18 september 2013
Prinsjesdag 2013 Voorwoord Op Prinsjesdag 2013 is het belastingpakket 2014 gepresenteerd. Dit pakket omvat vier wetsvoorstellen: het Belastingplan 2014, de Wet aanpak fraude toeslagen en fiscaliteit, de Wet wijziging percentage belasting- en invorderingsrente en Overige fiscale maatregelen 2014, hierna tezamen aangeduid met: “het Belastingplan”. Uit het Belastingplan hebben wij een selectie gemaakt, te weten: - Afschaffing integratieheffing - Verkrijging participatie in vastgoedbeleggingsfonds zonder overdrachtsbelasting - Belangen in onroerendezaakrechtspersonen - Belastingrente Vpb omhoog naar 8% - Meer activiteiten voor fiscale beleggingsinstelling (fbi) mogelijk - Vrijgestelde beleggingsinstellingen (vbi) - Investering in asbestsanering MIA ook voor bedrijfsmatige verhuurders (niet box III) - Crisisheffing - Verruiming vrijstelling schenkbelasting - Giftenaftrek en ANBI’s - Inkomstenbelasting De meeste voorstellen hebben een beoogde ingangsdatum per 1 januari 2014. Voor zover een andere ingangsdatum geldt, wordt dit hieronder aangegeven. Het spreekt voor zich dat een en ander gedurende het parlementaire traject nog kan wijzigen. Toch kan het raadzaam zijn om op deze voorstellen te anticiperen. Onze gedachten daarover hebben wij hieronder kort samengevat opgenomen. Uiteraard zijn onze fiscalisten graag bereid om uw vragen te beantwoorden, dan wel nadere toelichting te verstrekken. Hun gegevens treft u onderaan deze nieuwsbrief. Afschaffing integratieheffing Het Belastingplan stelt voor om de integratieheffing met ingang van 1 januari 2014 af te schaffen. Indien een belegger/projectontwikkelaar op (al dan niet recent aangeschafte) eigen grond een bouwproject realiseert of laat realiseren en dit gebouw (deels) in gebruik neemt voor vrijgestelde activiteiten (vrijgestelde verhuur) vindt nu nog een fictieve (integratie)levering van de belegger/projectontwikkelaar aan zichzelf plaats en dient hij op dat moment 21% btw af te dragen over de stichtingskosten. Onder stichtingskosten wordt mede begrepen eigen personeelskosten en grondkosten (voor zover daarover al niet eerder btw is betaald). Daarmee is het voordeel van de
afschaffing duidelijk: alleen nog de aan de belegger/projectontwikkelaar gefactureerde btw drukt op het bouwproject. Voor thans lopende bouwprojecten geldt dat de reeds in aftrek gebrachte btw op goederen en diensten (met het oog op een aanstaande integratielevering) niet direct terugbetaald hoeven te worden op 1 januari 2014. Eerst op het moment dat de nieuwe onroerende zaak in gebruik wordt genomen voor btw vrijgestelde activiteiten wordt die eerdere aftrek gecorrigeerd. De afschaffing houdt in dat de belegger/projectontwikkelaar na 1 januari 2014 de btw die hij in rekening krijgt gebracht niet meer mag aftrekken voor zover hij de nieuwe onroerende zaak gaat gebruiken voor btw-vrijgestelde prestaties (conform het wettelijke systeem van aftrek). Actie: (1) Ingebruiknemen (door vrijgestelde verhuur) van nieuw vervaardigde onroerende zaken na 1 januari 2014 en (2) voor nieuw te starten bouwprojecten laten toetsen wat fiscaal optimaal is: grond aankopen als bouwterrein (wel btw, geen overdrachtsbelasting) of juist niet (geen btw, wel overdrachtsbelasting). Verkrijging participatie in vastgoedbeleggingsfonds zonder overdrachtsbelasting In het Belastingplan is voorgesteld dat een verkrijging van participaties in vastgoedbeleggingsfondsen, die geen rechtspersoonlijkheid bezitten, vanaf 1 januari 2014 zonder heffing van overdrachtsbelasting kan plaatsvinden, mits een belang in het fonds wordt verkregen van minder dan 1/3 (samengenomen met belangen van verbonden (rechts)personen). Meer specifiek gaat het hierbij om rechten van deelneming in beleggingsfondsen of fondsen voor collectieve belegging in effecten in de zin van de Wft die de economische eigendom van één of meer onroerende zaken bezitten. Er wordt daarbij geen onderscheid gemaakt tussen open en besloten fondsen. Een latere inkoop door het fonds gevolgd door een intrekking van participaties kan eveneens leiden tot de toename van belangen gehouden door een zittende investeerder boven de 1/3 waardoor deze investeerder (alsnog) overdrachtsbelasting verschuldigd is of wordt. Eenzelfde regel geldt voor belangen gehouden in onroerendezaakrechtspersonen. Actie: ter voorkoming van discussies achteraf kan het, ondanks het voorstel, relevant zijn om in vooroverleg met de belastingdienst te treden dat een vastgoedfonds kwalificeert als beleggingsfonds zoals bedoeld in dit voorstel. De verkrijging van een belang in een niet kwalificerend vastgoedbeleggingsfonds is namelijk in beginsel belast met overdrachtsbelasting. Belangen in onroerendezaakrechtspersonen Momenteel is de verkrijging van een belang van ten minste 1/3 in een onroerendezaaklichaam belast met overdrachtsbelasting als een fictieve verkrijging van onroerende zaken. Kort gezegd, is sprake van een vastgoedlichaam indien de bezittingen van het lichaam voor meer dan 50% bestaan uit onroerende zaken die worden gehouden voor exploitatie- en/of verkoopdoeleinden. In het Belastingplan is voorgesteld dat alleen de verkrijging van aandelen (of rechten) in rechtspersonen (en niet in lichamen zonder rechtspersoonlijkheid) kan kwalificeren als een fictieve verkrijging van onroerende zaken. Verder is voorgesteld om de zogenoemde consolidatieplicht voor de bepaling of sprake is van een onroerendezaakrechtspersoon te wijzigen. Voorgesteld is om deze plicht alleen te laten gelden voor belangen van 1/3 of meer in rechtspersonen. Dit heeft bijvoorbeeld tot gevolg dat de bezittingen (waaronder onroerende zaken) en schulden van vastgoedbeleggingsfondsen zonder rechtspersoonlijkheid naar evenredigheid meegenomen dienen te worden. Een rechtspersoon,
houder van belangen in vastgoedbeleggingsfondsen, kan zodoende eerder als vastgoedlichaam kwalificeren. Buitenlandse personenvennootschappen die naar buitenlands recht rechtspersoonlijkheid bezitten en zelfstandig drager zijn van rechten en plichten, kunnen ook kwalificeren als onroerendezaakrechtspersoon, denk bijvoorbeeld aan de Engelse Limited of Duitse GmbH & Co KG. Actie: een verkrijger van belangen in een rechtspersoon, die belangen houdt in vastgoedbeleggingsfondsen, dient extra alert te zijn of de rechtspersoon kwalificeert als vastgoedlichaam en aldus bij de verkrijging in beginsel overdrachtsbelasting verschuldigd is. Belastingrente Vpb omhoog naar 8% Voor de belasting- en invorderingsrente blijft gelden dat wordt aangesloten bij de wettelijke rente voor niet-handelstransacties. Nieuw is dat daarbij een ondergrens gaat gelden van 4%. Bovendien geldt straks een uitzondering voor de belasting- en invorderingsrente voor de vennootschapsbelasting. Daarvoor wordt aangesloten bij de wettelijke rente voor handelstransacties met een ondergrens van 8%. Door overgangsrecht zullen de gewijzigde rentepercentages effectief pas worden toegepast op belastingaanslagen vanaf 18 februari 2014. Belastingrente is voor vennootschaps- en inkomstenbelasting overigens pas verschuldigd vanaf 6 maanden na afloop van een belastingjaar. De eerste zes maanden na afloop van een belastingjaar zijn dus rentevrij. Over de wettelijke betalingstermijn van zes weken voor een belastingaanslag wordt overigens ook belastingrente berekend. Het aantal gevallen waarin nog rente wordt vergoed is overigens zeer beperkt (sparen tegen minimaal 8% bij de belastingdienst komt enkel in zeer uitzonderlijke gevallen nog voor, het gaat dan bijvoorbeeld om teruggaven van betaalde bedragen op aanslagen waarvoor de belastingdienst een verzoek om uitstel van betaling eerder heeft geweigerd). Verder wordt het opzettelijk onjuist of onvolledig verstrekken van gegevens en inlichtingen in het kader van de voorlopige aanslagregeling en bij herziening beboetbaar. De inspecteur kan een boete opleggen van maximaal 100% van het belastingbedrag dat ten onrechte is of zou zijn teruggegeven of ten onrechte niet is of zou zijn betaald. Actie: het wordt steeds belangrijker om tijdig en daar waar mogelijk goed getimed te verzoeken om voorlopige aanslagen zeker daar waar het de vennootschapsbelasting betreft. Verder wordt het nog belangrijker om zeer nauwkeuring en juist een verzoek om een voorlopige aanslag c.q. een voorlopige aangifte in te dienen. Meer activiteiten voor fiscale beleggingsinstelling (fbi) mogelijk Beleggingsinstellingen kunnen in aanmerking komen voor de toepassing van een 0%-tarief in de vennootschapsbelasting. Een belangrijke voorwaarde is dat het doel en de feitelijke werkzaamheid van de fbi bestaan uit het beleggen van vermogen. Volgens het Belastingplan wordt het mogelijk gemaakt dat vastgoed-fbi’s bijkomstige activiteiten kunnen aanbieden, mits deze rechtstreeks verband houden met het beleggen in vastgoed door de fbi. Denk hierbij aan het verzorgen van bepaalde facilitaire diensten voor huurders zoals schoonmaakdiensten of het verzorgen van de catering, receptie of vergaderservice. Wel dient dit soort werkzaamheden te worden ondergebracht in een normaal belastingplichtige dochtervennootschap, de belaste dochtervennootschap dient geheel met eigen vermogen te zijn gefinancierd, de waarde van de
aandelen in de dochtermaatschappij(en) mag niet meer bedragen dan 15% van het eigen vermogen van de fbi en de omzet uit de bijkomstige werkzaamheden mag niet meer bedragen dan 25% van de beleggingsopbrengst. Actie: onderzoek of het bedrijfsmatig interessant is om de activiteiten van de vastgoed-fbi binnen de gestelde kaders uit te breiden met facilitaire diensten. Vrijgestelde beleggingsinstellingen (vbi) In het regime voor vrijgestelde beleggingsinstellingen worden enkele wijzigingen doorgevoerd om te voorkomen dat de geïmplementeerde AIFM-richtlijn invloed zou hebben op de toepassing van het vbi-regime. Hierdoor blijft het voor een dga mogelijk om de vbi te gebruiken. Nederlands vastgoed kwalificeert overigens niet voor het vbi-regime. Actie: voor een dga kan het interessant zijn om beleggingen in privé of vanuit de BV onder te brengen in de vbi. Investering in asbestsanering MIA ook voor bedrijfsmatige verhuurders (niet box III) Bedrijven die investeren in milieubedrijfsmiddelen kunnen in aanmerking komen voor de milieuinvesteringsaftrek (MIA). Dit is bijvoorbeeld het geval bij het saneren van asbest, al dan niet in combinatie met het plaatsen van zonnepanelen. Investering in woonhuizen of woonschepen zijn echter uitgezonderd van de investeringsaftrek. Het Belastingplan staat toe dat bedrijfsmatige verhuurders van woonruimte voor bijvoorbeeld het saneren van asbest, al dan niet in combinatie met het plaatsen van zonnepanelen, de MIA mogen toepassen. Voor de inkomstenbelasting zal deze maatregel waarschijnlijk een beperkt effect hebben omdat in de meeste verhuursituaties sprake zal zijn van niet bedrijfsmatige verhuur (in principe box III). Voor de vennootschapsbelasting lijkt de maatregel meer effect te kunnen hebben omdat bijvoorbeeld een BV altijd wordt geacht bedrijfsmatig te handelen. Actie: voor bedrijfsmatige verhuurders van woonruimte kan het verstandig zijn te wachten tot 2014 met het aangaan van investeringsverplichtingen voor bijvoorbeeld het saneren van asbest. Crisisheffing De zogenoemde crisisheffing, die aanvankelijk alleen in 2013 zou gelden, wordt met één jaar verlengd. Dit betekent dat werkgevers ook in 2014 een eenmalige heffing van 16% moeten afdragen over het loon van een werknemer voor zover dat loon het bedrag van € 150.000 overstijgt. Het loon, waarover deze crisisheffing wordt berekend, is het fiscaal loon uit tegenwoordige dienstbetrekking (dus inclusief bijtelling voor de auto van de zaak en structurele en incidentele beloningen zoals bonussen). Het gaat dan om loon waarover in 2013 loonbelasting is geheven. Actie: Houdt met name bij bijzondere loonuitkeringen - voor zover mogelijk en gewenst - de timing in de gaten, want de crisisheffing wordt gebaseerd op het loon in 2013. Denk daarbij aan het uitstellen van toekenning variabele beloningen naar 2014, de bijdrage privé-gebruik auto en in internationaal verband het toepassen van een salary split. Verder wordt de crisisheffing 2013 (over het loon in 2012) in de praktijk door middel van bezwaarschriften bestreden vanwege de terugwerkende kracht van de maatregel. Een vergelijkbare redenering geldt mogelijk óók voor de crisisheffing over 2013.
Verruiming vrijstelling schenkbelasting De eenmalige verhoogde vrijstelling van schenkbelasting in verband met een eigen woning voor kinderen tussen 18 en 40 jaar wordt tijdelijk verhoogd van € 51.407 naar € 100.000. De vrijstelling is vanaf 1 oktober 2013 tot 1 januari 2015 niet alleen van toepassing bij een schenking van een ouder aan een kind, maar ook bij een schenking aan een derde. Ook is de leeftijd tijdelijk niet meer van belang. De schenking moet verband houden met de eigen woning. Denk hierbij aan de aankoop of verbouwing van een eigen woning, of de afkoop van rechten van erfpacht. Het bedrag van de schenking kan vanaf 1 oktober 2013 tevens worden aangewend voor de aflossing van een restschuld op een woning. Actie: Maak gebruik van de verhoogde vrijstelling tot € 100.000 door een schenking in verband met de eigen woning te doen tussen 1 oktober 2013 en 1 januari 2015. Giftenaftrek en ANBI’s Om in aanmerking te komen voor de aftrek in de inkomstenbelasting van periodieke giften geldt in bepaalde gevallen dat de giften moeten berusten op een overeenkomst die is vastgelegd in een notariële akte. Dit geldt bijvoorbeeld voor de ANBI’s of verenigingen met minstens 25 leden. Als het aan het kabinet ligt, hoeft men periodieke giften niet meer notarieel vast te leggen maar volstaat ook een onderhandse akte. De termijn voor het gebruik van de multiplier voor giften aan culturele ANBI’s wordt met één jaar verlengd tot en met 2017. Hierdoor mogen particulieren voor de inkomstenbelasting de aftrek van hun giften met 25% verhogen (maar ten hoogste met € 1.250) en ondernemingen voor de vennootschapsbelasting met 50% (maar ten hoogste met € 2.500). Verder wordt de integriteitsbepaling voor bestuurders van ANBI’s uitgebreid. Actie: Vanaf 2014 kan men volstaan met een onderhandse schenkingsovereenkomst. Dit biedt meer flexibiliteit, zorgt voor een besparing op notariskosten en vermindert de administratieve lasten. Inkomstenbelasting De tarieven van de loon- en inkomstenbelasting blijven in 2014 ongewijzigd. In 2015 wordt het tarief van de eerste schijf met 0,29%-punt verlaagd en in 2016 volgt een verlaging van 0,06%-punt. De inflatiecorrectie in de loon- en inkomstenbelasting blijft in 2014 achterwege. Met betrekking tot de heffingskortingen geldt dat het maximum van de algemene heffingskorting in 2014 met € 99 wordt verhoogd (maximaal € 2.100). Hiertegenover staat dat de algemene heffingskorting vanaf 2014 tot nihil wordt afgebouwd voor inkomens vanaf het begin van de tweede tariefschijf in de loon- en inkomstenbelasting (€ 19.645). Het maximum van de arbeidskorting wordt in 2014 eveneens verhoogd. Voor de hogere inkomens wordt de arbeidskorting in drie stappen afgebouwd tot nihil, met als resultaat dat men in 2017 vanaf een inkomen van ongeveer € 110.000 geen recht meer heeft op arbeidskorting.
Voor vragen kunt u zich wenden tot: Ton Oostenrijk
[email protected] +31 (0)20 573 03 83
René Maat
[email protected] +31 (0)20 573 03 84
Luc van Dijk
[email protected] +31 (0)20 573 03 97 Bart de Vries
[email protected]
Bart de Vries 573 03 97
[email protected] +31 (0)20 573 03 94
0
Hakim Majidi
[email protected] +31 (0)20 573 03 89
Diane Nijkamp
[email protected] +31 (0)20 573 03 64
Léon Borkes
[email protected] +31 (0)20 573 03 98
Emmaplein 5 1075 AW Amsterdam Postbus 75638 1070 AP Amsterdam T +31 (0)20 573 03 60 F +31 (0)20 570 96 70
[email protected] www.rechtstaete.nl