Ruimtelijk Economisch Atelier Tordoir
Prioriteiten voor investeringsstrategie Metropoolregio Rotterdam-Den Haag Provincie Zuid-Holland Prof dr P.P. Tordoir
Notitie in opdracht van Metropoolregio Rotterdam-Den Haag en Provincie Zuid-Holland September 2015
Ruimtelijk Economisch Atelier Tordoir
Inhoud Doel en opzet van deze notitie
2
Ambitie van de Metropoolregio
2
Regionale uitgangspositie
3
Investeren in structuurversterking
9
Investeren in metropolitane verbindingen
11
Investeren in economische vernieuwing
14
Investeren in toonaangevende duurzaamheid
16
Investeren in attractiviteit van stad en land
18
Bronnen
21
1
Ruimtelijk Economisch Atelier Tordoir
1. Doel en opzet van deze notitie Voor economische structuurversterking zijn goed afgestemde en in elkaar grijpende publieke en private investeringen essentieel. De Metropoolregio Rotterdam - Den Haag (MRDH) en de provincie Zuid-Holland hebben daarom het initiatief genomen tot het ontwikkelen van een regionale investeringsstrategie. Voor dit project brengt de regio voorgenomen investeringen in de regio in kaart en maakt een roadmap next economy voor investeringen die benodigd zijn voor economische vitaliteit en bereikbaarheid op langere termijn. Het proces mondt uit in een regionale investeringsprogrammering. In dit proces wil de regio zicht op algemene aanknopingspunten voor cruciale investeringspakketten. Ze heeft Ruimtelijk Economisch Atelier Tordoir verzocht hiertoe een uitgangspuntennotitie te maken. Deze notitie zit aan de voorkant van het proces en is globaal van karakter. Het gaat in deze fase om het aangeven van de belangrijkste uitdagingen en een wervend economisch perspectief voor de regio, en prioritaire investeringspakketten die daarbij in het geding zijn. Uitgangspunt is de ontwikkelingsambitie van de MRDH zoals neergelegd in de regionale Agenda Economisch Vestigingsklimaat en de Strategische Bereikbaarheidsagenda. In kort bestek geeft de notitie een beeld van relevante economische trends, kansen en bedreigingen en de uitdagingen voor structuurversterking die daar uit volgen. Deze worden vertaald naar prioritaire investeringsrichtingen binnen regionale beleidsthema’s, waaronder economie, bereikbaarheid, wonen, energietransitie en klimaatadaptatie, groen en landschap. Er worden vier kernopgaven en bijbehorende prioritaire investeringspakketten voor structuurversterking gedefinieerd: economische vernieuwing, verbetering van regionale en internationale verbindingen, transitie naar toonaangevende duurzaamheid, en aantrekkingskracht op talent en investeerders. Deze kernopgaven liggen sterk in elkaars verlengde.
2. Ambitie van de Metropoolregio Uit de agenda’s van de MRDH spreken twee centrale ambities, één over de internationale economische positie en één over ruimtelijke en maatschappelijke samenhang. De economische ambitie is ‘internationaal marktleider te zijn in het ontwerpen, ontwikkelen, maken en vermarkten van oplossingen op het gebied van duurzaam leven in een sterk verstedelijkte deltaregio en oplossingen voor mondiale logistieke, energie-, voedsel- en veiligheidsvraagstukken’ (Agenda Economisch Vestigingsklimaat, 2014). De ambitie sluit aan bij de regionaal economische structuur en is specifiek over het doel: waarde creëren met exporteerbare oplossingen voor economische en maatschappelijke vraagstukken die min of meer grote transities verlangen. Daarmee wil de regio zich mondiaal profileren. De ruimtelijke ambitie spreekt uit het concept van een metropoolregio: het aanéénsmeden van de Rotterdamse en Haagse stadsgewesten tot een functionerend, veelzijdig en aantrekkelijk daily urban & regional system van ruim twee miljoen inwoners. Meer samenhang in de regio moet zorgen voor betere werking van arbeids- en woningmarkten, draagvlak voor (top-)voorzieningen, economische kruisbestuivingen en een internationaal aantrekkelijk woon-, werk- en verblijfsklimaat. Bereikbaarheid is daarbij een voorwaarde, gekoppeld aan ruimtelijke ontwikkeling van werken, wonen en recreatie. De ambities hangen samen. Een internationaal concurrerende economie vergt metropolitaanse kwaliteit en aantrekkingskracht van het vestigingsklimaat. Investeringen voor een goed functionerende metropoolregio moeten op hun beurt gedragen worden door een sterke economie.
2
Ruimtelijk Economisch Atelier Tordoir
3. Relevante megatrends Met de ambities speelt de MRDH in op trends in de concurrentieomgeving. Vooral twee trends zijn van groot belang, de ontwikkeling naar een next economy en de samenballing van geavanceerde activiteiten in metropolitane regio’s. Deze trends zetten in de komende decennia zeker door. Next Economy We leven eerder in een verandering van economisch tijdperk dan in een tijdperk van economische verandering—een prachtige uitspraak van Jan Rotmans. Er is sprake van een kanteling naar een ‘next economy’ , gekenmerkt door intelligentie en verduurzaming van productiesystemen. De toenemende intelligentie van systemen voor productie, transport en dienstverlening is een autonoom proces, gedreven door technologie en de markt. Nieuwe technologie zorgt voor ingrijpende veranderingen in de wijze waarop activiteiten en economische ketens zijn georganiseerd en gecoördineerd. Daardoor worden veranderingen in de vraag sneller gevolgd en capaciteit beter benut. Ketens worden korter en flexibel; netwerken voor goederen, energie en informatie smelten gaandeweg samen tot een intelligent ‘Internet of Things’ (Rifkin 2014). Deze ontwikkelingen gaan gepaard met de opkomst van nieuwe spelers in de economie. Informatisering en robotisering nemen menselijke arbeid over, maar de productiviteit en intelligentie in productiesystemen zorgt ook voor welvaartsgroei. Die welvaartsgroei voedt op haar beurt nieuwe arbeidsvraag voor activiteiten die moeilijk kunnen worden geautomatiseerd, waaronder kennisproductie, onderwijs, zorg, cultuur en toerisme. Als gevolg verschuift de werkgelegenheid van industrie en logistiek naar kennis- en persoonsgerichte diensten. De verduurzaming van activiteiten en productiesystemen, waaronder een energietransitie, verloopt minder autonoom. Collectieve bewustwording en regulerend beleid spelen een grote rol. Juist op dit vlak liggen de mondiale vraagstukken waar de economische ambitie van de MRDH aan refereert. De toekomst wordt zeker gekenmerkt door verduurzaming, maar de snelheid waarmee die zich ontwikkelt is niet te voorspellen. Technologie, waaronder de ontwikkeling van smart grids, werkt stimulerend. De next economy heeft veel impact op de MRDH. De Rijnmond en Drechtsteden en de tuinbouwgebieden vormen een Global Gateway waar stromen van goederen, voedsel, energie en informatie samenkomen en intelligentie van ketens en netwerken veel betekenis kan krijgen. Door sterke productiviteitsgroei behoudt de regio concurrentiekracht voor industrie en transport; ook de investeringsgoederenindustrie in de regio profiteert. De next economy brengt echter ook een verschuiving van werkgelegenheid naar kennis- en persoonsgerichte diensten teweeg en juist daar is de regio relatief wat minder concurrerend. Op het vlak van duurzaamheid en veiligheid, waar nationaal en internationaal beleid een grote rol spelen, kan de regio profiteren van het Haagse internationale institutionele complex. Aldus heeft de regio puzzelstukken voor succes in de next economy in handen.
Metropolitane kwaliteit De next economy is vooral een metropolitane economie. Geavanceerde activiteiten ballen samen in verstedelijkte regio’s, daily urban & regional systems, door het toenemende belang van economische agglomeratievoordelen (van Oort e.a. 2015). De economie draait op geavanceerde infrastructurele netwerken die zich bij uitstek binnen en tussen metropolitane regio’s uitstrekken. De verschuiving van de werkgelegenheid naar kennis- en persoonsgerichte dienstverlening speelt metropolitane regio’s in de kaart omdat juist die activiteiten gevoelig zijn voor nabijheid van grote arbeids- en afzetmarkten. Goed opgeleide werknemers en ondernemers in de next economy verlangen hoogwaardige voorzieningen die in metropolitane regio’s draagvlak vinden. Daarom zien we in Nederland en daarbuiten een trek van hoogopgeleide jonge volwassenen naar grote stadsregio’s; kennisintensieve werkgevers trekken hen achterna. Regio’s met grote economische diversiteit zijn ook een reactorvat voor economische kruisbestuiving en innovatie. Tenslotte zorgen omvangrijke daily systems voor efficiënte marktwerking:
3
Ruimtelijk Economisch Atelier Tordoir
voor het vinden van de best passende woning en of baan is het goed vissen in een grote vijver met rijk geschakeerd aanbod. In Nederland grijpt de trend aan op een van oudsher verstedelijkt land. Onze relatief kleine steden ontlenen kracht door onderlinge verbinding en gaan gezamenlijk de internationale concurrentie aan. Vooral de jongere en steeds beter opgeleide generatie beweegt zich in interstedelijk netwerkverband. Niet alleen grote steden doen mee; ook kleine kernen en streken raken opgenomen in grote daily systems. Het grootste systeem ontwikkelt zich in de noordvleugel van de Randstad, de vierhoek tussen Amsterdam, Utrecht, Amersfoort en Almere. De zuidvleugel blijft daarbij achter (zie fig. 1).
Fig. 1: Structuur en ontwikkeling van metropolitane daily systems Gemeten op basis van gemiddelde dagelijkse verkeersstromen. Structuur van daily systems: de Randstad bestaat uit vier stadsgewesten
Groei van daily systems, 1985-2009: de noordvleugel smelt samen tot metropoolregio
uitleg: lijnen geven dagelijkse verplaatsingen (min. 5000/dag) Per lijn geeft de blauwe fractie het aandeel bestemmingsverkeer en de rode fractie het aandeel herkomstverkeer. Centrumgemeenten met per saldo een netto bestemmingsfunctie liggen aan het blauwe einde van de lijnen.
uitleg: blauwe lijnen geven de groei van verkeersstromen. De dikte van een lijn geeft de absolute groei, de kleurintensiteit van een lijn geeft de %-groei. Blauw=toename; rood=afname
Bron: CBS microdata OVG en MON, 1985-2009, bewerking Tordoir & Poorthuis (zie Tordoir e.a. 2015)
De metropolitane samenballing wordt door marktkrachten gedreven, maar zonder beleid bijt de markt in haar eigen staart. Ongecontroleerde ontwikkeling leidt tot congestie, kwaliteitsvermindering en hoge kosten. Ook hier ligt een parallel met de next economy: zoals verduurzaming afhankelijk is van gericht beleid is ook het goed functioneren van de metropolitane regio afhankelijk van collectieve investeringen en ordenend beleid. Een fijnmazige verstedelijkingstructuur, doorspekt met groene longen, heeft voordelen. De menselijke maat waaraan we hechten wordt dan gecombineerd met de kracht van het getal. Die combinatie stelt hoge eisen aan bereikbaarheid en ruimtelijke ordening. De trend stelt de MRDH voor grote uitdagingen. De regio kent de hoogste dichtheid aan bevolking, voorzieningen en kennisinstellingen in Nederland maar heeft desalniettemin geen natuurlijke voorsprong. Die ligt bij de noordvleugel van de Randstad (zie fig. 1). De MRDH trekt menselijk en ondernemend talent maar verliest dat ook, en het saldo voor hoogopgeleide mensen en banen is licht negatief (zie tekstkader, volgende bladzijde). Agglomeratievoordelen en welvaart zijn lager dan op grond van aantallen mag worden verwacht. De regio is versnipperd; de stadsgewesten liggen nabij maar zijn niet sterk verbonden. Reistijden zijn lang en vervoersnetwerken onoverzichtelijk. Topvoorzieningen die een groot draagvlak
4
Ruimtelijk Economisch Atelier Tordoir
vergen, zoals excellente internationale ontsluiting, komen onvoldoende van de grond. Ook in woon- en verblijfskwaliteit loopt de MRDH per saldo achter op concurrenten in binnen- en buitenland. Er zijn hoogstedelijke en groen-suburbane kwaliteitsmilieus, maar die hebben gezamenlijk nog niet de omvang die van een grote en welvarende miljoenenstad verwacht mag worden. Dit alles geeft echter ook veel kansen voor de regio. Er is onbenut potentieel dat gerealiseerd kan worden door betere organisatie. Gerichte investeringen kunnen veel hefboomeffect hebben.
Groei van de MRDH, maar ook een brain drain Onderstaande kaarten geven saldi van in- en uitgaande stromen van banen en mensen, voor de MRDH en omliggende gemeenten. Positieve saldi zijn blauw; negatieve rood. Ook geven taartdiagrammen aan hoeveel banen en mensen de MRDH wint (blauwe taartpunten) en verliest (rode taartpunten) van omliggende gemeenten. De MRDH wint per saldo werkplekken (fig. 2a) en bevolking (fig. 3a), maar niet voor hoger geschoold werk en hoger geschoolde mensen (fig. 2b en 3b). Er is sprake van brain drain. Fig. 2 Verplaatsingen van werkplekken, 2006-2012 a) alle werkplekken b) werkplekken voor hoger opgeleiden
Fig. 3 Verhuizingen, 1999-2012 a) bevolking totaal
b) hoger opgeleide bevolking
Bron: CBS microdata banen, bewerking Tordoir & Poorthuis
5
Ruimtelijk Economisch Atelier Tordoir
4. Regionale uitgangspositie Bijzondere positie, sterkten en zwaktes De economie van de MRDH kent een bijzondere structuur en achtergrond. Sterkten, zwakten, kansen en bedreigingen zijn terug te voeren op die achtergrond. Veel grootstedelijke regio’s ontlenen hun concurrentiepositie en aantrekkingskracht aan hun tophiërarchische positie in (inter-)nationale stedelijke netwerken. Het zijn algemene centra, knooppunten voor handel, diensten en verzorging. Dat geldt minder voor de Rotterdamse en Haagse stadsgewesten, waar de economie eerder steunt op een brede reeks van specifieke specialisaties en exportsectoren dan op algemene centrumfuncties. Voor het Rotterdamse gewest is de ligging aan diep vaarwater relatief sterk bepalend; in het Haagse gewest geven institutionele activiteiten een belangrijke basis. Deze achtergrond heeft verreikende consequenties voor sterken, zwakten, kansen en bedreigingen van de MRDH. 1 – De economische structuur van de MRDH zet een rem op de groei van inkomen en werk De sterke groei van commerciële zakelijke en consumentgerichte diensten in geavanceerde economieën is deels aan de MRDH voorbijgegaan. Die diensten zijn gevoelig voor stedelijke centrumposities. In Nederland heeft vooral de Amsterdamse regio sterk van de ontwikkeling geprofiteerd. De bovengemiddelde inkomens en banengroei in deze diensten verklaart waarom het regionaal product, welvaart en ook werkgelegenheid daar sneller groeien dan in de MRDH (zie fig. 3).
Fig. 3: Ontwikkeling van het bruto regionaal product, 1995-2012
bron: CBS/TNO, Randstad Monitor; bewerking W.J.J.Manshanden (2014)
Deze zwakte van de MRDH wordt deels gecompenseerd door sterke productiviteitsontwikkeling in het Rotterdamse stadsgewest en door conjuncturele stabiliteit in het Haagse gewest. De goederensector waarin Rotterdam domineert is productiever dan de commerciële dienstverlening; de Haagse publieke sector is op haar beurt minder conjunctuurgevoelig. Een nadeel is weer dat veel exportsectoren in de MRDH verzadigde (wereld-)markten kennen en de groei van de publieke sector structureel afvlakt. 2 - De concurrentiekracht van de regio steunt sterk op clusterspecifieke netwerken Door haar multi-gespecialiseerde economische structuur hangt de welvaart van de MRDH sterk af van sectoraal specifieke vestigingscondities—zoals de havens en het regeringscentrum—en minder van
6
Ruimtelijk Economisch Atelier Tordoir
algemene omgevingscondities en agglomeratievoordelen. Zeker in de Rijnmondregio en het West- en Oostland worden op basis van specifieke lokale condities posities in wereldmarkten bevochten. Hier schuilt de grootste kracht van de regio (Slot e.a. 2013). Die kracht is man-made. In de exportsectoren waaronder agribusiness, procesindustrie, logistieke en maritieme diensten en investeringsgoederen vormen bedrijven vitale lokale clusters en is veel geïnvesteerd in gemeenschappelijke voorzieningen en kennis. In die sectoren kent de regio veel organiserend en investerend vermogen. Exportposities worden niet snel overgenomen door concurrenten in andere regio’s. 3 - Het gebouw van de regionale economie kent sterke stenen maar minder sterk cement De kracht op clusterniveau heeft keerzijdes. Exportclusters in de regio steunen op specifieke netwerken, kennis en voorzieningen, meer dan op algemene regionale condities en voorzieningen. Clusters profiteren relatief weinig van algemene stedelijke massa en aantrekkingskracht. De regio is economisch in zekere zin een eilandenrijk. Nieuwe clusters en kruisbestuiving tussen clusters komen niet snel van de grond. Dit verklaart waarom het regionale bedrijfsleven, ondanks de bovenmatige aanwezigheid van kennisinstellingen en researchcentra, gemiddeld genomen slechts matig innovatief is. Een andere consequentie van de versnipperde structuur is dat regionale markten voor arbeid en toeleveringen niet optimaal functioneren: een uitvallende vraag vanuit het ene cluster kan niet snel worden opgevangen door vraagtoename in andere clusters. 4 - Directe clusterbelangen hinderen regiobrede investeringen in de kwaliteit van het verblijfsklimaat Dat de regionale welvaart meer op clusterspecifieke condities steunt dan op regiobrede kracht heeft consequenties voor de algemene aantrekkingskracht van het woon- en verblijfsklimaat. Stedelijke en landschappelijke kwaliteiten laten nog te wensen over. In de stedelijke centra is recentelijk veel verbeterd vanwege het belang van hoogwaardige kantoorfuncties, kenniswerkers en toerisme, maar vooral in suburbane en landschappelijke delen van de MRDH staan sectorspecifieke belangen in infrastructuur, bedrijventerreinen en teeltcomplexen vaak op gespannen voet met het algemene belang van een aantrekkelijk woonklimaat. Het economische belang van stedelijke, suburbane en landschappelijke verblijfskwaliteit en de toenemende rol van die kwaliteit voor aantrekkingskracht op menselijk talent is nog weinig algemeen onderkend.
Kansen en bedreigingen Het gaat in dit rapport over investeringsstrategie om kansen en bedreigingen op langere termijn, voor duurzaam verdienvermogen. Sterkten en zwakten moeten in dat licht worden gewogen. Kansen en bedreigingen volgen deels uit de hiervoor besproken megatrends, de next economy en het belang van grootstedelijke kwaliteit. Hierna volgt een korte, meer gestructureerde bespreking van kansen en bedreigingen. Er zijn twee groepen van kansen en bedreigingen voor duurzaam verdienvermogen in de MRDH. Kansen (1): clusterperspectieven. Veel toonaangevende exportclusters in de MRDH hebben vandaag weliswaar te maken met verzadigde wereldmarkten en tegenzittende conjunctuur, maar kunnen mits ze voldoende innoveren en investeren rekenen op krachtig ontwikkelende markten in de toekomst. Die marktgroei volgt uit mondiale ontwikkelingen en vraagstukken—zie ook de MRDH ambitie—en technologische vooruitgang: transities in energievoorziening, voedselvoorziening en veiligheid, en de organisatie van productie- en vervoerketens ter zake. Alleen al op het vlak van (o.a. duurzame) energievoorziening kunnen wereldwijde investeringen groeien van 500 naar 1000 miljard dollar per jaar. Regionale exportclusters spelen in de betreffende wereldmarkten nu een vooraanstaande rol en zijn daarom in pole position voor de toekomst. Marktleiderschap biedt echter geen garantie. Nieuwe ontwikkelingen gaan gepaard met nieuwe spelers en verlangen van bestaande spelers het uiterste in ondernemerschap en innovatie.
7
Ruimtelijk Economisch Atelier Tordoir
Bedreigingen (1): onvoldoende innovatie. De kracht van gespecialiseerde clusters hangt uiteindelijk af van nieuw ondernemerschap en innovatie. Niettegenstaande innovatieve bedrijven in agribusiness, life sciences, proces- en regeltechniek en investeringsgoederen heeft de MRDH als geheel geen toonaangevend track record. Er zijn weinig snelle groeiers. Havengerelateerde bedrijven nutten vooral bestaande investeringen uit. Revolutionaire nieuwe technologie speelt een beperkte rol in de economie, ondanks de concentratie van kennisinstellingen en researchcentra. Dat de regio netto kenniswerkers verliest is zowel oorzaak als gevolg. Efficiëntie is doorgaans belangrijker dan productinnovatie. Op kortere termijn geeft dit marktkracht, op langere termijn een bedreiging. Kansen (2): regioperspectieven. De regio heeft stedelijke massa en economische diversiteit opgebouwd door multi-specialisatie, en kan die massa en diversiteit in principe inzetten voor agglomeratievoordelen. Het gaat om directe synergievoordelen tussen clusters en om indirecte voordelen, als regionale markten voor arbeid, kennis, toeleveringen en algemene voorzieningen beter functioneren en meer algemene aantrekkingskracht uitoefenen. Verbetering van dit ‘cement tussen de regionale stenen’ kan zorgen voor een inhaalslag wat betreft de algemene welvaart in de regio, maar vergt wel voldoende voorinvesteringen en intergemeentelijke afstemming in infrastructuur en voorzieningen. Bedreigingen (2): spiraal naar beneden. Regionale integratie kan een opwaartse spiraal in werking zetten, een versnelde slag naar een hoogwaardige grootstedelijke kenniseconomie. Gebrek aan integratie kan juist een neerwaartse spiraal triggeren, gegeven dat innovatieve en kansrijke delen van de regionale economie kunnen uitwijken naar concurrerende regio’s in binnen- en buitenland indien regionale condities geen gelijke tred houden met vestigingseisen. Ook de wisselwerking tussen de aantrekkingskracht van het economisch vestigingsklimaat en de aantrekkingskracht van het woon- en verblijfsklimaat kan twee kanten opwerken: naar boven maar ook naar beneden.
8
Ruimtelijk Economisch Atelier Tordoir
5. Investeren voor structuurversterking Benutting van kansen en kering van bedreigingen verlangt doelgericht structuurbeleid. Investeringen zijn daar onderdeel van. Om effectief te zijn zullen investeringen onderling goed afgestemd en gefaseerd moeten plaatsvinden, waar nodig geflankeerd door organisatorische overeenstemming en acties. Ze moeten passen in bredere (beleids-)visies die door alle stakeholders worden gedragen. Gezien de voorgaande analyse liggen er vier opgaven voor structuurversterkend investeringsbeleid.
Maar een deel van structuurversterkende investeringen is publiek. Private investeringen kunnen evenzeer bijdragen aan algemene belangen. Met kleine investeringsimpulsen, deelnames en andere stimulerende maatregelen waaronder ook deregulering, kunnen overheden private investeringen in de gewenste richting uitlokken en een hefboom zetten op hun economisch en maatschappelijk effect. Ook kunnen stakeholders zonder de overheid in clusterverband investeringsbeleid uitstippelen. Zolang investeringen collectieve meerwaarde geven zijn verschillende organisatorische modellen mogelijk. Voor de haalbaarheid en timing van investeringen geven kansen voor en complicaties van organisatiemodellen sessiele randvoorwaarden, naast begrotingstechnische en algemeen-conjuncturele condities. Deze voorwaarden en condities komen in dit rapport hoogstens zijdelings aan bod--het rapport is gericht op inhoudelijke investeringsrichtingen—maar zullen in een latere fase van haalbaarheidstoetsing uiteraard nauwkeurig moeten worden meegewogen.
Kernopgave: betere metropolitane verbindingen Een rode draad door de analyse is het agglomeratiepotentieel van de MRDH dat beter kan worden benut. Markten voor arbeid, diensten en huisvesting kunnen beter functioneren, (top-)voorzieningen kunnen meer draagvlak krijgen en onderling worden afgestemd, clusters kunnen meer onderlinge kruisbestuiving geven. De betekenis van de stedelijke massa en diversiteit voor burgers, bedrijven en instellingen in de regio kan toenemen. Basisvoorwaarde is een goede verbindingenstructuur. Het gaat om interne en externe (vooral internationale) ontsluiting. Daartussen zit een verband: intraregionale verbindingen zorgen voor draagvlak voor externe en internationale verbindingen. Relevant zijn niet alleen actuele knelpunten in de infrastructuur maar ook structurele netwerkaanpassing en stimulering van nieuwe vervoerstechnieken en organisatiemodellen. Er is een nauwe relatie met ruimtelijk structuur- en ontwikkelingsbeleid, aansluitend op economische en demografische dynamiek in en rond de MRDH. De bereikbaarheidsopgave verlangt daarom richtinggevende regionale structuurvisie.
Kernopgave: economische vernieuwing Een rode draad door de analyse is het belang van economische en technologische vernieuwing. Het vernieuwingspotentieel in de MRDH vergt een flink tandje extra. Omdat de MRDH weinig ‘natuurlijke’ middelpuntvliedende kracht uitoefent op talent en ondernemerschap in de nationale en internationale omgeving vraagt vernieuwing in eerste instantie stimulering van binnenuit. Dat is vooral een zaak van organiserend vermogen binnen het bedrijfsleven, onderwijs en kennisinstellingen. Het potentieel aan organiserend vermogen en kennis in de regio kan krachtiger worden ingezet. Naast organiserend vermogen scheppen ook investeringen in het vestigingsklimaat, onderwijs en kennisontwikkeling een klimaat waarin vernieuwing gedijt—zie bijvoorbeeld de High Tech Campus in Brainport Zuidoost Brabant. Zaak is om de dominante Mainport investeringsstrategie voor de regio deels om te buigen naar een brainport investeringsstrategie, toegesneden op de economische sterkten van de MRDH. Kernopgave: toonaangevende duurzaamheid
9
Ruimtelijk Economisch Atelier Tordoir
In de economische ambitie voor de MRDH staan oplossingen voor mondiale opgaven in duurzaamheid en veiligheid centraal. Hier liggen kansen op scherpe internationale profilering en marketing van de regio, gegeven de regionaal economische structuur. In de praktijk zal de profielambitie vooral door extra inzet op vernieuwing tot stand moeten worden gebracht. De ambitie ligt daarmee in het verlengde van de economische vernieuwingsopgave. Een verschil is wel dat maatschappelijke en publieke partijen bij duurzaamheid (waaronder energietransitie) en veiligheid een relatief meer belangrijke rol spelen, als initiator, regelgever of gebruiker. Het geambieerde profiel is relatief goed ‘maakbaar’ door collectieve actie en investeringen, in kleine of grote kring. Tegelijkertijd zijn partijen in de regio sterk afhankelijk van (beleids-)acties en investeringen op (inter-)nationaal niveau. In dat kader komen de Haagse institutionele competenties goed van pas.
Kernopgave: aantrekkingskracht met stedelijke en landschappelijke kwaliteit Economische vernieuwing en duurzaam verdienvermogen steunen op menselijk talent en ondernemerschap. In onze geavanceerde economie kiezen talenten niet alleen een werkplek maar ook een leefklimaat tussen verschillende steden. Bedrijven volgen het talent; de battle for talent tussen grote steden is tenminste zo hevig als de strijd om investeerders. De MRDH heeft geen natuurlijke leiderspositie; de mate waarin de MRDH menselijk potentieel aantrekt en vasthoudt is relatief zwak en verlangt versterking. Zoals gesteld wordt dit in veel sectoren onvoldoende onderkend. Versterking van het economische vernieuwingsvermogen en de (op zich uitstekende) regionale instellingen voor hoger onderwijs en onderzoek draagt bij aan grotere aantrekkingskracht voor talent. Daarnaast kunnen tandjes worden bijgezet op de kwaliteit van het regionale woon- en verblijfsklimaat. Drie soorten van milieus staan in de battle for talent centraal: binnenstedelijke centra ofwel interactiemilieus waar wonen, werken en recreëren sterk verweven zijn, suburbane milieus waar woonkwaliteit centraal staat en tenslotte recreatieve landschappelijke milieus met hoge kwaliteit.
Gezocht: optimale hefboomwerking De opgaven en benodigde investeringspakketten liggen in elkaars verlengde. Vernieuwing steunt op fysieke bereikbaarheid en aantrekkingskracht, en andersom. Wat werkt voor de ene opgave kan doorwerken voor de andere opgave. Door slim zwaluwstaarten kunnen hefbomen worden gecreëerd. Acties en investeringen op kruispunten tussen opgaven verdienen prioriteit. Die mogelijke synergie geldt ook in gebiedsgericht kader. Het zwaluwstaarten zal moeten plaatsvinden binnen en tussen gemeentelijke verbanden, en tussen het lokale, regionale en (inter-)nationale niveau. Hier kan het MRDH samenwerkingsverband veel meerwaarde tonen, als schakelkast in een veelheid van doelgerichte netwerkverbanden. In de hiernavolgende paragrafen worden opgaven en investeringspakketten verder uitgewerkt.
10
Ruimtelijk Economisch Atelier Tordoir
6. Investeren in metropolitane verbindingen Uitgangspunt: samenhang bereikbaarheid en verstedelijking Voor de MRDH liggen uitdagingen in internationale en regionale bereikbaarheid. Die hangen samen: verbetering van regionale bereikbaarheid geeft draagvlak voor internationale verbindingen. Versterking van verkeersbindingen binnen de MRDH is door de complexe en versnipperde verstedelijkingstructuur veelal lastig en kostbaar. Business cases zijn daardoor moeilijk rond te krijgen. Een voorbeeld is bereikbaarheid van RTHA: door de excentrische ligging van de terminal t.o.v. hoofdinfrastructuur en beperkte ruimtelijke uitbreidingsmogelijkheden is er onvoldoende vervoerwaarde voor hoogwaardig OV. Ander voorbeeld: de verbetering van het hoofdspoor tussen Rotterdam en Den Haag vergde grote inpassingsinvesteringen in Delft. De voorbeelden geven aan dat investeringen in bereikbaarheid veelal pas haalbaar worden door ruimtelijke ontwikkeling. Bij die ruimtelijke ontwikkeling moet goed wordt ingesprongen op de ruimtelijke dynamiek van bevolking en bedrijvigheid in de regio, en op veranderingen in vervoerpreferenties. Die ruimtelijke dynamiek is recent door de auteur nader in kaart gebracht (Tordoir 2015). Belangrijke ontwikkelingen waar op kan worden ingespeeld: -
De groei van de groep jonge hoogopgeleide ‘netwerkstedelingen’ die binnenstedelijke woon-, werk- en verblijfsmilieus opzoeken, zich vooral tussen stedelijke centra verplaatsen en daarbij eerder OV in combinatie met de fiets gebruiken dan de auto. Kennisintensieve werkgevers nestelen zich steeds meer op centraalstedelijke OV-knopen om voor deze groep goed in de arbeidsmarkt te liggen. Deze dynamiek concentreert zich binnen de MRDH vooral in de (Kennis-)as Rotterdam CS-Delft-Den Haag HS/CS, die verder doorzet naar Leiden en Amsterdam, en de internationale verbinding (Brussel-) Rotterdam-Schiphol-Amsterdam. Deze assen vormen het front van metropolitane integratie op regionale en Randstedelijke schaal. De ontwikkelwaarde van hoofdknopen en de vervoerwaarde van lijnen neemt daarom structureel toe. Hoofdknopen vormen interactiemileus waar werken, wonen en recreëren gemengd zijn.
-
De populariteit van goed gelegen groen-suburbane kwaliteitsmilieus voor wonen en werken (w.o. werk aan en vanuit huis), vooral onder goed opgeleide gezinsvormers en tweeverdieners. In de MRDH zijn groene woonlocaties in de boog Leidschendam-Zoetermeer-Lansingerland structureel in trek, mede door de centrale ligging in de arbeids- en voorzieningenmarkt van de gehele MRDH. Deze groep gebruikt veel de auto; Randstadrail is belangrijk maar verzorgt maar een beperkt deel van het totale vervoer. De groep verplaatst zich niet alleen naar stedelijke centra maar ook tussen suburbane gebieden onderling, gebruik makend van het regionale snelwegennet—dat verklaart vooral de congestie op dat net.
-
De ontwikkeling van werkgelegenheid op grote(re) afstand van stedelijke en suburbane centra, in het bijzonder in havengebieden en het Westland. Een aantal gespecialiseerde clusters zal zich vanwege grootschalig ruimtegebruik en veiligheid op afstand van stedelijk gebied moeten kunnen doorontwikkelen. Pendelstromen moeten efficiënt kunnen verlopen. Die pendel bestaat nu volledig uit autoverkeer, met doorgaans lange reistijden. Dat zet een rem op de efficiëntie van de betreffende arbeidsmarkten.
Internationale bereikbaarheid Recent hebben SEO (2014) en APPM e.a. (2014) de internationale bereikbaarheid in kaart gebracht, rekening houdend met de belangrijkste afzetmarkten en concurrenten. Voor goederenvervoer heeft de regio een uitstekende internationale concurrentiepositie. De MaVa corridor neemt het laatste knelpunt weg. De concurrentiepositie voor internationaal personenverkeer is minder goed. De regio is in het nadeel jegens concurrerende regio’s in de vierhoek Londen-Vlaamse Stedenruit-Parijs-Frankfurt, waaronder de
11
Ruimtelijk Economisch Atelier Tordoir
Randstad noordvleugel. Verbetering heeft prioriteit. Van belang zijn luchthavens, snelle railverbindingen en regionaal ontsluitend OV van belang. Investeringsprioriteiten: -
Versterking van de functie van RTHA voor vooral het zakelijk verkeer. Actuele knelpunten betreffen de landzijdige ontsluiting. De wegcongestie zal met de opening van de A4 Delft-Schiedam verbeteren. Een probleem blijft OV-ontsluiting; zoals gesteld kent RTHA door de excentrische ligging t.o.v. de OVhoofdstructuur te weinig vervoerwaarde. Op zekere termijn zal moeten worden nagedacht over mogelijke reconstructie en gedeeltelijke verplaatsing van luchthaven(-faciliteiten), zodanig dat de luchthaven en gerelateerde activiteiten beter kunnen uitbreiden en veel betere ontsluiting mogelijk is, bij voorkeur via de treinverbinding Rotterdam-Den Haag. Het gaat om majeure investeringen waarvoor tijdige planologische reserveringen nodig zijn.
-
Betere internationale ontsluiting van Den Haag, door hoogfrequente spoorverbindingen met zowel Schiphol als Rotterdam Centraal. Den Haag heeft ‘ingeleverd’ door de huidige HSL-exploitatie. De belangrijkste investering om dit euvel te verzachten is viersporigheid op het traject Delft-Rotterdam, zodat hoogfrequent op Rotterdam kan worden gereden. Beide steden profiteren. Extra spoor op het traject Delft-Rotterdam heeft hoge prioriteit op korte termijn
-
Op middellange termijn krijgt versnelling van het spoor van de MRDH richting Duitsland tot HSLkwaliteit prioriteit. Daarbij speelt de keuze tussen Rotterdam of Den Haag als eindstation. Beide steden zullen, hoe die keuze ook uitvalt, profiteren van snel spoor richting Duitsland als de railverbinding tussen beide steden volledig viersporig is. Hoe meer hoogfrequent de verbinding tussen de steden, hoe groter het draagvlak voor snel spoor naar Duitsland.
Betere internationale ontsluiting van de MRDH voor personenverkeer verlangt aldus een zorgvuldig gefaseerd investeringenpakket. Een volledig viersporige railverbinding tussen Rotterdam en Den Haag CS vormt de prioritaire eerste stap. Deze geeft tezamen met een ruimtelijk ontwikkelingsprogramma een basis voor latere opwaardering van het spoor naar Duitsland tot HSL-kwaliteit. Mogelijk geeft de ontwikkeling van de vervoers- en kennisas Rotterdam-Delft-Den Haag op termijn kansen voor ruimtelijke herstructurering van het RTHA areaal—wellicht in combinatie met een Technopolis en met landschapsontwikkeling—waardoor de luchthaven landzijdig beter wordt ontsloten. Zo’n integraal programma voor de as Rotterdam-Den Haag is een nationaal belang, waarin ook het Rijk voldoende zal moeten investeren om het nationale concurrentie- en verdienvermogen structureel te verbeteren.
Regionale bereikbaarheid Verbetering van verbindingen in combinatie met ruimtelijke (her-)ontwikkeling, rekening houdend met de bovenbeschreven dynamiek in woongedrag en economisch vestigingsgedrag, is ook het adagium voor investeringen in regionale bereikbaarheid. Met regionaal afgestemd ruimtelijk (her-)ontwikkelingsbeleid kan die dynamiek in goede banen worden geleid opdat haalbare business cases ontstaan. Investeringen in verbindingen dienen daarom in regionaal netwerkverband te worden geplaatst. De prioriteit voor gecombineerde ontwikkeling van ruimte en bereikbaarheid ligt bij een aantal zones binnen de MRDH: -
Kennisas Rotterdam-Delft-Den Haag-Leiden. Het indirecte maar grote belang van deze as voor internationale bereikbaarheid is zojuist besproken: volledige viersporigheid heeft prioriteit. De as kent over krap 20 km drie eminente ontwikkellocaties (Rotterdam CD, Den Haag Laakhaven en CS-zone), een klaarliggende ontwikkellocatie (Spoorzone Delft), een strategische toekomstlocatie (Technologiepark Delft) en twee belangrijke nevencentra: Schiedam en Rijswijk. Weinig metropolen in de wereld kennen zo’n parelketting aan kansen. Met hoogfrequente verbindingen zal de as zich als één uitgestrekt hoogstedelijk interactiemilieu ontwikkelen, vergelijkbaar en in relatie met de as Schiphol-Zuidas-A’dam CS. Dat is een nationaal belang. Voor internationale profilering en aantrekkingskracht op investeringen en talent is de as essentieel. Ook voor metropolitaanse integratie van arbeidsmarkten en draagvlak voor topvoorzieningen is de as cruciaal.
12
Ruimtelijk Economisch Atelier Tordoir
-
Oostelijke suburbane zone. De groen-suburbane zone ten noordoosten van de Kennisas, die reikt van Leidschendam tot en met Lansingerland, is een kansrijke suburbanisatiezone in de regio en geeft naast de Kennisas een sleutel voor metropoolvorming. Met Randstadrail is een ontsluitingsslag geslagen, maar die is op termijn niet voldoende. Noordoost-zuidwest dwarsverbindingen richting Delft en het Westland zijn beperkt. Met goed gefaseerd ruimtelijk ontwikkelingsbeleid voor de gehele zone kunnen drie vliegen worden geslagen: vergroting van de capaciteit van het gebied voor wonen en werken, verdere versterking van omgevingskwaliteit en aantrekkingskracht, en verbetering van verbindingen. De waarde van het gebied voor wonen geeft mogelijkheden voor goede business cases, mits goed gefaseerd wordt ontwikkeld. Bereikbaarheid zal hier ruimtelijke ontwikkeling moeten volgen: een investeringsprioriteit op termijn.
-
Westland, incluis de zuidelijke zone van Den Haag. Dit economisch belangrijke deel van de regio, ook belangrijk woongebied, is slecht met OV ontsloten. De wegontsluiting is niet optimaal maar verbetert. Ontsluiting wordt snel belangrijker: de pendel uit andere delen van de regio neemt toe, waaronder pendel van kenniswerkers die nodig zijn om het teeltcomplex op te waarderen. Hoogwaardig OV is van toenemend belang, maar voor het verkrijgen van voldoende vervoerwaarde zal eerst zal meer geconcentreerde ruimtelijke ontwikkeling van wonen en werken moeten plaatsvinden. Die ruimtelijke ontwikkeling kan plaatsvinden in relatie met gewenste herstructurering van het glasareaal.
-
Rijnmond Zuidflank, het gebied ten zuiden van de Maas dat reikt van de Drechtsteden tot en met Voorne-Putteninclusief. De bereikbaarheid naar en binnen deze uitgestrekte verstedelijkte zone, doorspekt met suburbane en groene kwaliteitsgebieden, is in grote delen problematisch voor zowel de auto als het het OV. Dit stelt het functioneren van de arbeidsmarkt en het grijpen van economische kansen in de zone op de proef. De Blankenburger tunnel en de MaVa Corridor zijn belangrijk voor goederenvervoer maar geven voor personenverkeer slechts beperkt soelaas. In combinatie met grote ontwikkellocaties, w.o. Stadionpark, Zuidplein en Stadshavens en verschillende locaties in de Drechtsteden, zijn betere en deels nieuwe, in- en externe verbindingen een investeringsprioriteit. Stedelijke verbindingen over de Maas kunnen mogelijk op twee plaatsen worden versterkt, ter hoogte van Stadionpark en Stadshavens, met stations Blaak en Schiedam als noordelijke aanhakingspunten. Aldus kan de Rotterdamse autoruit een pendant in het OV krijgen. Daarnaast kan de OVbereikbaarheid van het eiland Voorne-Putten een impuls gebruiken. Woon-, werk- en voorzieningencentra (zoals het Scheepvaart- en Transportcollege in Brielle) vormen een belangrijk onderdeel van de metropolitane agglomeratie.
Benutting: nieuwe technologie en mobiliteitsdiensten De mogelijkheden voor betere benutting van (multimodale) vervoerssystemen nemen toe door informatietechnologie, nieuwe mobiliteitsdiensten en de deeleconomie. Gestimuleerd door subsidiebeleid en regelgeving kunnen snelle ontwikkelingen in dit kader knelpunten in met name het wegennet verzachten en aldus investeringsruimte vrijspelen voor de bovenstaande prioriteiten. Het zwaard van gericht stimuleringsbeleid snijdt aan twee kanten, want nieuwe mogelijkheden geven een ook markt voor nieuw en kansrijk ondernemerschap. Bovendien kunnen nieuwe mobiliteitsdiensten worden gekoppeld aan een smart grid van energie en informatie dat gaandeweg zal kunnen worden ontwikkeld in de MRDH (waarover meer in paragraaf 8 van deze notitie). Voor de verdere toekomst kunnen zelfsturende en gedeelde systemen voor individueel vervoer een revolutionaire rol gaan spelen: een fundamentele individualisering en flexibilisering van openbaar vervoer. Investeringen en flankerend beleid zullen zich in eerste instantie op experimenteerruimte richten. Of er een moment komt voor grotere voorwaardenscheppende investeringen valt te bezien.
13
Ruimtelijk Economisch Atelier Tordoir
7. Investeren in economische vernieuwing Omslag naar brainportinvesteringen Investeringen in economische structuurversterking zijn de afgelopen decennia sterk gericht op clusterspecifiek goederenvervoer: het Mainportbeleid, waaronder de bouw van de Betuwelijn en Maasvlakte II. De MaVa corridor en Westelijke Oeververbinding vormen een sluitstuk daarvan. De goederenbereikbaarheid is op mondiaal concurrerend niveau gekomen. De economische structuurversterking zal zich de komende decennia meer kunnen richten op vernieuwing, op de regio als kenniseconomie ofwel brainport. Zo’n omslag stimuleert het bedrijfsleven tot ondernemerschap en investeringen in nieuwe technologie, producten, diensten en markten. Dat is niet alleen voor technologiesectoren van belang maar ook voor main- en greenportsectoren in de MRDH en de maritieme investeringsgoederensector in de Drechtsteden. De infrastructuur, de World Port City en de greenport moeten slimmer worden en evolueren naar de next economy en een Internet of Things. Op het vlak van kennisontwikkeling staat de MRDH sterk met toonaangevende universiteiten en researchcentra. De economische stimulering zal gericht dienen te zijn op kennisvalorisatie, ondernemerschap, ontwikkeling van geavanceerde diensten, onderwijs en vakmanschap, het functioneren van de arbeidsmarkt en aantrekkingskracht op menselijk talent. Technologische incubatie en opschaling, kruisbestuiving (cross-overs) tussen economische clusters en het aantrekken en vasthouden van ondernemend talent vragen bijzondere aandacht. Structuurversterking van de kenniseconomie is niet alleen een zaak van investeringen maar ook een kwestie van organiserend vermogen. Dat vermogen is niet zwak, en regionale initiatieven als Yes, RCI en Innovation Quarter versterken het. Op dat fundament kan verder worden gebouwd met gerichte investeringen in vestigingsklimaat voor vernieuwende activiteit. Twee soorten van vestigingsmilieus hebben daarbij prioriteit: milieus voor incubatie en opschaling van nieuwe producten en processen, en milieus voor geavanceerde kennisdiensten ofwel interactiemilieus.
Incubatie en opschaling voor nieuwe producten en processen Toepassing en opschaling van nieuwe kennis en technologie is cruciaal voor de regionale exportsectoren, waaronder de main- en greenportclusters en de investeringsgoederenindustrie. De opdracht is een vestigingsklimaat te scheppen dat bestaande en nieuwe spelers stimuleert en internationale investeerders en ondernemend talent trekt. Zo’n klimaat vergt fysieke voorinvesteringen. Investeringsprioriteiten hebben vestigingsmilieus voor incubatie en voor opschaling. -
Incubatiemilieus. Incubatie is de eerste toepassing van kennis en technologie voor nieuwe producten en processen. Campusmilieu, met nabijheid van kennisinstellingen en ondernemers zijn bevorderlijk voor innovatie en kunnen internationaal in de markt worden gezet voor investeerders, ondernemers en talent. Het succes van Brainport Zuidoost Brabant steunt mede op het concept. In de MRDH is het concept zwak ontwikkeld, de biotechnologische campus Leiden niet meegerekend. Er is een aanzet tot campusontwikkeling in Delft en er zijn plannen voor andere campussen. Het structuurbeleid kan worden ingezet op campusontwikkeling die mondiaal kan worden geprofileerd. Daartoe lenen zich een drietal campusinitiatieven in de regio: de Technopolis Delft, de RDM campus en Stadshavens, en de Haagse campus van de Universiteit Leiden. De Technopolis Delft kan daarbij, gezien het karakter van de TuDelft en de ontwikkelruimte in Delft-Zuid, de belangrijkste plek worden voor technologisch geavanceerde incubatie. Fysieke voorinvesteringen op de drie campussen, in faciliteiten en ontsluiting, zullen gepaard moeten gaan een krachtige organisatiestructuur en internationale marketing. Daarnaast licht een stimuleringsfonds voor kleinschaliger campusontwikkeling in de regio, waaronder een greenportcampus, in de rede.
14
Ruimtelijk Economisch Atelier Tordoir
-
Opschalingsmileus en ‘Field Labs’. Opschaling van laboratorium naar (proef-)fabriek vergt experimenteerruimte (waaronder regelvrije ruimte) en gemeenschappelijke voorzieningen. Met name de Stadshavens en RDM campus kunnen zich ontwikkelen en internationaal profileren als inspirerend experimenteermilieu waar bedrijven ook snel kunnen doorgroeien bij succes. Waar kan beter worden gespeeld met zelfvliegende, -varende en -rijdende machines? Zo’n ontwikkeling zal ook inspirerend werken voor jongeren en het beroepsonderwijs. Dit alles vergt voorinvesteringen en organisatie. Gebiedsmarketing zal het vrije karakter moeten benadrukken, eerder dan een thema als klimaat of energie. Alles mag, en daar gaat het om. Daarnaast kan procesindustriële beproeving en opschaling plaatsvinden in de nieuwere haven- en industriegebieden, en teelt-technologische opschaling in Westland, waarbij privaat initiatief leidend zal zijn. In deze gebieden wordt al geëxperimenteerd met Field Labs, installaties en andere voorzieningen voor de beproeving van nieuwe producten en processen waar verschillende partijen gebruik van kunnen maken. Hoge R&D kosten kunnen worden gedeeld; innovatie wordt gestimuleerd. Het Field Lab concept verdient daarom waar mogelijk versterking binnen de MRDH en ook voor de investeringsgoederenindustrie in de Drechtssteden.
Interactiemilieus voor geavanceerde kennisdiensten Voor leiderschap in de next economy en een aantrekkelijk internationaal investeringsklimaat is een breed complex van geavanceerde kennisdiensten en regiefuncties, waaronder hoofdkantoren, onontbeerlijk. Rotterdam en Den Haag kennen zekere speerpunten in maritieme en technische kennisdiensten (w.o. ingenieurs- en architectenbureaus), groothandel, verzekering en juridische activiteit, maar het palet kan breder en de specialisaties kunnen sterker worden. Sectorspecifiek, direct op bedrijven gericht stimuleringsbeleid is voor deze activiteiten niet aan de orde; ook het fiscale instrument dat Nederland lang heeft gehanteerd voor het corporate complex is eindig. Indirect en mensgericht stimuleringsbeleid, gericht op kennis en onderwijs, bereikbaarheid en een internationaal erkend werk-, woon- en verblijfsklimaat, is daarentegen essentieel. Naast de reeds besproken prioriteiten voor bereikbaarheid zijn er twee specifieke investeringsprioriteiten:
-
Hoogwaardige, functiegemengde zakencentra. Een belangrijkste locatiefactor voor geavanceerde dienstverleners is wervingskracht van de vestigingsplek in de omliggende arbeidsmarkt voor kenniswerkers. Een goede ligging van de vestigingslocatie is cruciaal in de battle for talent. Om die reden vestigen kennisdiensten zich in toenemende mate op hoofdknopen van multimodaal vervoer, waarbij vooral hoogfrequente interstedelijke spoorverbindingen zwaar tellen. Rotterdam Central District en het Haagse Central Innovation District (Beatrixkwartier) zijn kernlocaties die de regio in die strijd werpt, gericht op de Randstedelijke arbeidsmarkt. Publieke investeringen in de verblijfskwaliteit van die locaties zijn belangrijk.
-
Interactiemilieus voor kennis en creativiteit. De next economy steunt sterk op kenniswerkers en creatieve activiteit, waarbij interpersoonlijke netwerken van groot belang zijn. Werken, netwerken en ontspannen smelten daarbij steeds meer samen, bij voorkeur in functiegemengde hoogstedelijke milieus. Deze milieus vormen bijenkorven waarin kruisbestuivingen plaatsvinden, met grote aantrekkingskracht op talent. Onder meer Rotterdam Central District, Stadshavens, Kop van Zuid, de Binckhorst en Spoorzone Delft hebben de potentie om zich in deze richting te ontwikkelen. De daartoe benodigde investeringen zullen niet altijd volledig door marktpartijen kunnen worden opgebracht.
15
Ruimtelijk Economisch Atelier Tordoir
8. Investeren in toonaangevende duurzaamheid Slimme strategie Verduurzaming en vergroting van de veiligheid van productie, vervoer, consumptie en de leefomgeving, waaronder het klimaat, is een wereldwijde uitdaging waar de MRDH een toonaangevende rol kan spelen. Regio’s worden vaak toonaangevend in opkomende activiteiten bij een gelukkige match tussen de lokale economische structuur en de lokale vraag en lokale uitdagingen. Lokale oplossingen geven een springplank naar mondiale markten als uitdagingen ook elders (gaan) spelen. Dit strategische principe kan leidend zijn voor structuurbeleid voor duurzaamheid en veiligheid. Beleid speelt op die terreinen een geprononceerde rol omdat de betreffende uitdagingen en behoeften, zowel lokaal als elders in de wereld, sterk door regulerend, stimulerend en investerend beleid worden bepaald. Al deze omstandigheden geven de MRDH wind in de zeilen. De economische structuur zit mee, lokale uitdagingen en organiserend vermogen zitten mee en het Haagse (non-)gouvernementele complex kan een partij meeblazen in internationale beleidsvorming en afstemming. Internationaal georiënteerde economische strategie, die zo succesvol heeft uitgepakt voor de nationale handelsfunctie, kan ook werken voor duurzaamheid en veiligheid. Er gebeurt al veel, waaronder o.a. het Rotterdam Climate Initiative (RCI 2013), de Clean Tech Delta en de Haagse Security Delta. Om kansen te scheppen en te benutten is echter nog werk aan de winkel. Het vernieuwingsvermogen in de economische (aanbod)structuur is te beperkt. De reeds besproken strategie voor economische vernieuwing is ook voor duurzaamheid en veiligheid essentieel. Daarnaast liggen aan vraagzijde knelpunten. Investeringen in duurzaamheid en veiligheid, waaronder energietransitie, komen in de regio noch elders gemakkelijk van de grond. Onzekerheid over technologie en standaarden (wat gaat het worden?) en gebrekkige beleidsafstemming verhinderen internationale marktvorming. Knelpunten en onzekerheden, gepaard aan grote toekomstkansen, vergen een beleidsmix: enerzijds experimentatie en ‘strooigeld’, anderzijds doorpakken en risico nemen met grotere investeringen. Wie niet waagt die niet wint. Structuurversterkend investeringsbeleid speelt aldus aan aanbod en vraagzijde een rol en telt zwaar. Dat geldt ook voor flankerend organiserend, stimulerend en regulerend beleid, op lokaal en internationaal niveau.
Experimentatie: laat 1000 bloemen bloeien Een vernieuwend economisch klimaat verlangt aanbodstimulering (o.a. in campussen) en een lokale vraag die open staat voor experiment. Welke technieken uiteindelijk winnen is vaak onzeker. Het is uit oogpunt van structuurversterking verstandig om nieuwe en nog onbewezen toepassingen te stimuleren. Toepassing van standaardtechniek voor bijvoorbeeld woningisolatie moet het zonder subsidie kunnen stellen. Een adagium ‘laat 1000 bloemen bloeien’ in duurzaamheids- en energiebeleid geeft de regio aantrekkingskracht op innovatieve ondernemers en vernieuwingsgerichte gebruikers. Zo’n klimaat verlangt ondernemende (campus-)milieus, field labs en publiek ‘strooigeld’. Beleid kan zich daarnaast richten op informatievoorziening en netwerkvorming, makelen en schakelen binnen en tussen economische en maatschappelijke sectoren en tussen aanbod en vraag—op dat vlak gebeurt overigens al veel. Daarbij verdient vraagarticulatie, het organiseren van netwerken van gebruikers van nieuwe technieken om drempels voor o.a. financiering weg te nemen, extra aandacht. Tenslotte kan ook deregulering kan innovatie uitlokken; niet alles kost publiek geld. Krijgen Google en Tesla ruimte om zelfrijdende auto’s in de regio te laten rijden? De (wereld-)markt pikt de winnaars. Doorpakken: op naar een regionaal ‘smart grid’ Desalniettemin kan op één essentieel punt, de fysieke infrastructuur voor energie, met publieke investeringen en subsidie, krachtig worden doorgepakt en zeker risico genomen. Een fundament voor de next economy is het Internet of Things (IoT): slimme, algemeen toegankelijke en onderling gekoppelde netwerken voor goederen, energie, reststoffen en informatie. Het gaat deels om commons: de
16
Ruimtelijk Economisch Atelier Tordoir
infrastructuur voor het IoT dient algemeen toegankelijk te zijn en dat rechtvaardigt publieke middelen. Door haar economische en stedelijke massa en door de vanwege haar economische structuur buitengewone productie en consumptie van energie verkeert de MRDH als vrijwel geen andere stadsregio in uitgelezen positie voor een slag op dat vlak. Daarmee kan de regio krachtig concurrentievoordeel creëren—vergelijkbaar (en nadrukkelijk ook te relateren met!) de havens en mainportstrategie. Kansrijke onderdelen voor een IoT worden door private investeerders reeds ontwikkeld, waaronder slimme gas- en electranetten door o.a. Eneco. Een mogelijk belangrijk onderdeel kan de Warmterotonde vormen, met een eerste traject van warmteproducent Europoort naar warmtegebruiker Westland. Of zo’n grote individuele investering inzet van publiek investeringsgeld rechtvaardigt moet maatschappelijke kostenbaten analyse uitwijzen. Voor structuurversterkend investeringsbeleid is het in ieder geval essentieel dat dit soort investeringen passen in een bredere visie op koppeling van netten in een echt regionaal IoT. Criteria die kunnen gelden bij de afweging van publieke investeringsmiddelen zijn dan niet alleen directe kosten en opbrengsten maar ook mogelijke exporteerbaarheid van de techniek en de effecten op regionale vernieuwingskracht en het internationale investeringsklimaat. Dat laatste is extra belangrijk omdat de regio voor een toonaangevende rol in duurzaamheid en het IoT ook kennis en private investeerders van elders wil aantrekken, onder andere van Amerikaanse reuzen in informatie- en vervoerstechnologie. Binnen het kader van een bredere IoT strategie zullen specifieke investeringen zoals een Warmterotonde wellicht ook eerder een goede business case krijgen. Temeer reden om zo’n brede infrastructurele verduurzamingstrategie te vormen.
Regionale en internationale orkestratie Voor het IoT, en duurzaamheid en veiligheid in het algemeen, zijn regionale en internationale beleidsafstemming en standaardisering cruciaal. Dat verlangt strategische dwarsverbanden tussen regionale initiatieven zoals het Climate Initiative en de Security Delta, dwarsverbanden in gemeentelijk stimulerings- en aankoopbeleid, krachtige verbanden tussen de regio en het Rijk, tussen verschillende beleidsterreinen zoals economisch beleid, verkeer en vervoersbeleid en ruimtelijk beleid, en tenslotte maar niet tenminste actief beïnvloeden en profiteren van beleid en middelen op EU-niveau, waaronder de Juncker-gelden. Bestuurlijk organisatie- en lobbyvermogen, met korte lijnen naar het Rijk, de EU, het bedrijfsleven en grote internationale investeerders zijn essentieel. Die noodzakelijke ‘spaghetti’ verloopt gesmeerd bij een duidelijk gemeenschappelijk doel en strategie. Het Haagse institutionele complex kan goede diensten bewijzen. Het Rijk is essentieel: zij zal de grootste publiek-investerende partij kunnen zijn. Er is immers een duidelijk een nationaal belang. Gelijk hebben is echter nog geen gelijk krijgen.
17
Ruimtelijk Economisch Atelier Tordoir
9. Investeren in attractiviteit van stad en land Battle for talent Menselijk talent, in ondernemerschap en vakmanschap, staat aan de basis van economische kracht en vernieuwing. Dat wordt alleen maar sterker op weg naar de next economy. Talent wordt ook steeds meer mobiel; vooral de jongvolwassen en hoogopgeleide generatie verhuist steeds meer van de ene naar de andere regio en van het ene naar het andere land. Steden en regio’s concurreren derhalve om deze groep en die concurrentie is hevig (Tordoir e.a. 2015). Grote stadsregio’s zijn in trek, maar dat geldt minder voor de MRDH dan voor bijvoorbeeld de noordvleugel van de Randstad en veel buitenlandse concurrenten. Er ligt hier derhalve een flinke opgave voor de MRDH. Uiteraard speelt de onderwijs- en kennisinfrastructuur van een regio een belangrijke aantrekkende rol. De MRDH heeft instellingen die jonge talenten van over de gehele wereld aantrekken. Die trekkracht is essentieel en kan waar mogelijk verder worden versterkt. De kernopgave ligt echter vooral bij het vasthouden van talent na het afstuderen en bij het aantrekken van afgestudeerd talent van elders want juist daar ligt een relatieve zwakte van de regio. Vooruitzichten op een carrière en op succesvol ondernemerschap in de regio spelen een grote rol. Versterking van de economische aanbodstructuur, vooral door vernieuwing, levert dus ook grotere aantrekkingskracht op talent—er speelt een wisselwerking. Toch is dit nog niet voldoende. Mensen die veel te kiezen hebben, en dat geldt voor veel talenten en succesvolle vakmensen, kiezen hun woonplek niet alleen met het oog op de arbeidsmarkt maar ook met het vizier op de kwaliteit van het woon- en leefklimaat. Bij de kwaliteit van dat klimaat in de MRDH kan een tandje worden bijgezet. Versterking van de kwaliteit van het stedelijke en landschappelijke woon- en leefklimaat is uiteraard een breed algemeen belang; alle inwoners profiteren min of meer. Die kwaliteit vergt altijd min of meer grote publieke investeringen. Op zich is dat geen reden om daar ook middelen voor economische structuurversterking aan te besteden. Voor die laatste investeringen gaat het om aantrekkingskracht op mensen die nodig zijn voor een sterke en vernieuwende economie, voor verdienvermogen. Vanuit dit specifieke oogpunt zijn er ook specifieke investeringsprioriteiten in de kwaliteit van de leefomgeving. Het zal met name bij woonmilieus om voorinvesteringen gaan: uiteindelijk zal de business case door o.a. grond- en belastingopbrengsten kloppend dienen te zijn. Uiteraard spelen de conjunctuur, de woningmarkt en de financiële markten een uiterst belangrijke rol waar bij besluiten over feitelijke investeringen nauwgezet rekening moet worden gehouden; dat spreekt voor zich. Drie types van woon- en verblijfsmilieus zijn daarbij van extra belang.
Hoogstedelijke milieus Zoals eerder besproken is hoogstedelijk wonen en recreëren vooral onder de jongste generatie hoogopgeleiden sterk in opkomst. Kennisbedrijven en instellingen volgen die groep en nestelen zich ook in toenemende mate in hoogstedelijke locaties, op en nabij hoofdknopen van intercityverbindingen. Opkomend als woonmilieu voor de groep zijn ook ‘spannende’ stedelijke transitiezones, zoals Katendrecht in Rotterdam en het zuidelijke Regentessekwartier (Rond de Energiecentrale) in Den Haag. Door de kapitaal- en vooral leenkracht kracht van deze groep ontwikkelen die woonmilieus zich vooral vanzelf, met privaat kapitaal. Binnenstedelijke vernieuwing en transformatie nemen dan ook een vlucht. Stimulerend structuurbeleid is vooral belangrijk in regulerende zin—waaronder planologisch beleid—meer dan in publiek investerende zin. Structuurversterkende (voor-)investeringen zijn op hun plaats in zeer dichte woon- en werkcentra, de reeds genoemde interactiemilieus zoals het RCD en het Beatrixkwartier. Daarnaast zijn structuurversterkende (voor-)investeringen belangrijk in bijzondere stedelijke vestigings- en recreatiemilieus, waaronder de Rotterdamse Kop van Zuid en het Museumkwartier, de Haagse
18
Ruimtelijk Economisch Atelier Tordoir
Internationale Zone en Scheveningen-Strand en Bad. Deze milieus versterken het toerisme en zijn extra belangrijk voor de internationale naamsbekendheid en het profiel van de steden. Het belang van de toerist die later terugkeert als student of als kenniswerker wordt vaak onderschat.
Suburbane milieus De binnenstedelijke investeringsopgave is nog altijd stevig, maar de kwaliteit van de grote binnensteden in de MRDH is de laatste decennia wel met grote sprongen vooruit gegaan. Dat geldt veel minder voor suburbane kwaliteiten in de regio. Een aanzienlijk deel van de voor het verdien- en innovatievermogen benodigde talent, ondernemerschap en vakmanschap zoekt juist suburbane woonmilieus, zeker als kinderen in het spel zijn. Die groep neemt niet af in omvang, maar kiest wel steeds meer tussen verschillende stedelijke regio’s. Ook hier speelt dus concurrentie, en juist hier kent de MRDH een stevige achterstand ten opzichte van concurrerende regio’s. De totale omvang, in oppervlakte en aantal woningen, van kwalitatief goede groen-suburbane woonmilieus in de MRDH beslaat niet veel meer dan de helft van dat van de noordvleugel van de Randstad, terwijl de bevolking van beide gebieden elkaar ongeveer in evenwicht houdt. Gevolg is dat werkgevers in de MRDH eerder een beroep moeten doen op pendelaars van ver. Dat knaagt aan hun concurrentiepositie op de arbeidsmarkt. Dat te redresseren is ook een nationaal belang: pendel van ver vraagt veel publiek geld in infrastructuur. De omvang van groen-suburbane kwaliteitsmilieus in de MRDH moet groter worden en de kwaliteit van bestaande milieus moet omhoog. Dat vergt omvangrijke voorinvesteringen in bereikbaarheid, voorzieningen en groen. Prioriteit hebben daarbij de ‘groene zone’ van Leidschendam tot en met Lansingerland, delen van het Westland en delen van de zuidflank van de Rijnmondregio. De groene zone heeft daarbij de grootste aantrekkingskracht vanwege de centrale ligging in de MRDH, met dien verstande dat de ontsluitende infrastructuur wel verdere verbetering behoeft. Deze drie gebieden hebben momenteel een versnipperde structuur. Verdere ontwikkeling en kwaliteitsverbetering van deze gebieden vergt in ieder geval zonebrede ruimtelijke structuurvisies, waarin groene longen en recreatiegebieden en ook de ontsluitingsstructuur bijzondere aandacht verdienen. Voor deze gehele zones ligt een zone-brede, gemeentegrensoverschrijdende grondexploitatie voor de hand.
Landschappelijke milieus Een zwakke stee van de MRDH zijn ook de landschappen, en dan met name de grote versnippering en slechte bereikbaarheid daarvan. Hoogwaardige landschappen en kustzones geven het regionale woonklimaat voor kenniswerkers aanzienlijke extra aantrekkingskracht. Dat geldt in het bijzonder voor technisch georiënteerde kenniswerkers die gezien de economie en ambitie van de regio extra gewicht in de schaal leggen. Landschap rond de steden en suburbs krijgt bovendien steeds meer waarde gezien de opkomst van kennisintensieve en culturele ‘cottage industries’, ‘slow food’, en toerende recreatie en toerisme, op het water en op de fiets. De MRDH kent een bijzondere reeks van natuur- en cultuurlandschappen en oude kernen, en uiteraard de kustzone. De opgave ligt vooral in het terugdringen van de sterke versnippering, het creëren van doorlopende routes, betere ontsluiting naar woongebieden en verhoging van lokale verblijfskwaliteit. Adriaan Geuze van bureau West8 geeft helder en precies de algemene kansen prioriteiten aan voor landschapsontwikkeling en ontsluiting: de kustzone Den Haag-Hoek van Holland, de groene long van Valkenburg tot het Haagse Bos, de Vlietzone, de Schiezone en het Delfland, de groene long van de Zuidplas tot aan Zoetermeer met de Rottemeren en tenslotte maar niet tenminste de groene long van de eilanden IJsselmonde en Voorne-Putten (West8, 2015). De lijst is groot maar de benodigde investeringen niet noodzakelijkwijs altijd omvangrijk. Met acupunctuur, zoals beter waterbeheer voor de Rottemeren, kunnen al; flinke slagen worden gemaakt. Met het oog op economische structuurversterking kan echter wel de prioriteit worden gelegd bij landschapsontwikkeling in het gebied tussen Den Haag en Rotterdam. Er spelen daarbij drie overwegingen: dit gehele gebied heeft een essentiële schakelfunctie voor de samensmelting van de MRDH tot een optimaal functionerende metropoolregio; door het gebied loopt de Kennisas als
19
Ruimtelijk Economisch Atelier Tordoir
ruggengraat voor economische structuurversterking en landschapsontwikkeling hier ondersteunt de (business case voor) verdere versterking van het centraal gelegen suburbane woon- en werkklimaat in de MRDH. De Kennisas zal profiteren van opwaardering en ontsluiting van de Schie- en Vlietzone en het Hof van Delfland. Met goed gekozen ruimtelijk structuurbeleid kan andersom de stedelijke ontwikkeling van die zone, incluis Technopolis Delft, bijdragen aan de kwaliteit van het omliggende landschap. Tenslotte kan ook een op termijn ook een relatie worden gelegd met de mogelijk noodzakelijke reconstructie van het RTHA areaal en de ontsluiting daarvan. Wat betreft landschapsontwikkeling in de suburbane zone kan tenslotte een relatie worden gelegd met grondexploitaties voor wonen en met de noodzakelijke herstructurering en modernisering van delen van het omvangrijke glasareaal in de regio. Dit vergt veel kennis en kunde bij (her-)ontwikkelende partijen. Een doelgericht gemeenschappelijk ontwikkelingsbedrijf zou hier goede diensten kunnen bewijzen.
20
Ruimtelijk Economisch Atelier Tordoir
Bronnen
APPM, Ecorys & Goudappel Coffeng (2014), Trends, ontwikkelingen en contouren opgaven Internationale connectiviteit Zuidelijke Randstad BO MIRT (2013), Adaptieve agenda Zuidelijke Randstad 2040. Bestuurlijk Overleg MIRT Metropoolregio Rotterdam-Den Haag (2014), Agenda Economisch Vestigingsklimaat Manshanden, W. (2014), ‘De overheid in de Metropoolregio Rotterdam-Den Haag: agglomeratie, innovatie en kapitaal’. In: Tordoir, P.P. e.a., Metropoolvorming: kansen en opgaven. Reflecties uit de wetenschap. Den Haag: Metropoolregio Rotterdam-Den Haag, pp11-23 Oort, F. Van, E. Meijers, M. Thissen, M. Hoogbrugge & M. Burger (2015), De concurrentiepositie van Nederlandse steden. Den Haag: Platform 31 RCI (2013), RCI Actieplan Energie. Rotterdam: Rotterdam Climate Initiative Rifkin, J. (2014), The Zero Marginal Cost Society. New York: Palgrave McMillan SER (2015), Uitvoeringsagenda Energieakkoord 2015. Den Haag: Sociaal Economische Raad Slot, A. van der, B. van Dongen, J. Althoff, W. Van den berg & R. Ponds (2013), Zuidvleugel, de topregio van Nederland. Naar een nieuwe economische agenda Zuidvleugel 2010-2020. Roland Berger Tordoir. P.P. (2015), Mobiliteit in de Metropoolregio Rotterdam-Den Haag. GIS-analyse van verkeersbewegingen en verhuizingen. Amsterdam: Ruimtelijk Economisch Atelier Tordoir Tordoir, P.P., A. Poorthuis en P. Renooy (2015), De veranderende geografie van Nederland. De opgaven op mesoniveau. Den Haag: ROM West8 (2015), Landschap als vestigingsfactor in de MRDH. Den Haag: Metropoolregio Rotterdam-Den Haag Vervoersautoriteit Metropoolregio Rotterdam-Den Haag (2013), Strategische Bereikbaarheidsagenda
21