Vragen bij paragraaf 2.2 en 2.3 1. Geef van onderstaande begrippen een omschrijving. Puberteit Periode waarin hormonale veranderingen zorgen voor ontwikkeling van kind tot volwassene hormonale stelsel Orgaanstelsel dat hormonen aanmaakt hormonen Signaalstofffen die door het bloed vervoerd worden Oestrogeen vrouwelijk geslachtshormoon primaire geslachtkenmerken Geslachtskenmerken die al bij de geboorte aanwezig zijn testosteron mannelijk geslachtshormoon Secundaire geslachtskenmerken Geslachtskenmerken die pas in de puberteit ontwikkelen Receptor Eiwit op celmembraan dat signaalstof kan herkenen hypothalamus Regelcentrum in de hersenen hypofyse Hormoonklier in de hersenen Menopauze Einde van de vruchtbare periode bij vrouwen, gekenmerkt dor hormonale veranderingen groeihormoon Hypofuse hormoon dat de groei regelt schildklier Hormoonklier in de halsregio Thyroxine Schildklierhormoon die betrokken is bij groei en stofwisseling epifysair-schijven Kraakbeenschijven in de beenderen, van waaruit groei optreedt anabolen Testosteron achtige synthetische hormonen 2. a) b) c) d) e)
Blozen Groeien van okselhaar Kippenvel Menstruatie Klaarkomen
Snelheid snel traag snel traag snel
regelsysteem zenuwstelsel hormoonstelsel zenuwstelsel hormoonstelsel zenuwstelsel
3. Receptoren Zowel bij regeling door hormonen als door zenuwen spelen receptoren een grote rol. a) eiwitten b) Op de celmembraan c) in de celkern d) alle lichaamscellen e) herkennen van een signaalstof en daarna cel activeren f) Receptoren die op hormonen reageren zitten op cellen ver weg van de plek waar de signaalstof wordt geproduceerd, bij zenwucellen dichtbij 4. Hormonen in BINAS a) Op zoeken in BINAS b) LH c) Remt af d) Negatieve terugkoppeling 5. Calciumhomeostase a) 1: parathormonn, 2 calcitonine b) paratormoon c) Osteoporose komt vooral voor na de menopauze omdat de productie van oestrogeen dan afneemt Groot hoofd? a) Dan kan de baby makkelijk door het geboortekanaal b) fontanel
c) tussen de 9 en 15 maanden d) onderkaak 6. Botgroei a) De epifysair-schijven b) kraakbeen c) groeihormoon en schildklierhormoon d) volwassenen: nauwelijks epifysair-schijven te zien 7. Een groeistoornis a) Genen en hormonen b) Onderzoek naar de productie van verschillende horonen c) Ja, een abnormale groeihormoon productie 8. C
van het zenuwstelsel
Vragen bij paragraaf 2.5 1. Geef van onderstaande begrippen een omschrijving. SOA Seksueel overdraagbare aandoening veilig vrijen Vrijen zonder het risico om een geslachtsziekte over te brengen 2. A) Schurft en schaamluis b) Virussen: Genitale wratten, Herpes genitalis, Hepatitis B (geelzucht), aids Bacterieen: Gonorroe, Chlamydia, Syfilis c) Welke van deze SOA’s kunnen met antibiotica worden bestreden? Gonorroe Chlamydia, Syfilis, d) Herpes genitalis, Hepatitis B (geelzucht), aids, Gonorroe, Chlamydia, Syfilis e) Actieve 3. Vier seksueel overdraagbare aandoeningen zijn gonorroe, syfilis, hepatitis-B en aids. a) Gonorroe, Syfilis b) Hepatitis B (geelzucht), aids 4. 2010 : HIV infecties in Nederland hoger dan ooit a) Omdat de ziekte toen onbekend was en er dus nog geen reden bekend was voor homofiele mannen om veilige seks te hebben b) Hierdoor neemt men de ziekte minder serieus. c) opzoeken d) beschikbaarheid van medicijnen is heir groter e) Als anticonceptiemiddel Vragen bij paragraaf 2.6 en 2.7 1. De begrippen voor deze paragrafen komen in de opdrachten twee en drie aan bod. 2. Geslachtsorganen van de man en hun functies 1 2 3 4
prostaat zwellichaam urinebuis eikel
5 6
voorhuid blaas
Sperma van voedingstoffen voorzien Erectie bewerkstelligen Vervoer sperma of urine (nooit tegelijkertijd) Gevoelig deel van penis met veel zenuwuiteinden, belangrijk voor orgasme Bescherming eikel Opslag urine
7
zaadblaasje
8 9 10
Sperma van beschermende stoffen voorzien, pH sperma aanpassen Vervoer spermacellen bij ejaculatie Opslag zaadcellen Aanmaak zaadcellen, aanmaak testosteron
zaadleider bijbal Teelbal, zaadbal, testis 3. Geslachtsorganen van de vrouw en hun functies In de tabel staan de delen van het vrouwelijke geslachtsorgaan. Omschrijf de functie van de verschillende delen. Deel Functie Eierstok Productie eicellen Follikel Voeding eicel, productie oestrogeen Gele lichaam Productie progesteron Eileider Vervoer eicel en zaadcellen Baarmoeder Plek waarin baby zich kan ontwikkelen Schede Maakt geslachtsgemeenschasp mogelijk Clitoris Zeer gevoelig orgaan met veel zenuwuiteinden, belangrijk voor orgasme 4. Anticonceptie 1: castratie / nog niet bestaande mannenpil 2: Sterilisatie 3: (vrouwen)condoom 4: Pessarium 5: De pil 6: sterilisatie 7: Spiraaltje 5. Body Scan a) Blaas, baarmoeder en baarmoedermond b) nee c) B 6. Balbroei door laptops? a) Verminderde zaadproductie b) S c) C Vragen bij paragraaf 2.8
U
T
1. Geef van onderstaande begrippen een omschrijving. FSH Follikel stimulerend hormoon uit de hypofyse LH Hormoon uit de hypofyse die productie van geslachtshormonen en bij vrouwen de eisprong bevorderd progesteron Door geel lichaam en placenta geproduceerd geslachthormoon follikel Rijpende eicel met daaromheen groepje cellen Gele lichaam Overblijfsel van follikel na eisprong 2. Behandeld in klas 3. Testosteron bij mannen Normaal remt testosteron de vorming van LHRH, nu is de productie us verhoogd 4. Het zullen de hormonen wel zijn.
Hieronder staan een aantal gebeurtenissen die in het lichaam van een vrouw plaatsvinden. Zet achter elke gebeurtenis welk hormoon deze gebeurtenis regelt. a) FSH b) LH c) Oestrogeen. d) Oestrogeen e) LH f) LH g) Progesteron h) Progesteron 5. a) De menstruatie b) verlaging van de concentratie progesteron Vragen bij paragraaf 2.9 en 2.10 1. Geef van onderstaande begrippen een omschrijving. Baarmoederslijmvlies Weefsel dat elke cyclus opgebouwd wordt in de baarmoeder om een eventueel bevruchte eicel te voeden menstruatie Afbraak van baarmoederslijmvlies als er geen bevtuchting heeft opgetreden impotentie Een verstoring van de vruchtbaarheid doordat er geen erectie optreedt Onvruchtbaarheid De onmogelijkheid om zich voort te planten door allerlei oorzaken Meerlingenzwangerschap Zwangerschap van meer dan een kind 2. Baarmoederslijmvlies a) 0 b) Q c) Q d) Ja, want na 28 dagen is er niet opnieuw een menstuatie e) R (progesteron wordt pas na de eisrong geproduceerd f) Innesteling 3. a) Alle drie: volgorde: P, R, Q b) B c) Aleen ovaria 4. Ontwikkelingen in een ovarium a) eisprong b) Niet, want het gele lichaam blijft niet bestaan 5. a) b) c) d) e)
Het Androgeen Ongevoeligheids Syndroom receptor Geen ontwikkeling van borsten, geen schaamhaar, geen okselhaar Hoger, want LH wordt door testosteron geremd, dat gebeurt nu niet oestrgeen Alleen van oma van moeders kant (het ligt op het X-chromosoom, mannen die dit allel hebben zijn onvruchtbaar dus het moet via moeder komen en dan alleen vianaf grootmoeder f) Deze persoon zou een X met het recesieve allel van haar vader geerfd moeten hebben, dat kan niet want mannen met dat Alle zijn onvruchtbaar.
Vragen bij paragraaf 2.11 en 2.12 1. Geef van onderstaande begrippen een omschrijving. Zygote bevruchte eicel innesteling Proces waarbij het ontwikkelende embryo in het baarmoederslijmvlies innestelt vruchtwater Vloeistof in de vruchtvliezen waar het embryo in drijft embryo ontwikkelingsstadium vanaf zygote tot ongeveer 10 weken foetus ontwikkelingsstadium vanaf embryo tot bevalling (ontwikkelingsstadium waarin alle organen aanwezig zijn) placenta Orgaan waarin voedingsstoffen uitgewisseld tussen moeder en kind navelstreng Orgaan waarin de bloedvaten vanaf de placneta naar het kind lopen 2. Tijdens zwangerschap, geboorte en de zoogperiode spelen de hormonen Progesteron, hCG, oxytocine en prolactine een grote rol. a) progesteron: gele lichaam en placenta hCG: door embry oxytocine en prolactine: door hypofyse b) hCG stimuleert productie van hCG c) opzoeken d) eerste 5 maanden hCG, eerste 9 maanden progesteron, vanaf einde maand 9 oxytocine en prolacitine 3. Embryonale ontwikkeling van de mens a) 6 dagen b) alle 3 c) Uitwisseling van zuurstog/glucose/aminozuren/co2 d) echoscopie e) ja, er is een hartslag en waar te nmen met daarvoor geschkte apparatuur f) ja 4. Delingen B 5. Dan sterft de eicel 6. placenta 7. In de navelstreng bevinden zich meerdere bloedvaten. Kijk eventueel ook in BINAS. a) navelstrengslagader b) CO2. 8. a) nicotine en alcohol b) virussen c) antistoffen d) passieve natuurlijke Kween a) XX b) Nee, want die hebben hetzelfde geslacht. En bij een twee-eiige tweeling? ja c) D Niet als een mutatie, want alleen het fenotype verandert en het genotype niet. d) testosteron e) navelstrengader
9. eileider Borstvoeding a)1, 3, 6, 2, 3, 8, (7) 5, 7 b) D
in diagram D
Vragen bij paragraaf 2.13 1. Geef van onderstaande begrippen een omschrijving. Miskraam Een beëindiging van de zwangerschap tot 17 weken door een natuurlijke oorzaak spontane abortus Een beëindiging van de zwangerschap van meer dan 17 weken door een natuurlijke oorzaak kunstmatige inseminatie Kunstmatig inbrengen van zaad in de baarmoedermond om bevruchting te bewerkstelligen In vitro fertilisatie Het bevruchten van een geoogste eicel onder laboratoriumomstandigheden (buiten het lichaam) waarna een levensvatbaar embryo wordt teruggeplaatst in de baarmoeder (reageerbuisbevruchting) 2. Sperma-analyse a) A
bij man 2 en man 5
b) D alleen door de oorzaken 1 en 2 c) man 6, want die heeft het hoogst percentage normale cellen en de meeste daarvan bewegen ook