Belastingadviseurs
Prinsjesdag 2013: wijzigingen voor de loonheffingen, afdrachtverminderingen en sociale zekerheid Op Prinsjesdag, 17 september 2013, heeft het kabinet vier wetsvoorstellen ingediend bij de Tweede Kamer, waaronder het Belastingplan 2014 en de Overige fiscale maatregelen 2014. In dit memorandum gaan wij in op de belangrijkste voorgestelde wijzigingen voor de loonheffingen en de afdrachtverminderingen. De voorstellen hebben een beoogde ingangsdatum van 1 januari 2014, tenzij expliciet een andere datum wordt vermeld. Ook zullen wij nog enkele andere relevante ontwikkelingen bespreken. Belastingtarieven uit het Belastingplan 2014 Normaliter worden de belastingschijven en heffingskortingen jaarlijks gecorrigeerd voor de inflatie. Voor 2014 wordt van indexatie afgezien, waardoor het inkomen eerder in een hogere belastingschijf zal vallen. Bij een belastbaar loon van meer dan € 19.645 € 33.363 € 55.991
Maar niet meer dan € 19.645 € 33.363 € 55.991 -
Belastingtarief 5,85% 10,85% 42% 52%
Premies volksverzekering 31,15% 31,15%
De algemene heffingskorting De algemene heffingskorting wordt met ingang van 1 januari 2014 verhoogd met € 138. Het Belastingplan 2012 bevatte al een verlaging van de algemene heffingskorting met € 39 met ingang van 1 januari 2014, zodat per saldo sprake is van een verhoging van € 99. Daar staat tegenover dat deze met 2% wordt afgebouwd vanaf het begin van de tweede schijf tot het einde van de derde schijf. Vanaf 2015 vervalt de bovengrens voor de afbouw, zodat de algemene heffingskorting ook in de vierde schijf wordt afgebouwd tot nihil. In 2015 en 2016 wordt de algemene heffingskorting verder verhoogd, maar neemt het afbouwpercentage toe. De algemene heffingskorting en de arbeidskorting worden verhoogd en afhankelijk gemaakt van het inkomen. De algemene heffingskorting zal in een periode van vier jaar per saldo worden verhoogd met in totaal € 196. Dit gebeurt door het maximum van de algemene heffingskorting met ingang van: − 1 januari 2014 te verhogen met € 99; − 1 januari 2015 te verhogen met € 83; − 1 januari 2016 te verhogen met € 14; en − 1 januari 2017 te verlagen met € 39. Op 1 januari 2014 bedraagt de algemene heffingskorting € 2.100 (zonder afbouw).
Belastingadviseurs
Pagina 2
Het resultaat is dat de algemene heffingskorting in 2014 voor inkomens vanaf het begin van de vierde tariefschijf € 1.363 bedraagt. In 2015 bedraagt de algemene heffingskorting vanaf een inkomen van circa € 120.000 nihil en in 2016 vanaf een inkomen van circa € 90.000. De arbeidskorting De arbeidskorting wordt met ingang van 1 januari 2014 met € 374 verhoogd en meer inkomensafhankelijk gemaakt. Het maximum van de arbeidskorting wordt in de daarop volgende jaren verder verhoogd. Met ingang van: − 1 januari 2015 met € 103; − 1 januari 2016 met € 229; en − 1 januari 2017 met € 130. Per saldo wordt de arbeidskorting dus verhoogd met € 836. Voor hogere inkomens wordt de arbeidskorting in drie stappen afgebouwd tot nihil. Met ingang van 1 januari 2017 is de arbeidskorting nihil vanaf een inkomen van circa € 110.000. Werkkostenregeling Met ingang van 1 januari 2011 is de werkkostenregeling (hierna: wkr) in werking getreden. De wkr vervangt het oude systeem van vrije vergoedingen en verstrekkingen, zoals deze tot en met 31 december 2010 gold. Op basis van een overgangsregeling konden werkgevers in 2011, 2012 en 2013 jaarlijks kiezen tussen toepassing van het ‘oude’ of het ‘nieuwe’ regime. De verplichte invoering van de wkr per 1 januari 2014 is met één jaar uitgesteld tot 1 januari 2015. De toepassing van de wkr is daarmee ook in 2014 nog facultatief. Verlenging werkgeversheffing hoge lonen (‘crisisheffing’) Werkgevers moesten in 2013 een eenmalige crisisheffing van 16% betalen over het loon uit tegenwoordige dienstbetrekking (inclusief eenmalige beloningen, zoals een bonus) dat zij in 2012 aan een werknemer hadden betaald, voor zover dat loon op jaarbasis hoger was dan € 150.000. De crisisheffing wordt eenmalig verlengd in 2014. In 2014 zijn werkgevers daardoor ook een extra heffing van 16% verschuldigd over lonen voor zover die in 2013 boven de drempel van € 150.000 uitkomen. Werkgevers moeten de crisisheffing op de loonbelastingaangifte over de maand maart 2014 aangeven en afdragen. Opname levenslooptegoed niet in grondslag crisisheffing? Op 1 januari 2012 is de levensloopregeling vervallen. Op grond van overgangsrecht kunnen deelnemers aan de levensloopregeling die op 31 december 2011 ten minste € 3.000 op hun levensloopregeling hadden staan, blijven inleggen in de levensloopregeling. Om deelnemers te stimuleren het levenslooptegoed in 2013 op te nemen, is bij volledige opname van het saldo in 2013 slechts over 80% loonheffingen verschuldigd. Het opnemen van het levenslooptegoed tegen deze
Belastingadviseurs
Pagina 3
gunstige voorwaarde kan ertoe leiden dat het jaarinkomen van een werknemer de € 150.000 overschrijdt. Werkgevers zouden daardoor in 2014 kunnen worden geconfronteerd met de crisisheffing. De staatssecretaris van Financiën heeft eerder dit jaar aangegeven dat de opname van het levenslooptegoed niet mee zou tellen voor de grondslag van de crisisheffing. In de op Prinsjesdag bekendgemaakte wetsvoorstellen is hier niets over opgenomen. Afschaffing stamrechtvrijstelling, korting bij uitkering ineens in 2014 Met ingang van 1 januari 2014 komt de stamrechtvrijstelling te vervallen. Het is dan niet langer mogelijk om de inkomsten uit een gouden handdruk bij ontslag gespreid te genieten via een verzekerde lijfrente, een stamrechtspaarrekening, een stamrechtbeleggingsrecht of een stamrecht-bv. Een uitkering bij ontslag wordt eenmalig uitgekeerd en is direct progressief belast tegen maximaal 52%. Voor al bestaande stamrechten vervalt met ingang van 1 januari 2014 de eis dat de stamrechten in periodieke termijnen moeten worden uitgekeerd (‘ontklemming’). Belastingplichtigen met bestaande stamrechten hebben daardoor de keuze om zonder heffing van revisierente het stamrechttegoed in één keer op te nemen. In geval van opname ineens in 2014 wordt de uitkering bovendien voor slechts 80% in de heffing betrokken. Dit geldt ongeacht waar het stamrecht is ondergebracht (bij de ex-werkgever in eigen beheer, bij een bank, een beleggingsinstelling, een verzekeringsmaatschappij of in een eigen stamrecht-bv). Afschaffing afdrachtvermindering onderwijs In het kader van onder meer de budgettaire beheersbaarheid wordt de afdrachtvermindering onderwijs met ingang van 1 januari 2014 afgeschaft en vervangen door een subsidieregeling via het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De nieuwe subsidieregeling wordt uiterlijk op 1 november 2013 bekendgemaakt. Afdrachtvermindering speur- en ontwikkelingswerk Ter stimulering van speur- en ontwikkelingswerk (hierna: S&O) door het MKB wordt de eerste schijf van de afdrachtvermindering S&O verlengd van € 200.000 naar € 250.000. Hierdoor is het hoge percentage van de S&O-afdrachtvermindering van toepassing op een groter deel van de loonkosten van S&O. Wel wordt het tarief van de eerste schijf verlaagd van 38% naar 35%. Ter vermindering van de administratieve lasten heeft iedere S&O-inhoudingsplichtige voortaan de mogelijkheid om een S&O-verklaring voor een periode langer dan zes maanden, met een maximum van één kalenderjaar, aan te vragen. De mogelijkheid van een jaaraanvraag staat hiermee dus niet slechts open voor S&O-inhoudingsplichtigen die beschikken over een onderzoeks- of ontwikkelafdeling en die tevens in het voorafgaande kalenderjaar een S&O-verklaring hebben ontvangen. Inhoudingsplichtigen wordt ook de mogelijkheid geboden de S&O-afdrachtvermindering – die niet kon worden verzilverd in de periode waarop de S&O-verklaring ziet – te verrekenen in andere aangiftetijdvakken die eindigen in het kalenderjaar waarop de S&O-verklaring ziet.
Belastingadviseurs
Pagina 4
Compensatieregeling en het belastingverdrag met Duitsland In het nieuwe belastingverdrag tussen Nederland en Duitsland (vermoedelijke ingangsdatum 1 januari 2014) is een compensatieregeling opgenomen voor in Nederland wonende belastingplichtigen die arbeidsinkomsten genieten die in Duitsland zijn belast. Meestal zijn deze inwoners in Duitsland sociaal verzekerd en betalen zij daarom in Nederland geen premies volksverzekeringen. Het kan voorkomen dat eventuele aftrekposten, zoals de hypotheekrente voor de eigen woning, niet volledig in aftrek kunnen worden genomen. Indien dit ertoe leidt dat in Duitsland meer belasting en met de Nederlandse volksverzekering vergelijkbare bijdragen en premies worden betaald over de inkomsten dan in een vergelijkbare situatie waarbij Nederland heffingsbevoegd zou zijn over het gehele inkomen, bestaat er recht op een compensatie. Op basis van deze regeling kunnen Duitse premies in bepaalde situaties fictief worden aangemerkt als Nederlandse loonbelasting en met de Nederlandse inkomstenbelasting worden verrekend. Het eventuele recht op compensatie bestaat uit het verschil in de verschuldigde belastingen en premies tussen Nederland en Duitsland. Herziening keuzeregeling buitenlandse belastingplichtigen De keuzeregeling biedt in het buitenland wonende belastingplichtigen de mogelijkheid om in Nederland te worden behandeld als binnenlandse belastingplichtige. Deze regeling vervalt per 1 januari 2015 en wordt vervangen door een nieuwe regeling. Onder de nieuwe regeling kunnen buitenlandse belastingplichtigen onder bepaalde voorwaarden wat betreft hun persoonlijke en gezinssituatie hetzelfde worden behandeld als binnenlandse belastingplichtigen. Hiermee wordt de reikwijdte van de huidige regeling meer in lijn gebracht met wat wordt vereist op grond van het EU-recht. De nieuwe regeling zal in principe beperkt zijn tot buitenlandse belastingplichtigen die inwoner zijn van een EU- of EER-lidstaat, Zwitserland of de BES-eilanden, en die hun inkomen voor 90% of meer in Nederland verdienen. De huidige regeling gaat uit van het wereldinkomen van de belastingplichtige. Onder de nieuwe regeling worden kwalificerende buitenlandse belastingplichtigen echter ‘gewoon’ voor hun Nederlandse inkomen in de heffing betrokken en hebben zij in beginsel recht op dezelfde aftrekposten en heffingskortingen als binnenlandse belastingplichtigen. Hiermee wordt de nieuwe regeling fors vereenvoudigd ten opzichte van de huidige. Alvorens de nieuwe regeling in werking treedt, zal nog worden gekeken naar de gevolgen van de afschaffing van de keuzeregeling voor migrerende binnenlandse belastingplichtigen. Verscherping inlenersaansprakelijkheid Ter bestrijding van malafide uitleners wordt voorgesteld om de inlenersaansprakelijkheid voor inleners die in zee gaan met niet-gecertificeerde uitleners te verscherpen. Niet-gecertificeerde uitleners zijn uitzendondernemingen die niet zijn opgenomen in het register van Stichting Normering Arbeid (SNA) en geen beschikking hebben over het SNA-keurmerk gebaseerd op de NEN 4400-1 of NEN 4400-2. Op dit moment kunnen inleners hun inlenersaansprakelijkheid beperken door een deel van het factuurbedrag op de geblokkeerde rekening (G-rekening) van de uitlener te storten. Op basis van het voorstel worden niet-gecertificeerde uitleners verplicht om een depotrekening bij de ontvanger aan te
Belastingadviseurs
Pagina 5
houden. De inlener wordt verplicht om minimaal 35% van het factuurbedrag op deze depotrekening te storten Een inlener die dat niet doet, kan aansprakelijk worden gesteld voor de door de uitlener verschuldigde loon- en omzetbelasting en socialeverzekeringspremies. Die aansprakelijkheid wordt tevens gesteld op 35% van het in rekening gebrachte bedrag. Indien de feitelijk verschuldigde belasting en premie lager is dan 35%, kan de aansprakelijkheid worden verlaagd tot dat lagere percentage. Indien de inlener niet voldoet aan de stortingsverplichting, kan aan hem een verzuimboete worden opgelegd van maximaal € 4.920. De stortingsverplichting en aansprakelijkheid gelden niet voor gecertificeerde uitleners. Deze wijziging zal in werking treden nadat het stelsel van depotrekeningen is ingegaan. De vermoedelijke datum van inwerkingtreding is 1 januari 2016. Nieuwe strafbepaling wegens het opzettelijk niet betalen van aangiftebelastingen Vanaf 1 januari 2014 kunnen werkgevers strafrechtelijk worden vervolgd als zij voor de loonbelasting wel de juiste aangifte doen maar de verschuldigde loonbelasting opzettelijk niet betalen. Dit kan op dit moment wel via een fiscale boete worden beboet, maar niet strafrechtelijk worden vervolgd. Gedifferentieerde premie Ziektewet (ZW) voor flexwerkers en eigenrisicodragerschap Met ingang van 2014 worden werkgevers ook verantwoordelijk voor de kosten van werknemers die vanuit tijdelijke en/of flexibele arbeidscontracten zijn ingestroomd in de regeling Werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (hierna: WGA). De gedifferentieerde premie WGA gaat op in de gedifferentieerde premie Werkhervattingskas (hierna: Whk). De gedifferentieerde premie Whk bestaat uit de volgende drie premies: 1. de al bestaande gedifferentieerde premie WGA-vast; 2. de gedifferentieerde premie ZW-flex; 3. de gedifferentieerde premie WGA-flex. Bij de vaststelling van deze gecombineerde gedifferentieerde premie Whk wordt onderscheid gemaakt naar de grootte van de werkgever. Het UWV stuurt werkgevers een overzicht van ziektewetuitkeringen die in 2012 aan (ex)flexwerkers zijn betaald. Het is van belang om de gegevens op het overzicht te controleren. De gedifferentieerde ZW-flexpremie waarvoor werkgevers tegen jaareinde een beschikking van de Belastingdienst ontvangen, is namelijk gebaseerd op dit overzicht. Werkgevers die voor eind oktober 2013 nog geen overzicht hebben ontvangen en zeker weten dat aan één of meer (ex-)flexwerkers een ZW-uitkering is toegekend, dienen contact op te nemen met het UWV. Vanaf 1 januari 2014 geldt het eigenrisicodragerschap voor de WGA alleen nog voor werknemers met een vast dienstverband. De werkgever die in 2014 eigenrisicodrager is voor de WGA is niet het premiedeel WGA-vast, maar wel het premiedeel WGA-flex (en het premiedeel ZW-flex) verschuldigd. De werkgever die in 2014 eigenrisicodrager is voor de ZW betaalt de gedifferentieerde premie ZW-flex niet.
Belastingadviseurs
Pagina 6
In 2014 is het nog niet mogelijk om eigenrisicodrager te worden voor de WGA voor flexwerkers. Werkgevers die nog geen eigenrisicodrager voor de WGA of de ZW zijn, maar dit wel willen worden met ingang van 1 januari 2014 dienen dit vóór 2 oktober 2013 aan te vragen bij de Belastingdienst. In eerste instantie kan een pro forma verzoek worden ingediend. De Belastingdienst heeft aangegeven dat deze werkgevers vervolgens nog twee maanden de gelegenheid hebben om hun aanvraag te vervolmaken. VAR-webmodule uitgesteld tot 2015 De huidige methode om een VAR (Verklaring Arbeidsrelatie) aan te vragen, blijft voorlopig bestaan. Een voornemen om met ingang van 2014 de bestaande aanvraagprocedure van de VAR te vervangen door een webmodule bleek niet op tijd te realiseren. Met de webmodule toetsen zzp’ers en opdrachtgevers beiden de arbeidsrelatie. De opdrachtgever wordt op deze manier geacht (via de webmodule) te toetsen of de feiten en omstandigheden van elk afzonderlijk geval inderdaad betekenen dat aan de VAR vrijwarende werking kan worden ontleend. De VAR-webmodule zal pas in 2015 in werking treden. Vooruitlopend op de introductie van de webmodule zal worden gekeken hoe een opdrachtgever al medeverantwoordelijk kan worden gemaakt voor de feiten en omstandigheden die worden opgesomd in de VAR-aanvraag. Hierover zijn nog geen mededelingen gedaan. Bijtelling elektrische auto De bijtelling voor elektrische (0-emissie) auto’s zal per 1 januari 2014 4% bedragen in plaats van de eerder voorgestelde 7%. Versobering opbouw aanvullende pensioenen vanaf 2014 Met ingang van 2014 gaat de pensioenrichtleeftijd omhoog naar 67 jaar. Bovendien wordt verdere verhoging van de pensioenrichtleeftijd gekoppeld aan de stijging van de levensverwachting. Hierdoor zal de pensioenrichtleeftijd in de toekomst (nog) hoger worden. Gelijktijdig wordt de maximale pensioenopbouw verlaagd. Met ingang van 2014 is de maximale fiscale pensioenopbouw 1,9% per jaar voor eindloon (was 2%) en 2,15% per jaar voor middelloon (was 2,25%). Voor de beschikbare-premieregeling zijn nieuwe (lagere) premietabellen vastgesteld. Naar verwachting zal de opbouw met ingang van 2015 nog verder worden beperkt. Met ingang van 2015 vervalt naar verwachting ook de mogelijkheid om (vrijgesteld) pensioen op te bouwen over lonen boven € 100.000 per jaar. KPMG Meijburg & Co september 2013 De in dit memorandum opgenomen informatie is van algemene aard en heeft geen betrekking op de specifieke omstandigheden van een bepaald individu of een bepaalde entiteit. Hoewel bij de totstandkoming van dit memorandum de grootst mogelijke zorgvuldigheid is betracht, kunnen wij niet garanderen dat de daarin
Belastingadviseurs
Pagina 7
opgenomen informatie op de datum van ontvangst juist en volledig is of dat in de toekomst zal blijven. Op grond van deze informatie dient geen actie ondernomen te worden zonder adequate professionele advisering na een grondig onderzoek van de specifiek van toepassing zijnde situatie.