Proficiat! Je hebt de museumstand over de bakker gevonden! Dit boekje vertelt je alles over de bakker van vroeger en nu. Tussendoor krijg je leuke opdrachtjes om samen met vrienden of familie uit te voeren. Veel plezier !
De bakker vroeger Vroeger kon je in het dorp niet naar de bakker om brood te halen, want er was simpelweg geen bakker. Iedereen bakte thuis eenmaal per week zelf brood. Men bakte in het bakkot, een klein huisje dat ver verwijderd stond van het woonhuis omdat door het vuur van de oven het bakkot makkelijk in brand kon vliegen.
Je bevindt je momenteel in zo’n bakkot met bakoven. In de oven van het bakkot werd een vuur van rijshout gestookt. Dit zijn fijne takjes die men verzamelt bij het snoeien. Wanneer de stenen in de oven waren opgewarmd, haalde men met een rakelijzer de as weg en maakte men de ovenvloer schoon met de ovenwis. Dan kon men de broden die moesten gebakken worden erop leggen. Het bakken kon beginnen ! Maar geen brood zonder deeg natuurlijk. Het deeg werd in een trog gemaakt. Dit was een lange bak waarin met handen of voeten bloem, water en zout gekneed werden. Om het deeg te laten rijzen (luchtiger laten worden) voegde men er zuurdeeg aan toe. Dit was een bolletje deeg dat al zuur geworden was. Pas veel later werd er biergist in de plaats gebruikt.
In de stad bakte een bakker het brood. Elk brood dat de bakker verkocht, moest gemerkt worden. Dat wil zeggen dat op elk brood de beginletter van de naam van de bakker stond. De bakker bakte deze letter in zijn broden. Zo kon men van een brood dat niet genoeg woog of met beschimmelde bloem gebakken was, de bakker terugvinden. Die bakker werd dan natuurlijk gestraft. Veel bakkers hadden een eigen broodstempel.
Je vindt er zo twee in de trog. Zie je ze? Vandaag worden sommige broden nog steeds gemerkt.
Ken jij nog etenswaren of zaken die gemerkt worden? Weet je ook hoe deze gemerkt worden? De oudste broden waren roggeringen. Dit waren platte ronde broden met een gat in het midden. Ze werden aan een stok aan het plafond gehangen zodat de muizen er niet bij konden. Deze roggeringen hingen soms weken aan het plafond en werden keihard. Om ze te kunnen opeten moest je ze in pap, bier of soep soppen.
Vind je de roggeringen hier terug in het bakkot? Ga nu verder naar de bakkersstand in het museum, dat is nummer 2 op jullie plattegrond.
Soorten beleg
Vandaag beleggen wij onze boterham met kaas, confituur, choco, speculaaspasta. Maar vroeger at men gewoonlijk niets bij brood. Het werd in soep of melk gesopt en zo opgegeten. Als er dan toch iets op gesmeerd werd, was het vaak smout. Smout is gesmolten dierenvet waaraan een beetje zout is toegevoegd.
Vraag maar eens aan je ouders of grootouders of zij nog smout op hun boterham gestreken hebben. En of ze dat lekker vonden. Wat vind jij trouwens het lekkerste beleg? Op zondag werd er soms een potje appel- of perenstroop op tafel gezet. Rijke mensen aten boter of een stuk kaas bij hun brood. Heel arme mensen strooiden zout op hun brood, om toch maar een beetje smaak te hebben.
Bekijk alle voorwerpen in de museumstand en bedenk welke smaak ze zouden hebben. Smaken ze zout of zuur? Schrijf vier verschillende smaken op je krijtbordje. Zoek voor elke smaak een voedingsproduct uit de stand. Naast brood maakte de bakker ook zoete lekkernijen zoals peperkoek, marsepein, taart en bodding.
Taarten die de bakker op zondag overhad, durfde hij op maandag en zelfs op dinsdag nog te verkopen. Hij gaf er gewoon een andere naam aan: bodding. Bodding was niets minder dan een oude taart! Het klonk alleen iets beter. Maar bodding was ook de naam van een recept. De bakker mengde oud brood, suiker, melk, rozijnen en kaneel en bakte daarvan een soort taart. Broodpudding noemen wij dat nu.
Speciale bakkers Maar er waren ook bakkers die geen brood bakten. Zo waren er beschuit- en speculaasbakkers. Een beschuitbakker was gespecialiseerd in het maken van beschuiten. Dit zijn een soort harde, lichte koeken die in een beschuitblik lang kunnen bewaren. Beschuiten werden vaak meegenomen op zee, juist omdat ze zo lang bewaarden.
Zoek het beschuitblik in de museumstand. Een speculaasbakker bakte speculaaskoeken. Uit stevige planken sneed hij eerst figuurtjes. Die figuren holde hij uit en vulde ze met speculaasdeeg.
Zo verkreeg hij koekjes in een leuke vorm. Vaak waren de koekjes te mooi om op te eten. Vandaag wordt nog veel speculaas gemaakt in opvallende vormen. Vooral Sinterklaas voelt zich goed in speculaas!
Kies in gedachten één voorwerp uit de museumstand. Teken iets op je krijtbordje waarvan jij vindt dat het bij dat voorwerp hoort. Er werd ook taaitaai gemaakt. Dit leek heel goed op speculaas, maar omdat er geen suiker in zat was het heel droog en taai. Men noemde de koeken dan ook maar taaitaai. Deze koeken waren zo hard dat ze maanden aan de muur konden blijven hangen zonder te bederven. Ze dienden eigenlijk meer als kleine kunstwerkjes.
De bakker vandaag Vandaag bestaan er verschillende soorten bakkers. Zo zijn er de bakkers die als beroep brood, koeken en allerlei lekkernijen bakken en verkopen. Zo’n bakker wordt een ambachtelijke of warme bakker genoemd. Er zijn ook bakkers die niet zelf bakken. Ze kopen hun brood en koeken bij een collega of bij een industriële bakker en verkopen die alleen door. Zo’n bakker wordt een koude bakker genoemd. Als laatste is er nog de industriële bakker. Hij heeft een bedrijf waar er brood gebakken wordt om te verkopen aan koude bakkers en aan supermarkten. Deze industriële bakkerij is meestal heel groot en er werken veel mensen. In een bakkerij worden vandaag allerlei hulpmiddelen en machines gebruikt. Vroeger gebeurde alles met de hand, nu bestaat er voor bijna iedere bewerking een machine.
Kies één voorwerp uit de museumstand. Verzin een nieuwe, nog niet bestaande naam voor dit voorwerp. Bijvoorbeeld: een kopje wordt een drankenhouder.
Zo zijn er bijvoorbeeld kneedmachines die het deeg kneden, mengmachines die de ingrediënten mengen, rijskasten waar de broden in rijzen en nog zoveel meer.
Hopelijk heb je genoten van de rondleiding en de opdrachten.
Deze machines worden niet in alle bakkerijen gebruikt. Sommige kleine bakkers houden ervan om met de hand te werken en dus geen machines te gebruiken.
Leg dit boekje gewoon terug waar je het vond. Je kan met je plattegrond nu op zoek naar een volgend beroep of terug gaan naar het cafeetje waar je je atributen en verkleedkledij kan afgeven.
De broden en taarten worden 's nachts gebakken zodat ze de volgende morgen vers in de winkel kunnen liggen. De bakker staat dus tussen twee en vier uur ’s nachts op om het deeg te bereiden. Daarna begint hij te bakken.
Daar liggen trouwens ook mooie kleurplaten en je kan er leuke spelletjes ontlenen. Of waag je kans bij de tombola !
De bakker van vandaag verkoopt meer dan alleen brood. Je kan er ook koffiekoeken, taart, snoep, marsepein, speculaas en andere lekkernijen kopen. Er zijn zelfs bakkers die broodbeleg, dranken en andere etenswaren verkopen. Hun winkels zijn als het ware tot kleine supermarktjes uitgegroeid.
• Plattegrond • Schrijfbordje • Broodje
Nodige voorwerpen in tasje
Colofon • Tekst en tekeningen: Marcus Dauwe • Foto's: Steven De Baere, Bardelaeremuseum, Plattelandsklassen • Redactie: Provinciaal Museumconsulentschap Oost-Vlaanderen, Erfgoedcel Meetjesland • Copywriting: Katrien Van Hecke • Lay out en druk: Printing Partners, Eeklo
Tip: dit boekje is ook te downloaden vanop de website van Erfgoedcel Meetjesland (www.erfgoedcelmeetjesland.be), doorklikken naar ‘projecten’.