Raad voor Cultuur
Aan
de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen
dr. F. van der Ploeg Postbus 25000 2700 LZ Zoetermeer
Ondenverp
RJ.Schimmelpennincidaan 3
Profielen samenstelling Raad voor Cultuur tijdens overgangsperiode
'°*""'24
2506 AE Den Haag Telefoon 070 - 310 66 86 Telefax 070 - 3614727
&mailcultuu:@cultuur.nl
Mijnheer de Staatssecretaris In uw hiernaast vermelde brief heeft u, in aansluiting op het met u daarover gevoerde gesprek, het kader aangegeven waarbinnen de toekomstige samenstelling van de Raad gestalte zou moeten krijgen. Daarbij heeft u zich bereid verklaard om bij het toewerken naar het nieuwe profiel van de Raad en de verdere reductie van het aantal leden een overgangstermijn in acht te nemen. Voorts verzocht u ons om een opzet voor de profielschets voor de samenstelling van de Raad gedurende die overgangsperiode. Deze
./.
profielschets bieden wij u hierbij aan. De Raad benadrukt dat deze profielschets inderdaad uitsluitend betrekking heeft op de overgangsperiode. In de komende tijd zal hij, zoals aangegeven in zijn brief van 24 september jl., een visie ontwikkelen op zijn taakstelling, werkwijze en samenstelling voor na die periode. Ter toelichting op de profielschets merken wij het volgende op.
In deze profielschets is, zoals ook reeds besproken, voor de samenstelling van de Raad tijdens bedoelde overgangsperiode gestreefd naar een synthese, die enerzijds recht doet aan uw opvattingen daarover en anderzijds rekening houdt met de eigen denkbeelden van de Raad. Daarnaast achten wij het met het oog op de advisering over de Cultuurnota 2005-2008 van groot belang, dat ten aanzien van de samenstelling en de werkzaamheden van de Raad waarborgen met betrekking tot de noodzakelijke continuïteit worden gecreëerd. Binnen de Raad zijn de voorbereidingen voor die advisering al volop ter hand genomen. Vanaf 2002 zullen deze verder en breed moeten worden opgepakt. De dan zittende Raad is qua samenstelling bij voorkeur dezelfde Raad, die straks de daadwerkelijke advisering (van Vooradvies tot en met Cukuurnota-advies) ter hand zal moeten nemen. Dit impliceert, dat wij ten aanzien van de per 1 januari a.s. te vervullen vacatures er van uitgaan, dat de nieuwe Raadsleden voor een periode van vier jaar zullen worden benoemd. Op basis van de denkbeelden van de Raad gaan wij er van uit, dat de Raad vooralsnog ongeveer 20 leden telt.
tum
9 NOOMI
baefvan 2 10.2001 ACB/2001/42103 Kenmerk rc-2001.3154/5
Raad voor Cukuur
In bijgaande profielschets is dit op basis van het voorstel van de Raad (diens brief van 24 september jl). en rekening houdend met uw opvattingen over de toekomstige samenstelling van de Raad (uw brief van 22 oktober jl.) concreet voor de vervulling van de vacatures, die per 31 december 2001 zullen ontstaan, uitgewerkt. Daarbij is ook aangegeven welke keuzes en varianten daarbij mogelijk zijn. In de profielschets wordt voorts een voor alle Raadsleden geldend profiel geformuleerd alsmede een specifieke omschrijving gegeven van de afzonderlijke sectoren en aandachtsgebieden van de Raad. Wij menen, dat hierin alle relevante beleidsinformatie besloten ligt, op basis waarvan de concrete advertentietekst ten behoeve van de openbare werving van geïnteresseerde kandidaten voor de hierboven genoemde Raadszetels kan worden opgesteld. Wij zouden het overigens op prijs stellen, indien u over die tekst tijdig met ons zou willen overleggen.
Wij dringen er op aan, dat u spoedig tot werving van kandidaat-leden van de Raad zult overgaan en zult bevorderen dat de Benoemingenadviescommissie op de kortst mogelijke termijn een voordracht voor nieuwe Raadsleden zal doen. Wij zouden het daarbij zeer op prijs stellen, indien u hoge prioriteit zou willen geven aan het aantrekken van deskundigheid op het gebied van Theater in de Raad. Het feit, dat specifieke deskundigheid met betrekking tot deze complexe en omvangrijke sector momenteel in de samenstelling van de Raad ontbreekt, wordt in toenemende mate als een ernstig gemis ervaren.
o gachtend,
mr. . Sorgdrager Voo itter
drs. J.A. Brandenbarg Algemeen secretaris
""9'""
rc-2001.3154/5
Raad voor Cultuur
PROFIELEN RAADSLEDEN PER 01.01.2002 Formeel hader
1.
De profielen zijn gebaseerd op art, 12, eerste lid, Kaderwet adviescolleges: leden van een adviescollege worden benoemd op grond
van de deskundigheid die nodig is voor de advisering op het beleidsterrein waarvoor het adviescollege is ingesteld alsmede op grond van maatschappelijke kennis en ervaring. RJ.Schimmelpennincklaan 3
2.
Van het profiel maakt geen deel uit het in art. 12, derde lid, Kaderwet adviescolleges (en nader gespecificeerd in art. 3, onder b, Beleidsregels benoemingen leden Raad voor Cultuur) bedoelde streven naar een evenredige deelneming aan adviescolleges van vrouwen en personen behorende tot etnische of culturele minderheidsgroepen, alsmede naar een spreiding van leden over het gehele land. Dit zijn aspecten, waarmede bij de selectie van de nieuwe leden rekening zal moeten worden gehouden. De effectuering hiervan ligt derhalve primair bij de Benoemingenadviescommissie.
3.
Het in art. 12, eerste lid, Kaderwet adviescolleges genoemde .(zelfstandige) aspect van maatschappelijke kennis en ervaring is een nogal breed en daardoor vaag begrip. Om hieraan een werkbare en zinvolle invulling te geven kan dit het beste worden gerelateerd aan het aspect van de vereiste deskundigheid: er wordt gezocht naar personen, die niet alleen inhoudelijk deskundig zijn, maar er ook blijk van hebben gegeven in relatie tot die deskundigheid te beschikken over een bredere maatschappelijke oriëntering. Als dit als uitgangspunt geldt voor het profiel van alle individuele leden, kan dit uiteindelijk leiden tot een resultaat waarbij voor de Raad als zodanig invulling kan worden gegeven aan het criterium "maatschappelijk kennis en ervaring".
Beleidskader
4.
In zijn brief van 24.09.01 gaat de Raad er van uit dat de aanwezigheid van de noodzakelijke sectordeskundigheden in de Raad gewaarborgd blijft. Het profiel van de aan te trekken leden zou derhalve op herkenbare aanwezigheid van de sectoren van het cultuurbeleid gebaseerd moeten zijn. Op grond hiervan komt de Raad uit op een totaal van 18 à 20 zetels. Die deskundigheden worden in de navolgende categorieën ondergebracht: a. een veertiental specifieke terreinen/sectoren van het cultuurbeleid (in principe één lid per sector, tenzij aard en omvang van een sector tot twee leden noopt); b. algemene niet-sectorgebonden deskundigheden op het terrein van de cultuur met het accent op de aandachtsgebieden Intercultureel, Educatie alsmede Informatie en Communicatie Technologie (ICT); hiervoor kunnen afzonderlijke Raadszetels worden gereserveerd; c. overige algemene niet-sectorgebonden deskundigheden op het terrein van de cultuur (met name kennis over internationale aangelegenheden, kennis op het gebied van de bestuurlijke organisatie van ons land en kennis van het gemeentelijke en provinciale cultuurbeleid); hiervoor worden geen afzonderlijke
Possuser2e 25o6AEDen Haag T*'e'°°"070-370"86 referax oro -3614727 """"" o.ru, 30 oktober 2001
Raad voor Cultuur
raadszetels gecreëerd; de invulling hiervan wordt in beginsel neergelegd bij de raadsleden uit de categorieën a of b dan wel de voorzitter van de Raad. 5.
In zijn reactie op deze voorstellen (brief van 22 oktober 2001) kiest de staatssecretaris voor een reductie van het aantal leden (zonder overigens dat aantal te noemen) alsmede voor een ander profiel van de Raad. Dat profiel wordt aangeduid als: een juiste verhouding tussen brede deskundigheid en breed oordeelsvermogen enerzijds en sectordeskundigheid anderzijds. Rekening houdend met deze beoogde reductie en het door hem wenselijk geachte profiel van de Raad heeft de staatssecretaris toegezegd een overgangstermijn in acht te zullen nemen. De duur van deze termijn is niet aangegeven. De raad gaat er echter van uit dat deze termijn voldoende ruimte biedt om de komende cultuurnota-advisering zorgvuldig af te ronden. Een kortere periode is met het oog op de noodzakelijke continuïteit van de werkzaamheden van de Raad niet aan te bevelen (zie hierna onder 6). Voor de, naar duur beperkte overgangsperiode heeft de staatssecretaris zich overigens bereid verklaard te willen streven naar een situatie, die de Raad als optimaal voor ogen staat doch tevens al zo veel mogelijk tegemoet komt aan zijn eigen opvattingen over het profiel van de Raad.
6.
Momenteel is de voorbereiding voor de advisering over de Cultuurnota 2005/2008 al volop in gang gezet (werkwijze, volgen, gesprekken, sectoranalyses enz.). Vanaf begin 2002 zullen deze voorbereidingen door de Raad verder en breed moeten worden opgepakt. De dan zittende Raad is qua samenstelling bij voorkeur dezelfde Raad, die straks de daadwerkelijke advisering (Vooradvies tot en met het Cultuurnota-advies) ter hand zal moeten nemen. Vanuit deze optiek is voor de komende jaren continuïteit in samenstelling en van de werkzaamheden feitelijk een eerste vereiste.
7.
Het bovenstaande leidt tot de navolgende uitgangspunten: 1. De nieuwe Raadsleden worden met het oog op de advisering over de Cultuurnota 2005/2008 voor een periode van vier jaar benoemd. 2. In beginsel wordt voor elke deskundigheid één Raadszetel gereserveerd, tenzij de aard en omvang van een sector of aandachtsgebied noopt tot een meervoudige aanwezigheid. 3. Voor de overgangsperiode wordt uitgegaan van het door de Raad wenselijk geachte aantal leden van ongeveer 20.
Nadere invulling 8. Het bovenstaande leidt er toe, dat ten aanzien van de werving van leden het criterium van de staatssecretaris "brede deskundigheid en breed oordeelsverrnogen" tot uitgangspunt wordt genomen. Op basis hiervan dient er zorg voor te worden gedragen dat op het gebied van de verschillende sectoren en aandachtsgebieden van het cultuurbeleid voldoende deskundigheid in de Raad vertegenwoordigd is.
Pagina
2
Raad voor Cultuur
9.
In totaal zijn er momenteel 10 raadsleden. Van vier van hen expireert de benoeming op 31 december 2002. De zes nieuw benoemde leden zijn eveneens benoemd tot en met 31 december 2002. De voorzitter is benoemd tot 31 december 2004.
Met deze leden is in de volgende deskundigheden voorzien: beeldende kunst en vormgeving, architectuur en stedenbouw, muziek en muziektheater, Algemeen, Letteren, muziek en muziektheater, musea, architectuur en stedenbouw, archieven, omroep en (nieuwe) media. Voor architectuur en stedenbouw en muziek en muziektheater zijn dus momenteel twee raadsleden aanwezig. 10. Per 31 december a.s. is tengevolge van het aflopen van de zittingstermijn van een substantieel deel van de Raadsleden op de volgende gebieden geen of te weinig deskundigheid meer aanwezig
(in alfabetische volgorde): amateurkunst, archeologie, beeldende kunst, bibliotheken, dans, educatie, film, monumenten, omroep, pers en theater. Volledigheidshalve zij nog opgemerkt, dat naast de voorziening in de zoëven genoemde deskundigheden, bij de werving van kandidaatleden ook gezorgd dient te worden voor (aanvullende) deskundigheid op het gebied van interculturaliteit, ICT en cultuur (zie over beide hiervoor onder 4b) alsmede internationale aangelegenheden en het gemeentelijke en provinciale cultuurbeleid (zie hierover onder 4c). Indien voor elke vereiste deskundigheid een raadslid noodzakelijk is, zal het aantal te vervullen vacatures 13 bedragen. Dat leidt tot een getal boven de 20. De Raad acht het echter mogelijk bepaalde deskundigheden te combineren zodat een beperking van het aantal aan te trekken leden tot ongeveer 10 mogelijk moet zijn. Om tot een evenwichtige afstemming tussen enerzijds het aantal gewenste deskundigheden en anderzijds het aantal beschikbare zetels te komen zi jn de verschillende mogelijkheden en varianten denkbaar, waaruit nog een (bestuurlijke) keuze zal moeten worden gemaakt: - het aandachtgebied ICT en cultuur zou kunnen worden toebedeeld aan het onlangs benoemde Raadslid op het terrein van de omroep en (nieuwe) media; - de gewenste deskundigheid op het terrein van Interculturaliteit, zou, zoals tot op heden het geval is geweest, bij een of meer andere Raadsleden kunnen worden ondergebracht (het wervingsprofiel, zie hierna, dient dan op dit punt te worden
aangevuld); -
de thans reeds (ook op commissieniveau) samenwerkende sectoren A mateurkunst en Educatie worden in één persoon verenigd; hetzelfde geldt voor de sectoren Vormgeving en Beeldende Kunst; ook de sectoren Archeologie en Monumenten zouden om dezelfde
reden kunnen worden gekoppeld; -
volledigheidshalve dient nog de variant van een eventuele koppeling tussen de sectoren Omroep en Pers te worden genoemd.
3
Raad voor Cukuur
Voor wat betreft de eventuele samenvoeging van de sectoren Vormgeving en Beeldende Kunst tot één Raadszetel alsmede die van Omroep en Pers tot eveneens één zetel wordt er overigens op gewezen, dat de Raad daarvan geen voorstander is in verband met de (te) grote inhoudelijke verschillen tussen elk van beide deelgebieden. Voor al deze voorstellen geldt trouwens, dat, afhankelijk van de uiteindelijke aanwezigheid van (herkenbare) deskundigheden in de Raad, de toegezegde uitbreiding van het aantal commissieleden kan worden benut om dan nog bestaande knelpunten tot een oplossing te brengen. Vooruitblik naar 2003. 11. In de nabije toekomst zal nadere invulling worden gegeven aan de omschrijving van het profiel van de Raad. Ook zal een nadere uitwerking gegeven worden aan de toekomstige werkwijze. De toegezegde uitbreiding van de commissies (van in totaal 35 tot 60
leden) zal daarbij mede bepalend zijn. Afhankelijk van de mede tegen deze achtergrond te blijken behoeften, kunnen de per 31 december 2002 te ontstane vacatures mede worden ingezet om verder gestalte te geven aan dit profiel. Op voorhand moet daarover echter worden gesteld, dat dat plan in sterkere mate dan nu al het geval is rekening zal houden met het belang van de continuïteit betreffende de voorbereiding van de advisering over de Cultuurnota 2005-2008. Het wervinesprofiel Het aleemene profiel (geldend voor alle Raadsleden) Voor alle te werven Raadsleden geldt het navolgende algemene profiel: brede visie op het cultuurbeleid en het vermogen deze uit te dragen algemene kennis van, brede oriëntatie op en ruime ervaring met het aandachtsgebied of de sector in kwestie
-
inzicht in en affiniteit met het desbetreffende aandachtsgebied of de desbetreffende sector kennis van en inzicht in de bestuurlijke organisatie en omgeving van de desbetreffende sector academisch denkniveau initiatiefrijke en anticiperende houding oorspronkelijke en gezaghebbende inbreng teamspeler open en directe wijze van communiceren onafhankelijke opstelling ten opzichte van het veld en ten opzichte van het ministerie van OCenW.
Specifieke omschriivingen van de afzonderlijke sectoren en aandachtsgebieden van de Raad Deze omschrijvingen geven in algemene zin de inhoudelijke taakgebieden van de Raad aan. Zij dienen als indicatie voor de noodzakelijke specifieke deskundigheden te worden gehanteerd in aansluiting op het algemene profiel (zie hierboven) voor de Raadsleden. Voor deze sectoren en aandachtsgebieden bestaan doorgaans afzonderlijke Raadscommissies. Veel Raadsleden hebben in verband met de sectoroverschrijdende aspecten in méér dan een commissie zitting. In de praktijk vergaderen de commissies Architectuur en Stedenbouw alsmede A rcheologie en Monumenten nu al bijna altijd gezamenlijk onder de noemer "Ruimtelijk beleid"; indien nodig, vergaderen de specialistische deskundigen afzonderlijk.
Pagina
Raad voor Cultuur
Voor het terrein van de Podiumkunsten wordt over gemeenschappelijke zaken overlegd door de drie betrokken commissies tezamen; het ligt in de bedoeling om in de naaste toekomst dit overleg nader vorm en inhoud te geven. In de commissies, die een zgn. aandachtsgebied behartigen, hebben Raadsleden, doorgaans naast hun lidmaatschap van een of meer sectorcommissies, met verschillende deskundigheden zitting. Sectoren Amateurkunst De sector Amateurkunst richt zich op het brede terrein van de amateurkunst. Dit strekt zich uit over alle kunst-disciplines alsmede over het culturele erfgoed en het onderwijs. De adviezen betreffen zowel instellingsadviezen in het kader van de Cultuurnota als meer algemene
beleidsadviezen. Archeologie De sector Archeologie behandelt algemene en specifieke aspecten van het beleid betreffende de archeologie, o.m. ten aanzien van wetgeving, de selectie van archeologische monumenten en de beleidsafstemming tussen de verschillende overheden. Daarnaast houdt hij zich bezig met de landelijke instellingen op dit terrein. Voorts wordt geadviseerd over rijksbescherming van archeologische vindplaatsen. In het bredere verband van de culturele dimensie van de ruimtelijke ordening gaat bijzondere aandacht uit naar de relatie met andere disciplines, waaronder de historische geografie, architectuur en stedenbouw. Archieven De sector Archieven omvat de integrale advisering over alle aspecten van het archiefbeleid. Naast de culturele component zijn dat het administratieve belang en het juridische belang van de archieven. Onderwerpen die daarbij onder meer aan de orde komen zijn wet- en regelgeving, de bestuurlijke organisatie van het archiefbestel, de opleidingen en het behoudsvraagstuk. Daarnaast is er aandacht voor de landelijke instellingen op dit terrein. Ook moeten overeenkomstig de Archiefwet 1995 de adviezen worden voorbereid over de selectie en vernietiging van de overheidsarchieven. Architectuur en Stedenbouw Naast architectuur en stedenbouw richt deze sector zich op interieur- en landschapsarchitectuur alsmede de (landelijke) instellingen op deze terreinen. Bijzondere aandacht gaat uit naar de culturele dimensie van de ruimtelijke ordening, in welk verband ook andere disciplines, o.m. archeologie, historische geografie en monumenten, aan de orde komen. Beeldende Kunst en Vormgeving Vormgeving vormt binnen de organisatie van werkzaamheden van de Raad tezamen met Beeldende Kunst in feite één aandachtsgebied, derhalve een aandachtsgebied met twee verschillende, maar verwante terreinen. Vanuit dit aandachtsgebied wordt een visie ontwikkeld op het veld, het bestel en de ontwikkelingen in de beeldende kunst en vormgeving en worden in dat verband onderwerpen ter discussie en advisering aangedragen en concrete adviezen voorbereid. Aan de orde zijn onder meer voorzieningen en onderwerpen die van landelijk belang zijn voor de beeldende kunst en vormgeving: regelingen, infrastructurele instellingen, fondsen, werkplaatsen en podia (met uitzondering van de musea).
Raad voor Cultuur
Bibliotheken De sector Bibliotheken houdt zich bezig met het terrein van openbare bibliotheken, culturele aspecten van wetenschappelijke bibliotheken, informatiebeleid en de educatieve aspecten op deze gebieden. Onderwerpen voor de komende periode zijn o.m. de bestuurlijke organisatie van het openbaar bibliotheekwezen, de toegang tot overheidsinformatie alsmede de digitalisering en netwerkvorming (Kennisnet c.a.). Dans De sector Dans richt zich op zowel het dansbestel als zodanig als de instellingen (gezelschappen, productiekernen, festivals en infrastructurele voorzieningen) die daarbinnen werkzaam zijn. Inhoudelijk wordt aandacht besteed aan de productie en presentatie van alle vormen van de
dans. Educatie Het aandachtsgebied Educatie richt zich op het brede terrein van het cultuurbeleid en daardoor in beginsel op alle sectoren ervan. Voorts zijn er verbindingen met het onderwijs.
Film De sector Film houdt zich bezig met de advisering over het filmbeleid in al zijn onderdelen: productie, distributie en vertoning. Specifieke onderwerpen daarbij zijn o.m. de afstemming van film- en omroepbeleid, het overheidsbeleid ten aanzien van film- en media-educatie, de conservering en ontsluiting van audiovisueel erfgoed en de productie en promotie van de Nederlandse filrn in een snel wijzigende vertoningssituatie. In de komende jaren zullen de flexibilisering van het subsidiestelsel, elektronische media, digitalisering en infrastructurele instellingen aan de orde komen. Informatie en Communicatie Technologie (ICT) Het aandachtsgebied ICT manifesteert zich op alle terreinen van het cultuurbeleid. Dat varieert van ontwikkeling tot toepassing. Als speerpunt geldt het ontwikkelen van een visie op het beleidsterrein "ICT en Cultuur". Intercultureel Het aandachtsgebied Intercultureel richt zich zowel op het cultuurbeleid
als zodanig, als in beginsel ook op alle sectoren, die daartoe behoren. Daarnaast houdt het zich bezig met de instellingen, die zich specifiek bezighouden met het bevorderen van (aspecten) van een interculturele samenleving. Internationaal Het aandachtsgebied Internationaal richt zich op de bilaterale en multilaterale internationale betrekkingen van ons land op het terrein van het cultuurbeleid. Voorts houdt het zich bezig met de landelijke instellingen op dat terrein. In beginsel rekent dit aandachtsgebied alle sectoren van het cultuurbeleid tot haar werkterrein. Letteren De sector Letteren richt zich op beleidskwesties in deze sector en op de desbetreffende instellingen. Specifieke terreinen waarop het Raadslid werkzaam is zijn literatuur en taal, het schrijversvak (proza, poëzie en
6
Raad voor Cukuur
non-fictie), het boekenvak (uitgeverij en boekhandel), leesbevordering en de literaire infrastructuur. Media, omroep en pers De sector Media c.a. richt zich op de informatievoorziening, waaronder begrepen worden pers, omroep (met een belangrijk accent op de publieke omroep) en andere media. Daarbij gaat het vooral om de rol en functie van de media in de samenleving. Daarnaast worden algemene vraagstukken van informatieproductie en -distributie en de sociale en culturele gevolgen van ontwikkelingen in de informatietechnologie steeds belangrijker. Nieuwe taken op het gebied van de publieke omroep vloeien voort uit de Concessiewet. Monumenten De sector Monumenten behandelt algemene en specifieke aspecten van het beleid betreffende de monumentenzorg, o.m. ten aanzien van wetgeving, de selectie van monumenten en de beleidsafstemming tussen
de verschillende overheden. Daarnaast houdt zij zich bezig met de landelijke instellingen op dit terrein. Voorts wordt geadviseerd over rijksbescherming van monumentale gebouwen en andere objecten, stadsen dorpsgezichten. In het bredere verband van de culturele dimensie van de ruimtelijke ordening gaat bijzondere aandacht uit naar de relatie met andere disciplines, waaronder de historische geografie, architectuur en stedenbouw. Musea De sector Musea richt zich op zowel algemene als meer specifieke beleidsvraagstukken op het terrein van het museumbeleid. Daamaast houdt hij zich bezig met de instellingen op dit terrein, met name met de voormalige rijksmusea en een aantal infrastructurele (landelijke) instellingen. Muziek en Muziektheater De sector Muziek en Muziektheater richt zich op zowel algemene als specifieke aspecten van de sector muziek en muziektheater. Dit betreft zowel de aanbodzijde (de wereld van de componisten, uitvoerenden en producenten) als de afname kant (grote en kleine podia, festivals en concoursen). Drie aandachtspunten van de commissie in de komende periode vormen (eventuele) herstructurering van het muziekbestel (vraagaanbod problematiek), positie en rol van de muziekarchieven en de positie van het muziekonderwijs in binnen- en buitenschoolse educatie. Theater De sector Theater richt zich op het brede terrein van theater. Meer specifiek omvat dit gebied de sectoren toneel, jeugdtheater, mime, objecttheater, productiehuizen, festivals, ondersteunende organisaties en kunstvakanderwijs. Ook wordt aandacht besteed aan de relatie met de andere podiumkunsten: dans, muziek en amateurkunst. De adviezen betreffen zowel beleidsadviezen als adviezen over de instellingsadviezen.