Programma handleiding Wie ben ik, waar sta ik
juni 2007 cursusmap 1591 PSW Stationsplein 4 Postbus 1228 5200 BG ‘s-Hertogenbosch telefoon : (073) 612 43 25 telefax : (073) 612 85 75 e-mail :
[email protected]
Programma handleiding: Wie ben ik, waar sta ik
2
Inleiding en verantwoording De training ‘Wie ben ik, waar sta ik’ richt zich op het verminderen van risicofactoren en het bevorderen van protectieve factoren. Deze cursus wordt uitgevoerd ter voorbereiding van het nazorgtraject tijdens de intramurale fase. Een negatief zelfbeeld, faalangst en een slechte sociale binding zijn factoren die recidive in de hand werken. Tijdens deze training wordt gewerkt aan het terugdringen van niet- helpende gedachten en gebrek aan kritisch redeneren. Als instrument ter verhoging van de intrinsieke motivatie wordt gewerkt met een portfolio. Deze portfolio dient ook als middel om de probleemoplossende vaardigheden te vergroten. Deze training is een vertaling van de Work-Wise gedragsinterventie ‘Wie ben ik, waar sta ik’, bedoelt voor jeugdige veelplegers. Deze training werkt volgens “what works” principes en wil zo in aanmerking komen voor erkenning. Deze cursus voor volwassen veelplegers zal niet geaccrediteerd gaan worden, omdat er niet wordt gewerkt volgens alle principes van “what works”.
Leeswijzer: Voor de leesbaarheid is in de tekst, als het gaat om deelnemers, steeds de mannelijke vorm gebruikt. Uiteraard kan waar hij staat ook zij worden gelezen. Cursief gedrukte tekst is bedoeld voor de trainer, als tekstsuggestie voor een inleiding of illustratie bij een opdracht.
Programma handleiding: Wie ben ik, waar sta ik
1.
3
Inleiding voor de trainers
Naast deze trainershandleiding waarin de opzet, werkwijze en materialen beschreven staan, is er een werkboek voor de deelnemers. Daarin zijn het cursusmateriaal en de sheets opgenomen. Tevens is er een portfolio, waarin de resultaten van het werkboek beschreven worden. Na deze inleiding volgen toelichtingen op de inhoud van de training met de leerpunten en op de methodische uitgangspunten van de cursus toegespitst op de training. Vervolgens komen aan de orde de leerdoelen, een overzicht van de bijeenkomsten en de wijze waarop een en ander praktisch vorm krijgt. In onderstaande tekst wordt verwezen naar de theorie. Het betreft het theoretisch kader ‘WorkWise gedragsinterventie jeugdige veelplegers’. Dit kader wordt ook gebruikt in deelproject veelplegers voor volwassenen.
2.
De inhoud van de training ‘Wie ben ik, waar sta ik’
In de cursus “Wie ben ik, waar sta ik” wordt in een 8-tal bijeenkomsten gewerkt aan het motiveren van deelnemers zodat zij beter toegerust een aantal keuzes op diverse levensgebieden kunnen maken. De cursus/ training wordt uitgevoerd in een periode van 4 weken en betreft 8 bijeenkomsten van 2 uur. De deelnemers leren het begrip motivatie kennen en de diverse aspecten die aan dat begrip verbonden zijn. Ze gaan aan de slag met hoe ze tegen zichzelf aankijken. Wat zijn hun wensen en verlangens? Een belangrijk onderdeel van de training is het leren keuzes maken. De deelnemers leren in te zien dat ze ook bij niets doen kiezen. Ze leren wat het betekent te kiezen en dat ze verantwoordelijkheid dragen voor hun keuzes. Een keuze maken voor iets vraagt ook doorzettingsvermogen en omgaan met teleurstellingen. Deze aspecten worden geïllustreerd in een bijeenkomst met een gastdocent die als rolmodel fungeert. Tot een oordeel komen en je bewust zijn van niet-helpende gedachten of beperkende overtuigingen leren deelnemers door een effectieve probleemoplossingsstrategie te hanteren. Om te kunnen kiezen is het belangrijk dat ze inzicht hebben in wat ze belangrijk vinden en waar ze goed in zijn: waarden en kwaliteiten komen aan bod. In hun houding tegenover anderen leren ze dat er wederzijdse verwachtingen een rol spelen bij gedrag. Dat anderen een steun voor je kunnen zijn en dat omgaan met anderen ook inzet van jou vraagt. Samenwerken met anderen, positieve feedback geven aan anderen zijn vaardigheden die sociale binding bevorderen en recidive verminderen
3.
Methodische uitgangspunten
Fasegerichte aanpak Langs welk methodisch proces wordt in de training gewerkt aan verandering in motivatie? In de theoretische handleiding wordt uitgebreid ingegaan op het veranderingsmodel van Prochaska en DiClemente en de kritiek op dit model. Op grond van deze kritiek zal deze training niet strikt het fasenmodel van Prochaska en DiClemente volgen, maar wordt uitgegaan van een eenvoudiger model om de training te structureren en dat slechts globaal de fasen volgt van Prochaska en DiClemente.
Programma handleiding: Wie ben ik, waar sta ik
4
Er worden drie fasen in de training onderscheiden: 1.
Overwegen en bewust worden In de eerste vier bijeenkomsten in de training wordt gewerkt aan inzicht en bewustwording van de volwassenen over hun mogelijkheden en wensen en hun keuzes op verschillende levensgebieden.
2.
Besluiten, plannen maken en actief worden In bijeenkomsten 5 tot en met 7 wordt de overstap gemaakt naar de beslissing om iets aan de eigen situatie te willen doen. Waaraan zou men willen werken en welke acties zijn nodig om de situatie te verbeteren? En wie kunnen mij daar in ondersteunen?
3.
Consolideren In de achtste en laatste sessie wordt teruggekeken op het geleerde en heeft elke deelnemer een portfolio opgesteld die hij/ zij aan de rest van de groep presenteert.
De deelnemer centraal: Motivational Interviewing Werken aan de intrinsieke motivatie van de deelnemer betekent vanzelfsprekend dat deze motivatie nooit van buitenaf kan worden opgelegd. De methodiek van Motivational Interviewing (MI) biedt methodische handvatten voor de trainer om vanuit de deelnemer zelf te werken aan motivatie. Motivational Interviewing is een directieve manier van counseling, die tot doel heeft om deelnemers in de training zelf hun eigen ambivalentie te laten onderzoeken, teneinde hen verder te helpen in het proces van gedragsverandering. Motivational Interviewing hanteert daarbij de volgende uitgangspunten (Miller & Rollnick, 2002): • • • • • • •
motivatie tot verandering komt vanuit de deelnemer zelf en wordt niet van buitenaf opgelegd; het is de taak van de deelnemer en niet van de trainer om uitdrukking te geven aan en een oplossing te zoeken voor de eigen ambivalentie; proberen iemand te overtuigen is geen effectieve strategie om iemands ambivalentie te laten oplossen; de stijl en sfeer zijn over het algemeen kalm en uitnodigend van karakter; de trainer is directief in het bijstaan van de deelnemer, die zijn eigen ambivalentie onderzoekt en oplost; de bereidheid tot gedragsverandering is niet een vaststaande eigenschap van de deelnemer, maar een wisselend product van de interactie tussen deelnemer en trainer; de verhouding tussen beiden is meer een gelijkwaardig partnerschap dan een rolverdeling als tussen deskundige en onwetende.
Programma handleiding: Wie ben ik, waar sta ik
4.
5
Leerdoelen
In de training ‘Wie ben ik, waar sta ik’ wordt gewerkt aan de motivatie en aan de bewustwording van de eigen wensen, mogelijkheden en vaardigheden van de deelnemers en het maken van keuzes. Het gaat hierbij om keuzes die te maken hebben met o.a. wonen, werken, opleiding, vrije tijd, sociaal netwerk, financiën en middelengebruik. De cursus is er ook op gericht dat volwassenen hun kwaliteiten en valkuilen herkennen. Na afloop van de training: Kennis • weet de deelnemer wat zijn belangrijkste wensen, waarden, kwaliteiten en verwachtingen zijn; • weet de deelnemer wat hem motiveert; • weet de deelnemer hoe hij overkomt op anderen; • weet de deelnemer onderscheid te maken tussen irreële en reële gedachten over zichzelf en anderen; • weet een deelnemer steun en hulp te vragen in zijn sociaal netwerk. Vaardigheden • kan de deelnemer een mening geven over zichzelf; • heeft de deelnemer geoefend zichzelf te motiveren; • heeft de deelnemer nagedacht over waarden die belangrijk zijn voor hem in zijn toekomst; • heeft de deelnemer geoefend in vaardigheden betreft omgaan met tegenslagen; • kan de deelnemer gebruik maken van een sociaal netwerk; • kan de deelnemer positief reageren op feedback van anderen; • kan de deelnemer zijn wensen, keuzes, kwaliteiten en voornemens voor de toekomst verwoorden in een portfolio. Houding • staat de deelnemer ervoor open om realistisch te leren kijken naar zichzelf; • staat de deelnemer ervoor open om realistisch te leren kijken naar anderen; • staat de deelnemer ervoor open om positiever over zichzelf te denken; • is de deelnemer bereid hulp en steun te kunnen ontvangen van anderen; • is de deelnemer bereid af te wegen welke acties te ondernemen om zijn toekomstplannen bij te stellen.
Programma handleiding: Wie ben ik, waar sta ik
5.
6
Overzicht van de bijeenkomsten
Het is de bedoeling dat de cursist aan de hand van een aantal opdrachten drie fasen doorloopt (verandercirkel Prochaska en DiClemente). 1. Overwegen en bewustworden In de eerste vier bijeenkomsten van de training wordt gewerkt aan inzicht en bewustwording van de volwassenen over hun mogelijkheden en wensen op verschillende levengebieden; wat kan iemand, wat wil iemand en wat zijn de valkuilen? De deelnemer brengt de persoonlijke geschiedenis of levenslijn in beeld. Dit is een krachtige werkwijze om vanuit ervaringen vaardigheden/ kwaliteiten en zwakke punten te kiezen voor een nieuw perspectief. Het is belangrijk dat de volwassene de sterke kwaliteiten en zwakke punten kan plaatsen in zijn geschiedenis. Dit vormt de basis voor het leren keuzes maken. Om te kunnen kiezen is het belangrijk dat hij inzicht heeft in wat hij belangrijk vindt, waar hij wel of niet goed in is; waarden, kwaliteiten en valkuilen komen aan bod. 2. Besluiten en plannen maken In bijeenkomst 5 t/m 7 wordt de overstap gemaakt om iets aan de eigen situatie te willen doen. Keuzes maken betekent ook het onderkennen van ambivalenties. Een keuze maken voor iets vraagt ook doorzettingsvermogen en omgaan met teleurstellingen, kwetsbare gebieden voor een volwassen ex-gedetineerde. Deze bijeenkomsten zijn vooral bedoeld om vaardigheden aan te reiken voor het omgaan met verwachtingen van anderen en teleurstellingen. Om keuzes vast te houden zijn externe hulpbronnen belangrijk. De deelnemer leert wat hulp vragen betekent en welke nuttige contacten hij in zijn netwerken hij kan benutten. In de bijeenkomsten zelf zal meer aandacht zijn voor de onderlinge samenwerking. Samenwerken met anderen en positieve feedback geven aan anderen zijn vaardigheden die de sociale binding bevorderen en recidive verminderen. 3. Actief worden en consolideren De laatste bijeenkomst wordt gebruikt om vast te stellen welke acties nodig zijn om de situatie op verschillende leefgebieden te verbeteren. Ook wordt teruggekeken op het geleerde en heeft elke deelnemer een portfolio opgesteld, die hij aan de rest van de groep presenteert.
Thema 1
Ik ben ik
Bijeenkomst 1 Kennismaken, de situatie van dit moment. Motivatie • Inleiding en toelichting op de cursus • Kader van de cursus • Wat is motivatie Bijeenkomst 2 Verleden en toekomst: wie ben jij eigenlijk? Waar ben je tevreden over? • Je levensloop • Hoe kijk je tegen jezelf aan • Wat zijn je wensen en verlangens
Programma handleiding: Wie ben ik, waar sta ik
7
Bijeenkomst 3 Kiezen; wat komt er bij kijken? • Welke keuzes heb jij gemaakt? • Omgaan met niet-helpende gedachten Bijeenkomst 4 Wat vind je belangrijk en wat zijn je valkuilen? • Waarden • Kwaliteitenspel
Thema 2
Anderen zijn er ook nog.
Bijeenkomst 5 Ik en de ander; sterke en zwakke punten • Signalement • Verwachtingen van anderen Bijeenkomst 6 Nuttige contacten en hulp vragen • Jouw netwerk • Steun zoeken Bijeenkomst 7 Waar ga je voor? Wensen en verlangens • Waar zit je kracht • Omgaan met teleurstellingen • Doorzetten
Afsluiting Bijeenkomst 8 Toekomststrategie • Je actieplan • Tips voor elkaar
6.
Werkwijze en praktische uitwerking
Opbouw van de bijeenkomsten De bijeenkomsten kennen een vaste structuur. Een vaste structuur is van belang voor duidelijkheid en herkenbaarheid. In de structuur zitten verschillende vormen van herhaling die van belang zijn voor het vastleggen van informatie. Begin Iedere bijeenkomst start met een inleiding waarin kort verwezen wordt naar de vorige bijeenkomst. Daarbij worden de leerdoelen van de bijeenkomst benoemd. Tevens wordt een relatie gelegd met een van de vorige bijeenkomsten of toekomstige bijeenkomsten. Vervolgens wordt de structuur van de bijeenkomst gepresenteerd. Voordat de kern van de bijeenkomst start controleert de trainer of de deelnemers begrepen hebben wat het doel is. Daarna volgt een onderdeel waarin herhaald wordt wat de laatste keer aan de orde is geweest. Dit krijgt op verschillende manieren vorm. De trainer herhaalt, de trainer stelt vragen aan een deelnemer, de trainer vraagt een deelnemer in eigen woorden te vertellen wat hij van de vorige bijeenkomst heeft meegenomen of de trainer vraagt deelnemers bepaald gedrag te vertonen.
Programma handleiding: Wie ben ik, waar sta ik
8
Kern Afhankelijk van het doel van de bijeenkomst worden verschillende werkvormen ingezet. Dit kan in de vorm van een video, een rollenspel, een opdracht, een onderwijsleergesprek of een combinatie daarvan. Eind van de bijeenkomst In het kort vat de trainer de bijeenkomst samen aan de hand van de leerpunten, laat een deelnemer in eigen woorden samenvatten of stelt enkele samenvattende vragen. Hierbij verwijst de trainer naar de leerdoelen aan het begin van de bijeenkomst. Daarna geeft de trainer in het kort aan wat de volgende bijeenkomst aan de orde is. Tenslotte volgt een korte procesevaluatie. Beschrijving van de bijeenkomsten De bijeenkomsten kennen een vaste structuur van beschrijving. Per onderdeel komen de volgende onderdelen aan de orde: Tijd: De duur van een activiteit. Werkvorm: De werkvorm waarin dit behandeld wordt. Leerdoelen/ inhoud: Het leerpunt, de inhoud en het specifieke doel van de activiteit. Media/ materiaal: De hulpmiddelen die ingezet worden bij de activiteit. In de uitvoering van de pilotfase van deze training wordt met twee trainers gewerkt. De onderdelen worden afwisselend geleid door de ene of de andere trainer. Cursief gedrukte teksten zijn bedoeld als tekstsuggesties voor de trainers. Deelnemerswerkboek Het deelnemerswerkboek met de programma’s en schutbladen wordt bij de eerste bijeenkomst uitgedeeld. Iedere bijeenkomst wordt het werkboek verder gevuld met de hand-outs van de sheets van de betreffende bijeenkomst en de bijbehorende opdrachten. Portfolio In het portfolio worden de resultaten van de opdrachten beschreven. Trainers moeten sturing geven en bewaken dat dit ingevuld gaat worden. Per individu kunnen verschillende accenten worden gelegd. De deelnemers werken tijdens deze module zowel in het werkboek als in de portfolio. Het portfolio is te vergelijken met “een schrift in het net”. Het is een document waarin de definitieve besluiten, conclusies en acties vermeld staan. Het portfolio is een belangrijk document voor de deelnemer: het eindresultaat van een proces dat hij in deze module doorloopt. In het werkboek wordt het denk- en werkproces doorgemaakt en daar is de weerslag in terug te vinden. Het portfolio is het resultaat van dat proces. De trainers houden toezicht op de invulling van het portfolio. Zij introduceren dit instrument in de eerste bijeenkomst. Zij stimuleren de deelnemer tot het invullen op het moment dat er werkelijk besluiten/inzichten/acties bij de deelnemers actueel en duidelijk zijn. De trainers houden een beoordelende en superviserende rol ondanks dat hij ondersteuning van de ITB-er bij de portfolio kan vragen. Zij kunnen de ITB-er instrueren en informeren over eventuele te nemen acties naar de deelnemers toe. De trainers zien er op toe dat de deelnemer zijn portfolio invult en bijwerkt.
Programma handleiding: Wie ben ik, waar sta ik
9
Het portfolio wordt, naarmate de bijeenkomsten vorderen, een steeds belangrijker document. Naarmate de deelnemer beter in staat is tot het invullen, wordt het steeds inzichtelijker en concreter wat hem te doen staat. Daar waar de deelnemer veel moeite heeft met het invullen van het portfolio of waar gedeelten ontbreken, is dat een signaal voor de deelnemer waar hij nog verder aan moet werken, waar hiaten zitten en voor de groepsleiding is het een signaal waar zij nog aandacht aan moet besteden in de begeleiding. In die zin is de portfolio voor alle betrokkenen ook te vergelijken met soort barometer: het geeft inzicht in de “weersgesteldheid” van de deelnemer. Het geeft de positie weer van waar de deelnemer staat in het proces van keuzes maken. De deelnemer gebruikt na de module de portfolio als een soort agenda, als reminder en als document dat hem van pas komt als hij zich ergens moet gaan presenteren. Inhaalopdrachten Wanneer deelnemers een bijeenkomst missen, kunnen ze de bijeenkomst inhalen door middel van een inhaalopdracht. Niet maken van een inhaalopdracht staat gelijk aan het missen van de bijeenkomst. De inhaalopdrachten worden alleen uitgedeeld indien een deelnemer niet heeft deelgenomen aan een bepaalde bijeenkomst. De inhaalopdrachten zijn opgenomen in deze trainershandleiding. Tussentijdse opdrachten Een aantal opdrachten verdient meer reflectie en tijd dan in de cursus mogelijk is. Bovendien hebben de opdrachten vaak meer tussentijdse aandacht nodig om de uitwerking te maximaliseren en bevestigen. Dat betekent dat er maximaal gemiddeld 1 uur per week extra tijd uitgetrokken dient te worden om goed voorbereid aan de volgende bijeenkomst te kunnen deelnemen. Na bijna elke bijeenkomst wordt een huiswerkopdracht gegeven.
Programma handleiding: Wie ben ik, waar sta ik
10
Tussentijdse afstemming ITB-ers Wil de inhoud van de cursus aansluiten bij voor- en natraject dan is het nodig om op een paar momenten overleg te voeren met de ITB-ers. Inhoudelijk gaat het om de momenten waarop aansluiting gezocht moet gaan worden met de uitkomst van de motivatiemonitor en trajectplan. Aanbevelenswaardig is tussentijds overleg tussen trainers en ITB-ers. Warming up De toonzetting en stijl van trainen is confronterend, direct, positief en bevestigend. Dit manifesteert zich concreet doordat cursisten in de cursus feedback krijgen op het vertoonde gedrag. Dit gaat vanuit een houding van acceptatie en belonen van inzet. Toch betekent dit dat de deelnemer ‘op de huid gezeten worden’. Daarnaast start deze cursus met het in beeld brengen van de persoonlijke geschiedenis of levenslijn. Dit is een krachtige methode om vanuit inzichten/ vaardigheden/ kwaliteiten uit het verleden te kiezen voor een nieuw toekomstperspectief. Dit terugblikken zal waarschijnlijk gepaard gaan met gevoelens van verwarring, onmacht, verlangen etc. Desondanks realiseren deelnemers zich achteraf vaak dat dit moment in het traject nodig was om te kunnen kiezen. De deelnemers zullen voorafgaand aan de training geïnformeerd worden over de opzet, aanpak en werkwijze van de trainers. Dit legitimeert de toonzetting voor de rest van de bijeenkomsten. In een warming up-sessie die voorafgaand aan de training kan dit worden gepresenteerd. Hierdoor kunnen de deelnemers zich voorbereiden.
Beschrijving van de bijeenkomsten
Programma handleiding: Wie ben ik, waar sta ik
Bijeenkomst 0.1:
Voorlichting door ITB-er
Werkvorm:
ITB-er geeft individueel en op eigen inzicht en moment voorlichting aan deelnemers Informeren over “Wie ben ik, waar sta ik” als onderdeel trajectplan. Nut, doel, werkwijze van “Wie ben ik, waar sta ik” toelichten. Flyer; Voorbeeld werkboek en portfolio.
Leerdoel/ inhoud: Materiaal:
12
De ITB-er licht doel van de cursus “Wie ben ik, waar sta ik” toe. • Motiveren van deelnemers zodat zij toegerust zijn op een aantal levensgebieden keuzes te maken wat te (willen) veranderen. • Leren keuzes te maken; voors en tegens van keuzes begrijpen, valkuilen (h)erkennen bij het kiezen. • Rugzakje vullen met kennis en persoonlijke inzichten: welke kwaliteiten en vaardigheden zijn bruikbaar in het verleden. Om te kunnen kiezen is het belangrijk dat de deelnemer inzicht heeft in wat belangrijk is, waar men wel en niet goed in is (sterke en zwakke punten). • Wisselwerking tussen ik en de ander kennen. Welke sterke en zwakke punten zitten in de interactie tussen de deelnemer en de ander? • Netwerken; welke contacten zijn helpend en niet-helpend bij het vasthouden en uitvoeren van keuzes? Welke in- en externe hulpbronnen heeft de deelnemer ter beschikking of zal hij moeten organiseren? • Opstellen van een concreet actieplan met veranderacties op verschillende leefgebieden. ITB-er legt uit welke betekenis de cursus kan hebben voor het trajectplan van de deelnemer. De samenhang tussen de cursus en het trajectplan moet duidelijk gemaakt worden. Het is goed mogelijk dat de deelnemer niet alleen maar “ja” zegt, maar ook weerstanden of twijfels heeft. De ITB-er geeft aan dat hij niet verwacht dat de deelnemer direct staat te popelen. Hij heeft mogelijk meerdere of vergelijkbare trajecten achter de rug. Wie zegt dat dit hem beter zal bevallen of meer zal opleveren? Wanneer de cursus een verplichting is vanuit de organisatie is het belangrijk dat de ITB-er oog heeft voor de ambivalenties. Hij kan voor- en nadelen in beeld brengen, eventueel met behulp van een weegschaal. De deelnemer krijgt zo de gelegenheid zijn tegenstrijdige gevoelens te benoemen. Geef de deelnemer de tijd dit op zich in te laten werken en de consequenties van deelname te overzien. Spreek een volgend moment af waarin je bespreekt of het commitment is verschoven en wat de deelnemer kan doen om de investeringsbereidheid te vergroten. Ga niet teveel overtuigen; het gaat immers om zijn motivatie. Laat hem inzien dat hij zelf bepaalt hoe intens hij zijn verzet of weerstand vergroot. Het is ook een kans om dit als leermoment te onderzoeken. Deze processen staan niet op zichzelf. De deelnemer zal ze vaker tegengekomen zijn of nog gaan tegenkomen. Eindig met heldere afspraken over wat en wanneer. Bespreek tevens duidelijk de verdere samenwerking tussen de deelnemer, ITB-er en trainers. De ITB-er kan iets meer vertellen over de inhoud en werkwijze van de cursus. Input hiervoor vindt hij in de programmahandleiding, onderdeel Warming up. Beter is het de deelnemer naar de Warming up te verwijzen. De flyer wordt aan de deelnemer meegegeven.
Programma handleiding: Wie ben ik, waar sta ik
Wel meedoen, wie ben ik, waar sta ik
Voordelen ………….. ………….. …………..
Nadelen …………… …………… ……………
13
Niet meedoen, wie ben ik, waar sta ik
Voordelen ………….. ………….. …………..
Nadelen …………… …………… ……………
Programma handleiding: Wie ben ik, waar sta ik
14
Bijeenkomst 0.2:
De warming up
Werkvorm:
Trainers geven informatie en spreken vervolgens de deelnemers persoonlijk aan. (socratische vraagstelling: a) één heldere vraag stellen b) persoon laten beantwoorden c) volgende persoon laten antwoorden d) aan het eind bekrachtigen wat aansluit en eventueel aangeven wat niet aan bod komt in de cursus). Trainers kunnen daarnaast ook kiezen voor brainstormen. Dit heeft als doel losmaken en spreekvrees verlagen. De antwoorden worden niet ‘gewogen’, het gaat om ideevorming. Ook hier geldt weer één heldere vraag stellen en reacties aanmoedigen. Niet iedereen hoeft te reageren. Informeren inhoud, doel en werkwijze cursus. Afstemmen verwachtingen. Toon zetten, positief prikkelen. Werven. Overheadprojector en sheets.
Leerdoel/ inhoud:
Materiaal:
Duur: ca. 2 uur
1. Korte kennismaking Echte kennismaking volgt direct in de bijeenkomst 1 en indirect door opdrachten. 2. • • •
• •
•
Doel van de cursus ‘Wie ben ik, waar sta ik’ Motiveren van deelnemers zodat zij toegerust zijn op een aantal levensgebieden keuzes te maken wat te (willen) veranderen. Leren keuzes te maken; voors en tegens van keuzes begrijpen, valkuilen (h)erkennen bij het kiezen. Rugzakje vullen met kennis en inzichten; welke eigen kwaliteiten en vaardigheden zijn bruikbaar uit het verleden. Om te kunnen kiezen is het belangrijk dat de deelnemer inzicht heeft in wat belangrijk is, waar men wel en niet goed in is (sterke en zwakke punten). Wisselwerking tussen ik en de ander kennen. Welke sterke en zwakke punten zitten in de interactie tussen de deelnemer en de ander? Netwerken; welke contacten zijn helpend en niet-helpend bij het vasthouden en uitvoeren van keuzes? Welke in- en externe hulpbronnen heeft de deelnemer ter beschikking of zal hij moeten organiseren? Opstellen van een concreet actieplan met veranderacties op verschillende leefgebieden.
Programma handleiding: Wie ben ik, waar sta ik
3.
15
Inhoud van de cursus
verleden
heden
toekomst
Stap 1: terugkijken naar verleden geeft kennis over sterke en zwakke punten; terugkijken naar verleden geeft trotse en waardevolle ervaringen weer; terugkijken naar verleden geeft inzicht over teleurstelling. Stap 2: kiezen: wat gebruik ik uit het verleden? kiezen: wat laat ik achter uit het verleden? Wat zijn valkuilen bij het kiezen? Stap 3: Vooruitblikken: welke acties wil ik nu in het heden inzetten op verschillende leefgebieden. (voor in de nabije toekomst)
(sheet) Thema 1 Bijeenkomst 1 Bijeenkomst 2 Bijeenkomst 3 Bijeenkomst 4
Ik ben ik Kennismaken, de situatie van dit moment. Motivatie Verleden en toekomst: wie ben jij eigenlijk? Waar ben je tevreden over? Kiezen; wat komt er bij kijken? Wat vind je belangrijk en wat kun je?
Thema 2 Bijeenkomst 5 Bijeenkomst 6 Bijeenkomst 7
Anderen zijn er ook nog Ik en de ander; sterke en zwakke punten Nuttige contacten en hulp vragen Waar ga je voor? Wensen en verlangens
Afsluiting Bijeenkomst 8
Actieplan.
Aan de hand van schema voorbeelden geven van verschillende opdrachten. Dit geeft het nut van de opdrachten weer. Een prikkelende opdracht hierbij is het benoemen van twee trotse/ tevreden momenten uit het leven van de cursist; Een welke kwaliteiten zijn daarbij ingezet? Laat het werkboek doorbladeren (in de pauze).
4.
Werkwijze van de cursus
• • • • • •
acht bijeenkomsten van 2 uur werkboek, portfolio tussentijdse opdracht (huiswerk) samenwerking met ITB-er rol van de trainers: positief; confonterend; direct; spiegelt gedrag; helpt; neemt niet over voorwaarden: spelregels (cursisten laten nadenken; komt terug in bijeenkomst 1); afwezigheid; bereidheid zich open te stellen; samenwerking ITB-er
Programma handleiding: Wie ben ik, waar sta ik
5.
16
Opdrachten toelichten en meegeven
Werkboek oefening 1.6 en Geheugenschema 1 Toelichting opdracht 1.6 Leerdoel/ inhoud: Materiaal:
Deelnemers zien dat bepaald gedrag getuigt van motivatie. Pennen en kleurpotloden.
Deelnemers vullen de lijst in en geven middels kleur aan waar ze veel gedrag of weinig gedrag vertonen. De trainer vraagt plenair na hoe de kleuren eruit zien: veel rood is veel actie. Vraag door: wat doe je concreet? De trainer legt de link met de verschillende aspecten van motivatie. Is veel actie per definitie veel motivatie? Opdracht 1.6 Pak eerst pen en kleurpotloden voor je aan de gang gaat. Hieronder staat een lijst met allerlei activiteiten. • als je het nooit doet, kleur je dat vakje geel • als je het soms doet, kleur je dat vakje blauw • als je het vaak doet, kleur je dat vakje rood. Je kunt ook zelf activiteiten invullen. Activiteit sporten Blowen Fietsen Uitgaan Klussen bier drinken Vrijwilligerswerk Gokken Gamen Internetten Koken Puzzelen de hond uitlaten muziek luisteren televisie kijken ouder(s) bezoeken kind(eren) bezoeken msn-en vriend(en) bezoeken
Doe ik veel
Doe ik nooit
Doe ik soms
Wat voor kleuren krijgt jouw opdracht? Ofwel: kun je je motivatie ook laten zien in je gedrag?
Programma handleiding: Wie ben ik, waar sta ik
17
Toelichting huiswerkopdracht Geheugenschema 1 Hoe kijk je tegen jezelf aan: je zelfbeeld. De trainer licht achtergrond en opdracht toe: Het beeld dat je van jezelf hebt, komt niet uit de lucht vallen. Het is ontstaan door de jaren heen en verandert voortdurend. Heel veel factoren en gebeurtenissen in je omgeving hebben invloed op je persoonlijke ontwikkeling en daarmee op iemands zelfbeeld. Natuurlijk krijg je als mens allerlei erfelijke factoren mee met je geboorte. Ook krijg je lichamelijke en psychologische eigenschappen mee, al dan niet veranderlijk. Daarnaast maak je als mens van alles mee in je leven. Allerlei ervaringen en omgevingsfactoren zijn van invloed op je als persoon. Dingen die je ‘overkomen’, waar je weinig invloed op kon uitoefenen. Bijvoorbeeld of je enig kind bent, of als een van je ouders is overleden, of je ouders rijk of arm waren, of je als kind werd gestimuleerd om ‘door te leren’. Ook klasgenoten hebben invloed gehad, net als de buurt waarin je bent opgegroeid, etc. Andere factoren zijn wel beïnvloedbaar, het zijn zaken waar je zelf voor kiest, die je zelf bepaalt. Ook géén keuze maken is in feite een keuze, want dan laat je de beslissing over aan anderen of aan toevalligheden. Al deze factoren, omgevingsfactoren, ervaringen en de eigen keuzes hebben invloed gehad op de persoon die je nu bent. Iemands leven speelt zich af op verschillende terreinen: gezin en familie, werk (of vrijwilligerswerk), je woonplaats, je huis, je hobby’s, evt. een kerkelijk genootschap of het hebben van een verenigingsleven. Hoe ziet je leven er tot nu toe uit? Wat heb je allemaal gedaan? Wat waren belangrijke momenten of gebeurtenissen in je leven? Welke keuzes heb je gemaakt? Welke belangrijke stappen heb je gemaakt of juist niet gemaakt? Of heb je het gevoel dat het je gewoon is overkomen, dat je er geen invloed op had? Om goed na te denken over je (nabije) toekomst is het goed om een balans op te maken van je verleden. Wat is goed om mee te nemen en wat is goed om achter te laten? Om een goede balans op te maken ga je je eigen levenslijn of geschiedenis weer opfrissen. Verreweg de beste manier om dat te doen is je levensverhaal op te schrijven: • waar ben je allemaal geweest • wat heb je gedaan • waar heb je gewoond • welke scholen heb je gevolgd, al dan niet afgemaakt • waar heb je gewerkt, kort- of langdurend. Let niet alleen op de dingen die niet goed gegaan zijn! Stel je open voor momenten die plezierig waren en goed voelden. Wees niet benauwd als de woorden zo nu en dan wat opschepperig overkomen. Het is jouw document, niemand anders krijgt het onder ogen, dus geneer je niet. Zorg dat je de momenten terughaalt met gevoelens van trots, tevredenheid en onderbouw concreet wat je deed (hoe vaak, hoeveel, etc.).
Programma handleiding: Wie ben ik, waar sta ik
18
Stel je open voor mensen die je zijn bijgebleven; misschien waren ze trots op je, of waren het mensen die jou inspireerden. Bedenk goed waarom deze mensen goed voor je waren. Wat deed je voor hen daarvoor in de plaats? Tot slot: spring gerust heen en weer in de tijd als je het even niet weet. Of leg de opdracht even opzij - je gedachten gaan wel door – en pak het later weer op. Al met al kost het je ongeveer 2,5 uur werk. Houd het leuk, leg het even opzij als het tegen zit en pak het later weer op. Opdracht stap 1: Teken op een groot stuk papier een lijn (levenslijn). Aan het begin zet je je geboortejaar, aan het eind komt ‘nu’, de huidige datum. Geef eerst op de lijn belangrijke gebeurtenissen en veranderingen aan in je leven, probeer er steeds een jaartal (bij benadering) bij te schrijven. Het kan van alles zijn: naar school, het behalen van je zwemdiploma, een huwelijk, een sterfgeval, een krantenwijk, etc. Het kunnen positieve en negatieve dingen zijn, groot of klein, maar het zijn in ieder geval gebeurtenissen/ momenten die invloed hadden op je leven, die je zijn bijgebleven. Wanneer je hier een aantal keren je gedachten over hebt laten gaan, pak je het geheugenschema 1 erbij en vult dit zoveel mogelijk in. Stap 2: Je zult merken dat er steeds meer herinneringen, jaartallen, activiteiten en mensen in je geheugen terugkomen. Laat de schema’s weer even rusten. Stap 3: Schrijf minimaal 3 momenten/ taken uit je leven op waar je met tevredenheid, trots en/ of dankbaarheid op terugkijkt. Soms word je overvallen door teleurstellende momenten, maar schuif die nu even naar achteren en concentreer je op de succesvolle, trotse momenten. Wanneer je deze opdracht meegeeft is het volgende zeer belangrijk: • geef een goede inleiding • leg het nut/ doel uit • besteed bijeenkomst 1 om te kijken of de deelnemers goed op koers liggen agendeer het in bijeenkomst 1 en 2 uitgebreid door geheugenschema 2 te laten invullen; dit is bedoeld om te concretiseren en kwaliteiten te labelen
Programma handleiding: Wie ben ik, waar sta ik
19
6.
Afspraken
• • •
wanneer besluit je tot deelname twijfels kunnen de eerste keer, wel benoemen (keuzeproces is ambivalent) commitment: komt de eerste paar keer terug, hoeveel ja en hoeveel nee heeft deelnemer voor de cursus
Het kan zijn dat de deelnemer aan het eind aangeeft ‘ik weet het nog niet’. Als de cursus verplicht is, dan bewerken zoals ook bij de instructie van de IBT-er. Niet weten is een onderdeel van kiezen. Commitment ontstaat zelden in een keer. Mogelijk is er twijfel ‘nee’ en ‘ja’. Geef aan dat dit vaker gebeurt en hoort bij het proces van kiezen. De warming up kan ook gebruikt worden om het commitment te versterken.
Programma handleiding: Wie ben ik, waar sta ik
Bijeenkomst 1:
20
Inleiding, kennismaken: de situatie van dit moment Motivatie
Inleiding De eerste bijeenkomst staat in het teken van verdere kennismaking, veiligheid creëren en starten met terugblik. In iedere (nieuwe) groep is tijd nodig: fase van aftasten, zoeken naar waar de macht ligt. In deze bijeenkomst is de trainer daar zeer alert op: hij overvraagt de deelnemers niet, maar stelt (samen) met hen regels op en komt tot afspraken. Ongewenst gedrag wordt direct opgepakt en bespreekbaar gemaakt. Juist in de allereerste bijeenkomst is het van belang dat de trainers de juiste toon neerzetten: open, alert en duidelijk. De trainers zijn zich bewust van hun functie van rolmodel. Zij vertegenwoordigen de wereld van werk en beroep. 1.
Korte terugblik op de warming up
Werkvorm:
Leerdoel/ inhoud: Materiaal:
Duur: 10 minuten
Trainers spreken deelnemers beurtelings persoonlijk aan. (socratisch vragen stellen: a. vraag stellen; b. persoon laten antwoorden; c. volgende persoon ook laten antwoorden.) Checken van verwachtingen. Commitment polsen. overheadprojector en sheets.
Het afstemmen van verwachtingen verdient aandacht. Deelnemers moeten goed begrijpen waar het in de cursus om gaat. Trainers moeten het begrip checken. Het ontbreken van dit begrip gaat vroeg of laat verstorend werken op het proces in de groep. Eventueel kort herhalen van: • • • • •
Waartoe dient de cursus? Wat houdt de cursus in? Hoe wordt er gewerkt? Wat is de positie en rol van de trainers? Wat wordt van de deelnemers verwacht a. door de inrichting? b. door de trainers?
De trainers stellen zichzelf kort voor: hun functie, werkervaring, iets van hun drijfveren. Aan de hand van de sheets lichten beide trainers beurtelings de diverse vragen toe. Het gebruik van sheets dient als versterking van het gesproken woord. Hanteer ze met mate en hoed je als trainer voor uitgebreide verhandelingen. Pas tijdsduur en taalgebruik aan het niveau van de deelnemers aan.
Programma handleiding: Wie ben ik, waar sta ik
21
Eventueel herhalen: 1. Waartoe dient de cursus/ training? De training ‘Wie ben ik, waar sta ik’ heeft tot doel de deelnemers meer kennis over zichzelf te laten verkrijgen: wat kan ik, wat wil ik en waar moet ik nog aan werken? Dit alles met het oog op hun toekomst. De deelnemers staan in het midden van het leven met een geschiedenis, mogelijk ook met herhaalde patronen. Daarin zou je ook kunnen zeggen: ze staan aan het begin van een herstart waarin opnieuw beslissingen kunnen worden genomen die consequenties zullen hebben voor het verdere verloop van hun leven. Ga je patronen - hoe klein ook - aanpakken, herhalen en doorbreken. Deze training moet er toe bijdragen dat het kiezen voor bijvoorbeeld een woning, vrijetijdsbesteding en deelname aan de maatschappij gemakkelijker wordt gemaakt. 2. Wat houdt de cursus/ training in? Deze training bestaat uit 8 bijeenkomsten van 2 uur die in 4 weken wordt behandeld. De trainer vertelt dat de training 2 thema’s kent: Ik ben ik en Anderen zijn er ook nog. De trainer legt de werkwijze uit en laat via een sheet de verschillende onderwerpen van de bijeenkomsten zien. (sheet) Thema 1 Bijeenkomst 1 Bijeenkomst 2 Bijeenkomst 3 Bijeenkomst 4
Ik ben ik Kennismaken, de situatie van dit moment. Motivatie Verleden en toekomst: wie ben jij eigenlijk? Waar ben je tevreden over? Kiezen: wat komt er bij kijken? Wat vind je belangrijk en wat kunt je?
Thema 2 Bijeenkomst 5 Bijeenkomst 6 Bijeenkomst 7
Anderen zijn er ook nog Ik en de ander; sterke en zwakke punten Nuttige contacten en hulp vragen Waar ga je voor? Wensen en verlangens
Afsluiting Bijeenkomst 8
Actieplan.
3. Hoe wordt er gewerkt? Elke bijeenkomst begint en eindigt op tijd. We zullen straks nog een aantal andere afspraken maken. Afhankelijk van de groepsgrootte zijn er twee trainers bij iedere bijeenkomst. Iedere bijeenkomst kent een begin met een welkom, een korte terugblik op de vorige bijeenkomst, het behandelen van een nieuw onderwerp of nieuwe onderwerpen en een afsluiting, soms met een huiswerkopdracht. Alle deelnemers krijgen een werkboek. Daarin staat informatie die ze moeten lezen en er staan opdrachten in die ze gaan maken. Aan het eind van de cursus is het werkboek ingevuld en hebben alle deelnemers een overzicht van alle belangrijke persoonlijke zaken die van invloed zijn op hun toekomstplannen. Het resulteert in een persoonlijk werk-, actieplan. 4. Wat is de rol en de positie van de trainers? De trainers geven hun positie aan. Bij wie ze in dienst zijn, wat hun functie is en hoe hun positie is ten opzichte van de inrichting. Ze benadrukken de verschillende petten die ze op hebben: die van trainer en die van PIW-er. Ze geven aan hoe ze met die twee rollen om zullen gaan. Ze vertellen in welke situaties zij informatie uit de groep zullen doorspelen naar de directie of groepsleiding. De trainers benadrukken dat zij verantwoordelijk zijn voor het goed verlopen van de training.
Programma handleiding: Wie ben ik, waar sta ik
22
5. Wat wordt van de deelnemers verwacht? De inrichting en de trainers verwachten dat de deelnemers zich aan de gemaakte afspraken houden. De inrichting en de trainers verwachten van de deelnemers dat zij zich voldoende inzetten in de bijeenkomsten: bijdragen aan een open sfeer, elkaar ondersteunen en werken opdrachten. De inrichting verwacht dat de deelnemers alle bijeenkomsten aanwezig zijn. Bij afwezigheid van twee keer of meer zal de trainer daarvan melding maken bij de leiding van de inrichting, die dan kan besluiten tot uitsluiting van verdere deelname.
2.
Afspraken maken
Duur: 10 minuten
Een aantal basisregels staat bij voorbaat vast. Een aantal regels kan ook samen met de groep vastgesteld worden. Trainer ondersteunt en geeft de waarde van de afspraak aan. De trainer geeft ook aan wat er gebeurt als men zich niet aan de afspraken houdt. Alle afspraken worden op flap-overvel geschreven. Zaken als vereiste inzet, ondermijnend gedrag en afwezigheid worden benoemd. (sheet) Regels 1. Op tijd komen 2. Strikt met pauzes omgaan 3. Niet roken/ drinken/ eten tijdens de bijeenkomsten 4. Afmelden bij ziekte of verhindering 5. Geen drugs of alcohol 6. Inzet, consequente deelname 7. Wat binnen de groep gezegd wordt, blijft binnen de groep 8. Respect voor elkaar 9. Aanvullende regels: telefoongebruik, wc-bezoek 10. Huiswerk hoort bij de bijeenkomst 11. Bij missen van een bijeenkomst moet een inhaalopdracht uitgevoerd worden. 12. Zelf afwezigheid melden
Toelichting Afhankelijkheid van elkaar Afhankelijkheid van elkaar Hygiëne, gezondheid, overlast Afhankelijkheid van elkaar Goede prestaties verwacht Op elkaar kunnen rekenen Veiligheid, respect voor Basisvoorwaarde in elkaar Geen verstoringen tijdens het werk Beroep op eigen verantwoordelijkheid Beroep op eigen verantwoordelijkheid Beroep op eigen verantwoordelijkheid
De afspraken worden door ieder geaccepteerd en door middel van een handtekening geaccordeerd. De trainers geven aan dat zij een overtreding van regels aan de leiding van de inrichting zullen melden. De leiding kan overgaan tot disciplinaire maatregelen.
Programma handleiding: Wie ben ik, waar sta ik
3.
Kennismaken
Werkvorm: Leerdoel/ inhoud: Materiaal:
23
Duur: 15 minuten In tweetallen elkaar interviewen. Kweken van interesse in elkaar. Opdracht 1.1 werkboek.
Deelnemers interviewen elkaar, 5 minuten elk, en stellen elkaar aan de trainers voor. Vragen kunnen zijn: 1. Hoe heet je? 2. Waar kom je vandaan, welk land/stad? 3. Waar komt je naam vandaan, wat betekent het? Weet je waarom deze naam is gekozen? 4. Wat verwacht je van deze training? Waar wordt het lastig en wat zou je dan kunnen doen? Ieder stelt de ander voor aan de groep. De trainers letten erop dat de deelnemers respectvol met elkaar omgaan. De trainer gaat hier niet te diep op in, maar geeft wel duidelijk blijk van interesse in de verhalen en kan eventueel kort doorvragen.
4.
De beginsituatie: we zitten in hetzelfde schuitje.
Vorm: Leerdoel/ inhoud:
Duur: 5 minuten
Mondelinge toelichting door trainer. Deelnemers vernemen nogmaals de kern van de training.
Je zit nu vast en hebt meerdere veroordelingen achter de rug. Je staat in het midden van je leven. Eigenlijk zou de training moeten heten: Wie ben ik, wat deed ik, zit er een terugkerend patroon in mijn leven, waar sta ik nu en waar wil ik naartoe? Welke richting gaat mijn leven in? Hoe verschillend jullie ook zijn: dat je hier zit heb je gemeenschappelijk en dat je binnenkort weer vrijkomt ook. Over de periode daarna, wat je dan met je leven wilt, gaat deze training/ cursus.
Pauze
Duur: 15 minuten
5.
Je doet iets en je wilt wat: motivatie.
5a.
Motivatie van dit moment.
Vorm: Leerdoel/ inhoud: Materiaal:
Duur: 5 minuten
Mondelinge presentatie. Deelnemers vertrouwd maken met het begrip motivatie en de verschillende aspecten van motivatie. Overheadprojector en sheets.
Wat is motivatie eigenlijk? Wat je ook gaat doen: je moet er voor gemotiveerd zijn. Motivatie betekent dat je iets wilt bereiken en dat je er iets voor over hebt. Je gaat iets doen om dat te bereiken.
Programma handleiding: Wie ben ik, waar sta ik
24
Suggesties: je wilt graag als heftruckchauffeur werken. Je bent gemotiveerd voor het vak van heftruckchauffeur. Je gaat een opleiding tot heftruckchauffeur volgen. Daarna ga je solliciteren bij een distributiebedrijf om als heftruckchauffeur te werken. Dus bij motivatie wil je iets en daarna ga je iets doen om je wens werkelijkheid te maken. Of: je wilt graag een woning. Je bent gemotiveerd om te gaan zoeken waar en bij wie je hiervoor moet zijn. Je gaat organisaties opsporen die je kunnen helpen, je onderzoekt de financiële mogelijkheden. Dus bij motivatie wil je iets en daarna ga je iets doen om je wens werkelijkheid te maken. 5b.
Verschillende aspecten van motivatie.
Vorm: Leerdoel/ inhoud: Materiaal:
Duur: 10 minuten
Schriftelijk en socratische vraagstelling, met behulp van sheets. Oefenen met het begrip motivatie van uit eigen ervaring. Overheadprojector en sheets. Opdrachten hoofdstuk 1 werkboek
Schrijf eens op wat jij vroeger allemaal wilde. Vertel dit in de groep Trainer vraagt door: welke acties heb je ondernomen om dat te bereiken? Of, met andere woorden: wat had je er voor over? Trainer merkt (daar waar nodig is) op dat motivatie bij sommige wensen groter was dan bij andere, of dat elke motivatie ontbrak omdat men er niets voor over had, of men deed er niets voor. De trainer geeft verder uitleg over motivatie: wat is nodig om motivatie vast te houden? Ten eerste dat je ook gelooft dat je je wens werkelijkheid kunt maken. Bijvoorbeeld: als je graag uit je schulden wilt komen, maar je gelooft niet dat jij dat kunt, dan zul je ook niet snel overgaan tot acties of het gedrag dat nodig is. Je zult al snel denken: zie je wel, het lukt mij toch niet. Het is dus heel belangrijk dat je ook zelf gelooft dat je zult slagen. Iets geloven is een keuze en kan alleen groeien als je discipline kunt opbrengen. Er zijn namelijk veel ‘verleidingen’ op het pad, ‘verleidingen’ die je testen. Vaak geven mensen iets op wanneer de goede voornemens steeds mislukken. De enige weg om hier uit te komen is om te besluiten het anders te doen en daar weer in te geloven. Hoe meer succesvolle momenten, des te sterker je in jezelf gelooft. Je motivatie groeit dan. Maar dat valt niet mee, wanneer je in het verleden vaker teleurgesteld bent in jezelf als het gaat om zelfdiscipline. Daarom is het belangrijk dat je weet dat motivatie kan worden beïnvloed en versterkt door in- en externe hulpbronnen. Een deel van de motivatie moet je uit jezelf halen. Dat zijn interne of persoonlijke hulpbronnen, zoals: • eigenwaarde • gevoel van samenhang • persoonlijke effectiviteit • stressbestendigheid • streven naar vooruitgang. Een ander deel van je motivatie kan versterkt worden door externen, bijv. inspirerende mensen uit je familie, buurt of van instanties. Externe hulpbronnen of steun van de omgeving zijn: • ontplooiingsmogelijkheden op school of werk • informatie vanuit school • coaching door trainers/ docenten
Programma handleiding: Wie ben ik, waar sta ik
25
• steun van familie • steun van vrienden • steun van anderen; De motivatiemonitor die je voor deze training hebt ingevuld, heeft jou geleerd welke hulpbronnen van belang zijn om je motivatie vast te houden. De trainer probeert aan de hand van een voorbeeld van een ingevulde motivatiemonitor aan te geven hoe je die informatie kan omzetten naar aandachtspunten. De trainer stimuleert dit door aan de groep te vragen of de deelnemers hun motivatiemonitor voor de geest kunnen halen en vraagt of ze eens hardop willen aangeven wat hun aandachtspunten zouden kunnen zijn. De trainer geeft de deelnemers de opdracht een afspraak te maken met de ITB-er om samen de motivatiemonitor te bespreken op aandachtspunten. De trainer maakt vervolgens de volgende stap. Als je je wens wilt bereiken, is nog iets nodig: je moet jezelf kunnen concentreren bij het doen. Als je steeds wordt afgeleid bij wat je doet bereik je je doel niet. Je niet laten afleiden is dus een belangrijke voorwaarde voor succes. Bijvoorbeeld: als je vrijwilligerswerk wilt gaan doen, moet je ook naar die organisatie toe gaan, je moet op tijd komen, taken uitvoeren en dergelijke. Als je ’s ochtends niet uit je bed kunt komen, omdat je de avond daarvoor erg laat naar bed bent gegaan, dan ben je afgeleid van je taken. Je bent helemaal niet geconcentreerd bezig. De trainer geeft een overzicht over de term motivatie: (sheet) Je bent gemotiveerd als: 1. je wilt iets 2. je gelooft dat je het kunt bereiken 3. je komt in actie 4. je kunt je op je doel concentreren 5. je de momenten van demotivatie herkent en hulpbronnen opzoekt. Opdracht 1.2 Zet er een kruisje achter als het op jou van toepassing is. Voor mij is het lastig om: Te bedenken wat ik wil Te geloven dat ik het kan bereiken In actie te komen Me te concentreren op mijn doel Opdracht 1.3 Vorm: Leerdoel/ inhoud:
Duur: 10 minuten Schriftelijk, met plenaire terugkoppeling Oefening met de drie stappen
Schrijf 2 dingen op die je wel eens wilde. a. b. c.
Geloofde je bij deze twee dingen dat je het kon? Wat heb je gedaan om je doel te bereiken? Hoe zat het met de concentratie?
Programma handleiding: Wie ben ik, waar sta ik
26
Plenaire terugkoppeling. De trainer stuurt op de dingen die goed gingen. Vraagt daar op door. De trainer is gericht op: a. als je dit stramien volgt heb je de meeste kans op succes en b. er zijn altijd momenten dat je tegen hobbels/moeilijkheden en grenzen aanloopt. Opdracht 1.4 1. 2.
Wat kun je doen om jezelf te motiveren?
Duur: 15 minuten +
Schrijf in je map twee dingen op die je zou willen in de toekomst. de trainer inventariseert en vraagt door: a) wat heb je er voor over? b) geloof je er in dat het lukt? c) wat zijn je zwakke momenten en wie/ wat kan je daarbij helpen? d) wat ga je er voor doen?
De volgende vragen vul je in samen met de ITB-er: e) f) g)
welke externe hulpbronnen (mensen of instanties) zijn van belang om je motivatie vast te houden? welke persoonlijke hulpbronnen zijn van belang om je motivatie vast te houden? welke lessen kan ik meenemen uit de motivatiemonitor om mijn motivatie te versterken?
Deze opdracht staat in het werkboek, maar ook in de portfolio. In de loop van de training gaan de deelnemers deze opdracht in de portfolio invullen, zodra duidelijk wordt waar ze echt aan willen gaan werken. Opdracht 1.4 is bedoeld als oefening. De opdracht in de portfolio als ze echt een keuze hebben gemaakt. De trainers dragen er zorg voor dat de deelnemers dan ook de portfolioopdracht invullen.
ALTERNATIEF VOOR 1.4 Opdracht 1.5
Willen en bereiken
Duur: 30 minuten
Vorm: Leerdoel/ inhoud:
Interview in tweetallen Deelnemers ervaren dat willen een richtinggevend principe is, m.a.w. het geeft energie en richting om doelen te bereiken.
A begeleidt B aan de hand van de volgende stappen/ vragen: 1. Ga naar een ervaring waarin je iets werkelijk wilde en dat ook hebt bereikt 2. B vertelt over deze ervaring aan A, A luistert en vraagt door zonder het in- of aan te vullen 3. B vertelt wat hij heeft bereikt: wat heb je overwonnen, welke weerstanden heb je overwonnen, welke prijs heb je betaald of wel welke inspanning/ inzet - materieel of immaterieel - moest je leveren? 4. B ervaart die situatie in het hier en nu en vertelt hoe dat voelt en hoeveel energie het gaf/ geeft 5. A vraagt aan B wat de beloning was van deze inzet (wilsenergie) Vervolgens worden de rollen omgedraaid.
Programma handleiding: Wie ben ik, waar sta ik
27
Opdracht 1.6 (huiswerkopdracht voor warming up) Leerdoel/ inhoud: Materiaal:
Deelnemers zien dat bepaald gedrag getuigt van motivatie. Pennen en kleurpotloden.
Deelnemers vullen de lijst in en geven middels kleur aan waar ze veel gedrag of weinig gedrag vertonen. De trainer vraagt plenair na hoe de kleuren eruit zien: veel rood is veel actie. Vraag door: wat doe je concreet? De trainer legt de link met de verschillende aspecten van motivatie. Is veel actie per definitie veel motivatie? Opdracht 1.6 (kort evalueren) Pak eerst pen en kleurpotloden voor je aan de gang gaat. Hieronder staat een lijst met allerlei activiteiten. • als je het nooit doet, kleur je dat vakje geel • als je het soms doet, kleur je dat vakje blauw • als je het vaak doet, kleur je dat vakje rood. Je kunt ook zelf activiteiten invullen. Activiteit sporten Blowen Fietsen Uitgaan Klussen bier drinken vrijwilligerswerk Gokken Gamen Internetten Koken Puzzelen de hond uitlaten muziek luisteren televisie kijken ouder(s) bezoeken kind(eren) bezoeken msn-en vriend(en) bezoeken
Doe ik veel
Doe ik nooit
Doe ik soms
Wat voor kleuren krijgt jouw opdracht? Ofwel: kun je je motivatie ook laten zien in je gedrag?
Programma handleiding: Wie ben ik, waar sta ik
6.
28
Evalueren geheugenschema 1, samenvatting en huiswerkopdracht Duur: 10 minuten
Werkvorm: Leerdoel/ inhoud:
Materiaal:
Plenair bespreken van de leerpunten Herhaling en samenvatting van leerpunten De trainer herhaalt de leerpunten in andere bewoordingen, terwijl hij de volgende sheets laat zien. Toewerken naar geheugenschema 2. Overheadprojector en sheet.
Geheugenschema 1 evalueren: Het is belangrijk te checken of het de deelnemers gelukt is geheugenschema 1 in te vullen. Zo niet: ondersteunen bij het invullen. Zonder geheugenschema 1 kan i geheugenschema 2 niet ingevuld worden. De trainer vertelt: Aan het eind van iedere bijeenkomst herhalen we de belangrijkste punten van de bijeenkomst en kijken vooruit naar wat we de volgende keer gaan doen. (sheet) Leerpunten bijeenkomst 1: • Motivatie komt niet vanzelf • Motivatie moet groeien • Je leert er aan te werken • Je leert jezelf beter kennen • Je leert een doel te hebben • Je leert dat je het kunt Afsluiting van de eerste bijeenkomst: Kort mondeling rondje langs alle groepsleden: hoe ging het, wat was prettig, leuk, goed? Wat was niet prettig, niet leuk? Toelichten van huiswerkopdracht (geheugenschema 1) en het plannen van gesprek met ITB-er. Aangeven wanneer volgende bijeenkomst is, hoe laat en waar. Deelnemer: geef een compliment aan jezelf. De volgende bijeenkomst gaat over jouw levenslijn: hoe kijk je tegen jezelf aan (zelfbeeld)? Wie ben jij eigenlijk? Wat kun je? Meegeven als huiswerkopdracht Geheugenschema 2. Huiswerkopdracht Geheugenschema 2 Vorm: Leerdoel/ inhoud: Materiaal:
Duur: 45 minuten
Schriftelijke opdracht; in 2 groepjes, 1 trainer per groepje. Deelnemers leren dat prestaties ontstaan door inzet ven energie en kwaliteiten/ vaardigheden. opdracht Geheugenschema 2 werkboek.
Trainer geeft korte toelichting op dit programmaonderdeel. De trainer doet aan de hand van een eigen voorbeeld van een deelnemer plenair voor wat de bedoeling is van geheugenschema 2.
Programma handleiding: Wie ben ik, waar sta ik
29
De deelnemers vullen bij voorkeur het derde onderdeel (baantjes/ vrijwilligerswerk) tijdens de bijeenkomst in. Geef veel begeleiding/ sturing tijdens het invullen. Het is een krachtige opdracht, die wel veel geduld en mentale inspanning van de deelnemers vraagt. Voorbeelden om de oefeningen te sturen: Welke verantwoordelijkheid had je toen? Vertel daar eens over. Uit welke taken bestond je werk? Wat moest je concreet doen? Dus dat heet plannen of administreren of organiseren of instrueren, etc. Geef het woorden, hoe klein de taakjes ook waren. Voor de deelnemer is het misschien niets of negatief, ga dan van: • Niets naar iets • Negatief naar positief. Ga, nadat de taken concreet zijn gemaakt, naar de vragen: Wat ging goed? Waarom? Wat deed jij waardoor het goed verliep? Welke kwaliteiten heb je ingezet om het goed te laten verlopen? Ook hier samen woorden geven aan die kwaliteiten. Bijvoorbeeld: geduld, overzicht, doorzettingsvermogen, prestatiedrang, etc. Zorg ervoor dat iedere deelnemer deze denkslagen gaat maken en concreet beschrijft. Bewaak dat het wordt opgeschreven in het werkboek. De overige leefgebieden (school en hobby’s/ vrije tijd) worden ingevuld als huiswerkopdracht indien nodig.
Programma handleiding: Wie ben ik, waar sta ik
Bijeenkomst 2: 1.
30
Verleden en toekomst: wie ben jij eigenlijk, wat kan je?
Welkom en toelichting van het programma
Duur: 5 minuten
De trainer heet iedereen welkom en geeft datgene wat op dat moment aandacht vraagt ook aandacht. (Trainer heeft tevoren video startklaar ingesteld). Daarna geeft hij een korte toelichting op het programma aan de hand van de een sheet. (sheet) Wat uit je verleden neem je mee naar je toekomst? Hoe zou je willen zijn in je toekomst? Film: denken, voelen en doen
2.
Geheugen opfrissen
Vorm: Leerdoel/ inhoud: Materiaal:
3.
Groepsgesprek; focussen op 1 periode/ activiteit. Deelnemers delen een belangrijke periode en/of activiteit uit het verleden met elkaar en zorgen hiermee dat ze een positief moment bekrachtigen. Ingevulde huiswerkopdracht Geheugenschema 2.
Huiswerkopdracht Geheugenschema 2
Vorm: Leerdoel/ inhoud: Materiaal:
Duur: 10 minuten
Duur: 45 minuten
Schriftelijke opdracht; in 2 groepjes, 1 trainer per groepje. Deelnemers leren dat prestaties ontstaan door inzet ven energie en kwaliteiten/ vaardigheden. opdracht Geheugenschema 2 werkboek.
Trainer geeft korte toelichting op dit programmaonderdeel. De trainer doet aan de hand van een eigen voorbeeld van een deelnemer plenair voor wat de bedoeling is van geheugenschema 2. De deelnemers vullen bij voorkeur het derde onderdeel (baantjes/ vrijwilligerswerk) tijdens de bijeenkomst in. Geef veel begeleiding/ sturing tijdens het invullen. Het is een krachtige opdracht, die wel veel geduld en mentale inspanning van de deelnemers vraagt. Voorbeelden om de oefeningen te sturen: Welke verantwoordelijkheid had je toen? Vertel daar eens over. Uit welke taken bestond je werk? Wat moest je concreet doen? Dus dat heet plannen of administreren of organiseren of instrueren, etc. Geef het woorden, hoe klein de taakjes ook waren. Voor de deelnemer is het misschien niets of negatief, ga dan van: • Niets naar iets • Negatief naar positief. Ga, nadat de taken concreet zijn gemaakt, naar de vragen: Wat ging goed? Waarom? Wat deed jij waardoor het goed verliep? Welke kwaliteiten heb je ingezet om het goed te laten verlopen? Ook hier samen woorden geven aan die kwaliteiten. Bijvoorbeeld: geduld, overzicht, doorzettingsvermogen, prestatiedrang, etc.
Programma handleiding: Wie ben ik, waar sta ik
31
Zorg ervoor dat iedere deelnemer deze denkslagen gaat maken en concreet beschrijft. Bewaak dat het wordt opgeschreven in het werkboek. De overige leefgebieden (school en hobby’s/ vrije tijd) worden ingevuld als huiswerkopdracht indien nodig. Pauze
Duur: 15 minuten
3.
Duur: 15 minuten
Kwaliteitenronde
Vorm: Leerdoel/ inhoud: Materiaal:
Plenair. Deelnemers leren kwaliteiten toe te eigenen en delen met groepsgenoten en bestendigen daarmee tevreden ‘bagage’ uit het verleden. Opdracht 2.1 werkboek en evt. kwaliteitenspel/ kaarten.
Toelichting door de trainer. Hij benadrukt het belang van concentratie en aandacht bij deze opdracht. De opdracht wordt individueel uitgevoerd in het werkboek. Vervolgens spreekt iedereen zijn kwaliteiten en perioden om trots op te zijn uit voor de groep. De trainer zorgt ervoor dat alle deelnemers goede aandacht krijgen. Eventueel kan hij doorvragen en bekrachtigen: waar ben je trots op, dus dat kan je goed? Er is genoeg om ontevreden over te zijn, waardoor je soms niet meer stil staat bij kwaliteiten. Bekijk de lijst met kwaliteiten of kwaliteitenspel en noem er 5 die op jou van toepassing zijn en waar je trots op bent. Trainer noteert zelf ook kwaliteiten van de deelnemers. Opdracht 2.1 Ik ben trots op de volgende kwaliteiten 1. 2. 3. 4. 5. Ik ben dankbaar voor de volgende periodes en/of activiteiten in mijn leven: 1. 2. 3. 4. 5.
Programma handleiding: Wie ben ik, waar sta ik
4.
Valkuilen
Werkvorm: Leerdoel/inhoud Materiaal:
32
Duur: 30 minuten Individueel. Deelnemers leren valkuilen of zwakke punten te benoemen, toe te eigenen en delen met groepsgenoten. Opdracht 2.2 werkboek
Toelichting door de trainer. De trainer benadrukt het belang van concentratie, aandacht en eerlijkheid bij deze opdracht. De opdracht wordt individueel uitgevoerd in het werkboek. Na de opdracht spreekt iedere deelnemer 1 zwak punt uit. De trainer bedankt de deelnemer voor zijn openheid. We hebben uitgebreid stilgestaan bij sterke punten en kwaliteiten. Het is goed om stil te staan bij goede en trotse momenten, maar ook bij zwakke punten. Wanneer je zwakke punten of valkuilen kunt zien als verbeterpunten, wordt het minder negatief. De trainer illustreert met een voorbeeld uit zijn werk door kort een situatie te benoemen waarbij het mis ging: wat ging mis en wat zegt dat over zijn zwakke punten? Opdracht 2.2 Welke momenten/ situaties zijn niet goed gelopen in je leven? 1. 2. 3. 4. 5. Met welke zwakke punten van jou heeft dat te maken? 1. 2. 3. 4. 5. Welke kwaliteiten kun je gebruiken bij je valkuilen? 1. bij valkuil: 2. bij valkuil: 3. bij valkuil: 4. bij valkuil: 5. bij valkuil:
Programma handleiding: Wie ben ik, waar sta ik
5.
Denken en voelen
Werkvorm: Leerdoel/inhoud Materiaal:
33
Duur: 30 minuten
Plenair bespreken van leerpunten. Introduceren van onderdelen denken en voelen van het 4G-model. Overheadprojector en sheet. Pen en papier.
De trainer bespreekt de onderdelen denken en voelen van het 4G-model. Deelnemers krijgen de vragen: • Hoe zou je in de toekomst willen zijn? • Waar ben je over 1 jaar? • Wat doe je, wat heb je bereikt over 1 jaar? De trainer focust op de gedachten die hij hierbij heeft: zijn die helpend of niet-helpend. Wanneer deze voorbeelden te moeilijk blijken meer herkenbare situaties bespreken. Bijvoorbeeld: je bent uit de bajes en komt iemand tegen waarvan het is beter is deze te mijden. Benut situaties die de deelnemers zelf al eens hebben aangehaald. Probeer taal te gebruiken die ze begrijpen. Het lokaliseren van gedachten is niet eenvoudig, dus zul je of voorbeelden moeten aanhalen of ze uitlokken. • wat denk je dan? • wat gaat er dan door je hoofd? • wat zeg je dan tegen jezelf? • welk zinnetje zeg je dan tegen jezelf? Je kunt ook zelf een situatie uitschrijven waarin je illustreert wat gedachten, gevoelens en gedrag kan zijn. Dan bedenk je een herkenbare situatie, uitspraak of overtuigende gedachte die in eerdere bijeenkomsten is genoemd door een van de cursisten. De trainer is tijdens de bijeenkomsten alert op dit soort situaties. Van alle deelnemers wordt bekeken wat de wensen zijn en welke acties zullen worden ondernomen. De verschillende aspecten van motivatie worden belicht. De trainers zijn erop gespitst dat de deelnemers leren die verschillende aspecten te onderscheiden. Vervolgens vragen ze door op de aspecten denken en voelen naar aanleiding van een voorbeeld. Een van de deelnemers wordt uitgenodigd een voorbeeld te noemen (situaties die je positief kunt bekrachtigen zijn bv. 10 minuten te vroeg aanwezig op de training of mooi gekleed zijn).
6.
Afronding
Werkvorm: Leerdoel/inhoud Materiaal:
Duur: 5 minuten Plenair bespreken van leerpunten. Herhaling en samenvatting van leerpunten. Overheadprojector en sheets.
De trainer herhaalt de leerpunten in andere bewoordingen, en laat de sheets zien. Er is geen huiswerk voor bijeenkomst 3.
Programma handleiding: Wie ben ik, waar sta ik
(sheet) Leerpunten bijeenkomst: • Je geschiedenis geeft bruikbare zelfkennis • Prestaties komen voort uit energie en kwaliteiten • Van mensen die inspireerden, kun je vaak iets leren • Verleden herwaarderen • Jezelf beter voelen, dankbaar en trots zijn
34
Programma handleiding: Wie ben ik, waar sta ik
Bijeenkomst 3: 1.
Kiezen; wat komt er bij kijken?
Welkom en toelichting op het programma
\Werkvorm: Leerdoel/ inhoud: Materiaal:
35
Duur: 5 minuten
Groepsgesprek. Focussen/ kader aangeven. Overheadprojector en sheets.
De trainer heet iedereen welkom en geeft datgene wat op dat moment aandacht vraagt ook aandacht. Hij blikt terug op de vorige bijeenkomst en geeft daarna een korte toelichting op het programma aan de hand van een sheet: (sheet) Programma bijeenkomst: Kiezen doe je zelf: • Je kiest altijd • Wat zou jij doen? • Wat je gelooft, gebeurt ook
2.
Je kiest altijd zelf
Werkvorm: Leerdoel/ inhoud:
Media/ materiaal:
Duur: 20 minuten
Video Deelnemers laten zien dat je altijd kiest, ook al doe je niets, maar dat als je gemotiveerd bent en doelgericht werkt de kans het grootst is dat je je doel bereikt. Video TFC ‘Kan niet bestaat niet’ en tv.
Lance Armstrong is één van de indrukwekkendste mensen uit de sportwereld. Miljoenen mensen kennen het verhaal van zijn ziekte en zijn herstel. We weten dat hij zeven keer op rij de Tour de France heeft gewonnen. Zijn verhaal motiveert en inspireert. Trainers laten film zien. Na afloop stellen zij een paar vragen: • Waardoor heeft Armstrong succes gehad? • Wat herken je van jezelf in hem? • Wat zou je van hem kunnen leren? • Herken je de 4-motivatie-aspecten • Hoe kun je het 4G-model in deze film terugvinden?
Programma handleiding: Wie ben ik, waar sta ik
3.
Eigen keuzes, welke belangrijke keuzes heb jij gemaakt?
Werkvorm: Media/ materiaal:
36
Duur: 20 minuten
Schriftelijke opdracht. Opdracht 3.1 werkboek.
Trainer geeft toelichting op het voorbeeld en laat de deelnemers daarna in het werkboek de eigen keuzes invullen. Geef van de volgende onderwerpen 1 keuze die je hebt gemaakt. Bekijk eerst het voorbeeld en vul daarna zelf in. Voorbeeld school werk vrienden geld familie wonen kind(eren)
ik heb mijn school niet afgemaakt ik heb besloten voor een uitzendbureau te gaan werken ik heb mijn vriend veel bezocht toen hij ziek was ik ben gaan sparen ik wil mijn zus nooit meer zien ik heb mijn huur opgezegd ik heb mijn kinderen na de scheiding weinig bezocht
Mijn keuzes school werk vrienden geld familie wonen kind(eren) De trainers leggen hier nadruk op de verbinding tussen keuze en gedrag. Men kan kiezen te verbeteren of kiezen te vermijden. De trainers herhalen hier weer een keer bijeenkomst 1 over motivatie (doel, overtuiging, concentratie en actie). Als je voor iets kiest, dan gedraag je je er ook naar, anders is het geen echte keuze. Ook hier zie je dat je voor een beslissing motivatie nodig hebt. Je hebt een besluit genomen. Hoe heb jij dat gedaan?
Pauze
Duur: 15 minuten
4.
Duur: 30 minuten
Keuzespel: doet’ie het of doet’ie het niet?
Werkvorm: Leerdoel/ inhoud:
Materiaal:
Vraag en antwoordspel. Deelnemers worden zelf voor een dilemma gezet en moeten kiezen. Keuze verantwoorden. Ervaren dat verschillende keuzes gemaakt kunnen worden. Dit betekent nadenken over keuzealternatief, kiezen om een bepaalde reden. En leren minder impulsief te reageren, niet te reageren alleen vanuit emoties. Kaartjes met dilemma’s.
Programma handleiding: Wie ben ik, waar sta ik
37
Dillema’s kunnen zijn: Je mag een jas kopen: koop je een spijkerjack van € 60 of een leren jack van € 280? Een vriend wil geld van je lenen, wat doe je? Beschrijving: Twee deelnemers (spelers) gaan de gang op. De achterblijvers hebben twee dilemma’s op een kaartje staan. Een van de achterblijvers heeft tot taak de antwoorden straks op te schrijven, een ander is de voorlezer. Om de beurt komt een speler binnen, hij krijgt een dilemma te horen. De speler moet antwoorden welke keuze hij gaat maken en waarom hij die keuze maakt. Dan komt de tweede speler binnen, hij krijgt hetzelfde dilemma aangeboden. Ook hij moet een keuze maken en die toelichten. Dan wordt er kort geëvalueerd: wat is het verschil? Wordt er nagedacht? Wat zouden de gevolgen van de keuze kunnen zijn? Zijn die gevolgen positief of kan het ook nadelen hebben? Welke? In de tweede ronde wisselen van spelers en achterblijvers.
5.
Wat je gelooft gebeurt ook
Werkvorm: Leerdoel: Materiaal:
Duur: 20 minuten
Leergesprek. Deelnemers leren begrippen helpende en niet-helpende gedachten te hanteren. Opdracht 3.2 werkboek.
De trainer introduceert de opdracht: Vaak kom je niet tot een besluit of een keuze, omdat je denkt dat het geen zin heeft. Overkomt jou dat ook? Als je denkt dat iets geen zin heeft, helpt dat niet om tot actie over te gaan. Dat is een mening van jou. Een mening of een overtuiging kan je helpen om in actie te komen of om niets te doen. Als je iets denkt bepaalt dat je gedrag. Als je denkt dat je met gokken miljonair kunt worden, zul je regelmatig gaan gokken. Soms zo veel, dat je vergeet dat je miljonair wilde worden. Dan wordt het een verslaving. Dan kun je niet anders meer en moet je steeds blijven gokken. Als je denkt dat je de domste bent uit je klas, zul je ook niet de moeite nemen om iets te leren. Je komt niet verder. Zulke gedachten zijn eigenlijk niet-helpende gedachten. We noemen ze ook niet-helpende gedachten, omdat ze je niet verder helpen.
Programma handleiding: Wie ben ik, waar sta ik
38
Opdracht 3.2 Welke van de volgende gedachten zijn op jou van toepassing? Niet-helpende gedachte
klopt ja/nee
ze moeten mij altijd hebben mij overkomt altijd het slechtste ik ben nergens goed in mensen kun je toch niet veranderen mensen zijn nooit te vertrouwen je moet nooit laten merken dat je je zwak voelt mij lukt het toch niet om iets leuks van het leven te maken mijn familie geeft niets om mij alles wat ik doe is nutteloos een leuke baan is toch niet voor mij weggelegd ik kom niet van mijn verslaving af ik beteken te weinig voor de kinderen om er nog energie in te stoppen Hoe vaak heb je deze vragen met ja beantwoord? .......keer. Als jij denkt dat dit de waarheid is, dan zul je ook merken dat er niets positiefs uit voortkomt. Dan is ook niemand te vertrouwen, zal je niets lukken en is er weinig lol te beleven. Maar als je er op let, dan is de werkelijkheid veel minder negatief dan je vaak denkt. Misschien komt het je wel goed uit om aan negatieve gedachten vast te houden: het kan gemakkelijk zijn. Je hoeft niets te veranderen in je gedrag en je laat je beheersen door deze gedachten. Eigenlijk kies je je eigen waarheid en je eigen mening. Dus kun je ook een andere waarheid en een andere mening kiezen. Ga daar deze week eens op letten: zoek de uitzondering. Als je die vindt schrijf hem dan op in je werkboek. Succes! 3.4
Huiswerkopdracht De uitzondering
Ga deze week zoeken naar de uitzondering: De niet-helpende gedachte ze moeten mij altijd hebben mij overkomt altijd het slechtste ik ben nergens goed in mensen kun je toch niet veranderen mensen zijn nooit te vertrouwen je moet nooit laten merken dat je je zwak voelt mij lukt het toch niet om iets leuks van het leven te maken mijn familie geeft niets om mij alles wat ik doe is nutteloos een leuke baan is toch niet voor mij weggelegd ik kom niet van mijn verslaving af ik beteken te weinig voor de kinderen om er nog energie in te stoppen
behalve die keer toen…
Programma handleiding: Wie ben ik, waar sta ik
6.
Overtuigingen
Werkvorm: Leerdoel: Materiaal
39
Duur: 10 minuten Beantwoorden van vragen. Discussie onder leiding van trainer. Deelnemers oefenen met losweken van overtuigingen. Opdracht 3.3 werkboek. Overheadprojector en sheet.
Inleiding door de trainer: Als je keuzes moet maken, kun je tot de ontdekking komen dat je van tevoren al bepaalde overtuiging hebt. Daar ga je van uit. Sommige van die overtuigingen kunnen zo sterk zijn dat ze de waarheid voor jou zijn. Het kenmerk van de overtuigingen die je hieronder ziet, is dat ze niet waar zijn. Als je een of meer van deze overtuigingen hebt, dan maak je het jezelf onnodig lastig bij het kiezen en word je gegarandeerd teleurgesteld. Opdracht 3.3 Geef aan: klopt voor mij: ja / nee. Tien overtuigingen Er is maar 1 keuze mogelijk die precies bij mij past. Ik ben niet tevreden vóór ik het ideale baantje heb gevonden. Iemand anders kan mij het beste vertellen wat ik moet gaan doen. Niemand zit meer op mij te wachten, dus ik heb geen keuze. Ik moet wel de beste kunnen zijn, anders begin ik er niet aan. Mijn omgeving moet het wel eens zijn met mijn keuze. Als ik eenmaal vrij ben, zijn mijn problemen opgelost. (als ik eenmaal van mijn verslaving af ben, zijn mijn problemen opgelost) Ik moet kunnen voelen of de keuze die ik maak de juiste is. Ik kan alles bereiken, als ik maar wil. Ik denk niet na, ik pak wat ik pakken kan.
Klopt voor mij: ja / nee
Trainer geeft in een korte dialoog met de deelnemer aan wat negatieve gevolgen kunnen zijn van het aanhangen van deze overtuigingen. De trainer licht sheet toe. (sheet) Als je een goede keus hebt gemaakt, dan is het een keuze: • die bij je past • waarbij je verschillende mogelijkheden hebt overwogen • die je zelf hebt genomen en waar je ook zelf achter staat • waar je blij van wordt en waar je energie van krijgt • waardoor je actief wordt
Programma handleiding: Wie ben ik, waar sta ik
7.
40
Samenvatting leerpunten
Werkvorm: Leerdoel/ inhoud: Materiaal:
Duur: 5 minuten
Plenair bespreken leerpunten. Herhaling en samenvatting van leerpunten. Overheadprojector en sheet.
De trainer vat de les samen in andere bewoordingen: We hebben het in deze les gehad over keuzes maken. Ook al denk je dat je niet kiest, je kiest toch. Je hebt bepaalde meningen of overtuigingen en die bepalen wat je doet. Soms is jouw mening onwaar of klopt gewoon niet. Je kunt van mening veranderen omdat je dingen anders gaat zien. Dat kan je helpen om vooruit te komen. (sheet) Leerpunten bijeenkomst: • Kiezen doe je zelf • Je hebt een mening • Dit kan een niet-helpende gedachte zijn • Maak er een helpende gedachte van • Zet een andere bril op • Nieuwe mening • Nieuw gedrag
Denk aan de huiswerkopdracht ‘De uitzondering’! Huiswerkopdracht De uitzondering Ga deze week zoeken naar de uitzondering: De niet-helpende gedachte ze moeten mij altijd hebben mij overkomt altijd het slechtste ik ben nergens goed in mensen kun je toch niet veranderen mensen zijn nooit te vertrouwen je moet nooit laten merken dat je je zwak voelt mij lukt het toch niet om iets leuks van het leven te maken mijn familie geeft niets om mij alles wat ik doe is nutteloos een leuke baan is toch niet voor mij weggelegd ik kom niet van mijn verslaving af ik beteken te weinig voor de kinderen om er nog energie in te stoppen
behalve die keer toen…
Programma handleiding: Wie ben ik, waar sta ik
Bijeenkomst 4: 1.
Wat vind je belangrijk en wat zijn je valkuilen?
Welkom en toelichting op het programma
Doel/ inhoud: Materiaal:
41
Duur: 5 minuten
Inleiding. Overheadprojector en sheet.
De trainer heet iedereen welkom en geeft datgene wat op dat moment aandacht vraagt ook aandacht. Daarna geeft hij een korte toelichting op het programma aan de hand van een sheet: (sheet) Programma: • Huiswerkopdracht • Wat vind je belangrijk? • Wat kan je goed?
1.
Huiswerkopdracht De uitzondering
Werkvorm: Leerdoel: Materiaal:
Duur: 10 minuten
Rollenspel door trainers. Deelnemers nogmaals confronteren met het effect van niet-helpende en helpende gedachten. Tafel en 2 stoelen.
Trainers schetsen 2 gebeurtenissen: a. één waaruit blijkt dat hij de overtuiging heeft dat iedereen hem altijd te grazen wil nemen. Bijv.: Hij was op de fiets in de stad, het was al donker en jawel hoor: politiecontrole op achterlichten, dikke boete. b. dezelfde gebeurtenis, waarbij hij denkt: ik was stom, moet mijn licht maken, want ik heb geen zin in weer een boete voor een rottig achterlicht dat het niet doet. Conclusie: a. Het ligt altijd bij een ander. b. Je kunt zelf in actie komen, je hebt eigen verantwoordelijkheid. 2.
Wat vind je belangrijk? Waarden
Werkvorm: Leerdoel/ inhoud: Materiaal:
Duur: 20 minuten
Invuloefening. Deelnemers leren waaraan zij waarde hechten Opdracht 4.1 werkboek.
De trainers leren de deelnemers wat waarden zijn: dingen die je de moeite waard vindt, die je belangrijk vindt. Trainer kan de vraag stellen: voor wat voor mensen heb jij geen respect? Bijvoorbeeld: mensen die oneerlijk zijn. Je vindt het heel belangrijk dat jijzelf eerlijk bent en dat vind je ook belangrijk van anderen. Als je merkt dat anderen dat niet zijn, dan kun je daar niet tegen. Dus: als je bij een ander een waarde niet ziet die jij wel hebt, dan ben je geneigd die ander te minachten, je hebt er geen respect voor. Noem nog een paar voorbeelden.
Programma handleiding: Wie ben ik, waar sta ik
42
Deelnemers krijgen een lijst met verschillende waarden. Ze gaan de lijst individueel invullen. Vervolgens schrijven ze 3 waarden op in volgorde van belangrijkheid. Trainer legt uit wat waarden zijn: waar je persoonlijk heel veel waarde aan hecht. Iets wat heel belangrijk voor je is, bijvoorbeeld status of vriendschap. Dit kan dus per persoon verschillen. De ene persoon vindt status heel belangrijk, een ander geeft er helemaal niets om. Zo kan dat voor alle waarden gelden: ze zijn heel persoonlijk: ze zeggen iets over jou als persoon. Korte plenaire terugkoppeling: de trainer geeft aan dat mensen vanuit verschillende waarden opereren en handelen. Hier is geen goed of fout aan. Als datgene wat jij heel belangrijk vindt niet bij vrienden of in je (vrijwilligers)werk is te vinden, dan wordt het niks. Als je bijvoorbeeld vriendschap heel belangrijk vindt en je komt vervolgens ergens waar men elkaar alleen maar wantrouwt dan houd je het er niet lang uit. Het is dus belangrijk vooraf te weten waar je erg aan hecht. Dan kun je daar rekening mee houden bij je zoektocht. Trainers ondersteunen de deelnemers tijdens het invullen van de vragenlijst. Na het invullen koppelen zij plenair terug. Wat zijn de belangrijkste waarden in de groep? Hoe pakt dat voor ieder persoonlijk uit? In welk gedrag? Welke motivatie, welk doel zit er achter? Trainers zijn er alert op dat zij steeds teruggrijpen op hetgeen in eerdere lessen is behandeld. Opdracht 4.1: Wat vind je belangrijk? Welke waarden heb jij? Hieronder zie je een lijst van waarden. 1. Zet een kruisje bij de waarde die je belangrijk vindt ( je kunt er zelf nog een paar aan toevoegen) 2. geef in de volgende rij aan wat de 3 belangrijkste waarden zijn. Waarde iets bereiken problemen van anderen helpen oplossen met kunst bezig zijn de baas zijn vrij zijn veel geld verdienen zekerheid in het leven mezelf zijn lichamelijk actief zijn belangrijk zijn risico’s nemen relaxed leven goed contact met mijn familie afwisseling in wat ik doe de beste zijn samenwerken vriendschap er bij horen gezondheid mooi huis iets betekenen voor anderen iets mooi maken
Belangrijk? Ja!
De belangrijkste 3
Programma handleiding: Wie ben ik, waar sta ik
43
Pauze
Duur: 15 minuten
4. Werken aan de realisering van waarden (www.tunbos.nl, waarden in werk)
Duur: 25 minuten
Werkvorm: Leerdoel/ inhoud: Media/ materiaal:
Spelvorm in twee groepjes. Deelnemers leren dat hun waarden er om vragen dat ze handelen. Ze zullen actief moeten zijn om hun waarden te realiseren. Kaartjes met waarden.
De deelnemers worden opgedeeld in twee groepen, iedere trainer ondersteunt een groepje. De deelnemers moeten kiezen hoe zij bepaalde waarden waarderen. De trainer heeft 3 kaarten voor zich liggen: zeer belangrijk, belangrijk, onbelangrijk. Hij biedt een deelnemer een ‘waarde’-kaartje aan en vraagt om het kaartje bij 1 van de drie keuzemogelijkheden te leggen. De trainer vraagt de deelnemer: Wat doe je of heb je in het verleden gedaan waaruit deze waarden blijken? Denk terug aan je levenslijn. En wat zou je moeten doen of veranderen om die waarden nog sterker neer te zetten? Wie kunnen jou daarbij helpen? Kies daarvoor in de eerste plaats mensen die je kent en vertrouwt. Het kunnen ook bepaalde instanties zijn.
5.
Kwaliteiten
Werkvorm: Leerdoel/ inhoud:
Duur: 30 minuten Kwaliteitenspel van Gerrickens Zelfonderzoek op het gebied van kwaliteiten.
Mogelijke opzet: groep wordt begeleid door 2 trainers. Groep wordt in tweeën gesplitst. De trainers nemen ieder een groep onder zich. Eerste groep begint met waardenspel en na de pauze met kwaliteitenspel, tweede groep omgekeerd. De kwaliteiten moeten andere zijn dan eerder genoemd in de 2e bijeenkomst.
6.
Vervormingen en valkuilen
Werkvorm: Leerdoel:
Duur: 10 minuten
Kwaliteitenspel van Gerrickens Zelfonderzoek op gebied van valkuilen (vervormingen).
Mogelijke opzet: Iedere cursist trekt een vervorming van zichzelf en ieder groepslid trekt een vervorming van een ander groepslid (op grond van de verhalen uit de cursus of op hetgeen hij ziet tijdens de cursus). Na het trekken van de kaarten eventueel gezamenlijk op zoek gaan naar de kernkwaliteit die hieronder zit. Lees goed de uitleg van het kwaliteitenspel van Gerrickens. Deze opdracht en werkvorm kan ook worden toegepast worden op onderdelen in bijeenkomst 5. Deze werkvorm kan soms opgebouwd moeten worden wanneer gewerkt moet worden aan openheid over zwakke punten. In dat geval is het heel belangrijk dat de eerste keer alleen een kaart voor zichzelf getrokken wordt. In bijeenkomst 5, opdracht 3 kan dan ook een groepslid een kaart met een vervorming voor de ander trekken.
Programma handleiding: Wie ben ik, waar sta ik
7.
Samenvatting en afsluiting
Werkvorm: Leerdoel:
44
Duur: 10 minuten
Mondeling. Herhaling en samenvatting van leerpunten.
Als huiswerk maken deelnemers in hun portfolio het onderdeel over waarden en kwaliteiten af. Jouw Waarden en Kwaliteiten en valkuilen: zet ze in de portfolio.
Programma handleiding: Wie ben ik, waar sta ik
Bijeenkomst 5: 1.
Ik en de ander; sterke en zwakke punten
Welkom en toelichting
Werkvorm: Doel: Materiaal:
45
Duur: 5 minuten
Mondeling. Inleiding op bijeenkomst. Overheadprojector en sheet.
De trainer heet iedereen welkom en geeft datgene wat op dat moment aandacht vraagt ook aandacht. Daarna geeft hij een korte toelichting op het programma aan de hand van een sheet: (sheet) Programma: • Welkom en toelichting • Signalement • Hoe kom ik over? • Pauze • Andere mensen en ik • Teamrollen • Samenvatting en afsluiting
2.
Signalement
Werkvorm: Leerdoel/ inhoud: Materiaal:
Duur: 30 minuten In tweetallen. Deelnemers leren naar elkaar kijken en elkaar beoordelen Vetkrijt of pastelkrijt, papier
Opdracht: Maak een tekening van elkaar. Wat zijn bijzondere (uiterlijke) kenmerken? Hoe denk je dat de ander als persoon is? Hoe zou je hem typeren? Nabespreking van iedere tekening: Wat klopt wel, wat niet? Wat klopt en zou je anders willen?
3.
Hoe kom ik over
Werkvorm: Leerdoel/ inhoud: Materiaal:
duur 20 minuten Rollenspel, eerst door de trainers, daarna door de deelnemers. Deelnemers leren elkaar feedback geven. Opdracht 5.1 en 5.2 werkboek
Deze opdracht kan eventueel worden aangevuld met het onderdeel Vervorming uit het Kwaliteitenspel van Gerrickens. De trainers spelen een situatie waarin de een ander feedback geeft op gedrag dat de ander niet prettig vond. De eerste keer gebeurt dit op een kwetsende manier, de tweede keer worden de feedback regels gehanteerd. Trainer legt uit wat feedback inhoudt en wat de relevantie voor deze cursus is.
Programma handleiding: Wie ben ik, waar sta ik
46
Evaluatie: Wat was het verschil tussen de eerste en de tweede keer? Wat vond trainer 1 het prettigst en wat trainer 2? Je zegt vanuit respect voor de ander iets. We gebruiken hier de feedbackregels zoals we ze uit het 4G-model kunnen destilleren. 1. Wat was de situatie? Toen jij dit deed….. 2. Wat was de gedachte? Dat vond ik……… 3. wat was het gevoel? Ik voelde me……. 4. wat was het gedrag? En ik deed…… De deelnemers oefenen dit in tweetallen. Ze kiezen een bepaalde gebeurtenis of situatie. De trainers zijn behulpzaam bij het zoeken van bepaalde situaties. De deelnemers zeggen het hardop tegen elkaar en vullen dan de oefening in hun werkboek in.
Pauze
Duur: 15 minuten
4.
Duur: 45 minuten
Andere mensen en ik
Werkvorm: Leerdoel/ inhoud Materiaal:
4a.
Mondeling gesprek, schriftelijke opdrachten en rollenspel Deelnemers leren het beeld dat anderen van hen hebben kennen en ze ontdekken het beeld dat ze van zichzelf hebben Opdrachten 5.3 en 5.4 werkboek. Pen, papier, flap-over.
Mondelinge inleiding
Duur: 5 minuten
Trainer geeft een korte mondelinge inleiding op het thema: Voor de pauze hebben we gezien dat jouw manier van kijken naar de ander en hoe je de ander beoordeelt gevolgen heeft voor jouw gedrag naar die ander. We hebben geoefend met elkaar vertellen wat je opvalt aan iemand anders. We gaan nu een stap verder en oefenen hoe je je invloed kunt gebruiken. We gaan dat doen in een volgende oefening. 4b.
Oefening
Duur: 20 minuten
De trainer introduceert het rollenspel bij de deelnemers: Je hebt voor een van de anderen hier een vraag. Je wilt dat de ander iets doet voor jou. Schrijf die vraag op: Wat wil je dat die ander voor jou doet? Wie wil je die vraag stellen? Schrijf ook de naam op van de persoon. Trainer kan een voorbeeld geven. Bijvoorbeeld: Je wilt dat Marco sigaretten voor je gaat kopen. De trainer vraagt aan Joop: aan wie wil jij een vraag stellen? Het antwoord is: Marco. Marco gaat de gang op, weet niet welke vraag hij krijgt, maar zegt in eerste instantie: nee. De deelnemer krijgt de opdracht dat hij probeert dat Marco ‘ja’ zegt op de vraag. Trainer vraagt aan de deelnemer: • Wat zou een probleem kunnen zijn (probleemformulering) • Hoe ga je dat aanpakken? (strategie). • Tips/informatie van anderen gebruiken. • Wat kunnen gevolgen zijn?
Programma handleiding: Wie ben ik, waar sta ik
47
Deelnemer gaat Marco van de gang halen en stelt zijn vraag. Gaat zijn strategie inzetten en eventueel onderhandelen. Kijk of hij zijn doel bereikt. Deze oefening nog een paar keer herhalen. 4c.
Schriftelijke verwerking
Duur: 10 minuten
Opdracht 5.3 Kruis aan: klopt helemaal
klopt soms
klopt niet
Ik maak gemakkelijk vrienden. Ik vertrouw andere mensen snel. Ik voel me altijd op mijn gemak bij andere mensen. Ik krijg gemakkelijk dingen van anderen gedaan.
De trainer informeert bij de verschillende deelnemers hoe ze geantwoord hebben en vraagt de anderen of zij ook zo tegen de deelnemer aankijken. De trainer stuurt: waar zitten discrepanties? Kennelijk kijk jij anders tegen jezelf aan dan dat anderen tegen jou aankijken? Waar zitten foute denkpatronen?
4d.
Schriftelijke verwerking
Duur: 10 minuten
Opdracht 5.4 Neem je werkboek, geef aan wat op jou van toepassing is. Bijvoorbeeld: Anderen vinden mij meestal rustig ja / nee Anderen vinden mij meestal: 1. stoer 2. verlegen 3. een ruziezoeker 4. vrolijk 5. serieus 6. een chaoot 7. prater 8. stille 9. een aanvoerder 10. een aso
ja / nee
dat ben ik wel / niet` dat ben ik wel / niet
Bij de vragen …………………………zit er verschil tussen wat anderen vinden en wat ik vind.
Programma handleiding: Wie ben ik, waar sta ik
48
Nabespreking met de trainer: waar zitten de verschillen? Wat is de aard van de verschillen? Beoordeelt de deelnemer zichzelf positiever? Negatiever? Bij wie komt het beeld overeen? Heeft de deelnemer wel idee over hoe hij bij anderen overkomt? Wat kan hij leren? Hoe stelt hij zichzelf op tijdens de nabespreking? Is hij open, mag er feedback gegeven worden? Werpt de deelnemer alles verre van zich? Trainer bekrachtigt positief en geeft tips en motiveert. Ook hier pakt de trainer eventuele irrationele overtuigingen op.
5.
Teamrollen
Werkvorm: Leerdoel/ inhoud: Materiaal:
Duur: 15 minuten Mondeling gesprek, schriftelijke opdracht. Deelnemers leren over hun bijdrage in samenwerking en het beeld dat anderen van hen hebben. Werkboek opdracht 5.5
Trainer leidt deze opdracht positief in. Iedereen heeft een bijdrage hier in de groep. Soms weet je dat, soms weet je dat niet. Het is goed om te weten wat je sterke en zwakke punten zijn in het samenwerken. Samenwerken hier staat voor samenwerken in de maatschappij straks. Dat is het nut van deze opdracht. Opdracht 5.5 Teamrollen Begeleider: koersbewaker • Neemt de touwtjes in handen om de situatie op koers te houden. • Geeft aan betrokken te zijn bij de doelen en doelstellingen van het team. • Bekijkt alles vanuit het gezichtspunt van de organisatie. bijvoorbeeld; goed punt, Jan. Maar vind je het goed als we het even terzijde schuiven? Want het heeft niet direct te maken met het onderwerp. Troubleshooter: probleembewaker • Geeft aan dat er een probleem is en benoemt oplossingen. • Denken vooruit. • Houdt zich ook bezig met doelen en doelstellingen van het team. Onderzoeker; informatieverzamelaar • Kan de juiste informatie verzamelen die het team nodig heeft om beslissingen te nemen. • Ziet extra werk niet als negatief maar als een manier om een bijdrage aan het team te leveren. • Weet welke vragen hij moet stellen en hoe hij antwoorden moet zoeken. Bemiddelaar; conflictoplosser • Helpt in lastige situaties en stimuleert anderen, richt zich op feiten en niet op persoonlijkheden. • Zorgt dat anderen zich openstellen en naar elkaar mening luisteren. • Weet op een tijd hoe hij lastige situaties kan vermijden. bijvoorbeeld; “het heeft geen zin om hier ruzie over te maken. Jullie hebben allebei gelijk”.
Programma handleiding: Wie ben ik, waar sta ik
49
Ondersteuner; helpt anderen • Houdt alle teamleden betrokken bij wat het team doet. • Laat anderen weten dat hun werk belangrijk en nodig is. • Helpt een ander teamlid ook ongewillig met een opdracht of doet een beroep op de kennis en vaardigheden van anderen. Uitdager • Helpt te verduidelijken. • Komt soms strijdlustig over, maar een positieve uidager wil alleen zorgen dat alle teamleden hun echte mening uiten en achter hun woorden staan. bijvoorbeeld; “vind je dat echt Tom?” “Vertel eens precies wat er wel en niet goed ging”. Welke positieve rollen herken je van jezelf? 1. 2. 3. Welke rol kun je meer toepassen? 1.
Negatieve teamrollen Er zijn ook negatieve teamrollen. Deze kunnen problemen veroorzaken voor alle teamleden. Als je hier niets tegen doet, kunnen ze een afleiding gaan vormen en de teamleden belemmeren in hun werk. In onderstaande tabel vind je een aantal typische negatieve gedragslijnen en tips. Gedrag Overheerser
Reden voor gedrag Krijgt graag alle aandacht. Wil expertise tonen.
Non-participant
Wil dat zijn ideeën als eerste gehoord worden. Verveeld of onverschillig. Wil geen lid van het team zijn. Voelt zich superieur aan anderen. Verlegen en/of onzeker.
Tips Vraag de andere teamleden individueel om een bijdrage. Onderbreek hem beleefd en geef aan dat u de input van anderen wilt. Vermijd oogcontact Achterhaal onder vier ogen waarom hij niet meedoet. Vraag hem om commentaar op basis van zijn ervaring. Als hij verlegen of onzeker is, stel hem dan vragen om hem uit zijn schulp te halen; prijs zijn ideeën.
Programma handleiding: Wie ben ik, waar sta ik
Gedrag Redetwister
Ondervrager
Tegenstemmer
Reden voor gedrag Discussieert graag (zelfs als hij het ergens mee eens is). Is het oneens met andere deelnemers. Vindt discussiëren leuker dan problemen oplossen. Probeert anderen onder druk te zetten. Wil de mening van anderen horen voordat hij zijn eigen mening geeft. Kan oprecht geïnteresseerd zijn in andere gezichtspunten. Nooit tevreden.
Wil een negatieve sfeer creëren. Ziet altijd de nadelen (‘Dat wordt niets.’) Kan een legitiem bezwaar hebben. Welke negatieve rollen herken je van jezelf? 1. 2. 3. Welke tips zou je kunnen gebruiken? 1. 2. 3.
50
Tips Wees alert op echt kritisch denken. Vraag anderen wat zij vinden van zijn opmerkingen. Bedwing de neiging om met hem in debat te gaan. Kies nooit partij. Leg uit dat de ideeën van het team het belangrijkste zijn. Stel uw oordeel uit totdat alle teamleden hun ideeën geuit hebben. Stel een gesprek onder vier ogen voor om het bezwaar te bespreken. Laat de teamleden positieve punten noemen. Benadruk de voordelen van een positieve houding. Wees bereid te luisteren naar legitieme bezwaren.
Programma handleiding: Wie ben ik, waar sta ik
6.
Afsluiting en huiswerkopdracht
Werkvorm: Leerdoel:
51
Duur: 5 minuten
Mondeling. Herhaling en samenvatting van leerpunten.
Korte samenvatting door de trainers, aan de hand van sheet. (sheet) Leerpunten bijeenkomst: • Hoe kom je over bij andere mensen? • Hoe komen anderen over bij jou? • Je kunt daar op reageren (feedback geven) • Spreek verwachtingen die je van een ander hebt uit. Opdracht 6.1 is de huiswerkopdracht voor bijeenkomst 6. Trainer geeft een korte toelichting over het nut van contacten. Als je een doel hebt, kun je dat veel beter bereiken door gebruik te maken van andere mensen. Mensen vinden het vaak prettig om een ander van dienst te zijn. Wat kunnen anderen hebben wat jij niet hebt? Zij: • hebben bepaalde kennis of informatie die jij niet hebt • hebben bepaalde ervaring die jij niet hebt • kennen bepaalde manieren om iets bereiken. • willen iets voor jou doen. • hebben dingen die jij niet hebt. Maar het gaat niet altijd om berekening, mensen hebben ook gevoelens voor anderen: vinden je aardig of niet, hebben ze respect voor je of niet, hebben iets voor je over of niet, geloven in je of niet. Hoe zit dat bij jou? Huiswerkopdracht 6.1 Mensen die je respecteert en mensen die je niet respecteert. Ik heb positieve gevoelens voor, omdat 1. 2. 3. 4.
Ik heb negatieve gevoelens voor, omdat: 1. 2. 3. 4.
Programma handleiding: Wie ben ik, waar sta ik
Bijeenkomst 6: 1.
Nuttige contacten en hulp vragen
Welkom en toelichting op het programma
Werkvorm: Doel: Materiaal:
52
Duur: 5 minuten
Mondeling. Inleiding op bijeenkomst. Overheadprojector en sheet.
De trainer heet iedereen welkom en geeft datgene wat op dat moment aandacht vraagt ook aandacht. Daarna geeft hij een korte toelichting op het programma aan de hand van een sheet: (sheet) Programma: • Welkom en toelichting • Huiswerkopdracht bespreken • Nuttige contacten • Pauze • Hulp vragen en steun zoeken • Leerpunten en samenvatting
2.
Huiswerkopdracht
Duur: 10 minuten
Trainers checken of de deelnemers hun huiswerk hebben gemaakt en of de portfolio’s allemaal zijn bijgewerkt. Huiswerkopdracht 1 wordt besproken. 3.
(Nuttige) contacten
Vorm: Leerdoel/inhoud: Materiaal:
Duur: 30 minuten
Mondelinge toelichting door trainer en schriftelijke opdracht. Deelnemers leren hoe zij gebruik kunnen maken van sociale contacten. Opdrachten 6.2 en 6.3 werkboek.
Trainer geeft een korte toelichting over het nut van contacten. Als je een doel hebt, kun je dat veel beter bereiken door gebruik te maken van andere mensen. Mensen vinden het vaak prettig om een ander van dienst te zijn. Wat kunnen anderen hebben wat jij niet hebt? Zij: • hebben bepaalde kennis of informatie die jij niet hebt • hebben bepaalde ervaring die jij niet hebt • kennen bepaalde manieren om iets bereiken. • willen iets voor jou doen. • hebben dingen die jij niet hebt. Maar het gaat niet altijd om berekening, mensen hebben ook gevoelens voor anderen: vinden je aardig of niet, hebben ze respect voor je of niet, hebben iets voor je over of niet, geloven in je of niet. Hoe zit dat bij jou? Let op: geef tijdig namen door aan work-wise.nl in verband met certificaten
Programma handleiding: Wie ben ik, waar sta ik
53
Met al deze mensen (opdracht 6.1) heb je een bepaalde relatie. We zeggen ook wel dat deze mensen in je netwerk zitten. Voor mensen is het heel belangrijk dat ze contact hebben met anderen. Als mensen zich terugtrekken en geen contact hebben of willen met anderen, worden ze eenzaam en hebben ze een negatieve houding naar anderen. Het is dan veel moeilijker om plezier in het leven te houden en het leven heeft dan vaak geen zin. Waarom zou je dan nog iets willen? Om contact te hebben met anderen moet je vaak zelf initiatief nemen. Dat is vaak moeilijk. Ook al heb je weinig of geen contact met anderen: als je ze kent maken ze deel uit van je netwerk. Het kan zijn dat deelnemers geen netwerk hebben. Ga dan met hen de cirkel invullen zoals zij die graag ingevuld zouden zien. (Een trainer gaat desnoods even apart zitten met de deelnemer(s)). • Hoe wil je dat jouw netwerk er uit ziet? • Wie zou je meer om je heen willen ‘verzamelen’? • Hoe doe je dat dan? • Wat kan je dat opleveren? • Wat ga je nu doen? • Hoe ga je dat doen? Geef tips
Opdracht 6.2 Jouw netwerk Invullen in netwerkcirkel Hoe ziet jouw netwerk er uit? De cirkel in het midden ben jij. In de eerste cirkel zit je partner, je familie. In de tweede cirkel zitten je vrienden. Daarna volgen andere bekenden en instanties. (cirkel 3) Vul de namen in van de mensen die in je netwerk zitten.
Let op: geef tijdig namen door aan work-wise.nl in verband met certificaten
Programma handleiding: Wie ben ik, waar sta ik
54
3
2
1
ik
Programma handleiding: Wie ben ik, waar sta ik
55
Opdracht 6.3 Jouw netwerk (invullen in het schema) Hoe was/ is het contact met de betreffende persoon/ instantie uit de netwerkcirkel? Wie was (is) werkelijk belangrijk voor je? Wie zie je regelmatig? Op wie kun je terugvallen, wie zijn helpend? Wie zijn niet helpend? En waarom niet? Wat wil je daarin doen/ laten? Zijn er personen die vroeger belangrijk voor je waren, waarmee je het contact weer zou kunnen hernieuwen? Wie is een voorbeeld voor (vrijwilligers)werk? Wie is een gezaghebbend figuur die jou zou kunnen helpen? Stap 2 (invullen in netwerkcirkel) Geef een waardering aan de antwoorden door die mensen die helpend kunnen zijn of werkelijk belangrijk zijn of waarmee je het contact zou kunnen hernieuwen geel te markeren. Markeer de mensen die niet-helpend of niet gezaghebbend of niet belangrijk zijn blauw.
Programma handleiding: Wie ben ik, waar sta ik
56
Opdracht 6.4 Bruikbaar netwerk Van wie kun je meer/ vaker gebruik maken?
Met welk doel?
Hoe kun je dat doen?
Pauze
Duur: 15 minuten
4.
Duur: 30 minuten
Hulp vragen en steun zoeken
Werkvorm:
Leerdoel/ inhoud:
Materiaal: 4a.
D.m.v. verschillende werkvormen wordt dit thema op verschillende manieren belicht: door middel van discussie, discussie aan de hand van stellingen en via een rollenspel. Deelnemers confronteren met het feit dat hulp vragen in onze maatschappij een verschillende lading kan hebben: hulp vragen is geen schande, het kan juist van kracht en zelfkennis getuigen. Of hulp vragen is een zwaktebod, jij zult nooit je hoofd buigen voor een ander. Flap-over.
Discussie
Wat betekent hulp vragen voor jou? Hoe is dat in jouw omgeving/ cultuur? Welk soort hulp is acceptabel en welk soort hulp niet? Bij wie kun je terecht als je steun zoekt? Geef voorbeelden. Inventarisatie op flap-overvel. 4b.
Rollenspel
Leerdoel:
Bewust worden van weerstanden bij verschillende soorten hulp.
Twee à drie simulaties over hulp vragen en geven. Hoe is hulp vragen voor de hulpvrager en wat betekent hulp geven voor de hulpgever? Wat is gemakkelijk, wat is je moeilijk? Als oefening wordt één deelnemer of trainer (afhankelijke van de groepsgrootte) in de rol van hulpvrager geplaatst, een ander in de rol van hulpverlener. (Bereid je voor op fenomeen rollenspellen, zie reader.)
Programma handleiding: Wie ben ik, waar sta ik
57
Drie situaties waarin iemand bij je komt om steun: wat zeg je en wat doe je? Simulatie 1: Je voelt je rottig, al een paar dagen lang. Je bent onrustig. Je gaat naar een bekende voor een praatje. Hoe doe je dat? Wat is de reactie van die bekende? Simulatie 2: Je loopt op straat en je komt een oude vriend tegen, iemand die niet ‘helpend’ voor je is. Hij vertelt dat hij in moeilijkheden zit en vraagt of hij een paar dagen bij jou kan komen logeren. Jij hebt na veel omzwervingen net zelf een nieuwe woning. Wat doe je en hoe reageert de oude vriend? Simulatie 3: Je loopt bij de supermarkt naar buiten en iemand komt op je toe en vraagt of je een euro voor het winkelwagentje kunt wisselen. Wat doe je en hoe reageert de ander? 4c.
Discussie aan de hand van stellingen
De groep wordt verdeeld in voor- en tegenstanders, spontaan of met zachte dwang. Eén groep verdedigt de stelling, de andere groep bestrijdt de stelling. Beide groepen krijgen ieder een paar minuten om hun ‘strategie’ te bepalen. De trainers ondersteunen daarbij. Als de groep groot genoeg is, kan er ook een jury worden benoemd die de discussie beoordeelt op: wie was sterker, wie had het meeste gelijk? Deelnemers gaan discussiëren aan de hand van een drietal stellingen: 1. Iedereen kan bij mij komen voor hulp en die zal ik dan geven. 2. Zelf zal ik nooit om hulp vragen: ik vind dat ik mijn eigen problemen moet oplossen. 3. Iedereen moet zichzelf maar redden, ik bemoei me nergens mee. De trainer geeft feedback op wat hij ziet gebeuren. Hij beloont gedrag waaruit behulpzaamheid en steun geven spreekt. Stelt gedrag dat voortkomt uit angst aan de orde. Bespreek het thema grenzen. Soms is hulp geven niet helpend voor jezelf. Help de deelnemers oefenen met het aangeven van grenzen door het gebruik van stelling 2 uit 4b (de oude vriend) herhaaldelijk uit te spelen. 5.
Korte samenvatting en afsluiting
Werkvorm: Leerdoel: Materiaal:
Duur: 5 minuten
Mondelinge samenvatting door trainer. Herhaling en samenvatting van leerpunten. Overheadprojector en sheet.
Trainer geeft in andere bewoordingen nogmaals via de sheet het belang van netwerken en steun zoeken weer. Deelnemers eventueel huiswerkopdracht geven om portfolio verder in te vullen. (sheet) Leerpunten bijeenkomst: Voordelen van contacten met andere mensen: • Je leert er van • Je bereikt gemakkelijker je doel samen met anderen • Je wordt niet zo snel eenzaam • Je kunt elkaar helpen • Je voelt je beter • Je leert anderen vertrouwen • Je leert grenzen te voelen
Programma handleiding: Wie ben ik, waar sta ik
Bijeenkomst 7: 1.
Waar ga je voor? Wensen en verlangens
Terugblik vorige bijeenkomst en toelichting op programma
Werkvorm: Doel: Materiaal:
58
Duur: 5 minuten
Mondeling. Inleiding op bijeenkomst. Overheadprojector en sheet.
De trainer heet iedereen welkom en geeft datgene wat op dat moment aandacht vraagt ook aandacht. Daarna geeft hij een korte toelichting op het programma aan de hand van een sheet: (sheet) Programma: • Welkom en toelichting • Dat viel tegen…………. • Ga er voor!.................. • Jouw droom • Samenvatting en afsluiting Het gaat vandaag over jou en je omgeving: hoe verhoud jij je tot je omgeving? Waar zit je kracht en wat staat je te doen? Het gaat vooral over het omgaan met tegenslagen en doorzetten. Deze bijeenkomst werken we met fysieke opdrachten/ oefeningen. Hiertoe maken we gebruik van een gastdocent /rolmodel. 2.
Teleurstelling
Werkvorm: Leerdoel/ inhoud: Materiaal:
Duur: 25 minuten Schriftelijke opdracht. Deelnemers leren hun eigen strategie kennen en hanteren. Opdracht 7.1 werkboek.
De trainer leidt in: Ieder mens krijgt te maken met tegenslagen en teleurstellingen in zijn leven. En het is daarbij niet altijd eerlijk verdeeld. Hoe ga jij met tegenslagen om? Daar gaan we het over hebben. Eerder hebben we stil gestaan bij die dingen waar je tevreden en dankbaar over bent. Natuurlijk zijn er ook momenten en situaties geweest waarover je teleurgesteld bent. Het is gebeurd, dat verander je niet. Dat wil niet zeggen dat je niet kunt leren van teleurstellingen. Kijk teleurstellingen aan, dat is stap 1. Dat vraagt moed en eerlijkheid. Stap 2 is stil staan bij de valkuilen. Zodat mocht je ze weer tegenkomen, je weet dat je kunt kiezen. Schrijf eens op waar je teleurgesteld over bent in jezelf en hoe je meer tevreden zou zijn met jezelf? Wat moet je daarvoor doen of laten? (Bij voorkeur richten op sociaal netwerk en niet op criminele activiteiten!) Opdracht: Denk aan een gebeurtenis waarbij je ontzettend teleurgesteld was. Wat was die gebeurtenis? Beschrijf die gebeurtenis. Wat dacht je allemaal toen dat gebeurde? Hoe voelde je je toen? Wat deed je? Hoe zou je reageren als het nog een keer gebeurde? Wat zou je misschien in je gedrag willen verbeteren? Hoe ga je dit aanpakken?
Programma handleiding: Wie ben ik, waar sta ik
59
De trainers werken een situatie plenair samen uit en geven dan iedereen de opdracht om dit voor zichzelf te doen en op te schrijven in het werkboek. De trainers letten er op dat toegewerkt wordt naar tips en concrete verbeterpunten. Zij lichten de lijst helpende en niet-helpende gedragaspecten toe. Aan het eind van de oefening hebben de deelnemers een of meerdere tips ter verbetering van hun gedrag in het omgaan met teleurstelling en tegenslag. Opdracht 7.1 a.
Denk aan een gebeurtenis waarbij je ontzettend teleurgesteld was. Je baalde enorm, dit had je niet verwacht. Wat was er gebeurd? Schrijf dat hieronder op.
b.
Wat dacht je doen dat gebeurde?
c.
Hoe voelde je je toen?
d.
Wat deed je?
e.
Hoe zou je reageren als het nog een keer gebeurde?
f.
Wat zou je anders willen doen als het nog een keer gebeurde? (kies uit de lijst van gedrag dat je helpt)
1. 2. 3. g. 1. 2. 3.
Hoe kun je dat aanpakken?
h. 1. 2. 3.
Áls je terugvalt, wat kun je dan doen om niet helemaal terug te vallen?
i. 1. 2. 3.
Welke interne/ externe hulpbron kun je dan aanspreken?
PS. Begrippen interne/ externe hulpbronnen komen uit/ komen voort uit de motivatiemonitor. Ken deze en sluit hier weer op aan. Licht het toe!
Programma handleiding: Wie ben ik, waar sta ik
60
(sheet) Gedrag dat je helpt: • situatie onderzoeken • meer informatie over de situatie verkrijgen • zoeken naar een oplossing • besluit nemen • niets achterhouden • steun zoeken • jezelf corrigeren • de situatie niet te zwaar oppakken • je gevoel toelaten. (sheet) Gedrag dat je niet verder brengt:: • situatie ontkennen • doen alsof het niets voorstelt • ruzie maken • geen besluit nemen • je terugtrekken • drinken/roken/eten/drugs • fantaseren • uitgaan, weglopen • je afreageren op anderen.
3.
Ex-veelpleger uitnodigen
Leerdoel/ inhoud:
Materiaal:
Duur: 55 minuten
Een rolmodel bieden in het omgaan met tegenslagen en doorzetten. De deelnemers energie bieden als ze volhouden, voor hun eigen gevecht gaan staan. Gastdocent.
Ex-veelpleger vertelt iets over zijn eigen carrière: Hoe heeft hij geleerd met tegenslagen om te gaan? Wat heeft doorzettingsvermogen hem opgeleverd? (grijpt terug op gedrag dat helpt en gedrag dat hem niet verder brengt) De trainer spreekt met de ex-veelpleger de essentie van de lezing af. Het moet reëel en inspirerend blijven. Het gaat vooral om het proces: dilemma’s die hij heeft geslecht, strategieën die hij heeft gebruikt. Punten die aan de orde kunnen worden gesteld: Wat is je doel? Hoe stevig is je doel? Volhouden lukt alleen als je gemotiveerd bent, als je een helder doel voor ogen hebt. Als je denkt: ik zie wel, wordt je gemakkelijk aan de kant gezet. Wat is jouw patroon? Vechten of vluchten? Achter je keuze blijven staan: volhouden of opgeven? Zelf verantwoordelijkheid nemen: jouw aandeel accepteren of alles bij de ander leggen? Jezelf geven of terughouden? Rekening houden met een ander of je ego centraal stellen?
Programma handleiding: Wie ben ik, waar sta ik
61
Pauze
Duur: 15 minuten
4.
Duur: 20 minuten
Afsluiten met een droom, geleide fantasie
Vorm: Doel/ inhoud:
Individuele oefening. Deze oefening is de afsluiting van een les waarbij veel energie wordt opgeroepen en heeft als functie om de deelnemers weer meer naar zichzelf te laten kijken.
Oefening: Stel, je bent aan zee en kijkt uit over de golven. Je zit wat te dromen over je toekomst. En je denkt: als ik zelf mijn eigen leven zou mogen bepalen dan zou ik ……… en er komt iets bij je op, een woord of een hele zin. Laat dat woord of die zin goed tot je doordringen. Onthoud dat woord of die zin goed. Kom nu langzaam terug met je gedachten hier in deze ruimte. Kijk maar even rond. Mijn vraag is: wat was jouw woord of zin? De trainer geeft iedere deelnemer de gelegenheid te antwoorden. Ook als het iemand niet gelukt is, is dat niet erg. Veroordeel hem daarop niet. De trainer kan aangeven dat sommigen dit een lastige oefening vinden, de oefening werkt niet voor iedereen. De trainer zoomt in op de betekenis die de deelnemers geven aan hun woord of zin. En vraagt door op wat er voor nodig is om het te bereiken: wat vindt iemand zelf reëel, wat niet, hoe zit het met het voorgaande ervaren patroon.
5.
Samenvatting
Werkvorm: Leerdoel: Materiaal:
Duur: 5 minuten Mondelinge samenvatting door trainer. Herhaling en samenvatting van leerpunten. Overheadprojector en sheet.
Ter afsluiting weet iedereen wat hem te doen staat, maar ook wat zijn kracht is in het omgaan met tegenslagen. Na deze bijeenkomst moeten de deelnemers zorgen dat hun portfolio helemaal is ingevuld. Zo niet dat wordt dat het huiswerk voor de laatste bijeenkomst. Begeleiders worden eventueel ingeschakeld om de portfolio’s samen met de deelnemers te completeren. De trainer sluit af met: (sheet) Leerpunten bijeenkomst: • Iedereen krijgt met teleurstelling te maken • Je kunt leren hoe je hiermee beter kunt omgaan • Kunnen doorzetten helpt je om verder te komen • Pas de regels toe die kunnen helpen Huiswerkopdracht voor bijeenkomst 8: Iedereen heeft een paar tips gekregen. Huiswerk voor de volgende keer: iedereen heeft zijn werkboek en portfolio ingevuld en neemt dat mee.
Programma handleiding: Wie ben ik, waar sta ik
Bijeenkomst 8: 1.
62
De Toekomst
Welkom en toelichting op het programma
Werkvorm: Doel: Materiaal:
Duur: 5 minuten
Mondeling. Inleiding op bijeenkomst. Overheadprojector en sheet.
De trainer heet iedereen welkom en geeft datgene wat op dat moment aandacht vraagt ook aandacht. Daarna geeft hij een korte toelichting op het programma aan de hand van een sheet: Het is de laatste bijeenkomst, geef er eventueel een feestelijk tintje aan. (sheet) Programma: • Welkom en toelichting • Huiswerk (portfolio) • Je actieplan • Pauze • Jouw tips • Afsluiting en uitreiking certificaten 2.
Huiswerkopdracht: is de portfolio ingevuld?
Duur: 10 minuten
Alle deelnemers hebben hun portfolio nu helemaal ingevuld. De trainers controleren dit en laten eventuele lege gaten opvullen. De trainers checken de portfolio’s van de deelnemers: alles compleet? Zo niet, dan moeten die deelnemers elders op dat moment hun portfolio gaan invullen.
3.
Je actieplan
Vorm: Doel/ inhoud: Materiaal:
Duur: 40 minuten Schriftelijk. Ervaringen en inzichten uit de training omzetten naar een reëel uitvoerbaar plan en vervolgens actiepunten opstellen. opdracht 8.1 werkboek
De trainer licht toe dat eerder opgedane inzichten en ervaringen toegespitst moeten worden op een toekomstplan. Plannen maken is niet makkelijk. Het roept allerlei weerstanden op die gaan over keuzes maken en zich verbinden/ vastleggen. Kiezen is verliezen, kiezen is ook risico’s nemen, kiezen is voor nieuwe situaties komen te staan die ander gedrag en andere gevoelens oproepen. Dat uithouden vereist discipline. Kortom: toekomstplannen concreet vormgeven gaat gepaard met ambivalente gevoelens tussen vrees en verlangen. Met behulp van een planformulier maak je je plannen inzichtelijk en concreet werkbaar. Doelen Bijvoorbeeld: Identiteitspapieren op orde brengen
Actiepunten Aanvraagformulier halen Pasfoto’s maken Informeren naar looptijd
Samen met: Reclassering
Wanneer is doel bereikt? Geldig identiteitspapier in bezit
Programma handleiding: Wie ben ik, waar sta ik
63
Pauze
Duur: 15 minuten
4.
Duur: 20 minuten
Mijn adviezen
Vorm: Leerdoel/inhoud: Materiaal:
Schriftelijk en mondeling. Deelnemers leren elkaar te adviseren (herhaling van feedback geven). Opdracht 8.2 werkboek. Voldoende voorbedrukte papieren.
Alle deelnemers krijgen een voorbedrukt papier en schrijven voor iedere mededeelnemer een wens, advies of compliment op. Om de beurt lezen ze voor deelnemer 1 hun advies voor en geven het aan deelnemer 1. Deelnemer 1 hoort het aan, stopt de adviezen bij zijn portfolio en moet reageren: hoe voelt dat, wat ga je er mee doen? Laat deelnemer de anderen ook bedanken voor de adviezen, wensen etc. Daarna volgt hetzelfde voor deelnemer 2, 3 totdat iedereen is geweest. Ook de trainers geven de deelnemers hun adviezen. Opdracht 8.2 Jullie hebben elkaar nu 8 bijeenkomsten meegemaakt en hebt elkaar in deze weken op een andere manier leren kennen. Je hebt gezien waar je zelf goed in bent, maar ook wat je goed vindt van de ander en wat de ander nog beter kan doen. Schrijf voor iedereen uit je groep op wat je goed aan hem vindt en wat ie nog beter kan doen. Je krijgt voor iedereen een apart papier. Groet Voor: ...................................................................................................................................... Wat ik goed aan jou vind is: .................................................................................................... Ik denk dat je nog beter kunt worden als je: .......................................................................... Succes!
5.
Evaluatie
Vorm: Leerdoel/ inhoud: Materiaal:
Duur: 20 minuten Mondeling door trainers en deelnemers. Afsluiting van de training. Certificaten.
Trainers vragen deelnemers: waar heb je het meeste aan gehad? Wat vond je het beste in deze cursus en wat het slechtste? Wat vond je het moeilijkste? En ze geven feedback. Tot slot overhandigen ze de deelnemer een certificaat van deelname met een wensgroet die zij ook op het certificaat hebben geschreven. Afsluiting training, evt. met een schriftelijke onderzoeksvragenlijst en het wensen van succes.
Programma handleiding: Wie ben ik, waar sta ik
Lijst van benodigdheden: -
-
Sheets Flap-over Stiften in vier kleuren A3 tekenpapier Kleurpotloden Vetkrijt/ pastelkrijt Video/ DVD “Kan niet bestaat niet” TFC DVD: 20 min.; handleiding 29 pag.; stijl: documentair Artikelnr.: 3524; Enterprise Media Aanschaf: € 1237,50 (voordeelabonnement € 990,00) Huur: € 300,00 (voordeelabonnement € 240,00) Gastdocent (rolmodel) in bijeenkomst 7 Waarden in Werk, € 19,50 uitgegeven door Tunbos (www.tunbos.nl) Kwaliteitenspel, €24,95 uitgegeven door Gerrickens, ISDN 90-74123-01 Certificaten (tijdig aanvragen bij work-wise.
64