facilitair bedrijf
Procedureboek Ruimtebeheer binnen de RUG Afgestemd op het gebruik van Planon en StabiCAD FB09.0104 Versie 1.2 26 augustus 2009
Mutaties ten opzichte van versie 1.1: De mutaties ten opzichte van de vorige versie zijn in blauw weergegeven.
facilitair bedrijf
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave
2
1 1.1 1.2 1.3
Inleiding Implementatieproces Rol & taakverdeling Vervolgstappen
3 3 4 5
2 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7
Procedures Inleiding Aanvraag toegang en rechten Ruimtebeheer Ophalen van managementinformatie (standaard en specifiek) Mutaties verwerken – Nieuwe objecten en omvangrijke verbouwingen Mutaties verwerken – Beperkte bouwkundige aanpassingen Mutaties verwerken - Ruimtegebruik Afstoten van een object
Bijlagen CAD-tekenmethodiek voor revisietekenwerk Rijksuniversiteit Groningen Object- en Ruimtenummering (URN) Object- en Ruimtenaamgeving Overzicht Ruimtecategorieën en –typen Handleiding gebruik Ruimtebeheer
6 6 6 8 9 12 15 17 18
Procedureboek versie 1.2 › 3
1
Inleiding
De Rijksuniversiteit Groningen wil beschikken over een up-to-date overzicht van alle gebouwen en ruimten die de Rijksuniversiteit Groningen in gebruik heeft. Hiervoor is het Eindrapport ‘Opstellen procedure implementatie Ruimtebeheer aan de Rijksuniversiteit Groningen’ d.d. 24 september 2008 opgesteld. Dit rapport is besproken in het Managementberaad en in het PHMiddelen overleg. Na formele vaststelling in beide overleggen is als vervolg hierop een voorstel voor het Implementatietraject opgesteld om de procedures in te voeren en daadwerkelijk van kracht te laten worden. Dit voorstel is wederom besproken en goedgekeurd in het Managementberaad en in het PH-Middelen overleg. Uitgangspunt voor het implementeren is dat er een Procedureboek wordt opgesteld en dat begin februari 2009 de procedures van kracht moeten worden. 1.1
Implementatieproces
Voor de implementatie van de procedures Ruimtebeheer is een projectteam opgericht waaraan S. Oorburg (Bureau), H. Gaasendam (Facilitair Bedrijf) en M. Kroon (AT Osborne) hebben deelgenomen. Het projectteam is gevoed door de input van de Facility Managers van alle faculteiten. Het implementatietraject is in drie onderdelen opgesplitst: Onderdeel 1: Implementatie van de procedures Onderdeel 2: Update van de database en de tekeningen Onderdeel 3: Evaluatie. Onderdeel 1: Implementatie Voor het implementeren van de procedures zijn verschillende activiteiten uitgevoerd (zie tabel). Ter aanvulling op punt 5 Realisatie koppeling van StabiCAD en Planon, is het de bedoeling dat eind van dit jaar alle tekeningen gekoppeld zijn. Wanneer de koppeling voltooid is zal voor dit onderdeel een aparte bijlage worden opgesteld en aan dit Procedureboek worden toegevoegd.
Activiteit Onderdeel 1: Implementatie 1. Werkinstructies opstellen 2. Procedureboek opstellen 3. FacilityNet aanpassen 4. Software Ruimtebeheer aanpassen 5. Realisatie koppeling database-StabiCAD-Planon 6. Handleiding opstellen 7. Training organiseren 8. Formele aftrap verzorgen op 3 februari 2009 Onderdeel 2: Update 1. Updaten van de database 2. Updaten van de tekeningen
Onderdeel 3: Evaluatie Onderdeel 2: Update 1. Evaluatieronde houden in juni 2009 Een voorwaarde voor het implementeren van de procedures is dat de database en tekeningen overeenkomen met de huidige situatie (0-situatie). Dankzij de extra inspanningen van Vastgoed en Investeringsprojecten en Facilitair Bedrijf is het gelukt om de database en de tekeningen van alle panden bij te werken.
Versie 1.2 26-08-2009
Procedureboek› 4
Onderdeel 3: Evaluatie In juni 2009 wordt een evaluatie gehouden waarin het procedureboek, FacilityNet, software Ruimtebeheer en de handleiding door de eindgebruikers worden bekeken en indien nodig worden aangepast. Eindresultaat Het resultaat van deze activiteiten wordt op 3 februari 2009 gepresenteerd in de vorm van het Procedureboek Ruimtebeheer Planon Rijksuniversiteit Groningen. Dit is tevens de formele datum waarop de procedures van kracht worden. In het procedureboek zijn de zes belangrijkste procedures opgenomen. De procedures zijn voorzien van werkinstructies waarin gedetailleerd is beschreven wat wordt bedoeld met de activiteit. Daarnaast zijn in dit procedureboek diverse bijlagen opgenomen. Deze zijn ondersteunend aan de procedures. Het Procedureboek is als hardcopy verstrekt aan alle eindgebruikers. Daarnaast is het boek digitaal op te vragen via FacilityNet. 1.2
Rol & taakverdeling
Het implementeren van de procedures start met het maken van heldere afspraken over de verantwoordelijkheden van de diverse stakeholders. In de volgende tabel zijn de verschillende rollen en taken per stakeholder weergegeven. Als toelichting op de tabel zijn de rollen omschreven.
Applicatiebeheerder: De applicatiebeheerder verzorgt de exploitatie van applicaties. Hij/zij draagt zorg voor en onderhoudt de goede operationele staat van geautomatiseerde processen en zorgt dat de exploitatie kan en zal plaatsvinden door o.a. gegevensbeheer. Belangrijkste taken zijn dagelijks beheer, gebruikersondersteuning, operationele beheersprocessen, tactische beheersprocessen, queries en Quickservices, beheer referentie- en stamtabellen, toegangsbeheer/autorisatie, implementatie nieuwe functionaliteit
Versie 1.2 26-08-2009
Procedureboek› 5
Technisch beheerder: De technisch beheerder onderhoudt en stelt de vrijgegeven software beschikbaar, zodanig dat de continuïteit van de exploitatie verzekerd is. Signaleerder: De signaleerder geeft wijzigingen of onjuistheden op de tekeningen en in de database door aan het Facilitair Bedrijf. Raadpleger: De raadpleger maakt gebruik van de leesrechten in Ruimtebeheer. Proceseigenaar: De proceseigenaar is eindverantwoordelijk voor een up-to-date database en tekeningen Ruimtebeheer Functioneel beheerder: De functioneel beheerder is verantwoordelijk voor het goed functioneren van de functionaliteit in Ruimtebeheer en het versiebeheer van de stamtabellen. Dit houdt bijvoorbeeld in dat de lijsten met ruimtetypen en –categorieën aansluiten bij de behoeften van de eindgebruikers en dat bekend is welke versie in gebruik is. Mutatiebeheerder: De mutatiebeheerder is verantwoordelijk voor de verwerking van de mutaties in de database en op de tekeningen. Dit betekent enerzijds dat de mutatiebeheerder zelf mutaties verwerkt, anderzijds dat de mutatiebeheerder erop toeziet dat mutaties van de ‘grote’ eindgebruiker door deze eindgebruikers zelf worden verwerkt. Mutatie Ruimtegebruik: De ‘grote’ eindgebruiker is verantwoordelijk voor het zelf verwerken van mutaties in Ruimtegebruik.
1.3
Vervolgstappen
Na de formele implementatie van de Procedure Ruimtebeheer, zal in juni 2009 een evaluatie worden gehouden waarin de procedures kritisch tegen het licht worden gehouden en zo nodig worden aangepast. Op FacilityNet is een formulier beschikbaar voor het geven van suggesties en verbeteringen. Deze reacties worden verzameld en in de evaluatie meegenomen. De suggesties kunnen betrekking hebben op het procedureboek, FacilityNet, software Ruimtebeheer, managementrapportages, rol- en taakverdeling en de handleiding. Wanneer Ruimtebeheer goed beheerd wordt dan is het mogelijk om andere modules die gerelateerd zijn aan Ruimtebeheer beter te gebruiken. Hierbij kan gedacht worden aan inventarisbeheer, sleutelbeheer of contractbeheer. Hierbij is het van essentieel belang om te bepalen of een module daadwerkelijk een toegevoegde waarde heeft. Het heeft geen zin om modules in te vullen als de gegevens verder niet gebruikt worden. Naast de modules van Planon is het mogelijk om koppelingen met andere softwarepakketten te realiseren of aan te passen: Koppeling met PeopleSoft (bestaande koppeling herzien) Koppeling met VoIP (nieuwe koppeling) Koppeling met Masterkey (database ten behoeve van de schoonmaak) Afstemming tussen Ruimtebestand met Syllabus+ Deze koppelingen zullen in een vervolgtraject nader onderzocht moeten worden. Versie 1.2 26-08-2009
Procedureboek› 6
2
Procedures
2.1
Inleiding
De volgende procedures zijn in dit Procedureboek uitgewerkt: 1 Aanvraag toegang en rechten Ruimtebeheer 2 Ophalen van managementinformatie (standaard en specifiek) 3 Nieuwe objecten en grote verbouwingen 4 Beperkte bouwkundige aanpassingen 5 Ruimtegebruik wijzigen zonder bouwkundige aanpassingen 6 Afstoten van een object Elke procedure wordt in een processchema weergegeven en vervolgens in werkinstructies gedetailleerd toegelicht.
2.2
Aanvraag toegang en rechten Ruimtebeheer
Aanvraag toegang en rechten Ruimtebeheer versie 1.2 GAI
VGI
FB-beheer
Eindgebruikers
Aanvragen toegang en rechten Ruimtebeheer
Wordt de aanvraag goedgekeurd? Ja
Account aanmaken
Rechten toekennen of uitbreiden
Nee
Inlogcode afgeven
Terugkoppelen aan FB
Aanvraag in FacilityNet afsluiten
Versie 1.2 26-08-2009
Terugkoppelen aan aanvrager
Raadplegen en muteren van Ruimtebeheer
Procedureboek› 7
Toelichting op de stappen en bijzonderheden: Eindgebruiker = alle Facility Managers van de faculteiten, Facilitair Bedrijf, Universiteitsbibliotheek, Centrum voor Informatie Technologie, Kernfysisch Versneller Instituut en Universitair Onderwijscentrum Groningen, Arbo- en Milieudienst en Vastgoed en Investeringsprojecten als verhuurder. FB-beheer = de afdeling Technisch Beheer binnen het Facilitair Bedrijf die verantwoordelijk is voor het beheer van Ruimtebeheer. Stap Aanvragen toegang en rechten Ruimtebeheer
Wordt de aanvraag goedgekeurd?
Terugkoppelen aan aanvrager
Account aanmaken
Terugkoppelen aan aanvrager Rechten toekennen of uitbreiden
Terugkoppelen aan FB Aanvraag in FacilityNet afsluiten Raadplegen en muteren van Ruimtebeheer
Versie 1.2 26-08-2009
Bijzonderheden De Facility Manager zal de aanvraag doen voor een inlogcode of lees- of mutatierechten. De aanvraag kan gemeld worden via het formulier op FacilityNet. In het formulier kunnen de gewenste items (inlogcode, lees- of mutatierechten) worden aangevinkt. FB-beheer registreert de aanvraag en beoordeelt of de aanvraag voldoet aan het criterium. Het criterium is dat alle Facility Managers lees- en mutatierechten hebben. Alleen de Facility Manager is bevoegd om een gedelegeerde aan te wijzen voor lees- of mutatierechten. Bij akkoord, zet het FB-beheer de aanvraag door naar GAI. Bij afwijzing koppelt het FB-beheer uiterlijk na 5 werkdagen terug met reden van afwijzing aan de aanvrager. De applicatiebeheerder van GAI ontvangt via FB-beheer de aanvraag. Maximaal 5 werkdagen na aanvraag wordt de inlogcode aangemaakt. GAI koppelt de inlogcode rechtstreeks aan de aanvrager terug. Indien de aanvraag ook lees- of mutatierechten omvat, zal de applicatiebeheerder van GAI deze bevoegdheden toekennen. GAI koppelt dit terug aan FB-beheer. FB-beheer sluit de aanvraag in FacilityNet af. FB-beheer koppelt aan aanvrager terug dat de bevoegdheden voor Ruimtebeheer zijn geactiveerd.
Procedureboek› 8
2.3
Ophalen van managementinformatie (standaard en specifiek)
Ophalen managementinformatie (standaard en specifiek) versie 1.2 GAI
VGI
FB-beheer
Eindgebruikers
Behoefte aan managementinformatie
Specifiek format opstellen
Standaard format zelf activeren
Indien gewenst toevoegen aan Ruimtebeheer
Overzichten in excel aanpassen
Toelichting op de stappen en bijzonderheden: Eindgebruiker = alle Facility Managers van de faculteiten, Facilitair Bedrijf, Universiteitsbibliotheek, Centrum voor Informatie Technologie, Kernfysisch Versneller Instituut en Universitair Onderwijscentrum Groningen en Vastgoed, Arbo- en Milieudienst en Investeringsprojecten als verhuurder. FB-beheer = de afdeling Technisch Beheer binnen Facilitair Bedrijf die verantwoordelijk is voor het beheer van Ruimtebeheer. Stap Behoefte aan managementinformatie
Standaard format zelf activeren Een specifiek format opstellen
Toevoegen aan Ruimtebeheer
Overzichten in Excel aanpassen
Versie 1.2 26-08-2009
Bijzonderheden Wanneer een gebruiker behoefte heeft aan een overzicht met bepaalde gegevens, dan kan de gebruiker hiervoor een standaard format gebruiker of een specifiek format laten opstellen. De gebruiker kan binnen Ruimtebeheer zelf de standaardformats activeren (zie handleiding). Een specifiek format, die niet in Ruimtebeheer aanwezig is, kan de gebruiker laten opstellen door het formulier op FacilityNet in te vullen. FB-beheer zal vervolgens het format opstellen en naar Excel exporteren. Als het format door meerdere gebruikers gevraagd is dan kan dit format als standaardformat aan Ruimtebeheer worden toevoegd door FB-beheer. De gebruiker kan zelf in Excel het standaard of specifiek overzicht aanpassen.
Procedureboek› 9
2.4
Mutaties verwerken – Nieuwe objecten en omvangrijke verbouwingen
Nieuwe objecten en grote verbouwingen versie 1.2 GAI
VGI
FB-beheer
Eindgebruiker Wensen (inhoudelijk) opstellen
Wensen verwerken in VO
Gebruiker leesrecht en VGI mutatierecht geven (zie Procedure aanvraag rechten)
Uitgangspunten proces en inhoud Ruimtebeheer opstellen
Gegevens bestek verzamelen conform uitgangspunten
Nee
Bestek toetsen. Is het conform afspraak?
Ja Tekeningen koppelen aan Ruimtebeheer
Ruimtegebruik invullen
Ruimten in database verwerken
Gegevens bouwkundig opleveren gebouw
Nee Gegevens toetsen. Is het conform afspraak?
Raadplegen Ruimtebeheer
Ja Gewijzigde tekeningen koppelen
VGI leesrecht en Gebruiker mutatierecht geven (zie Procedure aanvraag rechten)
Versie 1.2 26-08-2009
Ruimtegebruik aanpassen
Gewijzigde ruimten in database verwerken
Overdracht aan FB
Ingebruikname gebouw
Zie Procedure Ruimtegebruik wijzigen
Procedureboek› 10
Toelichting op de stappen en bijzonderheden: Onder nieuw object worden de volgende situaties verstaan: - een nieuw te bouwen pand - een bestaand pand dat de Rijksuniversiteit Groningen aankoopt - een pand dat de Rijksuniversiteit Groningen huurt - een pand dat de Rijksuniversiteit Groningen in eigendom heeft en gaat verhuren aan derden FB-beheer = de afdeling Technisch Beheer binnen Facilitair Bedrijf die verantwoordelijk is voor het beheer van Ruimtebeheer. Eindgebruiker = alle Facility Managers van de faculteiten, Facilitair Bedrijf, Universiteitsbibliotheek, Centrum voor Informatie Technologie, Kernfysisch Versneller Instituut en Universitair Onderwijscentrum Groningen, Arbo- en Milieudienst en Vastgoed en Investeringsprojecten als verhuurder. Stap Wensen (inhoudelijk) opstellen Wensen verwerken in VO
Uitgangspunten proces en inhoud Ruimtebeheer opstellen
VGI mutatierechten en Gebruiker leesrechten geven
Raadplegen door gebruiker Gegevens bestek verzamelen
Bestek toetsen. Is het conform afspraak?
Tekeningen Ruimtebeheer
koppelen
aan
Ruimten in database verwerken.
Versie 1.2 26-08-2009
Bijzonderheden In het Programma van Eisen kan de gebruiker haar eisen en wensen kenbaar maken. VGI stelt in overleg met de gebruikers de wensen vast en verwerkt dit in het Voorlopig Ontwerp. De projectleider van VGI stelt het FB-beheer op de hoogte van de plannen door het VO toe te sturen (uiterlijk 1 week na vaststellen VO). Op basis van de toegestuurde informatie stelt het FBbeheer de specifieke uitgangspunten op conform de afspraken voor Ruimtebeheer: Procedureboek, object- en ruimtenummering, object- en ruimtenaamgeving, CADtekenmethodiek RUG. FB-beheer neemt dit met de projectleider van VGI door met als doel om te komen tot wederzijds goedgekeurde uitgangspunten. FB-beheer geeft door aan de applicatiebeheerder van GAI dat VGI mutatierechten en de gebruiker leesrechten moet krijgen. Voor verder proces zie Procedure Aanvraag toegang en rechten Ruimtebeheer. De gebruiker kan Ruimtebeheer raadplegen om de eerste voorbereidingen te treffen. De Projectleider VGI stelt de bouwkundige bestekstekening (M2-tekening) op volgens de afgesproken uitgangspunten. Vervolgens levert de projectleider van VGI deze gegevens aan FB-beheer (uiterlijk 5 werkdagen na vaststellen bestek). FB-beheer controleert of de gegevens en tekeningen volgens de uitgangspunten zijn aangeleverd. Zo niet, melden aan projectleider VGI en termijn afspreken waarop de juiste gegevens wel beschikbaar zijn. Indien de gegevens door FB-beheer zijn goedgekeurd dan koppelt FB-beheer de tekeningen aan Ruimtebeheer. Doorlooptijd 5 werkdagen na controle door FB-beheer. Vervolgens zal FB-beheer de database van Ruimtebeheer invullen (objectcode en ruimtenummers) door de tekeningen te koppelen aan Ruimtebestand. Doorlooptijd 5 werkdagen na controle door FB-beheer. FB-beheer geeft aan VGI een bericht wanneer deze het ruimtegebruik kan invullen (uiterlijk 5 werkdagen na vullen Ruimtebestand).
Procedureboek› 11
Ruimtegebruik invullen
Gegevens bouwkundige oplevering gebouw Gegevens toetsen. Is het conform afspraak?
Gewijzigde tekeningen koppelen aan Ruimtebeheer
Gewijzigde ruimten in database verwerken.
Ruimtegebruik aanpassen
Overdracht aan FB
Ingebruikname gebouw VGI leesrechten en Gebruiker mutatierechten geven
Zie procedure wijzigen
Versie 1.2 26-08-2009
Ruimtegebruik
VGI zorgt voor invullen van het tabblad ruimtegebruik: zoals afdeling (=faculteit), ruimtetype en ruimtecategorie, begindatum verwachte bouwkundige oplevering. Binnen 5 werkdagen na oplevering zal de Projectleider VGI de bouwkundige gegevens aan FB-beheer overdragen. FB-beheer controleert of de gegevens en tekeningen volgens de uitgangspunten zijn aangeleverd. Zo niet, melden aan projectleider VGI en termijn afspreken waarop de juiste gegevens wel beschikbaar zijn. Indien de gegevens door FB-beheer zijn goedgekeurd dan koppelt FB-beheer de gewijzigde tekeningen aan Ruimtebeheer. Doorlooptijd 5 werkdagen na controle door FB-beheer. Vervolgens zal FB-beheer de database van Ruimtebeheer wijzigen (objectcode en ruimtenummers) door de tekeningen opnieuw te koppelen aan Ruimtebestand. Doorlooptijd 5 werkdagen na controle door FB-beheer. FB-beheer geeft aan VGI bericht wanneer het ruimtegebruik aangevuld kan worden (uiterlijk 5 werkdagen na vullen Ruimtebestand). VGI zorgt voor aanvullingen op het tabblad ruimtegebruik: zoals afdeling (=faculteit), ruimtetype en ruimtecategorie, begindatum verwachte bouwkundige oplevering. Na de bouwkundige oplevering van het gebouw (dit staat los van de financiële afwikkeling), vindt overdracht van VGI naar FB-beheer plaats. Bij de overdracht worden o.a. afspraken gemaakt over het opstellen van revisietekeningen ten behoeve van Ruimtebeheer. Het gebouw kan in gebruik worden genomen. FB-beheer meldt aan GAI dat VGI leesrechten en de gebruiker mutatierechten mag krijgen. Doorlooptijd 5 werkdagen. Zie procedure Aanvraag rechten Ruimtebeheer. De gebruiker is bevoegd om mutaties in ruimtegebruik in te vullen. Zie procedure Ruimtegebruik wijzigen.
Procedureboek› 12
2.5
Mutaties verwerken – Beperkte bouwkundige aanpassingen
Beperkte bouwkundige aanpassingen versie 1.2 GAI
FB-project
FB-beheer
Eindgebruiker Wensen (inhoudelijk) opstellen
Wensen verwerken in VO
Gebruiker leesrecht geven (zie Procedure aanvraag rechten)
Uitgangspunten proces en inhoud Ruimtebeheer opstellen
Gegevens DO verzamelen conform uitgangspunten
Nee
DO toetsen. Is het conform afspraak? Ja Tekeningen koppelen aan Ruimtebeheer
Ruimten in database verwerken Gegevens bouwkundig opleveren gebouw
Nee
Raadplegen Ruimtebeheer
Gegevens toetsen. Is het conform afspraak? Ja Gewijzigde tekeningen koppelen
Gewijzigde ruimten in database verwerken
Overdracht aan FB
Ingebruikname gebouw
Gebruiker mutatierechten(zie Procedure aanvraag rechten)
Zie Procedure Ruimtegebruik wijzigen
Versie 1.2 26-08-2009
Procedureboek› 13
Toelichting op de stappen en bijzonderheden: Onder nieuw object worden de volgende situaties verstaan: - een nieuw te bouwen pand - een bestaand pand dat de Rijksuniversiteit Groningen aankoopt - een pand dat de Rijksuniversiteit Groningen huurt - een pand dat de Rijksuniversiteit Groningen in eigendom heeft en gaat verhuren aan derden FB-project = de afdeling binnen Facilitair Bedrijf die verantwoordelijk is voor het uitvoeren van projecten. FB-beheer = de afdeling Technisch Beheer binnen Facilitair Bedrijf die verantwoordelijk is voor het beheer van Ruimtebeheer. Eindgebruiker = alle Facility Managers van de faculteiten, Facilitair Bedrijf, Universiteitsbibliotheek, Centrum voor Informatie Technologie, Kernfysisch Versneller Instituut en Universitair Onderwijscentrum Groningen, Arbo- en Milieudienst en Vastgoed en Investeringsprojecten als verhuurder. Stap Wensen (inhoudelijk) opstellen Wensen verwerken in VO
Uitgangspunten proces en inhoud Ruimtebeheer opstellen
Gebruiker leesrechten geven
Raadplegen door gebruiker Gegevens DO verzamelen
DO toetsen. afspraak?
Is
het
Tekeningen Ruimtebeheer
koppelen
conform
aan
Ruimten in database verwerken. Versie 1.2 26-08-2009
Bijzonderheden In het Programma van Eisen kan de gebruiker haar eisen en wensen kenbaar maken. FB-project stelt in overleg met de gebruikers de wensen vast en verwerkt dit in het Voorlopig Ontwerp. De projectleider van FB-project stelt het FB-beheer op de hoogte van de plannen door het VO toe te sturen (uiterlijk 5 werkdagen na vaststellen VO). Op basis van de toegestuurde informatie stelt het FBbeheer de specifieke uitgangspunten op conform de afspraken voor Ruimtebeheer: Procedureboek, object- en ruimtenummering, object- en ruimtenaamgeving, CADtekenmethodiek RUG. FB-beheer neemt dit met de projectleider van FB-project door met als doel om te komen tot wederzijds goedgekeurde uitgangspunten. FB-beheer geeft door aan de applicatiebeheerder van GAI dat de gebruiker leesrechten moet krijgen. Voor verder proces zie Procedure Aanvraag toegang en rechten Ruimtebeheer. De gebruiker kan Ruimtebeheer raadplegen om de eerste voorbereidingen te treffen. De Projectleider FB-project stelt de DO-gegevens op volgens de afgesproken uitgangspunten. Vervolgens levert de projectleider van FB-project de DO-gegevens aan FB-beheer (uiterlijk 5 werkdagen na vaststellen DO). FB-beheer controleert of de gegevens en tekeningen volgens de uitgangspunten zijn aangeleverd. Zo niet, melden aan projectleider FB-project en termijn afspreken waarop de juiste gegevens wel beschikbaar zijn. Indien de gegevens door FB-beheer zijn goedgekeurd dan koppelt FB-beheer de tekeningen aan Ruimtebeheer. Doorlooptijd 5 werkdagen na controle FB-beheer. Vervolgens zal FB-beheer de database van Ruimtebeheer
Procedureboek› 14
Gegevens bouwkundige oplevering gebouw Gegevens toetsen. Is het conform afspraak?
Gewijzigde ruimten in database verwerken.
Overdracht aan FB
Ingebruikname gebouw Gebruiker mutatierechten geven
Zie procedure wijzigen
Versie 1.2 26-08-2009
Ruimtegebruik
invullen (objectcode en ruimtenummers) door de tekeningen te koppelen aan Ruimtebestand. Doorlooptijd 5 werkdagen na controle door FB-beheer. Binnen 5 werkdagen na oplevering zal de Projectleider FB-project de bouwkundige gegevens aan FB-beheer overdragen. FB-beheer controleert of de gegevens en tekeningen volgens de uitgangspunten zijn aangeleverd. Zo niet, melden aan projectleider FB-project en termijn afspreken waarop de juiste gegevens wel beschikbaar zijn. Vervolgens zal FB-beheer de database van Ruimtebeheer wijzigen (objectcode en ruimtenummers) door de tekeningen opnieuw te koppelen aan Ruimtebestand. Doorlooptijd 5 werkdagen na controle door FB-beheer. Na de bouwkundige oplevering van het gebouw (dit staat los van de financiële afwikkeling), vindt overdracht van FB-project naar FB-beheer plaats. Bij de overdracht worden o.a. afspraken gemaakt over het opstellen van revisietekeningen. Het gebouw kan in gebruik worden genomen. FB-beheer meldt aan GAI dat de gebruiker mutatierechten mag krijgen. Doorlooptijd 5 werkdagen na aanvraag. Zie procedure Aanvraag rechten Ruimtebeheer. De gebruiker is bevoegd om mutaties in ruimtegebruik in te vullen. Zie procedure Ruimtegebruik wijzigen.
Procedureboek› 15
2.6
Mutaties verwerken - Ruimtegebruik
Ruimtegebruik wijzigen zonder bouwk. aanp. versie 1.2 VGI
FB-beheer
‘Grote’ gebruikers
‘Kleine’ gebruikers
Initiatief, ingebruikname
Initiatief, ingebruikname
Mutaties doorgeven via FacilityNet
Ruimtegebruik aanpassen
Ruimtegebruik aanpassen
Terugkoppelen aan gebruiker Indien van toepassing: Mutatie van Ingebruikgevingsovereenkomst
Versie 1.2 26-08-2009
Procedureboek› 16
Toelichting op de stappen en bijzonderheden: FB-beheer = de afdeling Technisch Beheer binnen het Facilitair Bedrijf die verantwoordelijk is voor het beheer van Ruimtebeheer. Grote gebruikers = De Facility Managers van de grote faculteiten binnen de Rijksuniversiteit Groningen (Wis- en Natuurwetenschappen, Medische Wetenschappen, Gedrags- en Maatschappijwetenschappen, Letteren en Rechten), Facility Manager van algemeen beheer WSN-hoogbouw en de Facility Managers van het Bureau en het Facilitair Bedrijf en Vastgoed en Investeringsprojecten. Kleine gebruikers = De Facility Managers van de kleine faculteiten en afdelingen binnen de Rijksuniversiteit Groningen (Wijsbegeerte, Godgeleerdheid, Universiteitsbibliotheek, Centrum voor Informatie Technologie, Kernfysisch Versneller Instituut, Arbo- en Milieudienst). Bij het opstellen van deze procedure is onderscheid gemaakt tussen de gebruiker en de beheerder van een object of ruimte. In de gebruikgevingsovereenkomst is vastgelegd wie gebruik van een object of ruimte mag maken. Deze overeenkomst wordt door VGI verzorgd. De beheerder van een object is verantwoordelijk voor het doorvoeren van mutaties in het ruimtegebruik (afdeling, ruimtetype en ruimtecategorie, datum van ingebruikname). Als er mutaties in ruimtegebruik zijn die consequenties hebben voor de Ingebruikgevingsovereenkomst dan dient de beheerder dit door te geven aan VGI.
Stap Initiatief, ingebruikname
Mutaties doorgeven via FacilityNet Ruimtegebruik aanpassen
Ruimtegebruik aanpassen
Terugkoppelen aan gebruiker
Versie 1.2 26-08-2009
Bijzonderheden De gebruiker heeft een wijziging in het gebruik van ruimte doorgevoerd zonder dat er een bouwkundige aanpassing heeft plaatsgevonden of de gebruiker mag een nieuwbouw/omvangrijke renovatie in gebruiknemen. Wanneer het ruimtegebruik korter dan 1 maand wijzigt en daarna weer de oorspronkelijke bestemming zal krijgen, dan hoeft dit niet geregistreerd te worden in Ruimtebeheer. Wanneer het ruimtegebruik langer dan 1 maand wijzigt dan geldt deze procedure. De ‘kleine gebruiker’ geeft de mutatie door via het formulier op FacilityNet. Het FB-beheer zal de mutatie verwerken zowel in de database als in de tekeningen. Als de wijziging consequenties heeft voor de Ingebruikgevingsovereenkomst dan dient dit aan VGI gemeld te worden (binnen 5 werkdagen na verwerken mutaties). De ‘grote gebruiker’ is zelf bevoegd om mutaties door te voeren in het ruimtegebruik (uiterlijk 5 werkdagen na realisatie van de verandering). Als de wijziging consequenties heeft voor de Ingebruikgevingsovereenkomst dan dient dit aan VGI gemeld te worden (binnen 5 werkdagen na verwerken mutaties). FB-beheer koppelt uiterlijk 5 werkdagen na de aanvraag op FacilityNet terug aan de gebruiker of de mutatie is verwerkt.
Procedureboek› 17
2.7
Afstoten van een object
Afstoten van een object versie 1.2 CvB
GAI
VGI
FB-beheer
Eindgebruiker
Voorstel afstoten object
Besluitvorming over afstoten object CvB koppelt besluit terug aan VGI
Gegevens database Ruimtebeheer beeindigen
Tekeningen archiveren
Toelichting op de stappen en bijzonderheden: FB-beheer = de afdeling Technisch Beheer binnen Facilitair Bedrijf die verantwoordelijk is voor het beheer van Ruimtebeheer.
Stap Voorstel afstoten van een object
Besluitvorming CvB koppelt besluit terug Gegevens database Ruimtebeheer beëindigen Tekeningen archiveren
Versie 1.2 26-08-2009
Bijzonderheden VGI is verantwoordelijk voor het beleid rondom aan- en afstoten van objecten. VGI doet voorstellen aan het CvB om een object af te stoten. Het CvB is eindverantwoordelijke en neemt een besluit over het afstoten van een object. Het CvB-besluit wordt kenbaar gemaakt aan VGI. VGI zal de verdere communicatie verzorgen richting FB. Het FB-beheer zal de einddatum van de ruimten invullen in de database en deze gegevens in de historie opslaan. Het FB-beheer zal vervolgens de tekeningen archiveren.
Procedureboek› 18
Bijlagen
Versie 1.2 26-08-2009
facilitair bedrijf
unit gtb
CAD-tekenmethodiek voor revisietekenwerk FB09.0105 Versie 1.0
3 februari 2009
Cad-tekenmethodiek voor revisietekenwerk
Document Data Versie 1.0
Versie 1.0 03-02-2009
Datum Februari 2009
Omschrijving 1e uitgave
2 van 36
Cad-tekenmethodiek voor revisietekenwerk
Inhoudsopgave Document Data 2 Inhoudsopgave 3 Woordenlijst en gebruikte afkortingen 5 Algemeen ................................................................................................................................... 5 Tekentechnisch 5 Elektrotechnisch 5 1. Inleiding CAD-tekenmethodiek voor revisietekenwerk 6 1.1 Aanleiding............................................................................................................................ 6 1.2 Algemene gegevens ............................................................................................................. 6 1.3 Opbouw CAD-tekenmethodiek........................................................................................... 6 Bijlagenlijst 6 2. Algemene afspraken 7 2.1 Inleiding............................................................................................................................... 7 2.2 Normen ................................................................................................................................ 7 2.3 Tekeningafspraken .............................................................................................................. 7 2.3.1 Tekst ........................................................................................................................... 7 2.3.2 Lijntypen ........................................................................................................................... 8 2.3.3 Arcering en bemating.......................................................................................................... 8 2.3.4 Basispunt ........................................................................................................................... 9 2.3.5 Tekeneenheid ...................................................................................................................... 9 2.3.6 Plotschaal ........................................................................................................................... 9 2.4 Lagenindeling (layers) ........................................................................................................ 9 2.4.1 Algemeen ........................................................................................................................... 9 2.4.2 Naamgeving lagen ............................................................................................................... 9 2.4.3 Algemene lagen ................................................................................................................... 9 2.4.4 Lagen per discipline .......................................................................................................... 10 2.4.5 Rubrieken FORUM CAD-afspraken................................................................................. 10 2.4.6 Entiteitsoort....................................................................................................................... 10 2.4.7 Symbolen ......................................................................................................................... 10 2.4.8 Directorystructuur.............................................................................................................. 11 2.5 Programmatuur .................................................................................................................. 11 2.6 Benaming tekeningen ........................................................................................................ 11 2.7 Objectcode, verdieping....................................................................................................... 11 2.8 Kaders en onderhoeken .....................................................................................................12 2.9 Behandeling van bestanden...............................................................................................12 3. Werkwijze voor het vervaardigen van tekeningen 13 3.1 Inleiding..............................................................................................................................13 3.1.1 Software, projectbeheer, aanmaken projecten en tekeningen.........................................13 3.1.2 Software ..........................................................................................................................13 3.1.3 Aanmaken van projecten ...................................................................................................13 3.1.4 Aanmaken van nieuwe tekeningen....................................................................................15 3.1.5 Onderhoeken ......................................................................................................................15 3.1.6 Methodiek ..........................................................................................................................15 3.1.7 Referentie tekeningen ........................................................................................................16 3.1.8 Plottekeningen....................................................................................................................16 3.2 Werkwijze vervaardigen van bouwkundige tekeningen...................................................17 3.2.1 Referentie tekeningen (voor het algemene gedeelte zie 3.1.7).........................................17 3.2.1.1 Plattegronden en doorsneden ........................................................17 3.2.1.2 Gevel tekeningen .............................................................................17 3.2.1.3 Situatietekeningen ..........................................................................17 3.2.1.4 M2 Tekeningen................................................................................17 3.2.2 Plottekeningen....................................................................................................................17 3.2.2.1 -- Tekeningen (streep streep) .........................................................17 3.2.2.2 Deeltekeningen................................................................................18 3.2.2.3 Doorsneden en geveltekeningen ....................................................18 3.2.2.4 Detailtekeningen .............................................................................18 3.2.3 Tekeningnamen bouwkundig ............................................................................................19 3.3 Werkwijze vervaardigen van werktuigbouwkundige tekeningen ....................................19 3.3.1 Referentie tekeningen ........................................................................................................19 Versie 1.0 03-02-2009
3 van 36
Cad-tekenmethodiek voor revisietekenwerk
3.3.2 Plottekeningen................................................................................................................... 20 3.3.2.1 Installatie tekeningen .....................................................................21 3.3.2.2 Deel tekeningen.............................................................................. 22 3.3.2.3 Schema tekeningen ........................................................................ 22 3.3.3 Tekeningnamen werktuigbouwkundig ............................................................................ 23 3.4 Werkwijze vervaardigen van meet- en regel tekeningen ................................................ 23 3.4.1 Referentie tekeningen ....................................................................................................... 23 3.4.2 Meet- en Regel pakketten ................................................................................................. 24 3.5 Werkwijze vervaardigen van Elektrotechnische tekeningen .......................................... 24 3.5.1 Referentie tekeningen ....................................................................................................... 24 3.5.2 Plottekeningen................................................................................................................... 24 3.5.3 Installatietekeningen......................................................................................................... 25 3.5.3.1 Algemeen ........................................................................................ 25 3.5.3.2 Invullen armaturenlijst in StabiCAD ............................................ 25 3.5.3.3 Vermogens van armaturen ............................................................ 27 3.5.4 Kastkaart tekeningen ........................................................................................................ 27 3.5.4.1 Inhoudelijk ..................................................................................... 27 3.5.4.2 Naamgeving kasten ........................................................................ 28 3.5.4.3 Codering wandcontactdozen ......................................................... 29 3.5.5 Deeltekeningen.................................................................................................................. 30 3.5.5.1 Het maken van deeltekeningen ..................................................... 30 3.5.5.2 Naamgeving van deeltekeningen .................................................. 30 3.5.6 Kastkaarten.........................................................................................................................31 3.5.6.1 Naamgeving van kastkaarten ............................................................................................31 3.5.7 Installatieschema’s .............................................................................................................31 3.5.7.1 Naamgeving van installatieschema’s ................................................................................31 3.5.8 Blokschema’s ......................................................................................................................31 3.5.8.1 Naamgeving van blokschema’s...................................................... 32 3.5.9 Tekeningnamen Elektrotechnisch.................................................................................... 32 4. Procedures 33 4.1 Algemeen ........................................................................................................................... 33 4.2 Procedure uitgeven digitale tekeningen tijdens projecten.............................................. 33 4.2.1 Voorwaarden ..................................................................................................................... 33 4.2.2 Inhoud files........................................................................................................................ 33 4.3 Procedure verwerken van revisietekenwerk van derden en intern tekenwerk .............. 33 4.3.1 Algemeen voor alle disciplines: ........................................................................................ 34 4.3.2 Projecten en exploitaties (door derden): ......................................................................... 34 4.3.3 Bij kleine verbouwingen (intern RUG): ........................................................................... 34 4.3.4 Voor Bouwkundig revisiewerk:......................................................................................... 34 4.3.4.1 Projecten en exploitaties (d00r derden):...................................... 34 4.3.4.2 Bij kleine verbouwingen: ............................................................... 34 4.3.5 Voor Werktuigbouwkundig-, Meet- en Regeltechnisch revisiewerk:............................. 34 4.3.5.1 Projecten en exploitaties (door derden): ...................................... 34 4.3.5.2 Bij kleine verbouwingen: ............................................................... 34 4.3.6 Voor Elektrotechnisch revisiewerk: ................................................................................. 34 4.3.6.1 Projecten en exploitaties (door derden): ...................................... 34 4.3.6.2 Onderhoudsprojecten: ................................................................... 35 4.4 Procedure gegevens back-up (intern) .............................................................................. 35 4.5 Procedure niet digitale gegevens (stukken van overdracht) ........................................... 35 Bijlagenlijst 36
Versie 1.0 03-02-2009
4 van 36
Cad-tekenmethodiek voor revisietekenwerk
Woordenlijst en gebruikte afkortingen Algemeen vestigingsgebied: sector: projectdirectory: objectdirectory: travee: traveeraster:
De gebouwen van de universiteit zijn opgedeeld in een aantal vestigingsgebieden gecodeerd met een vier-cijferig 1000 tal bijvoorbeeld 3000 is noordzij van het UMCG terrein. Vestigingsgebieden zijn opgedeeld in een aantal sectoren, het tweede cijfer, bijvoorbeeld 3200 is sector 2 noordzijde van het UMCG terrein. Plaats waar de projectfiles op de server staan. Plaats waar de gebouwtekeningen op de server staan. Elk gebouw is onderverdeeld in traveeën. De traveeën corresponderen vaak met het hoofdstramien van het gebouw. Ten behoeve van het vaststellen van de kamernummering zijn traveeën onderverdeeld in 2 of 4 vakken. Deze vakken zijn uniek genummerd en vormen de basis voor alle ruimtenummers.
Tekentechnisch plotten: Het op papier afdrukken van een CAD-tekening. model: Tekening van installatie of gebouw 1 op 1 getekend. Deze tekening is niet bedoeld om te plotten, maar dient als onderlegger (referentie tekening) voor de plottekening. modelspace: De AutoCAD omgeving waarin het model getekend is. paperspace: De AutoCAD omgeving ter grootte van het papierformaat van de tekening (de tekening zoals deze op papier geplot wordt). Xref tekening: Referentie tekening die alleen zichtbaar is als ondergrond in een plottekening. De Xref tekening is niet bedoeld om te plotten. plottekening: Installatie- en/of gebouw tekening zoals bedoeld om te plotten. De tekening bevat referentie tekening(en) (de modellen) die aan de tekening verbonden zijn, aanvullende tekst, eventuele arceringen, kader en onder hoek. Deze tekening is per definitie in Paperspace gemaakt m.b.v. vensters. plotschaal: Schaalfactor waarop het model van de CAD-tekening op papier geplot wordt. objectcodelijst: Een door de Rijksuniversiteit Groningen uitgegeven boekwerk, waarin huisvestingscodering vastgelegd zijn. objectcode: Unieke gebouwcode vastgesteld door de Rijksuniversiteit Groningen. URN: Unieke ruimte nummering bestaande uit: - verdieping 2 posities - vertrek nummer max. 3 posities layers: Lagen in een tekening. De informatie in een tekening wordt gescheiden op lagen getekend. entitie: Afzonderlijke onderdelen waaruit een tekening is opgebouwd. startbestanden: Startbestanden worden verstrekt aan de adviseurs en installateurs bij aanvang van een project. Ze bevatten alle basisgegevens die nodig zijn ten behoeve van het tekenwerk, zoals Xref tekeningen, installatietekeningen, projectinstellingen en databestanden. Elektrotechnisch kastkaart: Tekening in principe op A3 of groter formaat aanwezig in de E-kast. Op deze tekening is te zien welke installatiedelen op de betreffende kast zit en op welke groep. installatieschema: Tekening in principe op A3 of groter formaat aanwezig in de E-kast. Op deze tekening is schematisch een overzicht van de installatie of een deel daarvan te zien. installatietekening: Gebouw tekening met de gehele elektrische installatie. Per installatie SFB code wordt een aparte tekening gemaakt. hoofdverdeler: Verdeler die wordt gevoed of vanuit een trafo of door Energieleverancier. hoofdnoodstroomverdeler: Verdeler die wordt gevoed door een aggregaat. onderverdeelkast: Kast die altijd gevoed uit de hoofdverdeler. kasttype: Geeft de functie aan van de kast. volgnummer: Geeft aan het volgnummer van meerdere gelijke kasten in- of grenzend aan een ruimte.
Versie 1.0 03-02-2009
5 van 36
Cad-tekenmethodiek voor revisietekenwerk
1. 1.1
Inleiding CAD-tekenmethodiek voor revisietekenwerk Aanleiding De Rijksuniversiteit heeft ± 400.000 m² gebouw in beheer verspreid over de stad Groningen en omstreken. Om deze gebouwen efficiënt te beheren wordt gebruik van digitale tekeningen in AutoCAD. Aan deze tekeningen zijn en worden diverse gegevens gekoppeld ten behoeve van calculaties, installaties en facility management. Dit tekeningenbestand is de basis voor alle onderhoud-, exploitatie- en verbouwprojecten. Alle aanpassingen aan deze gebouwen, zowel bouwkundig als installatietechnisch worden getekend met behulp van AutoCAD 2007 tezamen met de applicatie StabiCAD nieuwste versie. Omdat bij gebouwaanpassingen meerdere en vaak wisselende partijen betrokken zijn, is het van belang eenduidig de vereiste werkwijze te omschrijven. Alle tekenwerk wordt onderdeel van het totale Rijksuniversiteit Groningen tekeningbestand, tekenwerk dat niet vervaardigd is, volgens deze tekenmethodiek wordt niet geaccepteerd. De CAD-tekenmethodiek is bedoeld voor intern en extern gebruik.
1.2
Algemene gegevens Postadres: Facilitair Bedrijf/Gebouw- en Terreinbeheer Postbus 885 9700 AW Groningen Bezoekadres:
Blauwborgje 8 9747 AC Groningen
Contactpersonen: Bouwkundig: de heer A. Bey, T 050-3638436 Elektrotechnisch: de heer G-J. te Velde, T 050-3635101 Werktuigbouwkundig: de heer R.H. Jonkman, T 050-3637696 1.3
Opbouw CAD-tekenmethodiek De opbouw van deze methodiek is als volgt: Hoofdstuk 2:
Algemene bepalingen en afspraken voor CAD-tekenwerk Hier zijn algemene afspraken vastgelegd voor alle disciplines en wordt per discipline en per tekeningsoort de opbouw en de inhoud omschreven
Hoofdstuk 3:
Werkwijze voor het vervaardigen van tekeningen Dit hoofdstuk is de handleiding voor het vervaardigen van tekeningen
Hoofdstuk 4:
Procedures Beschrijving van diverse procedures betreffende: revisiewerk, behandeling van bestanden, stukken van overdracht etcetera. Bijlagenlijst
Versie 1.0 03-02-2009
6 van 36
Cad-tekenmethodiek voor revisietekenwerk
2. 2.1
Algemene afspraken Inleiding De voor CAD-tekenwerk geldende bepalingen en afspraken worden in dit hoofdstuk beschreven. Er wordt verwezen naar normen. Er wordt niet nader ingegaan op de inhoud van deze normen. In dit hoofdstuk wordt een nadere toelichting gegeven over de afspraken betreffende de opbouw van tekeningen. Indien deze afspraken afwijken van de van toepassing verklaarde normen, dan gelden de afspraken boven de bepalingen in de normen. De aanvullingen van de diverse disciplines en tekeningsoorten worden beschreven in hoofdstuk 3. Verder wordt er in dit hoofdstuk aandacht besteed aan de codering van gebouwdelen en de daaraan gekoppelde tekeningnamen.
2.2
Normen Het tekenwerk en de gebruikte symbolen dienen te voldoen aan wat bepaald is in de NEN-normen en praktijkrichtlijnen (NPR) voor de bouw- en installatietechniek. Vooral de volgende normen zijn van toepassing. LUKA NEN 114 NEN 379
Normen voor luchtkanalen. Aanduidingen bouwkundige onderdelen. Technische tekeningen: formaten voor tekeningen en richtlijnen voor vouwen en inhechten. NEN 381 Papierformaten. NEN 2302 Tekeningen in de bouw: algemene regels. NEN 2322 Symbolen voor warmte- en luchttechnische installaties. ISSO 31 Meetpunten en meetmethoden voor klimaatinstallaties. NPR 2570 Tekeningen in de bouw: coördinatie van gegevens op tekeningen voor gebouwen. NEN 2574 Tekeningen in de bouw: indeling van gegevens op tekeningen voor gebouwen. NEN 2580 Oppervlakten en inhouden van gebouwen. NEN 3048 Symbolen voor pijpleidingen en toebehoren. NEN 3098/1 Normalisatie teksten op tekeningen. NEN 3157 Symbolen voor de meet- en regeltechniek. NEN 5152 Elektrotechnische symbolen. NPR 5163 Elektrotechnische tekeningen: algemene principes. NPR 5163 Elektrotechnische tekeningen: voorbeelden voor de besturingstechniek. Verder wordt voor de opbouw en indeling van CAD-tekeningen gebruik gemaakt van de NL/SfB, een elementcoderingssysteem. Hierop is de laagindeling zoals voorgeschreven in dit procedureboek gebaseerd. (De FORUM CAD-afspraken niveau 1 zijn optioneel van toepassing voor het uitwisselen van bouwkundige onderleggers.) NEN-normen zijn verkrijgbaar bij het NNI te Delft, de FORUM CAD-afspraken zijn verkrijgbaar bij FORUM Systeemhuizen Bouw te Woerden. 2.3 2.3.1
Versie 1.0 03-02-2009
Tekeningafspraken Tekst Voor alle teksten in de tekening wordt gebruik gemaakt van het tekstfont BUROFONT. Dit font is afgeleid van de ISO 3098/1-norm. De basisvorm van de tekststijl is te vinden in de file BUROFONT.shx. De Rijksuniversiteit Groningen heeft de tekstijl aangepast vanwege de onderhoek. De tekststijl wordt meegeleverd tezamen met de startbestanden. Grafische ASCII-symbolen zijn niet in dit font opgenomen.
7 van 36
Cad-tekenmethodiek voor revisietekenwerk
Pendikte; de koppeling tussen kleuren, pendiktes en teksthoogtes is volgens NEN 3098/1. Het resultaat is vastgelegd in de volgende tabel: Teksthoogte
Pen nummer
Pen dikte
AutoCAD kleur
1.8 mm
1
0.19 mm
Rood (1)
2.5 mm
2
0.25 mm
Geel (2)
3.5 mm
3
0.32 mm
Groen (3)
5.0 mm
4
0.44 mm
Cyaan (4)
7.0 mm
5
0.57 mm
Blauw (5)
10.0 mm
6
0.70 mm
Magenta (6)
7
0.19 mm
Wit (7)
8
0.06 mm
- (8)
2.3.2
Lijntypen Er mag uitsluitend gebruik gemaakt worden van een lijntype zoals die met AutoCAD en de voorgeschreven applicaties worden meegeleverd. Het aanmaken van een eigen lijntype is niet toegestaan. In AutoCAD moeten de lijntypen geladen worden met schaalfactor 1. In de tekening, afhankelijk van de grootte de tekening de LTSCALE factor instellen op 20, 50, of 100. In een Modelspace- en Paperspace tekening staat VISRETAIN op 1 zodat overal het juiste lijntype zichtbaar is.
2.3.3
Arcering en bemating Er mag uitsluitend gebruik gemaakt worden van arceringen en bematingen zoals die met AutoCAD en de voorgeschreven applicaties worden meegeleverd. Arceringen en bematingen mogen alleen voorkomen op de plottekening. Werkwijze arceringen plottekening: Tilemode
Modelspace/paperspace
Layer
1
modelspace
21a
Werkwijze bematingen plottekening: Tilemode
Modelspace/paperspace
Layer
Dimstyle
0
paperspace
05
dotps
1
modelspace
05
dotms
De arceringen en bematingen worden getekend over de Xref tekening heen, dus niet in de Xref. Arceringen worden geplaatst op een aparte aan te maken layer behorende bij het te arceren onderdeel. De desbetreffende layernaam krijgt de toevoeging ‘a’. Bijvoorbeeld arcering buitenwand: op layer 21a (RUG naam) of AL21a (StabiCAD naam) Vanwege de zwaarte van een tekening moeten arceringen zo sober mogelijk worden toegepast. Bematingen worden geplaatst op een aparte aan te maken layer 05 bij voorkeur in paperspace. In paperspace is het mogelijk om per Viewport een zoomfactor te bepalen en een bijbehorende schaalfactor ten behoeve van het DIM commando: In het commando DIM: kies ‘dimlfac’, vervolgens ‘Viewport’ en wijs het desbetreffende Viewport aan. AutoCAD bepaalt nu de verschalingsfactor, zodat de maten op de tekening juist zijn.
Versie 1.0 03-02-2009
8 van 36
Cad-tekenmethodiek voor revisietekenwerk
2.3.4
Basispunt Alle referentie tekeningen hebben het basispunt 0,0. Het is niet toegestaan om referentie tekeningen ten opzichte van dit punt te verschuiven. Om de positie van het model te ‘adresseren’ wordt op layer Defpoints een lijn geplaatst van 0,0 naar het dichtstbijzijnde hoekpunt van het gebouw of installatie. De layer staat standaard ‘frozen’. Bij onverhoopte verschuivingen kan de positie van het model eenvoudig hersteld worden.
2.3.5
Tekeneenheid De tekeneenheid bedraagt 1 mm.
2.3.6
Plotschaal De plotschaal wordt bepaald per Viewport met behulp van het zoom XP commando. De tekening in paperspace wordt geplot met een schaalfactor 1:1.
2.4
Lagenindeling (layers)
2.4.1
Algemeen Voor een adequaat beheer en een efficiënt gebruik van tekeningen is het noodzakelijk dat de digitale informatie eenduidig en gestructureerd wordt vastgelegd. Op deze wijze is bijvoorbeeld hergebruik van de informatie mogelijk ten behoeve van huisvestingsbeheer. In CAD-tekeningen wordt informatie van diverse vakgebieden (disciplines) gescheiden door middel van lagen. Veel informatie wordt vastgelegd door middel van symbolen. Intelligente symbolen bevatten attributen waaraan gegevens kunnen worden ontleend. Door het tekenen met StabiCAD komen de getekende entiteiten automatisch op de juiste layer.
2.4.2
Naamgeving lagen Een CAD-tekening is opgebouwd uit lagen. Elke (sub-)discipline gebruikt een eigen set aan lagen. Elke laag krijgt een unieke naam die afgeleid is van de NL/SfB elementen codering. StabiCAD hanteert de volgende naamgeving: Veld
Lengte
Keuze/voorbeeld
Voorbeeld 1
Voorbeeld 2
Discipline
1 positie
B, A, E, W, F
B
E
Entiteitsoort
1 positie
L, M, T
L
L
Classificatie
NL/SfB-code
21, 53, 62
$2
62
Omschrijving
(Sub-)Disciplinenaam
lichtinstallatie
kader
krachtinstallatie
Voorbeelden: BL$2----_kader EL62----_krachtinstallatie Laagnamen mogen niet meer dan 22 karakters bevatten (o.a. in verband met te lange layernamen bij referentie tekeningen. 2.4.3
Versie 1.0 03-02-2009
Algemene lagen Algemene lagen bevatten informatie die discipline onafhankelijk is en in elk type tekening aanwezig kan zijn. Veelal zijn dit elementen die behoren tot kaders, onderhoeken, etcetera.
9 van 36
Cad-tekenmethodiek voor revisietekenwerk
Voorbeelden: Laagnaam Gebruik BL$2---kaderlijnen BL$4---stempel In elk AutoCAD bestand bevindt zich een zogenaamde ‘nullaag’ met de naam ‘0’. Gebruik van deze laag voor het onderbrengen van informatie is niet toegestaan. Viewports in paperspace worden geplaatst op een eigen layer volgens onderstaande tabel:
2.4.4
Omschrijving
Layernaam
Viewport 1
Vp1
Viewport 2
Vp2
Lagen per discipline De namen van lagen voor de disciplines beginnen met een van de volgende letters: A: Architectuur/Bouwkundige lay-out B: Algemene lagen (inclusief ruimten) E: Elektrotechnische installaties F: Facility Management/Gebouwbeheer W: Werktuigbouwkundige installaties Het aansturen van de juiste lagen tijdens het tekenen wordt automatisch door de voorgeschreven CAD-applicaties verzorgd. Afwijkende en nieuwe lagen mogen slechts in overleg met opdrachtgever worden aangemaakt. Toepassing hiervan alleen na schriftelijke toestemming van opdrachtgever. Referentie tekeningen worden geplaatst op een eigen layer volgens onderstaande tabel: Omschrijving
Layernaam
Bouwkundige Xref
Bxref
Elektrotechnische Xref
Exref
Werktuigbouwkundige Xref
Wxref
2.4.5
Rubrieken FORUM CAD-afspraken De CAD-pakketonafhankelijke FORUM CAD-bestanden zijn opgebouwd in rubrieken. De indeling en naamgeving van deze rubrieken is eveneens gebaseerd op de NL/SfB. Voor een compleet over zicht van deze rubrieken wordt verwezen naar het FORUM CAD-afspraken boek.
2.4.6
Entiteitsoort Binnen de laagnaam is één positie bestemd voor de entiteitsoort. De volgende mogelijkheden worden toegepast: L: Lijnen, Blocks en andere entiteiten die een bouwkundig element representeren; M: Maatvoeringsentiteiten; T: Tekstentiteiten.
2.4.7
Symbolen Alleen symbolen uit de voorgeschreven applicaties mogen worden gebruikt. Afwijkende en nieuwe symbolen mogen slechts in overleg met opdrachtgever worden aangemaakt. Toepassing hiervan mag alleen na schriftelijke toestemming van opdrachtgever. De naam van een symbool mag langer zijn dan acht karakters. De symboolnaam blijft altijd gelijk aan de bestandsnaam.
Versie 1.0 03-02-2009
10 van 36
Cad-tekenmethodiek voor revisietekenwerk
2.4.8
Directorystructuur Uitgangspunt bij het plaatsen van files in de verschillende directories is, dat elke file slechts eenmaal voorkomt. Bijvoorbeeld: De complex tekeningen staan in P:\acad\project\3210 (3210 is de clustercode van het gehele complex, met daarin de RB, CB, EB en QB tekeningen) De verlichtingsinstallatietekeningen (VB), installatieschema’s, kastkaarten, 61, 62, 63, VB+KB, 64 en 65 staan in 3211, 3212, 3213 etcetera. De plottekeningen halen de diverse Xref tekeningen uit P:\acad\project\3210 door het volledige pad op te nemen bij het ‘attach’ commando.
2.5
Programmatuur Tekenwerk mag uitsluitend worden vervaardigd met AutoCAD 2007 samen met desbetreffende StabiCAD modulen.
2.6
Benaming tekeningen Alle tekeningen hebben een code van acht posities. Uitgangspunt van deze codering is, dat per definitie, alle tekeningen een unieke naam bezitten. Het is dus niet toegestaan dat door het aan- en uitzetten van layers verschillende tekeningen geplot worden met eenzelfde naam. Ondanks het feit dat de nieuwe besturingssystemen langere filenamen toestaan, worden de acht-cijferige unieke codes gehanteerd. De enige uitzondering hierop zijn de filenamen van installatieschema’s en de kastkaart tekeningen met de tekeningen die aan deze kastkaart verbonden zijn. De eerste vier posities van de tekeningcodering worden bezet door de objectcode. De twee volgende posities worden bezet door de verdieping. De twee laatste posities worden gebruik om unieke tekeningnamen te verkrijgen. Deze laatste twee posities worden beschreven bij de desbetreffende discipline. Door het vermelden van de objectcode en de verdieping en het unieke van de laatste twee posities, is het mogelijk om tekeningen aan de naam te determineren. Voorbeelden:
2.7
Object
Verdieping
Soort
Filenaam
1112
01
RB
111201RB.dwg
5710
02
GB
571002GB.dwg
5714
01
G1
571401G1.dwg
Omschrijving Bouwkundige Xref tekening van de 1e verdieping van objectcode 1112 Gassen Xref tekening van de 2e verdieping van objectcode gebouwcluster 5710 Gassen deeltekening van de 1e verdieping van objectcode 5714
Objectcode, verdieping. Belangrijk onderdeel van de tekeningcodering van bijna alle te vervaardigen tekeningen zijn de objectcode en de verdieping. Elk gebouwdeel heeft een unieke code van vier posities. Deze code wordt vastgesteld door Vastgoed en Investeringsprojecten en vastgelegd in de jaarlijkse uitgave ‘OBJECTCODELIJST’.
Versie 1.0 03-02-2009
11 van 36
Cad-tekenmethodiek voor revisietekenwerk
In twee posities is de verdieping vastgesteld volgens de OBJECTCODELIJST: Verdieping omschrijving
Codering 2 posities
Kelder
-1
Souterrain
-S
Begane grond
00
Eerste verdieping
01
.. verdieping
..
Tussenverdieping tussen b.v. de derde en vierde verdieping Tussenverdieping tussen b.v. souterrain en de begane grond
2.8
2.9
Versie 1.0 03-02-2009
3T ST
Kaders en onderhoeken In de tekeningen mogen alleen de onderhoeken (ook genoemd stempels) van de opdrachtgever voorkomen. De onderhoeken moeten op de juiste wijze worden ingevuld. Het is voor tekenwerk door derden toegestaan om boven de RUG onderhoek ten tijde van de voorbereiding en de uitvoering een eigen kenmerk te voeren. Ten tijde van de overdracht moeten alle niet RUG kenmerken zijn verwijderd. Andere stempels of wijzigingen in de onderhoek zijn niet toegestaan. Boven de onderhoek op alle tekeningen behalve schema tekeningen een situatie plaatsen met een deelarcering van het betreffende bouwdeel. De situatie met behulp van Xref en een Viewport in paperspace uit de situatie tekening samenstellen. Zie ook 3.2.1.3 Papierformaat / tekening
Onderhoek Bouwkunde
Onderhoek Electro+WTB
A0, A1, A2 (ook verticale formaten)
OHFBTBG
OHFBFBK
A3 (ook verticale formaten)
OHFBTBK
OHFBTBK
A3 kastkaarten, installatieschema’s en blokschema’s
________
OHFBTBK
A3 regelschema’s
________
OHFBMR
A3 aanvalsplannen
OHFBTBAP
________
Behandeling van bestanden De ter beschikking gestelde bestanden moeten vertrouwelijk worden behandeld. Deze mogen niet zonder toestemming van de Rijksuniversiteit Groningen worden gepubliceerd.
12 van 36
Cad-tekenmethodiek voor revisietekenwerk
3. 3.1
Werkwijze voor het vervaardigen van tekeningen Inleiding In dit hoofdstuk wordt gedetailleerd aandacht besteed aan: - hoe het tekenwerk vervaardigd moet worden, door de diverse disciplines - tekeningbenaming - het invullen van onderhoeken
3.1.1
Software, projectbeheer, aanmaken projecten en tekeningen
3.1.2
Software Om de productiviteit, kwaliteit en uniformiteit van CAD-tekenwerk te verhogen wordt in de verschillenden fases en disciplines de onderstaande CAD-software gehanteerd. Elektrotec hnisch
Werktuigbouwkundig
Bouwkundig
Meet en regel
Nieuwbouw
StabiCAD
StabiCAD
StabiCAD
RUG-methode
Verbouw
StabiCAD
StabiCAD
RUG-methode
RUG-methode
Exploitatie
StabiCAD
StabiCAD
RUG-methode
RUG-methode
Onderhoud
StabiCAD
StabiCAD
RUG-methode
RUG-methode
Voor het beheer van tekeningen, gegevens, database-koppelingen wordt gebruik gemaakt van het software programma StabiBASE. Dit geldt voor alle fases en disciplines. 3.1.3
Aanmaken van projecten Het aanmaken van een project geschied vanuit het software programma StabiBASE. Middels de functie Projectbeheer dienen de velden van de dialoogbox Projectgegevens te worden ingevuld. De relatie tussen de invoervelden en de onderhoek wordt weergegeven in onderstaand schema. -
in de velden Projectpad: en DWG-pad: dient het projectnummer te worden ingevuld het veld van Aanmaakdatum: geschied automatisch vanuit StabiBASE en behoefd niet te worden ingevuld in het veld Omschrijving: wordt de naam of omschrijving van het betreffende project ingevuld in het veld Adres: wordt het adres ingevuld van het object van het betreffende project
De inhoud van de velden Omschrijving: en Adres: worden automatisch in de onderhoek geplaatst achter de kopjes Project: en Adres:. Het wijzigen van de inhoud van deze velden is alleen toegestaan door de beheerder van het digitale tekeningen archief en om die reden is het niet toegestaan om de inhoud te wijzigen vanuit de onderhoek. -
Versie 1.0 03-02-2009
in de daaropvolgende velden dienen de gegevens te worden ingevuld van de personen die deelnemen aan het project
13 van 36
Cad-tekenmethodiek voor revisietekenwerk
Versie 1.0 03-02-2009
14 van 36
Cad-tekenmethodiek voor revisietekenwerk
3.1.4
Aanmaken van nieuwe tekeningen Het aanmaken van een nieuwe tekening geschiedt tevens vanuit het software programma StabiBASE. Middels de functie Projectbeheer dienen de velden van de dialoogbox tekeninggegevens te worden ingevuld.
3.1.5
Onderhoeken Bij het invullen van onderhoeken en het aanmaken van projecten en tekeningen zijn er algemene en specifieke gegevens die ingevuld moeten worden. De relatie tussen de invoervelden en de onderhoek wordt weergegeven in bovenstaand schema. ALGEMEEN GELDEND VOOR ALLE DISCIPLINES Project: de naam van het project zoals omschreven op het projectformulier. Na afronden van het project wordt hier de naam van het gebouw ingevuld. Adres: adres van het gebouw en de objectcode. Objectdeel: plaats in het gebouw, bijvoorbeeld 2e verdieping plattegrond, doorsnede, gevel of overzichtstekening. Projectnummer: projectnummer vastgesteld door de Rijksuniversiteit Groningen. Revisienummer: geeft aan welke wijzigingen verwerkt zijn. Status: Bouwfase waarvoor de tekening bedoeld is: Studie, Voorontwerp, Definitief Ontwerp, Bestek, Aanbesteding, Detaillering, Bouwaanvraag, Uitvoering, Oplevering en Onderhoud. Conform RVOI-1998 Bijlage C. Schaal: tekening schaal, schalen andere dan de tekening schaal worden apart op de tekening vermeld. Initialen: initialen of naam van de tekenaar. Wijz init: initialen van de tekenaar die de laatste wijziging heeft uitgevoerd. Datum: aanmaakdatum van de tekening. Wijzigingsdatum: datum behorende bij de laatste wijziging. SPECIFIEK De specifiek in te vullen onderdelen zijn omschreven in de desbetreffend hoofdstukken. Betreft: Omschrijving van het getekende, bijvoorbeeld Verlichtingsinstallatie met toevoeging Nieuw, Bestaand of Slopen. Soort tek.: Bestektekening, Aanbestedingstekening, Uitvoeringstekening of Werktekening Tekeningnummer: volgens hoofdstukken 3.2.3, 3.3.3, 3.5.4.3 en 3.5.8
3.1.6
Versie 1.0 03-02-2009
Methodiek Elk model wordt slechts een maal getekend. Door deze modellen als referentie tekeningen te verbinden aan plottekeningen en in paperspace de tekening samen te stellen, ontstaat een compact, beheersbaar en flexibel tekeningenbestand. Tekeningen die niet volgens bovenstaande methode zijn vervaardigd, kunnen niet gearchiveerd worden en zijn derhalve voor de Rijksuniversiteit Groningen niet bruikbaar. Tekentechnisch zijn er dus twee typen tekeningen te onderscheiden: referentie tekeningen en plottekeningen.
15 van 36
Cad-tekenmethodiek voor revisietekenwerk
3.1.7
Referentie tekeningen Werkvolgorde voor het vervaardigen van referentie tekeningen: Tilemode
Modelspace/paperspace
Kader
Onderhoek
Limits
1
modelspace
geen
geen
later instellen
tekeningnaam: clustercode + verdieping + ‘*’B.dwg, de laatste letter is altijd een B tekenen van het model limits instellen net buiten het maximale tekengebied
-
De ‘*’ is een variabele afhankelijk van het type tekening. bijvoorbeeld 321001QB = beveiligings referentie tek. 1e verdieping cluster 3210 511002CB = communicatie referentie tek 2e verdieping cluster 5110 De licht- en krachtinstallaties worden per object getekend, dus niet per cluster. 3.1.8
Plottekeningen Algemene werkvolgorde bij het maken van plottekeningen:
-
Tilemode
Modelspace/paperspace
Kader
Onderhoek
Limits
1
modelspace
geen
geen
later instellen
met behulp van Xref attach alle benodigde referentie tekeningen binnen halen op de juiste layer eventuele (deel)arceringen tekenen limits instellen iets groter dan de referentie tekening
vervolgens: Tilemode
Modelspace/paperspace
Kader
Onderhoek
Limits
0
paperspace
A3 t/m A0
Passend bij het formaat
papierformaat (mm)
-
Tilemode
Modelspace/paperspace
0
modelspace
-
Mview in de gewenste schaal zetten met behulp van zoom XP commando bijvoorbeeld een venster met een gewenste plotschaal van 1:50 (zoom=1/50xp). Per plottekening zijn verschillende schalen mogelijk.
Tilemode
Modelspace/paperspace
0
paperspace
-
Versie 1.0 03-02-2009
kader en onderhoek inserten (zie 3.1.5) met behulp van Mview de gewenste vensters knippen op de juiste layers
tekst toevoegen eventuele maatvoering toevoegen in Paperspace situatieschets met daarin een deelarcering, voorzien van een noordpijl
16 van 36
Cad-tekenmethodiek voor revisietekenwerk
De juiste schaalfactor van het Viewport wordt als volgt ingesteld: in het commando DIM : DIMLFAC tik in V van Viewport Selecteer de Viewport waar bemaat moet worden. AutoCAD geeft aan welke schaalfactor wordt gebruikt. Op deze wijze kan een dimstyle gebruikt worden voor een plottekening met meerdere schalen. 3.2
Werkwijze vervaardigen van bouwkundige tekeningen
3.2.1
Referentie tekeningen (voor het algemene gedeelte zie 3.1.7)
3.2.1.1
Plattegronden en doorsneden Onderdelen van de bouwkundige referentie tekening: wanden, kozijnen, stramienlijnen tot aan de gevels van de gebouwen en stramiennummers, trappen, vaste inrichting en sanitair Tekeningnaam plattegrond laatste twee posities: RB Tekeningnaam doorsnede laatste vier posities: D1RB Directory: \ACAD\PROJECT\ vier-cijferige objectcode
3.2.1.2
Gevel tekeningen De gevelreferentie tekening bevat de complete verzameling van aanzichten en doorsneden Op de tekening aangeven het MV en de vloerniveaus.
3.2.1.3
Situatietekeningen Onderdelen van de situatie tekening: Omtrek van de universiteitsgebouwen vet, omtrek van de overige bebouwing dun, hoofdstructuur van de wegen, straatnamen, in de gebouwen de objectcode. Tekeningnaam situatie tekening: objectcode van het vestigingsgebied + 90RB bijvoorbeeld 120090RB is de referentie tekening van de situatie van het vestigingsgebied binnenstad Directory: \ACAD\OBJECT\1200\BOUW\.
3.2.1.4
M2 Tekeningen Ten behoeve van de koppeling van de AutoCAD tekening en het huisvestingbestand wordt per objectcode een aparte referentie tekening vervaardigd, de M2 tekening. Deze tekening bevat ruimtegegevens die uitgelezen worden in ruimtebeheer Planon. Op layer 03RASTER is een raster opgenomen t.b.v. de ruimte nummering. De layer is standaard bevroren kan zichtbaar gemaakt worden als het naam geven van ruimten of kasten aan de orde is. Directory: \ACAD\OBJECT\ vier-cijferige objectcode\BOUW\objectcode+M2.dwg. Bij nieuwbouw heet het M3. (in project)
3.2.2
Plottekeningen
3.2.2.1
-- Tekeningen (streep streep) Ten behoeve van het algemeen gebruik wordt per objectcode een plottekening samengesteld van de bestaande toestand, de streep streep tekening. Deze tekening wordt gebruikt door Technisch Beheer, Vastgoed en Investeringsprojecten en door de Rijksuniversiteit Groningen in bredere zin. De streep streep tekening is ondergebracht in de OBJECT subdirectory. De -- tekening bevat: referentie tekeningen: - bouwkundige complex tekening - M2 tekening - situatie tekening
Versie 1.0 03-02-2009
17 van 36
Cad-tekenmethodiek voor revisietekenwerk
In paperspace plottekening samenstellen: zie 3.1.8 schaal 1:100, vaste inrichting in het Viewport bevriezen, de variabele ‘visretain’ op 1 zetten. Specifieke invulvelden voor de onderhoek: Project: de naam van het gebouw bijvoorbeeld Academiegebouw Objectdeel: Begane grond Betreft: behoeft niet te worden ingevuld Soort tek: behoeft niet te worden ingevuld Tekeningnummer: laatste twee posities -- (streep streep) Directory: \ACAD\OBJECT\vier-cijferige objectcode\BOUW\ (optie) 3.2.2.2
Deeltekeningen Ten behoeve van bouw tekeningen, opstellingstekeningen en inrichtingstekeningen worden plotdeeltekeningen uit de complex tekeningen samengesteld. referentie tekeningen: - bouwkundige complex tekening - facultatief M2 tekening - situatie tekening In paperspace plottekening samenstellen: Schaal 1:100 voor de bouw tekening, 1:50 of 1:20, voor deeltekeningen. Layer met vaste inrichting ontdooien. Aanvullen met maatvoering en tekst in paperspace en eventuele arceringen in modelspace. Specifieke invulvelden voor de onderhoek: Soort tek: Bestektekening of Werktekening
3.2.2.3
Doorsneden en geveltekeningen Ten behoeve van verticale maatvoering, kozijn tekeningen en detaillering worden plottekeningen van doorsneden en gevels vervaardigd. referentie tekeningen: - bouwkundige complextekening - bouwkundige doorsnedentekening - bouwkundige geveltekening In paperspace plottekening samenstellen door het benodigde aantal Viewports te maken schaal 1:100 Specifieke invulvelden voor de onderhoek: Objectdeel: Doorsneden/Gevel Soort tek: Bestektekening of Werktekening
3.2.2.4
Detailtekeningen Ten behoeve van de detaillering worden plotdetail tekeningen uit de complex tekeningen en/of uit de doorsnede-referentie tekeningen samengesteld. referentie tekeningen: - bouwkundige complex tekening - bouwkundige doorsnede tekening In paperspace plottekening samenstellen: schaal 1:10, 1:5 of 1:1 Aanvullen met maatvoering en tekst in paperspace en eventuele arceringen in modelspace Meerdere schalen per tekening zijn mogelijk. Specifieke invulvelden voor de onderhoek: Objectdeel: behoeft niet te worden ingevuld Betreft: Horizontale Details of Verticale Details Soort tek: Bestektekening of Werktekening
Versie 1.0 03-02-2009
18 van 36
Cad-tekenmethodiek voor revisietekenwerk
3.2.3
Tekeningnamen bouwkundig Bouwkundig
XREF tekening
PLOTtekening
PLOTdeeltekening
Categorie
Tekeningnaam
Tekeningnaam
Tekeningnaam
Plattegrond
----02RB
----02B1
----02B2
M2 tekening
----02M2
Raster tekening
----STRF
Gevelaanzicht
----G1RB
----G1B1
----G1B2
Doorsnede
----D1RB
----D1B1
----D1B2
Detailblad
----Z1RB
----Z1B1
----Z1B2
Kozijnen-blad
----K1RB
----K1B1
----K1B2
Constructief-blad
----C1RB
----C1B1
----C1B2
3D impressie
----023B
----023D
----0231
Sloop tekening
----02SB
----02S1
----02S2
Gebruiksvergunningstekening
----00GV
Bouwbesluit
----02RB
----02BB
SO-tekening gevel
----41RB
----41SO
SO-tekening dak
----47RB
----47SO
Situatie tekening
Vestigingsgebied + ----90RB
----90--
Aanvalsplan
----00RB
----00AP
----02B3
----90-1
Voorbeelden Bouwkundig
XREF tekening
PLOT tekening
PLOT deeltekening
Object 3215
Tekeningnaam
Tekeningnaam
Tekeningnaam
Kelder / Plattegrond
3210-1RB
3215-1B1
3215-1B2
Souterrain / M2 tekening
3210-SM2
3210-SM3
Begane grond / Sloop tekening
321000SB
321500S1
321500S2
Tussenverdieping / Bouwbesluit
32100TBB
32150TBB
32150T1B
Detailblad
3210Z1RB
3215Z1B1
3215Z1B2
3.3
3.3.1
Versie 1.0 03-02-2009
Werkwijze vervaardigen van werktuigbouwkundige tekeningen Als basis voor de te volgen werkwijze wordt de ‘Handleiding StabiCAD voor Windows versie 4.11’ gevolgd. De tekeningen tezamen moeten een pakket opleveren, waar door middel van kruisverwijzingen alle relevante gegevens van een installatie van de verschillende tekeningen kan worden afgehaald. Referentie tekeningen De werktuigbouwkundige referentie tekeningen geven per verdieping van een gebouw of complex van gebouwen de actuele leidingloop aan en de opstelplaats van apparatuur. Dit is de tekening waarin daadwerkelijk moet worden getekend. Als bouwkundige onderlegger wordt de plattegrond van de betreffende verdieping gebruikt. De naamgeving van de bouwkundige onderlegger bestaat uit objectcode+verdieping+RB zie paragraaf 3.3.3.
19 van 36
Cad-tekenmethodiek voor revisietekenwerk
De referentie tekening aanmaken volgens paragraaf 3.1.7, werkwijze: - Maak in StabiBASE een project aan met het volgende pad: \CLUSTERCODE\ - Kopieer de aangeleverde tekeningen onder dit project zie hoofdstuk 4 van de handleiding StabiCAD algemeen en importeer deze in StabiBASE. - Maak in StabiBASE een nieuwe plattegrond tekening. Vul de tekeninggegevens in: zie 3.1.3 Benoem de tekening volgens 3.3.3 Vul in ‘Omschrijving’ Xref W-Installaties Werkvolgorde voor het vervaardigen van referentie tekeningen: Tilemode
Modelspace/paperspace
Kader
Onderhoek
Limits
1
Modelspace
geen
geen
later instellen
-
start lege tekening 111002LB.dwg op in project 1110 visretain = 1 maak layer Bxref haal op deze layer de bouwkundige Xref binnen: bijvoorbeeld 111002RB Xref Attach \acad\project\1110\111002RB (op 0,0) zoom all limits instellen iets groter dan de referentie tekening zet de bouwkundige Xref layers op kleur 8 plotschaal instellen op 1:50 (StabiTOOLS - instelling).
-
Nu kan de installatie worden getekend. Voor elk complex moeten de waterleidingen op een aparte Xref worden getekend in verband met legionellapreventie. Zie paragraaf 3.3.3. Alle installatiesoorten CV, riolering, gassen, lucht enz. worden in dit ene bestand getekend. In gebouwen met een groot aantal installaties, laboratoria e.d. kan het voorkomen dat de tekening ‘te vol’ wordt. In dit geval mogen van hetzelfde gebouwdeel meerdere werktuigbouwkundige referentie tekeningen worden gemaakt. Bijvoorbeeld
1 referentie tekening voor ventilatie, 1 referentie tekening voor gassen en sanitaire installaties, 1 referentie tekening voor centrale verwarming en koeling. De tekeningnamen zijn weergegeven in 3.3.3 3.3.2
Plottekeningen De werktuigbouwkundige plottekeningen geven op papier de te verbouwen onderdelen van een gebouw of complex van gebouwen aan. Dit zijn de tekeningen welke onderdeel zullen zijn van het bestek. Als onderlegger wordt de Xref Winstallaties plattegrond van de betreffende verdieping gebruikt. Als plotschaal wordt standaard de instelling 1:50 gebruikt. De plotschaal in StabiCAD bepaald de grootte van de tekst. De uiteindelijke tekening schaal wordt vastgelegd in het Viewport met behulp van het zoom XP commando. Benoem de tekening Vul in Omschrijving: Soort Installatie bijvoorbeeld Riolering, Ventilatie. Werkvolgorde voor het vervaardigen van plottekeningen:
Versie 1.0 03-02-2009
Tilemode
Modelspace/paperspace
Kader
Onderhoek
Limits
1
modelspace
geen
Geen
later instellen
20 van 36
Cad-tekenmethodiek voor revisietekenwerk
-
start lege tekening 111202L1.dwg in een project op visretain = 1 maak layer Wxref haal op deze layer de werktuigbouwkundige Xref binnen: bijvoorbeeld 111002LB Xref Attach \acad\project\1110\111002LB (op 0,0) zoom all limits instellen iets groter dan de referentie tekening zet eventueel de bouwkundige Xref layers op kleur 8 Stel de plotschaal in voor de tekening:
Nu is de installatie tekening op het scherm te zien. De tekening nu aanvullen met voor de uitvoering van het project te gebruiken relevante gegevens. vervolgens: Tilemode
Modelspace/paperspace
Kader
Onderhoek
Limits
0
paperspace
A4 t/m A0
Passend bij formaat
papierformaat (mm)
-
kader en onderhoek inserten met behulp van Mview de gewenste vensters knippen op de juiste layers
Tilemode
Modelspace/paperspace
1
modelspace
-
Mview in de gewenste schaal zetten m.b.v. zoom XP commando bijvoorbeeld een venster met een gewenste plotschaal van 1:50 (zoom=1/50xp). Per plottekening zijn verschillende schalen mogelijk.
Tilemode
Modelspace/paperspace
0
paperspace
- tekst toevoegen - eventuele maatvoering toevoegen in Paperspace - situatieschets met daarin een deelarcering Dit is de lay-out die op papier moet worden afgedrukt. 3.3.2.1
Versie 1.0 03-02-2009
Installatie tekeningen De installatietekeningen dienen een goed inzicht te geven in de werking van de installatie. In combinatie met het tekstueel deel dienen zij eenduidig aan te geven welke onderdelen tot het bestek behoren. Na uitvoering dienen de gereviseerde installatietekeningen de volgende gegevens te bevatten: Apparatuur: Benaming, merk, type Bij samengestelde apparaten (packaged unit) de productie tekeningen van de apparatuur separaat meeleveren. De hoofdmaten van de apparatuur op schaal tekenen. Pompen: Benaming, merk, type, debiet en opvoerhoogte. Instrumenten: Plaats, aansluitgrootte en type Inregelkleppen: Plaats, maat en tagnummer Regelkleppen: Plaats en tagnummer Leidingen: Type (cv, htw, gkw, enzovoorts) in de (enkellijnige) leiding, nominale diameter en hoogtematen conform StabiCAD. Bij dubbellijnig leidingwerk type bijschrijven. Leidingen met een buitendiameter ≤34 mm mogen enkellijnig worden getekend. Leidingen met een buitendiameter >34 mm moeten in principe dubbellijnig worden getekend. Enkellijnige leidingcodes: Standaard StabiCAD met uitzondering
21 van 36
Cad-tekenmethodiek voor revisietekenwerk
van: Luchtkanalen: Luchtroosters: Radiatoren: Regelkasten:
htw CV-leidingen, ongeregelde groep cv CV-leidingen, voorgeregelde groep Dubbellijnig tekenen met StabiCAD; bijschrijven hoogtematen, dimensies, isolatietype, luchthoeveelheden. Merk, type en maatvoering Conform StabiCAD voorzien van bijschrift ‘klein’ Naam
3.3.2.2
Deel tekeningen Deeltekeningen zijn plottekeningen welke nauwkeurig weergeven hoe de opstelling van de verschillende installatiedelen is. Het verbindend leidingwerk met een grotere pijpdiameter dan 34 mm dubbellijnig tekenen. Tevens goten, spanten en andere obstakels weergeven. Op knooppunten van installaties dient de aannemer de installaties in detail te tekenen. Als standaardschaal 1:20 gebruiken. In principe installaties in ketelhuizen, technische ruimten en sanitaire ruimten in detail tekenen. Detailtekeningen altijd voorzien van minstens een langsdoorsnede en een dwarsdoorsnede.
3.3.2.3
Schema tekeningen Kleppen: Merk, type Inregelkleppen: Aansluitmaten (diameters) drukverlies, volumestroom, ingestelde waarde. Schema’s dienen alle apparatuur, appendages en instrumenten weer te geven welke tot het bestek horen. De standaardhoogte dient A3 te zijn. De lengte wordt bepaald door de hoeveelheid informatie. Voor schema’s geldt de bovengenoemde tekenmethode niet. Deze mogen volledig in modelspace worden getekend. De schema’s tekenen met SNAP on. De tekenwijze dient in de geest van ISSO 31 te zijn. Tegen de linker kantlijn dienen alle in- en uitgaande media te staan met hoeveelheden, drukken en temperaturen. Vervolgens dienen rechts hiervan de opwekkermodulen met stromingsrichting van beneden naar boven te worden getekend. Rechts hiervan centrale voorzieningen zoals hoofdpompen, buffervaten en verdelers. De rest van de tekening gebruiken voor de gebruikersmodulen. De temperaturen en drukken dienen zowel lokaal als op afstand afleesbaar te zijn. (verzamelde) Storingen moeten altijd op afstand zijn af te lezen. Over de gehele breedte van de tekening, in principe op de halve hoogte, horizontaal een klemmenstrook tekenen. Al het veldapparatuur met signaalleidingen verbinden met deze strook. Onder de strook duidelijk met regelblokken en parameters aangeven hoe de apparatuur geregeld dient te worden. De besturing mag achterwege worden gelaten. ‘As built’ schema’s moeten tevens de regeltechnische codering van de apparatuur en regelkleppen bevatten. Weergeven op tekening: Apparatuur: Benaming, merk, type Elektrisch vermogen, voltage, zekeringswaarden Regel- en signaalleidingen van en naar de apparatuur. Thermisch vermogen, medium, temperatuurtraject Nominale- en maximale volumestromen, drukverlies/opbrengst over apparaat Aansluitmaten (diameters), nominaal toelaatbare druk, gewicht. Samengestelde apparatuur op het schema omkaderen met een lijn (type Center) Pompen: Benaming, merk, type, debiet en opvoerhoogte, tagnummer Instrumenten: Functie, range, merk, type, tagnummer Regelkleppen: Functie, drukverlies (KV-100), KV-waarde, range, merk, type, tagnummer Leidingen: Soort materiaal, type (cv, htw, gkw, enzovoorts) in de leiding, nominale diameter en hoogtematen Regelkasten: Naam
Versie 1.0 03-02-2009
22 van 36
Cad-tekenmethodiek voor revisietekenwerk
3.3.3
Tekeningnamen werktuigbouwkundig Werktuigbouwkundig
XREF tekening
PLOT tekening
PLOT deeltekening
Categorie
Tekeningnaam
Tekeningnaam
Tekeningnaam
Alle categorieën
----02XB
----0250
----02X1
Warmte opwekking
----02HB
----0251
----02H1
Afvoeren
----02AB
----0252
----02A1
Water
----02WB
----0253
----02W1
Gassen
----02GB
----0254
----02G1
Koude opwekking en distributie
----02OB
----0255
----02O1
Warmte distributie
----02DB
----0256
----02D1
Luchtbehandeling
----02LB
----0257
----02L1
Regeling Klimaat en Sanitair
----02UB
----0258
----02U1
Terreinleidingen
----02TB
----0259
----02T1
Principeschema
----P11N
Sloop tekening
----2VSW
----2V-W
----2V1W
Doorsnede
----D1WB
----D1W1
----D1W2
Detailblad
----Z1WB
----Z1W1
----Z1W2
Constructief-blad
----C1WB
----C1W1
----C1W2
Voorbeelden Werktuigbouwkundig
XREF tekening
PLOT tekening
PLOT deeltekening
Object 3215
Tekeningnaam
Tekeningnaam
Tekeningnaam
Souterrain / Luchtbehandeling
3210-SLB
3215-S57
3215-SL1
Tussenverdieping / Koudeopwekking
32100TXB
32150T55
32150TO1
Begane grond / Sloop tekening
321000SB
321500S1
321500S2
10e
321010XB
32151054
321510G1
3215D1WB
3215D1W1
3215D1W2
Verdieping / Gassen
Doorsnede
3.4
3.4.1
Werkwijze vervaardigen van meet- en regel tekeningen Als basis voor de te volgen werkwijze wordt de ‘Handleiding StabiCAD voor Windows versie 4.11’ gevolgd. De tekeningen tezamen moeten een pakket opleveren, waar door middel van kruisverwijzingen alle relevante gegevens van een installatie van de verschillende tekeningen kan worden afgehaald. Referentie tekeningen De werktuigbouwkundige referentietekeningen geven per verdieping van een gebouw of complex van gebouwen de actuele leidingloop aan en de opstelplaats van apparatuur. Dit is de tekening waarin daadwerkelijk moet worden getekend. Als bouwkundige onderlegger wordt de plattegrond van de betreffende verdieping gebruikt. De naamgeving van de bouwkundige onderlegger bestaat uit objectcode+verdieping+RB zie paragraag 3.3.3. De referentietekening aanmaken volgens paragraaf 3.1.7, werkwijze: - Maak in StabiBASE een project aan met het volgend pad \CLUSTERCODE\
Versie 1.0 03-02-2009
23 van 36
Cad-tekenmethodiek voor revisietekenwerk
3.4.2 3.5 3.5.1
Meet- en Regel pakketten Werkwijze vervaardigen van Elektrotechnische tekeningen Referentie tekeningen (Zie ook 3.1.7) De elektrotechnische referentie tekeningen geven per verdieping van een gebouw of complex van gebouwen de actuele situatie aan. Dit is de tekening waarin daadwerkelijk moet worden getekend. Als bouwkundige onderlegger wordt de plattegrond van de betreffende verdieping gebruikt. De naamgeving van de bouwkundige onderlegger bestaat uit objectcode+verdieping+RB Als plotschaal wordt de instelling 1:100 gebruikt. De plotschaal in StabiCAD bepaald de grootte van de tekst. De uiteindelijke plotschaal wordt bepaald per Viewport met behulp van het zoom XP commando. De licht- en krachtinstallaties worden per object getekend, dus niet per cluster, wel met als onderlegger de bouwkundige cluster Xref. Werkvolgorde voor het vervaardigen van referentie tekeningen:
-
Tilemode
Modelspace/paperspace
Kader
Onderhoek
Limits
1
Modelspace
Geen
Geen
later instellen
start lege tekening 111002CB.dwg op in project 1110 visretain = 1 maak layer Bxref haal op deze layer de bouwkundige Xref binnen: bijvoorbeeld 111002RB Xref Attach \acad\object\110\bouw\111002RB (op 0,0) haal op deze layer ook de M2 Xref binnen: bijvoorbeeld 111202M2 Xref Attach \acad\object\1112\bouw\111202M2 (op 0,0) zoom all limits instellen iets groter dan de referentie tekening zet de bouwkundige Xref layers op kleur 8
Voor het tekenen van de elektrotechnische installatie: - plotschaal 1:100 zetten (StabiTOOLS - Instellingen), dit geldt voor armaturen, verdeelkasten, brandmeldinstallatie - plotschaal 1:50 zetten, dit geldt voor schakelaars, contactdozen, aansluitpunten (ook LAN en telefoon), bewegingsmelders de teksthoogte moet bij deze blokken wel 180 worden (eventueel deze tekst verplaatsen zodat ze op de juiste positie staan ten opzichte van de blokken) - er moeten schakelletters bij de armaturen en de schakelaars worden gezet wanneer er zich meerdere schakelletters in één ruimte bevinden, anders de schakelletter niet toevoegen - teken vervolgens de installatie met StabiCAD symbolen Kleurinstelling van de installaties: - Kabeltrace krijgt de kleur groen (3) - Data/Telecom krijgt de kleur geel (2) - Beveiliging krijgt de kleur groen (3) - Alle overige installaties krijgen de kleur geel (2) 3.5.2
Versie 1.0 03-02-2009
Plottekeningen De elektrotechnische plottekeningen geven op papier de te verbouwen onderdelen van een gebouw of complex van gebouwen aan. Dit zijn de tekeningen welke onderdeel zullen zijn van het bestek. Als onderlegger wordt de elektrotechnische Xref van de betreffende verdieping gebruikt, die vervolgens op verschillende manieren kan worden geplot. Standaard staat de plotschaal ingesteld 1:100.
24 van 36
Cad-tekenmethodiek voor revisietekenwerk
Werkvolgorde voor het vervaardigen van plottekeningen: Tilemode
Modelspace/paperspace
Kader
Onderhoek
Limits
1
modelspace
geen
geen
later instellen
-
start lege tekening 11120264.dwg in een project op visretain = 1 maak layer Exref haal op deze layer de elektrotechnische Xref binnen: bijvoorbeeld 111002CB Xref Attach \acad\project\1110\111002CB (op 0,0) zoom all limits instellen iets groter dan de referentie tekening zet de bouwkundige Xref layers op kleur 8
-
vervolgens: Tilemode 0
-
Paperspace
Kader A3 t/m A0
Onderhoe k
Limits
OHFBTBK
Papierformaat (mm)
kader en onderhoek inserten met StabiTOOLS met behulp van Mview de gewenste vensters knippen op de layers VP1 t/m VP10 Tilemode
Modelspace/paperspace
0
Modelspace
-
-
Modelspace/paperspace
Mview in de gewenste schaal zetten m.b.v. zoom XP commando bijvoorbeeld een venster met een gewenste plotschaal van 1:100 (zoom=1/100xp). Per plottekening zijn verschillende schalen mogelijk. Tilemode
Modelspace/paperspace
1
Paperspace
eventueel tekst toevoegen zoals verdiepingsnaam eventuele maatvoering toevoegen in Paperspace situatieschets met daarin een deelarcering van het betreffende gebouwdeel
3.5.3
Installatietekeningen
3.5.3.1
Algemeen Dit is een opstellingstekening die de plaats van onderdelen van een installatie en hun verbindingen weergeeft per objectcode. Onderdelen van de elektrotechnische plottekening: goten, bekabeling, contactdozen, verlichting, communicatie, brandmelding, beveiliging. Op de tekening wordt door middel van scheidingslijnen (CENTER) onderscheid gemaakt welke installatieonderdelen op welke kast zitten, bij deze scheidingslijnen komt de kastnamen te staan.
3.5.3.2
Versie 1.0 03-02-2009
Invullen armaturenlijst in StabiCAD Per gebouw moeten de armatuurcodes gelijk zijn, code A moet ongelijk zijn aan code B. Bij het opvragen van een armatuur in StabiCAD moeten de volgende gegevens worden ingevuld:
25 van 36
Cad-tekenmethodiek voor revisietekenwerk
Armatuurcodes:
te beginnen bij A t/m Z, vervolgens AA t/m ZZ (I en O niet gebruiken) + (N is gereserveerd voor noodverlichting) Vermogen... zie Vermogenlijst Omschrijving... inbouw, opbouw, wand of pendel Artikelnummer... hoeft niet te worden ingevuld
Wanneer één en ander onbekend is, als volgt invullen: Fabricaat... Typenummer... Omschrijving…
Onbekend niet invullen niet invullen
B.V. Bestaand armaturen zonder specificaties krijgen de code: YB (2x36W) XD (4x18W) etcetera zie 3.5.3.3 Bestaande Gloeilampen zonder specificatie krijgen de code: GA (bv. 1x60W) GB (bv. 1x40W) GC (bv. 2x40W) GK (bv. 6x40W)= kroonluchter Bestaande nood- en transparantverlichtingarmaturen zonder specificaties krijgen de code: NX (nood) NY (transparant) Nieuwe/bestaande nood- en transparantverlichtingarmaturen met specificaties krijgen de code: NA NB etcetera
Versie 1.0 03-02-2009
26 van 36
Cad-tekenmethodiek voor revisietekenwerk
3.5.3.3
Vermogens van armaturen Vermogens van de volgende armaturen (zie het calculux programma): Bestaande TL armatuur zonder specificaties krijgen de code:
Conventioneel
HF
3x14
--
52
4x14
--
66
1x18
27
20
XA
2x18
43
38
XB
3x18
69
58
XC
4x18
85
74
XD
1x28
--
33
2x28
--
66
3x28
--
99
1x35
--
40
2x35
--
80
1x36
44
36
YA
2x36
88
72
YB
3x36
132
108
YC
1x49
--
54
2x49
--
108
1x58
69
58
ZA
2x58
137
112
ZB
3.5.4
Kastkaart tekeningen
3.5.4.1
Inhoudelijk Een belangrijke tekening in het dagelijkse gebruik is de kastkaart. Bij elke handeling aan een installatie wordt door de installateur de kastkaart geraadpleegd. Tezamen met het installatieschema moet de kastkaart aanwezig zijn in de kast en moet voldoen aan de gestelde eisen. Basis voor het vervaardigen van een kastkaart is de installatie referentie tekening. Met behulp van de filtertools van StabiCAD wordt een selectie tekening gemaakt uit deze installatie tekening. De selectie tekening en de bouwkundige referentie tekening worden met Xref verbonden aan de kastkaart tekening. Het maken van een kastkaart - Genereer Wblock door middel van de StabiCAD functie: ‘Genereren Elektro Groepenverklaringen Tussenbestanden…’ - geen XGV_ gebruiken deze op NEE zetten, ook geen aparte subdirectory gebruiken - geen situatie tekening Voorbeeld van een kastkaart zie tekeningnummer 5415 -181Y NLK1 K (bijlage 4). De procedure bij revisie wordt omschreven in hoofdstuk 4.
Versie 1.0 03-02-2009
27 van 36
Cad-tekenmethodiek voor revisietekenwerk
3.5.4.2
Naamgeving kasten Alle kasten van de Rijksuniversiteit Groningen krijgen een uniforme unieke naam. Aan deze naam worden tekeningnamen en tekening filenamen ontleend. Om de kasten een herkenbare naam te geven zijn de maximaal acht tot nu toe gebruikte posities niet toereikend. Aangezien het huidige besturingssysteem filenamen toestaat langer dan acht posities, is het nu mogelijk om een compacte kastnaam te formuleren, zodat aan de naam van de kast afgeleid kan worden: gebouw, verdieping, plaats op de verdiepingen soort kast. Tevens kan in het computer tekeningenbestand op eenvoudige wijze de benodigde kastkaart gevonden worden. De ruimtenummers worden bepaald door de plaats van de toegangsdeur van een ruimte ten opzichte van het traveeraster. Het traveeraster wordt vastgelegd door Technisch Beheer. In de M2 tekening is in layer 03raster het traveeraster getekend. Deze layer is standaard bevroren en kan zichtbaar gemaakt worden door de layer te ontdooien. De naamgeving van de ruimte volgt nu uit de plaats van de deur in het traveeraster. Daar nog niet alle traveerasters voorhanden zijn, kan voor het vaststellen van de ruimtenummers van kasten Technisch Beheer worden benaderd. Om aan te geven dat het om een electrokast gaat, voegen we achter de 4 cijfers van het ruimtenummer de letter Y toe, maar bij ruimten die uit 5 karakters bestaan laten we de letter (bijvoorbeeld A of B) weg, zodat we altijd 4 cijfers + de letter Y hebben. Meerdere gelijke kasten in een ruimte of traveeraster worden doorgenummerd. Bijvoorbeeld LK1, LK2 etc. De naam van de kast is nu als volgt samengesteld: - objectcode - ruimtenummer van de kast + toevoeging letter Y (maximaal 4 cijfers + Y) - het type kast volgens onderstaande afkortingenlijst vastgestelde afkortingen van kasttypen: BMC: brandmeldcentrales BMCS: signaleringstableau brandmeldcentrale BP: bedieningspaneel C: kast ten behoeve van C.M.I. G: geluidsversterker HKL: hoofdverdeelkast kracht en licht HV: hoofdverdeelkast HNV: hoofdverdeelkast noodstroom HNLK: hoofdverdeelkast noodstroom licht en kracht I: inbraakmeld centrales IC: intercominstallatie K: kast met alleen wcd’s en/of asp’s L: kast met alleen verlichting LK: kast met verlichting en wcd’s en/of asp’s NL: kast met alleen noodverlichting NK: kast met alleen wcd’s en/of asp’s op noodspanning NLK: kast met verlichting en wcd’s en/of asp’s op noodspanning NDS: signaleringstableau nooddeuren R: regelkast GBS T: toegangscontrole centrales V: onderverdeelkast (geen eindgroepen) X: klemmenkast GTR: gebouw telecommunicatie ruimte VTR: verdieping telecommunicatie ruimte Z: kast niet te plaatsen in een van bovenstaande categorieën
De volgende mogelijkheden doen zich voor: Versie 1.0 03-02-2009
28 van 36
Cad-tekenmethodiek voor revisietekenwerk
1. Kast in een kamer en de toegang in die kamer. Het ruimtenummer van de kast is gelijk aan het ruimtenummer van de kamer met toevoeging van letter Y, dit ter onderscheid van de letters A, B, die een ruimte in een ruimte aanduiden. Voorbeeld voor 2 LK kasten in gebouw 1311 op de 1e verdieping en ruimtenummer 10A (=0110A): Naam van de LK kast: 1311 0110Y LK1 Naam van de LK kast: 1311 0110Y LK2 Voorbeeld van een LK kast en een L kast achter een deur (met aparte kastkaart tekeningen). Ruimtenummer van de bouwkundige kast: 1314 0212Y Naam van de LK kast: 1314 0212Y LK1 Naam van de L kast: 1314 0212Y L1 2. Kast in een gang en de toegang in die gang. Het ruimtenummer wordt bepaald door het traveeraster waarin de deur van de kast zich bevindt, met de toevoeging Y. Voorbeeld voor een LK kast waarvan de deur zich bevindt in gebouw 1311 op de 1e verdieping en in raster 13: Naam van de LK kast: 1311 0113Y LK1 Voorbeeld voor een L kast, een LK kast en een klemmenstrook in gebouw 1312 in het souterrain in traveeraster nummer 12 Ruimtenummer van de bouwkundige kast: 1312 -S12Y Naam van de L kast: 1312 -S12Y L1 Naam van de LK kast: 1312 -S12Y LK1 Naam van de klemmenstrook: 1312 -S12Y X1 Wanneer er nog geen traveeraster aanwezig is, contact opnemen met de heer A. Bey telefoon 050-363 8436. Voorbeelden van kastnaamgeving zie bijlage 4. 3.5.4.3
Codering wandcontactdozen De Rijksuniversiteit Groningen codeert bij grote verbouwingen en nieuwbouw de wandcontactdozen. Op de wandcontactdoos wordt vermeld: - ruimtenummer zonder objectcode - kasttype en volgnummer - groepsnummer Ingeval de kast zich in een andere objectcode bevindt, wordt ook de objectcode op de wandcontactdoos vermeld. Het coderen van de kasten en de wandcontactdozen geschiedt door de Rijksuniversiteit Groningen. Voorbeelden van de systematiek zie tabel:
Objectcode 4 posities
Verdieping 2 posities
Kamernr. van de kast 3 posities
Kasttype max. 4 posities
Volgnr. 1 positie
Kastnaam
Codering wcd’s (laatste cijfer is Groepsnummer)
3215
11
05Y
LK
1
3215 1105Y LK1
1105Y LK1-4
1112
-S
10Y
NK
1
1112 -S10Y NK1
-S10Y NK1-8
6515
03
12Y
K
1
6515 0312Y K1
6515 0312Y K1-3
6515
03
12Y
K
2
6515 0312Y K2
6515 0312Y K2-3
In de laatste 2 regels bevinden zich 2 krachtkasten in een traveeraster, waarvan de kast zich bevindt in 6515 en de installatie in bijvoorbeeld 6514. In dit geval ook de objectcode vermelden op de wcd’s. Versie 1.0 03-02-2009
29 van 36
Cad-tekenmethodiek voor revisietekenwerk
NB: - tussen objectcode, ruimtenummer en kasttype spaties opnemen ook in de filenaam!! - ten behoeve van codering wcd’s na het ruimtenummer en het kasttype een liggend streepje en het groepsnummer opnemen - ten behoeve van het coderen van wcd’s, ook de objectcode vermelden als een kast zich in een andere objectcode bevindt. - kast altijd benoemen naar de objectcode waarin de kast zich bevindt - ingeval een kast op een andere installatie tekening staat, dan het tekeningnummer vermelden van die desbetreffende installatie tekening (kan voorkomen als een kast zich in een andere objectcode bevindt). De naam van de kast is de basis voor de filenamen voor de bijbehorende tekeningen: - de selectie tekening krijgt de filenaam van de kast. - de kastkaart tekening krijgt de naam van de kast met als toevoeging K (van Kastkaart) - het bijbehorende installatie schema krijgt de naam van de kast met als toevoeging S (van Schema) Filenaam van de selectietekening (Xref naar kastkaart tekening)
Filenaam van de Kastkaart
Filenaam van het bijbehorende installatie schema
3215 1105Y LK1.dwg
3215 1105Y LK1 K.dwg
3215 1105Y LK1 S.dwg
1112 -S10Y NK1.dwg
1112 -S10Y NK1 K.dwg
1112 -S10Y NK1 S.dwg
6515 0312Y K1.dwg
6515 0312Y K1 K.dwg
6515 0312Y K1 S.dwg
6515 0312Y K2.dwg
6515 0312Y K2 K.dwg
6515 0312Y K2 S.dwg
3.5.5
Deeltekeningen Deel tekeningen zijn plottekeningen welke nauwkeurig weergeven hoe de opstelling van de verschillende installatiedelen is.
3.5.5.1
Het maken van deeltekeningen Het maken hiervan geschied op dezelfde wijze als het maken van een plottekening.
3.5.5.2
Naamgeving van deeltekeningen Wanneer het hele cluster (bijvoorbeeld 1110 3e verdieping te maken situatie) te zien is op de plottekening met meerdere objecten dan krijgt de tekening de volgende naam: Aardingsinstallatie/gootsystemen: 11100361 telefoon- en data installatie: 11100364 beveiligingsinstallatie: 11100365 Wanneer een deel van de cluster (bijvoorbeeld 1110 3e verdieping te maken situatie) te zien is op de plottekening met meerdere objecten dan krijgt de tekening de volgende naam: aardingsinstallatie/gootsystemen: 111003E1 telefoon- en data installatie: 111003C1 beveiligingsinstallatie: 111003Q1 Als je in het zelfde project meerdere deeltekeningen van 1110 wilt plotten wordt het nummer na de installatieletter verhoogd 111003E2. Wanneer het hele object (bijvoorbeeld 1112 2e verdieping te maken situatie) te zien is op de plottekening krijgt de tekening de volgende naam: aardingsinstallatie / gootsystemen: 11120261 krachtinstallatie: 11120262 verlichtingsinstallatie: 11120263 telefoon- en data installatie: 11120264 beveiligingsinstallatie: 11120265 Wanneer een deel van het object (bijvoorbeeld 1112 2e verdieping te maken situatie) te zien is op de plottekening krijgt de tekening de volgende naam:
Versie 1.0 03-02-2009
30 van 36
Cad-tekenmethodiek voor revisietekenwerk
aardingsinstallatie/gootsystemen: 111202E1 krachtinstallatie: 111202K1 verlichtingsinstallatie: 111202V1 telefoon- en data-installatie: 111202C1 beveiligingsinstallatie: 111202Q1 Als je in het zelfde project meerdere deeltekeningen van 1112 wilt plotten wordt het nummer na de installatieletter verhoogd 111202E2. Bovenstaande betreft de tekeningen ‘te maken situatie’, bij tekeningen bestaande situatie krijgt de tekening een andere naam namelijk, bijvoorbeeld 1112 2e verdieping bestaande situatie: aardingsinstallatie/gootsystemen: 11122VE1 krachtinstallatie: 11122VK1 verlichtingsinstallatie: 11122VV1 telefoon- en data installatie: 11122VC1 beveiligingsinstallatie: 11122VQ1 Sloop tekeningen krijgen de volgende naam: bijvoorbeeld 1112 2e verdieping te slopen: aardingsinstallatie/gootsystemen: 11122VES krachtinstallatie: 11122VKS verlichtingsinstallatie: 11122VV1 telefoon- en data installatie: 11122VCS beveiligingsinstallatie: 11122VQS Verdieping omschrijving van bijvoorbeeld verlichtingsinstallatie in object 1112
Codering nieuw
Codering bestaand
Codering sloop
Kelder
1112-1V1
1112KVV1
1112KVVS
Souterrain
1112-SV1
1112SVV1
1112SVVS
Begane grond
111200V1
11120VV1
11120VVS
Eerste verdieping
111201V1
11121VV1
11121VVS
Tussenverdieping tussen b.v. de derde en vierde verdieping
11123TV1
11123SV1
1112TSVS
Tussenverdieping tussen b.v. souterrain en de begane grond
1112STV1
1112SSV1
1112TSVS
Tiende verdieping
111210V1
1112V0V1
1112V0VS
Elfde verdieping
111211V1
1112V1V1
1112V1VS
3.5.6
Kastkaarten Voorbeeld van een kastkaart zie tekeningnummer 5415 -181Y NLK1 K (bijlage 4).
3.5.6.1
Naamgeving van kastkaarten Kastkaarten krijgen de naam van de hoofdkast met toevoeging K bijvoorbeeld 5415 -181Y NLK1 K
3.5.7
Installatieschema’s Voorbeeld van een installatieschema zie tekeningnummer 5415 -181Y NLK1 S (bijlage 5).
3.5.7.1
Naamgeving van installatieschema’s Installatieschema’s krijgen de naam van de hoofdkast met toevoeging S bijvoorbeeld 5415 -181Y NLK1 S
3.5.8
Blokschema’s Voorbeeld van een blokschema zie tekeningnummer 1112 –S54Y V1 BS (bijlage 3).
Versie 1.0 03-02-2009
31 van 36
Cad-tekenmethodiek voor revisietekenwerk
3.5.8.1
Naamgeving van blokschema’s Blokschema’s krijgen de naam van de hoofdkast met toevoeging BS bijvoorbeeld 1112 –S54Y V1 BS
3.5.9
Tekeningnamen Elektrotechnisch Elektrotechnisch
XREF tekening
PLOT tekening
PLOT deeltekening
Categorie
Tekeningnaam
Tekeningnaam
Tekeningnaam
Elektrische Voorzieningen
----02EB
----0261
----02E1
Krachtstroom
----02KB
----0262
----02K1
Verlichting
----02VB
----0263
----02V1
Communicatie
----02CB
----0264
----02C1
Beveiliging
----02QB
----0265
----02Q1
Transport
----02ZB
----0266
----02Z1
Beheersvoorzieningen
----02YB
----0267
---02Y1
Doorsnede
----D1EB
----D1E1
----D1E2
Detailblad
----Z1EB
----Z1E1
----Z1E2
Constructief-blad
----C1EB
----C1E1
----C1E2
Voorbeelden Elektrotechnisch
XREF tekening
PLOT tekening
PLOT deeltekening
Object 3215
Tekeningnaam
Tekeningnaam
Tekeningnaam
Souterrain / Verlichting
3215-SVB
3215-S63
3215-SV1
Tussenverdieping / Beveiliging
32100TQB
32150T65
32150TQ1
10e Verdieping / Communicatie
321010CB
32151064
321510C1
Doorsnede
3215D1EB
3215D1E1
3215D1E2
Versie 1.0 03-02-2009
32 van 36
Cad-tekenmethodiek voor revisietekenwerk
4.
Procedures
4.1
Algemeen Per discipline is een persoon aangewezen om het revisiewerk te behartigen: Bouwkundig revisiewerk: de heer A. Bey T 050 363 8436 Elektrotechnisch revisiewerk de heer G-J. te Velde T 050 363 5101 Werktuigbouwkundig revisiewerk de heer R.H. Jonkman T 050 363 7696
4.2
Procedure uitgeven digitale tekeningen tijdens projecten Uitgangspunt van het digitale gebouwenbestand is, dat er slechts één bestand bestaat dat doorlopend bijgehouden wordt en door belanghebbenden kan worden ingezien en waaruit tekeningen geplot kunnen worden. Bij het uitgeven van de digitale gegevens bestaat er een mogelijkheid dat op verschillende plaatsen schaduwbestanden kunnen ontstaan. Deze schaduwbestanden worden niet bijgehouden, zodat er nagenoeg identiek lijkende bestanden kunnen ontstaan. Aangezien aan het uiterlijk van deze tekeningen moeilijk de bron te herleiden is leidt dit tot misverstanden. Ter voorkoming van het ontstaan van schaduwbestanden mogen de door de Rijksuniversiteit Groningen ter beschikking gestelde bestanden gebruikt worden onder de in 4.2.1. genoemde voorwaarden.
4.2.1
Voorwaarden Ten behoeve van het tekenen van installaties en verbouwingen stelt de Rijksuniversiteit Groningen digitale tekeningen ter beschikking. De tekeningen mogen gebruikt worden onder de volgende voorwaarden: 1. De auteursrechten zijn voorbehouden aan de Rijksuniversiteit Groningen. 2. Het gebruik van de tekeningbestanden betreft uitsluitend die tekenwerkzaamheden die uit hoofde van de desbetreffende vakdiscipline rechtstreeks te maken hebben met het desbetreffende project. 3. Het is niet toegestaan om op welke wijze dan ook kopieën te maken van de bestanden, behoudens een werkkopie op de harde schijf. Na beëindigen van de werkzaamheden dient deze kopie gewist te worden. 4. Het is niet toegestaan om de bestanden op welke wijze dan ook ter beschikking te stellen aan derden. 5. Het is niet toegestaan de Xref bestanden te wijzigen, aanvullingen zijn wel toegestaan op aparte layers. 6. Het is toegestaan om plots van de bestanden te behouden. 7. Na beëindigen van uw werkzaamheden dient u de originele schijven te retourneren, uiterlijk 2 maanden na de 1e oplevering.
4.2.2
Inhoud files De door de Rijksuniversiteit Groningen ter beschikking gestelde bestanden zijn de zogenaamde startbestanden. Deze startbestanden bevatten daarom alle informatie die nodig is ten behoeve van tekenwerk, zodat een juist gebruik van de bestanden gewaarborgd is. Revisiewerk dient in het formaat van de startbestanden te worden ingediend. Opbouw van de te versturen files: 1. Directorystructuur zoals op ons netwerk in gebruik is 2. In de juiste subdirectories alle benodigde Xref tekeningen (bouwkundig en installatie) 3. In de juiste subdirectories alle benodigde plottekening met de juiste padverwijzingen 4. Voor zover mogelijk ingevulde RUG onderhoeken met juist tekeningnummer De startbestanden worden door de Rijksuniversiteit Groningen samengesteld en ter beschikking gesteld.
4.3
Versie 1.0 03-02-2009
Procedure verwerken van revisietekenwerk van derden en intern tekenwerk Voor een slagvaardige en optimale bedrijfsvoering zijn tekeningen nodig die overeenstemmen met de werkelijke situatie. 33 van 36
Cad-tekenmethodiek voor revisietekenwerk
Ook in het kader van NEN 3140 worden eisen gesteld aan de kwaliteit van het tekenwerk. Revisietekenwerk en andere stukken van overdracht dienen uiterlijk 4 weken na de 1e oplevering te worden ingeleverd bij de contactpersonen van de Rijksuniversiteit Groningen. Na goedkeuring van de aangeleverde stukken en of files, vervalt de laatste termijn zoals bepaald in het bestek. 4.3.1
Algemeen voor alle disciplines: In de navolgende paragrafen wordt onderscheid gemaakt tussen: - door derden uitgevoerd tekenwerk als onderdeel van een bestek: projecten en exploitaties - door de Rijksuniversiteit Groningen te tekenen (kleine) verbouwingen/wijzigingen waar tekeningen aangepast moeten worden aan de hand van aantekeningen: kleine verbouwingen
4.3.2
Projecten en exploitaties (door derden): door derden getekend als onderdeel van het bestek - bijhouden van de administratie - controleren op virussen - het innemen van de files - controleren of conform procedureboek getekend is - het opschonen van de Xref tekening - het overzetten van de aangeleverde files op het netwerk in de juiste subdirectories - inleveren met het kofferbestand inclusief de database van StabiBASE (heel belangrijk)
4.3.3
Bij kleine verbouwingen (intern RUG): intern door de Rijksuniversiteit Groningen te tekenen - bijhouden van de administratie - het innemen van de files - controleren of conform procedureboek getekend is - het overzetten van de aangeleverde files op het netwerk in de juiste subdirectories
4.3.4
Voor Bouwkundig revisiewerk:
4.3.4.1
Projecten en exploitaties (d00r derden): - het koppelen van de plattegronden ten behoeve van gebouw informatie systeem
4.3.4.2
Bij kleine verbouwingen: - het tekenen van de wijzigingen en het aanpassen van de M2 tekening
4.3.5
Voor Werktuigbouwkundig-, Meet- en Regeltechnisch revisiewerk:
4.3.5.1
Projecten en exploitaties (door derden): door derden getekend als onderdeel van het bestek - het positioneren van de files in de complex tekening - aanpassen van de eventueel aanwezige werktuigbouwkundige schema’s - aanpassen van de regelschema’s - aanpassen GBS
4.3.5.2
Bij kleine verbouwingen: - tekenen/ aanpassen van de werktuigbouwkundige tekeningen - tekenen werktuigbouwkundige schema’s - tekenen bijbehorende regelschema’s - aanpassen GBS
4.3.6
Voor Elektrotechnisch revisiewerk:
4.3.6.1
Projecten en exploitaties (door derden): door derden getekend als onderdeel van het bestek - inleveren kofferbestand van StabiBASE met de betreffende database - het innemen van installatie tekeningen, schema’s en kastkaarten
Versie 1.0 03-02-2009
34 van 36
Cad-tekenmethodiek voor revisietekenwerk
4.3.6.2
vermenigvuldigen en verspreiden van de installatie tekeningen, schema’s en kastkaarten door het Facilitair Bedrijf/Technisch Beheer geregeld. controle en fysiek vervangen in de kast van de kastkaart en de schema’s door de bedrijfsgroep. controle en veranderen van de codering wandcontactdozen het positioneren van de files in de complex tekening door het Facilitair Bedrijf afdeling Technisch Beheer.
Onderhoudsprojecten: (hier zijn nog geen schema’s en kastkaarten gemaakt) - het tekenen van de desbetreffende wijzigingen in de installatie tekening met behulp van StabiCAD - controleren blokschema - met behulp van StabiCAD genereren van kastkaarten - met behulp van StabiCAD genereren van installatieschema’s - vermenigvuldigen en verspreiden van de schema’s en kastkaarten - het fysiek vervangen in de kast van de kastkaart en de schema’s - controle en veranderen van de codering wandcontactdozen In het kader van NEN 3140 een administratie bijhouden zodat aangetoond kan worden dat de installatie spoort met de schema tekening en de kastkaarten.
4.4
Procedure gegevens back-up (intern) Door het IT beheer wordt dagelijks een back-up gemaakt van alle bestanden. Deze back-ups worden een week bewaard, waarna alleen van de laatste dag van de week nog een tape gedurende een aantal maanden bewaard wordt. Ingeval gegevens door wat voor oorzaak dan ook verloren mochten gaan, kunnen deze gegevens door het IT beheer teruggezet worden. Alle gegevens die lokaal opgeslagen zijn worden niet op deze wijze behandeld. Projectgegevens dienen dan ook uitsluitend op de daartoe aangewezen netwerkschijven te worden opgeslagen.
4.5
Procedure niet digitale gegevens (stukken van overdracht) Van alle niet digitale gegevens zoals bedieningsboeken, garantiecertificaten, kortom alle documentatie die in de bestekken wordt verlangd dient ter archivering 1 exemplaar te worden ingeleverd bij de heer A. Bey telefoon 050-363 8436. De overige exemplaren van de verlangde stukken van overdracht dienen ingeleverd te worden conform het bestek.
Versie 1.0 03-02-2009
35 van 36
Cad-tekenmethodiek voor revisietekenwerk
Bijlagenlijst Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage 4 Bijlage 5
Versie 1.0 03-02-2009
verklarende tekening tekeningtechniek voorbeeld van kastnaamgeving voorbeeld van een blokschema voorbeeld van een kastkaart voorbeeld van een installatieschema
36 van 36
facilitair bedrijf
Object- en Ruimtenummering (URN) FB09.0106 Versie 1.2
26 augustus 2009
Object- en Ruimtenummering (URN) › 2
Inhoudsopgave
1 1.1 1.2 1.3
De objectcode Systematiek objectcode Toepassing objectcode Beheer objectcode
3 3 4 4
2 2.1 2.2 2.3
Systematiek bij ruimtenummering Verdieping Ruimtenummer Toevoegsel (aan het ruimtenummer)
5 5 5 6
3 Richtlijnen voor bewegwijzering binnen RUG-gebouwen 3.1 Uitgangspunten 3.1.1 ad a.: 3.1.2 ad b.: 3.1.3 ad c.:
Versie 1.2 26-08-2009
7 7 7 7 7
Object- en Ruimtenummering (URN) › 3
1
De objectcode
De gebouwen worden geïdentificeerd middels de objectcode. De objectcode is een vier-cijferig getal door middel waarvan een bij de Rijksuniversiteit Groningen in gebruik zijnde object als uniek kan worden geïdentificeerd. Onder een object dient in deze context te worden verstaan een onroerende zaak. Het zal in de meeste gevallen een bouwwerk betreffen, conform de betekenis van de bouwverordening. Voorts dienen onder objecten zaken te worden begrepen als een parkeerterrein, groenvoorziening, leidingtracé, weiland, en dergelijke. De objectcode is ontstaan uit de noodzaak om gegevens over één object, welke in meerdere databestanden zijn opgeslagen, aan elkaar te kunnen koppelen of samen te voegen. De objectcode is in de plaats gekomen van de vroegere gebouwcode, een code waarmee een bij de universiteit in gebruik zijnde opstal (veelal een gebouw) getalsmatig werd aangeduid. De opbouw van de objectcode is dusdanig dat zij tevens een (unieke) locatiecode in zich heeft. 1.1 Systematiek objectcode Zoals hiervoor vermeld is de objectcode samengesteld uit vier cijfers, waarvan de opbouw dusdanig is dat daaruit de locatie van het object kan worden afgeleid. De objectcode zit – van links naar rechts gelezen – als volgt in elkaar: - 1e cijfer (1000-tal) Geeft aan welke vestigingsgebied het betreft; - 2e cijfer (100-tal) Geeft aan welke sector van het vestigingsgebied het betreft; - 3e/4e cijfer (10-tal) Deze twee laatste cijfers geven het volgnummer van het bouwwerk, gebouw of bouwdeel in de betreffende sector van het vestigingsgebied aan. Door middel van het 10-tal kan ook een complex worden aangeven. Dit kan door hier de getallen 10, 20, 30, enzovoorts te gebruiken. Een objectcode van een bouwerk, gebouw of bouwdeel kan/mag dan ook nooit eindigen op een 0. Bij het nummeren wordt er in een spiraal van binnen naar buiten met de klok mee genummerd. Dit geldt voor de objecten binnen de sectoren als ook binnen de complexen. Bijvoorbeeld: 1000 Vestigingsgebied Binnenstad 1100 Sector 1 1110 Academie-complex 1111 Academiegebouw, gebouw 11 De huidige universitaire vestigingsgebieden zijn de volgende: 0000 Algemeen 1000 Binnenstad 2000 Hortuskwartier 3000 Noordpunt UMCG-terrein 4000 Binnen gemeentegrens, doch buiten universitaire vestigingsgebieden 5000 Zernikecomplex 6000 Haren Biologisch Centrum 7000 Overige 8000 Reserve 9000 Reserve
Versie 1.2 26-08-2009
Object- en Ruimtenummering (URN) › 4
1.2 Toepassing objectcode De objectcode kan op velerlei gebieden worden toegepast, zoals: het administratief uniek maken van een ruimtenummer, door voor het ruimtenummer de objectcode te plaatsen; Bijvoorbeeld: voor het administreren van gegevens welke aan die ene ruimte zijn gekoppeld (bijvoorbeeld van de data-infrastructuur); voor het koppelen van twee of meer computersystemen Bijvoorbeeld: de database van het Ruimtebestand en het in AutoCAD aangemaakte en opgeslagen tekeningenbestand; de binnen- en buiten bewegwijzering van gebouwen(complexen) Bijvoorbeeld: een twee-cijferige aanduiding van een gebouw of een bouwdeel (de laatste twee cijfers van een objectcode) is in een verwijzingssysteem doelmatiger dan een alfabetische aanduiding; in administratieve systemen Bijvoorbeeld: onderdeel uitmakend van de facilitaire organisatie van de beheerseenheid; bij calamiteiten melding Bijvoorbeeld: ingeval van een calamiteit wordt aan de Centrale Meld Kamer van de universiteit de objectcode van de locatie doorgegeven, waardoor alert op deze calamiteit kan worden gereageerd. 1.3 Beheer objectcode De objectcode wordt ‘beheerd’ door Vastgoed en Investeringsprojecten, als eigenaar van het vastgoed. Beheren wil in dit verband zeggen het uitgeven (en terugnemen) van objectcodes voor alle onroerende zaken die bij de universiteit in gebruik zijn. De lijsten van objectcodes worden jaarlijks geactualiseerd. Vastgoed en Investeringsprojecten is tevens coördinatiepunt voor alle huidige en toekomstige toepassingen van het gebruik van de objectcode. Voor deze beheersvorm is gekozen om de uniformiteit van de systematiek en de gebruiksmogelijkheden van de codering zo optimaal mogelijk te doen zijn.
Versie 1.2 26-08-2009
Object- en Ruimtenummering (URN) › 5
2
Systematiek bij ruimtenummering
Het college van Bestuur van de Rijksuniversiteit Groningen heeft in 1993 besloten een standaardisatie door te voeren op het gebied van de bewegwijzering. De redenen hiervoor zijn: het vergroten van de identiteit/herkenbaarheid het vergemakkelijken van de identificatie van een ruimte bij calamiteitenmeldingen. Bij de ontwikkeling van de systematiek voor het nummeren van ruimten is rekening gehouden met de bewegwijzering binnen een gebouw. De uitwerking vindt plaats via de unieke ruimtenummering. Het unieke ruimtenummer is een combinatie van de objectcode (de code van het gebouw waarin de ruimte zich bevindt) en het ruimtenummer. De systematiek van de ruimtenummering ziet er als volgt uit: de ruimtenummers bestaan uit maximaal 5 posities (4 + 1). Met positie 1 t/m 4 worden achtereenvolgens de verdieping en het ruimtenummer aangegeven. De 5e positie wordt als toevoegsel gebruikt, bijvoorbeeld in geval van een ruimte binnen een ruimte. 2.1 Verdieping De posities 1 en 2 bepalen de aanduiding van de verdieping Kelder = -1… Souterrain = -S… Begane grond = 00… Eerste verdieping = 01… Enzovoorts. Een tussen verdieping krijgt op de 3e positie de volgende aanduiding ..T.. Dus: Tussen kelder en souterrain = -1T.. Tussen souterrain en begane grond = -ST.. Tussen begane grond en 1e verdieping = 00T.. = 01T.. Tussen 1e en 2e verdieping = 02T.. Tussen 2e en 3e verdieping = 10T.. Tussen 10e en 11e verdieping = 11T.. Tussen 11e en 12e verdieping Enzovoorts. 2.2 Ruimtenummer De volgende 2 posities geven de nummervolgorde van de vertrekken weer. De nummering start aan de kopgevel die het dichtst bij de (hoofd) entree van het gebouw/bouwdeel ligt; De ruimten recht van de hoofdgang krijgen een oneven nummer, de ruimte links van de hoofdgang krijgen een even nummer; Nummering geschiedt volgens de travee-indeling (bij bestaande gebouwen volgens een raster afgeleid van de gevelindeling), de travee waarin de toegang tot de ruimte is gesitueerd, bepaalt het nummer; Bij halletjes/portalen wordt er genummerd in de looprichting vanuit de hoofdgang In het geval van een dubbele corridor wordt als volgt gehandeld: het gebouw(deel) over de lengte in tweeën splitsen, de rechter ruimten oneven nummers, de linker ruimten even nummers. Per travee 2 nummers reserveren, het eerste nummer is voor de ruimte aan de gevelzijde, het tweede nummer is voor de inpandige ruimte; Liften worden in de travee-indeling mee genummerd, echter alleen op de begane grond; Schachten worden op de laagste verdieping mee genummerd; indien op hogere verdiepingen werk-(rooster)vloeren in de schacht zijn aangebracht dan worden deze op de betreffende verdieping als ruimte mee genummerd; Ruimten die verticaal boven elkaar liggen krijgen volgens de traveeverdeling logischerwijze dezelfde nummering (bijvoorbeeld 0001, 0101, 0201); Schachten <0,5 m2 worden niet genummerd. Versie 1.2 26-08-2009
Object- en Ruimtenummering (URN) › 6
2.3 Toevoegsel (aan het ruimtenummer) De laatste (5e) positie wordt in de meeste gevallen niet gebruikt, maar kan gebruikt worden wanneer er een lettertoevoeging nodig is. Bij een ruimte in een ruimte deze nummeren met de toevoeging A, B, C, enzovoorts, gerekend vanuit de hoofdgang/looprichting De travee waarin de (hoofd) entree gesitueerd is, bepaalt de gangnummers, volgens de looprichting worden de gangen, hallen, trappenhuizen vervolgend genummerd met de toevoegingen A, B, C, enzovoorts.
Versie 1.2 26-08-2009
Object- en Ruimtenummering (URN) › 7
3 3.1
Richtlijnen voor bewegwijzering binnen RUGgebouwen Uitgangspunten a. nummer gebouw(delen) is afgeleid van objectcodering; b. bouwlaag: kelder = -1… souterrain = -S… begane grond = 00… eerste verdieping = 01…enzovoorts; c. kamernummer: 1 t/m 99, eventueel aangevuld met een lettertoevoeging (op de plaats van de punten, zie b.).
3.1.1 ad a.: vleugel T-IV voorbeeld: vleugel T-III vleugel T-II vleugel T-I Vrouwenkliniek
= 3211 (gebouw 11) = 3212 (gebouw 12) = 3213 (gebouw 13) = 3214 (gebouw 14) = 3215 (gebouw 15)
3.1.2 ad b.: Principe doorsnede over een gebouw: 03
3e verdieping
02
2e verdieping
01
1e verdieping
00
begane grond (hoofdtoegang)
-S
souterrain
-1
kleder
3.1.3 ad c.: voorbeeld ‘kamernummerbord’ Ruimte 0114 w.a.j. janssen
Gebouw
Versie 1.2 26-08-2009
1124
facilitair bedrijf
Object- en Ruimtenaamgeving FB09.0107 Versie 1.1 3 februari 2009
unit gtb
Object- en Ruimtenaamgeving
Objectnaamgeving Wanneer een nieuw object in gebruik wordt genomen of wanneer een object een nieuwe bestemming heeft gekregen, kan het wenselijk zijn om een nieuwe naam aan het object te geven. Het geven van een naam aan een object kan vanuit verschillend perspectief worden benaderd: - Unieke naam (bijvoorbeeld Bernoulliborg) - Representatieve naam (bijvoorbeeld Academiegebouw) - Functionele naam (bijvoorbeeld tentamenhal) - Gebruiksnaam (bijvoorbeeld blaashal) Afhankelijk van het perspectief dat het beste past bij het object kan een naam voor een object gekozen worden. Vastgoed en Investeringsprojecten zal een voorstel voor een objectnaam doen en dit voorleggen aan de relevante stakeholders. Voorwaarden voor het gebruik van namen zijn de volgende: - De naam van het object moet “erkend” zijn en bij gebruik mag alleen die naam en geen varianten hierop gebruikt worden naast de objectcode. - De naam van het object moet uniek zijn, binnen de Rijksuniversiteit Groningen mag de objectnaam maar één keer voorkomen. - Het gebruik van de naam is een aanvulling op de objectcode. De naam mag niet los van de code gebruikt worden. - De naam van het object moet blijvend zijn en niet in de loop van de tijd veranderen behalve indien er sprake is van een bestemmingswijziging.
Ruimtenaamgeving In de loop van de tijd hebben een aantal ruimten naast een ruimtenummer ook een naam gekregen. In schriftelijke en mondelinge correspondentie worden de namen van deze ruimten gebruikt. Echter worden de namen niet in het ruimtebestand vermeld. Vanuit het facilitaire werkveld binnen de Rijksuniversiteit Groningen wordt aangegeven dat hier behoefte aan is. In Planon bestaat de optie om een ruimte te voorzien van een naam waarbij het ruimtenummer blijft bestaan. Dit laatste is belangrijk en een voorwaarde omdat elke ruimte uniek is. Dit gebeurt door middel van het toepassen van de URN-systematiek, welke een combinatie is van objectcode, verdieping en ruimtenummer. Dit is en blijft de enige “sleutel” om een ruimte te identificeren. Als aanvulling hierop kunnen bepaalde ruimten een naam krijgen. Alleen de volgende typen ruimten komen hiervoor in aanmerking: - Ruimten die voor representatieve activiteiten gebruikt worden, zoals voorlichting, recepties, ontvangsten, en dergelijke. - Ruimten die een uniek karakter hebben zoals het Universiteitstheater, de Blaashal en de Cave. - Ruimten die bij ingebruikname een naam hebben gekregen, zoals de Bruinszaal, Bladergroenzaal en de Blauwe Zaal. - Kantines, waarbij geld dat de ruimte die toegang geeft tot de ruimte de naam van de kantine draagt, zoals Kantine Sportcentrum en Kantine Harmonie. Voorwaarden voor het gebruik van namen zijn de volgende: - De naam van de ruimte moet “erkend” zijn en bij gebruik mag alleen die naam en geen varianten hierop gebruikt worden naast het ruimtenummer. - De naam van een ruimte moet uniek zijn, binnen de Rijksuniversiteit Groningen mag de ruimtenaam maar één keer voorkomen. - Het gebruik van de naam is een aanvulling op het ruimtenummer. De naam mag niet los van het nummer gebruikt worden. - De naam van de ruimten moet voor blijvend zijn en niet in de loop van tijd veranderen. Het Facilitair Bedrijf is formeel verantwoordelijk voor het ruimtebestand, en aangezien het hier een aanvulling betreft op deze gegevens is het niet meer dan logisch dat het Facilitair Bedrijf controleert of
Versie 1.1 03-02-2009
2 van 3
Object- en Ruimtenaamgeving
een ruimte met naam genoemd kan worden in het ruimtebestand. Dit om te voorkomen dat een tweede ruimtedatabase ontstaat welke bestaat uit ruimtenamen.
Versie 1.1 03-02-2009
3 van 3
facilitair bedrijf
unit gtb
Overzicht Ruimtecategorieën en typen FB09.0108 Versie 1.2
26 augustus 2009
Overzicht Ruimtecategorieën en -typen
In deze bijlage van het Procedureboek is een voorstel opgenomen voor een nieuwe indeling van Ruimtetypen en –categorieën. Deze indeling is een vereenvoudiging ten opzichte van de vorige indeling waardoor het makkelijker in het gebruik is zonder relevante informatie te verliezen. Dit voorstel is besproken met diverse partijen die hiermee gaan werken zoals de Facility Managers, Arbo- en Milieudienst, Facilitair Bedrijf en Vastgoed en Investeringsprojecten. De resultaten van deze overleggen zijn in de bijgevoegde lijst van ruimtecategorieën en –typen verwerkt. Momenteel wordt de lijst voorzien van een omschrijving per ruimtetype. Wanneer deze gereed is zal dit gemeld worden aan alle betrokkenen. Definitieve indeling Ruimtecategorieën en Ruimtetypen Op basis van de NEN2580 Ruimtecategorie.code A
Ruimtecategorie Sanitaire ruimte
B
Berging / stalling
C
Bergruimte
D
Bergruimte speciaal
E
Kantoorruimte
F
Ondersteunende ruimte
Versie 1.2 26-08-2009
ruimtetype.code A-01 A-02 A-03 A-04 A-05 A-06 B-01 B-02 C-01 C-02 C-03 C-04 C-05 D-01 D-02 D-03 D-04 D-05 D-06 D-07 E-01 E-02 E-03 E-04 E-05 F-01 F-02 F-03 F-04 F-05 F-06 F-07 F-08 F-09 F-10
ruimtetype Toiletruimte Werkkast Kleedruimte Doucheruimte Wasruimte Mindervalidentoilet Rijwielberging Garage Afvalberging Opslagruimte Expeditie Overige bijkomende ruimten Onbruikbare bijkomende ruimte Koelruimte Vriesruimte Berging (chem) Archief Audiovisuele opslag Opslag droog (hum.kad.) Berging (cyl) Zit/werkkamer Multifunctionele ruimte Kopieer/printer ruimte Postbehandelruimte Portier/receptie/balie Vergaderruimte Garderobe Pauzeruimte Wachtruimte Bibliotheek Lees-/studieruimte Studiecabine Boekenmagazijn Expositieruimte Uitgifteruimte
2 van 4
Overzicht Ruimtecategorieën en -typen
G
Restauratieve ruimte
H
Onderwijsruimte
I I1
Specifieke ruimten Laboratorium high-tech
I2
Laboratorium low-tech
I3
Werkplaats
I4
Patiënt behandelruimte
I5
Dierverblijfruimte
Versie 1.2 26-08-2009
F-11 G-01 G-02 G-03 G-04 G-05 H-01 H-02 H-03 H-04 H-05 H-06 H-07 H-08 H-09 H-10
Computerruimte Pantry Keuken Kantine Buffet Spoelkeuken Practicum PC-practicum Experimenteerruimte Observatieruimte Onderwijsruimte Toneelzaal Tekenkamer Collegezaal (vast meubilair) Werkgroepkamer (tot 8 pers.) Werkgroepkamer (15-35 pers)
I1-01 I1-02 I1-03 I1-04 I1-05 I1-06 I1-07 I1-08 I1-09 I1-10 I1-11 I2-01 I2-02 I2-03 I2-04 I3-01 I3-02 I3-03 I3-04 I3-05 I3-06 I3-07 I3-08 I3-09 I3-10 I3-11 I3-12 I4-01 I4-02 I4-03 I4-04 I5-01 I5-02
Gas/chromatografie Microscopie Meetkamer/-isotopen Röntgenkamer DNA laboratorium Laser-laboratorium C-laboratorium/isotopen B-laboratorium/isotopen Electronenmicroscopie Gloveboxkamer Autoclavenruimte Klimaatkamer(s) Kweekruimte Laboratorium Steriliseerruimte Prepareerkamer Werkplaats Doka Elektr. werkplaats Spuitkamer Spoelruimte Instrumentmakerij Reproductie c.a. Computerruimte Glasblazerij Ovenkamer Printerkamer Behandelkamer (p) Onderzoekruimte (p) Operatiekamer (p) Injectieruimte Dierenverblijf Dierexperimenteerruimte
3 van 4
Overzicht Ruimtecategorieën en -typen
I6
Sportaccommodatie
I7
Overige specifieke ruimte
N1
Installatieruimte
N2
Verkeersruimte
O
Overige
Versie 1.2 26-08-2009
I5-03 I5-04 I6-01 I6-02 I7-01 I7-02 I7-03 I7-04 I7-05 I7-06 I7-07 I7-08 I7-09 I7-10 I7-11 I7-12 I7-13 I7-14 N1-01 N1-02 N1-03 N1-04 N1-05 N1-06 N1-07 N1-08 N2-01 N2-02 N2-03 N2-04 N2-05 N2-06 N2-07 O-01 O-02 O-03
Aquariumruimte Insectarium Sportzaal Tribune Apparatuur Visualisatie ruimte Technische ruimte Centrifugekamer Temperatuurkamer Koude kamer Kasruimte Voorbereidingsruimte Meet- en/of weegkamer Montageruimte Regie-regelkamer Geluidscabine Filmcabine BHV ruimte Ketelhuis Telefoon-/LAN-ruimte C.V.-ruimte Meterkast Installatieruimte Luchtbehandeling Schacht Trafo Trapportaal Trappenhuis Lift Gang Portaal Sluis Hal Woonfunctie Leegstaande ruimte Onbekend
4 van 4
facilitair bedrijf
Handleiding Ruimtebeheer Inloggen in GAI en Planon
3 februari 2009
technisch beheer
facilitair bedrijf
Handleiding Ruimtebeheer Muteren ruimtegebruik
3 februari 2009
technisch beheer
facilitair bedrijf
Handleiding Ruimtebeheer Rapportage afdrukken
3 februari 2009
technisch beheer
facilitair bedrijf
Handleiding Ruimtebeheer Rapportage exporteren
3 februari 2009
technisch beheer
facilitair bedrijf
Handleiding Ruimtebeheer Importeren van Planon export in Excel
3 februari 2009
technisch beheer
Importeren van een Planon-export in Excel 1. Open Excel 2. Klik op het icoontje “Openen”
3. Verander het te openen bestandstype in “tekstbestanden”
4. Ga naar de locatie waar het document is opgeslagen en open het document Het volgende venster verschijnt:
1
Klik op volgende Het volgende venster verschijnt:
Klik op “Volgende” Het volgende venster verschijnt:
Geef hier per kolom aan of het gaat om “Tekst” of een ander type. Doe dit door op de kolom te klikken en rechts boven in het type te selecteren. In geval van tekst selecteer “Tekst”. In geval van een ander type selecteer “Standaard”. Aandachtspunt: selecteer voor de kolommen met de “Objectcode”, het “Ruimtenummer”, de code van het “Ruimtetype” en de code van de “Ruimtecategorie” het type “tekst” Klik op voltooien
2
facilitair bedrijf
Handleiding Ruimtebeheer Printen naar PDF
3 februari 2009
technisch beheer