit programma vallen. Integendeel; binnen dit programma ligt de nadruk juist op de integratie tussen de diverse thema’s (zie ook figuur 2). Het doel om de bodemvruchtbaarheid en kwaliteit van de bodem in stand te houden of te verbeteren, de belasting naar het milieu te minimaliseren en de kwaliteit en het rendement van de akkerbouw te verhogen is namelijk een samenspel van elementen, handelingen en maatregelen tussen en binnen de hierboven genoemde thema’s.
Figuur 2: thema’s en subthema’s binnen het programma Kennis en Innovatie
10.1. Vitale bodem Een vitale bodem is een weerbare duurzame bodem: goed doorwortelbaar met waterbufferend vermogen en een actief bodemleven, dat onder andere door een juiste keuze in vruchtwisseling geen schadedrempels overschrijdt. Een vitale bodem heeft voor het doelgewas de juiste voedingsstoffen op de juiste plaats, op het juiste moment, in de juiste vorm en in de juiste hoeveelheid beschikbaar. Het doel van het thema ‘vitale bodem’ is het verkrijgen van inzicht in alle aan de bodem gerelateerde indicatoren / parameters, zodanig dat er optimaal kan worden gestuurd op de diverse bodemdiensten. Kennisontwikkeling en -verspreiding binnen dit thema is relevant voor alle Nederlandse akkerbouwers. Onderzoek naar de bodem is in de regel pre-competitief, maar vormt wel de basis
9
voor een geslaagde teelt/productie. Tevens is er behoefte aan een onafhankelijke toetsing/borging van methoden, technieken en/of producten welke claimen een positieve bijdrage te leveren aan de vitale bodem. Dit thema omvat alle relevante aspecten voor een vitale, productieve en duurzame bodem, te weten:
Bodemchemie Vanuit dit subthema wordt kennis ontwikkeld naar verbeterde methoden van nutriëntenefficiëntie binnen het bouwplan. Een efficiëntere toediening van mineralen, (micro)nutriënten, energie en organische stof draagt direct bij aan de gewasontwikkeling en de verlaging van ongewenste emissies naar het milieu. De sector streeft -waar dat kan- naar evenwichtsbemesting.
Bodembiologie Bodemleven zorgt voor omzettingen van organisch materiaal en gewasresten naar door de plant opneembare nutriënten (kringlopen), porositeit en aggregatie van bodemdeeltjes, en stimulering van plantengroei. De sector wenst vanuit bodembiologisch oogpunt meer grip te krijgen op bodembiodiversiteit en de vraag hoe dit aspect kan bijdragen aan verbetering van de bodemvruchtbaarheid.
Specifieke bodempathogenen In de bodem leven miljarden nuttige organismen, maar niet al het bodemleven is nuttig: specifieke bodemorganismen kunnen leiden tot schade. De ontstane schade is divers van aard en kan in verschillende categorieën worden onderverdeeld: (1) afkeuring, (2) opbrengstschade, (3) kwaliteitsschade, (4) exportbeperkingen en (5) overige economische schade. Het doel is om alle bodempathogenen te beheersen (lees: onder de schadedrempel te houden), zodat er geen schade, declassering of diskwalificatie aan of van het product/gewas ontstaat.
Bodemfysisch De bodemstructuur wordt onder andere sterk beïnvloed door grondbewerking, wijze van berijden, gewas, vruchtwisseling, al dan niet toevoegen van structuurverbeteraars en organische stof. Een goede bodemstructuur is essentieel in termen van nutriëntenefficiëntie, biodiversiteit, bodemweerbaarheid, waterberging, waterinfiltratie en waterkwaliteit. Het is de wens om de fysische eigenschappen van de bodem zodanig te beïnvloeden dat (bodem)ecosysteemdiensten optimaal worden gediend én bodemvruchtbaarheid verbeterd of in stand wordt gehouden.
Vanuit het thema ‘vitale bodem’ werkt het programma onder andere aan de volgende doelen: -
reduceren van uitspoeling en voldoen aan de Kaderrichtlijn Water; inzicht in en sturen op (streefwaarden) relevante bodemparameters; sturen op het verbeteren van bodemkwaliteit; sturen op het gebruik van bodembiodiversiteit; ontwikkelen van nieuwe bijmestsystemen; verbeteren van bodemfysische eigenschappen; creëren van inzicht in relevante schadedrempels; verbeteren en actualiseren van (nieuwe) bemestingsadviezen; vergroten van het bufferend vermogen van de bodem; verbeteren van handelingen in bouwplanverband; ontwikkeling naar verbeterde mechanisatie; verbetering van nutriëntenefficiëntie; doelgericht beheersen/bestrijden van bodempathogenen; bijdragen aan de verbetering van ecosysteemdiensten; inzicht in en gebruik van naleverend vermogen van de bodem; ontwikkeling naar verbeterde vruchtwisseling/bouwplan.
De sector heeft behoefte aan onafhankelijk vastgestelde bodem- en bemestingsadviezen Om een bodem (of gewas) in topconditie te krijgen worden er producten aangeboden waarvan wordt geclaimd dat deze zouden bijdragen aan bodem- of gewasverbetering. Ditzelfde kan gelden voor nieuwe vormen van bemesting. Om de sector van goede adviezen te voorzien financiert de BO Akkerbouw het project ‘structuur- en bodemverbeteraars’. In dit zesjarige project zijn op vijf locaties in
10
Nederland de effecten van negen bodemverbeteraars getoetst op opbrengst en bodemkwaliteit. Het project wordt in 2016 opgeleverd en levert voor de sector nuttige informatie over de echte waarde van structuur- en bodemverbeteraars.
10.2. Vitaal gewas Hoogproductieve akkerbouw met minimale milieubelasting en maximale toegevoegde waarde is enkel mogelijk in een robuust systeem met een weerbaar gewas. Dit begint bij de vitale bodem. Derhalve wordt binnen dit thema nadrukkelijk gekeken naar de interactie tussen gewas en bodemchemie, bodembiologie, bodempathogenen en bodemfysisch. In een open ecosysteem blijft het doelgewas echter kwetsbaar. Zeker in het beginstadium van de teelt kan wind, droogte, (overmatige) neerslag, concurrentie (met onkruiden), (bodemgebonden) ziekten en plagen de teelt gemakkelijk schaden. (Zaad)coating, duurzame of groene plantversterkers, groene gewasbeschermingsmiddelen, beslissingsondersteunende systemen of detectiemethoden kunnen direct bijdragen aan een vitaal gewas (en een geslaagde teelt). Het doel van dit thema is het inrichten van een robuust en weerbaar systeem, waarin zonder extra handelingen een optimale teelt wordt verkregen. Het toewerken en inrichten van een dergelijk robuust en weerbaar systeem vraagt behalve kennisontwikkeling en -verspreiding op het gebied van ziekte-, plaag-, en onkruidbeheersing ook de onafhankelijke toetsing/validatie van (groene) beschermingsmiddelen en duurzame plantversterkers. Ontwikkeling op elk van de vorengenoemde terreinen is relevant voor alle akkerbouwers, omdat ook de natuur in een open ecosysteem geen onderscheid maakt. Bovendien ligt er geen direct commercieel belang bij de ontwikkeling van zogenaamde ‘groene’ beschermingsmiddelen, omdat patenten op natuurlijke werkingsstoffen geen stand houden (lees: het ontbreekt aan een verdienmodel). Dit thema bestaat uit de volgende subthema’s:
Veredeling en uitgangsmateriaal Door middel van veredeling worden cultuurgewassen verbeterd en aangepast op gewenste eigenschappen, zoals resistentie tegen ziektes, aanpassing aan klimaatomstandigheden, opbrengst, kwaliteit, smaak, en levensduur in het schap. De sector is vanuit dit programma betrokken bij veredelingsvraagstukken (onder andere via Plantum) en kan derhalve adequaat inspelen op nieuwe ontwikkelingen die bijdragen aan een meer optimale productie. Hetzelfde geldt voor specifieke projecten aangaande uitgangsmateriaal (onder andere via de NAO). Daar waar samenwerkingen bijdragen aan verbeteringen (handelingen, kwaliteit, borging, voorlichting, etc.) wenst de sector te kunnen participeren.
Ziekten en plagen In open teelten/ecosystemen wordt het gewas ook door virussen en schimmels als voedingsbron herkend. Virussen en schimmels (denk bijvoorbeeld aan phytophthora) vestigen zich bij de ‘juiste’ omstandigheden op een voedingsbron, met schade aan het gewas als gevolg. De sector wenst met de inzet van gevalideerde beslissingsondersteunende systemen of ‘early warning systems’ ziekten en plagen vroegtijdig te traceren, zodat ingespeeld kan worden op de situatie. Mocht er onverhoopt toch curatief actie moeten worden ondernomen, dan wenst de sector dit zo veel mogelijk te doen met groene of duurzame beschermingsmiddelen, minimaal en plantspecifiek. Goede beheersing van ziekten en plagen is essentieel in termen van kwaliteit en duurzaamheid.
Onkruidbestrijding en -beheersing Vanuit dit subthema werkt het programma aan oplossingen voor de (mechanische, duurzame en/of biologische) beheersing en bestrijding van onkruiden, zodat het doelgewas vanuit de bodem efficiënt en effectief wordt bediend. Het doel is om ongewenste biomassa mechanisch, zonder gebruik van bestrijdingsmiddelen en -indien mogelijk- volledig autonoom te bestrijden. Hiervoor is een cross-over met andere (sub)thema’s voorzien.
11
Gewasbeschermingsmiddelen De input van gewasbeschermingsmiddelen is de resultante van het niveau van de vitale bodem, de kracht van het vitale gewas, en het handelen op de akker. De sector streeft naar minimaal gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en richt zich derhalve primair op weerbare bodems en vitale gewassen. In specifieke situaties blijft de inzet van gewasbeschermingsmiddelen noodzakelijk. Derhalve zoekt de Coördinator Effectief MiddelenPakket (CEMP) in samenwerking met telers, gewasbeschermingsmiddelenindustrie, distributie, verwerking, overheid, onderzoek, en erfbetreders naar adequate methoden om het gewas te beschermen tegen ziekten en plagen. Daarbij is vooral aandacht voor de ‘kleine toepassingen’, omdat de industrie daar minder aandacht voor heeft (zie kader).
Europese Investeringsbank stimuleert ontwikkeling nieuwe gewasbeschermingsmiddelen Recent (10 juli 2015) heeft de Europese Investeringsbank (EIB) een lening van 25 miljoen euro toegekend aan Sapec Agro en Tradecorp international. “The funds will contribute to the financing of RDI activities with a focus on innovative chemical and biological plant protection and nutrition for agricultural use”. Met andere woorden: vanuit de EIB wordt onderkend dat kennisontwikkeling naar nieuwe en innovatieve gewasbeschermingsmiddelen met collectieve middelen moet worden ondersteund. http://www.eib.org - “EIB lends EUR 25 million to Sapec Agro and Tradecorp International for RDI programme”
Vanuit het thema ‘vitaal gewas’ werkt het programma onder andere aan de volgende doelen: -
inzicht in en sturen op relevante schadedrempels; beheersen van ziekten en plagen in bouwplanverband; verbeterde methoden en technieken voor duurzame onkruidbeheersing en -bestrijding; gebruiken van duurzame of groene plantversterkers; sturen op duurzamer gebruik van GBM en/of groene gewasbeschermingsmiddelen; ontwikkelen van early warning systems/beslissingsondersteunende systemen; verbeteren van detectie- en monitoringstechnieken; reduceren van milieubelasting.
10.3. Biobased, Kringlopen en Energie Een akkerbouwer produceert voedsel én grondstoffen voor onder andere de biobased economy: de sector staat aan het begin van vele ketens. Het doorrekenen van de effecten van aan- en afvoer van gewas(resten) is essentieel voor de continuering van bodemvruchtbaarheid. Met andere woorden: wat betekent de (structurele) afvoer van gewasresten in termen van bodemkwaliteit/bodemvruchtbaarheid op de lange termijn. De sector wil graag met vitale gewassen een bijdrage leveren aan biobased kansen, maar dit mag niet ten koste gaan van de vitale bodem. Tevens wil de sector kringlopen beter sluiten: ze streeft -daar waar dat kan- naar evenwicht en wenst voor de akkerbouw nuttige (mineralen)stromen terug te brengen in de bodem. Onafhankelijk onderzoek dient het nut en eventuele risico’s van dergelijke stromen af te wegen. Bovendien is een akkerbouwer in staat om op diverse manieren te voorzien in de eigen energiebehoefte. De grootste uitdaging op dit vlak ligt in het opslaan van duurzaam geproduceerde energie. Kennisvragen in dit thema dienen de sector en kennen een precompetitief karakter. Hieronder worden de subthema’s nader toegelicht.
Biobased Biomassastromen kennen, afhankelijk van de waarde, verschillende doelen. Primair ligt de focus voor de Nederlandse akkerbouw op de teelt van hoogwaardige gewassen (food). Daarnaast kunnen gewassen en/of zijstromen worden benut voor non-food doeleinden, terugwinning van mineralen, of voor de productie van energie. Hoe deze aan- en afvoer van gewassen (inclusief zijstromen) doorrekent in termen van bodemvruchtbaarheid en economie is mede bepalend voor
12
een goed doordachte en duurzame bedrijfsstrategie. De sector streeft naar een optimale teelt en wil daarbij verschillende markten voorzien van grondstoffen. Dit betekent dat het doelgewas zo volledig mogelijk wordt benut, zonder dat de vitale bodem op lange termijn onder druk komt te staan.
Kringlopen (circulaire akkerbouw) De sector streeft -waar dat kan- naar gesloten kringlopen (o.a. stikstof en fosfaat, maar ook overige (biomassa)stromen). Hierbij is onafhankelijk onderzoek naar het nut, de waarde en de kwaliteit van de input- en outputstromen van groot belang, zodat de vitale bodem en het vitale gewas gewaarborgd blijven.
Energie Naast mechanisatie zijn de belangrijkste kosten bij de teelt van gewassen die van kunstmest en van energie. Het doel is om in de toekomst behalve te zorgen voor de productie van hoogwaardig voedsel en grondstoffen ook te voorzien in een energiebehoefte: duurzaam en rendabel. Met name de opslag van duurzaam geproduceerde energie vraagt hierbij aandacht.
Vanuit het thema ‘biobased, kringlopen en energie’ werkt het programma onder andere aan de volgende doelen: -
doorrekenen van effecten van aan- en afvoer van gewassen; doorrekenen van footprints; verbeteren van nutriëntenefficiëntie; optimale verwaarding van biomassastromen; verder sluiten van kringlopen; reduceren van milieubelasting; gebruik en productie van hernieuwbare energie verbeteren van de organische stof kringloop; verwaarden van mest- en overige mineralenstromen; reduceren van gebruik van fossiele energie.
Kunstmestproductie op het eigen bedrijf? Het project ‘Greenfertilizer’ ontwikkelt de benodigde technologie voor de productie en benutting van ammoniak op het eigen boerenbedrijf. Ammoniak (NH3) is zowel grondstof voor kunstmest als brandstof voor motoren. Decentrale productie van zowel kunstmest als transportbrandstof op het akkerbouwbedrijf met behulp van hernieuwbare energie levert de teler en zijn omgeving direct voordeel op, omdat: - inkoopkosten voor kunstmest en brandstof lager worden; - de CO2-emissie (footprint) van de akkerbouw aanzienlijk wordt gereduceerd; - het rendement op hernieuwbare energie verbeterd.
10.4. Management, Economie en Data Ontwikkelingen op het gebied van precisielandbouw, detectietechnieken, de mogelijkheden met betrekking tot het gebruik van big data, en de toename in het gebruik van drones laten zien dat de Nederlandse akkerbouw in beweging is. De akkerbouw kan zich profileren als hightech sector. Daarbij is de inzet van ICT onmisbaar. De sector wil vanuit een onafhankelijk programma kennis ontwikkelen naar de integratie van nieuwe ICT-toepassingen. Dit thema zoekt nadrukkelijk dwarsverbanden met andere thema’s, maar legt focus op de volgende subthema’s:
Economie en management Keuzes op bouwplanniveau hebben gevolgen ten aanzien van nutriëntenefficiëntie, druk op ziekten en plagen en bodemkwaliteit. Binnen dit subthema worden de effecten van maatregelen economisch vertaald naar handelingsperspectieven voor de ondernemer.
Harmonisatie en uitwisseling van data Met de toenemende complexiteit binnen het domein Agri & Food, de groei aan applicaties en adviessystemen, stijgt de behoefte om binnen en tussen de ketens data en informatie te
13
standaardiseren en/of uit te wisselen. Uitwisseling van data bevordert de bruikbaarheid er van. Dit komt onder andere ten goede aan de advisering: de akkerbouwer zal beter moeten kunnen sturen op bodemkwaliteit en gewasproductie. De sector streeft naar uniformiteit: data dient beschermd, veilig, toegankelijk en van nut te zijn voor de individuele ondernemer.
Oogst, bewaring en verwerking De sector streeft naar excellente kwaliteit. In een excellent geteeld product kan na de teelt echter alsnog schade ontstaan: oogstmethoden, bewaarstrategieën en voor- en nabehandelingen spelen daarbij een belangrijke rol. Kennisontwikkeling binnen dit subthema is derhalve minstens zo belangrijk als de kennisontwikkeling naar een meer optimale teelt.
Vanuit het thema ‘management, economie en data’ werkt het programma onder andere aan de volgende doelen: -
verbeteren en verduurzamen van bedrijfssystemen; economisch doorrekenen van diverse maatregelen; verbeteren van diverse technieken (oogst, bemesting, etc.); verbeteren van systemen van precisielandbouw; ontwikkelingen naar optimale bewaring van geteelde gewassen; bevorderen van uitwisselbaarheid van informatie in de keten; verbeteren en ontwikkelen van betere sensoren; interpreteren en gebruiken van big data; doorrekenen van bouwplannen.
Koepelprogramma precisielandbouw Precisielandbouw is het containerbegrip voor belangrijke teeltonderwerpen als sensoren, plaatsspecifieke bemesting, beslissingsondersteunende systemen, early warning systems, toedieningstechnieken voor meststoffen, robotisering, integratie van managementsystemen, draadloze communicatie, data-integratie, automatisering, satellietbeelden, GPS, zelfrijdende voertuigen, camerabeelden, schadedrempels, rekenregels interpreteren, big data, detectietechnieken, etc. Geconstateerd is (onder andere in de themacommissie resource efficiency van de Topsector Agri & Food) dat er op dit moment in verschillende regio’s en in verschillende projecten / programma’s aan dezelfde problematiek wordt gewerkt. Derhalve heeft BO Akkerbouw het initiatief genomen om in samenwerking met relevante stakeholders te komen tot een koepelprogramma precisielandbouw, zodat vanuit een duidelijke structuur wordt gewerkt aan kansrijke ontwikkelingen op het gebied van precisielandbouw.
11. Invulling en looptijd van het meerjarenprogramma De BO Akkerbouw wil, passend binnen de visie en de doelen, via dit programma zorg dragen voor: -
een wenseninventarisatie bij stakeholders; een gedragen beoordeling/prioritering van de wensen voor kennis en innovatie; een gedragen programma Kennis en Innovatie. kennisontwikkeling op door stakeholders ingediende knelpunten, problemen en/of kansen; actieve en adequate kennisverspreiding van resultaten; vertaling van ‘gevoel’ naar concrete doelgerichte projecten/programma’s; inbreng in overleggen met het Ministerie van Economische Zaken; een slagvaardig optreden in geval van een calamiteit; ruimte voor grensverleggende innovaties.
12. Budget meerjarenprogrammering Vanuit dit meerjarenprogramma wil de sector tot en met 31 december 2020 circa 16,5 miljoen euro investeren op thema’s en de integratie tussen thema’s uit dit meerjarenprogramma. Deze inschatting is gebaseerd op: -
ambitie; ervaring met meerjarige keten- en gewasoverschrijdende projecten;
14
-
ervaring met meerjarige programma’s; lopende (en de wens op nieuwe) publiek-private samenwerkingen (en de omvang).
Dat bovengenoemde budget een realistische inschatting is, blijkt onder meer uit de huidige omvang van de Publiek-Private Samenwerking (PPS) Duurzame Bodem (# TKI-AF-12054a), de PPS ‘Het nieuwe doen in Plantgezondheid’ en de PPS ‘Op naar precisielandbouw 2.0’. Daarnaast kent het meerjarenprogramma ambities op thema’s als energie, biobased, kringlopen, management, data(harmonisatie) en economie. De ervaring leert dat samenwerkingen in bijvoorbeeld het Actieplan Aaltjesbeheersing, het Masterplan MineralenManagement, en het Masterplan Phytophthora een budget van 16,5 miljoen euro tot en met 31 december 2020 rechtvaardigen. Tabel 1 geeft een richting aan hoe de ambities zich verhouden tot het budget. Thema Vitale bodem Vitaal gewas Biobased, Kringlopen en Energie Management, Economie en Data Budget meerjarenprogramma (t/m 31-12-2020)
Budget (indicatie) €7.125.000 € 4.625.000 € 2.625.000 € 2.125.000 € 16.500.000
Tabel 1: Indicatie budgetverdeling
Vanuit dit budget wordt, passend binnen de geformuleerde visie, onder andere gefinancierd: -
het collecteren, beoordelen en prioriteren van wensen voor kennis en innovatie; (integrale) kennisontwikkeling (o.b.v. door stakeholders ingediende wensen); adequate kennisverspreiding; coördinatie van het programma Kennis en Innovatie en de daaraan gerelateerde activiteiten; coördinatie van het effectief middelenpakket; slagvaardig handelen in geval van een calamiteit; het systeem van beheer, inning en handhaving.
13. Uitvoering meerjarenprogramma Voor het welslagen van dit programma spelen vier aspecten een belangrijke rol: (1) inhoudelijke afbakening, (2) goede vraagarticulatie, (3) een daadkrachtige / transparante aansturing en (4) goede kennisverspreiding. De inhoudelijke kaders zijn via het meerjarenprogramma voldoende beschreven. Voor de vraagarticulatie vervult de BO Akkerbouw een platformfunctie. Vanuit die hoedanigheid spelen alle stakeholders een belangrijke rol. Alle bij de akkerbouw betrokken partijen (zie ook paragraaf 7 op pagina 7) worden actief in de gelegenheid gesteld om wensen voor kennis en innovatie bij de BO Akkerbouw in te brengen. De BO Akkerbouw collecteert, bundelt en sorteert de ingediende wensen, waarna de wensen worden beoordeeld (in bijlage 1 is dit schematisch weergegeven). De kracht bij deze beoordeling ligt onder andere in het feit dat de BO Akkerbouw de kennis en kunde van bestaande R&D structuren benut. Via themacommissies worden de ingediende wensen voor kennis en innovatie beoordeeld. Een themacommissie bestaat o.a. uit vertegenwoordigers van leden van de BO Akkerbouw. Deze leden hebben een sterke affiniteit met de akkerbouw en beschikken bovendien over een eigen R&D omgeving. Derhalve kunnen zij goed inschatten of een wens voor kennis en innovatie bijdraagt aan de visie en / of doelen van dit meerjarenprogramma.
15
Tabel 2 geeft een (voorlopige) samenstelling van een themacommissie. Themacommissie -
LTO NAV NAJK Agrifirm Plant AVEBE Comité van Graanhandelaren Cosun CZAV Nederlandse Aardappel Organisatie Plantum Vereniging voor de Aardappelverwerkende Industrie Adviseur(s) Tabel 2: Voorlopige samenstelling themacommissie
Na beoordeling in een themacommissie bundelt de begeleidingscommissie Kennis en Innovatie de wensen voor kennis en innovatie en stelt inzake het budget een advies op aan de financiers. Vanuit de begeleidingscommissie Kennis en Innovatie wordt het meerjarenprogramma, via de Sectie Teelt aangeboden bij de besturen van de erkende brancheorganisaties. Jaarlijks wordt het meerjarenprogramma aangevuld met nieuwe actuele wensen voor kennis en innovatie (lees: projecten).
Figuur 3: Structuur kennis en innovatie binnen de BO Akkerbouw
Projecten resulteren in kennis. Deze kennis dient over het voetlicht te worden gebracht. Een adequate en voor de sector relevante en door de sector gewaardeerde kennisverspreiding is allesbepalend in termen van draagvlak en continuïteit. De BO Akkerbouw werkt daarom intensief aan kennisverspreiding, o.a. via landelijke en/of regionale werkgroepen, lezingen, vakbladartikelen, website(s), nieuwsberichten, praktijknetwerken, brochures, pilots, open dagen, projectrapportages, wetenschappelijke artikelen en overige relevante sectoraangelegenheden. Hiermee borgt en bevordert de BO Akkerbouw de ontwikkeling en doorstroming van kennis richting ondernemer en maatschappij. Op deze wijze geeft de BO Akkerbouw concreet invulling aan kennisontwikkeling en kennisverspreiding op keten- en gewasoverschrijdende thema’s, zodat de Nederlandse akkerbouwsector als leverancier (in termen van veilig en betrouwbaar voedsel, uitgangsmateriaal, biochemie en energie) het toonbeeld blijft van effectieve, duurzame en rendabele akkerbouw: maatschappelijk gewaardeerd, hoogproductief, met minimale milieubelasting en maximale toegevoegde waarde.
16
Bijlage 1: Beslisboom wensen voor kennis en innovatie
Figuur 4: Beslisboom wensen voor het programma Kennis en Innovatie
17