Wijk bij Duurstede, 15 oktober 2014
Betreft: Avond van de raad 28 oktober 2014
aan de leden van de raad, de steunfractieleden en de collegeleden
behandeld door: ons kenmerk: afschrift aan: aantal bijlagen:
Geachte heer/mevrouw, Hierbij treft u de stukken aan voor de Avond van de raad op dinsdag 28 oktober 2014. Graag nodig ik u uit om bij de Avond van de Raad aanwezig te zijn.
Met vriendelijke groet,
Tjapko Poppens voorzitter gemeenteraad
gemeentehuis: Karel de Grotestraat 30 postadres: Postbus 83, 3960 BB Wijk bij Duurstede t: 0343-595595 f: 0343-595599 e:
[email protected] w: www.wijkbijduurstede.nl
Anja van Wees Grif/20141015 verzendlijst raad 1
Agenda 28 oktober 2014
Voorbespreking Tijd 19.30 – 20.15 uur
19.30 – 20.15 uur
20.15 – 21.00 uur
20.15 – 21.00 uur
Onderwerp/bedoeling bespreking Actualisatie grondexploitaties Oranjehof en Zandweg Van Kerkhof en herziening grondexploitatie De Engk Beeld- en oordeelsvorming Informatievoorziening m.b.t. openbare verlichting Beeldvorming Verordening Wmo 2015 en verordening Jeugdhulp Beeld- en oordeelsvorming Najaarsnota 2014 Beeld- en oordeelsvorming
Kamer
Gespreksleider Verslag
Commissiekamer Hans Smudde
Trouwkamer
Ja
Wim Lucassen Nee
Commissiekamer Arie Brouwer
Nee
Trouwkamer
Ja
Zeki Shehu
21.00 - 21.15 uur Pauze
Raadsvergadering 1. Opening 2. Vaststelling van de agenda 3. Spreekrecht
21.15 uur
Debat 4. Notitie update afvalbeleidsplan Wijk bij Duurstede 2014
21.30 uur
Podium 5. Rechten van raadsleden (moties, agenderingsverzoeken en dergelijke) 6. Informatie van de portefeuillehouder
22.15 uur
Besluitvorming 7. Strategische kaders Participatie en Inkomen regio Kromme Rijn Heuvelrug 8. Compensatieregeling Wtcg/CER 9. Verordening maatschappelijke participatie Participatiewet (WWB) Wijk bij Duurstede 2015 10. Verslagen vergaderingen gemeenteraad 8 juli en 16 september 2014 11. Sluiting
22.45 uur
23.00 uur
Wijk bij Duurstede, 10 oktober 2014 betreft: activiteit voorbespreking 28 oktober 2014 Behandelmemo Van: agendacommissie Aan: raad Betreft: Actualisatie grondexploitaties Oranjehof en Zandweg Van Kerkhof en herziening grondexploitatie De Engk Activiteit Bespreking raadsvoorstel
behandeld door: M.A.C. van Esterik Toestelnummer:
595 584
Doel activiteit Voorbereiding op besluitvorming Toelichting In de beheersverordening Grondbedrijf Wijk bij Duurstede 2013 worden de actieve grondexploitaties die risicovol zijn en vanuit financieel perspectief een dragend karakter hebben, minimaal twee keer per jaar geactualiseerd. In het kader van de Najaarsnota is besloten de grondexploitaties voor de projecten Oranjehof en Zandweg Van Kerkhof te actualiseren. Daarnaast is de grondexploitatie voor de Engk herzien. Tijdens de voorbespreking kunt u uw bestuurlijke vragen over de grondexploitaties stellen. De gespreksleider toetst aan het begin van de voorbespreking of er vragen over de vertrouwelijke stukken zijn, zodat al tijdig voor alle deelnemers (en de leden van de pers en overige belangstellenden op de tribune) duidelijk is dat er een besloten deel plaatsvindt. Vervolgens kunt u aangeven via het onderdeel oordeelsvorming of de grondexploitaties door kunnen voor besluitvorming of debat. Wijze van behandelen • Beeldvorming: - bestuurlijke vragen aan de portefeuillehouder - reactie portefeuillehouder • Oordeelsvorming: - standpunten fracties Mogelijke uitkomsten van de activiteit in de voorbesprekingsronde: - de grondexploitaties doorgeleiden naar besluitvorming in de raadsvergadering van 11 november - de grondexploitaties doorgeleiden naar debat in raadsvergadering van 11 november, onder aangeven waar politieke verschilpunten liggen. Mee te sturen stukken (digitaal) - Raadsvoorstel Ter inzage liggende stukken - Vertrouwelijk B&W-rapport (raadpleegbaar via vertrouwelijke stukkenkast) - Vertrouwelijke notitie PAS B.V. (raadpleegbaar via vertrouwelijke stukkenkast) Portefeuillehouders: Hans Marchal en Jan Burger Technische vragen aan mevrouw Georgia de Poorter:
[email protected] en in c.c. aan de griffie 1
Raadsvergadering, 11 november 2014
Voorstel aan de Raad
Nr.: Agendapunt:
Voorbespreking
Datum:
11 november 2014
Onderwerp: Actualisatie grondexploitaties Oranjehof & Zandweg Van Kerkhof en herziening grondexploitatie De Engk; Onderdeel raadsprogramma: Programma 1 Woonomgeving Portefeuillehouder: Jan Burger
Voorgesteld besluit 1)In te stemmen met de geactualiseerde grondexploitaties Oranjehof en Zandweg Van Kerkhof; 2)In te stemmen met de herziening van grondexploitatie De Engk Korte samenvatting Conform de Beheersverordening Grondbedrijf Wijk bij Duurstede 2013 worden de actieve grondexploitaties die risicovol zijn en vanuit financieel perspectief een dragend karakter hebben minimaal twee keer per jaar geactualiseerd. De overige grondexploitaties worden minimaal één keer per jaar geactualiseerd. In het kader van de najaarsnota is besloten om de grondexploitaties voor de projecten Oranjehof en Zandweg Van Kerkhof te actualiseren. De grondexploitatie voor het project De Engk is herzien. Bij de actualisaties en herziening is de vastgestelde Mastergrex van 2014 van 6 maart 2014 als uitgangspunt gehanteerd. De grondexploitaties zijn op basis van de boekingen tot en met het tweede kwartaal van 2014 aangepast en aangevuld met de meest actuele informatie over de laatste stand van zaken. Voor een toelichting van de verschillen in de saldi tussen Mastergrex en actualisatie van de projecten Oranjehof en Zandweg Van Kerkhof wordt verwezen naar het in de bijlage opgenomen vertrouwelijke B en W rapport en de vertrouwelijke notitie van PAS B.V. d.d. 22 september 2014. De uitkomsten van de actualisatie Zandweg Van Kerkhof en de herziening van De Engk hebben geen effect op de lopende dienst en de reserve Grondbeleid. Eventuele verschillen kunnen nog binnen de grexen zelf worden opgevangen. Voor de actualisatie van Oranjehof geldt dat de toename van het nadelig saldo aan de reserve Grondbeleid wordt onttrokken. Aanleiding Conform de Beheersverordening Grondbedrijf Wijk bij Duurstede 2013 worden de actieve grondexploitaties die risicovol zijn en vanuit financieel perspectief een dragend karakter hebben minimaal twee keer per jaar geactualiseerd. De overige grondexploitaties worden minimaal één keer per jaar geactualiseerd.
Specifiek (beoogd doel) Het periodiek inzicht verschaffen in de wijzigingen van de actieve grondexploitaties binnen de gemeente. Inzichtelijk maken wat de mogelijke gevolgen zijn voor de gemeentelijke financiën en eventueel daar waar nodig bij te sturen om de gestelde doelen te bereiken. Meetbaar Voldoen aan de voorschriften van de Beheersverordening Grondbedrijf Wijk bij Duurstede 2013. Op basis van deze verordening actualiseert de gemeente elk half jaar de risicovolle grondexploitaties en zo nodig de overige, kleinere grondexploitaties. Acceptabel Het inzichtelijk maken van de financiële situatie van de onderscheiden projecten. Overwegingen die leiden tot het besluit Eisen van rechtmatigheid. Draagvlak Draagvlak is van toepassing op het financiële inzicht in de grondexploitaties, de voortgang en de risico’s. Realistisch De actualisatie van de actieve grondexploitaties en de herziening van grondexploitatie De Engk geven een realistisch beeld van de situatie op dit moment. Kanttekeningen bij het voorgestelde besluit Met de actualisatie van de grondexploitaties wordt voldaan aan de eisen van rechtmatigheid en aan de Beheersverordening Grondbedrijf Wijk bij Duurstede 2013. Alternatieven Afhankelijk van de voortgang van de grondexploitaties kan eventueel een aanpassing in de mogelijke investeringen worden gedaan. Dit wordt per grondexploitatie gedaan. Tijdgebonden Jaarlijks vindt een formele actualisatie van de grondexploitaties plaats middels een raadsbesluit. Aanpak/uitvoering De raad wordt jaarlijks gevraagd de actualisatie van de lopende grondexploitaties vast te stellen.
Communicatie Na besluitvorming door de raad worden de geactualiseerde en herziene grondexploitaties als uitgangspunt door het college gehanteerd voor de verdere ontwikkeling van de onderscheiden projecten. Financiën De uitkomsten van de actualisatie Zandweg Van Kerkhof en de herziening van De Engk hebben geen effect op de lopende dienst en de reserve Grondbeleid. Eventuele verschillen kunnen nog binnen de grexen zelf worden opgevangen. Voor de actualisatie van Oranjehof geldt dat de toename van het nadelig saldo aan de reserve Grondbeleid wordt onttrokken. NB! Bij de dekking voor de kosten van de brede school op het terrein van het oude Revius Lyceum werd aanvankelijk uitgegaan van een bijdrage vanuit de grondexploitatie De Engk. Het ging hierbij om het saldo van de deelexploitatie van deelgebied De Driehoek (circa € 830.000 NCW). Doordat de dekking voor de bouwkosten voor de Brede School anders werd opgebouwd is in de actualisatie van de grondexploitatie De Engk in 2012 dit bedrag vrijgevallen. Dit kwam destijds goed uit omdat de verwachting was dat er een aantal grote financiële tegenvallers zouden aankomen. Het vrijvallen van de circa € 830.000 NCW heeft ertoe geleid dat het saldo van de grondexploitatie De Engk tot en met de actualisatie van het najaar 2013 varieerde tussen de € 800.000 en € 900.000 NCW. Tot het najaar van 2011 had de grondexploitatie De Engk altijd een bescheiden positieve saldo. De tijdelijke opleving van het saldo in 2012 t/m 2014 is in die zin afwijkend en bovendien direct verklaarbaar. De verwachting in 2012 dat er grote financiële tegenvallers zouden aankomen, is uitgekomen waardoor het saldo van ruim € 900.000 NCW met deze herziening is teruggebracht naar ruim € 10.000 NCW. Bijlagen Vertrouwelijk B en W voorstel Actualisatie grondexploitaties Oranjehof en Zandweg Van Kerkhof in het kader van de Najaarsnota en herziening van grondexploitatie De Engk d.d. 7 oktober 2014; Vertrouwelijke notitie PAS B.V. d.d. Notitie PAS d.d. 22 september 2014 Actualisatie en herziening grondexploitaties;
Burgemeester en wethouders van Wijk bij Duurstede,
Wilma van de Werken secretaris
Tjapko Poppens burgemeester
Raadsbesluit
De raad van de gemeente Wijk bij Duurstede; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 7 oktober 2014, nr.
gelet op de Beheersverordening Grondbedrijf Wijk bij Duurstede 2013
besluit: 1)In te stemmen met de geactualiseerde grondexploitaties Oranjehof en Zandweg Van Kerkhof; 2) In te stemmen met de herziening van grondexploitatie De Engk
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van dinsdag 11 november 2014 De raad voornoemd,
griffier,
voorzitter,
Wijk bij Duurstede, 10 oktober 2014 betreft: activiteit voorbespreking 28 oktober 2014 Behandelmemo Van: agendacommissie Aan: raad Betreft Informatievoorziening m.b.t. openbare straatverlichting Activiteit Bespreking raadsvoorstel
behandeld door: M.A.C. van Esterik Toestelnummer:
595 584
Doel activiteit Beeldvorming Toelichting Al eerder is vanuit diverse raadsfracties gevraagd naar de problemen/knelpunten m.b.t. de openbare straatverlichting. Inmiddels is na overleg met de agendacommissie een voorbespreking ingepland waarin Citytec en Stedin een presentatie verzorgen. Tijdens de presentatie van Citytec en Stedin wordt een korte schets van de problematiek gegeven (zie hiervoor ook als bijlagen toegevoegd de schriftelijke vragen die dit jaar vanuit de gemeenteraad zijn gesteld en de antwoorden van de portefeuillehouder), de oplossingsrichtingen en de communicatie van Citytec en Stedin richting gemeente en inwoners. Verder zal tijdens de voorbespreking door de portefeuillehouder nog kort worden ingegaan op de sturingsmogelijkheden en de rol van de gemeente. Wijze van behandelen • Beeldvorming: - presentatie door heren Baas (Citytec) en Oostendorp (Stedin), tevens aanvulling door portefeuillehouder Hans Marchal - (bestuurlijke) vragen aan de heren Baas, Oostendorp en portefeuillehouder Hans Marchal - reactie op gestelde vragen Mee te sturen stukken (digitaal) - Antwoorden op schriftelijke vragen 2014-21 (PCG) en 2014-34 (VVD) inzake openbare straatverlichting Ter inzage liggende stukken Portefeuillehouder: Hans Marchal Technische vragen aan de heer Barry Bosman:
[email protected] en in c.c. aan de griffie
1
Antwoorden op schriftelijke vragen aan het college Reg. nr: 2014-21 Datum waarop de vragen zijn gesteld: 24 februari 2014 Steller vragen: Hans Marchal / PCG Onderwerp: Straatverlichting Vraag 1: De straatverlichting blijft een probleem en de storingen volgen elkaar op… De gemeente geeft aan gebruik te blijven maken van de mogelijkheden om bij Stedin druk op de ketel te houden. Blijkbaar helpt het niet… Hoe oefent de gemeente druk uit? Welke drukmiddelen zijn er? Zijn er zwaardere middelen die kunnen worden ingezet? Wordt het langzamerhand geen tijd om schadevergoeding te eisen of een claim in te dienen? De overeengekomen prestaties worden toch niet geleverd? Antwoord: Het grote probleem is dat de gemeente een contract heeft met Citytec, die alles regelt boven de grond. Stedin regelt alles onder de grond en wordt ingeschakeld bij een kabelstoring. De gemeente heeft geen contract met Stedin en kan ze daardoor niet aansprakelijk stellen op niet nagekomen prestaties. Druk uitoefenen wordt nu gedaan door bijna dagelijks te bellen (mails worden niet beantwoord). Hoe vaak er gebeld wordt, hangt wel af van de situatie. Als dezelfde storing steeds terugkeert dan is het mogelijk om via een brief van het college aan het bestuur van Stedin grotere druk uit te oefenen. Dit gebeurd echter niet zo vaak omdat een storing bijna altijd een andere oorzaak heeft. Alleen als kan worden aangetoond dat het om een herhaalstoring gaat, dan zou een bestuurlijke brief sturen een optie zijn. In het verleden is dit 2 keer voorgekomen, waaronder in 2010 en dat heeft wel het gewenste effect gehad. Bij langdurige storingen wordt via Citytec een schadevergoeding gevraagd. Deze zijn altijd gehonoreerd en ontvangt de gemeente de betaalde energiekosten terug. Een ander middel die wordt overwogen bij aanhoudende storingen is om met andere gemeenten gezamenlijk op te trekken (bijv. in een bestuurlijk overleg) richting Stedin. Datum: 21 maart 2014 Namens het college van burgemeester en wethouders, Robbert Peek
Tijdsbesteding: 1,5 uur.
Antwoorden op schriftelijke vragen aan het college Reg. nr: 2014-34 Datum waarop de vragen zijn gesteld: 28 mei 2014 Steller vragen: Rutger Vinke/VVD Onderwerp: Straatverlichting Voordat uw vragen worden beantwoord is het goed om eerst een inleiding te geven. Inleiding: De gemeente heeft alleen een contract met Citytec, niet met Stedin. De gemeente is wel klant bij Stedin. In de praktijk werkt deze constructie ontzettend lastig. Citytec is verantwoordelijk voor werkende straatverlichting. Hieronder valt het onderhouden van het materiaal, herstel bij schade, het repareren van de lamp en aansturing daarvan bij lampuitval. Grofweg is Cityec verantwoordelijk voor alles boven de grond, Stedin is verantwoordelijk voor alles onder de grond (incl. de aansluiting van de straatlantaarns). Bij een storing van een lamp wordt de storingsdienst van Citytec ingelicht en wordt er vastgesteld wat de storing inhoudt. Bij een enkele defecte lamp zal Citytec deze herstellen. Als het gaat om meerdere lampen in een serie, bijvoorbeeld een straat of wijk, dan wordt deze melding doorgespeeld naar Stedin. Bij een straatstoring moet Stedin binnen 2 dagen aanwezig zijn geweest om een eerste analyse op te maken. Bij een wijk of meerdere wijken moet er binnen 2 uur gereageerd worden. Dat er binnen deze tijden moet worden gereageerd is wettelijk vastgelegd. Het betekent niet dat de storing binnen deze tijden ook daadwerkelijk is opgelost. De kabelstoringen worden vaak veroorzaakt door graafwerkzaamheden van civiele aannemers. Storingen zijn daardoor niet altijd te voorkomen en kunnen ook veel problemen opleveren tijdens het herstel of vinden van de storing. Als er een melding binnenkomt dat een straat of wijk donker is, zal Stedin deze tijdelijk oplossen door er bijvoorbeeld een nieuwe (vaak zwaardere) zekering in te draaien. De volgende dag wordt dan gezocht naar een oplossing van de betreffende storing. Om de storing op te sporen moet er spanning op het netwerk staan en daarom branden de lampen overdag. Als gemeente begrijpen we dat dit ‘raar’ overkomt en extra energie kost, maar het is nu eenmaal noodzakelijk. De stroomkosten worden in dergelijke gevallen door Stedin betaald en niet door de gemeente. In de toekomst zal Stedin de gebieden kleiner maken. De storingen treffen dan een kleiner gebied, en het oplossen van problemen wordt ook relatief eenvoudiger. Dan volgt nu beantwoording van uw vragen. Vraag 1: Hoe gaat u binnen uw bestuurlijke verantwoordelijkheid verder invulling geven aan de geschetste situatie? Antwoord: Hoewel Citytec en Stedin zich aan de (landelijke) normen houden, is het voor de betrokkenen zeer vervelend als er steeds storingen zijn. Daarom ga ik in gesprek met Citytec en Stedin.
Het gaat hierbij niet alleen om grip te krijgen op het probleem, maar vooral om tot een degelijke en structurele oplossing te komen, waardoor de (grote) storingen tot het verleden gaan behoren. Storingen kun je nooit uitsluiten. Wat je wel kunt doen is goede afspraken maken om veel voorkomende storingen goed op te lossen, door bijv. kabels te vervangen. Daarnaast zal ik contact zoeken met andere gemeenten om na te gaan of gezamenlijk optrekken richting Stedin mogelijk is. Vraag 2: Kunt u aangeven welke condities de SLA beschrijft betreffende brandmomenten van de openbare verlichting? Antwoord: Er is eigenlijk geen Service Level Agreement (SLA) omtrent de branduren in de openbare verlichting. Er zijn branduren afgesproken voor de avondverlichting, die is actief tussen 06:00 en 23:30 uur als er spanning op het netwerk staat. Een lichtsensor bepaalt wanneer er spanning op het netwerk komt. Gemiddeld per jaar brandt de openbare verlichting ca. 4.100 uur. Dit is wat vastligt binnen het contract met Citytec. Onze medewerker openbare verlichting bevestigt dat dit wordt nageleefd door Citytec. Vraag 3: Kunt u aangeven of u Citytec sancties kan opleggen betreffende de gebrekkige dienstverlening? Antwoord: De gemeente heeft een contract met Citytec en op basis van het huidige contract kunnen we Citytec aanpakken als ze het contract niet nakomen. Als het gaat om lampstoringen leeft Citytec het contract na. Sancties staan in het huidige contract echter niet genoemd. Het huidige contract loopt overigens tot eind van dit jaar. In het nieuwe contract c.q. de nieuwe overeenkomst die vanaf 2015 van kracht wordt, zal wel geregeld worden dat er sancties kunnen worden opgelegd en welke sancties. Vraag 4: Heeft u overwogen Citytec sancties op te leggen? Antwoord: In het verleden zijn er sancties opgelegd, maar dat ging om de slechte communicatie tussen Citytec en de gemeente bij het afhandelen van opdrachten en projecten. Er is nooit een sanctie opgelegd wegens voor het leveren van slechte verlichting, omdat Citytec zich aan het contract houdt. Vraag 5: Hoe kunt u als bestuurlijk verantwoordelijke, met de gebrekkige dienstverlenging van Citytec, de veiligheid van onze burgers waarborgen? Antwoord: De dienstverlening van Citytec is te beoordelen als goed. Het probleem van de storingen in de openbare verlichting op straat- en wijkniveau ligt niet bij Citytec, maar bij Stedin. Als het gaat om storingen, gaat het om kabelstoringen en deze komen de laatste jaren regelmatig voor. Er is helaas weinig aan te doen om dit soort storingen te verminderen. Voor het oplossen van die storingen is een goed ondergronds kabelnetwerk noodzakelijk en door graafschade en beperkt onderhoud aan oudere secties ontbreekt het daar bij Stedin aan. Stedin moet hierin investeren en wij zullen ze daarop aanspreken. Bij langdurige storingen wordt er via Citytec wel een schadevergoeding gevraagd. Deze aanvragen zijn altijd gehonoreerd in de vorm van een correctie op de energienota.
Ik maak een afspraak met Citytec, Stedin, en onze medewerker openbare verlichting om de storingsproblemen te bespreken en met mogelijke oplossingen te komen. Vraag 6: Bent u bewust van het feit dat u als portefeuillehouder verantwoordelijk bent voor de veiligheid van onze burgers en bij aantoonbaar disfunctioneren van de openbare verlichting kan leiden tot ongelukken waarbij de gemeente aansprakelijk gesteld kan worden? Antwoord: Jja, ik ben me dit terdege bewust en zal alles doen wat binnen mijn mogelijkheden ligt om de huidige problemen op te lossen. Nu blijkt dat ‘scherpe brieven’ alleen maar een tijdelijk effect hebben zal ik vervolgstappen zetten. In antwoord op eerdere raadsvragen is aangegeven dat werd overwogen om bij aanhoudende storingen met andere gemeenten op te trekken richting Stedin. Ik zal hiertoe nu het initiatief nemen.
Datum: 13 juni 2014 Hans Marchal wethouder Tijdsbesteding: 2,5 uur
Wijk bij Duurstede, 10 oktober 2014 betreft: activiteit voorbespreking 28 oktober 2014 Behandelmemo Van: agendacommissie Aan: raad Betreft: verordening Wmo 2015 en verordening Jeugdhulp Activiteit Bespreking raadsvoorstel
behandeld door: M.A.C. van Esterik Toestelnummer:
595 584
Doel activiteit Voorbereiding op besluitvorming Toelichting Eerder bent u tijdens de voorbespreking van 16 september jl. nader geïnformeerd over de beide concept verordeningen. Daarbij werden enkele bespreekpunten voorgelegd en kon u uw bestuurlijke vragen stellen en input leveren. Inmiddels is de inspraakperiode voorbij en zijn de verordeningen in definitieve vorm door het college vastgesteld. De verordening Wmo is met de Wmo-adviesraad besproken en voor formeel advies voorgelegd. Waar mogelijk zijn deze adviezen verwerkt in de nu voorliggende versie van de verordening. In een van de bijlagen is een overzicht met de manier waarop de opmerkingen van de adviesraad verwerkt zijn, te lezen. Op de ter inzage legging zijn door inwoners geen reacties ingediend. Op 16 september jl. is een nieuwe versie van de VNG modelverordening verschenen met daarin een aantal technische en inhoudelijke wijzigingen. Waar nodig zijn de wijzigingen in de modelverordening verwerkt in de nu voorliggende versie. Tot slot is door de SPfractie tijdens de voorbespreking van september al gemeld dat men nog wat opmerkingen had in het kader van beeldvorming extra. Deze opmerkingen zijn aan het college schriftelijk verstuurd en daar waar mogelijk in de verordening verwerkt (zie ook de bijlage met de reactie van het college op de opmerkingen van de SP). De verordening Jeugdhulp heeft verder niet tot aanpassingen geleid, wel is gekeken naar de input die ook vanuit de fractie van de SP is aangeleverd. Zie hiervoor de bijlage met daarin de reactie van het college op de input van de SP. Voor deze voorbespreking worden ook de Wmo Adviesraad en de Lokale Cliëntenraad WWB uitgenodigd om eventueel in te spreken en vragen van uw kant te beantwoorden. Wijze van behandelen • Beeldvorming: - bestuurlijke vragen aan de portefeuillehouder - reactie portefeuillehouder • Oordeelsvorming: - standpunten fracties m.b.t. beide verordeningen
1
Mogelijke uitkomsten van de activiteit in de voorbesprekingsronde: - de verordeningen doorgeleiden naar besluitvorming in de raadsvergadering van 18 november - de verordeningen doorgeleiden naar debat in raadsvergadering van 18 november, onder aangeven waar politieke verschilpunten liggen. Mee te sturen digitale stukken verordening Wmo 2015 Verordening Wmo 2015 Reactie Wmo Adviesraad en daarin tevens de reactie van het college opgenomen Input SP fractie en daarin tevens de reactie van het college opgenomen Mee te sturen stukken bij verordening Jeugdhulp Verordening transitie Jeugdzorg Input SP fractie en daarin tevens de reactie van het college opgenomen Ter inzage liggende stukken m.b.t. verordening Wmo 2015 Rapport B&W Ter inzage liggende stukken m.b.t. verordening Jeugdhulp Rapport B&W Portefeuillehouder m.b.t. alle onderwerpen: Jan Burger Technische vragen m.b.t. verordening Wmo 2015 aan mevrouw Suzanne van de Gein:
[email protected] en in cc aan de griffie Technische vragen m.b.t. verordening Jeugdhulp aan mevrouw Manuela Fluggen:
[email protected] en in cc aan griffie
2
Raadsvergadering, 18 november 2014
Voorstel aan de Raad
Nr.: Agendapunt:
Voorbespreking
Datum:
23 september 2014
Onderwerp: Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Wijk bij Duurstede 2015. Onderdeel raadsprogramma: Portefeuillehouder: Jan Burger
Voorgesteld besluit De Verordening Maatschappelijke ondersteuning 2015 gemeente Wijk bij Duurstede vaststellen.
Korte samenvatting De Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (hierna: Wmo 2015) is op 18 juli 2014 gepubliceerd in het Staatsblad en is vanaf 1 januari 2015 van kracht. Op 1 januari 2015 wordt de gemeente verantwoordelijk voor nieuwe taken op het gebied van jeugdzorg (Jeugdwet), tegenprestatie naar vermogen (Participatiewet) en de voormalige AWBZ begeleiding (Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, hierna: Wmo 2015). Om een wettelijk kader te bieden op grond waarvan inwoners een beroep op de gemeente kunnen doen voor maatschappelijke ondersteuning is een door de gemeenteraad voor 1-1-2015 vastgestelde Wmo-verordening nodig waarin ook de nieuwe taken zijn opgenomen. Deze taken worden toegevoegd aan het takenpakket dat al bij gemeenten lag onder de voormalige Wet Voorzieningen Gehandicapten en later de Wet maatschappelijke ondersteuning. De verordening Maatschappelijke ondersteuning 2015 gemeente Wijk bij Duurstede (hierna: verordening Maatschappelijke ondersteuning 2015) lag tot 1 oktober 2014 ter inzage. De opmerkingen vanuit de inspraakperiode zijn waar mogelijk en nodig verwerkt in de huidige versie van de Wmoverordening. Naast de Wmo-verordening is er ook vastgesteld Wmo-beleid nodig. De gemeente Wijk bij Duurstede heeft in 2013 en 2014 diverse beleidsdocumenten vastgesteld. Bovendien wil de gemeente begin 2015 een maatschappelijke agenda voor het gehele sociaal domein vaststellen. Daarom wordt voorgesteld in 2014 een uitvoeringsplan Wmo door ons college vast te stellen en begin 2015 de maatschappelijke agenda voor het gehele sociaal domein voor te leggen aan de gemeenteraad. Aanleiding De nieuwe Wmo 2015 maakt het noodzakelijk een verordening maatschappelijke ondersteuning vast te stellen waarin is vastgelegd op welke wijze inwoners van de gemeente een beroep kunnen doen op maatwerkvoorzieningen op grond van de Wmo.
Specifiek (beoogd doel) 1. De verordening Maatschappelijke ondersteuning 2015 vaststellen zodat inwoners per 1 januari 2015 een beroep op ondersteuning kunnen doen om deel te blijven nemen aan het maatschappelijk leven en zelfstandig te kunnen functioneren in de maatschappij volgens de Wmo 2015. 1. Het begin 2015 vaststellen van een maatschappelijke agenda als beleidskader voor het gehele sociaal domein. Meetbaar De verordening maatschappelijke ondersteuning 2015 moet voor 31 december 2014 worden vastgesteld. De verordening Maatschappelijke ondersteuning 2015 bevat de wettelijke en lokale regeling over hoe de rechten en plichten binnen de gemeente Wijk bij Duurstede geregeld zijn als het gaat om de preventie, ondersteuning, hulp en zorg aan de inwoners van de gemeente Wijk bij Duurstede. Concreet gaat het dan over de voorwaarden die gelden voor het toegewezen krijgen van ondersteuning en maatwerkvoorzieningen. Acceptabel De concept verordening Maatschappelijke ondersteuning 2015 is gebaseerd op de Wmo 2015 en de concept modelverordening Maatschappelijke ondersteuning 2015 van de VNG. In de concept modelverordening zijn een aantal varianten opgenomen met keuzemogelijkheden om onderdelen in de verordening op te nemen en door de raad vast te laten stellen of te delegeren aan het college van B&W. Bij de keuze over delegeren van de verschillende onderdelen, zoals kwaliteitseisen en prijs/ kwaliteitverhoudingen, zijn zoveel mogelijk de lijnen van het duale stelsel gevolgd: de raad is kaderstellend en het college van B&W werkt de procedures uit. Het college kan dan per maatwerkvoorziening bekijken of nadere regels (aanvullende eisen) noodzakelijk zijn. Dit past goed in de lijn dat de gemeente zo pragmatisch mogelijk de taken die op gebied van de Wmo 2015 op de gemeente afkomen wil oppakken. Hierdoor is er meer flexibiliteit in de uitvoering, zodat niet bij elke kleine wijziging de verordening opnieuw aangepast hoeft te worden. Integrale benadering transities De doelgroepen van de drie decentralisaties overlappen elkaar. Zo kan iemand werkzoekend zijn, ondersteuning nodig hebben vanwege een beperking en jeugdhulp krijgen. De decentralisaties komen, bij wijze van spreken, op huishoudenniveau bij elkaar. Daarom heeft waar mogelijk afstemming plaats gevonden tussen de drie transities, zoals ook opgenomen in het eerder vastgestelde uitvoeringsplan transities. In de verordening Jeugdhulp en de verordening Maatschappelijke ondersteuning 2015 is deze afstemming zichtbaar gemaakt door bijvoorbeeld zoveel mogelijk dezelfde terminologie te gebruiken en dezelfde structuur aan te houden. Inhoudelijk kan de Wmo-verordening qua afstemming nog een slag maken, maar gezien de krappe tijd tot aan de ingangsdatum van de nieuwe wetten zal hier bij de eerste evaluatieronde van de transities (naar verwachting eind 2015) nogmaals extra in worden geïnvesteerd. Integrale benadering beleidsplan/maatschappelijke agenda Wat betreft het Wmo-beleid is het voorstel een maatschappelijke agenda op te stellen waarin het beleid voor het gehele sociaal domein integraal wordt opgesteld, inclusief het Wmobeleid. Begin 2015 is dit stuk naar verwachting gereed. De kaders voor het gehele sociaal domein zullen door ter vaststelling aan u worden aangeboden waarnaast voor diverse
specifieke onderwerpen (zoals de Wmo) een apart uitvoeringsplan opgesteld en vastgesteld kan worden door ons college. Het opstellen van de maatschappelijke agenda zal in nauw overleg met veel verschillende organisaties en inwoners worden opgepakt. Een analyse van onze gemeente (wat voor gemeente is Wijk bij Duurstede, waar moet de focus liggen) waaruit een aantal opgaven worden opgesteld vormt de basis voor de maatschappelijke agenda. Inwoners en organisaties worden vervolgens nadrukkelijk betrokken bij het bijdragen aan deze opgave zodat het beleid op het sociaal domein interactief wordt opgesteld en uitgevoerd. Naast het feit dat een integrale maatschappelijke agenda past binnen het voornemen van de gemeente om regiegemeente te worden heeft het later vaststellen van het Wmo-beleidsplan in de vorm van een maatschappelijke agenda nog een aantal voordelen: Het inspraakproces kan zorgvuldig worden doorlopen, alle betrokkenen uit het veld kunnen uitgebreid meepraten. In november komt naar verwachting meer duidelijkheid over de definitieve budgetten, in combinatie met de cliëntgegevens. Dit is belangrijke informatie voor de haalbaarheid en uitvoerbaarheid van het Wmo-beleid. In november wordt er een bijeenkomst voor Wmo-cliënten georganiseerd. Het is waardevol de input vanuit deze bijeenkomst te kunnen gebruiken voor het op te stellen Wmo-beleid In oktober zijn de resultaten van de inkoop bekend. Het is handig deze informatie te kunnen verwerken in het Wmo-beleid. Afwijking van landelijke planning In voorgaande stukken is er vanuit gegaan dat de gemeente op grond van de Wmo 2015 voor 1-11-2014 een Wmo-beleidsplan vastgesteld moet hebben. Omdat ons huidige beleidsplan per 1-6-2014 afliep is er daarom in eerste instantie voor gekozen op hoofdlijnen een nieuwe beleidsplan te schrijven om hiermee ‘technisch’ te voldoen aan de wet. Nu blijkt deze datum opgeschoven te zijn naar 1-1-2015. Bovendien liggen er al de nodige beleidsdocumenten die door college en gemeenteraad zijn vastgesteld waarin de kaders voor het nieuwe Wmo-beleid duidelijk benoemd staan. Het voorstel is dus om het beleidsplan op dit moment niet door uw raad te laten vaststellen maar te koppelen aan de voorgestelde maatschappelijke agenda waar op dit moment de voorbereiding voor wordt gedaan en die naar verwachting begin 2015 gereed is. De maatschappelijke agenda zal dan het overkoepelende beleidskader worden voor het gehele sociaal domein, waarbij het idee is om daarnaast op de verschillende onderdelen (waaronder de Wmo 2015) waar nodig een uitvoeringsplan te schrijven. Omdat het huidige Wmobeleidsplan liep tot 1-6-2014 is het voorstel daarom wel om voor 1-1-2015 een Wmouitvoeringsplan voor de eerstkomende maanden vast te stellen, gebaseerd op de door uw raad vastgestelde kaders. Een consequentie van dit voorstel is wel dat de gemeente dan in de eerste maanden van 2015 strikt formeel en juridisch niet voldoet aan artikel 2.3.1. van de Wmo 2015 waarin staat dat de gemeente een door de gemeenteraad vastgesteld periodiek plan moet hebben op basis waarvan de Wmo 2015 wordt uitgevoerd. Er staat in dit artikel echter geen datum genoemd en ook leert navraag bij de VNG dat op het niet naleven van dit artikel geen sancties staan. Bovendien kan de voorgestelde maatschappelijke agenda met terugwerkende kracht worden vastgesteld en zijn diverse documenten wel in een eerder stadium vastgesteld door de gemeenteraad die voor deze twee maanden als overbrugging kunnen dienen (o.a. de kadernota AWBZ).
Beleidsregels en financieel besluit In de Wmo 2015 is geregeld dat gemeenten per 1 januari 2015 verantwoordelijk zijn voor een nieuw pakket aan taken op het gebied van de Wmo. De verordening werkt in hooflijnen uit hoe de gemeente Wijk bij Duurstede deze taken gaat uitvoeren. Een verordening alleen is niet voldoende voor het uitvoeren van de Wmo 2015. Het is het kader waarbinnen de gemeente nadere regels (ook wel Beleidsregels en Financieel Besluit genoemd) opstelt. Het vaststellen van de beleidsregels en het financieel besluit zijn een bevoegdheid van het college. In de Wmo 2015 wordt niet gesproken over te nemen besluiten inzake de Beleidsregels en Financieel besluit. Dit hoeft dan ook niet tegelijk met het te nemen besluit over de Verordeningen (Wmo 2015 en Jeugd). Dit kan ook nog in 2015. De meeste gemeenten nemen de huidige beleidsregels aangepast over. Het voorstel is om daar ook in Wijk bij Duurstede voor te kiezen. Op dit moment wordt met o.a. de Wmo-adviesraad en het Wmo-loket overlegd welke vorm de (huidige) beleidsregels en financieel besluit in onze gemeente moeten krijgen. Deze stukken worden u dan ook in een later stadium ter besluitvorming aangeboden. Naar verwachting zal dit begin december 2014 zijn zodat alle actuele ontwikkelingen zoveel mogelijk in de stukken verwerkt kunnen worden. Er is nu nog onvoldoende inzicht in wat alle wijzigingen in de Wmo 2015 en de Wmo-verordening in de praktijk zullen gaan inhouden. Bijstelling van met name de beleidsregels en financieel besluit zal in 2015 dan ook zeker nodig zijn. Overwegingen die leiden tot het besluit Vanwege het zeer krappe tijdsbestek tussen het beschikbaar komen van de modelverordening, de periode van ter inzage legging (6 weken) en de ingang van de nieuwe wet is het onmogelijk alle stukken continu te actualiseren. Daarom wordt voorgesteld de verordening als wettelijke basis voor de individuele maatwerkvoorzieningen nu wel vast te stellen, mede gezien de ingangsdatum van 1-1-2015. De verordening is wel aangepast aan de laatst beschikbaar gekomen update van de modelverordening (versie 16-9-2014). Van alle andere stukken (beleidsregels, financieel besluit, beleidsplan) wordt voorgesteld deze zo laat als mogelijk vast te stellen zodat deze zo actueel mogelijk zijn. De beleidsregels en financieel besluit zullen in december door ons college worden vastgesteld. Voor het Wmo-beleidsplan is het voorstel deze als uitvoeringsplan in het najaar vast te stellen. Deze is dan gebaseerd op de kaders zoals vastgelegd in de kadernota AWBZ, op het uitvoeringsplan transities en op het huidige Wmo-beleidsplan (welke op 1-6-2014 afliep). Tegelijkertijd is het voorstel verder te gaan met de voorbereidingen voor de maatschappelijke agenda, welke naar verwachting begin 2015 gereed is. Met de vaststelling van dit document ligt er een integraal en interactief beleidskader voor het gehele sociaal domein waarbij inwoners en organisaties nauw betrokken worden. Formeel zijn er daarmee in de periode januari-februari 2015 geen vastgestelde beleidskaders voor de Wmo 2015. Er staan echter geen sancties op het niet vastgesteld hebben van een Wmo-beleidsplan. Bovendien kan ervoor gekozen worden de voorgestelde maatschappelijke agenda met terugwerkende kracht vast te stellen en zijn diverse documenten wel in een eerder stadium vastgesteld door uw raad die voor deze twee maanden als overbrugging kunnen dienen (o.a. de kadernota AWBZ). Draagvlak De verordening heeft 6 weken (21 augustus –1 oktober 2014) ter inzage gelegen Ook is de conceptverordening met de Wmo-adviesraad besproken en voor formeel advies voorgelegd. Op 16-9-2014 is de verordening met de gemeenteraad besproken. Door de SPfractie zijn een aantal opmerkingen gemaakt die waar mogelijk in het nu voorliggende stuk zijn verwerkt (zie bijlage). Op de ter inzage legging zijn door inwoners geen reacties
ingediend. Op 16 september 2014 een nieuwe versie van de VNG modelverordening verschenen met daarin een aantal technische en inhoudelijke wijzigingen. Waar nodig zijn de wijzigingen in de modelverordening verwerkt in de nu voorliggende versie van de Wijkse verordening. Ook heeft de Wmo-adviesraad een formeel advies uitgebracht. Waar mogelijk zijn deze adviezen verwerkt in de nu voorliggende versie van de verordening. Bijgevoegd is een overzicht met de manier waarop de opmerkingen van de adviesraad verwerkt zijn (bijlage 3). De Wmo-adviesraad zal hiervan schriftelijk op de hoogte worden gesteld. De Wmo-adviesraad stemt in met de voorgestelde aanpak van het Wmo-beleidsplan in combinatie met de maatschappelijke agenda. Realistisch Kanttekeningen bij het voorgestelde besluit Het vaststelling van de verordening Maatschappelijke ondersteuning 2015 voor 1-1-2015 is een wettelijke verplichting, het is geen optie deze niet vast te stellen. Gezien het zeer krappe tijdsbestek tot 1-1-2015 wordt nu alleen de Wmo-verordening ter vaststelling aan uw raad aangeboden. De beleidsregels en het financieel besluit worden op dit moment nog verder uitgewerkt. Idealiter zouden deze documenten tegelijkertijd met de verordening gereed zijn. Dit is nu echter niet mogelijk, ook omdat deze uitvoeringsdocumenten zoveel mogelijk aan de actualiteit moeten zijn aangepast wat pleit voor vaststelling in een zo laat mogelijk stadium. Daarnaast is het voorstel geen apart (tussentijds) Wmo-beleidsplan te laten vaststellen, maar te richten op de maatschappelijke agenda als beleidskader voor het gehele sociaal domein. Hierdoor is begin 2015 een integraal beleidskader beschikbaar voor het gehele sociaal domein en worden inwoners en organisaties nauw betrokken bij het opstellen en uitvoeren van het beleid binnen het sociaal domein. Een consequentie van dit voorstel is wel dat de gemeente dan strikt formeel en juridisch niet voldoet aan artikel 2.3.1. van de Wmo 2015 in de periode januari-februari 2015 waarin staat dat de gemeente een door de gemeenteraad vastgesteld periodiek plan moet hebben op basis waarvan de Wmo 2015 wordt uitgevoerd. Er staat in dit artikel echter geen datum genoemd en ook leert navraag bij de VNG dat op het niet naleven van dit artikel geen sancties staan. Bovendien kan de voorgestelde maatschappelijke agenda met terugwerkende kracht worden vastgesteld en zijn diverse documenten wel in een eerder stadium vastgesteld door de gemeenteraad die voor deze twee maanden als overbrugging kunnen dienen (o.a. de kadernota AWBZ). Alternatieven Het Wmo-beleidsplan zoals dit er nu in concept ligt (zonder verwerking van actuele ontwikkelingen en zonder uitgewerkte beleidskaders) wel vaststellen en begin 2015 de maatschappelijke agenda vaststellen als beleidskader voor het gehele sociaal domein. Tijdgebonden Het is van belang de verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Wijk bij Duurstede 2015 voor 1-1-2015 vast te stellen om zo een wettelijke basis te hebben op grond waarvan inwoners een beroep kunnen doen op maatwerkvoorzieningen.
Aanpak/uitvoering Bij de opstelling van de Wmo-verordening zijn de Wmo-adviesraad en het Wmo-loket nauw betrokken geweest. De verordening heeft van 20 augustus t/m 1 oktober 2014 ter inzage gelegen. Ook is de concept-verordening besproken met de gemeenteraad op 16-9-2014. Hierop heeft de fractie van de SP een aantal opmerkingen gemaakt. Deze opmerkingen zijn waar nodig in het nu voorliggende stuk verwerkt (zie bijlage 2). De Wmo-adviesraad heeft een formeel advies uitgebracht. Dit advies is waar mogelijk en nodig verwerkt in de nu voorliggende versie van de verordening (zie bijlage 3). Ook is op 16-09-2014 een nieuwe versie van de modelverordening uitgebracht door de VNG. De nu voorliggende verordening is aangepast aan deze nieuwe modelverordening. Communicatie De nieuwe Wmo 2015 heeft veel consequenties voor inwoners van de gemeente, met name voor de inwoners die op dit moment een indicatie hebben voor de AWBZ-functie begeleiding die overgaat naar de gemeente. Daarom zal in november een voorlichtingsavond georganiseerd worden voor alle inwoners. Daarnaast is een aparte pagina op de gemeentelijke website ingericht waarop mensen informatie kunnen vinden. Ook is het Wmo-loket 5 dagen per week geopend om vragen van inwoners te beantwoorden. Tot slot zal alle bekende cliënten van het Wmo-loket (zowel de oude als nieuwe cliënten) een brief worden gestuurd waarin zij worden geïnformeerd over alle veranderingen. Financiën De Wmo 2015 gaat gepaard met een flinke korting op de budgetten voor Hulp bij het Huishouden en Begeleiding. Dit zal ook consequenties hebben voor de mate waarin mensen gebruik kunnen maken van maatwerkvoorzieningen. De verordening biedt het juridische kader waarin is vastgelegd op basis waarvan mensen gebruik kunnen maken van maatwerkvoorzieningen in de gemeente Wijk bij Duurstede en stelt hiermee dus ook grenzen aan de manier waarop het Wmo-budget wordt besteed. De Wmo blijft echter een open-einde regeling waardoor een maatwerkvoorziening niet op grond van onvoldoende financiële middelen geweigerd kan worden. Bijlagen 1. Raadsbesluit Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Wijk bij Duurstede 2015 2. Collegerapport verordening en beleidsplan 30-09-2014 3. Verwerking inspraak Wmo-adviesraad
Burgemeester en wethouders van Wijk bij Duurstede,
Wilma van de Werken secretaris
Tjapko Poppens burgemeester
Raadsbesluit De raad van de gemeente Wijk bij Duurstede; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d 14 oktober 2014 , nr. gelet op de artikelen 2.1.3, 2.1.4 eerste, tweede, derde en zevende lid, 2.1.5 eerste lid, 2.1.6, 2.1.7 en 2.3.6 derde lid en 2.6.6 eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015; - overwegende dat inwoners/burgers van de gemeente Wijk bij Duurstede een eigen verantwoordelijkheid dragen voor de wijze waarop zij hun leven inrichten en deelnemen aan het maatschappelijk leven; - dat van burgers verwacht mag worden dat zij elkaar daarin naar vermogen bijstaan; - dat burgers die zelf, dan wel samen met personen in hun omgeving, onvoldoende zelfredzaam zijn of onvoldoende in staat zijn tot participatie, een beroep moeten kunnen doen op ondersteuning door de gemeente, zodat zij zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kunnen blijven wonen; - dat het noodzakelijk is om regels vast te stellen ter uitvoering van het beleidsplan als bedoeld in artikel 2.1.2 van de wet met betrekking tot de ondersteuning bij de versterking van de zelfredzaamheid en participatie van personen met een beperking of met chronische psychische of psychosociale problemen, beschermd wonen en opvang, en dat het noodzakelijk is om de toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen met een beperking te bevorderen en daarmee bij te dragen aan het realiseren van een inclusieve samenleving; - overwegende dat het noodzakelijk is om inwoners/cliënten met psychische of psychosociale problemen en belanghebbenden die de thuissituatie hebben verlaten, al dan niet in verband met risico's voor hun veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, te ondersteunen bij het zich handhaven in de samenleving; - overwegende dat het noodzakelijk is om bij verordening regels te stellen met betrekking tot de invulling van de plicht tot ondersteuning; Besluit; 1. De Verordening Maatschappelijke ondersteuning 2015 gemeente Wijk bij Duurstede vast te stellen.
Hoofdstuk 1
Begripsomschrijvingen geclusterd
Artikel 1. Begripsomschrijvingen Een aantal begripsbepalingen wordt nader genoemd en overige doorgaans gebruikelijke begripsbepalingen zijn terug te vinden in de Wet, artikel 1.1 .1 Wmo 2015. In deze verordening wordt verstaan onder: Lid 2. Wet Wet maatschappelijke ondersteuning 2015. Lid 3. College College van burgemeester en wethouders van de gemeente Wijk bij Duurstede. Lid 4. Mandaat college Het college kan de uitvoering van deze wet, behoudens de vaststelling van de rechten en plichten van de cliënt, door derden laten verrichten. Artikel 2.6.4, eerste lid, in de wet. Lid 4. Besluit Financieel besluit Maatschappelijke ondersteuning 2015 gemeente Wijk bij Duurstede. Lid 5. Beleidsregels Beleidsregels Maatschappelijke ondersteuning 2015 gemeente Wijk bij Duurstede. Lid 6. Hoofdverblijf De plaats waar een persoon daadwerkelijk de meeste nachten per jaar doorbrengt en/of is ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie. Lid 7. Inwoner Persoon die zijn hoofdverblijf heeft in de gemeente Wijk bij Duurstede. Lid 8. Burger Inwoner die zijn hoofdverblijf heeft in de gemeente Wijk bij Duurstede. Lid 9. Persoon met beperkingen Een persoon die, ten gevolge van lichamelijke ziekte of gebrek en/of chronische psychische of psychosociale problemen, aantoonbare beperkingen ondervindt. Lid 10. Belanghebbende Een persoon met een hulp- of ondersteuningsvraag, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem die behoefte heeft aan ondersteuning voor het bevorderen van zijn deelname aan het maatschappelijk verkeer en het zelfstandig functioneren, die voor zichzelf of, met behulp van een machtiging, door een ander een melding of een aanvraag doet of laat doen. Lid 11. Cliёnt Een inwoner van de gemeente Wijk bij Duurstede aan wie een maatwerkvoorziening in de vorm van zorg in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget is of wordt verstrekt
of door of namens wie een melding is gedaan als bedoeld in artikel 2.3.2 eerste lid van de Wet. Lid 12. Mantelzorger Een persoon die vrijwillige langdurige zorg biedt, waarbij de zorg niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, maar rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt. Lid 13. Mantelzorg Mantelzorg is zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt gegeven aan een hulpbehoevende door één of meerdere leden van diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening direct voortvloeit uit de sociale relatie. Lid 14. Respijtzorg Respijtzorg is tijdelijke (mogelijk professionele) zorg om de mantelzorger te ontlasten. 1id 15. Mantelzorgwaardering Een jaarlijkse blijk van waardering voor de mantelzorgers van cliënten in de gemeente. Lid 16. Algemene voorziening Aanbod van diensten of activiteiten dat, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, toegankelijk is en dat is gericht op maatschappelijke ondersteuning. Lid 17. Collectieve voorziening Een algemene voorziening die specifiek gericht is op een bepaalde doelgroep en is gedefinieerd als dienst of activiteit gericht op het versterken van zelfredzaamheid, participatie of op opvang, die zonder voorafgaand onderzoek toegankelijk is en geen indicatie behoeft. Lid 18. Algemeen gebruikelijke voorziening Een voorziening die niet speciaal bedoeld is voor mensen met een beperking, dus ook door anderen gebruikt wordt, algemeen verkrijgbaar is en niet – aanzienlijk – duurder is dan vergelijkbare producten. Lid 19. Voorliggende voorziening Algemene voorziening of andere voorziening, waarmee de benodigde ondersteuning geheel of gedeeltelijk bereikt kan worden.
Lid 20. Wettelijk voorliggende voorziening Een voorziening op grond van een wettelijke bepaling, anders dan ingevolge de wet (zie lid 1 en 2), waarmee de benodigde ondersteuning geheel of gedeeltelijk bereikt kan worden. Lid 21. Maatwerkvoorziening Een voorziening die door het college op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van één persoon is afgestemd, en het geheel van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen:
1°
2° 3°
voor zelfredzaamheid, daaronder begrepen kortdurend verblijf in een instelling ter ontlasting van de mantelzorger, het daarvoor noodzakelijke vervoer, alsmede hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen. voor participatie, daaronder begrepen het daarvoor noodzakelijke vervoer, alsmede hulpmiddelen en andere maatregelen. voor beschermd wonen en opvang.
Lid 22. Maatwerkvoorziening in natura Een voorziening, in te zetten om het resultaat van ondersteuning te bereiken, in de vorm van goederen in (bruik)leen of in eigendom, of als persoonlijke dienstverlening. Lid 23. Maatwerkvoorziening in de vorm van een Persoonsgebonden budget Bedrag waaruit namens het college betalingen worden gedaan voor diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot een maatwerkvoorziening behoren en die een cliënt van derden heeft betrokken. Lid 24. Gebruikelijke hulp De normale dagelijkse hulp die partners of ouders en/of inwonende kinderen elkaar onderling bieden omdat ze als leefeenheid gemeenschappelijk een woning bewonen en op die grond een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben voor het functioneren van de leefeenheid. Op het moment dat binnen de leefeenheid de zorg om en aan elkaar het algemeen gebruikelijke overstijgt, is er hulp van buitenaf nodig. Lid 25. Maatschappelijke ondersteuning 1° Bevorderen van sociale samenhang, het bevorderen en ondersteunen van mantelzorgers, mantelzorg en vrijwilligerswerk, de toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen met een beperking, de veiligheid en leefbaarheid in de gemeente, alsmede voorkomen en bestrijden van huiselijk geweld. 2° Ondersteunen van de zelfredzaamheid en de participatie van personen met een beperking of met chronische psychische of psychosociale problemen zoveel mogelijk in de eigen leefomgeving. 3° Bieden van beschermd wonen en opvang. Lid 26. Chronisch psychisch of Psychosociaal probleem Een psychosociaal probleem, is een probleem waarbij een verlies is van voldoende inzicht in eigen functioneren. Dit gaat samen met beperkingen in psychisch en sociaal functioneren, wat o.a. leidt tot belemmeringen in relaties met anderen, met zijn sociale netwerk1 . Lid 27. Cliёntondersteuning Onafhankelijke kosteloze ondersteuning voor inwoners, met informatie, advies en algemene ondersteuning welke bijdraagt aan het versterken van de zelfredzaamheid en participatie en het verkrijgen van een zo integraal mogelijke dienstverlening op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, preventieve zorg, zorg, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen. Lid 28. Hulp- en ondersteuningsvraag Behoefte aan maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in artikel 2.3.2 eerste lid, van de Wet. 1
Personen uit de huiselijke kring of andere personen met wie de inwoner/cliënt een sociale relatie onderhoudt
Lid 29. Melding Melding wordt gedaan van een behoefte aan maatschappelijke ondersteuning. Hierna voert het college in samenspraak met degene door of namens wie de melding is gedaan en waar mogelijk met de mantelzorger of mantelzorgers dan wel diens vertegenwoordiger, zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen zes weken, een onderzoek uit, waar een gesprek onderdeel van is. Het college bevestigt de ontvangst van de melding. Lid 30. Onderzoek De periode van 6 weken waarin onderzocht wordt hoe de inwoner/cliënt bij zijn vraag en behoefte aan maatschappelijke ondersteuning zo goed mogelijk kan worden geholpen. Lid 31. Gesprek Het contact na een melding en onderdeel van het onderzoek, waarin met degene die maatschappelijke ondersteuning zoekt zijn/haar gehele situatie wordt geïnventariseerd ten aanzien van diens persoonskenmerken, behoeften en voorkeuren, diens mogelijkheden om zelfredzaamheid te verbeteren, maatschappelijk te participeren of te voorzien in een adequate vorm van wonen of opvang door inzet van eigen kracht, gebruikelijke hulp door het sociale netwerk, mantelzorg, algemene voorzieningen of maatschappelijk nuttige activiteiten en diens mogelijkheden van verbetering van zelfredzaamheid, participatie, vorm van wonen/ op vang door middel van samenwerken met andere partijen (jeugdhulp, welzijn, wonen, werk en inkomen)de te kiezen oplossingen via eigen mogelijkheden of via mogelijkheden van het netwerk dan wel via algemene, algemeen gebruikelijke, collectieve, (wettelijk) voorliggende en maatwerkvoorzieningen. Lid 32. Persoonlijk plan Plan waarin cliënt de omstandigheden, bedoeld in artikel 2.3.2 vierde lid, onderdelen a tot en met g van de wet, beschrijft en aangeeft welke maatschappelijke ondersteuning naar zijn mening het meest is aangewezen. Lid 33. Aanvraag Het verzoek van inwoner/cliënt om in aanmerking te komen voor één of meerdere maatwerkvoorzieningen om een resultaat van ondersteuning te bereiken in het kader van deze verordening. Lid 34. Bijdrage in de kosten Een bijdrage in de kosten kan verschuldigd zijn bij: a. het gebruik van een algemene voorziening, niet zijnde cliëntondersteuning; b. een maatwerkvoorziening dan wel een persoonsgebonden budget. Lid 35. Eigen bijdrage Een door het college vast te stellen bijdrage in de kosten voor de compensatie van de te bereiken ondersteuning, waarop de regel van het financieel besluit Maatschappelijke ondersteuning 2015 gemeente Wijk bij Duurstede van toepassing is. Lid 36. Primaat van verhuizen Voor zover de cliënt kan verhuizen naar een geschikte woning of op een eenvoudige wijze of tegen lagere kosten geschikt te maken woning welke verhuizing kan leiden tot het te bereiken resultaat zal deze mogelijkheid eerst beoordeeld worden. Dit wordt het primaat van verhuizen genoemd. Deze beoordeling kan in elke situatie plaatsvinden waar naar verwachting de
aanpassing in de toekomst geen geschikte oplossing biedt voor de (toenemende) beperkingen van de cliënt. Lid 37. Protocol gebruikelijke hulp Definiëring en normering van normale, dagelijkse hulp die partners of ouders en inwonende kinderen geacht worden elkaar onderling te bieden, omdat ze als leefeenheid een gezamenlijke huishouding voeren en op die grond een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben voor het functioneren van dat huishouden begeleiding, opvang en verblijf. Lid 38. Loket Eén of meer centrale plekken waar mensen met vragen om informatie over voorzieningen en om ondersteuning op grond van de Wmo, Jeugdzorg en andere aanpalende wetgevende taken, terecht kunnen. Lid 39. ICF De International Classification of Functioning, Disability and Health (ICF) wordt gehanteerd als uniform begrippenkader, als afwegingskader en als grondslag om de behoefte aan voorzieningen of maatschappelijke ondersteuning in individuele gevallen vast te stellen of te typeren. Lid 40. Woonvoorziening Woonvoorzieningen: Er zijn in de praktijk twee categorieën woonvoorzieningen. Enerzijds de niet-bouwkundige of niet-woontechnische woonvoorzieningen. Dit zijn losse of roerende woonvoorzieningen. Anderzijds de bouwkundige of woontechnische woningaanpassingen. Dit zijn de vaste of onroerende woningaanpassingen. Naargelang de te treffen woonvoorziening variëren de voor de waardebepaling relevante kostencomponenten. Lid 41. Woningaanpassing Woningaanpassing: bouwkundige of woontechnische ingreep in of aan een woonruimte.
Hoofdstuk 2
Melding, onderzoek en aanvraag
Artikel 2.1. Cliëntondersteuning 1. Het college draagt zorg voor de beschikbaarheid van kosteloze cliëntondersteuning. 2. Het college wijst de inwoner/cliënt en zijn mantelzorger voor het onderzoek op de mogelijkheid gebruik te maken van gratis cliëntondersteuning. Artikel 2.2. Melding Een melding voor een ondersteuningsvraag kan schriftelijk, elektronisch, mondeling of telefonisch worden gedaan bij het loket. Dit kan worden gedaan door of namens een inwoner met een beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem. Het loket bevestigt de ontvangst van de melding en maakt zo spoedig mogelijk een afspraak voor een gesprek, zoals gesteld in artikel 2.3. Artikel 2.3. Onderzoek 1. Een gesprek maakt deel uit van het onderzoek. Bij mandaat door het college aan het loket, wordt het gesprek gevoerd met de inwoner, dan wel in het bijzijn van haar/zijn vertegenwoordiger/cliëntondersteuner, voor zover mogelijk zijn mantelzorger, desgewenst zijn familie. 2. Het college verzamelt alle voor het onderzoek , genoemd in artikel 2.3.2 vierde lid van de wet van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de inwoner, welke in ieder geval deel uitmaken van het onderzoek en de basis vormen voor het gesprek als bedoeld in het eerste lid. 3. Tijdens het gesprek wordt aan de inwoner, dan wel diens vertegenwoordiger, uitgelegd welke mogelijkheden bestaan om te kiezen voor een maatwerkvoorziening/zorg in natura of een persoonsgebonden budget en wat de gevolgen van die keuze zijn. 4. Het college wijst de inwoner, dan wel zijn vertegenwoordiger, op de mogelijkheid om een aanvraag als bedoeld in artikel 2.5 in te dienen. 5. Het college verstrekt de inwoner, dan wel diens vertegenwoordiger, een schriftelijke weergave van de uitkomsten van het onderzoek, waaronder een verslag van het gesprek als bedoeld in het eerste lid. 6. Bij het voeren van het gesprek zal de ICF als basis dienen om te bepalen welke soort voorziening of ondersteuning passend is. 7. Als de cliënt een mantelzorger is, wordt met hem/haar en zo mogelijk met de verzorgde geïnventariseerd welke belemmeringen hij/zij ondervindt bij de uitvoering van de mantelzorg teneinde voor respijtzorg in aanmerking te komen. 8. Tijdens het onderzoek wordt uitgelegd hoe rekening zal worden gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de cliënt. 9. Het gesprek kan worden afgesloten met een verslag. Er wordt een verslag gemaakt van het gesprek waarin het arrangement/ondersteuningsaanbod wordt geformuleerd. Opmerkingen van belanghebbende over dit verslag kunnen als bijlage aan het verslag worden toegevoegd. Uitsluitend een door belanghebbende ondertekend verslag kan als aanvraagformulier als bedoeld in artikel 2.5 lid 3 worden aangemerkt. 10. Na het voeren van een gesprek kan belanghebbende, gebruikmakend van het ondertekende verslag van het gesprek dat in die situatie als aanvraagformulier dient, een aanvraag indienen voor een maatwerkvoorziening zoals bedoeld in artikel 1.2.1 van de wet.
Artikel 2.4. Persoonlijk plan 1. Het college informeert de cliënt over de mogelijkheid tot het indienen van een Persoonlijk plan en wat dit inhoudt en stelt hem gedurende zeven dagen na de melding in de gelegenheid het plan te overhandigen. 2. Het college betrekt het persoonlijk plan bij het onderzoek als bedoeld in artikel 2.3. Artikel 2.5. Aanvraag 1. Een inwoner/cliënt of zijn gemachtigde of (wettelijk) vertegenwoordiger kan een aanvraag om een maatwerkvoorziening schriftelijk indienen bij het college. 2. Een aanvraag kan pas worden gedaan nadat het onderzoek is uitgevoerd, tenzij het onderzoek niet is uitgevoerd binnen zes weken na de ontvangst van de melding. De aanvraag afkomstig van een cliënt die al eerder een gesprek heeft gevoerd maar waarbij sprake is van gewijzigde omstandigheden of gewijzigde te bereiken ondersteuning kan administratief worden afgehandeld. 3. Bij de aanvraag kan het ondertekend verslag van het gesprek als aanvraagformulier worden beschouwd. 4. De inwoner/cliënt die een aanvraag doet voor een maatwerkvoorziening, toont het college desgevraagd een geldig identiteitsdocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht. Artikel 2.6. Informatie en identificatie 1. De cliënt dan wel diens vertegenwoordiger verschaft het college de gegevens en bescheiden die voor het onderzoek nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. 2. Bij het onderzoek, bedoeld in artikel 2.3, stelt het college de identiteit van de cliënt vast aan de hand van een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht. Artikel 2.7. Advisering 1. Het college is bevoegd om, voor zover dit van belang kan zijn voor het onderzoek, degene door of namens wie een aanvraag is ingediend of bij gebruikelijke hulp diens relevante huisgenoten: a. op te roepen in persoon te verschijnen op een door het college te bepalen plaats en tijdstip en hem te bevragen. 2. Het college kan een door het college daartoe aangewezen adviesinstantie om advies vragen indien: a. het een melding of aanvraag betreft van een persoon die niet eerder een voorziening heeft gehad c.q. met wie niet eerder een gesprek als bedoeld in artikel 2.3 is gevoerd. b. het een melding of aanvraag betreft van een persoon die wel eerder een voorziening heeft gehad of een gesprek zoals bedoeld in artikel 2.3 heeft gevoerd, maar waarvan de medische omstandigheden zodanig zijn veranderd dat die gewijzigde omstandigheden de noodzaak van een maatwerkvoorziening of de soort van voorziening kunnen beïnvloeden.
Artikel 2.8. Beschikking 1. In de beschikking tot verstrekking van een maatwerkvoorziening wordt aangegeven of deze als maatwerkvoorziening in natura of als persoonsgebonden budget wordt verstrekt en wordt tevens aangegeven hoe bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt. 2. Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in natura vermeldt de beschikking in ieder geval: a. welke maatwerkvoorziening verstrekt wordt en wat het beoogde resultaat daarvan is; b. de ingangsdatum en duur van de maatwerkvoorziening; c. of een bijdrage in de kosten verschuldigd is en de daarbij door het college gehanteerde uitgangspunten, zoals de kostprijs van de maatwerkvoorziening. 3. Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in de vorm van persoonsgebonden budget vermeldt de beschikking in ieder geval: a. aan welk resultaat het persoonsgebonden budget kan worden besteed; b. welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het persoonsgebonden budget; c. wat de hoogte van het persoonsgebonden budget is en hoe dit tot stand is gekomen; d. wat de duur is van de voorziening waarvoor het persoonsgebonden budget is bedoeld; e. de wijze van verantwoording van de besteding van het persoonsgebonden budget; f. als er sprake is van een te betalen bijdrage in de kosten wordt de cliënt daarover geïnformeerd in de beschikking. Artikel 2.9. Voorwaarden en weigeringsgronden 1. Geen maatwerkvoorziening of persoonsgebonden budget wordt verstrekt: a. voor zover met betrekking tot de problematiek die in het gegeven geval aanleiding geeft voor de noodzaak tot ondersteuning, een voorziening op grond van een andere wettelijke bepaling bestaat; b. voor zover de cliënt op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk de beperkingen kan wegnemen; c. voor zover de cliënt met gebruikmaking van algemene voorzieningen de beperkingen kan wegnemen; d. indien de voorziening algemeen gebruikelijk is; e. indien het een voorziening betreft die de cliënt na de melding en vóór datum van besluit heeft gerealiseerd of geaccepteerd, tenzij het college daarvoor schriftelijke toestemming heeft verleend of de noodzaak achteraf nog kan worden vastgesteld; f. voor zover de aanvraag betrekking heeft op een maatwerkvoorziening die aan cliënt al eerder is verstrekt in het kader van enige wettelijke bepaling of regeling en de normale afschrijvingstermijn van de maatwerkvoorziening nog niet verstreken is, tenzij de eerder vergoede of verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de cliënt zijn toe te rekenen, of tenzij cliënt geheel of gedeeltelijk tegemoetkomt in de veroorzaakte kosten; g. voor zover deze niet in overwegende mate op de persoon is gericht; h. indien de cliënt tekortschietend besef van verantwoordelijkheid heeft betoond.
2.
3.
Geen maatwerkvoorziening of persoonsgebonden budget gericht op zelfredzaamheid en participatie wordt verstrekt: a. als deze niet langdurig noodzakelijk is, tenzij kortdurende hulp bij het huishouden leidt tot het te bereiken resultaat; b. indien de cliënt geen ingezetene is van de gemeente Wijk bij Duurstede. Geen woonvoorziening wordt verstrekt: a. voor zover de beperkingen voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materialen; b. ten behoeve van hotels/pensions, trekkerswoonwagens, kloosters, tweede woningen, vakantie- en recreatiewoningen, ADL-clusterwoningen, gehuurde kamers, met uitzondering van een voorziening voor verhuizing en inrichting; c. er sprake is van een maatwerkvoorziening in een woongebouw dat specifiek is gericht op mensen met beperkingen en waarvan verwacht mag worden dat reeds voorzieningen zijn getroffen in de gemeenschappelijke ruimten; d. indien de noodzaak het gevolg is van een verhuizing waarvoor geen aanleiding bestaat op grond van beperkingen bij de zelfredzaamheid of participatie en er geen belangrijke reden voor verhuizing aanwezig is; e. indien de cliënt niet is verhuisd naar de voor zijn of haar beperkingen op dat moment meest geschikte woning, tenzij daarvoor vooraf schriftelijk toestemming is verleend door het college.
Hoofdstuk 3
Maatwerkvoorzieningen
Artikel 3.1. Mogelijke wijzen van verstrekking. De te treffen voorzieningen kunnen als algemene en collectieve voorziening, voorziening in natura, maatwerk-, woonvoorziening en als persoonsgebonden budget worden verstrekt. Artikel 3.2. Maatwerkvoorziening Criteria voor maatwerkvoorziening 1. Een cliënt komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening: a. ter compensatie van de beperkingen, waaronder chronische psychische of psychosociale problemen, als gevolg waarvan cliënt niet voldoende in staat is tot zelfredzaamheid of participatie en voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet kan verminderen of wegnemen: i. op eigen kracht; ii. met gebruikelijke hulp; iii. met mantelzorg; iv. met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk; v. met gebruikmaking van algemeen gebruikelijke voorzieningen; vi. met gebruikmaking van algemene voorzieningen. 2. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in het hoofdstuk 2 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven, en/of a. ter compensatie van de problemen bij het zich handhaven in de samenleving van de cliënt met psychische of psychosociale problemen en de cliënt die de thuissituatie heeft verlaten, al dan niet in verband met risico's voor zijn veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, voor zover de cliënt deze problemen naar het oordeel van het college niet kan verminderen of wegnemen: i. op eigen kracht; ii. met gebruikelijke hulp; iii. met mantelzorg; iv. met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk; of v. met gebruikmaking van algemene voorzieningen. 3. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in het hoofdstuk 2 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het voorzien in de behoefte van de cliënt aan begeleiding, beschermd wonen of opvang en aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld zich zo snel mogelijk weer op eigen kracht te handhaven in de samenleving. 4. Een maatwerkvoorziening wordt alleen toegekend voor zover deze als goedkoopst, adequaat en kwalitatief passende voorziening kan worden aangemerkt. Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening ter ondersteuning van de 5. beperkingen die cliënt ondervindt bij normaal gebruik in en om de woning kan het college het primaat van verhuizen toepassen.
Artikel 3.3. Persoonsgebonden budget 1. De hoogte van het persoonsgebonden budget voor een maatwerkvoorziening wordt bepaald aan de hand van en tot het maximum van de kostprijs van de in de situatie van de cliënt goedkoopst, adequaat, kwalitatief passende voorziening in natura en welke toereikend is voor de aanschaf en eventuele verzekering en onderhoud daarvan. 2. De hoogte van het persoonsgebonden budget voor dienstverlening is opgebouwd uit verschillende kostencomponenten zoals salaris, vervanging tijdens vakantie, verzekeringen en reiskosten. 3. Een cliënt ten behoeve van wie een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, kan diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen onder de volgende voorwaarden betreffende het tarief betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk: a. deze persoon krijgt een lager tarief betaald voor zijn diensten dan door het college in het Besluit vastgestelde tarief. Dit lagere tarief wordt door het college in het Besluit vastgesteld; b. tussenpersonen of belangenbehartigers mogen niet uit het persoonsgebonden budget worden betaald. 4. Een persoonsgebonden budget dient door de cliënt bij voorkeur binnen 3 maanden maar in ieder geval binnen 6 maanden na toekenning te worden aangewend ten behoeve van het resultaat waarvoor het is verstrekt. 5. Het college kan in het Besluit nadere regels stellen over de hoogte van het persoonsgebonden budget. Artikel 3.4. Controle 1. Het college onderzoekt, al dan niet steekproefsgewijs, of de verstrekte voorzieningen worden gebruikt en of het persoonsgebonden budget wordt besteed ten behoeve van het doel waarvoor ze verstrekt zijn. 2. Het college kan in het Besluit nadere regels stellen met betrekking tot de controle op de besteding.
Hoofdstuk 4
Eigen bijdrage in de kosten, bijdrage deelname algemene en collectieve Voorzieningen
Artikel 4.1. Regels voor bijdrage in de kosten van maatwerkvoorzieningen en algemene en collectieve voorzieningen. 1. Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening (zowel in natura als in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb)) is een eigen bijdrage verschuldigd: a. Voor het gebruik van een algemene en collectieve voorziening, niet zijnde cliëntondersteuning, en, b. voor een maatwerkvoorziening, gedurende de in nadere regelgeving te bepalen periode of gedurende de periode waarvoor het pgb wordt verstrekt, overeenkomstig de (maximale) bedragen en percentages en het overige bepaalde in het landelijke Uitvoeringsbesluit Wmo 2015. In de gevallen, bedoeld in artikel 2.1.4 van de wet, worden bedragen voor een maatwerkvoorziening of pgb door het CAK vastgesteld en geïnd. 2.
3.
4.
De kostprijs van een maatwerkvoorziening in natura en pgb wordt bepaald: a. door een aanbesteding, of b. na een consultatie in de markt of c. in overleg met de aanbieder of d. door een offerte van aannemers Het college bepaalt bij nadere regels: a. voor welke algemene en collectieve voorzieningen, niet zijnde cliëntondersteuning, de cliënt een bijdrage is verschuldigd; b. wat de hoogte van deze bijdrage is; Indien de bijdrage voor een maatwerkvoorziening in natura of pgb ten behoeve van een minderjarige cliënt is verschuldigd, is de bijdrage verschuldigd door de onderhoudsplichtige ouders, daaronder begrepen degene tegen wie een op artikel 394 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek gegrond verzoek is afgewezen, en degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag uitoefent over een cliënt.
Hoofdstuk 5
Kwaliteit en veiligheid
Artikel 5.1. Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning 1. Aanbieders zorgen voor een goede kwaliteit van voorzieningen, waaronder voldoende deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen, door: a. het afstemmen van voorzieningen op de persoonlijke situatie van de cliënt en het aansluiten bij de informele zorg; b. het afstemmen van voorzieningen op andere vormen van zorg, waaronder informele zorg; c. erop toe te zien dat beroepskrachten tijdens hun werkzaamheden in het kader van het leveren van voorzieningen handelen in overeenstemming met de professionele standaard. 2. Het college kan nadere regels stellen over verdere eisen aan de kwaliteit van voorzieningen, eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen: a. het afstemmen van voorzieningen op de persoonlijke situatie van de cliënt; b. het afstemmen van voorzieningen op andere vormen van zorg, waaronder de informele zorg; c. erop toe te zien dat beroepskrachten tijdens hun werkzaamheden in het kader van het leveren van voorzieningen handelen in overeenstemming met de professionele standaard. d. arbeidsvoorwaarden en omstandigheden van beroepskrachten. 3. Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van deze eisen door periodieke overleggen met de aanbieders, een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek en het zo nodig in overleg met de cliënt ter plaatse controleren van de geleverde voorzieningen. Artikel 5.2. Verhouding prijs en kwaliteit levering voorziening door derden 1. Het college houdt, in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding, bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren diensten in ieder geval rekening met: a. de aard en omvang van de te verrichten taken; b. een redelijke toeslag voor overheadkosten; c. een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg; d. kosten voor bijscholing van het personeel. 2. Het college houdt, in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding, bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren overige voorzieningen, in ieder geval rekening met: a. de marktprijs van de voorziening, en b. de eventuele extra taken die in verband met de voorziening van de leverancier worden gevraagd, zoals: 1° aanmeten, leveren en plaatsen van de voorziening; 2° instructie over het gebruik van de voorziening; 3° onderhoud van de voorziening, en 4° verplichte deelname in bepaalde samenwerkingsverbanden.
Artikel 5.3. Klachtregeling 1. Aanbieders met wie de gemeente een contract heeft gesloten of aan wie subsidie is verleend, stellen een effectieve en laagdrempelige regeling vast voor de afhandeling van klachten van cliënten ten aanzien van gedragingen van de aanbieder jegens een cliënt. 2. Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de klachtregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders, en een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek. Artikel 5.4. Medezeggenschap bij aanbieders van maatschappelijke ondersteuning 1. Aanbieders met wie de gemeente een contract heeft gesloten of aan wie subsidie is verleend, stellen een effectieve en laagdrempelige regeling vast voor de medezeggenschap van cliënten over voorgenomen besluiten van de aanbieder welke voor de gebruikers van belang zijn en voor zover het diensten in het kader van voorzieningen betreft. 2. Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de medezeggenschapsregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders en een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek. Artikel 5.5. Meldingsregeling calamiteiten en geweld 1. Het college treft een regeling voor het melden van calamiteiten en geweldsincidenten bij de verstrekking van een voorziening door een aanbieder en wijst een toezichthoudend ambtenaar aan. 2. Aanbieders melden iedere calamiteit en ieder geweldsincident dat zich heeft voorgedaan bij de verstrekking van een voorziening onverwijld aan de toezichthoudend ambtenaar. 3. De toezichthoudend ambtenaar, bedoeld in artikel 6.1 van de wet, doet onderzoek naar de calamiteiten en geweldsincidenten en adviseert het college over het voorkomen van verdere calamiteiten en het bestrijden van geweld. 4. Het college kan bij nadere regeling bepalen welke verdere eisen gelden voor het melden van calamiteiten en geweld bij de verstrekking van een voorziening
Hoofdstuk 6
Procedurele bepalingen rond onderzoek, advies en besluitvorming, intrekking en terugvordering
Artikel 6.1. Jaarlijkse waardering mantelzorgers De jaarlijkse blijk van waardering voor mantelzorgers van cliënten in de gemeente bestaat uit een, door het college nader in te vullen, waardering (in natura). Artikel 6.2. Tegemoetkoming meerkosten personen met een beperking of chronische problemen Het college kan in overeenstemming met het beleidsplan, bedoeld in artikel 2.1.2 van de wet, op aanvraag aan personen met een beperking of chronische psychische of psychosociale problemen die daarmee verband houdende aannemelijke meerkosten hebben, en die een inkomen hebben lager dan een door het college nader te bepalen bedrag, een tegemoetkoming verstrekken ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en de participatie. Artikel 6.3. Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering 1. Onverminderd artikel 2.3.8 van de wet doet een cliënt aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet. 2. Onverminderd artikel 2.3.10 van de wet kan het college een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat: a. de cliënt onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid; b. de cliënt niet langer op de maatwerkvoorziening of het pgb is aangewezen; c. de maatwerkvoorziening of het pgb niet meer toereikend is te achten; d. de cliënt niet voldoet aan de aan de maatwerkvoorziening of het pgb verbonden voorwaarden, of e. de cliënt de maatwerkvoorziening of het pgb niet of voor een ander doel gebruikt. 3. Een beslissing tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het pgb binnen zes maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden. 4. Als het college een beslissing op grond van het tweede lid, onder a, heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens door de cliënt opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het college van de cliënt en degene die daaraan opzettelijk zijn medewerking heeft verleend, geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten maatwerkvoorziening of het ten onrechte genoten pgb. 5. Ingeval het recht op een in eigendom verstrekte voorziening is ingetrokken, kan deze voorziening worden teruggevorderd. 6. Ingeval het recht op een in bruikleen verstrekte voorziening is ingetrokken, kan deze voorziening worden teruggevorderd. 7. Het college onderzoekt uit het oogpunt van kwaliteit van de geleverde zorg, al dan niet steekproefsgewijs, de bestedingen van pgb’s.
Hoofdstuk 7
Slotbepalingen
Artikel1. 7.1. Hardheidsclausule Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen van deze verordening indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt. Artikel 7.2. Indexering Het college kan de in het kader van deze verordening en het op deze verordening berustende Besluit geldende bedragen verhogen of verlagen. Artikel 7.3. Betrekken van ingezetenen bij het beleid 1. Het college betrekt ingezetenen van de gemeente, waaronder in ieder geval (vertegenwoordigers van) cliënten, vrijwilligers en (vertegenwoordigers van) beroepskrachten, bij de voorbereiding van het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning, overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend. 2. Het college stelt ingezetenen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende maatschappelijke ondersteuning en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen. 3. Het college zorgt ervoor dat ingezetenen kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning. 4. Het college stelt nadere regels vast ter uitvoering van het tweede en derde lid. Artikel 7.4. Intrekking oude verordening en overgangsrecht 1. De Verordening Voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Wijk bij Duurstede 2013 wordt ingetrokken. 2. Aanvragen die zijn ingediend onder de Verordening Voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Wijk bij Duurstede 2013 en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze verordening, worden afgehandeld krachtens deze verordening. 3. Een cliënt houdt recht op een lopende voorziening verstrekt op grond van de Verordening Voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Wijk bij Duurstede 2013 totdat het college een nieuw besluit heeft genomen waarbij het besluit waarmee deze voorziening is verstrekt, wordt ingetrokken. 4. Op bezwaarschriften tegen een besluit op grond van de Verordening Voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Wijk bij Duurstede 2013 wordt beslist met inachtneming van die verordening. Artikel 7.6. Inwerkingtreding Deze verordening treedt in werking met ingang van1 januari 2015.
Artikel 7.7. Citeertitel Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening Maatschappelijke ondersteuning 2015 gemeente Wijk bij Duurstede.”
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van dinsdag 18 november 2014. De raad voornoemd,
griffier,
voorzitter,
Toelichting Verordening Maatschappelijke ondersteuning 2015 gemeente Wijk bij Duurstede Algemeen Deze verordening geeft uitvoering aan de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (hierna: Wmo 2015). De Wmo 2015 maakt onderdeel uit van de bestuurlijke en – met toepassing van een budgetkorting – financiële decentralisatie naar gemeenten van een aantal taken uit de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (hierna: AWBZ). Deze taken worden toegevoegd aan het takenpakket dat al bij gemeenten lag onder de ‘oude’ Wet maatschappelijke ondersteuning. Er wordt bekeken wat redelijkerwijs verwacht mag worden van de inwoner van de gemeente Wijk bij Duurstede met een ondersteuningsvraag, voor wat betreft de mate van het nemen van eigen verantwoordelijkheid en voor de wijze waarop hij zijn leven inricht en deelneemt aan het maatschappelijk leven. Vervolgens zal waar nodig de gemeente in aanvulling hierop hem in staat stellen gebruik te maken van een collectieve en/of algemene voorziening of – als dat niet volstaat – een maatwerkvoorziening in natura. Ook de mogelijkheid van een persoonsgebonden budget (pgb) kan bijdragen aan de mogelijkheden om deel te nemen aan het maatschappelijk leven en zelfstandig te kunnen functioneren in de maatschappij. Er dient telkens een zorgvuldige toegangsprocedure doorlopen te worden om de ondersteuningsvraag van de cliënt, zijn behoeften en de gewenste resultaten helder te krijgen, om te achterhalen wat de cliënt op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, mantelzorg of met hulp van zijn sociaal netwerk dan wel door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten kan doen om zijn zelfredzaamheid en participatie te handhaven of te verbeteren. Om zorgvuldig te kunnen bepalen wat als een passende adequate ondersteuning geldt, is een onderzoek noodzakelijk. Zo nodig met gebruikmaking van een algemene, collectieve of een voorliggende voorziening, een maatwerkvoorziening en of er sprake is van een voorliggende voorziening die niet onder de reikwijdte van de Wmo 2015 valt. De Wmo 2015 en deze verordening leggen deze toegangsprocedure daarom vast. Want waar het recht op compensatie dat bestond onder de ‘oude’ Wet maatschappelijke ondersteuning is komen te vervallen, wordt een recht op een zorgvuldige, tweezijdige procedure daartegenover gesteld. Een dergelijke procedure die bovendien goed wordt uitgevoerd, zal telkens tot een juist eindoordeel moeten leiden; ondersteuning waar ondersteuning nodig is. Indien de cliënt van mening is dat het college hem ten onrechte geen maatwerkvoorziening in natura of pgb verstrekt of dat de maatwerkvoorziening onvoldoende bijdraagt aan de zelfredzaamheid of participatie, of dat hem opvang of beschermd wonen ten onrechte wordt onthouden, kan cliënt daartegen vanzelfsprekend bezwaar maken en daarna eventueel in beroep gaan tegen de beslissing op zijn bezwaar. De rechter zal toetsen of de gemeente zich heeft gehouden aan de voorgeschreven procedures, het onderzoek naar de omstandigheden van betrokkene op adequate wijze heeft verricht en of de ondersteuning een passende bijdrage levert aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.
De Wmo 2015 en deze verordening leggen veel bevoegdheden bij het college. De uitvoering hiervan zal echter in de regel namens het college gedaan worden (in mandaat) door deskundige consulenten, ambtenaren of bijvoorbeeld aanbieders. Waar in deze verordening en in de wet ‘het college’ staat, kan het college deze bevoegdheid namelijk mandateren aan ondergeschikten dan wel niet-ondergeschikten op grond van de algemene regels van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Op grond van artikel 2.6.3 van de wet kan het college de vaststelling van rechten en plichten van de cliënt echter alleen mandateren aan een aanbieder. Het college kan de vaststelling van rechten en plichten ook aan ondergeschikten mandateren. De Wmo 2015 schrijft in artikel 2.1.3 eerste lid voor dat de gemeente per verordening de regels dient vast te stellen die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het verplichte gemeentelijk beleidsplan met betrekking tot maatschappelijke ondersteuning. Deze verordening kan niet los worden gezien van het < beleidsplan Maatschappelijke ondersteuning 2015 – 2016 gemeente Wijk bij Duurstede> dat de raad op grond van artikel 2.1.2 van de Wmo 2015 op <… > vaststelt. In het beleidsplan is het door het gemeentebestuur te voeren beleid met betrekking tot maatschappelijke ondersteuning vastgelegd. Bij het opstellen van het beleidsplan zijn belangrijke onderleggers gebruikt voor het uit te voeren beleid inzake de drie decentralisaties. Respectievelijk de kadernota Transitie AWBZ/Wmo d.d. november 2013, het uitvoeringsplan Transities Sociaal Domein d.d. maart 2014 en de notitie over de toegang tot zorg en ondersteuning: inrichting van een sociaal wijkteam in de gemeente Wijk bij Duurstede. In nadere regels (beleidsregels Maatschappelijke ondersteuning 2015, financieel besluit Maatschappelijke ondersteuning 2015) wordt uiteengezet hoe de uit te voeren regels, zoals gesteld in de verordening en het beleidsplan, door het college worden toegepast. De doelgroepen van de decentralisaties overlappen elkaar. Zo kan iemand werkzoekend zijn, ondersteuning nodig hebben vanwege een beperking en jeugdhulp krijgen. De decentralisaties komen, bij wijze van spreken, op huishoudenniveau bij elkaar. Om deze reden heeft op deze gebieden een intensieve afstemming plaatsgevonden. In de verordening Jeugdhulp en de verordening Maatschappelijke ondersteuning 2015 is deze afstemming zichtbaar gemaakt door: zoveel mogelijk dezelfde terminologie te gebruiken (bijvoorbeeld de termen ‘maatwerkvoorziening’, ‘algemene voorziening’, ‘persoonsgebonden budget’) en dezelfde structuur aan te houden. Deze verordening vindt zijn basis in de modelverordening, opgesteld door de VNG. Wettelijke grondslag verordening In de verordening dient overeenkomstig de artikelen 2.1.3 tweede tot en met vierde lid, 2.1.4 derde en zevende lid, en 2.1.6 van de Wmo 2015 in ieder geval bepaald te worden: • op welke wijze en op basis van welke criteria wordt vastgesteld of een cliënt voor een maatwerkvoorziening voor zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen of opvang in aanmerking komt; • op welke wijze de hoogte van een persoonsgebonden budget wordt vastgesteld; • welke eisen worden gesteld aan de kwaliteit van voorzieningen, inclusief eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten; • ten aanzien van welke voorzieningen een regeling voor de afhandeling van klachten van cliënten vereist is;
•
ten aanzien van welke voorzieningen een regeling voor medezeggenschap van cliënten over voorgenomen besluiten van de aanbieder die voor de gebruikers van belang zijn vereist is; • op welke wijze inwoners, waaronder cliënten of hun vertegenwoordigers, worden betrokken bij uitvoering van de wet, voorstellen voor beleid kunnen doen, gevraagd en ongevraagd advies kunnen uitbrengen over verordeningen en beleidsvoorstellen, worden voorzien van ondersteuning en deel kunnen nemen aan periodiek overleg; • op welke wijze de kostprijs van een maatwerkvoorziening in natura wordt berekend; en • op welke wijze het college zorg draagt voor een jaarlijkse blijk van waardering voor de mantelzorgers van cliënten in de gemeente.
Ook dient de gemeente overeenkomstig de artikelen 2.1.3, derde lid, en 2.6.6, eerste lid, van de Wmo 2015 per verordening regels te stellen: • voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een maatwerkvoorziening of een persoonsgebonden budget, en van misbruik of oneigenlijk gebruik van de wet; • ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit van de voorziening, waar het college ten aanzien daarvan de uitvoering van de Wmo 2015 door derden laat verrichten. Hierbij dient rekening gehouden te worden met de deskundigheid van de beroepskrachten en de toepasselijke arbeidsvoorwaarden. Daarnaast kan de gemeente op grond van de artikelen 2.1.4, eerste en tweede lid, 2.1.5, eerste lid, 2.1.7 en 2.3.6, derde lid, van de Wmo 2015: • bepalen dat cliënten voor algemene en collectieve voorzieningen, niet zijnde cliëntondersteuning en maatwerkvoorzieningen, een bijdrage verschuldigd zullen zijn; • de hoogte van de bijdrage voor de verschillende soorten van voorzieningen, ook wanneer de cliënt de ondersteuning zelf inkoopt met een persoonsgebonden budget, in de verordening verschillend vaststellen; • bepalen dat in geval van een minderjarige cliënt die niet zelf de eigenaar is van de woning, een bijdrage wordt opgelegd aan diens onderhoudsplichtige ouders en degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag over de cliënt uitoefent; • bepalen dat aan personen met een beperking of chronische psychische of psychosociale problemen die daarmee verband houdende aannemelijke meerkosten hebben, een tegemoetkoming wordt verstrekt ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en de participatie en vaststellen wat de toepasselijke grenzen zijn met betrekking tot de financiële draagkracht; • bepalen onder welke voorwaarden betreffende het tarief de persoon aan wie een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, de ondersteuning kan inkopen van een persoon die behoort tot het sociale netwerk. Artikel 2.1.3, tweede lid, van de Wmo 2015 biedt verder ruimte om met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wmo 2015 andere regels te stellen. Deze verordening maakt hier spaarzaam gebruik van om een meer compleet beeld te geven van de rechten en plichten van inwoners en de gemeente.
Wijzigingen zijn aangebracht in de volgende artikelen: • Artikel 1 begripsomschrijvingen is nogal uitgebreid met meer en andere begrippen dan het artikel 1.1.1 in de wet aangeeft. Doel hierbij is om de in de verordening gebruikte begrippen en de betekenis ervan te duiden; • Artikel 2.2 eerste lid, het begrip
gebruikt als centraal punt voor een melding; • Artikel 2.3 onderzoek lid 1, is het ‘gesprek’ in opgenomen. In hetzelfde artikel is lid 8 extra toegevoegd: bij het onderzoek wordt rekening gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de cliënt. De Wmo 2015 schrijft dit al voor; • Artikel 2.9 Voorwaarden en weigeringsgronden is geactualiseerd en overgenomen uit de Wmo verordening gemeente Wijk bij Duurstede 2013; • Artikel 3.2 Maatwerkvoorziening lid 5 overgenomen van de huidige verordening, juist om de mate van maatwerk te kunnen toepassen. Uitgangspunt van de wet is dat de cliënt een maatwerkvoorziening in ‘natura’ krijgt. Indien gewenst door de cliënt bestaat echter de mogelijkheid van het toekennen van een budget; • Artikel 3.3 Persoonsgebonden budget lid 4 is toegevoegd dat een pgb aan het sociaal netwerk, waaronder familie, besteed kan worden; • Artikel 6.2 Tegemoetkoming meerkosten personen met een beperking of chronische problemen: wordt onder het regime van het minimabeleid geplaatst, uitgevoerd door de Regionale Sociale Dienst Kromme Rijn Heuvelrug en opgenomen in de beleidsregels Bijzondere Bijstand; • Artikel 7.1 Hardheidsclausule: in de modelverordening was geen hardheidsclausule opgenomen. Deze is uit zorgvuldigheid toegevoegd; • Artikel 7.2 Indexering: in de modelverordening was geen indexering opgenomen. Deze is zorgvuldigheid halve toegevoegd; • In de modelverordening wordt optioneel aangegeven om het door het gemeentebestuur gevoerde beleid (meer) jaarlijks te evalueren. Aangezien de Wmo 2015 in artikel 2.1.2 aan de gemeenteraad de verplichting oplegt van een (meer)jaarlijks beleidsplan, is het evident dat genoemd plan wordt geëvalueerd. Daarom is een ‘artikel Evaluatie’ niet opgenomen in de verordening.
Adviesraad Wmo Gemeente Wijk bij Duurstede
Aan:
College van B&W Gemeente Wijk bij Duurstede
Wijk bij Duurstede, 24 september 2014
Betreft: Advies inzake de concept Wmo-verordening 2015,
op de versie welke ter inzage ligt. Reactie/verwerking is schuin gearceerd (SvdG, 25-09-2014)
Geacht college, Een afvaardiging van de Adviesraad heeft diverse malen overlegd met mevr. W. Hendriks. Dit overleg hebben wij beschouwd als waardevol en positief. Veel van onze opmerkingen zijn overgenomen. Aangezien de ter inzagenlegging het proces van meedenken enigszins doorkruiste, blijven er punten over waarover wij het noodzakelijk vinden een advies uit te brengen. Een aantal van onderstaande punten had mogelijk tijdens het overleg, evenals eerdere bijdragen, overgenomen kunnen worden. Dit lijkt nu niet mogelijk te zijn omdat de concept verordening officieel ter inzage ligt voor inspraak. Algemene opmerking: Wij adviseren u dringend, teneinde verwarring te voorkomen, zowel in de Wmo-verordening als in de nota Team Wijk en in de verordening Jeugdzorg gebruik te maken van dezelfde begrippen en omschrijvingen en deze toe te voegen aan deze documenten. Reactie: In beide verordeningen is zoveel mogelijk dezelfde terminologie doorgevoerd.
In chronologische volgorde behandelen we onderstaand de hoofdstukken uit de concept verordening Wmo 2015. Hoofdstuk 1 Begripsomschrijvingen -Wij adviseren u om aan Hoofdstuk 1 “Begripsomschrijvingen”, de omschrijvingen van “Woonvoorzieningen en Woningaanpassing” toe te voegen. Deze ontbreken. Reactie: Is toegevoegd -Lid 11 Cliënt: Wij adviseren ter verduidelijking van het nieuwe begrip maatwerkvoorziening achter “een maatwerkvoorziening” toe te toevoegen: in de vorm van zorg in natura. Reactie: Is verwerkt -Lid 14 Respijtzorg: Wij adviseren de omschrijving van Respijtzorg te wijzigen in: Respijtzorg is tijdelijke, mogelijk professionele, zorg om de mantelzorger te ontlasten. Reactie: Is verwerkt, haakjes hebben de functie van een ‘kan’ bepaling dus blijven staan. -Lid 23 Persoonsgebonden budget: Wij adviseren om de titel “Persoonsgebonden budget te wijzigen in: Lid 23 Maatwerkvoorziening in de vorm van een Persoonsgebonden budget. Dit geeft duidelijk aan dat een maatwerkvoorziening in natura voorkomt (zie Lid 22), maar eveneens in de vorm van een persoonsgebonden budget. Reactie:Is verwerkt -Lid 24 Gebruikelijke hulp: Wij adviseren de titel van Lid 24 te wijzigen in: “Gebruikelijke zorg``. Het woord hulp is hier niet op zijn plaats. Tevens adviseren wij de volgende omschrijving te gebruiken: Het gaat om de normale dagelijkse zorg die partners of ouders en/of inwonende kinderen elkaar onderling bieden omdat ze als leefeenheid gemeenschappelijk een woning bewonen en op die grond een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben voor het functioneren van de leefeenheid. Op het moment dat binnen de leefeenheid de zorg om en aan elkaar het algemeen gebruikelijke overstijgt, is er hulp van buitenaf nodig. In dit verband gaat het er om of er zich zaken voordoen die een te grote inspanning vergen voor de leden van de leefeenheid waardoor het functioneren van de leefeenheid een probleem wordt.
Reactie: De omschrijving is overgenomen. De term ‘gebruikelijke hulp’ is gehandhaafd omdat deze term letterlijk uit de wet komt en breder is dan de term ‘gebruikelijke zorg’ zoals deze onder de AWBZ werd gevoerd. -Lid 27 Chronische psychische of Psychosociaal probleem: In onze ogen voldoet deze omschrijving niet. Een chronisch psychisch probleem is psychiatrie en valt daarmee onder ziekten, zoals b.v. somatische ziekten en lichamelijke handicap. De verschillende soorten handicaps en ziekten worden niet benoemd, daarom hoeft ook psychiatrie niet specifiek benoemd te worden Wij adviseren deze te vervangen door: Een psychosociaal probleem, is een probleem waarbij een verlies is van voldoende inzicht in eigen functioneren. Dit gaat samen met beperkingen in psychisch en sociaal functioneren, wat o.a. leidt tot belemmeringen in relaties met anderen. Reactie: Is overgenomen -Lid 30 Melding: In dit Lid wordt niet vermeld hoe het college de ontvangst van de melding bevestigt. Wij adviseren u een schriftelijke bevestiging van de ontvangst van de melding te sturen. De Adviesraad vindt dit belangrijk omdat de inwoner/cliënt dan zeker weet dat zijn ondersteuningsverzoek, op welke wijze dan ook gedaan, gehoord en begrepen is en vanaf dat moment in behandeling wordt genomen. Dit kan van belang zijn ivm de samenhang met andere voor inwoner/cliënt belangrijke terreinen, zoals de gezondheidszorg (behandelend arts). Reactie: De manier waarop de melding bevestigd wordt, zal worden uitgewerkt in de beleidsregels en wordt daarom nu niet in de verordening opgenomen. Dit omdat op dit moment de werkprocessen nog verder moeten worden ingevuld en nog niet geheel duidelijk op welke manieren een melding bevestigd zal gaan worden. - Lid 39 Loket: In dit Lid wordt gevraagd een keuze te maken. De Adviesraad adviseert te kiezen voor Betekenis 1: deze is kort en krachtig en dekt de lading. Reactie: Is overgenomen Hoofdstuk 2 Melding, onderzoek en aanvraag -Respijtzorg: De Adviesraad adviseert een apart Artikel gewijd aan Respijtzorg in dit hoofdstuk op te nemen. In de verordening wordt Respijtzorg niet benoemd of toegelicht als voorziening ten behoeve van het verlichten van het werk en de inzet van de mantelzorger. Het komt slechts zeer kort in Artikel 2.3. Onderzoek, lid 7, ter sprake. De AR is van mening dat respijtzorg van groot belang is voor mantelzorgers teneinde de gegeven zorg langer te kunnen volhouden. In financieel opzicht is de inzet van respijtzorg ten behoeve van
cliënten voor het college ook van belang, de kosten van zorg voor de cliënt door de mantelzorger zullen immers lager zijn. Wij gaan er van uit dat, los van de wettelijke taak om mantelzorgers te ondersteunen, het college de mogelijkheid van respijtzorg eveneens van grote waarde acht. Het college heeft immers niet voor niets een Mantelzorgondersteuner aangesteld. Derhalve acht de Adviesraad het van waarde dat de voorziening Respijtzorg opgenomen wordt in de verordening. Reactie: De gemeente erkent zeer zeker het belang van respijtzorg. Daarom is dit begrip als kader opgenomen in de verordening en zal dit begrip verder worden uitgewerkt in de beleidsregels, i.s.m. de Wmo-adviesraad. Hoofdstuk 3 Maatwerkvoorzieningen: in natura, of als persoonsgebonden budget De titel van dit hoofdstuk dekt de lading niet welke onder Artikel 3.1 genoemd wordt. Onder Artikel 3.1 worden namelijk, behalve de maatwerkvoorziening in natura of pgb, ook algemene voorzieningen, collectieve voorzieningen en de woonvoorziening genoemd. Zowel de algemene voorziening als de collectieve voorziening als de woonvoorziening worden niet verder in de navolgende artikelen uitgewerkt. Wij adviseren uit Artikel 3 de bewoordingen algemene en collectieve voorzieningen en woonvoorzieningen te schrappen. Reactie: de titel van dit hoofdstuk is aangepast naar ‘maatwerkvoorzieningen’ Hoofdstuk 4 Eigen bijdrage in de kosten, bijdrage deelname algemene en collectieve voorzieningen -Artikel 4.1 lid 1 a Wij adviseren dit lid te laten vervallen, dit hoort hier niet thuis: het gaat hier nl. om de EB voor een maatwerkvoorziening in natura of in de vorm van een pgb en niet over het gebruik van de algemene of collectieve voorziening. - Artikel 4.1 lid 3 c: Wij adviseren 3c toe te voegen aan de opsomming onder lid 1, omdat onder 3 c benoemd wordt dat de EB voor de maatwerkvoorziening in natura of in de vorm van een pgb geïnd wordt door het CAK. -Artikel 4.1 lid 2: Wij adviseren hier een punt 2 d. toe te voegen, namelijk: de offerte van aannemers. Het lijkt ons verstandig in het geval van woningaanpassingen offertes van aannemers op te vragen om te kunnen bepalen hoe hoog de kosten van de woningaanpassing zijn en de hoogte van het persoonsgebonden budget hier voor te kunnen vaststellen. Reactie: alle voorstellen zijn overgenomen
Hoofdstuk 5 Kwaliteit en veiligheid - Art 5.3 Klachtregeling: In Artikel 5.3 Klachtregeling is geregeld dat aanbieders een klachtregeling hebben ten aanzien van gedragingen van de aanbieder jegens een cliënt en dat het college toeziet op naleving van de klachtregeling van de aanbieders. Uit de verordening blijkt niet dat er een regeling vastgesteld is voor afhandeling van klachten van cliënten die betrekking hebben op de wijze van afhandeling van meldingen en aanvragen als bedoeld in de verordening. Bij het begin van het proces van contact en aanvragen bij kunnen er fouten gemaakt worden/zaken niet goed gaan. De inwoner/cliënt moet ook in staat gesteld worden om zijn klachten daarover kwijt te kunnen Wij adviseren het college zichtbaar te maken in de verordening hoe dit geregeld is. Reactie: Wij hebben dit nagevraagd (bij de VNG) en verder onderzocht. Het betreft hier sec de klachtenregeling over aanbieders. Eerder was de formele aanbestedingsprocedure van kracht (Europees aanbesteden) waarbij in het bestek deze voorwaarden waren opgenomen. Nu de gemeente a.h.w. haar eigen kwaliteitstandaarden kan stellen is het een verplichting dit op te nemen in de Verordening. In relatie tot het algemene klachtrecht kunnen inwoners via de algemene klachtenprocedure ook voor klachten over de wmouitvoering terecht bij de gemeente.
-Artikel 5.5 Meldingsregeling calamiteiten en geweld: In de ogen van de Adviesraad is dit artikel onduidelijk. Gaat het hier nu om geweld gepleegd door de cliënt of door de aanbieder? De cliënt kan namelijk ook slachtoffer zijn van geweld gepleegd door de aanbieder. Kan de cliënt ook melding doen en zo ja bij wie? Tegelijkertijd is het ons onduidelijk waarom het 4e lid ontbreekt: het bepalen welke verdere eisen gelden voor het melden van calamiteiten en geweld (zie hiervoor de Modelverordening van de VNG). Wij adviseren u dit artikel te herschrijven zodat duidelijk wordt hoe een en ander voor cliënt en aanbieder geregeld is en het 4e lid toe te voegen. Reactie: Dit artikel betreft het protocol agressie en geweld dat alle gemeenten vastgesteld hebben, zo ook Wijk bij Duurstede. Het kan gaan om geweld gepleegd door clienten maar ook door aanbieders of personeel zelf. Dus ook clienten kunnen hiervan melding maken. Het 4e lid van dit artikel is toegevoegd. Hoofdstuk 6 Procedurele bepalingen rond onderzoek, advies en besluitvorming, intrekking en terugvordering -Opname Beslistermijnen: De Adviesraad adviseert om een artikel over de Beslistermijnen op te nemen in de verordening aangezien deze in de concept-verordening ontbreken. Reden: De verordening is de lokale uitwerking van de wet en er is niets mis met het benoemen in de verordening van deze termijnen. Dit geeft duidelijkheid en houvast aan de inwoners/cliënten.
Reactie: Wij zijn het ermee eens dat de beslistermijnen opgenomen moeten worden in het gemeentelijke beleid. Op dit moment wordt verder uitgewerkt hoe de uitvoering van de verordening vorm zal gaan krijgen. Werkprocessen worden hiervoor geschreven. De termijnen zullen daarom verder worden uitgewerkt en opgenomen in de beleidsregels en het financieel besluit. -Artikel 6.1 Jaarlijkse waardering mantelzorgers De jaarlijkse blijk van waardering van het college voor mantelzorgers vindt plaats in natura. De Adviesraad is van mening dat de toevoeging “in natura” een beperking van de mogelijkheden is. De gemeente ontvangt structureel een aanzienlijk bedrag in het gemeentefonds voor de jaarlijkse blijk van waardering voor mantelzorgers. Op dit moment worden niet alle mantelzorgers bereikt met de huidige vorm van waardering in natura, niet alle mantelzorgers willen deelnemen aan deze vorm van waardering, onder andere bijvoorbeeld jongeren en/of mannen. Wij adviseren “in natura” weg te laten en de wijze van waardering te regelen in het Financieel Besluit. En daarbij tevens een vorm te vinden waarbij ook recht gedaan wordt aan mantelzorgers die zich niet thuis voelen bij de huidige vorm van waardering. Reactie: De toevoeging ‘in natura’ is tussen haakjes geplaatst waarmee dit een kan-bepaling is geworden. Op deze manier kan zowel gekozen worden voor waardering in natura als waardering op een andere manier. -Artikel 6.2 Tegemoetkoming meerkosten personen met een beperking of chronische problemen. Dit artikel is niet conform de wet opgenomen. Er is aan toegevoegd dat: aan mensen met een inkomen lager dan een door het college nader te bepalen percentage van het wettelijk minimumloon een tegemoetkoming kan worden verstrekt. Wij zijn van mening dat dit een uitwerking is die inhoudelijk niet juist is en thuis hoort in het Financieel Besluit. Als deze toevoeging in de verordening blijft staan, beperkt het college zijn mogelijkheden hoe hier mee om te gaan. Wij adviseren u de toevoeging uit de verordening te halen en een en ander in het Financieel Besluit te regelen en daarbij de inhoud van de mogelijke tegemoetkoming te heroverwegen, zoals door de Adviesraad geadviseerd is bij het voorstel Compensatie afschaffing Wtcg en CER waarin o.a. voorgesteld is om de afschaffing van de korting van 33% op de EB te compenseren door het verlagen van de EB (eventueel getrapt) Verwerking reactie: De zinssnede is veranderd in: ‘ aan mensen met een inkomen lager dan een door het college nader te bepalen bedrag een tegemoetkoming kan worden verstrekt’ . Nadere uitwerking hiervan zal vervolgens in samenspraak met de wmo-adviesraad gedaan worden in het financieel besluit.
Het niet uitgesloten dat enkele van de hiervoor vermelde aanbevelingen inmiddels zijn opgenomen in het voorliggende concept hetgeen mogelijk is gebeurd naar aanleiding van de snelle onderlinge communicatie, die een voortdurende en tijdrovende vergelijking vroeg. Tot slot wil ik nog opmerken dat de arWMO graag betrokken wilt worden bij de opstelling van het financieel besluit en bij de inmiddels opgestelde beleidsregels. Reactie”Uiteraard wordt de Wmo-adviesraad nauw betrokken bij de verdere ontwikkeling van de beleidsregels en het financieel besluit. W.F.Welgraven Voorzitter arWMO
Wijk bij Duurstede,
donderdag 9 oktober 2014
Betreft: reactie op opmerkingen SP fractie Wmo-verordening Memo
Van: college Aan: gemeenteraad behandeld door toestelnummer
Suzanne van de Gein 574
Geachte leden van de gemeenteraad, Op 9 oktober ontvingen wij de opmerkingen van de SP-fractie over de Wmo-verordening die op 28-10 geagendeerd staat voor de voorbespreking. Hieronder geven wij een korte reactie op deze opmerkingen en wordt aangegeven op welke wijze deze opmerkingen verwerkt zijn in de verordening. Primaat van verhuizen Het beleid van de gemeente is al jaren gericht op het levensloopbestendig bouwen van woningen zodat mensen inderdaad zolang mogelijk in hun eigen woning kunnen blijven wonen. Hierover zijn afspraken gemaakt met de woningbouwverenigingen en alle nieuwbouwwoningen worden door de zogenaamde BTBV (bereikbaar, toegankelijk, bruikbaar, veilig)-commissie getoetst op de levensloopbestendigheid. Bij renovatie worden woningen levensloopbestendig verbouwd. Bovendien wordt bij de afweging of verhuisd moet worden altijd gekeken naar de persoonlijke omstandigheden van betrokkenen. Wanneer bijvoorbeeld iemand voor een groot deel afhankelijk is van mantelzorg in de buurt zal er eerder voor gekozen worden de eigen woning te verbouwen (wanneer dit technisch gezien mogelijk is). Ook binnen de gemeente Wijk bij Duurstede wordt het primaat van verhuizen wel toegepast, daarom staat deze begripsomschrijving opgenomen onder lid 36 van hoofdstuk 1. Hiervan is in de praktijk echter alleen sprake wanneer de eigen (koop of huur) woning niet verbouwd kan worden, of voor zeer hoge kosten verbouwd moet worden, waarbij de woning nog steeds niet echt adequaat te noemen is, of slechts een tijdelijke oplossing biedt (bijvoorbeeld: een traplift in een drive-in woning). Dit proberen wij echter, wanneer mogelijk, te voorkomen door in te zetten op beleid dat gericht is op het levensloopbestendig (ver) bouwen van woningen. Schoonmaakondersteuning Deze begripsbepaling komt inderdaad uit de standaardverordening van de VNG en komt niet terug in de daadwerkelijke verordening. De begripsbepaling is daarom conform het voorstel van de SP geschrapt. Blz 10. Art 3.2. Maatwerkvoorziening (en ook art 3.3. Pgb) ‘ goedkoopst, adequaat, meest passend’ Deze bepaling staat in de verordening opgenomen omdat in de praktijk altijd gekeken wordt naar de meest adequate en meeste passende oplossing per situatie. Het kan echter voorkomen dat meerdere oplossingen adequaat en passend zijn en in die gevallen wordt wel gekozen voor de goedkoopste oplossing. Om die reden is het dan ook noodzakelijk het woord ‘goedkoopst’ wel in de verordening te laten staan. Blz 12. Art 5. Kwaliteitseisen Aan artikel d is, conform de gedane suggestie, een lid 5 toegevoegd: ‘ Het college kan nadere regels stellen over verdere eisen aan de kwaliteit van voorzieningen, eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen: d. arbeidsvoorwaarden en omstandigheden van beroepskrachten De precieze invulling van deze voorwaarden past in de beleidsregels welke op dit moment worden opgesteld. De input van de SP-fractie zal gebruikt worden bij de invulling van de beleidsregels. De Gemeentehuis: Karel de Grotestraat 30 postadres 83, 3960 BB Wijk bij Duurstede t: 0343-595595 f: 0343-595599 e: [email protected] w: www.wijkbijduurstede.nl
beleidsregels zullen in december 2014 door ons college worden vastgesteld, uw raad zal de beleidsregels (en het financieel besluit) ter informatie worden toegezonden. Art 7.3 Betrekken van ingezetenen In de praktijk bespreken wij ons voorgenomen beleid met grote groepen betrokkenen waaronder vrijwilligers, cliënten, cliëntorganisaties, en professionele organisaties. Het is daarom een goede toevoeging deze groepen ook expliciet te noemen in de verordening. Het betreffende artikel is hierop aangepast: ‘ Het college betrekt ingezetenen van de gemeente, waaronder in ieder geval (vertegenwoordigers van) cliënten, vrijwilligers en (vertegenwoordigers van) beroepskrachten, bij de voorbereiding van het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning, overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend.’ Oormerken Wmo-gelden Het oormerken van het Wmo/AWBZ-budget is vastgelegd in de door de gemeenteraad vastgestelde kadernota. Hierin staat opgenomen: 1. Het budget dat vanuit het Rijk beschikbaar komt voor de begeleiding wordt vooralsnog geoormerkt voor besteding binnen het sociale domein. Dit houdt in dat het volledige budget besteed wordt aan de ondersteuning van inwoners met een vraag om ondersteuning en begeleiding die past binnen het sociale domein. Ook besparingen die binnen dit domein behaald worden (bijvoorbeeld als gevolg van de nieuwe aanbesteding HH) blijven binnen het sociale domein beschikbaar. 2. De extra kosten voor de voorbereiding en invoering van de overgang van de functie begeleiding naar de gemeente dient budgettair neutraal te geschieden. Dus binnen het daarvoor door het Rijk beschikbaar gestelde budget. 3. Uitgaande van de te verwachten korting op het huidige budget van 25% voor de begeleiding en 40% voor de hulp bij het huishouden vanuit de Wmo zal gekeken worden waar op korte termijn winst te behalen valt. Het uitgangspunt hierbij is dat dit zo min mogelijk invloed heeft op de kwaliteit van de zorg. 4. Binnen de gemeente zal ontschotting van de budgetten voor het gehele sociale domein (zorg, welzijn, inkomen) gerealiseerd worden. 5. Binnen het beschikbare budget zal ruimte worden gereserveerd voor het opzetten en uitvoeren van pilots met tot doel vernieuwing van het zorgaanbod. 6. Binnen het beschikbare budget zal ruimte worden gereserveerd voor het (structureel) kunnen verstrekken van extra gelden aan instellingen die een bijdrage leveren aan de opgaven sociaal domein breed.
(uit: kadernota Transitie AWBZ/Wmo, vastgesteld 28-1-2014) Vooralsnog wordt ook nu zo gewerkt. Dat is ook verstandig zolang niet duidelijk is hoe het financiële ‘eindplaatje’ er per transitie uit ziet. Verdere uitwerking van de financiële kaders zal via het uitvoeringsplan Wmo (voorheen: Wmo-beleidsplan) en de maatschappelijke agenda plaatsvinden. Tot slot Zoals u wellicht uit de stukken begrepen heeft zal uw raad begin 2015 een maatschappelijke agenda voor het gehele sociale domein worden voorgelegd. Het aan u voorgelegde concept Wmo-beleidsplan zal als uitvoeringsplan door ons college worden vastgesteld in december 2014. Bij de vaststelling van de maatschappelijke agenda zal uw raad uitvoering betrokken worden en ook daarbij zullen er diverse keuzes worden voorgelegd. Half oktober zal u een planning worden verstrekt waarin staat opgenomen welke bijeenkomsten, stukken en besluitvorming er nog plaats dient te vinden en door wie (raad/college). Met vriendelijke groet, Jan Burger, wethouder.
2
De toegang tot zorg en ondersteuning: inrichting van een sociaal wijkteam in de gemeente Wijk bij Duurstede
Team WIJK
Herziene versie, 28 augustus 2014 Ineke Wulp Marja Pol Egbert Oppenhuizen Team MO, gemeente Wijk bij Duurstede 1
1.
Inleiding
1.1 De transities en de toegang tot zorg en ondersteuning Per 1-1-2015 is de gemeente verantwoordelijk voor een aantal nieuwe taken in het sociale domein: de transities AWBZ, Jeugdzorg en Participatie(wet). Met de transitie AWBZ wordt de gemeente verantwoordelijk voor de functie ‘Begeleiding’. Deze functie gaat vallen onder de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). De gemeente zal deze nieuwe functie niet een op een van het Rijk overnemen; ze krijgt beleidsvrijheid bij de invulling van de nieuwe taken maar ook een forse taakstelling. Met de nieuwe Jeugdwet wordt de gemeente verantwoordelijk voor vrijwel alle taken ten aanzien van hulp en zorg voor jeugd. Gemeenten zijn al verantwoordelijk voor preventief jeugdbeleid en na 1–1-2015 ook voor de huidige provinciale jeugdzorg, de jeugd-GGZ (geestelijke gezondheidszorg), de zorg voor kinderen met een beperking (KmB), de jeugdbescherming, jeugdreclassering en de voorzieningen op gebied van 'begeleiding' (nu AWBZ) en 'verzorging' voor jeugdigen (nu Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten). Het doel van de nieuwe Jeugdwet is een meer samenhangend beleid door de bestuurlijke en de financiële verantwoordelijkheid onder te brengen bij één overheid, de gemeente. De WWB en de WSW worden samengevoegd in één regeling voor de onderkant van de arbeidsmarkt. De uitvoering van de Wajong blijft een verantwoordelijkheid van het UWV. De Wajong is vanaf 1–1-2015 alleen nog toegankelijk voor mensen die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn. De mensen met een arbeidsbeperking die voorheen in de Wajong zouden komen, vallen dan onder de Participatiewet. De doelgroep wordt hiermee verruimd. Tegelijkertijd wordt er stevig bezuinigd op de re-integratiemiddelen en wordt de rijksbijdrage voor de sociale werkvoorziening geleidelijk aan afgebouwd. Er komen 35 regionale werkbedrijven die mensen met een arbeidsbeperking aan de slag helpen. Voor de drie transities zijn inmiddels (concept)kaders opgesteld en een Uitvoeringsplan. Transitie AWBZ-taken naar de nieuwe Wmo: Kadernota Transitie AWBZ-Wmo. Transitie jeugdzorgtaken provincie, Rijk en AWBZ naar de nieuwe jeugdwet: Regionaal Beleidskader Jeugdhulp. Participatiewet, combinatie van WWB, WSW en de mensen met een arbeidsbeperking die voorheen in de Wajong vielen: Strategisch beleidskader Participatiewet (nog niet vastgesteld). Wat zijn de belangrijkste uitgangspunten uit deze kaders en het Uitvoeringsplan? ‘In Wijk bij Duurstede streven we naar kwalitatief goede ondersteuning, begeleiding, zorg en (toeleiding naar) (beschut) werk, die passend is bij de vraag en mogelijkheden van de inwoners. We hanteren hierbij de volgende uitgangspunten: -
We hebben en houden korte lijnen, zowel ambtelijk/bestuurlijk als in de uitvoering.
-
We lossen ondersteuningsvragen op het gebied van werk, inkomen, zorg en ondersteuning lokaal op waar het kan en regionaal waar het meerwaarde heeft.
-
We stellen ons als gemeente proactief op, dat wil zeggen dat we actief investeren in de ondersteuning van zorgvragers, mantelzorgers, vrijwilligers en (vrijwilligers-) organisaties om onze gezamenlijk gestelde doelen te bereiken.’
2
Elk van de transities heeft een regionale en een lokale component. Voor de nieuwe Wmo 2015 geldt evenals voor de huidige Wmo, dat hij grotendeels lokaal wordt uitgevoerd: het betreft het verschaffen van informatie, ondersteuning en/of zorg aan inwoners die dat nodig hebben. De Wmo 2015 kent wel een regionale link, nl. naar het zgn expertiseteam, dat indien nodig extra expertise en kennis beschikbaar stelt. Verder zal de informatievoorziening deels regionaal geregeld worden en wordt de nieuwe voorziening 'Begeleiding' regionaal aanbesteed. De nieuwe Jeugdwet wordt lokaal uitgevoerd waar het de jeugdgezondheidszorg en de lichte en enkelvoudige ondersteuning betreft. Bovendien wordt de toegang tot de zwaardere (geïndiceerde) jeugdzorg lokaal belegd. Die zwaardere zorg wordt echter (boven) regionaal ingekocht en verleend. De Participatiewet zal evenals nu de WWB voor een groot deel uitgevoerd worden door de RSD/RDWI; dat betreft m.n. de uitbetaling van de uitkeringen en de begeleiding bij reintegratie van de meest kansrijke cliënten (tredes 5 en 6). De intake van nieuwe cliënten (de toegang) zal zowel lokaal (voorbereiding) als regionaal plaatsvinden. Ondersteuning en hulp bij re-integratie van de minst kansrijke cliënten zal lokaal belegd blijven. Deze notitie bevat voorstellen voor de vormgeving van de lokale toegang tot zorg en ondersteuning. De lokale toegang zal bestaan uit enerzijds een breed loket en anderzijds een sociaal wijkteam. Het concept van de sociale wijkteams is ontwikkeld vanuit de gedachte dat uitvoering van alle nieuwe taken door de gemeenten (met minder budget!) alleen mogelijk is met een integrale aanpak voor het hele sociale domein. Integraal betekent hier zowel zonder schotten tussen de verschillende budgetten en disciplines alsook een brede inzet van voorzieningen en eigen kracht van de inwoners. Met sociale wijkteams kunnen gemeenten hun eerste lijn versterken, dat wil zeggen laagdrempelig en snel hulp bieden aan inwoners binnen de specifieke lokale context van die inwoners. Veel wijkteams werken daarom ook aan versterking van die lokale context, in de zin van vergroting van de participatie en zelfredzaamheid van de inwoners. Gemeenten zijn niet verplicht om met sociale wijkteams te gaan werken; er is een grote beleidsvrijheid waar het gaat om de uitvoering van de drie nieuwe wetten. En ook als de keuze voor het sociale wijkteam gemaakt wordt, kan al naar gelang de lokale situatie hier een eigen invulling aan gegeven worden. Inmiddels bestaat er dan ook een grote varieteit van wijkteams, waarvan een aantal al functioneren. Wij zijn tot de keuze voor een sociaal wijkteam gekomen op basis van onze ervaringen met het huidige Wmo-loket en alle welzijns- en zorgfuncties daaromheen, zoals belegd bij Stichting Binding. Feitelijk trekken we de werkwijze van de huidige Wmo-adviseurs en het huidige Signaleringsnetwerk door in een breder verband: Team WIJK. De input voor deze notitie is geleverd door Egbert Oppenhuizen, directeur van Stichting Binding, Marja Pol, coördinator van het Wmo-loket, en Ineke Wulp, coördinator van het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG), die hebben nagedacht over de beste uitvoering. Zij hebben de mogelijkheden die de transities bieden gecombineerd met de ervaring en kracht van hun huidige werkpraktijk. Verder is input geleverd door de diverse medewerkers van het team Maatschappelijke Ontwikkeling van de gemeente. 1.2 Team WIJK Team WIJK zal bestaan uit een vaste groep professionals met diverse achtergronden. Het wordt één team maar kent een subverdeling in een cluster Wmo & participatie volwassenen 3
en een cluster Jeugd. De coördinatoren van de resp. clusters worden door het college gemandateerd om beschikkingen af te geven voor de zwaardere/geïndiceerde vormen van zorg of ondersteuning. De leden van Team WIJK kunnen zelf problemen signaleren maar zullen ook signalen via anderen (het wijkse loket/loket WIJK, scholen, JGZ, eerste lijn, sportverenigingen, ouderenwerk etc.) binnenkrijgen.
2.
De setting van Team WIJK
2.1 Alle inwoners van Wijk bij Duurstede In het sociale domein onderscheiden wij onder de inwoners de volgende doelgroepen • aanstaande ouders • ouders • kinderen 0-4 jaar, • kinderen 4-12 jaar • jongeren 12-18 jaar • jongeren 18-23 jaar, • volwassenen • ouderen Iedere doelgroep, fase van het leven vraagt een andere aanspraak op de (pedagogische) civil society en de voorzieningen in de gemeente. In het kader van de inrichting van het sociale domein is het uitgangspunt om per doelgroep na te gaan wat de meest wenselijke oplossing is voor de vragen die bij inwoners leven. De term wenselijk kan geoperationaliseerd worden in de prestatie-indicatoren: a. efficiëntie (snel zicht op de vraag en de mogelijke oplossingen); b. inzet van zowel het formele als informele netwerk indien nodig; c. resultaat dat is vastgelegd, wordt behaald binnen de afgesproken tijd; d. mate van tevredenheid bij de inwoner. Hierbij met inachtneming dat het uitgangspunt is het beschikbare budget niet te overschrijden (financieel aspect). 2.2 Alle voorzieningen in Wijk bij Duurstede De inwoners van Wijk bij Duurstede maken gebruik diverse voorzieningen. We noemen hier scholen, peuterspeelzalen en kinderopvang, verenigingen, huisartsen, politie, jeugdgezondheidszorg, volkshuisvesting, jongerenwerk, praktijken van psychologen/ pedagogen/coaches e.a. De voorzieningen kunnen zowel formeel als informeel (op vrijwillige basis) georganiseerd zijn. Iedere voorziening heeft zijn reguliere taak, functie of opdracht maar daarnaast ook een signalerende functie waar het gaat om inwoners met een vraag en/of inwoners waar zorg over bestaat. We onderscheiden de volgende soorten voorzieningen: 1. algemene voorzieningen, waar het voorzieningen betreft die algemeen beschikbaar en toegankelijk zijn voor de inwoners, zoals bijv. scholen, sportvoorzieningen en de politie. 2. collectieve voorzieningen, waarmee gedoeld wordt op voorzieningen die voor specifieke doelgroepen georganiseerd worden, vaak met steun vanuit de gemeente. Denk dan aan het jongerenwerk van Binding en de activiteiten die voor ouderen worden georganiseerd. 4
3. Naast de algemene en collectieve voorzieningen kent de Wmo 2015 ook (zwaardere) maatwerkvoorzieningen: bijvoorbeeld hulp bij het huishouden, begeleiding of een woon- of vervoersvoorziening. Voor de toekenning van maatwerkvoorzieningen is altijd een indicatie en beschikking namens het college vereist. De Jeugdwet kent zgn. individuele voorzieningen, waaronder alle zwaardere, geïndiceerde jeugdhulp valt en waarvoor ook een indicatie en beschikking namens het college vereist is. 2.3 Werk & Inkomen Elke volwassen inwoner van Wijk bij Duurstede heeft voldoende inkomen nodig om van te leven. Het verwerven van een eigen inkomen door werk is daarom voor de meeste mensen een basisvoorwaarde in hun leven. Maar werken is ook een vorm van meedoen, participeren in de samenleving. De gemeente probeert daarom werkgelegenheid te behouden en waar mogelijk te creëren. Vanuit het principe ‘lokaal doen wat lokaal kan’ geeft de RDWI in Wijk bij Duurstede vorm aan: - Functie Inkomensconsulent Inkomen is van wezenlijk belang voor mensen. Vragen en onzekerheden over bijvoorbeeld de uitkering moeten dichtbij en gekoppeld worden opgepakt. Inkomensconsulenten van de RDWI houden daarom spreekuur in het Oude Postkantoor. - Functie Zorgconsulent De inkomensconsulenten van de RDWI die spreekuur houden in het Oude Postkantoor, mogen ook optreden als zorgconsulenten en kunnen cliënten met complexe problemen daardoor verder helpen. Daarbij wordt de verbinding gelegd met: - het Steunpunt vrijwilligerswerk Meedoen is belangrijk. Vrijwilligerswerk kan een van de manieren zijn waarop mensen blijven meedoen als ze (tijdelijk) geen baan hebben, of als een opstapje naar betaald werk. Tegenprestatie of wederkerigheid is hierin voor de RDWI een belangrijk aspect. Dit kan lokaal goed worden vormgegeven in samenwerking met het Steunpunt Vrijwilligers. - de Wijkse werkplaats Dit is een paraplu waaronder bemiddeling plaatsvindt tussen Wijkse werkzoekenden en werkgevers in de gemeente en de regio. Aan de onderkant van de arbeidsmarkt is er een overlap tussen enerzijds begeleid/beschut werken (WSW, zo meteen ook Participatiewet) en anderzijds dagbesteding (Wmo 2015). - de Schuldhulpverlening Veel vragen en problemen van mensen hebben te maken met schulden. Een directe connectie tussen de RDWI, het loket, team WIJK en de schuldhulpverlening is een enorme winst voor alle betrokkenen. - Formulierenbrigade De formulierenbrigade is een dienst voor alle inwoners van de gemeente met een minimum inkomen. Medewerkers helpen met het invullen van lastige formulieren, de belastingaangifte en met het ordenen van de administratie. 2.4 Een centraal punt: het Wijkse loket/Loket WIJK De inwoners en voorzieningen van Wijk bij Duurstede weten dat zij bij vragen op het gebied van maatschappelijke ondersteuning & participatie en op het gebied van opvoeding en ontwikkeling gebruik kunnen maken van één loket. Op werkdagen kunnen vragen gesteld worden middels de inloopspreekuren en het centrale telefoonnummer. Daarnaast kunnen vragen gesteld worden via de website. De medewerkers van het brede loket vragen door als een inwoner zich met één of meer 5
problemen bij hen meldt (vraagverheldering): waar gaat het precies om, wat wordt als probleem ervaren, is het een enkelvoudig of meervoudig probleem, wie zijn betrokken? Zij verwijzen de inwoner door, ofwel naar een specifiek spreekuur, ofwel naar een algemene of collectieve voorziening ofwel naar een professional van team WIJK. Gezien de uitbreiding van de Wmo en de komst van de jeugdzorg is de verwachting dat meer mensen met vragen en verzoeken bij het loket zullen komen. 2.5 Spreekuren Naast de dagelijkse inloopspreekuren voor algemene vragen bij het loket zijn er ook spreekuren waar inwoners met specifieke vragen terecht kunnen en deze kunnen bespreken met een professional met bepaalde expertise. De inwoners maken gebruik van de spreekuren op eigen initiatief of na doorverwijzing vanuit een voorziening, de eerste lijn etc.. Op dit moment zijn de volgende specifieke spreekuren beschikbaar: o Sociaal raadsvrouw o Mantelzorgondersteuning o Verslavingszorg o Werk & Inkomen (RDWI) o Consulent Dementie/ psychogeriatrie o MEE o Formulierenbrigade
3
Het Team WIJK
3.1 Wettelijk kader De Wmo 2015 geeft aan dat als een inwoner melding doet van een probleem, een onderzoek gedaan moet worden. Cf de verordening maakt de medewerker van Team WIJK– namens het college - een eerste inventarisatie op basis van de gegevens die de inwoner aanlevert over zichzelf en zijn situatie. De inwoner kan daarbij een persoonlijk plan aanleveren waarin hij zijn omstandigheden toelicht en aangeeft welke maatschappelijke ondersteuning hij naar zijn mening nodig heeft. Vervolgens dient in een gesprek (de wet zegt: ‘in samenspraak’) tussen de medewerker en de inwoner, of een vertegenwoordiger daarvan, en waar mogelijk ook mantelzorgers en/of familieleden, onderzocht te worden: - De ‘behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren’ van de inwoner - Het gewenste resultaat - De mogelijkheden om op eigen kracht of met (algemeen) gebruikelijke voorzieningen de zelfredzaamheid en participatie te handhaven of te verbeteren - De mogelijkheden om met mantelzorg of hulp van anderen uit het sociale netwerk te komen tot handhaving of verbetering van de zelfredzaamheid - De behoefte aan ondersteuning van de mantelzorger(s) - De mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene of collectieve voorziening of door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten te komen tot verbetering van de zelfredzaamheid of participatie - De mogelijkheden om door middel van voorliggende voorzieningen te voorzien in de behoefte aan maatschappelijke ondersteuning - De mogelijkheid om een maatwerkvoorziening te verstrekken - Welke bijdragen in de kosten de inwoner verschuldigd zal zijn 6
-
De mogelijkheden om te kiezen tussen Zorg in Natura (ZIN) en een Persoonsgebonden Budget (PGB) en uitleg in begrijpelijke bewoordingen over deze mogelijkheden.
Om de inwoner steun te kunnen bieden, is er de mogelijkheid om een onafhankelijke cliëntondersteuner in te zetten. Deze kan samen met de inwoner bijvoorbeeld de hulpvraag formuleren en de inwoner helpen keuzes te maken. De medewerker stuurt de inwoner een verslag van het gesprek. De inwoner kan dit verslag aanvullen en dit wordt als bijlage bij het verslag gevoegd. De inwoner kan daarop een aanvraag om een maatwerkvoorziening indienen. De medewerker stuurt in reactie op de aanvraag een beschikking namens het college waarin een maatwerkvoorziening wordt verstrekt dan wel afgewezen. Voor de jeugd geldt een soortgelijke procedure. Jeugdigen en ouders kunnen een hulpvraag melden bij het Wijkse loket. Een medewerker van team WIJK stelt – namens het college – een onderzoek in en verzamelt alle voor dit onderzoek van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de jeugdige en zijn situatie en maakt vervolgens zo spoedig mogelijk met hem een afspraak voor een gesprek. Vervolgens dient in dit gesprek (de wet zegt: ‘in samenspraak’) tussen de medewerker en de jeugdige en/of ouder, onderzocht te worden: - de behoeften, persoonskenmerken, voorkeuren, veiligheid, ontwikkeling en gezinssituatie van de jeugdige en het probleem of de hulpvraag; - het gewenste resultaat van het verzoek om jeugdhulp; - het vermogen van de jeugdige of zijn ouders om zelf of met ondersteuning van de naaste omgeving een oplossing voor de hulpvraag te vinden; - de mogelijkheden om gebruik te maken van een andere voorziening; - de mogelijkheden om jeugdhulp te verlenen met gebruikmaking van een overige voorziening; - de mogelijkheden om een individuele voorziening te verstrekken; - de wijze waarop een mogelijk toe te kennen individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, of werk en inkomen; - hoe rekening zal worden gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouders; - de mogelijkheid om te kiezen tussen Zorg in Natura (ZIN) en een Persoonsgebonden Budget (PGB) en uitleg in begrijpelijke bewoordingen over deze mogelijkheden en de gevolgen van die keuze. De medewerker van team WIJK informeert de jeugdige of zijn ouders over de gang van zaken bij het gesprek, hun rechten en plichten en de vervolgprocedure en vraagt hen toestemming om hun persoonsgegevens te verwerken. Ook hierbij wordt gewezen op de mogelijkheid van de inzet van een onafhankelijke cliëntondersteuner. In overleg met de jeugdige of zijn ouders kan worden afgezien van een gesprek. De medewerker zorgt voor schriftelijke verslaglegging van het onderzoek. De medewerker stuurt in reactie op de aanvraag een beschikking namens het college waarin een individuele voorziening wordt verstrekt dan wel afgewezen.
7
3.2 Opzet en werkwijze Team WIJK Vanaf 1 januari 2015 zal Team WIJK operationeel zijn en beschikbaar voor de inwoners van Wijk bij Duurstede. Het is de bedoeling dat Team WIJK het hart zal vormen van de lokale ondersteuning en zorgverlening binnen het sociale domein in Wijk bij Duurstede. Team WIJK wordt gevormd door een aantal professionals, die ieder vanuit een eigen expertise/specialisme in een generalistisch team samenwerken. We kiezen er voor om Team WIJK als één team neer te zetten omdat dit de integraliteit en de onderlinge verbondenheid benadrukt. Daarnaast is de inschatting dat in de toekomst de disciplines Wmo en Jeugd meer naar elkaar toe zullen groeien. Daarom lijkt de keuze voor één team vanaf de start de beste route. Voor de aansturing zijn er twee coördinatoren voor de respectievelijke clusters Wmo en Jeugd. Een professional van Team WIJK gaat aan de slag met een inwoner of gezin als er vragen (meldingen) zijn die niet direct via het loket of een spreekuur opgelost kunnen worden. Dit kunnen complexe vragen zijn of eenvoudige vragen die waarschijnlijk tot de aanvraag van een maatwerkvoorziening of individuele voorziening zullen leiden. Ook aan de hand van signalen dat er zorg is over een inwoner of gezin, kan een medewerker van Team WIJK in actie komen. De kracht van Team WIJK is om er vroeg bij te zijn zodat eventuele problemen met lichte ondersteuning, snel en zo mogelijk lokaal kunnen worden verholpen. Daarvoor is het van essentieel belang dat zowel de inwoners als de voorzieningen vertrouwen hebben in de werkwijze van het Team WIJK. Alleen dan kan er aanvullend en integraal met elkaar worden samengewerkt ten dienste van de inwoners. Elke medewerker van Team WIJK kan meervoudige problematiek aan. De expertise over bemoeizorg met complexe situaties, die is opgebouwd in het Signaleringsnetwerk, wordt toegevoegd aan het Team WIJK. Lokaal moet lichte hulpverlening (d.w.z. hulp waarvoor geen indicatie nodig is) op maat direct beschikbaar zijn voor de inwoner. Deze hulpverlening kan door een medewerker van het team zelf worden uitgevoerd of door een andere professional die lokaal beschikbaar is. Bij melding van een probleem wordt tijdens of na het te voeren gesprek met de inwoner het zgn. arrangement opgesteld: een plan waarin vastgelegd wordt wat nodig is en wat daarvoor ingezet wordt. Iedere medewerker van het team heeft acht taken: a. Is contactpersoon voor de voorzieningen en gaat zoveel als nodig/wenselijk naar de voorzieningen toe (korte lijnen en outreachend) b. Maakt samen met de inwoner een analyse van de vraag c. Maakt samen met de inwoner een arrangement (dit is feitelijk het verslag van het gesprek); betreft het een gezinssituatie dan geldt het principe van één gezin, één plan en één regisseur d. Zet desgewenst eigen deskundigheid in voor af/behandeling in het kader van het arrangement e. Coördineert de inzet en uitvoering van het arrangement en is casusregisseur indien meerdere professionals en/of vrijwilligers betrokken zijn f. Beoordeelt of verdere diagnostiek en/of specialistische zorg nodig is en heeft de lijn naar de regionale expertiseteams Jeugd en Wmo g. Is bij signalering/constatering van huiselijk geweld en kindermishandeling de contactpersoon voor het Advies en Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling (AMHK)
8
h. Beoordeelt of de vraag van/zorg rond een inwoner zich bevindt in het veilige en vrijwillige kader of dat er sprake is van drang en dwang. Maakt een veiligheidsanalyse en is contactpersoon voor de SAVE-teams en het justitieel kader (voor jeugd). Drie uitgangspunten bij deze taken zijn: 1. Bij het opstellen van een arrangement is altijd een medewerker van Team WIJK betrokken. 2. Het arrangement is geen doel op zich maar een middel om de inwoner in staat te stellen zo zelfredzaam mogelijk te blijven en waar nodig met ondersteuning te kunnen participeren in de samenleving. 3. De registratielast voor de leden van Team WIJK is zo laag mogelijk. 3.3. De analyse van de vraag en het arrangement Een kritische analyse bij de start van een vraag (melding) is de basis: een brede vraagverheldering tijdens het gesprek met de inwoner, op basis waarvan de juiste interventies kunnen plaatsvinden. Niet meer dan nodig, maar ook niet te weinig of te laat. Eenvoudige vragen worden eenvoudig opgelost. • Wat is de vraag/wat zijn de vragen? • Zijn er achterliggende vragen? Andere problemen? • Hoe is de leefsituatie van de inwoner? Op basis van de vraaganalyse wordt samen met de inwoner vastgesteld wat hij of zij nodig heeft aan informele en/of formele ondersteuning. Dit wordt vastgelegd in een arrangement: • Wat kan door de inwoner zelf worden opgepakt • Wat samen met het netwerk • Welke vraag kan met algemene voorzieningen worden opgelost • Wat speelt bij meerdere inwoners en kan collectief worden opgepakt • Wat is nodig aan hulpverlening (al dan niet een maatwerk- of individuele voorziening), dat lokaal beschikbaar is • Wat is nodig aan diagnostiek en/of zorg/hulpverlening (een maatwerk- of individuele voorziening), dat (boven-) regionaal beschikbaar is Elke medewerker van het Team WIJK maakt bij het opstellen van een arrangement gebruik van de volgende mogelijkheden:
Eigen kracht/ regie
Algemene voorzieningen
Collectieve voorzieningen
Inwoner
Maatwerkvoorzieningen/ Individuele voorzieningen (NB alleen met indicatie)
Netwerk
9
Eigen Kracht/regie Uitgangspunt is dat de inwoner, indien mogelijk, regie moet hebben op het opstellen en uitvoeren van het arrangement. Regie houdt in keuzevrijheid waar het gaat om de in te zetten voorzieningen en/of ondersteuning en de organisatie of professional die dat aanbiedt. Maar ook verantwoordelijkheid. Dit is de basis waarop de eigen kracht kan worden aangesproken. Is regie (tijdelijk) niet mogelijk, dan wordt in overleg met de inwoner en zijn mantelzorger en/of netwerk dan wel de cliëntondersteuner bekeken wat de beste zorg en ondersteuning is en hoe de casusregie moet plaatsvinden. Netwerk Bij elke vraag van een inwoner wordt eerst gekeken wat personen uit zijn of haar eigen netwerk, inclusief de eventuele mantelzorger/s, kunnen betekenen in het geven van een antwoord of het vinden van een oplossing. Het gaat hier om betrekken bij en stimuleren tot hulp en ondersteuning, op vrijwillige basis. Algemene voorzieningen Bij het inzetten van voorzieningen staan die voorzieningen voorop die algemeen beschikbaar zijn en door de inwoner zelf kunnen worden gebruikt of ingekocht. Bijvoorbeeld gebruik maken van een sportvoorziening. Collectieve voorzieningen Vervolgens kunnen collectieve voorzieningen worden ingezet, d.w.z. activiteiten die voor het collectief zijn opgezet. Denk hierbij aan activiteiten vanuit Welzijn en het Ouderenwerk etc. Door hierop aan te sluiten worden slimme constructies gemaakt. Op het gebied van welzijn en zorg wordt bij Stichting Binding het zgn. Hulpnetwerk opgezet: een overzicht van alle vrijwillige (hulp)diensten die aangeboden worden in de gemeente. De medewerkers van het brede loket en van Team WIJK kunnen hulpvragen daarmee koppelen aan een passende (collectieve) voorziening. Individuele ondersteuning en hulpverlening Het Team WIJK heeft diverse mogelijkheden om in de arrangementen ook individuele ondersteuning of hulpverlening in te schakelen. Deze voorzieningen zijn deels materieel en deels in de vorm van dienstverlening. Een professional van Team Wijk is niet enkel ‘vraagverhelderaar’, 'toeleider naar zorg' of 'regisseur'. In de uitvoering van het arrangement kan hij/zij ook de eigen expertise inzetten als onderdeel hiervan. Hierdoor blijft de omloopsnelheid hoog en wordt er optimaal gebruik gemaakt van de kwaliteiten van de leden van Team Wijk. De medewerkers van Team WIJK verlenen zelf echter uitsluitend niet-geïndiceerde zorg of ondersteuning. Wanneer zwaardere, meer specifieke zorg nodig is, dient hiervoor een indicatie en een beschikking afgegeven te worden. Voor problemen op het gebied van maatschappelijke ondersteuning en jeugd die de professionals van Team WIJK niet direct zelf kunnen oplossen of in de lokale setting, kunnen zij advies vragen aan het regionale Expert team jeugd of het regionale Expert team Wmo. Dit Expert team stelt aanvullende deskundigheid ter beschikking. Er wordt nog onderzocht of de Expert teams verbonden kunnen worden of geïntegreerd tot één team. Tot slot moet Team WIJK cf de Jeugdwet zorgen voor aansluiting op het onderwijs. Het is belangrijk dat Team WIJK faciliteiten en expertise biedt aan de scholen en open staat voor een goede samenwerking. Voorkomen moet worden dat aparte zorgstructuren naast elkaar gaan ontstaan. 10
Wat kan een lid van Team WIJK inzetten in het arrangement?
3.4 Wat wordt bereikt met de geschetste werkwijze van Team WIJK? 1. Inwoners worden goed en integraal geholpen Het Team WIJK vervult een lokale spilfunctie, tussen het brede loket en de eerstelijnsorganisaties en welzijnsorganisaties. Daarnaast is het de schakel naar de regionale expertteams. De medewerkers van Team Wijk kunnen daardoor samen met de inwoner breed kijken naar de mogelijkheden voor ondersteuning die bij hem of haar passen. Is een arrangement opgesteld, dan is het motto ‘1 gezin/huishouden, 1 plan, 1 regisseur’ leidend en vindt indien nodig een goede casusregie plaats. 2. De klanttevredenheid is hoog De inwoner is het uitgangspunt en staat centraal. Niet de zorgaanbieders, organisaties of de belangen van anderen. Dit betekent ook dat er aandacht is voor de relatie tussen professional/ hulpverlener en cliënt. De gemeente zal (net zoals nu het geval is) de cliënttevredenheid laten meten. Daarnaast wordt bij het opstellen van een arrangement ook een evaluatiemoment gepland. Hierin kan de inwoner aangeven of/hoe tevreden hij is. 3. Ruimte voor de professional Door een heldere aanpak binnen goede kaders heeft de professional ruimte om samen met het Team WIJK en het netwerk van vrijwilligers en professionals het beste voor en met de inwoner te realiseren. Dit levert creativiteit en kritisch vermogen op ten dienste van de cliënt. 4. Beheersing van voorzieningen en hulpverleningsvolume Door serieus en kritisch te kijken naar de situatie van de inwoner in een vroeg stadium, kan er met minder meer gedaan worden. De overtuiging is dat dit zowel direct als in de toekomst financieel voordeel oplevert. Meer problemen kunnen wellicht met behulp van het eigen netwerk en algemene of collectieve voorzieningen opgelost worden en er hoeft minder te worden doorverwezen naar zwaardere hulp of zorg. 11
4.
De organisatie van Team WIJK
4.1 Plaatsing en inrichting Er zijn landelijk meerdere varianten bekend voor het positioneren en vormgeven van een sociaal wijkteam, zoals: 1. de medewerkers blijven in dienst van hun eigen moederorganisatie en worden ook vanuit hun eigen organisatie aangestuurd. Het wijkteam is een 'paraplu' om hun samenwerking gestalte te geven maar is verder niet geformaliseerd. Indicatiestelling/toeleiding naar zwaardere zorg en opschaling naar de regio gebeurt bij mandaat door ofwel bepaalde hulpverleners (geregistreerde professionals) ofwel de coördinatoren op grond van hun dienstverband bij Stichting Binding/de gemeente. 2.
de teamleden blijven in dienst van hun eigen moederorganisatie maar worden van daaruit gedetacheerd naar (bijvoorbeeld) Stichting Binding. Indicatiestelling/toeleiding naar zwaardere zorg en opschaling naar de regio gebeurt bij mandaat door de coördinatoren op grond van hun dienstverband bij Stichting Binding/de gemeente.
3.
de teamleden komen in dienst van Stichting Binding. Indicatiestelling/toeleiding naar zwaardere zorg en opschaling naar de regio gebeurt bij mandaat door de coördinatoren op grond van hun dienstverband bij Stichting Binding.
De goede ervaring met het huidige Wmo-loket is een belangrijke reden om voor optie 2 te kiezen. Ook het Wmo-loket is praktisch en arbeidsrechtelijk ondergebracht bij Binding maar met een inhoudelijke sturing (op enige afstand) door de gemeente. Het fungeert onafhankelijk van alle lokale partijen en zorgaanbieders. Evenzo zal Team WIJK ondergebracht worden bij Stichting Binding, waarbij de gemeente detacheringsovereenkomsten afsluit met de organisaties die personeel leveren, en op afstand het functioneren en de resultaten van Team WIJK monitort. De coördinatoren zijn in dienst van Binding en worden gemandateerd door het college om beschikkingen af te geven op aanvragen voor niet vrij toegankelijke zorg (individuele/maatwerkvoorzieningen). Voordelen zijn verder dat Stichting Binding al goede relaties heeft met het lokale maatschappelijk veld, incl. het netwerk van vrijwilligersorganisaties, en dat ze als het gaat om de (individuele) ondersteuning en hulpverlening, zelf geen aanbieder is die belangen heeft (bijvoorbeeld in cliënten doorverwijzen naar de eigen organisatie). Met de keuze voor deze optie zal naar onze mening Team WIJK goed een eigen werkwijze kunnen ontwikkelen, praktisch aangestuurd door de coördinatoren en de directeur van Binding. Het inrichten van de toegang met een breed loket en Team WIJK heeft niet zozeer consequenties voor de bedrijfsvoering van de gemeente. Alle betrokken medewerkers zullen ofwel gedetacheerd ofwel in dienst zijn bij Binding; de gemeente hoeft geen personeelsleden in dienst te nemen. De gemeente monitort de subsidieafspraken en houdt toezicht op het afgeven van de beschikkingen en de cliënttevredenheid. Er wordt een systeem voor monitoring en verantwoording ingericht met betrekking tot de werkwijze van team WIJK en de behaalde resultaten afgezet tegen de inzet van middelen en formatie. Vanuit dit systeem kunnen (half)jaarlijkse rapportages geleverd worden aan college en raad, en kan desgewenst bijgestuurd worden. Met name de jeugdzorg is een nieuwe verantwoordelijkheid voor de gemeente en in 2015 zal nauwlettend gevolgd worden welke zorg en ondersteuning ingezet worden en door wie, hoe er 12
gewerkt wordt en of de doorverwijzing naar en terugverwijzing vanuit regionale zorginstellingen goed verloopt, evenals de inzet van het expert team. Voor de jeugdzorg geldt daarbij dat als zwaardere jeugdhulp wordt ingezet, deze op regionaal niveau gemonitord wordt met een koppeling naar de verantwoordelijke gemeente. Monitoring en verantwoording van deze hulp vindt dus in zekere zin getrapt plaats. 4.2. Huisvesting Uitgangspunt is dat de leden van Team WIJK veel bij de mensen thuis aan het werk zijn. Daarnaast is het van belang dat de teamleden elkaar kunnen ontmoeten op de werkplek. Verder zijn er ruimtes nodig waar gesprekken kunnen worden gevoerd en waar met grotere groepen gewerkt en overlegd kan worden. Tevens moet er ruimte zijn voor vrijwilligers en andere professionals om ‘binnen’ te lopen en eenvoudig contact te maken. Het Oude Postkantoor heeft al de functie van centraal loket met spreekuren en werkplekken. Het Oude Postkantoor kan hierin nog een optimalisatieslag maken. Ook de naastgelegen bibliotheek biedt wellicht ruimte voor bijvoorbeeld gesprekken, overleggen en grotere bijeenkomsten en trainingen. En de ruimtes in het E&E bieden ook mogelijkheden voor geplande afspraken in combinatie met het consultatiebureau. 4.3 ICT Een gezamenlijk en toegankelijk registratiesysteem voor Team WIJK is het uitgangspunt. ZorgNed lijkt hiervoor een goed systeem want: 1. voor de huidige Wmo wordt er al mee gewerkt. Zowel Wmo-adviseurs als leveranciers kunnen ermee uit de voeten. 2. Ook andere gemeenten in de regio werken met ZorgNed. 3. Er wordt op dit moment een aanvullende module Jeugd door ZorgNed ontwikkeld. 4. Er is al ervaring met het toegankelijk maken voor andere partijen en de leverancier zorgt nu voor koppelingen met alle noodzakelijke (regionale) systemen. In de regio wordt onderzocht wat er gezamenlijk ingericht moet worden voor de gezamenlijk ingekochte taken (Jeugdzorg en AWBZ) en voor de wettelijk verplichte koppelingen voor gegevensuitwisseling. Landelijk worden er standaarden en best practices ontwikkeld die de gemeente en de regio kunnen gebruiken bij de inrichting van de informatievoorziening. Welke impact deze regionale en landelijke ontwikkelingen hebben op het huidige systeem van ZorgNed is nog niet bekend. Dit moet de komende maanden duidelijk worden. Gezien het korte tijdbestek gaat de voorkeur voorlopig uit naar het doorontwikkelen van ZorgNed. 4.4 Bezwaarprocedure & klachtenreglement Binnen Team WIJK wordt er dichtbij mensen en op maat gewerkt. De ervaring tot nu toe met het Wmo-loket is dat met de juiste bejegening veel juridische procedures voorkomen worden. Inwoners hebben uiteraard het recht van bezwaar en beroep wanneer ze bij beschikking een voorziening al dan niet of gedeeltelijk toegekend krijgen. Dat recht is er in formele zin niet wanneer het gaat om verwijzing naar algemene of collectieve voorzieningen of naar lichte hulp of ondersteuning (waarvoor geen indicatie nodig is). Voor die onderdelen uit het arrangement moet er dus overeenstemming met de inwoner zijn. Is de inwoner gedurende de uitvoering toch niet tevreden, dan kan hij cf de gemeentelijke klachtenregeling eenvoudig een klacht neerleggen en wordt deze snel en serieus afgehandeld.
13
Bezwaar op beschikkingen wordt nu door de gemeentelijke bezwaarschriftencommissie behandeld. Dit zal voorlopig ook zo blijven maar er liggen voorstellen om deze werkzaamheden op termijn regionaal te beleggen, samen met zgn. back-officetaken. 4.5 Protocollen & privacy Dit is een belangrijk thema. Het doel is een werkbare situatie waarin de inwoners, de vrijwilligers en de professionals ruimte hebben om te handelen. Informatie-uitwisseling is niet per definitie verdacht, integendeel ze is soms wenselijk of nodig voor goede hulpverlening. Belangrijk is wel dat alle betrokkenen expliciet zorgen voor zorgvuldigheid en openheid in al hun communicatie. Met behulp van een goede triage – het proces van verhelderen, routeren en escaleren van vragen en casussen – kunnen m.n. de professionals dit handen en voeten geven. In het triageproces gaat het om drie voorwaarden waaraan steeds voldaan moet worden: • Doelbinding: wat is het doel van deze informatie-uitwisseling? • Proportionaliteit: hoe verhouden het doel en de daarvoor noodzakelijke informatieuitwisseling zicht tot de schending van de persoonlijke levenssfeer van de inwoner? • Subsidiariteit: is het doel ook te bereiken op een minder ingrijpende manier? Daarnaast zal er specifiek aandacht moeten zijn voor de handelwijze en communicatie van de vrijwilligers, afhankelijk van hun rol en werkzaamheden. Gewerkt zal worden met een praktisch privacy protocol. 4.6 Communicatie Er wordt een aparte communicatiekalender opgesteld waarin alle communicatie-uitingen op het gebied van de transities in het sociaal domein worden meegenomen. Ook de communicatie over Team Wijk wordt hierin opgenomen. 4.7 Risico’s Met de uitvoering van de transities krijgt de gemeente ook te maken met (nieuwe) risico’s. Dit zijn zowel financiële als beleidsinhoudelijke risico’s (m.n. met betrekking tot het waarborgen van de kwaliteit van ondersteuning van inwoners en het zo mogelijk voorkomen van calamiteiten). Het is van belang deze risico’s goed in kaart te brengen en te houden en integraal voor de transities gezamenlijk te zoeken naar manieren om deze risico’s te beheersen. Dat gebeurt door een goede aansturing van de uitvoering door de coördinatoren en de directeur van Stichting Binding en heldere werkprocessen. Ook het in beeld brengen van de werkelijke kosten en baten en daarop sturen hoort daarbij.
14
Bijlage 1: Competenties en specialismen medewerkers Team WIJK; schakels naar (boven)regionaal meldpunt en ondersteuning
Wat hebben we in Team WIJK aan generalistische competenties en kennis nodig? • In staat zijn goede contacten te leggen met inwoners en de basisvoorzieningen • Kennis hebben van de sociale kaart in Wijk bij Duurstede • In staat zijn een goede vraaganalyse te doen / breed te kijken naar de ondersteuningsvraag • In staat zijn het eigen netwerk van de cliënt in beeld te brengen en te ontwikkelen • In staat zijn een arrangement op te stellen en de uitvoering ervan te begeleiden • In staat zijn te werken volgens het principe één gezin/huishouden, één plan en één regisseur • Gericht op te behalen resultaten/effecten (bepalen en vastleggen wat wanneer bereikt moet zijn) Verder moeten de team-medewerkers specialist zijn op minimaal één van de volgende domeinen: • Wmo (Wmo-adviseur) • Algemeen maatschappelijk werk jeugd en volwassenen (maatschappelijk werker) • Schoolmaatschappelijk werk (schoolmaatschappelijk werker) • Pedagogisch/opvoedkundig (opvoedondersteuner) • Jeugdhulpverlening (jeugdhulpverlener) • Bepaling van noodzakelijke (jeugd)zorg • GGZ (mogelijk via Praktijkondersteuner GGZ) • Licht verstandelijke beperking (consulent/ambulant gezinscoach) • Geriatrie • Bemoeizorg • Veiligheid, drang en dwang; inschatting diagnostiek en specialistische zorg Schakel naar de Expert teams Jeugd en Wmo Wanneer aanvullende expertise en kennis nodig is, kunnen de medewerkers van Team WIJK een beroep doen op de regionale Expert teams. Het Expert team Jeugd geeft ook advies wanneer het zich laat aanzien dat een jeugdige diagnostiek en/of specialistische hulp nodig heeft. Er wordt nog onderzocht of de Expert teams verbonden kunnen worden of geïntegreerd tot één team. Schakel naar het AMHK Vanaf 1 januari 2015 is er een bovenregionaal Advies en meldpunt Huiselijk geweld en kindermishandeling beschikbaar voor o.a. alle gemeente van de regio Zuid Oost Utrecht. Naast informatie, advies, consultatie en coaching, biedt dit meldpunt crisisinterventie wanneer kindermishandeling en/of huiselijk geweld wordt geconstateerd. Daarnaast bieden zij procescoördinatie bij de maatregelen gericht op het waarborgen van de primaire veiligheid. Het AMHK leidt direct door naar de lokale zorgstructuur met indien nodig een advies over het inzetten van specialistische hulp en/of leidt toe naar het SAVE team indien er sprake is van drang en dwang.
15
Schakel naar het SAVE team Save biedt expertise op het gebied van drang en dwang en stelt gecertificeerde medewerkers beschikbaar voor lokale ondersteuning en dicht bij het gezin. SAVE staat voor Samenwerking aan Veiligheid en wordt vorm gegeven door een samenwerking tussen de bureaus jeugdzorg Utrecht en Flevoland, de Raad van Kinderbescherming en de William Schrikker groep. Ze worden ondersteund door de Eigen Kracht centrale. Een melding van het Team WIJK bij het SAVE team heeft tot gevolg dat een medewerker van het SAVE team lokaal meedenkt en meewerkt op het gebied van onderzoek naar de bedreigde ontwikkeling, kindermishandeling, crisisinterventie, jeugdbescherming en jeugdreclassering. De save-medewerker neemt de zaak dus niet over maar wordt - indien nodig - tijdelijk een onderdeel van de hulp die rond het gezin wordt geboden
16
Beleidsplan Maatschappelijke ondersteuning 1-1-2015 tot 1-1-2016 ‘de rode draad’
Inhoud 1. AANLEIDING ................................................................................................................................................. 4 2. OPZET WMO -BELEIDSPLAN.......................................................................................................................... 4 3. BELEIDSMATIGE ONTWIKKELINGEN ............................................................................................................. 4 4. MAATSCHAPPELIJKE AGENDA GEMEENTE WIJK BIJ DUURSTEDE .................................................................. 5 5. MAATSCHAPPELIJKE EFFECTEN ..................................................................................................................... 5 6. UITGANGSPUNTEN WMO -BELEIDSPLAN ...................................................................................................... 6 6.1. DE RODE DRAAD VOOR DE TRANSITIES. .................................................................................................................. 7 6.2. LANDELIJKE KADERS ........................................................................................................................................... 7 6.3. REGIONALE KADERS ........................................................................................................................................... 7 6.4. GEMEENSCHAPPELIJKE DELER TRANSITIES WIJK BIJ DUURSTEDE (LOKALE KADERS) .......................................................... 8 6.5. LOKALE SAMENHANG EN INTEGRAAL UITGANGSPUNT TRANSITIES. ............................................................................... 9 6.6. INTEGRAAL UITGANGSPUNT ................................................................................................................................. 9 7. SAMENHANG IN DE NULDE, EERSTE EN TWEEDE LIJN ................................................................................... 9 8. BURGERKRACHT, SOCIALE SAMENHANG, MANTELZORG: DE NULDE LIJN .................................................. 11 8.1. BELEIDSKEUZES BURGERKRACHT EN SOCIALE SAMENHANG ...................................................................................... 12 8.2. VRIJWILLIGERS ................................................................................................................................................ 12 8.3. KIEZEN VOOR BURGERKRACHT ........................................................................................................................... 12 8.2.1 Bevorderen toegankelijkheid Basisvoorzieningen ............................................................................... 12 8.2.2. Mantelzorg en informele zorg ........................................................................................................... 12 9. TOEGANG EN ALGEMENE VOORZIENINGEN: DE EERSTE LIJN ...................................................................... 13 9.1. TOEGANG ...................................................................................................................................................... 13 9.2. GROEIMODEL ORGANISATIE EERSTE LIJN............................................................................................................... 13 9.3. KLAAR VOOR DE START-SCENARIO....................................................................................................................... 14 9.4.VROEGSIGNALERING ......................................................................................................................................... 14 9.5. ALGEMENE VOORZIENINGEN ............................................................................................................................. 14 9.6. EEN MAATWERKVOORZIENING OMVORMEN NAAR EEN ALGEMENE VOORZIENING. ....................................................... 15 9.7. GEESTELIJKE GEZONDHEIDSZORG ....................................................................................................................... 15 9.8. VERPLICHTE ALGEMENE VOORZIENINGEN ............................................................................................................. 15 9.8.1. Steunpunt huiselijk geweld en meldpunt kindermishandeling. (AMHK). ............................................ 15 9.8.2. Hulp op afstand .................................................................................................................................. 15 9.8.3. Cliëntondersteuning........................................................................................................................... 16 9.8.4. De verplichte algemene voorziening cliëntondersteuning.................................................................. 16 9.9. MANTELZORGONDERSTEUNING ......................................................................................................................... 17 10. MAATWERKVOORZIENINGEN: DE TWEEDE LIJN ....................................................................................... 17 10.1 WAT BETEKENT DIT VOOR INWONERS? .............................................................................................................. 17 10.2. NIEUWE DOELGROEPEN, TAKEN EN WERKWIJZEN. ................................................................................................ 18 10.2.2. Specifieke maatwerkvoorzieningen ................................................................................................. 18 11. STURINGSKADER EN FINANCIËLE MIDDELEN ............................................................................................ 20 11.1. Beschikbare middelen .......................................................................................................................... 20 12. VERVOLGTRAJECT ..................................................................................................................................... 21
Wmo-Beleidsplan in het kader van de Wmo 2015 gemeente Wijk bij Duurstede
Pagina 2
12.1. TRAJECT BESTUURLIJKE BESLUITVORMING........................................................................................................... 21 12.2. INBRENG SAMENWERKINGSPARTNERS IN UITWERKINGS- EN IMPLEMENTATIEPROCES................................................... 21 12.3. SAMENWERKING MET ZORGVERZEKERAAR EN ZORGKANTOOR ................................................................................ 22 12.4. INFORMATIEVOORZIENING EN VOORLICHTING AAN INWONERS ............................................................................... 22
Wmo-Beleidsplan in het kader van de Wmo 2015 gemeente Wijk bij Duurstede
Pagina 3
Concept : 2 september 2014
1. Aanleiding Op 1 januari 2015 wordt de gemeente verantwoordelijk voor nieuwe taken op het gebied van jeugdzorg (Jeugdwet), tegenprestatie naar vermogen (Participatiewet)en de voormalige AWBZ begeleiding (Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, hierna: Wmo 2015). Er zit veel overlap tussen deze transities, zowel beleidsinhoudelijk als met betrekking tot bedrijfsvoeringsaspecten. Daarom is een integrale aanpak van de uitvoering van belang en is een integraal uitvoeringsplan opgesteld op basis van de separaat vastgestelde beleidskaders voor de transities. Vanaf 2013 tot heden treft de gemeente, zowel lokaal als in regionaal verband, voorbereidingen om per 1 januari 2015 uitvoering te kunnen geven aan de nieuwe taken die de nieuwe Wmo 2015 vraagt. De Wmo 2015 legt in de eerste plaats gemeenten op om een beleidsplan Wmo 2015 op te stellen. (artikel 2.1.2) waar op hoofdlijnen wordt weergegeven waar de gemeente richting aan het beleid geeft. Het Beleidsplan vormt de basis voor de Wmo-verordening die in november 2014 aan de Gemeenteraad wordt aangeboden. De Verordening geeft ook het lokale kader aan regels aan, op grond waarvan inwoners van de gemeente Wijk bij Duurstede een beroep kunnen doen op de gemeente voor maatschappelijke ondersteuning.
2. Opzet Wmo -Beleidsplan Het Wmo -Beleidsplan 2009-2012 ( verlengd tot 6 juni 2014) was vooral gericht op veranderingen in het sociale domein met als belangrijkste stip op de horizon ‘de kanteling’. Kantelen staat voor een nieuwe integrale manier van werken in de Wmo. De Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) introduceerde de term in 2008. Een jaar later startte de VNG het project ‘De Kanteling’, met twaalf gemeenten als pioniers. De beweging die de VNG daarmee in gang zette, is nog volop gaande. In dit nieuwe Wmo Beleidsplan is het door het gemeentebestuur te voeren beleid met betrekking tot de maatschappelijke ondersteuning globaal vastgelegd. De volgende beleidsstukken zijn gebruikt als basis voor het Wmo-Beleidsplan: - de Kadernota Transitie AWBZ/Wmo d.d. november 2013; - het Uitvoeringsplan Transities Sociaal Domein d.d. maart 2014; - de Notitie over de toegang tot zorg en ondersteuning :inrichting van een sociaal wijkteam in de gemeente Wijk bij Duurstede.
3. Beleidsmatige ontwikkelingen Binnen de gemeente Wijk bij Duurstede is gekozen om in 2014 eerst te richten op (de voorbereiding van) de uitvoering van de transities, omdat dit per 1 januari 2015 geregeld moet zijn. Voor de uitvoering van de transities afzonderlijk is al veel eerder gestart met de uitvoering van diverse acties en projecten. Dit omdat het van belang is om al in 2014 te experimenteren met andere manieren van werken om de ondersteuning vorm te geven (vernieuwing aanbod), informele zorg, het betrekken van (zorg) aanbieders, inwoners en andere direct Wmo-Beleidsplan in het kader van de Wmo 2015 gemeente Wijk bij Duurstede
Pagina 4
belanghebbenden bij het uit te zetten en te voeren beleid. Doel hierbij is om in 2015 ervaringen van pilots en experimenten te gebruiken. Het huidige Uitvoeringsplan is de leidraad en richtlijn hoe de gemeente haar beleid in het kader van de Wmo 2015 voor de periode 01-01-2015 tot 01-01-2016 wil plannen en uitvoeren. De keuze om voor 1 jaar een beleidsplan op te stellen, is gelegen in de wijze van werken zoals aangegeven in hoofdstuk 4 ‘ Maatschappelijke agenda gemeente Wijk bij Duurstede’. In ieder geval zijn voor de transities integrale uitgangspunten en resultaten benoemd op hoofdlijnen. Daarnaast zijn voor de uitvoering van de separate transities nog meer gedetailleerde plannen beschikbaar, gebaseerd op artikel 2.1.2 Wmo 2015. Te weten: - Zo is de uitvoering Participatiewet beschreven in het Jaarplan RSD 2014; - voor de transitie AWBZ is een aparte gedetailleerde planning beschikbaar; - voor de Jeugdzorg ligt er een regionaal uitvoeringsplan; - er wordt een plan ontwikkeld, samen met de aanbieders om een verzoek voor extra middelen om gebruik te kunnen maken van de huishoudelijke hulp toelage van het ministerie van VWS.
4. Maatschappelijke agenda gemeente Wijk bij Duurstede Naast de decentralisaties en hun dynamiek heeft de gemeente te maken met de vraag hoe als lokale overheid te opereren in een snel veranderende samenleving. Rol en positie van de gemeente staan ter discussie. Waar past het de gemeente om een stap terug te doen en de inwoners meer ruimte te geven? De gemeente Wijk bij Duurstede wil al deze ontwikkelingen het hoofd bieden met het opstellen van een maatschappelijke agenda, een integraal beleidsdocument rond een aantal thema's in het sociale domein, dat in de plaats komt van de afzonderlijke beleidsnota's. De Maatschappelijke agenda wordt in projectvorm opgezet en start in het najaar van 2014. De maatschappelijke agenda wordt gebaseerd op een analyse van wat goed gaat en niet goed gaat in de gemeente, op de input van alle betrokkenen en op de bestuurlijke uitgangspunten van de nieuwe coalitie en geeft de visie en beleidsopgaven met betrekking tot het gehele sociale domein. Ze is daarmee een instrument om de noodzakelijke focus en integraliteit aan te brengen in het beleid voor een aantal jaren. Uitvoering van de agenda wordt aan diverse uitvoeringsorganisaties uitbesteed wanneer zij aan kunnen tonen dat zij een bijdrage leveren aan de geformuleerde opgaven. De gemeente krijgt dan nog meer de rol van regisseur op het sociaal domein, iets wat ook past binnen de ontwikkelingen rondom het proces om regiegemeente te worden (organisatiekoers). De periode tot het najaar 2014 wordt gebruikt voor het analyseren en in kaart brengen van de brede opgaven binnen het sociale domein. In het najaar zal vervolgens, vanuit de overkoepelende uitgangspunten (‘de rode draad’) en Uitvoeringsplan voor de transities, verder worden gewerkt aan het opstellen van een maatschappelijke agenda voor 2015 en verder.
5. Maatschappelijke effecten De komst van de Wmo 2015 en de andere wetten (Jeugdwet, Participatiewet) heeft een groot effect op de inwoners. Het betreft voor een deel nieuwe doelgroepen, en de verantwoordelijkheden en taken van de gemeente worden uitgebreid. Het is daarom van Wmo-Beleidsplan in het kader van de Wmo 2015 gemeente Wijk bij Duurstede
Pagina 5
belang als gemeente goed grip te houden op de voorbereiding en die in samenhang op te pakken. Het doel hiervan is uiteindelijk dat de ondersteuning van inwoners op het gebied van zorg, welzijn en inkomen integraal is afgestemd (een gezin, een plan, een regisseur). Ook is het belangrijk om al in 2014 te experimenteren met andere manieren om de ondersteuning vorm te geven (vernieuwing aanbod) zodat hiervan in 2015 gebruik kan worden gemaakt. Stip aan de horizon is de participatiemaatschappij, waar de inwoner van de gemeente Wijk bij Duurstede zoveel mogelijk zelf of met zijn eigen netwerk regelt (nulde lijn). Is eigen kracht of vrijwillige inzet (tijdelijk) niet voldoende, dan ondersteunt de gemeente met algemene en collectieve voorzieningen (eerste lijn) of maatwerkvoorzieningen (tweede lijn). De omslag in de samenleving zal tijd nodig hebben, zowel bij de inwoners als bij de aanbieders van zorg en welzijn. In onze samenwerking met deze partijen zetten we daarop al wel in. We kiezen daarbij voor een geleidelijke omslag, binnen de wettelijke en budgettaire kaders. Waar mogelijk werken we samen met < de regio >en zoeken we afstemming met de ontwikkelingen binnen de Jeugdzorg (bijvoorbeeld: inkoop, Pgb-regeling, kwaliteitskader) en de Participatiewet (bijvoorbeeld: arbeidsmatige dagbesteding). Een aantal onderwerpen worden op de schaal van Midden Nederland (regio Utrecht) uitgewerkt (Advies en Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling, Beschermd wonen, Maatschappelijke opvang, Cliëntondersteuning) of zelfs op provinciale schaal (doelgroepenvervoer). Sommige thema’s worden op landelijk niveau voorbereid en kunnen we met kleine aanpassingen overnemen in onze regio (Hulp op Afstand, Inkomensondersteunende maatregelen). Uitgangspunt is dat we willen sturen op resultaten, ook om perverse prikkels in de zorg tegen te gaan. Daarnaast zijn de Wmo-budgetten beperkt en werken we regionaal met een financiële taakstelling. De rijksbudgetten vormen het vertrekpunt voor de Inkoop van algemene en maatwerkvoorzieningen. De nieuwe Wmo 2015 vraagt veel van gemeenten, zowel in de voorbereiding als in de uitvoering. In 2015 en 2016 zal de transformatie verder vorm krijgen. Of dit vorm krijgt om vanaf 2017 te werken met één beleidsplan of Maatschappelijke agenda voor het Sociaal Domein (Wmo, Jeugdzorg en Participatiewet), zal nader onderzocht moeten worden . Communicatie met partners en inwoners is essentieel om de transformatie te laten slagen.
6. Uitgangspunten Wmo -Beleidsplan We herhalen nog eens de drieledige opgave van de Wmo 2015 die de basis is voor dit WmoBeleidsplan: • Het bevorderen van de sociale samenhang, mantelzorg en vrijwilligerswerk, de toegankelijkheid van voorzieningen voor mensen met een beperking, de veiligheid en leefbaarheid en het voorkómen en bestrijden van huiselijk geweld; • Het bevorderen van de zelfredzaamheid en de participatie van personen met een beperking of met psychosociale problemen in de eigen leefomgeving; • Het bieden van beschermd wonen en opvang.
Wmo-Beleidsplan in het kader van de Wmo 2015 gemeente Wijk bij Duurstede
Pagina 6
6.1. De rode draad voor de transities. De rode draad voor de transities zijn de landelijke- , regionale- en lokale kaders die het decor vormen voor de opzet van het Wmo-Beleidsplan. Op basis van deze informatie en op basis van de eerder vastgestelde (Jeugd en AWBZ) kader nota’s (Participatiewet) per transitie is vervolgens een integraal, lokaal, uitgangspunt voor de (uitvoering van) de transities geformuleerd. Deze uitgangspunten zijn gebundeld tot een aantal lokale doelstellingen en resultaten die de gemeente Wijk bij Duurstede wil bereiken met de transformatie binnen het sociale domein en is in de projectaanpak opgenomen.
6.2. Landelijke kaders In het regeerakkoord ‘bruggen slaan’ is meer duidelijkheid gegeven over eerder ingezette ontwikkelingen rond de Participatiewet, jeugdzorg, passend onderwijs en AWBZ/Wmo. Ook het kabinet en de VNG zien het belang van een samenhangende aanpak voor het gehele sociale domein. In de notitie ‘bouwen op de kracht van inwoners’ is hierover het volgende opgenomen: ‘Om de gewenste integrale benadering in het sociale domein tot stand te brengen, is ook een inspanning van gemeenten nodig. Zij moeten voldoende uitvoeringskracht opbouwen voor de transitie, de benodigde transformatie én de robuuste uitvoering van taken in de toekomst. Dat geeft vertrouwen, bij gemeenten en alle andere betrokken partijen. Concrete opgaven voor gemeenten zijn: • Het creëren van meer interne samenhang tussen nu nog gescheiden werelden van werk, maatschappelijke ondersteuning, jeugd en onderwijs; • Het beschikken over voldoende kennis en capaciteit om de transitie en transformatie te realiseren, en de – soms complexe – uitvoering te kunnen aansturen en organiseren; • Het organiseren van een voldoende krachtige en effectieve positie in de relatie met partijen die vaak op veel grotere schaal georganiseerd zijn; • Het kunnen dragen van financiële risico’s. Deze opgaven vragen om (boven-) regionale samenwerking. Met name vanwege de positie ten opzichte van grotere (boven-)regionaal georganiseerde partijen en de afdekking van de financiële risico’s.’ Met het doorvoeren van de transities zijn door het Rijk ook bezuinigingen op de huidige budgetten opgelegd. Het gaat om 25% voor de functie Begeleiding en 15% voor de transitie Jeugdzorg. Voor de Participatiewet is geen bezuinigingspercentage benoemd. De bezuiniging op de jeugdzorg wordt gefaseerd ingevoerd. In 2015 wordt 4% bezuinigd. De bezuinigingen bedragen € 80 miljoen in 2015, oplopend tot € 300 miljoen vanaf 2017. Daarnaast worden er ook andere maatregelen in het sociaal domein doorgevoerd die invloed hebben op de zorg en ondersteuning van kwetsbare inwoners. Zo wordt er 40% korting op de Hulp bij het Huishouden ingevoerd per 1-1-2015 en zijn de Zorg Zwaarte Pakketten 1 t/m 4 afgeschaft. Dit heeft tot gevolg dat mensen langer thuis (moeten) blijven wonen. Tot slot krijgen in de nieuwe Wmo 2015 en de nieuwe wet LIZ (Langdurige Intensieve Zorg) de wijkverpleegkundigen een cruciale rol in de lokale sociale wijkteams.
6.3. Regionale kaders Het kabinet en VNG sturen dus aan op regionale samenwerking. In de Jeugdwet is regionaal samenwerken verplicht en bij de Participatiewet en Wmo 2015 is het sterk aanbevolen. Ook binnen de regio Zuid-Oost Utrecht, waartoe de gemeente Wijk bij Duurstede behoort, is het belang van regionale samenwerking op het sociaal domein, breed onderkend.
Wmo-Beleidsplan in het kader van de Wmo 2015 gemeente Wijk bij Duurstede
Pagina 7
Daarom is een regionale samenwerkingsstructuur opgezet met de gemeenten Zeist, Utrechtse Heuvelrug, Bunnik, De Bilt en Wijk bij Duurstede. De Participatiewet wordt vooral vanuit dit samenwerkingsverband (via de Regionale Sociale Dienst) opgepakt. De jeugdzorg wordt op regionaal en provinciaal niveau opgepakt. De AWBZ ten slotte is met name lokaal georiënteerd waarbij wel op onderdelen (inkoop, informatie-uitwisseling, voorbereiding invoering, etc) wordt samengewerkt. Vanuit de verschillende transities wordt hierin dus verschillend geopereerd. Dit maakt het lastig om de precieze (regionale) samenhang binnen het gehele sociale domein te bepalen. In het eerste kwartaal 2014 is via diverse overlegstructuren (Regionaal Management Platform, overleg regionale programmamanagers transities en integrale regionale stuurgroep transities) bepaald en vastgelegd op welke onderdelen er binnen het sociaal domein wordt samengewerkt. Hiervoor is begin 2014 een regionale bestuursopdracht geformuleerd.
6.4. Gemeenschappelijke deler transities Wijk bij Duurstede (lokale kaders) Er is op veel onderdelen samenhang tussen de transities. De gemeenschappelijke deler ziet de gemeente Wijk bij Duurstede met name op de volgende onderwerpen/onderdelen: • Trend van decentraliseren: gemeenten krijgen meer verantwoordelijkheid over een grotere groep kwetsbare inwoners. • Er wordt meer uitgegaan van participatie en zelfredzaamheid van de inwoners: meetellen en meedoen. Economische participatie (werk) is het hoogste doel. • Bezuinigingen: we moeten meer taken uitvoeren met minder middelen. Daardoor moeten gemeenten vernieuwend werken en zoeken naar andere manieren om inwoners te helpen en ondersteunen. • Er vindt een Kanteling plaats van de 2e lijn naar de 1e en 0e lijn: minder individuele voorzieningen, meer algemene en collectieve voorzieningen, meer uitgaan van de mogelijkheden van de inwoners, hun netwerk en de samenleving. • Organisatiekoers: inwoners en hun zelf oplossende vermogen staan centraal. Initiatieven worden opgepakt in co creatie. De gemeente treedt op als regisseur en neemt minder de uitvoerende rol op zich. • Lokaal wat kan, regionaal wat moet, bovenregionaal wat niet lokaal of regionaal kan. • Maatwerkvoorzieningen vervangen meer standaardoplossingen terwijl er tegelijkertijd meer met collectieve/algemene voorzieningen wordt opgelost (kan een paradox zijn). • Kwetsbaarheid is binnen onze gemeente een overkoepelend thema en een criterium om te kiezen voor een bepaalde aanpak. De overlap tussen de transitie-opgaven moet daarmee in beeld komen. • We gaan steeds meer uit van de resultaten die met een bepaalde oplossing of voorziening bereikt worden en maken daarover afspraken met de uitvoeringsorganisaties (outcome ipv input). • We moeten efficiënter en effectiever werken. • 1 gezin, 1 regisseur, 1 plan. • Minder druk op dure, specialistische zorg: uitstellen van deze zorg door preventie en door het inzetten van voorliggende welzijns- en zorgarrangementen waar mogelijk. • Er ontstaat nieuw zicht op de inbreng van vrijwilligers en mantelzorgers, hun rol en positie, reële grenzen van hun werk en samenwerking. • De verhoudingen tussen gemeenten, inwoners, organisaties en het bedrijfsleven veranderen door dit alles.
Wmo-Beleidsplan in het kader van de Wmo 2015 gemeente Wijk bij Duurstede
Pagina 8
6.5. Lokale samenhang en integraal uitgangspunt transities. Uit voorgaande informatie blijkt dat er met name op inhoud en op bedrijfsvoering veel overlap tussen de transities zit. Toch zijn er ook veel verschillen, met name in de mate waarop de transities lokaal of regionaal worden opgepakt en in het tempo van het besluitvormingstraject en vervolgens invoering van de transities: Voor de transitie Awbz is de kadernota op 28 januari 2014 door de gemeenteraad vastgesteld, de uitvoering wordt met name lokaal opgepakt. Voor de transitie Jeugdzorg is het regionale beleidskader, inclusief lokale paragraaf, op 25 februari 2014 door de gemeenteraad vastgesteld. De uitvoering wordt met name (boven) regionaal opgepakt. Voor de Participatiewet is de planning een kadernota te laten vaststellen voor juli 2014. De uitvoering wordt met name regionaal opgepakt. Voor het Passend Onderwijs is een ondersteuningsplan opgesteld. Invoering vindt plaats per 1-8-2014. De primaire verantwoordelijkheid hiervoor ligt bij de scholen die verenigd zijn in een samenwerkingsverband. De gemeente heeft hierop minder invloed dan bij de andere transities.
6.6. Integraal uitgangspunt Op grond van de voornoemde landelijke en regionale kaders, de lokale gemeenschappelijke deler voor de drie transities, de (concept) beleidsdocumenten voor de transities en de typisch Wijkse kenmerken: • ambitieus bestuur, betrokken samenleving (veel vrijwilligers) • ontwikkeling naar regiegemeente (sterke samenleving, kleine overheid) • de geografische ligging (‘eilandcultuur’) Er kan wel een integraal uitgangspunt worden benoemd: ‘In Wijk bij Duurstede streven we naar kwalitatief goede ondersteuning, begeleiding, zorg en (toeleiding naar) (beschut) werk, die passend is bij de vraag en mogelijkheden van de inwoners. We hanteren hierbij de volgende uitgangspunten: We hebben en houden korte lijnen, zowel ambtelijk/bestuurlijk als in de uitvoering. We lossen ondersteuningsvragen op het gebied van werk, inkomen, zorg en ondersteuning lokaal op waar het kan en regionaal waar het moet. We stellen ons als gemeente proactief op, dat wil zeggen dat we actief investeren in de ondersteuning van zorgvragers, mantelzorgers, vrijwilligers en (vrijwilligers) organisaties om onze gezamenlijk gestelde doelen te bereiken.’
7. Samenhang in de nulde, eerste en tweede lijn De nieuwe taken die er op de gemeenten afkomen vragen om een nieuwe invulling van het lokale(sociale) beleid, waarbij de focus ligt op mensen en niet op regelingen en systemen. Bij beleidsontwikkeling op het sociale domein is het, ook in financieel moeilijker tijden, belangrijk die focus en dat mensbeeld consequent vast te houden. Het beleid gaat uit van ondersteunen, stimuleren, motiveren en perspectief bieden. Bij het zoeken naar oplossingen voor de ondersteuningsbehoefte van de inwoner van de gemeente Wijk bij Duurstede wordt gedacht vanuit zijn eigen kracht. In deze benadering wordt ook de omgeving van de inwoner betrokken in de afweging van de mogelijkheden om zelf verantwoordelijkheid te dragen. Wanneer mensen echter, ook met steun uit hun omgeving, (al dan niet tijdelijk) niet in staat zijn de verantwoordelijkheid voor hun
Wmo-Beleidsplan in het kader van de Wmo 2015 gemeente Wijk bij Duurstede
Pagina 9
leefomstandigheden en levensonderhoud te dragen is ondersteuning vanuit de gemeente mogelijk (algemene en/of collectieve voorziening). Daar waar algemene of collectieve voorzieningen geen of slechts een gedeeltelijke oplossing bieden, wordt individueel maatwerk (aanvullend) ingezet. Vooral de individuele verantwoordelijkheid van de inwoner wordt meer aangesproken en voorzieningen dienen zo te zijn georganiseerd dat het nemen van deze verantwoordelijkheid wordt ondersteund.
Figuur 1.
Een andere manier om de relaties in het toekomstige stelsel weer te geven is de sociale piramide waarin verhoudingen ten opzichte van elkaar, bewegingen en omvang worden weergegeven tussen de 0e, 1e en 2e lijn. Zie in figuur 1. De sociale piramide is van toepassing binnen het gehele sociale domein, dus ook voor de transitie Jeugdzorg en de Participatiewet. De brede basis van deze piramide wordt gevormd door de zogenaamde nulde lijn (het bevorderen van sociale samenhang, veiligheid, leefbaarheid en toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimten, het voorkomen en bestrijden van huiselijk geweld en het ondersteunen van mantelzorgers en vrijwilligers), het middendeel vertegenwoordigt de eerste lijn (toegang, lichte ondersteuning en algemene en/of collectieve voorzieningen) en de tweede lijn (maatwerkvoorzieningen) zien we in de top van de driehoek. Nadrukkelijk geldt samenhang tussen de nulde, eerste en tweede lijn. Wmo-Beleidsplan in het kader van de Wmo 2015 gemeente Wijk bij Duurstede
Pagina 10
In de eerste lijn wordt in een dialoog (of gesprek) met de inwoner de vraag verhelderd. Er wordt integraal gekeken naar alle relevante leefdomeinen. Professionals stemmen af. Er is één aanspreekpunt voor de inwoner. Er wordt samen met de inwoner gekeken naar oplossingen binnen de invloedssfeer van de inwoner zelf. Eigen netwerken van vrienden, buren en familie worden ingezet, de nulde lijn dus. Mocht dat niet (voldoende) baten, dan komen andere oplossingen in beeld. Bij voorkeur in de vorm van laagdrempelige algemene en of collectieve voorzieningen in de eigen wijk of kern, en soms daarbuiten. Maatwerkvoorzieningen worden alleen ingezet als er geen andere oplossing mogelijk is. Bij de overheveling van nieuwe AWBZ-taken naar de Wmo 2015 met ingang van 1 januari 2015, gaat veel aandacht uit naar het uitbreiden van het aanbod van maatwerkvoorzieningen in de tweede lijn. Vanwege de integraliteit worden in dit beleidsplan bewust de nulde, eerste en tweede lijn verder uitgewerkt en in samenhang met elkaar gebracht. Per onderdeel zijn de beleidskeuzes aangegeven.
8. Burgerkracht, sociale samenhang, mantelzorg: de nulde lijn Het kan niemand zijn ontgaan: burgerinitiatieven worden talrijk. Steeds vaker worden voorzieningen door inwoners van de gemeente Wijk bij Duurstede zelf opgezet, zoals De Wijkse Loods, Kinderboerderij met dagbesteding, Wijkse Werf ,Kringloopwinkel en zo verder. Dit zijn voorbeelden van het versterken van de nulde lijn, gericht op het verbeteren van de sociale samenhang in kernen, wijken en buurten, door gemeenschapsontwikkeling. De nulde lijn vormt het fundament van de maatschappelijke ondersteuning, de basis van de sociale piramide. We willen bereiken dat mensen steeds meer op elkaar kunnen terugvallen. Dat er burgerinitiatieven van de grond komen en dat voorzieningen zoveel mogelijk voor iedereen toegankelijk zijn. Inwoners moeten de ruimte krijgen voor initiatieven en ondersteuning van mede-inwoners als vrijwilliger en/of mantelzorger, en als het nodig is zelf ondersteund worden. De nulde lijn vertegenwoordigt de alledaagse interacties en ontmoetingen in de dagelijkse leefomgeving. In dit hoofdstuk staan twee onderwerpen centraal: het mobiliseren van burgerkracht en het ondersteunen en waarderen van mantelzorgers en vrijwilligers. De nulde lijn is bij uitstek een lokale aangelegenheid, omdat de kracht zit in lokale structuren en netwerken en we zoveel mogelijk willen aansluiten bij de leefwereld van de inwoner en de regie die hij zelf voert over zijn eigen leven. Tegelijk wordt op regionaal niveau een aantal thema’s benoemd, die van belang zijn voor het versterken van deze nulde lijn. De piramide van het sociaal domein is het vertrekpunt voor het verbeelden van de ondersteuningsvraag bij onderzoek waar het gesprek met de inwoner door gespreksvoerders/consulenten in de eerste lijn worden gevoerd. In zo’n gesprek wordt inzichtelijk hoe oplossingen bedacht kunnen worden die beginnen met het activeren van de eigen netwerken van de persoon die ondersteuning nodig heeft (activeren van netwerken, vrienden, familie, of buurt). In feite betekent dit een oplossing vanuit de nulde lijn. Het versterken van de sterke nulde lijn is dus erg belangrijk.
Wmo-Beleidsplan in het kader van de Wmo 2015 gemeente Wijk bij Duurstede
Pagina 11
8.1. Beleidskeuzes burgerkracht en sociale samenhang Er worden een drietal thema’s benoemd die op lokaal niveau zullen worden uitgewerkt: burgerkracht, vrijwilligers en sociale basisvoorzieningen. Deze thema’s worden regionaal afgestemd, gericht op het delen van kennis, ervaring en proefprojecten. De lokale insteek blijft leidend: een stedelijke setting kan bijvoorbeeld om een andere benadering vragen dan een plattelandskern.
8.2. Vrijwilligers Naast waardering van de meer traditionele vrijwilliger wordt geïnvesteerd in goed inwoner schap waardoor ‘nieuwe’ vrijwilligers iets voor de gemeenschap willen betekenen en zo bijdragen aan de zelfredzaamheid van de inwoners. Gedacht wordt aan het specifiek werven van deze vrijwilligers en het bouwen van een netwerkstructuur, bijvoorbeeld in de vorm van ‘maatjesprojecten’ zoals die nu ook al in bescheiden mate worden uitgevoerd. Inwoners zullen meer dan voorheen aangesproken worden op hun verantwoordelijkheid om iets te betekenen voor de medemens c.q. de gemeentelijke leefgemeenschap. Dit gegeven staat ook centraal in de Participatiewet (verplichte wederkerigheid). Voor de regio Zuid- Oost Utrecht wordt het wederkerigheidsprincipe zo uitgewerkt dat ook uitkeringsgerechtigden worden aangesproken op hun verantwoordelijkheid, waarbij zo mogelijk wordt aangesloten bij interesses en drijfveren van de individuele inwoner/burger. Dit geldt uiteraard voor alle inwoners in relatie tot het verrichten van vrijwilligerswerk.
8.3. Kiezen voor Burgerkracht De maatschappelijke ondersteuning staat of valt met het optimaal gebruik maken van burgerkracht of de kracht van de gemeenschap. Burgerkracht is een veel geroemde term die betrekking heeft op initiatieven van inwoners om zelf op een positieve manier vorm te geven aan hun leefomgeving. Een voorbeeld is het beheer van een buurthuis door inwoners of het vormen van informele zorgnetwerken in de buurt. Het betrekken van inwoners bij initiatieven van gemeenten of professionele instellingen of burgerparticipatie is een andere vorm van burgerkracht. 8.2.1 Bevorderen toegankelijkheid Basisvoorzieningen Basisvoorzieningen zijn voorzieningen voor inwoners in wijken, dorpen en buurten, bijvoorbeeld een gemeenschapshuis of een sportaccommodatie of een multifunctioneel centrum. Ook vanuit de jeugdzorg zijn deze voorzieningen belangrijk (pedagogische basisvoorzieningen).Toegankelijkheid wordt in de brede zin opgevat: sociaal en fysiek. Dit betekent ook zoveel mogelijk afzien van voorzieningen voor afzonderlijke doelgroepen maar streven naar kruisbestuiving van verschillende activiteiten onder één dak en het tot stand brengen van nieuwe ontmoetingsmogelijkheden. Door slimme combinaties te maken van basisvoorzieningen en ondersteuningsarrangementen voor kwetsbare inwoners kan op velerlei wijze synergie ontstaan, bijvoorbeeld doordat slecht renderende accommodaties een breder inzetbereik krijgen, maar ook doordat als vanzelf kruisbestuiving tussen inwoners met en inwoners zonder beperkingen optreedt. 8.2.2. Mantelzorg en informele zorg
In de gemeente is al een bepaalde vorm van mantelzorgondersteuning en waardering van mantelzorgers gerealiseerd: de lokale steunpunten mantelzorg. Dat geldt ook voor de informele zorg van zorgvrijwilligers. Mantelzorgers en zorgvrijwilligers zijn vanuit de visie van de participatiemaatschappij van onschatbare waarde. Natuurlijk blijft deze vorm van zorg Wmo-Beleidsplan in het kader van de Wmo 2015 gemeente Wijk bij Duurstede
Pagina 12
voor naasten vrijwillig en blijft het verrichten van lijf gebonden zorg voorbehouden aan gekwalificeerde mensen. Het belang van de inzet van mantelzorgers neemt gezien het maatschappelijk doel van zelfredzaamheid toe. Ook de wetgever is dit niet ontgaan: hij verplicht de gemeente tot het vastleggen van de waardering van mantelzorgers in een verordening. De manier waarop staat het gemeentebestuur vrij. De ondersteuning van mantelzorgers is een bij wet verplichte algemene voorziening. Ook hier geldt beleidsvrijheid die afhankelijk van de lokale situatie kan worden ingekleurd. Vanuit het bestaande aanbod mantelzorgondersteuning wordt gewerkt aan het verder afstemmen van het ondersteuningsaanbod.
9. Toegang en algemene voorzieningen: de eerste lijn De eerste lijn vormt de spil van de maatschappelijke ondersteuning. Vanuit hier wordt regie gevoerd. Inwoner met een hulpvraag kunnen bij één aanspreekpunt terecht. In overleg met de inwoner wordt vanuit de beleving van de inwoner op alle relevante leefdomeinen de vraag in kaart gebracht op het gebied van gezondheid, mobiliteit, participatie en werk, financiën, huisvesting en psychische problematiek. De eigen kracht van de inwoner, informele netwerken van familie, buren of vrienden worden geactiveerd. Er wordt optimaal gebruik gemaakt van informele netwerken in de wijk of buurt, waarbij een laagdrempelig, goed toegerust aanbod van algemene voorzieningen kan bijdragen aan het voorkomen van permanente opschaling van ondersteuning en het bevorderen van tijdig afschalen daarvan. Voor de inwoners die niet zelfredzaam zijn, wordt in de eerste lijn de vraag van de cliënt centraal gezet en naar mogelijke oplossingen/ondersteuningsarrangementen gezocht. Deze oplossingen kunnen divers van aard zijn en gevonden worden in de eigen kracht van mensen tot en met de inzet van maatwerkvoorzieningen. Onder de functie ‘toegang’ bedoelen wij het proces waarin het brede palet van ondersteuning aan bod komt. In dit hoofdstuk staan twee samenhangende functies centraal: Toegang en Algemene voorzieningen, het middendeel van de piramide van het sociaal domein.
9.1. Toegang Er wordt gekozen voor een gefaseerde opbouw van de toegangsfunctie. Op uiterlijk 1 januari 2015 moeten de gemeenten startklaar zijn om aan de hulpvraag van inwoners te kunnen voldoen. Binnen de notitie over het sociaal team Wijk wordt dit verder uitgewerkt. Aangepaste toegangscriteria moeten worden ontwikkeld, werkprocessen aangepast en ingeregeld. Dit is geen eenvoudige opgave. Geen inwoner mag tussen wal en schip vallen. De overgang van AWBZ-taken en cliënten naar de Wmo 2015 vraagt veel aandacht. Daarnaast doen zich nog tal van andere ontwikkelingen voor die direct gevolgen hebben voor het organiseren van de toegang. Daarom wordt uitgegaan van een gefaseerde aanpak, een groeimodel.
9.2. Groeimodel organisatie eerste lijn Een belangrijke basis van de nieuwe Wmo 2015 is het organiseren van voorzieningen en het bieden van ondersteuning dichtbij de inwoner, aansluitend op zijn leefwereld. Dit betekent vraaggericht werken en ondersteunen op maat, vaak gekoppeld aan het gebieds- en wijkgericht werken. In de afgelopen jaren is op diverse plaatsen in het land geëxperimenteerd met gebieds- en wijkgericht werken in sociale teams op het gebied van zorg, welzijn en ondersteuning. Inmiddels kent het begrip sociaal wijkteam vele invullingen en varianten en heeft iedereen er zijn eigen beelden bij. Wmo-Beleidsplan in het kader van de Wmo 2015 gemeente Wijk bij Duurstede
Pagina 13
Wij zien een sociaal wijkteam als een middel en niet als een doel. Een sociaal wijkteam is een klein compact team met een groot netwerk. Het sociale wijkteam in de gemeente Wijk bij Duurstede is verder uitgewerkt in de notitie team Wijk.
9.3. Klaar voor de start-scenario Voor de korte termijn, dus vóór 1 januari 2015, wordt gezorgd dat de toegangsbepaling in de Wmo ingericht is op de nieuwe doelgroepen en taken in het kader van de transitie van de AWBZ naar de Wmo. Zowel de nieuwe cliënten als de bestaande cliënten die onder het overgangsrecht vallen, gaan samen met de consulent in gesprek over de ondersteuningsvraag, de mogelijkheden van eigen kracht, het sociaal netwerk, de mogelijkheden van algemene voorzieningen en (indien nodig als sluitstuk) de maatwerkvoorziening. Waar noodzakelijk wordt gebruik gemaakt van specifieke expertise die aansluit bij de aard van de beperkingen van de inwoner. Het resultaat van dit individueel maatwerk is een persoonlijk ondersteuningsarrangement. Op de raakvlakken met de Jeugdwet en de Participatiewet zijn en worden heldere afspraken gemaakt voor het borgen van de integraliteit.
9.4.Vroegsignalering Het tijdig signaleren en oppakken van ondersteuningsvragen leidt ertoe dat inzet van zwaardere vormen van ondersteuning en zorg in mindere mate nodig is. In de gemeente Wijk bij Duurstede werkt men al ‘ gekanteld’ en als het ware organisch. Er wordt al zodanig gewerkt in de huidige structuren dat voor het opvangen van ‘ niet – pluis’ signalen door de huidige werkwijze zwaardere maatregelen wordt voorkomen. Voor diegenen die signaleren is duidelijk waar ze met hun signalen terecht kunnen. De huidige structuren om signalen op te vangen zullen nog meer in samenhang worden gebracht en beter bekend worden gemaakt.
9.5. Algemene voorzieningen Naast de eigen kracht van inwoners en sociale netwerken, vormen de algemene voorzieningen een belangrijke basis bij het ondersteunen van inwoners op het gebied van zelfredzaamheid en participatie in de eerste lijn. Algemene voorzieningen bieden een veelheid aan alternatieven en mogelijkheden bij het ondersteunen van inwoners op het snijvlak van zorg en welzijn en bij het organiseren van lichte ondersteuningsvormen dicht bij de inwoner. In de nieuwe Wmo 2015 wordt veel nadruk gelegd op deze algemene voorzieningen en de wet verplicht om de algemene voorzieningen bij verordening vast te leggen. Voor het inzetten van de transformatie is het voornemen om het jaar 2016 te gebruiken voor het heroverwegen van de algemene voorzieningen en eigen bijdragesystematiek op basis van de opgedane ervaringen in 2015. Gezien de laagdrempelige aard van de voorzieningen wordt niet gekozen voor de complexe eigen bijdragesystematiek die geldt voor de maatwerkvoorzieningen en de WLZ. Er worden voor de algemene voorzieningen en de collectieve voorzieningen geen eigen bijdrage opgelegd. De aanpak voor algemene voorzieningen is daarmee drieledig: 1. Organiseren van het bij wet verplichte aanbod van algemene voorzieningen (transitie); 2. Bestemmen welke voorzieningen worden aangemerkt als algemene voorziening Wmo 2015 (transitie); 3. Her beoordelen en herschikken van het aanbod algemene voorzieningen (transformatie)
Wmo-Beleidsplan in het kader van de Wmo 2015 gemeente Wijk bij Duurstede
Pagina 14
9.6. Een maatwerkvoorziening omvormen naar een algemene voorziening. In 2014 is al begonnen met het proces en door middel van bijeenkomsten om doelgroepen samen te brengen die in tegenstelling tot de huidige dagbestedingsvormen op doelgroep gescheiden georganiseerd zijn. · De rol van de sociale werkvoorziening onderzoeken bij de dagbesteding; · De mogelijkheden verkennen van één ‘werkgeversbenadering’; · De mogelijkheden verkennen om bepaalde taken die gemeenten bij derden wegzetten, te gebruiken als input voor dagbesteding; · Aanbieders meer laten samenwerken; · Synergie te zoeken met bestaande voorzieningen voor doelgroepen zonder beperkingen. Bij al deze zaken gaat het om ‘anders kijken, anders doen’ waarbij een nauwe samenwerking vereist is tussen het regionale arbeidsmarktbeleid en het lokale Wmo beleid 2015.
9.7. Geestelijke Gezondheidszorg Met ingang van 1 januari 2015 krijgen alle gemeenten de opdracht om inloopfunctie GGz te organiseren. Het gaat hier om de inloopfunctie GGz geboden door niet opvanginstellingen. Vaak is de inloopfunctie verworden tot een harde kern van GGz-cliënten die elkaar treffen maar niet echt geactiveerd worden. Daarnaast zou er wel een plek moeten blijven waar cliënten elkaar laagdrempelig kunnen ontmoeten. In het kader van de transformatie zal de huidige organisatie van de inloopfunctie tegen het licht worden gehouden.
9.8. Verplichte algemene voorzieningen De wetgever legt een viertal algemene voorzieningen als verplichting op: - steunpunt huiselijk geweld en meldpunt kindermishandeling; - hulp op afstand; - Cliëntondersteuning; - mantelzorgondersteuning. De vier verplichte algemene voorzieningen moeten bij wet operationeel zijn op uiterlijk 1 januari 2015. 9.8.1. Steunpunt huiselijk geweld en meldpunt kindermishandeling. (AMHK).
In het kader van de transformatie is de intentie om de volledige integratie tot AMHK (dat zowel de wettelijke taken als de extra taken oppakt en wordt uitgevoerd door één organisatie) gerealiseerd te hebben. Hierbij is een goede verbinding tussen het AMHK en het lokale sociale domein van belang. Samenhangend met het laatstgenoemde kunnen, afhankelijk van hoe het lokale netwerk is georganiseerd, per gemeente andere afspraken worden gemaakt. Het AMHK maakt, net als afspraken ten aanzien van preventie, vroegsignalering, nazorg en opvang, onderdeel uit van de regiovisie huiselijk geweld, die onder regie van centrumgemeente Utrecht in samenwerking met de regiogemeenten zijn opgesteld. 9.8.2. Hulp op afstand
De nieuwe Wmo geeft gemeenten per 2015 de opdracht om op ieder moment van de dag telefonisch of elektronisch anoniem een luisterend oor en advies beschikbaar te stellen. Doel is een voorziening te hebben dat leidt tot laagdrempelige vraagverheldering en lichte ondersteuning. Er wordt landelijk, door het ministerie van VWS, onderzoek gedaan naar de mogelijkheid om te komen tot landelijk stroomlijnen en gebundelde bekostiging van één organisatie, die deze taak uitvoert, bijvoorbeeld op de wijze waarop de kindertelefoon. Een voor de hand liggende optie is uitvoering door (reeds bestaande) Stichting Sensoor. Wij Wmo-Beleidsplan in het kader van de Wmo 2015 gemeente Wijk bij Duurstede
Pagina 15
stellen voor om de uitkomsten van dit landelijk traject af te wachten. Indien er geen landelijke afspraak volgt wordt op de schaal van de regio met Sensoor aparte afspraken gemaakt. 9.8.3. Cliëntondersteuning
In de Wmo 2015 is opgenomen dat de cliëntondersteuning georganiseerd moet worden voor het gehele sociale domein. Het gaat dus om de vormgeving van cliëntondersteuning binnen de drie transities: de Wmo 2015, de Jeugdwet en de Participatiewet. Er heeft integrale afstemming plaatsgevonden op dit gebied. Cliëntondersteuning is het bieden van onafhankelijke ondersteuning met informatie, advies en algemene ondersteuning die bijdraagt aan het versterken van de zelfredzaamheid en participatie en het verkrijgen van een zo integraal mogelijke dienstverlening op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, preventieve zorg, zorg, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen. De functie cliëntondersteuning wordt deels binnen het sociaal team en deels buiten het sociaal team vormgegeven. Binnen het team worden de volgende onderdelen van cliëntondersteuning vormgegeven: • vraagverheldering; • opstellen van een plan van aanpak; • toeleiding naar zorg; • kortdurende ondersteuning; • coördinatie van zorg. Om de onafhankelijkheid van cliëntondersteuning te borgen, worden de volgende onderdelen buiten het team vormgegeven: • samen met inwoner kijken naar het arrangement/ondersteuningsplan; • inwoner helpen met het formuleren van de hulpvraag; • inwoner helpen met het maken van keuzes; • inwoner helpen met het oplossen van problemen. Er worden subsidieafspraken met MEE UGV gemaakt voor het uitvoeren van bovenstaande taken in 2015. Bovendien wordt begin 2015 een pilot gestart om te experimenteren met innovatieve werkwijzen in het kader van cliëntondersteuning. 9.8.4. De verplichte algemene voorziening cliëntondersteuning
De term ‘cliëntondersteuning’ wordt in de huidige Wmo ook gebruikt, maar krijgt onder de nieuwe Wmo 2015 een andere invulling. Voor wat betreft de cliëntondersteuning nieuwe Wmo 2015 wordt aangesloten bij de wijze van gespreksvoering zoals deze is/wordt vormgegeven binnen elk van de drie transities. Voor de Wmo 2015 betreft dit de brede gesprekken. Door het voeren van een ‘breed gesprek’ wordt in principe al impliciet invulling gegeven aan het begrip cliëntondersteuning. Door verder in te zetten op een integrale en gekantelde wijze van vraagverheldering en arrangeren is de oplossing voor de vraag passend voor de inwoner. De professionele cliëntondersteuner treedt op als een onafhankelijke belangenbehartiger van de inwoner. Hierdoor komt de beslissing op een aanvraag en de cliëntondersteuning bewust niet in één hand te liggen. Doel van de cliëntondersteuning is om de inwoner te helpen om zijn hulpvraag te verwoorden, Wmo-Beleidsplan in het kader van de Wmo 2015 gemeente Wijk bij Duurstede
Pagina 16
inzicht en overzicht te krijgen in ondersteuningsvragen en mogelijke oplossingen en keuzes te maken. Op basis van de melding van een inwoner/cliënt wordt een inschatting gemaakt van de noodzaak van het inzetten van cliëntondersteuning. Dit kan door een aantal vragen omtrent cliëntondersteuning toe te voegen aan het eerste contactmoment met de inwoner. Hiermee wordt cliëntondersteuning preventief ingezet. Uiteraard blijft het nadrukkelijk een keuze van de inwoner om al dan niet te kiezen voor cliëntondersteuning. Deze vorm van cliëntondersteuning eindigt op het moment dat de gespreksvoerder /consulent een besluit heeft genomen ten aanzien van de in te zetten oplossingsrichting(en). Ondersteuning die hierna wordt ingezet is geen cliëntondersteuning meer maar kan gezien worden als ondersteuning (van eigen kracht tot maatwerkvoorziening) als onderdeel van de met de inwoner overeengekomen oplossingsrichting(en). In het kader van de transformatie zullen in 2015 de mogelijkheden worden verkend voor een eventuele doorontwikkeling van cliëntondersteuning op basis van de opgedane ervaringen. Voorbeelden zijn: MEE en de steunpunten GGZ. Voor wat betreft de afstemming met de Jeugdwet moet hierbij een voorbehoud worden gemaakt. Momenteel wordt onderzocht of deze mogelijkheid past in de Wmo 2015. De voorgenoemde beleidskeuzes zijn voor wat betreft de samenhang met de Jeugdwet dan ook onder voorbehoud. Voor het organiseren van deze formele cliëntondersteuning Jeugdzorg zullen regionale afspraken gemaakt worden, het organiseren van lokale cliëntondersteuning is lokaal beleid en kan op basis van ‘couleur locale’ ingevuld worden.
9.9. Mantelzorgondersteuning Ook mantelzorgondersteuning is een verplichte algemene voorziening. Wij verwijzen hier naar hoofdstuk 8.2.2. (nulde lijn), waar de keuzes dienaangaande zijn weergegeven.
10. Maatwerkvoorzieningen: de tweede lijn In het voorgaande hoofdstuk is aangegeven dat gemeenten op 1 januari 2015 klaar voor de start moeten zijn voor de uitvoering van de nieuwe Wmo 2015. Naast de reguliere taken die vanaf dan onder een nieuwe wet moeten worden uitgevoerd, betekent dit ook uitvoering geven aan de nieuwe taken en doelgroepen die overkomen vanuit de AWBZ. Dit betreft zowel de huidige AWBZ-cliënten die per 1 januari 2015 onder de Wmo 2015 gaan vallen als de nieuwe cliënten die voor het eerst een beroep op ondersteuning doen, inclusief de nieuwe functies begeleiding, kortdurend verblijf en beschermd wonen, inclusief vervoer van en naar de voorzieningen.
10.1 Wat betekent dit voor inwoners? Dit betekent dat inwoners die zich vanaf 1 januari 2015 melden bij de gemeente met een verzoek om ondersteuning, in een breed gesprek samen met de gespreksvoerder/consulent onderzoeken en bespreken wat de mogelijkheden zijn op het gebied van de eigen kracht, informele netwerken en algemene en collectieve voorzieningen, en indien nodig als sluitstuk de maatwerkvoorzieningen. Dit wordt vastgelegd in het individuele ondersteuningsarrangement. Indien binnen dit arrangement maatwerkvoorzieningen noodzakelijk zijn, gebeurt het beoordelen van de inzet hiervan (het
Wmo-Beleidsplan in het kader van de Wmo 2015 gemeente Wijk bij Duurstede
Pagina 17
indiceren) op basis van een aanvraag, waaraan formele eisen verbonden zijn. Deze eisen zijn nader uitgewerkt en vastgelegd in de concept- verordening. Zoals reeds aangegeven verloopt de indicatiestelling voor nieuwe Wmo-taken in 2015 en zo verder via de ‘verbrede’ toegang en sociaal team Wijk. Complexere indicaties kunnen worden uitbesteed aan externe deskundige partijen.
10.2. nieuwe doelgroepen, taken en werkwijzen. 10.2.1. Overgangsregeling voor huidige AWBZ-cliënten
Het Rijk heeft met betrekking tot de overheveling van de huidige AWBZ-cliënten naar de Wmo gekozen voor een ‘zachte landing’: in de wet is een overgangsregeling opgenomen. De hoofdregel is dat personen die AWBZ-zorg ontvangen op het tijdstip waarop de aanspraak daarop ingevolge de Wet vervalt (1 januari 2015), gedurende de looptijd van hun indicatiebesluit – maar uiterlijk tot en met 31 december 2015 – recht houden op die zorg, onder de condities die daarvoor onder de AWBZ van toepassing waren (ook wat betreft de eigen bijdragen en vervoer). Concreet betekent dit dat zij recht hebben op een vergelijkbaar aanbod van zorg, maar niet die zorg geleverd wordt door de zorgaanbieder van wie zij die zorg tot nu toe hebben ontvangen. Voor het beschermd wonen geldt een overgangstermijn van tenminste vijf jaar. Vanwege de financiële druk op de budgetten mogen gemeenten ervoor kiezen om eerder met de cliënt in gesprek te gaan en samen een nieuw arrangement samen te stellen onder de Wmo 2015 . Voorwaarde is dat de gemeente dat zorgvuldig doet én betrokkene zich daarin kan vinden. We kiezen voor een zachte landing. We zullen met de AWBZ-cliënten, die per 2015 overkomen naar de Wmo 2015, in het najaar van 2014 al in gesprek gaan om te kijken hoe de bestaande indicatie kan worden ingevuld en het ondersteuningsarrangement te bespreken met de mogelijkheid om tot een meer opmaat toegesneden invulling te komen. De wens van cliënt is daarbij van belang en zijn bestaande indicatie leidend. 10.2.2. Specifieke maatwerkvoorzieningen
Een aantal specifieke maatwerkvoorzieningen vraagt om specifieke aandacht. In deze paragraaf noemen wij de belangrijkste. 10.2.2.1. Hulp bij het huishouden
Gemeenten zijn sinds 2007 verantwoordelijk voor de hulp bij het huishouden (HbH) van hun inwoners als onderdeel van de compensatieplicht in de Wmo. Een grote verandering in de nieuwe Wmo 2015 is het feit dat de domeinen waarop de gemeenten de inwoner met een beperking eerst moesten compenseren, zoals huishouden voeren, niet meer in de Wmo 2015 worden genoemd. In de Wmo wettekst worden nog maar twee soorten voorzieningen genoemd, namelijk algemene en maatwerkvoorzieningen. HbH komt in de Wmo 2015 niet meer voor. Het feit dat de HbH niet meer voorkomt in de Wmo 2015 betekent niet dat de gemeente HbH niet meer hoeft in te zetten. Als na onderzoek blijkt dat dit de meest passende oplossing is in een individuele situatie, zal deze toch moeten worden ingezet. Het Rijksbudget in 2015 en 2016 voor HbH wordt gekort met 40%. Gemeenten moeten maatregelen nemen om deze budgetverlaging op te kunnen vangen. Te maken keuzes hebben ingrijpende gevolgen voor cliënten, zorgaanbieders en gemeenten. Wmo-Beleidsplan in het kader van de Wmo 2015 gemeente Wijk bij Duurstede
Pagina 18
2015 en 2016 worden als overgangsperiode beschouwd, omdat het rijksbeleid voor de daarop volgende jaren nog niet duidelijk is. Gemeente en aanbieders streven naar een ‘zachte’ landing die zoveel mogelijk recht doet aan de ondersteuning van kwetsbare inwoners. Al langere tijd is de gemeente voorbereidingen aan het treffen om de door het rijk aangekondigde bezuinigingen op de Hulp bij het Huishouden (HbH) op te vangen. De inzet van de gemeente is erop gericht om de HbH vanaf 2015 in stand te houden. Wel zijn aanpassingen nodig in aard en omvang om deze vorm van dienstverlening betaalbaar te houden voor de gemeente en voor de cliënten. Er is een groot aantal alternatieven onder de loep genomen maar het voorstel zal zijn, om de HbH zoveel mogelijk als basisvoorziening in stand te houden voor zoveel mogelijk geïndiceerde cliënten. De keuze zal niet zijn om de HbH als voorliggende voorziening aan te merken op grond waarvan mensen dit zelf zouden moeten inkopen. Bij de vaststelling van de nieuwe Wmo 2015 is door de staatssecretaris van VWS en de minister van SZW ,gesproken over de knelpunten rond de bezuinigingen op de HbH, en vooral toegespitst op het verlies van werkgelegenheid bij de aanbieders. Daarop is besloten om gedurende twee jaar (2015 en 2016) aan gemeenten extra budget beschikbaar te stellen, met name in het belang van de werkgelegenheid. Deze regeling heeft de naam ‘ Huishoudelijke Hulp Toelage’ gekregen (HHT). Gemeenten dienen hiertoe voor 1 december 2014, samen met de aanbieders, een plan in te dienen, uitgaande van de volgende 5 criteria die door het ministerie zijn opgesteld. Een vooraankondiging dient voor 15 oktober 2014 bij het ministerie ingediend te worden. Het ligt in de rede om op deze regeling een beroep te doen op dit extra budget (melding bij VWS voor 15 oktober en indienen plan met aanvraag voor 1 december 2014) waarbij we als randvoorwaarde stellen dat voor de gemeente Wijk bij Duurstede sprake moet zijn van een eenvoudige regeling die voor cliënten, zorgaanbieders en gemeente weinig extra werk met zich meebrengt. 10.2.2.3 .beschermd wonen
Beschermd wonen wordt in de Wmo 2015 aangemerkt als een nieuwe maatwerkvoorziening, waar de gemeenten op regionaal niveau afspraken over moeten maken. De middelen voor beschermd wonen worden volledig overgeheveld naar de centrumgemeenten, voor onze regio is dat Utrecht. 10.2.2.4. Vervoer
In 2015 wordt verder onderzocht met de regio/buurgemeenten of de regiotaxi in de huidige vorm in stand blijft en of er eventuele combinaties van andere vormen van groepsvervoer gecombineerd kunnen worden. 10.2.2.5. Persoonsgebonden budget
Gemeenten kunnen maatwerkvoorzieningen aanbieden op basis van zorg in natura (ZIN) of een persoonsgebonden budget (pgb). Door het voeren van integrale brede gesprekken waarbij maatwerk voor de cliënt voorop staat, is de inschatting dat het verstrekken van een pgb minder vaak nodig is dan in de huidige AWBZ het geval is. Bovendien koppelt de wet een aantal beperkende voorwaarden aan het verstrekken van een pgb in de nieuwe Wmo. Zo moet de cliënt kunnen aantonen het pgb op verantwoorde wijze te kunnen besteden voor de uit te voeren hulptaken en wordt het pgb beheerd door een landelijk daarvoor aangewezen Wmo-Beleidsplan in het kader van de Wmo 2015 gemeente Wijk bij Duurstede
Pagina 19
organisatie, de Sociale verzekeringsbank (SVB) en niet meer door de cliënt zelf zoals in de huidige situatie (het zgn. trekkingsrecht). Het pgb wordt gezien als een geëigend instrument voor het voeren van regie over het eigen leven voor specifieke groepen inwoners met een specifieke en complexe ondersteuningsvraag. Vaak is dit in combinatie met professionele zorg en inzet van informele netwerken. Het vaste aanbod in natura leent zich vaak niet voor deze flexibele vorm van zorg en ondersteuning. 10.2.2.6. Bekostiging van niet professionals
Uit middelen van het pgb blijft beperkt tot die gevallen waarin dit aantoonbaar tot betere en effectievere ondersteuning leidt. De mogelijkheid van differentiatie van pgbtarieven voor professionele hulp in relatie tot informele hulp en specifieke vormen van mantelzorg is meegenomen in de vast te stellen concept- verordening en wordt in de latere Beleidsregels nader uitgewerkt. 10.2.2.7. Inkomensondersteunende maatregelen
Het kabinet heeft een aantal landelijke regelingen voor chronisch zieken en gehandicapten afgeschaft. De hiermee vrijgekomen middelen worden met een forse korting overgeheveld naar gemeenten. Gemeenten krijgen hierdoor de mogelijkheid om chronisch zieken en gehandicapten te compenseren voor meerkosten door op maat, passend bij de individuele behoeften en mogelijkheden en gericht op zelfredzaamheid en participatie, ondersteuning te bieden. Deze ondersteuning kan op een aantal manieren worden vormgegeven. De optie “via collectieve(aanvullende) zorgverzekering” lijkt een goede oplossing te zijn. Door middel van een aangepast aanvullend zorgpakket kunnen inwoners met hoge zorgkosten zich aanvullend verzekeren. De gemeente spreekt met de zorgverzekeraar af wat de inhoud van dit aanvullende pakket is. Vervolgens kan de gemeente door middel van maatwerk deze premie geheel of gedeeltelijk compenseren. Deze optie wordt op landelijk niveau door gemeenten en vertegenwoordigers van verzekeraars verder uitgewerkt. In de concept Wmo-verordening is een maatwerkvoorziening inkomensondersteuning opgenomen. Uitgangspunt is dat de gemeente inzet op tegemoetkoming van zorgkosten van chronisch zieken en gehandicapten, binnen het daarvoor beschikbare budget.
11. Sturingskader en financiële middelen In dit hoofdstuk staan we stil bij het sturingsvraagstuk en de financiële opgaven. Centraal in dit sturingskader van de gemeenten vanaf 2015 staat het sturen op resultaten op het gebied van (zelf)redzaamheid en participatie met beperkt beschikbare middelen. De begroting 2015 is opgebouwd volgens de door het |Rijk aangegeven begrotingssystematiek Sturing vanuit de Raad op de gemeentelijke financiën vindt op de reguliere wijze plaats: via begroting voorjaarsnota en najaarsnota. 11.1. Beschikbare middelen
In het regionaal beleidskader is eerder aangeven dat het beheer van lokale budgetten van de Wmo behoort en blijft behoren tot de gemeentelijke autonomie. Vertrekpunt is een budgettair neutrale uitwerking binnen de huidige en toekomstige (Wmo)-budgetten van het Rijk, met ruimte voor integratie van andere budgetten binnen het sociaal domein.
Wmo-Beleidsplan in het kader van de Wmo 2015 gemeente Wijk bij Duurstede
Pagina 20
12. Vervolgtraject 12.1. Traject bestuurlijke besluitvorming Tegelijk met de concept-Verordening is dit beleidsplan het tweede document dat door de gemeenteraad op het gebied van de nieuwe Wmo 2015 wordt vastgesteld. Daarmee is de kaderstelling en het bepalen van de hoofdkeuzes op raadsniveau voor de beleidsperiode van 01-01-2015 tot 01-01-2016 afgerond. Besluitvorming op raadsniveau vindt plaats: - In november 2014 bij het vaststellen van de verordening; - In november 2014 bij het vaststellen van het Wmo-Beleidsplan. De Gemeente is verantwoordelijk voor het (blijven) informeren van de eigen gemeenteraad en het maken van nadere afspraken hierover. De verantwoording van beleid vanaf 2015 zal plaatsvinden via de planning & controle cyclus. De verdere uitwerking op de deelonderwerpen en de implementatie zal op ambtelijk niveau en waar nodig op college-niveau plaatsvinden.
12.2. Inbreng samenwerkingspartners in uitwerkings- en implementatieproces Bij de verdere uitwerking en implementatie zullen naast de Wmo-raad ook zorg- en welzijns)aanbieders, maatschappelijke partners en cliënten(-organisaties) nauw betrokken worden. Tijdens de interactieve bijeenkomsten die eerder in 2013 en op 18 juni 2014 in het kader van vernieuwend zorgaanbod heeft plaatsgevonden met lokale zorg- en welzijnsaanbieders is gepolst op welke wijze de maatschappelijke partners betrokken wilden worden bij het vervolgtraject. Op 1 oktober 2014 volgt hieromtrent een vervolg. Men gaf unaniem aan betrokken te willen worden en een pro-actieve rol te willen in het meedenken over ontwikkelingen en het zelf implementeren van de vernieuwingen in het kader van de transformatie. Binnen de projectorganisatie zijn zorg- en welzijnsaanbieders op diverse onderdelen betrokken. De Wmo adviesraad is de formele vertegenwoordiging voor de inwoners van de gemeente Wijk bij Duurstede inzake formeel advies uitbrengen aan de gemeenteraad en het College in het kader van de Wmo. Het ligt in de rede om de wijze van betrekken van inwoners van de gemeente Wijk bij Duurstede breder vorm te geven. Met name bij het formeren en consulteren van de te ontwikkelen beleid op grond van de Wmo 2015, maar ook andere gedecentraliseerde wetgeving. De volgende (externe) partijen zijn- en worden betrokken bij het uitwerkings- en implementatieproces van de 3 Decentralisaties: • Stichting Binding • Wmo-loket • Wmo-adviesraad • Lokale cliëntenraad WWB • RSD • CJG coördinator Wmo-Beleidsplan in het kader van de Wmo 2015 gemeente Wijk bij Duurstede
Pagina 21
Diverse lokale en regionale uitvoeringsorganisaties. Ook bij de Inkoop is dialoog en het opbouwen van een gezonde, transparante werkrelatie gebaseerd op wederzijds vertrouwen een belangrijk onderdeel. Om de cultuuromslag in de samenleving te bewerkstelligen, is het van belang om een structurele communicatie met de aanbieders van zorg en welzijn over het brede Wmo beleidsterrein tot stand te brengen. Samen geven we vorm aan nieuwe manieren van ondersteuning. Het creëren van draagvlak bij aanbieders met betrekking tot de door de gemeente gewenste richting is daarom van belang. We streven naar een partnership tussen gemeente en de aanbieders van zorg en welzijn, waarbij ieder vanuit zijn eigen rol en verantwoordelijkheid bijdraagt aan goede en betaalbare ondersteuning van inwoners die het op eigen kracht (tijdelijk) niet redden.
12.3. Samenwerking met zorgverzekeraar en zorgkantoor In dit beleidsdocument is op verschillende plekken aangegeven dat de samenwerking en afstemming met zorgverzekeraar en zorgkantoor van groot belang is. De samenwerking tussen gemeenten en zorgverzekeraars is nieuw en verloopt daardoor niet altijd even gemakkelijk. Door de nieuwe wettelijke verdeling van het zorg- en ondersteuningsveld in de Wet Langdurige Zorg (de kern-AWBZ), de Zorgverzekeringswet (voor het organiseren van de persoonlijke verzorging en verpleging aan huis) en de Wmo (ondersteuning) is het vanuit cliëntperspectief noodzakelijk dat er intensief op deze vlakken wordt samengewerkt om te voorkomen dat mensen van het kastje naar de muur gestuurd worden en om zorg en ondersteuning daadwerkelijk efficiënter te regelen. Staatssecretaris Van Rijn heeft middels een brief aan de VNG laten weten dat er aan de wens van gemeenten met betrekking tot niet-vrijblijvende samenwerking met de zorgverzekeraars wordt tegemoet gekomen. De taken van de wijkverpleegkundige en de vereiste samenwerking met gemeenten en participatie in de sociale (wijk / gebieds)teams zijn wettelijk vastgelegd. De staatssecretaris zal daarnaast samen met gemeenten en zorgverzekeraars een samenwerkingsagenda opstellen, waarin afspraken worden gemaakt over de onderwerpen waarop samenwerking nodig is, de wijze waarop samenwerking vorm kan krijgen en een handelswijze in het geval er signalen zijn dat de samenwerking niet of onvoldoende tot stand komt. Volgens het representatiemodel maakt de gemeente afspraken met de zorgverzekeraars door middel van transitietafels.
12.4. Informatievoorziening en voorlichting aan inwoners In de tweede helft van dit jaar, na de vaststelling van het beleidsplan door de raad, zal gericht aandacht worden besteed aan de informatievoorziening en voorlichting aan inwoners. Dit vindt in een aantal fasen plaats: De eerste fase begint na de zomervakantie en is gericht op het verstrekken van algemene informatie aan groepen inwoners over de algemene principes in de nieuwe Wmo 2015 op de gemeentelijke website. Het gaat dan over de basishouding van inwoners, maatschappelijk middenveld en overheid, het denken vanuit eigen kracht, en eigen netwerk, alsmede de overheid die niet overneemt maar waar mogelijk ondersteunt. Ook worden met voorbeelden tastbaar en zichtbaar gemaakt welke mogelijkheden er zijn en hoe mensen elkaar kunnen ondersteunen. Wmo-Beleidsplan in het kader van de Wmo 2015 gemeente Wijk bij Duurstede
Pagina 22
Er wordt afgerond met informatie over de stand van zaken welke accenten in de Wmo 2015 worden gelegd en welke de grootste veranderingen zijn die inwoners zullen ervaren als de Wmo 2015 is ingevoerd. De tweede fase begint in het vierde kwartaal en is gericht op het verstrekken van specifieke informatie aan groepen inwoners en huidige gebruikers van AWBZ zorg. Het gaat over de manier waarop inwoners hun ondersteuningsbehoefte in beeld kunnen krijgen en welke functie het verbrede loket heeft. Ook wordt aangeduid op welke vormen van ondersteuning vanuit de gemeente de inwoner mag rekenen, wat de voorwaarden daarvoor zijn en op welke wijze hierin wordt voorzien, in natura of met een Pgb. De derde fase betreft specifieke informatie aan huidige gebruikers van AWBZ zorg met een in 2015 geldige CIZ indicatie die in aanmerking komen voor het overgangsrecht. Vanaf het najaar 2014 worden deze mensen rechtstreeks (per brief of met persoonlijk contact) benaderd om af te stemmen op welke wijze de oude AWBZ-aanspraak die leidt tot overgangsrecht in 2015 kan worden omgezet in ondersteuning vanuit de gemeente.
Wmo-Beleidsplan in het kader van de Wmo 2015 gemeente Wijk bij Duurstede
Pagina 23
Opmerkingen SP fractie WMO Algemeen Ik krijg de indruk dat het (goede!) beleidsplan niet helemaal tot zijn recht komt in de verordening. Een en ander mag wat mij betreft aangescherpt worden in de verordening. “Primaat van verhuizen” is het uitgangspunt van de gemeente. Ik snap dat dit de goedkoopste optie is, maar in de praktijk willen mensen toch het liefste in hun eigen vertrouwde straat/buurt blijven wonen. Moet bijvoorbeeld een hoogbejaarde vrouw die haar hele leven al in dezelfde buurt woont en daar haar contacten heeft gedwongen verhuizen als zij hulpmiddelen nodig heeft om de trap op te komen? Dat lijkt mij in strijd met het uitgangspunt dat er een groter beroep moet worden gedaan op de sociale omgeving van de hulpbehoevende (participatiesamenleving?). In de begrippenlijst (blz. 3) wordt gesproken over schoonmaakondersteuning. Daar zou natuurlijk geen sprake van mogen zijn in het kader van de Wmo, want daar is altijd sprake van een indicatie en moet dus (huishoudelijke) zorg worden ingezet, met signaleringsfunctie. Dat is ook in overeenstemming met het Wmo-beleidsplan waarin vroegsignalering als doelstelling wordt genoemd. Ik vind in het stuk verder niet zo snel meer verwijzingen naar schoonmaakondersteuning, dus het kan zijn dat het uit de standaard-verordening van de VNG komt. Gewoon schrappen om elk misverstand te voorkomen zou ik zeggen. Tenzij het college wel degelijk poetshulp wil gaan inzetten, dan hebben we daar natuurlijk een probleem mee. Blz. 10 art. 3.2 Maatwerkvoorziening (en ook art. 3.3. PGB) In lid 4 staat dat een maatwerkvoorziening alleen wordt toegekend als dit het ‘goedkoopst, adequaat en kwalitatief passende’ is. “Goedkoopst” zie ik graag verdwijnen. Ten eerste omdat gewoon de meest adequate en kwalitatief passende voorziening moet worden verstrekt, ook als een andere optie goedkoper is. Ten tweede is het overbodig. Het inzetten van de meest adequate hulp is sowieso al kosteneffectief, omdat het andere problemen voorkomt of verzacht. Gewoon schrappen uit de verordening dus. Blz. 12 art. 5 Kwaliteitseisen Hier zou ik iets aan willen toevoegen (zoals ook in het beleidsplan staat) over arbeidsvoorwaardenen omstandigheden. Concreet denk ik dan aan: geen alfahulpen of regeling dienst aan huis, maar altijd rechten conform Cao en minimaal beloning FWG 15, geen 0-uren of min/maxcontracten, geen gebroken diensten. Dit komt overeen met de voornemens van de regering om de doorgeschoten flexibilisering aan te pakken (sociaal akkoord), het gaat uit van het principe dat met publiek geld geen foute constructies gefinancierd zouden moeten worden en het is goed voor de kwaliteit van zorg. Dit geldt ook voor het stukje over het PGB. art. 7.3 Betrekken van ingezetenen Hier worden cliënten en familie expliciet genoemd als groepen ingezetenen die betrokken moeten worden. Ik zou daaraan toevoegen: directe zorgverleners (dus niet hun directeur) of anders werknemersorganisaties (vakbonden). Hun kennis en ervaringen zijn van onschatbare waarde bij het vormgeven van het beleid. Juist ook omdat vroegsignalering zo belangrijk is in het beleid van onze gemeente. Op blz. 20 van de verordening staat dat de gemeente nadere regels kan stellen, dus daar zouden deze zaken ook terug kunnen komen.
Tot slot zou ik nog een keer goed doorlezen in hoeverre het geld echt geoormerkt is. Dus Wmo-geld naar de Wmo-pot en wat overblijft naar een Wmo-reserve, tenzij de Raad daar dan anders over beslist. Misschien wordt dat al geregeld in de verordening en het beleidsplan, maar je kunt nooit voorzichtig genoeg zijn. Ik hoop dat je hier iets mee kunt! Nogmaals, ik heb de stukken maar vluchtig doorgelezen, dus het kan zijn dat ik dingen heb gemist. Groeten, Sjoerd
Raadsvergadering, 18 november 2014
Voorstel aan de Raad
Nr.: Agendapunt:
Voorbespreking
Datum:
14 oktober 2014
Onderwerp: Verordening Jeugdhulp 2015 gemeente Wijk bij Duurstede Onderdeel raadsprogramma: 6 Zorg, welzijn en onderwijs Portefeuillehouder: Wil Kosterman Voorgesteld besluit De ‘Verordening Jeugdhulp 2015 gemeente Wijk bij Duurstede’. Korte samenvatting De Jeugdwet treedt op 1 januari 2015 in werking. Deze wet maakt gemeenten bestuurlijk en financieel verantwoordelijk voor alle jeugdhulp, de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering. De transformatie van de jeugdzorg gaat gepaard met een efficiencykorting. Gemeenten moeten dus kostenefficiënter werken dan gebeurt in de huidige jeugdzorg. Via de transitie zal de jeugdzorg effectiever en efficiënter moeten worden, zodat er gaandeweg een transformatie plaatsvindt in het hele stelsel van voorzieningen en zorgtrajecten. Het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMHK) zal voortaan vallen onder de Wet Maatschappelijke Ondersteuning 2015. Aanleiding In februari 2014 is de Jeugdwet aangenomen. Met ingang van 1 januari 2015 is deze van kracht. De verordening jeugdhulp geeft uitvoering aan de Jeugdwet. Deze wet maakt onderdeel uit van de bestuurlijke en financiële decentralisatie naar de gemeenten van de provinciale jeugdzorg, de jeugd-ggz, de zorg voor verstandelijk beperkte jongeren (KmB) en de begeleiding en persoonlijke verzorging van jeugdigen. De definitieve verordening jeugdhulp dient uiterlijk in november te worden vastgesteld door de gemeenteraad. Financiën Volgens de gegevens van de Rijksoverheid in de meicirculaire 2014 krijgen we als gemeente Wijk bij Duurstede voor de uitvoering van de jeugdzorg in totaal € 5.507.921,-. Regionaal gaat het om een budget ter hoogte van € 43.338.946,-. In principe is het de bedoeling dat uitgaven binnen het macrobudget van € 5,5 mln blijven. Het betreft een open-einde-regeling. Er worden diverse maatregelen getroffen om zoveel mogelijk binnen het budget te blijven: - het goed organiseren van de toegang naar zorg;
-
het goed monitoren; goede afspraken maken over risicodeling met de omliggende gemeenten in Zuidoost Utrecht.
Specifiek (beoogd doel) Vaststelling van de verordening jeugdhulp 2015 maakt het mogelijk om het uitgangpunt van 1 gezin, 1 plan, 1 regisseur in de praktijk te realiseren, waardoor hulpvragen meer integraal, sneller en dichtbij de inwoners kunnen worden opgelost. Meetbaar De ‘Verordening Jeugdhulp 2015 gemeente Wijk bij Duurstede’ (bijlage 1, verordening) vaststellen waardoor de rechten en plichten binnen de gemeente Wijk bij Duurstede geregeld zijn als het gaat om de preventie, ondersteuning, hulp en zorg aan jeugdigen en ouders bij opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen. Concreet gaat het dan over de voorwaarden die gelden voor het toegewezen krijgen van voorzieningen en ondersteuning. Acceptabel Overwegingen die leiden tot het besluit De verordening jeugdhulp geeft uitvoering aan de Jeugdwet. Deze wet maakt onderdeel uit van de bestuurlijke en financiële decentralisatie naar de gemeenten van de provinciale jeugdzorg, de jeugd-ggz, de zorg voor verstandelijk beperkte jongeren (KmB) en de begeleiding en persoonlijke verzorging van jeugdigen. De verordening beoogt zorg dichter bij, efficiënter en goedkoper bij de jeugdige cliënt te realiseren. Draagvlak Om gemeenten te ondersteunen bij het opstellen van de verordening heeft VNG een modelverordening gemaakt. Landelijke cliëntorganisaties zijn betrokken geweest bij het opstellen hiervan. Conform gezamenlijke afspraak van de 5 gemeenten in de regio Zuidoost Utrecht is de modelverordening van de VNG als basis genomen voor het opstellen van de Wijkse verordening. Gezien de korte voorbereidingstijd bij het opstellen van de verordening is directe betrokkenheid van inwoners en belanghebbenden in de Wijk bij Duurstede niet mogelijk geweest. Wel hebben inwoners en belanghebbenden de gelegenheid gehad om input te leveren gedurende de inspraakperiode (19 aug – 1 okt). Op de ter inzage legging zijn door inwoners geen reacties ingediend. Op 16 september 2014 is de verordening met de gemeenteraad besproken. Door de SP-fractie zijn een aantal opmerkingen (2 oktober 2014) gemaakt die waar mogelijk in het nu voorliggende stuk zijn verwerkt (zie bijlage). Realistisch Kanttekeningen bij het voorgestelde besluit Het is mogelijk om de financiën die op dit moment geraamd zijn in de meerjarenbegroting, voor het uitvoeren van het gemeentelijk jeugdhulp, in de meerjarenbegroting 2015-2018 naar boven of naar beneden bij te stellen. Dit heeft geen gevolgen voor de verordening, maar wel voor de nadere regels die het college uiterlijk in december 2014 zal vaststellen.
Alternatieven Niet van toepassing Tijdgebonden De verordening treedt per 1 januari 2015 in werking. Aanpak/uitvoering Na vaststelling van de verordening: - De verordening ter ondertekening aanbieden aan de raad; - Het raadsbesluit bekend maken via publicatie op de gemeentepagina en de gemeentelijke website; - De verordening aanmelden bij de Centrale Voorziening Decentrale Regelgeving ten behoeve van plaatsing op www.overheid.nl. Communicatie Na besluitvorming worden de inwoners van de gemeente Wijk bij Duurstede geïnformeerd over de verordening Jeugdhulp. Dit zal onder andere gebeuren via de website en de gemeentepagina van de gemeente. Financiën Dit voorstel heeft geen directe gevolgen voor de gemeentebegroting. Bijlagen 1. Raadsbesluit Verordening Jeugdhulp 2015 gemeente Wijk bij Duurstede 2. Verordening Jeugdhulp 2015 gemeente Wijk bij Duurstede (Raadsbesluit) 3. Beantwoording SP vragen
Burgemeester en wethouders van Wijk bij Duurstede,
Wilma van de Werken secretaris
Tjapko Poppens burgemeester
Raadsbesluit
De raad van de gemeente Wijk bij Duurstede; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 14 oktober 2014, nr.
gelet op de nieuwe Jeugdwet per 1 januari 2015 en de verordening jeugdhulp gemeente Wijk bij Duurstede
besluit: De ‘Verordening Jeugdhulp 2015 gemeente Wijk bij Duurstede’ vast te stellen met de bepaling dat deze per 1 januari 2015 in werking treedt.
VERORDENING JEUGDHULP VAN DE GEMEENTE WIJK BIJ DUURSTEDE 2015
INHOUD Inleiding Algemene bepalingen Artikel 1. Begripsbepalingen Toeleiding naar de jeugdhulp Artikel 2. Vormen van jeugdhulp Artikel 3. Toegang jeugdhulp via de huisarts, medisch specialist of jeugdarts Artikel 4. Toegang jeugdhulp via de gemeente, melding hulpvraag Artikel 5. Inhoud beschikking Afweging en voorwaarden individuele voorzieningen Artikel 6. Regels voor pgb Artikel 7. Nieuwe feiten en omstandigheden herziening, intrekking of terugvordering Overige bepalingen Artikel 8. Verhouding prijs kwaliteit aanbieders jeugdhulp en uitvoerders kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering Artikel 9. Vertrouwenspersoon Artikel 10. Klachtregeling Artikel 11. Inspraak en medezeggenschap Artikel 12. Hardheidsclausule Artikel 13. Verwerken van persoonsgegevens Artikel 14. Evaluatie Artikel 15. Inwerkingtreding en citeertitel Toelichting Algemeen Toeleiding naar de jeugdhulp Artikelsgewijze toelichting
INLEIDING De raad van de gemeente Wijk bij Duurstede; gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 7 oktober 2014 gelet op de artikelen 2.9, 2.10, 2.12 en 8.1.1, vierde lid, van de Jeugdwet; - overwegende dat de Jeugdwet de verantwoordelijkheid voor het organiseren van goede en toegankelijke jeugdhulp bij de gemeente heeft belegd, waarbij het uitgangspunt is dat de verantwoordelijkheid voor het gezond en veilig opgroeien van jeugdigen allereerst bij de ouders en de jeugdige zelf ligt; - en dat het noodzakelijk is om regels vast te stellen over de door het college te verlenen individuele voorzieningen en overige voorzieningen, met betrekking tot de voorwaarden voor toekenning en de wijze van beoordeling van, en de
-
afwegingsfactoren bij een individuele voorziening, over de wijze waarop de toegang tot en de toekenning van een individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen, de wijze waarop de hoogte van een persoonsgebonden budget wordt vastgesteld, voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een individuele voorziening of een persoonsgebonden budget alsmede misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet, en regels ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van jeugdhulp of de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit daarvan; overwegende dat het voorts wenselijk is te bepalen onder welke voorwaarden degene aan wie een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, de jeugdhulp kan betrekken van een persoon die behoort tot diens sociale netwerk;
ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1. Begripsbepalingen In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: -
-
-
-
andere voorziening: voorziening anders dan in het kader van de Jeugdwet, op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen; hulpvraag: behoefte van een jeugdige of zijn ouders aan jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de wet; individuele voorziening: op de jeugdige of zijn ouders toegesneden voorziening als bedoeld in artikel 2, tweede lid; overige voorziening (ook wel individuele voorziening genoemd): overige voorziening als bedoeld in artikel 2, eerste lid; pgb: persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de wet, zijnde een door het college verstrekt budget aan een jeugdige of zijn ouders, dat hen in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort van derden te betrekken; wet: Jeugdwet; vrij-toegankelijke voorziening (ook wel overige voorziening genoemd): hier kunnen de jeugdige en zijn ouders gebruik van maken zonder dat zij daarvoor een verwijzing of een besluit van de gemeente nodig hebben; niet vrij-toegankelijke voorziening (ook wel individuele voorziening genoemd): een voorziening waarvoor een verwijzing of een besluit van de gemeente nodig is.
TOELEIDING NAAR DE JEUGDHULP Artikel 2. Vormen van jeugdhulp 1. Overige voorzieningen zijn beschikbaar in de vorm van lichte ondersteuning. 2. Individuele voorzieningen zijn beschikbaar in de vorm van intensieve, specialistische en/of niet vrij toegankelijk ondersteuning. 3. Het college stelt bij nadere regeling vast welke overige en individuele voorzieningen op basis van het eerste en tweede lid beschikbaar zijn. Artikel 3 Toegang jeugdhulp via de huisarts, medisch specialist of jeugdarts 1. Het college draagt zorg voor de inzet van (vrij en niet-vrij toegankelijke) jeugdhulp na een verwijzing door de huisarts, medisch specialist en jeugdarts naar een jeugdhulpaanbieder, als en voor zover genoemde jeugdhulpaanbieder van oordeel is dat inzet van jeugdhulp nodig is. 2. Als de jeugdige of zijn ouders hierom verzoeken, legt het college de te verlenen individuele voorziening, dan wel het afwijzen daarvan, vast in een beschikking als bedoeld in artikel 5. Artikel 4. Toegang jeugdhulp via de gemeente Het college stelt bij nadere regeling regels met betrekking tot de voorwaarden voor toekenning en de wijze van beoordeling van, en de afwegingsfactoren bij een individuele voorziening. Het college geeft daarbij aan op welke wijze hij jeugdigen en ouders informeert over de mogelijkheid en het belang om in bepaalde gevallen een beroep op jeugdhulp te doen Artikel 5. Inhoud beschikking 1. In de beschikking tot verstrekking van een individuele voorziening wordt in ieder geval aangegeven of de voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt en wordt tevens aangegeven hoe bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt. 2. Bij het verstrekken van een voorziening in natura wordt in de beschikking tevens in ieder geval vastgelegd: a. welke de te verstrekken voorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is; b. wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking is; c. hoe de voorziening wordt verstrekt, en d. indien van toepassing welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn. 3. Bij het verstrekken van een voorziening in de vorm van een pgb wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd: a. voor welk resultaat het pgb kan worden aangewend; b. welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb; c. wat de hoogte van het pgb is en hoe deze is berekend; d. wat de duur is van de verstrekking waarvoor het pgb is bedoeld, en e. de wijze van verantwoording van de besteding van het pgb. 4. Als sprake is van een te betalen ouderbijdrage worden de jeugdige of zijn ouders daarover in de beschikking geïnformeerd. AFWEGING EN VOORWAARDEN INDIVIDUELE VOORZIENINGEN Artikel 6. Regels voor pgb 1. Het college verstrekt een pgb in overeenstemming met artikel 8.1.1 van de wet. 2. De hoogte van een pgb wordt bepaald aan de hand van en tot het maximum van de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate individuele voorziening in natura. 3. Het college kan nadere regels stellen over de wijze waarop de hoogte van een pgb wordt vastgesteld.
Artikel 7. Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering 1. Onverminderd artikel 8.1.2 van de wet doen een jeugdige of zijn ouders op verzoek of onverwijld uit eigen beweging aan het college mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hun redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing aangaande een individuele voorziening. 2. Onverminderd artikel 8.1.4 van de wet kan het college een beslissing aangaande een individuele voorziening herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat: a. de jeugdige of zijn ouders onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid; b. de jeugdige of zijn ouders niet langer op de individuele voorziening of op het pgb zijn aangewezen; c. de individuele voorziening of het pgb niet meer toereikend is te achten; d. de jeugdige of zijn ouders niet voldoen aan de voorwaarden van de individuele voorziening of het pgb, of e. de jeugdige of zijn ouders de individuele voorziening of het pgb niet of voor een ander doel gebruiken dan waarvoor het is bestemd. 3. Als het college een beslissing op grond van het tweede lid, onder a, heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het college van degene die opzettelijk onjuiste of onvolledige gegevens heeft verschaft geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten individuele voorziening of het ten onrechte genoten pgb. 4. Een beslissing tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het pgb binnen zes maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden. 5. Het college onderzoekt uit het oogpunt van kwaliteit van de geleverde zorg, al dan niet steekproefsgewijs, de bestedingen van pgb’s. Artikel 8. Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp en uitvoerders kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, rekening met: a. de aard en omvang van de te verrichten taken; b. de voor de sector toepasselijke CAO-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie; c. een redelijke toeslag voor overheadkosten; d. een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg; e. kosten voor bijscholing van het personeel. Artikel 9. Vertrouwenspersoon 1. Het college zorgt ervoor dat jeugdigen, ouders en pleegouders een beroep kunnen doen op een onafhankelijke vertrouwenspersoon 2. Het college wijst jeugdigen en ouders erop dat zij zich desgewenst kunnen laten bijstaan door een onafhankelijke vertrouwenspersoon. Artikel 10. Klachtregeling Het college stelt een regeling vast voor de afhandeling van klachten van jeugdigen en ouders die betrekking hebben de wijze van afhandeling van meldingen en aanvragen als bedoeld in deze verordening.
Artikel 11. Inspraak en medezeggenschap 1. Het college betrekt de ingezetenen van de gemeente bij de voorbereiding van het beleid betreffende jeugdhulp overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend. 2. Het college stelt cliënten en vertegenwoordigers van cliëntgroepen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende jeugdhulp te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende jeugdhulp, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen. 3. Het college zorgt ervoor dat ingezetenen kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning. 4. Het college stelt nadere regels vast ter uitvoering van het tweede en derde lid. Artikel 12. Hardheidsclausule Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen van deze verordening indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt. Artikel 13. Het verwerken van persoonsgegevens Het college stelt een protocol vast over de verwerking van persoonsgegevens. Artikel 14. Evaluatie Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt jaarlijks geëvalueerd. Het college zendt hiertoe jaarlijks na de inwerkingtreding van de verordening aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de verordening in de praktijk. Artikel 15. Inwerkingtreding en citeertitel 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015. 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening jeugdhulp gemeente Wijk bij Duurstede 2015.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van dinsdag 18 november 2014 De raad voornoemd,
griffier,
voorzitter,
Toelichting
Algemeen Deze verordening geeft uitvoering aan de Jeugdwet. Deze wet maakt onderdeel uit van de bestuurlijke en financiële decentralisatie naar gemeenten van de jeugdzorg, de jeugd-ggz, de zorg voor verstandelijk beperkte jeugdigen en de begeleiding en persoonlijke verzorging van jeugdigen. Daarnaast wordt met deze wet een omslag gemaakt van een stelsel gebaseerd op een wettelijk recht op zorg (aanspraak) naar een stelsel op basis van een voorzieningenplicht voor gemeenten (voorziening), op een wijze zoals eerder is gebeurd met de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Het wettelijke recht op jeugdzorg en individuele aanspraken op jeugdzorg worden hierbij vervangen door een voorzieningenplicht waarvan de aard en omvang in beginsel door de gemeente worden bepaald (maatwerk). Het doel van het jeugdzorgstelsel blijft echter onverminderd overeind: jeugdigen en ouders krijgen waar nodig tijdig bij hun situatie passende hulp, met als beoogd doel ervoor te zorgen de eigen kracht van de jongere en het zorgend en probleemoplossend vermogen van het gezin te versterken. De Jeugdwet schrijft in de artikelen 2.9, 2.10 en 2.12 voor dat de gemeenteraad per verordening in ieder geval regels opstelt: • over de door het college te verlenen individuele voorzieningen en overige (jeugdhulp)voorzieningen; • met betrekking tot de voorwaarden voor toekenning, de wijze van beoordeling van en de afwegingsfactoren bij een individuele voorziening; • over de wijze waarop de toegang tot en de toekenning van een individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, werk en inkomen; • over de wijze waarop de hoogte van een persoonsgebonden budget wordt vastgesteld; • voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een individuele voorziening of persoonsgebonden budget, alsmede van misbruik of oneigenlijke gebruik van de Jeugdwet; • over de wijze waarop ingezetenen worden betrokken bij de uitvoering van de Jeugdwet, en • ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit van jeugdhulp, kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, waar het college ten aanzien daarvan de uitvoering van de Jeugdwet door derden laat verrichten. Hierbij dient rekening gehouden te worden met de deskundigheid van de beroepskrachten en de toepasselijke arbeidsvoorwaarden. Artikel 2.9 van de Jeugdwet biedt verder ruimte om met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Jeugdwet andere regels te stellen. Deze verordening maakt hier spaarzaam gebruik van; om een meer compleet beeld te geven van de rechten en plichten van burgers en de gemeente. Daarnaast kan op grond van artikel 8.1.1, vierde lid, bij verordening bepaald worden onder welke voorwaarden de persoon aan wie een persoonsgebonden budget wordt verstekt, de jeugdhulp kan betrekken van een persoon die behoort tot zijn sociale netwerk. Deze verordening kan niet los worden gezien van het beleidsplan, dat de raad op grond van artikel 2.2 van de Jeugdwet eveneens dient vast te stellen. In dit beleidsplan wordt het door het gemeentebestuur te voeren beleid vastgelegd met betrekking tot preventie en jeugdhulp, de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering.
Toeleiding naar de jeugdhulp De toeleiding naar de jeugdhulp kan op verschillende manieren plaatsvinden. Vrij toegankelijk In de verordening is onderscheid gemaakt tussen overige (vrij-toegankelijke) en individuele (niet vrij-toegankelijke) voorzieningen op het gebied van jeugdhulp (zie artikel 2, eerste, respectievelijk tweede lid). Voor een deel van de hulpvragen zal volstaan kunnen worden met een vrij-toegankelijke voorziening. Hier kunnen de jeugdige en zijn ouders gebruik van maken zonder dat zij daarvoor een verwijzing of een besluit van de gemeente nodig hebben. De jeugdige en zijn ouders kunnen zich voor deze jeugdhulp dus rechtstreeks tot de jeugdhulpaanbieder wenden. Toegang jeugdhulp via de gemeente Ook kan een hulpvraag van een jeugdige of zijn ouder binnenkomen bij de gemeente. De beslissing door de gemeente welke zorg een jeugdige of zijn ouder precies nodig heeft, komt vervolgens tot stand in overleg met die jeugdige en zijn ouders. In een gesprek tussen een door de gemeente ingezette deskundige en de jeugdige en zijn ouders zal gekeken worden wat de jeugdige en zijn ouders eventueel zelf of met behulp van hun netwerk kunnen doen aan het probleem. Als aanvullend daarop een voorziening op het gebied van jeugdhulp nodig is, dan zal eerst gekeken worden of dit een vrij-toegankelijke voorziening is of een niet vrijtoegankelijke voorziening. Is het laatste het geval dan neemt deze deskundige, namens het college, een besluit en verwijst hij de jeugdige door naar de jeugdhulpaanbieder die volgens de deskundige de aangewezene is om de betreffende problematiek aan te pakken. Toegang via de huisarts, de jeugdarts en de medisch specialist De Jeugdwet regelt daarnaast dat de jeugdhulp toegankelijk is na een verwijzing door de huisarts, de jeugdarts en de medisch specialist. Na een dergelijke verwijzing staat echter nog niet vast welke specifieke behandelvorm van jeugdhulp (dus bijvoorbeeld welke therapie) een jeugdige of zijn ouder precies nodig heeft. Een jeugdige kan op dat moment terecht bij de jeugdhulpaanbieders die de gemeente heeft ingekocht. In de praktijk zal het de jeugdhulpaanbieder zelf zijn die op basis van zijn professionele autonomie na de verwijzing beoordeelt welke voorziening precies nodig is (de behandelvorm), hoe vaak iemand moet komen (de omvang) en hoe lang (de duur). Bij deze beoordeling dient de jeugdhulpaanbieder zich te houden aan de afspraken die hij daarover met de gemeente heeft gemaakt in het kader van de contract- of subsidierelatie. Deze afspraken zien op hoe de gemeente haar regierol kan waarmaken en op de omvang van het pakket. Deze afspraken zullen verder ook ingaan op hoe de artsen en de gemeentelijke toegang goed van elkaar op de hoogte zijn van de doorverwijzing of behandeling van een kind, zodat de integrale benadering rond het kind en het principe van 1 gezin – 1 regisseur – 1 plan, met name bij multiproblematiek, kan worden geborgd en er geen nieuwe ‘verkokering’ zal plaatsvinden, waarbij professionals niet goed van elkaar weten dat zij bij het gezin betrokken zijn. Daarnaast zal de jeugdhulpaanbieder rekening moeten houden met de regels die de gemeente bij verordening heeft gesteld. Deze verordening regelt welk aanbod van de gemeente alleen via verwijzing of met een besluit van de gemeente toegankelijk is (zie artikel 2). Omdat de gemeente verder geen nadrukkelijke rol speelt in bij de toegang via de huisarts, de jeugdarts en de medisch specialist, regelt deze slechts een enkel aspect met betrekking tot het proces (zie artikel 3). Artikel 9 en verder zijn wel van overeenkomstige toepassing.
Toegang via de gecertificeerde instelling, de kinderrechter, het openbaar ministerie en de directeur of de selectiefunctionaris van de justitiële jeugdinrichting Een andere ingang tot de jeugdhulp is via de gecertificeerde instelling, de kinderrechter (via een kinderbeschermingsmaatregel of een maatregel tot jeugdreclassering), het openbaar ministerie en de directeur of de selectiefunctionaris van de justitiële jeugdinrichting. De gecertificeerde instelling is verplicht om bij de bepaling van de in te zetten jeugdhulp in het kader van een door de rechter opgelegde kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering te overleggen met de gemeente. Uiteraard kan bij dit overleg een kostenafweging plaatsvinden. De gemeente is op haar beurt vervolgens gehouden de jeugdhulp in te zetten die deze partijen nodig achten ter uitvoering van de kinderbeschermingsmaatregel of de jeugdreclassering. Deze leveringsplicht van de gemeente vloeit voort uit het feit dat uitspraken van rechters te allen tijde moeten worden uitgevoerd om rechtsgelijkheid en rechtszekerheid te kunnen garanderen. Ook hier geldt dat de gecertificeerde instelling in beginsel gebonden is aan de jeugdhulp die de gemeente heeft ingekocht. Als de kinderrechter een ondertoezichtstelling of gezagsbeëindiging uitspreekt, wijst hij gelijktijdig in de beschikking de gecertificeerde instelling aan die de maatregel gaat uitvoeren. Dit kan de rechter juist omdat de raad voor de kinderbescherming in zijn verzoekschrift een concreet advies geeft over welke gecertificeerde instelling de maatregel zou moeten uitvoeren. De raad voor de kinderbescherming neemt een gecertificeerde instelling in zijn verzoekschrift op die na overleg met de gemeente en gezien de concrete omstandigheden van het geval hiervoor het meest geschikt lijkt. De raad voor de kinderbescherming is verplicht om hierover met de gemeente te overleggen. Deze toegang wordt al in de Jeugdwet zelf geregeld en komt verder dus niet terug in deze verordening. Toegang via de advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling (AMHK) Ten slotte vormt ook het AMHK een toegang tot onder andere jeugdhulp. Het AMHK geeft advies over vermoedens en gevallen van huiselijk geweld en kindermishandeling, onderzoekt indien nodig op basis van een melding of er sprake is van kindermishandeling, motiveert zo nodig ouders tot accepteren van jeugdhulp en legt daartoe contacten met de hulpverlening. Deze toegang wordt al in de Jeugdwet zelf geregeld en komt verder dus niet terug in deze verordening. Artikelsgewijs Artikel 1. Begripsbepalingen Onder het begrip ‘andere voorziening’ wordt in deze verordening verstaan een voorziening die niet op grond van de Jeugdwet wordt getroffen, maar in het kader van maatschappelijke ondersteuning, onderwijs, werk en inkomen of zorg. Zie ook artikel 2.9, onder b, van de wet. De individuele voorzieningen en overige voorzieningen zijn opgenomen in artikel 2. Hoe individuele voorzieningen verkregen kunnen worden, is nader geregeld in artikel 3 [e.v.]. De definitie van ‘pgb’ is opgenomen omdat de afkorting pgb in het spraakgebruik inmiddels meer is ingeburgerd dan voluit ‘persoonsgebonden budget’. Het aantal definities van artikel 1 is beperkt aangezien de wet al een flink aantal definities kent die ook bindend zijn voor deze verordening. Deze wettelijke definities zijn dan ook niet nogmaals opgenomen in de verordening. Het betreft onder meer definities van centrale begrippen als ‘jeugdhulp’, ‘jeugdige’ en ‘ouder’. In de verordening gebruiken we de begrippen jeugdige en ouder overeenkomstig de Jeugdwet. Indien mogelijk aangeduid algemeen als ‘jeugdigen en ouders’ en specifiek veelal als ‘de jeugdige of zijn ouders’. Gebruik van ‘of’ impliceert ook de betekenis ‘en’. Met de aanduiding ‘de jeugdige of zijn
ouders’ bedoelen we dus: de jeugdige (van bijvoorbeeld 16 jaar of ouder) zelfstandig, de jeugdige met een of beide ouders (in de definitie van artikel 1 van de wet: de gezaghebbend ouder, adoptiefouder, stiefouder of een ander die een jeugdige als behorend tot zijn gezin verzorgt en opvoedt, niet zijnde een pleegouder) (bij een jeugdige tussen de 12 en de 16 jaar), of de ouders namens de jeugdige (bij een jeugdige jonger dan 12 jaar). In artikel 1.1 van de wet is jeugdhulp als volgt gedefinieerd: 1°. ondersteuning van en hulp en zorg, niet zijnde preventie, aan jeugdigen en hun ouders bij het verminderen, stabiliseren, behandelen en opheffen van of omgaan met de gevolgen van psychische problemen en stoornissen, psychosociale problemen, gedragsproblemen of een verstandelijke beperking van de jeugdige, opvoedingsproblemen van de ouders of adoptiegerelateerde problemen; 2°. het bevorderen van de deelname aan het maatschappelijk verkeer en van het zelfstandig functioneren van jeugdigen met een somatische, verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem en die de leeftijd van achttien jaar nog niet hebben bereikt, en 3°. het ondersteunen bij of het overnemen van activiteiten op het gebied van de persoonlijke verzorging gericht op het opheffen van een tekort aan zelfredzaamheid bij jeugdigen met een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking of een somatische of psychiatrische aandoening of beperking, die de leeftijd van achttien jaar nog niet hebben bereikt, met dien verstande dat de leeftijdgrens van achttien jaar niet geldt voor jeugdhulp in het kader van jeugdstrafrecht. Ook de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kent een aantal definitiebepalingen die voor deze verordening van belang zijn, zoals: ‘aanvraag’ (artikel 1:3, derde lid, van de Awb) en ‘beschikking’ (artikel 1:2 van de Awb). Artikel 2. Vormen van jeugdhulp Dit artikel geeft een nadere uitwerking van de verplichte delegatiebepaling van artikel 2.9, onder a, van de wet, waarin is bepaald dat de gemeente bij verordening regels stelt over de door het college te verlenen individuele voorzieningen en overige (jeugdhulp)voorzieningen. Uit de memorie van toelichting op de wet (Kamerstukken II 2012/13, 33 684, nr. 3) komt naar voren dat de burger recht heeft op een duidelijk beeld van het aanbod van voorzieningen binnen de gemeente. Het begrip 'voorziening' is een lastig te vatten begrip. De wetgever waagt zich dan ook niet aan een definitie, maar geeft wel in de memorie van toelichting aan dat de door de gemeente te treffen voorziening zowel een algemene, vrij toegankelijke voorziening kan zijn als een individuele voorziening. Een individuele voorziening zal vaak betrekking hebben op meer gespecialiseerde zorg. De gemeente bepaalt zelf welke hulp vrij toegankelijk is en welke niet. Voor de niet vrij toegankelijke vormen van ondersteuning zal door de gemeente (artikel 4 [tot en met 8]) of door de huisarts, medisch specialist of jeugdarts en de jeugdhulpaanbieder (artikel 3) eerst beoordeeld moeten worden of de jeugdige of zijn ouders deze ondersteuning daadwerkelijk nodig hebben. Voorzieningen in de zin van de Jeugdwet zijn gerelateerd aan de drieledige wettelijke definitie van jeugdhulp (zie de toelichting op artikel 1). Een voorziening kan derhalve een breed spectrum van verschillende soorten ondersteuning, hulp en zorg omvatten. Een beschrijving is gewenst omdat de wetgever gemeenten opdraagt ervoor te zorgen dat de burger zich een beeld kan vormen van de voorzieningen in het kader van jeugdhulp.
Artikel 3 Toegang jeugdhulp via de huisarts, medisch specialist of jeugdarts In artikel 2.6, eerste lid, onderdeel g, van de Jeugdwet is geregeld dat, naast de gemeentelijk georganiseerde toegang tot jeugdhulp, ook de directe verwijzingsmogelijkheid door de huisarts, medisch specialist en jeugdarts naar de jeugdhulp blijft bestaan. Dit laatste geldt zowel voor de vrij-toegankelijke (overige) voorzieningen als de niet vrij-toegankelijke (individuele) voorzieningen. Met een dergelijke verwijzing kan de jeugdige rechtstreeks aankloppen bij de jeugdhulpaanbieder. In de praktijk zal het de jeugdhulpaanbieder (bijvoorbeeld de jeugdpsychiater, de gezinswerker of orthopedagoog) zijn die na de verwijzing (stap 1) beoordeelt welke jeugdhulp precies nodig is. Deze bepaalt in overleg met de jeugdige of ouder daadwerkelijk de concrete inhoud, vorm, omvang en duur van de benodigde jeugdhulp. Deze aanbieder stelt dus feitelijk vast wat naar zijn oordeel de inhoud van de benodigde voorziening dient te zijn en hij zal zijn oordeel mede baseren op de protocollen en richtlijnen die voor een professional de basis van zijn handelen vormen (stap 2). Zie ook de algemene toelichting. Het college legt de te verlenen individuele voorziening, dan wel het afwijzen daarvan, in alle gevallen vast in een beschikking aan de jeugdige of zijn ouders. Artikel 4. Toegang jeugdhulp via de gemeente Deze bepaling regelt de toegang van jeugdhulp via de gemeente en is opgenomen om een zorgvuldige procedure te waarborgen. Dit alles ter uitvoering van artikel 2.9, onder a, van de wet waarin is bepaald dat de gemeente bij verordening in ieder geval regels stelt over de door het college te verlenen individuele voorzieningen en overige voorzieningen, met betrekking tot de voorwaarden voor toekenning en de wijze van beoordeling van, en de afwegingsfactoren bij een individuele voorziening. Artikel 5. Inhoud beschikking Indien de jeugdige of zijn ouders een formele aanvraag bij het college indienen (artikel 8) of er overeenkomstig artikel 3, tweede lid, een beschikking afgegeven wordt, dient het college een schriftelijke beschikking op te stellen, waartegen zij bezwaar en beroep op grond van de Awb kunnen indienen. Uitgangspunt van de wet is dat de jeugdige of zijn ouders een voorziening in ‘natura’ krijgen. Indien gewenst door de jeugdige of zijn ouders bestaat echter de mogelijkheid van het toekennen van een pgb. Het eerste lid bevestigt de regeling van deze onderwerpen in de Jeugdwet en de Awb en is hier opgenomen in het belang van burgers om hen in de verordening een zo compleet mogelijk beeld te geven van hun rechten en plichten. De mogelijkheid om bezwaar in te dienen tegen de beschikking en ook de daarop volgende mogelijkheid van beroep bij de rechter is geregeld in de Awb en geldt in beginsel voor alle beschikkingen. Indien een jeugdige of zijn ouders in bezwaar en beroep willen gaan, hebben zij op grond van de Awb het recht op het indienen van een aanvraag, waarmee een voor bezwaar en beroep vatbaar besluit kan worden uitgelokt. Ook de weigering, of het te lang uitblijven van een beschikking, geeft de burger op grond van de Awb de ingang van bezwaar en beroep. In de beschikking wordt alleen ter informatie opgenomen dat een ouderbijdrage is verschuldigd (vierde lid). De vaststelling en inning geschiedt door het bestuursorgaan dat namens de gemeente met de inning is belast. Artikel 6. Regels pgb Bij nota van wijziging (Kamerstukken II 2013/14 33 684, nr. 11, artikel MM) is de regeling in artikel 8.1.1 van de wet voor het pgb aangepast (“gestandaardiseerd”) aan de verwante regelgeving met betrekking tot de maatschappelijke ondersteuning (Wmo 2015), In deze
regeling stond dat een pgb slechts wordt verstrekt indien aan de in het derde lid gestelde voorwaarden is voldaan. Bij amendement Bergkamp/Voortman (Kamerstukken II 2013/14 33 684, nr. 109) is het woord ‘slechts’ geschrapt omdat dit een onnodige en overbodige inperking van het recht op een pgb leek te suggereren. Bij amendement Bisschop en Voortman (Kamerstukken II 2013/14 33 684, nr. 100) is het vijfde lid zo aangepast dat duidelijk is geworden dat jeugdigen of hun ouders zelf kunnen bijbetalen wanneer het tarief van de door hen gewenste aanbieder duurder is dan de in de betreffende situatie goedkoopst adequate door het college te bieden individuele voorziening in natura. Het college kan het pgb slechts weigeren voor dat gedeelte dat duurder is dan deze door het college te bieden individuele voorziening in natura. In het eerste lid is een verwijzing opgenomen naar het centrale pgb-artikel (8.1.1) van de wet. Dit lid is opgenomen teneinde in de verordening een compleet beeld van rechten en plichten van de cliёnt te geven. In het eerste lid is verankerd dat het college op grond van artikel 8.1.1 van de wet een pgb kan verstrekken. Als aan alle wettelijke voorwaarden daartoe is voldaan, kan zelfs van een verplichting van het college worden gesproken (zie ook de tekst van artikel 8.1.1, eerste lid: “Indien de jeugdige of zijn ouders dit wensen …”). Voor gemeenten is ondermeer van belang dat een pgb slechts wordt verstrekt indien de jeugdige of zijn ouders gemotiveerd kunnen aantonen dat de individuele voorziening die door een aanbieder wordt geleverd, niet passend is (zie artikel 8.1.1, derde lid, onder b). Het tweede lid berust op artikel 2.9, onder c, van de wet. In deze wetsbepaling staat dat in de verordening in ieder geval wordt bepaald op welke wijze de hoogte van een pgb wordt vastgesteld. In artikel 8.1.1, vijfde lid, onderdeel a, van de wet is bepaald dat het college een pgb kan weigeren voor zover de kosten van het betrekken van de jeugdhulp van derden hoger zijn dan de kosten van de individuele voorziening. Zo wordt voorkomen dat inkoopvoordelen zouden wegvallen als te veel personen zelf ondersteuning willen inkopen met een pgb. Een pgb is gemiddeld genomen ook goedkoper dan zorg in natura omdat er minder overheadkosten hoeven te worden meegerekend. De maximale hoogte van een pgb is in de verordening begrensd op de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate door het college ingekochte individuele voorziening in natura. Artikel 7. Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering Deze bepaling is een uitwerking van de bij nota van wijziging ( Kamerstukken II 2013/14 33 684, nr. 11, artikel D) ingevoegde verplichte delegatiebepaling van artikel 2.9, onder d, van de wet, waarbij is bepaald dat de gemeente bij verordening regels stelt voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een individuele voorziening, alsmede van misbruik of oneigenlijk gebruik van de wet. Ook deze bepaling beoogt het standaardiseren met de regelgeving met betrekking tot de aan elkaar verwante beleidsterreinen van jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning. Zie ook de toelichting onder artikel 10. In de toelichting op de nota van wijziging is voorts vermeld dat het tot de gemeentelijke verantwoordelijkheid behoort misbruik van de geboden voorzieningen te voorkomen en, waar nodig, op te treden tegen onterecht gebruik van individuele voorzieningen of persoonsgebonden budgetten. Een zorgvuldig gebruik van collectieve middelen is wezenlijk voor het draagvlak daarvan. De artikelen 8.1.2 tot en met 8.1.4 (oorspronkelijk genummerd: 8.1.1a tot en met 8.1.1c) zijn eveneens bij nota van wijziging en ter standaardisering van de regelgeving aan het wetsvoorstel toegevoegd.
Het eerste lid berust mede op artikel 8.1.2, eerste lid, van de wet. Ook de overige onderdelen van artikel 8.1.2 en artikel 8.1.3 en 8.1.4 geven handen en voeten aan de bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik en zijn opgenomen in deze verordening. De wettekst van de artikelen 8.1.2 tot en met 8.1.4 is veelal beperkt tot de pgb. Waar mogelijk en zinvol, is dit ter uitwerking van de delegatiebepaling in artikel 2.9, onder d, van de wet, in de verordening uitgebreid tot de individuele voorziening in natura. Hiervoor kan ook steun gevonden worden in de tekst van de toelichting op artikel 8.1.2, waarbij is vermeld dat de in het eerste lid geregelde inlichtingenverplichting als uitgangspunt heeft dat van de jeugdige en zijn ouders aan wie een individuele voorziening of een daaraan gekoppeld pgb is verstrekt, verlangd kan worden dat ze voldoende gegevens en inlichtingen verstrekken om het college in staat te stellen te beoordelen of het beroep op die individuele voorziening of het daaraan gekoppelde pgb terecht is gedaan. Indien het de jeugdige of zijn ouders redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat er feiten en omstandigheden, of daarin opgetreden wijzigingen, zijn die van invloed kunnen zijn op de toekenning van de individuele voorziening of het daaraan gekoppelde pgb, dienen zij dit onverwijld aan het college te melden. Verstrekken zij niet onverwijld uit eigen beweging of op verzoek van het college alle gevraagde inlichtingen en bewijsstukken, dan heeft dat gevolgen voor de toekenning van de voorziening of het daaraan gekoppelde pgb. Het college kan niet alleen bij een aanvraag, maar ook in andere stadia concrete informatie en bewijsstukken van de belanghebbende vragen. Het tweede lid is geënt op artikel 8.1.4 van de wet. Ook hier is de tot de pgb beperkte reikwijdte van artikel 8.1.4 van de wet op grond van het bepaalde in artikel 2.9, onder d, van de wet uitgebreid tot de individuele voorziening in natura. Artikel 8. Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp en uitvoerders kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering Het college kan de uitvoering van de Jeugdwet, met uitzondering van de vaststelling van de rechten en plichten van de jeugdige of zijn ouders, door aanbieders laten verrichten (artikel 2.11, eerste lid, van de Jeugdwet). Met het oog op gevallen waarin dit ten aanzien van jeugdhulp, kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering gebeurt, moeten bij verordening regels worden gesteld ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van jeugdhulp of de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit daarvan (artikel 2.12 va de Jeugdwet). Daarbij dient in ieder rekening gehouden te worden met de deskundigheid van de beroepskrachten en de toepasselijke arbeidsvoorwaarden. Om te voorkomen dat er alleen gekeken wordt naar de laagste prijs voor de uitvoering worden in dit artikel een aantal andere aspecten genoemd waarmee het college bij het vaststellen van tarieven (naast de prijs) rekening dient te houden. Hiermee wordt bereikt dat er een beter beeld ontstaat van reële kostprijs voor de activiteiten die zij door aanbieders willen laten uitvoeren. Uitgangspunt is dat de aanbieder kundig personeel inzet tegen de arbeidsvoorwaarden die passen bij de vereiste vaardigheden. Hiervoor is ten minste een beeld nodig van de vereiste activiteiten en de arbeidsvoorwaarden die daarbij horen. Dit biedt een waarborg voor werknemers dat hun werkzaamheden aansluiten bij de daarvoor geldende arbeidsvoorwaarden. Artikel 9. Vertrouwenspersoon In artikel 2.6, eerste lid, onder f, van de wet is bepaald dat het college ervoor verantwoordelijk is dat jeugdigen, hun ouders of pleegouders een beroep kunnen doen op een vertrouwenspersoon. Met de vertrouwenspersoon wordt een functionaris bedoeld zoals deze nu al werkzaam is binnen de jeugdzorg. Onafhankelijkheid, beschikbaarheid en
toegankelijkheid zijn belangrijke factoren (wettelijke vereisten) voor een goede invulling van deze functie. De wet adresseert het college rechtstreeks en vraagt niet om hierover bij verordening een regeling op te stellen. De bepaling uit de wet is toch in de verordening opgenomen vanwege het in het belang om in de verordening een compleet overzicht van rechten en plichten van jeugdigen en ouders te geven. Bij algemene maatregel van bestuur (het Uitvoeringsbesluit Jeugdwet) zal een nadere uitwerking worden gegeven van de taken en bevoegdheden van de vertrouwenspersoon. Artikel 10. Klachtregeling Dit artikel regelt het gemeentelijke klachtrecht. De gemeente is al op grond van de Awb in het algemeen verplicht tot een behoorlijke behandeling van mondelinge en schriftelijke klachten over gedragingen van personen en bestuursorganen die onder haar verantwoordelijkheid werkzaam zijn. Gelet op het van toepassing zijnde hoofdstuk 9 van de Awb, waarin een uitvoerige regeling omtrent klachtbehandeling is gegeven, en ook het recht is neergelegd om na de afhandeling van de klacht de bevoegde ombudsman te verzoeken een onderzoek in te stellen, kan in deze verordening met een enkele bepaling worden volstaan. In de regel zal eerst de aanbieder worden aangesproken bij klachten over de wijze van behandeling. De klachtmogelijkheid tegenover de aanbieder is geregeld in artikel 4.2.1 e.v. van de wet. Pas wanneer dit klachtrecht niet bevredigend is, of niet logisch, bijvoorbeeld bij gedragingen van gemeenteambtenaren, dan komt de gemeentelijke klachtmogelijkheid in zicht. Artikel 11. Inspraak en medezeggenschap In dit artikel zijn bepalingen opgenomen over inspraak en medezeggenschap bij de gemeente. De mogelijkheid tot inspraak en medezeggenschap tegenover de aanbieder is al geregeld in artikel 4.2.4 e.v. van de wet. Regeling van de inspraak en medezeggenschap is verplicht op grond van artikel 2.10 van de wet in samenhang met artikel 2.1.3, derde lid, van de Wmo 2015. In artikel 2.10 (in de redactie van de Nota van wijziging op het wetsvoorstel Wmo 2015 van 12 maart 2014, kamerstukken II 22841, nr. 35) worden de artikelen 2.1.3, derde lid, en 2.5.1 (jaarlijks cliëntervaringsonderzoek) van de Wmo 2015 van overeenkomstige toepassing verklaard. Ingevolge artikel 2.1.3, derde lid, van de Wmo 2015 dient bij verordening te worden bepaald op welke wijze ingezetenen worden betrokken bij de uitvoering van deze wet. In het eerste lid is verwezen naar de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet vastgestelde inspraakverordening. Op deze manier wordt gewaarborgd dat eenzelfde inspraakprocedure geldt voor het jeugdhulpbeleid als op andere terreinen. De inspraak geldt voor alle ingezetenen. Dit is uitdrukkelijk de bedoeling van de wetgever, omdat iedereen op enig moment aangewezen kan raken op ondersteuning. Met het vierde lid wordt het aan het college overgelaten om de exacte invulling van de medezeggenschap vorm te geven. Artikel 12. Hardheidsclausule Dit artikel bepaalt dat het college in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager kan afwijken van de bepalingen van deze verordening, en dus niet van de in de wet zelf genoemde bepalingen. Zo nodig wordt hierbij advies ingewonnen. Dit afwijken kan alleen maar ten gunste, en nooit ten nadele van de betrokken persoon met beperkingen of de eigenaar van de woonruimte.
Het gebruik maken van de hardheidsclausule moet beschouwd worden als een uitzondering en niet als een regel. Het college moet in verband met precedentwerking dan ook duidelijk aangeven waarom in een bepaalde situatie van de verordening wordt afgeweken. Artikel 14. Evaluatie Deze evaluatie is niet hetzelfde als de evaluatie die op centraal niveau zal plaatsvinden, maar kan wel de daarin verzamelde gegevens benutten. Na aanvaarding van het amendement Bergkamp (Kamerstukken II 2013/14 33 684, nr. 30) is in artikel 12.2 van de wet opgenomen dat binnen drie jaar na de inwerkingtreding een evaluatie moet plaatsvinden over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.
VERORDENING JEUGDHULP VAN DE GEMEENTE WIJK BIJ DUURSTEDE 2015
INHOUD Inleiding Algemene bepalingen Artikel 1. Begripsbepalingen Toeleiding naar de jeugdhulp Artikel 2. Vormen van jeugdhulp Artikel 3. Toegang jeugdhulp via de huisarts, medisch specialist of jeugdarts Artikel 4. Toegang jeugdhulp via de gemeente, melding hulpvraag Artikel 5. Inhoud beschikking Afweging en voorwaarden individuele voorzieningen Artikel 6. Regels voor pgb Artikel 7. Nieuwe feiten en omstandigheden herziening, intrekking of terugvordering Overige bepalingen Artikel 8. Verhouding prijs kwaliteit aanbieders jeugdhulp en uitvoerders kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering Artikel 9. Vertrouwenspersoon Artikel 10. Klachtregeling Artikel 11. Inspraak en medezeggenschap Artikel 12. Hardheidsclausule Artikel 13. Verwerken van persoonsgegevens Artikel 14. Evaluatie Artikel 15. Inwerkingtreding en citeertitel Toelichting Algemeen Toeleiding naar de jeugdhulp Artikelsgewijze toelichting
INLEIDING De raad van de gemeente Wijk bij Duurstede; gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 7 oktober 2014 gelet op de artikelen 2.9, 2.10, 2.12 en 8.1.1, vierde lid, van de Jeugdwet; - overwegende dat de Jeugdwet de verantwoordelijkheid voor het organiseren van goede en toegankelijke jeugdhulp bij de gemeente heeft belegd, waarbij het uitgangspunt is dat de verantwoordelijkheid voor het gezond en veilig opgroeien van jeugdigen allereerst bij de ouders en de jeugdige zelf ligt; - en dat het noodzakelijk is om regels vast te stellen over de door het college te verlenen individuele voorzieningen en overige voorzieningen, met betrekking tot de
1
-
voorwaarden voor toekenning en de wijze van beoordeling van, en de afwegingsfactoren bij een individuele voorziening, over de wijze waarop de toegang tot en de toekenning van een individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen, de wijze waarop de hoogte van een persoonsgebonden budget wordt vastgesteld, voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een individuele voorziening of een persoonsgebonden budget alsmede misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet, en regels ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van jeugdhulp of de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit daarvan; overwegende dat het voorts wenselijk is te bepalen onder welke voorwaarden degene aan wie een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, de jeugdhulp kan betrekken van een persoon die behoort tot diens sociale netwerk;
besluit vast te stellen de Verordening jeugdhulp van de gemeente Wijk bij Duurstede 2015
ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1. Begripsbepalingen In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: - andere voorziening: voorziening anders dan in het kader van de Jeugdwet, op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen; - hulpvraag: behoefte van een jeugdige of zijn ouders aan jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de wet; - individuele voorziening: op de jeugdige of zijn ouders toegesneden voorziening als bedoeld in artikel 2, tweede lid; - overige voorziening (ook wel individuele voorziening genoemd): overige voorziening als bedoeld in artikel 2, eerste lid; - pgb: persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de wet, zijnde een door het college verstrekt budget aan een jeugdige of zijn ouders, dat hen in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort van derden te betrekken; - wet: Jeugdwet; - vrij-toegankelijke voorziening (ook wel overige voorziening genoemd): hier kunnen de jeugdige en zijn ouders gebruik van maken zonder dat zij daarvoor een verwijzing of een besluit van de gemeente nodig hebben; - niet vrij-toegankelijke voorziening (ook wel individuele voorziening genoemd): een voorziening waarvoor een verwijzing of een besluit van de gemeente nodig is.
2
TOELEIDING NAAR DE JEUGDHULP Artikel 2. Vormen van jeugdhulp 1. Overige voorzieningen zijn beschikbaar in de vorm van lichte ondersteuning. 2. Individuele voorzieningen zijn beschikbaar in de vorm van intensieve, specialistische en/of niet vrij toegankelijk ondersteuning. 3. Het college stelt bij nadere regeling vast welke overige en individuele voorzieningen op basis van het eerste en tweede lid beschikbaar zijn. Artikel 3 Toegang jeugdhulp via de huisarts, medisch specialist of jeugdarts 1. Het college draagt zorg voor de inzet van (vrij en niet-vrij toegankelijke) jeugdhulp na een verwijzing door de huisarts, medisch specialist en jeugdarts naar een jeugdhulpaanbieder, als en voor zover genoemde jeugdhulpaanbieder van oordeel is dat inzet van jeugdhulp nodig is. 2. Als de jeugdige of zijn ouders hierom verzoeken, legt het college de te verlenen individuele voorziening, dan wel het afwijzen daarvan, vast in een beschikking als bedoeld in artikel 5. Artikel 4. Toegang jeugdhulp via de gemeente Het college stelt bij nadere regeling regels met betrekking tot de voorwaarden voor toekenning en de wijze van beoordeling van, en de afwegingsfactoren bij een individuele voorziening. Het college geeft daarbij aan op welke wijze hij jeugdigen en ouders informeert over de mogelijkheid en het belang om in bepaalde gevallen een beroep op jeugdhulp te doen Artikel 5. Inhoud beschikking 1. In de beschikking tot verstrekking van een individuele voorziening wordt in ieder geval aangegeven of de voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt en wordt tevens aangegeven hoe bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt. 2. Bij het verstrekken van een voorziening in natura wordt in de beschikking tevens in ieder geval vastgelegd: a. welke de te verstrekken voorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is; b. wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking is; c. hoe de voorziening wordt verstrekt, en d. indien van toepassing welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn. 3. Bij het verstrekken van een voorziening in de vorm van een pgb wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd: a. voor welk resultaat het pgb kan worden aangewend; b. welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb; c. wat de hoogte van het pgb is en hoe deze is berekend; d. wat de duur is van de verstrekking waarvoor het pgb is bedoeld, en e. de wijze van verantwoording van de besteding van het pgb. 4. Als sprake is van een te betalen ouderbijdrage worden de jeugdige of zijn ouders daarover in de beschikking geïnformeerd. AFWEGING EN VOORWAARDEN INDIVIDUELE VOORZIENINGEN Artikel 6. Regels voor pgb 1. Het college verstrekt een pgb in overeenstemming met artikel 8.1.1 van de wet. 2. De hoogte van een pgb wordt bepaald aan de hand van en tot het maximum van de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate individuele voorziening in natura. 3. Het college kan nadere regels stellen over de wijze waarop de hoogte van een pgb wordt vastgesteld.
3
Artikel 7. Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering 1. Onverminderd artikel 8.1.2 van de wet doen een jeugdige of zijn ouders op verzoek of onverwijld uit eigen beweging aan het college mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hun redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing aangaande een individuele voorziening. 2. Onverminderd artikel 8.1.4 van de wet kan het college een beslissing aangaande een individuele voorziening herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat: a. de jeugdige of zijn ouders onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid; b. de jeugdige of zijn ouders niet langer op de individuele voorziening of op het pgb zijn aangewezen; c. de individuele voorziening of het pgb niet meer toereikend is te achten; d. de jeugdige of zijn ouders niet voldoen aan de voorwaarden van de individuele voorziening of het pgb, of e. de jeugdige of zijn ouders de individuele voorziening of het pgb niet of voor een ander doel gebruiken dan waarvoor het is bestemd. 3. Als het college een beslissing op grond van het tweede lid, onder a, heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het college van degene die opzettelijk onjuiste of onvolledige gegevens heeft verschaft geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten individuele voorziening of het ten onrechte genoten pgb. 4. Een beslissing tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het pgb binnen zes maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden. 5. Het college onderzoekt uit het oogpunt van kwaliteit van de geleverde zorg, al dan niet steekproefsgewijs, de bestedingen van pgb’s. Artikel 8. Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp en uitvoerders kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, rekening met: a. de aard en omvang van de te verrichten taken; b. de voor de sector toepasselijke CAO-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie; c. een redelijke toeslag voor overheadkosten; d. een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg; e. kosten voor bijscholing van het personeel. Artikel 9. Vertrouwenspersoon 1. Het college zorgt ervoor dat jeugdigen, ouders en pleegouders een beroep kunnen doen op een onafhankelijke vertrouwenspersoon 2. Het college wijst jeugdigen en ouders erop dat zij zich desgewenst kunnen laten bijstaan door een onafhankelijke vertrouwenspersoon.
4
Artikel 10. Klachtregeling Het college stelt een regeling vast voor de afhandeling van klachten van jeugdigen en ouders die betrekking hebben de wijze van afhandeling van meldingen en aanvragen als bedoeld in deze verordening. Artikel 11. Inspraak en medezeggenschap 1. Het college betrekt de ingezetenen van de gemeente bij de voorbereiding van het beleid betreffende jeugdhulp overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend. 2. Het college stelt cliënten en vertegenwoordigers van cliëntgroepen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende jeugdhulp te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende jeugdhulp, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen. 3. Het college zorgt ervoor dat ingezetenen kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning. 4. Het college stelt nadere regels vast ter uitvoering van het tweede en derde lid. Artikel 12. Hardheidsclausule Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen van deze verordening indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt. Artikel 13. Het verwerken van persoonsgegevens Het college stelt een protocol vast over de verwerking van persoonsgegevens. Artikel 14. Evaluatie Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt jaarlijks geëvalueerd. Het college zendt hiertoe jaarlijks na de inwerkingtreding van de verordening aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de verordening in de praktijk. Artikel 15. Inwerkingtreding en citeertitel 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015. 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening jeugdhulp gemeente Wijk bij Duurstede 2015.
5
Toelichting
Algemeen Deze verordening geeft uitvoering aan de Jeugdwet. Deze wet maakt onderdeel uit van de bestuurlijke en financiële decentralisatie naar gemeenten van de jeugdzorg, de jeugd-ggz, de zorg voor verstandelijk beperkte jeugdigen en de begeleiding en persoonlijke verzorging van jeugdigen. Daarnaast wordt met deze wet een omslag gemaakt van een stelsel gebaseerd op een wettelijk recht op zorg (aanspraak) naar een stelsel op basis van een voorzieningenplicht voor gemeenten (voorziening), op een wijze zoals eerder is gebeurd met de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Het wettelijke recht op jeugdzorg en individuele aanspraken op jeugdzorg worden hierbij vervangen door een voorzieningenplicht waarvan de aard en omvang in beginsel door de gemeente worden bepaald (maatwerk). Het doel van het jeugdzorgstelsel blijft echter onverminderd overeind: jeugdigen en ouders krijgen waar nodig tijdig bij hun situatie passende hulp, met als beoogd doel ervoor te zorgen de eigen kracht van de jongere en het zorgend en probleemoplossend vermogen van het gezin te versterken. De Jeugdwet schrijft in de artikelen 2.9, 2.10 en 2.12 voor dat de gemeenteraad per verordening in ieder geval regels opstelt: • over de door het college te verlenen individuele voorzieningen en overige (jeugdhulp)voorzieningen; • met betrekking tot de voorwaarden voor toekenning, de wijze van beoordeling van en de afwegingsfactoren bij een individuele voorziening; • over de wijze waarop de toegang tot en de toekenning van een individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, werk en inkomen; • over de wijze waarop de hoogte van een persoonsgebonden budget wordt vastgesteld; • voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een individuele voorziening of persoonsgebonden budget, alsmede van misbruik of oneigenlijke gebruik van de Jeugdwet; • over de wijze waarop ingezetenen worden betrokken bij de uitvoering van de Jeugdwet, en • ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit van jeugdhulp, kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, waar het college ten aanzien daarvan de uitvoering van de Jeugdwet door derden laat verrichten. Hierbij dient rekening gehouden te worden met de deskundigheid van de beroepskrachten en de toepasselijke arbeidsvoorwaarden. Artikel 2.9 van de Jeugdwet biedt verder ruimte om met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Jeugdwet andere regels te stellen. Deze verordening maakt hier spaarzaam gebruik van; om een meer compleet beeld te geven van de rechten en plichten van burgers en de gemeente. Daarnaast kan op grond van artikel 8.1.1, vierde lid, bij verordening bepaald worden onder welke voorwaarden de persoon aan wie een persoonsgebonden budget wordt verstekt, de jeugdhulp kan betrekken van een persoon die behoort tot zijn sociale netwerk. Deze verordening kan niet los worden gezien van het beleidsplan, dat de raad op grond van artikel 2.2 van de Jeugdwet eveneens dient vast te stellen. In dit beleidsplan wordt het door het gemeentebestuur te voeren beleid vastgelegd met betrekking tot preventie en jeugdhulp, de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering.
6
Toeleiding naar de jeugdhulp De toeleiding naar de jeugdhulp kan op verschillende manieren plaatsvinden. Vrij toegankelijk In de verordening is onderscheid gemaakt tussen overige (vrij-toegankelijke) en individuele (niet vrij-toegankelijke) voorzieningen op het gebied van jeugdhulp (zie artikel 2, eerste, respectievelijk tweede lid). Voor een deel van de hulpvragen zal volstaan kunnen worden met een vrij-toegankelijke voorziening. Hier kunnen de jeugdige en zijn ouders gebruik van maken zonder dat zij daarvoor een verwijzing of een besluit van de gemeente nodig hebben. De jeugdige en zijn ouders kunnen zich voor deze jeugdhulp dus rechtstreeks tot de jeugdhulpaanbieder wenden. Toegang jeugdhulp via de gemeente Ook kan een hulpvraag van een jeugdige of zijn ouder binnenkomen bij de gemeente. De beslissing door de gemeente welke zorg een jeugdige of zijn ouder precies nodig heeft, komt vervolgens tot stand in overleg met die jeugdige en zijn ouders. In een gesprek tussen een door de gemeente ingezette deskundige en de jeugdige en zijn ouders zal gekeken worden wat de jeugdige en zijn ouders eventueel zelf of met behulp van hun netwerk kunnen doen aan het probleem. Als aanvullend daarop een voorziening op het gebied van jeugdhulp nodig is, dan zal eerst gekeken worden of dit een vrij-toegankelijke voorziening is of een niet vrijtoegankelijke voorziening. Is het laatste het geval dan neemt deze deskundige, namens het college, een besluit en verwijst hij de jeugdige door naar de jeugdhulpaanbieder die volgens de deskundige de aangewezene is om de betreffende problematiek aan te pakken. Toegang via de huisarts, de jeugdarts en de medisch specialist De Jeugdwet regelt daarnaast dat de jeugdhulp toegankelijk is na een verwijzing door de huisarts, de jeugdarts en de medisch specialist. Na een dergelijke verwijzing staat echter nog niet vast welke specifieke behandelvorm van jeugdhulp (dus bijvoorbeeld welke therapie) een jeugdige of zijn ouder precies nodig heeft. Een jeugdige kan op dat moment terecht bij de jeugdhulpaanbieders die de gemeente heeft ingekocht. In de praktijk zal het de jeugdhulpaanbieder zelf zijn die op basis van zijn professionele autonomie na de verwijzing beoordeelt welke voorziening precies nodig is (de behandelvorm), hoe vaak iemand moet komen (de omvang) en hoe lang (de duur). Bij deze beoordeling dient de jeugdhulpaanbieder zich te houden aan de afspraken die hij daarover met de gemeente heeft gemaakt in het kader van de contract- of subsidierelatie. Deze afspraken zien op hoe de gemeente haar regierol kan waarmaken en op de omvang van het pakket. Deze afspraken zullen verder ook ingaan op hoe de artsen en de gemeentelijke toegang goed van elkaar op de hoogte zijn van de doorverwijzing of behandeling van een kind, zodat de integrale benadering rond het kind en het principe van 1 gezin – 1 regisseur – 1 plan, met name bij multiproblematiek, kan worden geborgd en er geen nieuwe ‘verkokering’ zal plaatsvinden, waarbij professionals niet goed van elkaar weten dat zij bij het gezin betrokken zijn. Daarnaast zal de jeugdhulpaanbieder rekening moeten houden met de regels die de gemeente bij verordening heeft gesteld. Deze verordening regelt welk aanbod van de gemeente alleen via verwijzing of met een besluit van de gemeente toegankelijk is (zie artikel 2). Omdat de gemeente verder geen nadrukkelijke rol speelt in bij de toegang via de huisarts, de jeugdarts en de medisch specialist, regelt deze slechts een enkel aspect met betrekking tot het proces (zie artikel 3). Artikel 9 en verder zijn wel van overeenkomstige toepassing.
7
Toegang via de gecertificeerde instelling, de kinderrechter, het openbaar ministerie en de directeur of de selectiefunctionaris van de justitiële jeugdinrichting Een andere ingang tot de jeugdhulp is via de gecertificeerde instelling, de kinderrechter (via een kinderbeschermingsmaatregel of een maatregel tot jeugdreclassering), het openbaar ministerie en de directeur of de selectiefunctionaris van de justitiële jeugdinrichting. De gecertificeerde instelling is verplicht om bij de bepaling van de in te zetten jeugdhulp in het kader van een door de rechter opgelegde kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering te overleggen met de gemeente. Uiteraard kan bij dit overleg een kostenafweging plaatsvinden. De gemeente is op haar beurt vervolgens gehouden de jeugdhulp in te zetten die deze partijen nodig achten ter uitvoering van de kinderbeschermingsmaatregel of de jeugdreclassering. Deze leveringsplicht van de gemeente vloeit voort uit het feit dat uitspraken van rechters te allen tijde moeten worden uitgevoerd om rechtsgelijkheid en rechtszekerheid te kunnen garanderen. Ook hier geldt dat de gecertificeerde instelling in beginsel gebonden is aan de jeugdhulp die de gemeente heeft ingekocht. Als de kinderrechter een ondertoezichtstelling of gezagsbeëindiging uitspreekt, wijst hij gelijktijdig in de beschikking de gecertificeerde instelling aan die de maatregel gaat uitvoeren. Dit kan de rechter juist omdat de raad voor de kinderbescherming in zijn verzoekschrift een concreet advies geeft over welke gecertificeerde instelling de maatregel zou moeten uitvoeren. De raad voor de kinderbescherming neemt een gecertificeerde instelling in zijn verzoekschrift op die na overleg met de gemeente en gezien de concrete omstandigheden van het geval hiervoor het meest geschikt lijkt. De raad voor de kinderbescherming is verplicht om hierover met de gemeente te overleggen. Deze toegang wordt al in de Jeugdwet zelf geregeld en komt verder dus niet terug in deze verordening. Toegang via de advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling (AMHK) Ten slotte vormt ook het AMHK een toegang tot onder andere jeugdhulp. Het AMHK geeft advies over vermoedens en gevallen van huiselijk geweld en kindermishandeling, onderzoekt indien nodig op basis van een melding of er sprake is van kindermishandeling, motiveert zo nodig ouders tot accepteren van jeugdhulp en legt daartoe contacten met de hulpverlening. Deze toegang wordt al in de Jeugdwet zelf geregeld en komt verder dus niet terug in deze verordening. Artikelsgewijs Artikel 1. Begripsbepalingen Onder het begrip ‘andere voorziening’ wordt in deze verordening verstaan een voorziening die niet op grond van de Jeugdwet wordt getroffen, maar in het kader van maatschappelijke ondersteuning, onderwijs, werk en inkomen of zorg. Zie ook artikel 2.9, onder b, van de wet. De individuele voorzieningen en overige voorzieningen zijn opgenomen in artikel 2. Hoe individuele voorzieningen verkregen kunnen worden, is nader geregeld in artikel 3 [e.v.]. De definitie van ‘pgb’ is opgenomen omdat de afkorting pgb in het spraakgebruik inmiddels meer is ingeburgerd dan voluit ‘persoonsgebonden budget’. Het aantal definities van artikel 1 is beperkt aangezien de wet al een flink aantal definities kent die ook bindend zijn voor deze verordening. Deze wettelijke definities zijn dan ook niet nogmaals opgenomen in de verordening. Het betreft onder meer definities van centrale begrippen als ‘jeugdhulp’, ‘jeugdige’ en ‘ouder’. In de verordening gebruiken we de begrippen jeugdige en ouder overeenkomstig de Jeugdwet. Indien mogelijk aangeduid algemeen als ‘jeugdigen en ouders’ en specifiek veelal als ‘de jeugdige of zijn ouders’. Gebruik van ‘of’ impliceert ook de betekenis ‘en’. Met de aanduiding ‘de jeugdige of zijn
8
ouders’ bedoelen we dus: de jeugdige (van bijvoorbeeld 16 jaar of ouder) zelfstandig, de jeugdige met een of beide ouders (in de definitie van artikel 1 van de wet: de gezaghebbend ouder, adoptiefouder, stiefouder of een ander die een jeugdige als behorend tot zijn gezin verzorgt en opvoedt, niet zijnde een pleegouder) (bij een jeugdige tussen de 12 en de 16 jaar), of de ouders namens de jeugdige (bij een jeugdige jonger dan 12 jaar). In artikel 1.1 van de wet is jeugdhulp als volgt gedefinieerd: 1°. ondersteuning van en hulp en zorg, niet zijnde preventie, aan jeugdigen en hun ouders bij het verminderen, stabiliseren, behandelen en opheffen van of omgaan met de gevolgen van psychische problemen en stoornissen, psychosociale problemen, gedragsproblemen of een verstandelijke beperking van de jeugdige, opvoedingsproblemen van de ouders of adoptiegerelateerde problemen; 2°. het bevorderen van de deelname aan het maatschappelijk verkeer en van het zelfstandig functioneren van jeugdigen met een somatische, verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem en die de leeftijd van achttien jaar nog niet hebben bereikt, en 3°. het ondersteunen bij of het overnemen van activiteiten op het gebied van de persoonlijke verzorging gericht op het opheffen van een tekort aan zelfredzaamheid bij jeugdigen met een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking of een somatische of psychiatrische aandoening of beperking, die de leeftijd van achttien jaar nog niet hebben bereikt, met dien verstande dat de leeftijdgrens van achttien jaar niet geldt voor jeugdhulp in het kader van jeugdstrafrecht. Ook de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kent een aantal definitiebepalingen die voor deze verordening van belang zijn, zoals: ‘aanvraag’ (artikel 1:3, derde lid, van de Awb) en ‘beschikking’ (artikel 1:2 van de Awb). Artikel 2. Vormen van jeugdhulp Dit artikel geeft een nadere uitwerking van de verplichte delegatiebepaling van artikel 2.9, onder a, van de wet, waarin is bepaald dat de gemeente bij verordening regels stelt over de door het college te verlenen individuele voorzieningen en overige (jeugdhulp)voorzieningen. Uit de memorie van toelichting op de wet (Kamerstukken II 2012/13, 33 684, nr. 3) komt naar voren dat de burger recht heeft op een duidelijk beeld van het aanbod van voorzieningen binnen de gemeente. Het begrip 'voorziening' is een lastig te vatten begrip. De wetgever waagt zich dan ook niet aan een definitie, maar geeft wel in de memorie van toelichting aan dat de door de gemeente te treffen voorziening zowel een algemene, vrij toegankelijke voorziening kan zijn als een individuele voorziening. Een individuele voorziening zal vaak betrekking hebben op meer gespecialiseerde zorg. De gemeente bepaalt zelf welke hulp vrij toegankelijk is en welke niet. Voor de niet vrij toegankelijke vormen van ondersteuning zal door de gemeente (artikel 4 [tot en met 8]) of door de huisarts, medisch specialist of jeugdarts en de jeugdhulpaanbieder (artikel 3) eerst beoordeeld moeten worden of de jeugdige of zijn ouders deze ondersteuning daadwerkelijk nodig hebben. Voorzieningen in de zin van de Jeugdwet zijn gerelateerd aan de drieledige wettelijke definitie van jeugdhulp (zie de toelichting op artikel 1). Een voorziening kan derhalve een breed spectrum van verschillende soorten ondersteuning, hulp en zorg omvatten. Een beschrijving is gewenst omdat de wetgever gemeenten opdraagt ervoor te zorgen dat de burger zich een beeld kan vormen van de voorzieningen in het kader van jeugdhulp.
9
Artikel 3 Toegang jeugdhulp via de huisarts, medisch specialist of jeugdarts In artikel 2.6, eerste lid, onderdeel g, van de Jeugdwet is geregeld dat, naast de gemeentelijk georganiseerde toegang tot jeugdhulp, ook de directe verwijzingsmogelijkheid door de huisarts, medisch specialist en jeugdarts naar de jeugdhulp blijft bestaan. Dit laatste geldt zowel voor de vrij-toegankelijke (overige) voorzieningen als de niet vrij-toegankelijke (individuele) voorzieningen. Met een dergelijke verwijzing kan de jeugdige rechtstreeks aankloppen bij de jeugdhulpaanbieder. In de praktijk zal het de jeugdhulpaanbieder (bijvoorbeeld de jeugdpsychiater, de gezinswerker of orthopedagoog) zijn die na de verwijzing (stap 1) beoordeelt welke jeugdhulp precies nodig is. Deze bepaalt in overleg met de jeugdige of ouder daadwerkelijk de concrete inhoud, vorm, omvang en duur van de benodigde jeugdhulp. Deze aanbieder stelt dus feitelijk vast wat naar zijn oordeel de inhoud van de benodigde voorziening dient te zijn en hij zal zijn oordeel mede baseren op de protocollen en richtlijnen die voor een professional de basis van zijn handelen vormen (stap 2). Zie ook de algemene toelichting. Het college legt de te verlenen individuele voorziening, dan wel het afwijzen daarvan, in alle gevallen vast in een beschikking aan de jeugdige of zijn ouders. Artikel 4. Toegang jeugdhulp via de gemeente Deze bepaling regelt de toegang van jeugdhulp via de gemeente en is opgenomen om een zorgvuldige procedure te waarborgen. Dit alles ter uitvoering van artikel 2.9, onder a, van de wet waarin is bepaald dat de gemeente bij verordening in ieder geval regels stelt over de door het college te verlenen individuele voorzieningen en overige voorzieningen, met betrekking tot de voorwaarden voor toekenning en de wijze van beoordeling van, en de afwegingsfactoren bij een individuele voorziening. Artikel 5. Inhoud beschikking Indien de jeugdige of zijn ouders een formele aanvraag bij het college indienen (artikel 8) of er overeenkomstig artikel 3, tweede lid, een beschikking afgegeven wordt, dient het college een schriftelijke beschikking op te stellen, waartegen zij bezwaar en beroep op grond van de Awb kunnen indienen. Uitgangspunt van de wet is dat de jeugdige of zijn ouders een voorziening in ‘natura’ krijgen. Indien gewenst door de jeugdige of zijn ouders bestaat echter de mogelijkheid van het toekennen van een pgb. Het eerste lid bevestigt de regeling van deze onderwerpen in de Jeugdwet en de Awb en is hier opgenomen in het belang van burgers om hen in de verordening een zo compleet mogelijk beeld te geven van hun rechten en plichten. De mogelijkheid om bezwaar in te dienen tegen de beschikking en ook de daarop volgende mogelijkheid van beroep bij de rechter is geregeld in de Awb en geldt in beginsel voor alle beschikkingen. Indien een jeugdige of zijn ouders in bezwaar en beroep willen gaan, hebben zij op grond van de Awb het recht op het indienen van een aanvraag, waarmee een voor bezwaar en beroep vatbaar besluit kan worden uitgelokt. Ook de weigering, of het te lang uitblijven van een beschikking, geeft de burger op grond van de Awb de ingang van bezwaar en beroep. In de beschikking wordt alleen ter informatie opgenomen dat een ouderbijdrage is verschuldigd (vierde lid). De vaststelling en inning geschiedt door het bestuursorgaan dat namens de gemeente met de inning is belast. Artikel 6. Regels pgb Bij nota van wijziging (Kamerstukken II 2013/14 33 684, nr. 11, artikel MM) is de regeling in artikel 8.1.1 van de wet voor het pgb aangepast (“gestandaardiseerd”) aan de verwante
10
regelgeving met betrekking tot de maatschappelijke ondersteuning (Wmo 2015), In deze regeling stond dat een pgb slechts wordt verstrekt indien aan de in het derde lid gestelde voorwaarden is voldaan. Bij amendement Bergkamp/Voortman (Kamerstukken II 2013/14 33 684, nr. 109) is het woord ‘slechts’ geschrapt omdat dit een onnodige en overbodige inperking van het recht op een pgb leek te suggereren. Bij amendement Bisschop en Voortman (Kamerstukken II 2013/14 33 684, nr. 100) is het vijfde lid zo aangepast dat duidelijk is geworden dat jeugdigen of hun ouders zelf kunnen bijbetalen wanneer het tarief van de door hen gewenste aanbieder duurder is dan de in de betreffende situatie goedkoopst adequate door het college te bieden individuele voorziening in natura. Het college kan het pgb slechts weigeren voor dat gedeelte dat duurder is dan deze door het college te bieden individuele voorziening in natura. In het eerste lid is een verwijzing opgenomen naar het centrale pgb-artikel (8.1.1) van de wet. Dit lid is opgenomen teneinde in de verordening een compleet beeld van rechten en plichten van de cliёnt te geven. In het eerste lid is verankerd dat het college op grond van artikel 8.1.1 van de wet een pgb kan verstrekken. Als aan alle wettelijke voorwaarden daartoe is voldaan, kan zelfs van een verplichting van het college worden gesproken (zie ook de tekst van artikel 8.1.1, eerste lid: “Indien de jeugdige of zijn ouders dit wensen …”). Voor gemeenten is ondermeer van belang dat een pgb slechts wordt verstrekt indien de jeugdige of zijn ouders gemotiveerd kunnen aantonen dat de individuele voorziening die door een aanbieder wordt geleverd, niet passend is (zie artikel 8.1.1, derde lid, onder b). Het tweede lid berust op artikel 2.9, onder c, van de wet. In deze wetsbepaling staat dat in de verordening in ieder geval wordt bepaald op welke wijze de hoogte van een pgb wordt vastgesteld. In artikel 8.1.1, vijfde lid, onderdeel a, van de wet is bepaald dat het college een pgb kan weigeren voor zover de kosten van het betrekken van de jeugdhulp van derden hoger zijn dan de kosten van de individuele voorziening. Zo wordt voorkomen dat inkoopvoordelen zouden wegvallen als te veel personen zelf ondersteuning willen inkopen met een pgb. Een pgb is gemiddeld genomen ook goedkoper dan zorg in natura omdat er minder overheadkosten hoeven te worden meegerekend. De maximale hoogte van een pgb is in de verordening begrensd op de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate door het college ingekochte individuele voorziening in natura. Artikel 7. Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering Deze bepaling is een uitwerking van de bij nota van wijziging ( Kamerstukken II 2013/14 33 684, nr. 11, artikel D) ingevoegde verplichte delegatiebepaling van artikel 2.9, onder d, van de wet, waarbij is bepaald dat de gemeente bij verordening regels stelt voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een individuele voorziening, alsmede van misbruik of oneigenlijk gebruik van de wet. Ook deze bepaling beoogt het standaardiseren met de regelgeving met betrekking tot de aan elkaar verwante beleidsterreinen van jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning. Zie ook de toelichting onder artikel 10. In de toelichting op de nota van wijziging is voorts vermeld dat het tot de gemeentelijke verantwoordelijkheid behoort misbruik van de geboden voorzieningen te voorkomen en, waar nodig, op te treden tegen onterecht gebruik van individuele voorzieningen of persoonsgebonden budgetten. Een zorgvuldig gebruik van collectieve middelen is wezenlijk voor het draagvlak daarvan. De artikelen 8.1.2 tot en met 8.1.4 (oorspronkelijk genummerd: 8.1.1a tot en met 8.1.1c) zijn eveneens bij nota van wijziging en ter standaardisering van de regelgeving aan het wetsvoorstel toegevoegd.
11
Het eerste lid berust mede op artikel 8.1.2, eerste lid, van de wet. Ook de overige onderdelen van artikel 8.1.2 en artikel 8.1.3 en 8.1.4 geven handen en voeten aan de bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik en zijn opgenomen in deze verordening. De wettekst van de artikelen 8.1.2 tot en met 8.1.4 is veelal beperkt tot de pgb. Waar mogelijk en zinvol, is dit ter uitwerking van de delegatiebepaling in artikel 2.9, onder d, van de wet, in de verordening uitgebreid tot de individuele voorziening in natura. Hiervoor kan ook steun gevonden worden in de tekst van de toelichting op artikel 8.1.2, waarbij is vermeld dat de in het eerste lid geregelde inlichtingenverplichting als uitgangspunt heeft dat van de jeugdige en zijn ouders aan wie een individuele voorziening of een daaraan gekoppeld pgb is verstrekt, verlangd kan worden dat ze voldoende gegevens en inlichtingen verstrekken om het college in staat te stellen te beoordelen of het beroep op die individuele voorziening of het daaraan gekoppelde pgb terecht is gedaan. Indien het de jeugdige of zijn ouders redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat er feiten en omstandigheden, of daarin opgetreden wijzigingen, zijn die van invloed kunnen zijn op de toekenning van de individuele voorziening of het daaraan gekoppelde pgb, dienen zij dit onverwijld aan het college te melden. Verstrekken zij niet onverwijld uit eigen beweging of op verzoek van het college alle gevraagde inlichtingen en bewijsstukken, dan heeft dat gevolgen voor de toekenning van de voorziening of het daaraan gekoppelde pgb. Het college kan niet alleen bij een aanvraag, maar ook in andere stadia concrete informatie en bewijsstukken van de belanghebbende vragen. Het tweede lid is geënt op artikel 8.1.4 van de wet. Ook hier is de tot de pgb beperkte reikwijdte van artikel 8.1.4 van de wet op grond van het bepaalde in artikel 2.9, onder d, van de wet uitgebreid tot de individuele voorziening in natura. Artikel 8. Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp en uitvoerders kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering Het college kan de uitvoering van de Jeugdwet, met uitzondering van de vaststelling van de rechten en plichten van de jeugdige of zijn ouders, door aanbieders laten verrichten (artikel 2.11, eerste lid, van de Jeugdwet). Met het oog op gevallen waarin dit ten aanzien van jeugdhulp, kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering gebeurt, moeten bij verordening regels worden gesteld ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van jeugdhulp of de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit daarvan (artikel 2.12 va de Jeugdwet). Daarbij dient in ieder rekening gehouden te worden met de deskundigheid van de beroepskrachten en de toepasselijke arbeidsvoorwaarden. Om te voorkomen dat er alleen gekeken wordt naar de laagste prijs voor de uitvoering worden in dit artikel een aantal andere aspecten genoemd waarmee het college bij het vaststellen van tarieven (naast de prijs) rekening dient te houden. Hiermee wordt bereikt dat er een beter beeld ontstaat van reële kostprijs voor de activiteiten die zij door aanbieders willen laten uitvoeren. Uitgangspunt is dat de aanbieder kundig personeel inzet tegen de arbeidsvoorwaarden die passen bij de vereiste vaardigheden. Hiervoor is ten minste een beeld nodig van de vereiste activiteiten en de arbeidsvoorwaarden die daarbij horen. Dit biedt een waarborg voor werknemers dat hun werkzaamheden aansluiten bij de daarvoor geldende arbeidsvoorwaarden. Artikel 9. Vertrouwenspersoon In artikel 2.6, eerste lid, onder f, van de wet is bepaald dat het college ervoor verantwoordelijk is dat jeugdigen, hun ouders of pleegouders een beroep kunnen doen op een vertrouwenspersoon. Met de vertrouwenspersoon wordt een functionaris bedoeld zoals deze
12
nu al werkzaam is binnen de jeugdzorg. Onafhankelijkheid, beschikbaarheid en toegankelijkheid zijn belangrijke factoren (wettelijke vereisten) voor een goede invulling van deze functie. De wet adresseert het college rechtstreeks en vraagt niet om hierover bij verordening een regeling op te stellen. De bepaling uit de wet is toch in de verordening opgenomen vanwege het in het belang om in de verordening een compleet overzicht van rechten en plichten van jeugdigen en ouders te geven. Bij algemene maatregel van bestuur (het Uitvoeringsbesluit Jeugdwet) zal een nadere uitwerking worden gegeven van de taken en bevoegdheden van de vertrouwenspersoon. Artikel 10. Klachtregeling Dit artikel regelt het gemeentelijke klachtrecht. De gemeente is al op grond van de Awb in het algemeen verplicht tot een behoorlijke behandeling van mondelinge en schriftelijke klachten over gedragingen van personen en bestuursorganen die onder haar verantwoordelijkheid werkzaam zijn. Gelet op het van toepassing zijnde hoofdstuk 9 van de Awb, waarin een uitvoerige regeling omtrent klachtbehandeling is gegeven, en ook het recht is neergelegd om na de afhandeling van de klacht de bevoegde ombudsman te verzoeken een onderzoek in te stellen, kan in deze verordening met een enkele bepaling worden volstaan. In de regel zal eerst de aanbieder worden aangesproken bij klachten over de wijze van behandeling. De klachtmogelijkheid tegenover de aanbieder is geregeld in artikel 4.2.1 e.v. van de wet. Pas wanneer dit klachtrecht niet bevredigend is, of niet logisch, bijvoorbeeld bij gedragingen van gemeenteambtenaren, dan komt de gemeentelijke klachtmogelijkheid in zicht. Artikel 11. Inspraak en medezeggenschap In dit artikel zijn bepalingen opgenomen over inspraak en medezeggenschap bij de gemeente. De mogelijkheid tot inspraak en medezeggenschap tegenover de aanbieder is al geregeld in artikel 4.2.4 e.v. van de wet. Regeling van de inspraak en medezeggenschap is verplicht op grond van artikel 2.10 van de wet in samenhang met artikel 2.1.3, derde lid, van de Wmo 2015. In artikel 2.10 (in de redactie van de Nota van wijziging op het wetsvoorstel Wmo 2015 van 12 maart 2014, kamerstukken II 22841, nr. 35) worden de artikelen 2.1.3, derde lid, en 2.5.1 (jaarlijks cliëntervaringsonderzoek) van de Wmo 2015 van overeenkomstige toepassing verklaard. Ingevolge artikel 2.1.3, derde lid, van de Wmo 2015 dient bij verordening te worden bepaald op welke wijze ingezetenen worden betrokken bij de uitvoering van deze wet. In het eerste lid is verwezen naar de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet vastgestelde inspraakverordening. Op deze manier wordt gewaarborgd dat eenzelfde inspraakprocedure geldt voor het jeugdhulpbeleid als op andere terreinen. De inspraak geldt voor alle ingezetenen. Dit is uitdrukkelijk de bedoeling van de wetgever, omdat iedereen op enig moment aangewezen kan raken op ondersteuning. Met het vierde lid wordt het aan het college overgelaten om de exacte invulling van de medezeggenschap vorm te geven. Artikel 12. Hardheidsclausule Dit artikel bepaalt dat het college in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager kan afwijken van de bepalingen van deze verordening, en dus niet van de in de wet zelf genoemde bepalingen. Zo nodig wordt hierbij advies ingewonnen. Dit afwijken kan alleen maar ten
13
gunste, en nooit ten nadele van de betrokken persoon met beperkingen of de eigenaar van de woonruimte. Het gebruik maken van de hardheidsclausule moet beschouwd worden als een uitzondering en niet als een regel. Het college moet in verband met precedentwerking dan ook duidelijk aangeven waarom in een bepaalde situatie van de verordening wordt afgeweken. Artikel 14. Evaluatie Deze evaluatie is niet hetzelfde als de evaluatie die op centraal niveau zal plaatsvinden, maar kan wel de daarin verzamelde gegevens benutten. Na aanvaarding van het amendement Bergkamp (Kamerstukken II 2013/14 33 684, nr. 30) is in artikel 12.2 van de wet opgenomen dat binnen drie jaar na de inwerkingtreding een evaluatie moet plaatsvinden over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.
14
Vragen, wijzigingsvoorstellen en suggesties van SP fractie over de verordening jeugdhulp 1. Tekst verordening: (art.3, lid 1) tekst betreft ‘ Toegang jeugdhulp via de huisarts, medisch specialist of jeugdarts’ Voorstel SP: Wij zouden hier jeugdhulp loket van willen maken. Dit loket vergelijkbaar met het WMO loket beoordeelt de aanvraag. Antwoord gemeente: De gemeente gaat niet werken met een apart jeugdhulp loket, maar met een breed loket (WMO en Jeugd) conform de beoogde ontschotting binnen het sociaal domein. Deze opzet doet ook recht aan het 1 gezin, 1 plan, 1 regisseur principe. Als er sprake is van een complexe hulpvraag wordt deze doorgeleid naar team Wijk. Het loket behandelt dus niet zelf de hulpvraag, dat doet het team Wijk. 2. Tekst verordening: (art.5. lid 2) tekst betreft inhoud beschikking Voorstel SP: Wij zouden hier het doel aan toe willen voegen. Er wordt een probleemanalyse gemaakt waaruit doelen worden geformuleerd. Dit is nu al gebruikelijk bij Bureau Jeugdzorg. De doelen worden dan smart geformuleerd. Antwoord gemeente: Het doel staat al beschreven in de notitie team Wijk. In deze notitie staat de probleemanalyse en doel uitvoerig beschreven. 3. Tekst verordening: (art.6, pag.3) tekst betreft nadere regels Voorstel SP: Dit vinden wij een heel belangrijk item wat door de hele verordening terug zou moeten komen. Antwoord gemeente:
Wij zijn het hier mee eens, deze staan bij alle relevante artikelen in de verordening. 4. Tekst verordening: (art. 8, pag. 4) tekst betreft prijs-kwaliteitverhouding Voorstel SP: Goedkoopst adequate individuele voorziening Antwoord gemeente: Wij zullen deze bepaling, met dezelfde formulering als bij de WMO verordening, opnemen in de nadere regels van de Verordening Jeugd. De bepaling ‘goedkoopst, adequate, meest passende voorziening’ wordt opgenomen omdat in de praktijk altijd gekeken wordt naar de meest adequate en meeste passende oplossing per situatie. Het kan echter voorkomen dat meerdere oplossingen adequaat en passend zijn en in die gevallen wordt wel gekozen voor de goedkoopste oplossing.
5. Tekst verordening: Vraag n.a.v. tekst pag. 4 Voorstel SP: Bij de eerste bespreking gaf ik al aan dat de hulpvraag van bijv. de huisarts door het eerder door mij genoemde loket moet worden omgebogen naar een beperken (op persoonsniveau) dan wel een participatieprobleem (sociaal niveau). Hierbij voorkom je het weg verwijzen door bijv. huisartsen. Antwoord gemeente: Dit betreft ook uitvoering. Feit is dat de huisarts een wettelijk verwijzer is en blijft. Wij zullen afspraken maken met de huisartsen over o.a. het wederzijds informeren van elkaar, maar kunnen nooit treden in de wettelijke bevoegdheid van de huisarts om rechtstreeks door te verwijzen naar jeugdhulpinstellingen. Wel willen wij met de huisartsen overeenkomen dat zij zoveel mogelijk team Wijk betrekken bij de hulpvraag van een patiënt, om gescheiden circuits te voorkomen. Zie ook het antwoord op vraag 6. 6. Tekst verordening: Vraag n.a.v. tekst pag. 4 Voorstel SP: De huisartsen hebben allen een GGZ praktijkondersteuner in dienst. Kan deze ook een rol spelen in de jeugdzorg. De GGZ praktijkondersteuner wordt betaald vanuit de ziektekostenverzekering. Antwoord gemeente: De gemeente onderzoekt momenteel samen met de huisartsen op welke wijze de inzet van jeugd-GGZ op lokaal niveau vorm gegeven kan worden. Inzet van een GGZ praktijkondersteuner kan een mogelijkheid zijn. 7. Tekst verordening: (pag. 7) tekst behorende bij toelichting op ‘Vrij toegankelijk’ Voorstel SP: Wij zouden ook voor groepsbijeenkomsten willen pleiten. Organisaties als Trajectum hebben deze voorzieningen voor kinderen met dezelfde problematiek. Antwoord gemeente: Dit is onderdeel van de uitvoering en hoort bij het aanbod van de jeugdhulpinstellingen en wordt in de verordening niet apart benoemd. 8. Tekst verordening: (pag. 7) tekst behorende bij toelichting op ‘Toegang van de huisarts, de jeugdarts en de medisch specialist’ Voorstel SP: jeugdhulploket Antwoord gemeente: De gemeente werkt niet met een jeugdhulploket (zie ook toelichting bij vraag 1). Daarnaast zal bij ‘Toegang van de huisarts, de jeugdarts en de medisch specialist’ de verwijzing rechtstreeks via de arts gaan en komt team Wijk in principe niet altijd in beeld.
9. Tekst verordening: (pag. 10, Art.3, 1e alinea) Met een dergelijke verwijzing kan de jeugdige rechtstreeks aankloppen bij de jeugdhulpaanbieder. Voorstel SP: Zouden wij eruit laten. Zij kunnen dan over de portemonnee van de gemeente beschikken. Antwoord gemeente: Dit is wettelijk zo bepaald. Het blijft de autonome bevoegdheid van de verwijzer en de cliënt heeft keuzevrijheid. Cliënten kunnen overigens alleen terecht bij aanbieders waarmee de gemeenten een contract heeft. Er is nog wel een onder voorbehoud van de nadere regels die worden gesteld aan gebruik van het pgb. 10. Tekst verordening: (pag. 10, Art. 5, 1e zin) betreft formele aanvraag en beschikking. Voorstel SP: Hier ook de toetsen van het resultaat betrekken mbt. de gestelde doelstelling. Antwoord gemeente: De aspecten monitoring en evaluatie maken onderdeel uit van de werkwijze van team Wijk.
Wijk bij Duurstede, 10 oktober 2014 betreft: activiteit voorbespreking 28 oktober 2014 Behandelmemo Van: agendacommissie Aan: raad Betreft: Najaarsnota 2014 Activiteit Bespreking raadsvoorstel
behandeld door: M.A.C. van Esterik Toestelnummer:
595 584
Doel activiteit Voorbereiding op besluitvorming Toelichting Als onderdeel van de planning- & controlcyclus wordt elk jaar een Najaarsnota opgesteld. De Najaarsnota dient uitsluitend ter bijstelling van de bestaande budgetten. Met de najaarsnota wordt in financiële zin een doorkijk gegeven naar de jaarrekening 2014. Structurele afwijkingen zijn eveneens verwerkt in de begroting 2015. Het saldo van de wijzigingen bedraagt voor 2014 € 21.436 voordelig. Het geprognosticeerde jaarresultaat na verwerking van de najaarsnota zal € 56.954 positief bedragen. Tijdens de voorbespreking kunt u uw bestuurlijke vragen over de Najaarsnota stellen. Vervolgens kunt u aangeven via het onderdeel oordeelsvorming of de Najaarsnota door kan voor besluitvorming of debat. Wijze van behandelen • Beeldvorming: - bestuurlijke vragen aan de portefeuillehouder - reactie portefeuillehouder • Oordeelsvorming: - standpunten fracties Mogelijke uitkomsten van de activiteit in de voorbesprekingsronde: - Najaarsnota doorgeleiden naar besluitvorming in de raadsvergadering van 11 november - Najaarsnota doorgeleiden naar debat in raadsvergadering van 11 november, onder aangeven waar politieke verschilpunten liggen. Mee te sturen stukken (digitaal) - Najaarsnota 2014 Ter inzage liggende stukken - B&W-rapport Portefeuillehouder: Hans Marchal Technische vragen Najaarsnota aan de heer Rachid Amidouche: [email protected] en in c.c. aan de griffie
1
Raadsvergadering, 11 november 2014
Voorstel aan de Raad
Nr.:
-
Agendapunt:
Voorbespreking
Datum:
7 oktober 2014
Onderwerp: Najaarsnota 2014 Onderdeel raadsprogramma: Financiën Portefeuillehouder: Hans Marchal
Voorgesteld besluit Wij stellen uw raad voor om te besluiten: -de najaarsnota 2014 vast te stellen -de begrotingswijzigingen in bijlagen 1, 2, en 3 vast te stellen -en tevens daarmee de mutaties in de reserves conform programma 7 vast te stellen
Korte samenvatting Als onderdeel van de planning- & controlcyclus bieden wij uw raad ieder jaar een najaarsnota aan. In deze najaarsnota wordt gerapporteerd over onze inspanning over de eerste acht maanden van 2014 en een prognose over de laatste vier maanden. Met de najaarsnota wordt in financiële zin een doorkijk gegeven naar de jaarrekening 2014. Structurele afwijkingen zijn verwerkt in de begroting 2015. Het saldo van de wijzigingen bedraagt voor 2014 € 21.436 voordelig. Het geprognosticeerde jaarresultaat na verwerking van de najaarsnota zal € 56.954 positief bedragen. Wij vragen u in te stemmen met de najaarsnota 2014. Het totale overzicht voor 2014 ziet er als volgt uit: Omschrijving Begroting 2014-2017 Decembetnota 2013 Voorjaarsnota 2014 Najaarsnota 2014 Saldo jaarresultaat 2014
Bedrag 31.994 30.000 33.524 21.436
Voordeel/Nadeel Voordeel Nadeel Voordeel Voordeel
56.954 Voordeel
Aanleiding Artikel 4 van de financiële beheersverordening gemeente Wijk bij Duurstede 2006 Specifiek (beoogd doel) Het informeren van uw raad over wijzigingen in budgetten en het bijgestelde te verwachten resultaat 2014. Meetbaar Aanpassingen in budgetten worden met een begrotingswijziging verwerkt in de begroting. In de jaarrekening wordt daarover verantwoording afgelegd. Acceptabel Voor een goede beheersing van budgetten is het gewenst dat budgetten actueel zijn. Overwegingen die leiden tot het besluit Gaandeweg het begrotingsjaar ontvangen wij informatie die van invloed is op de gestelde financiële kaders. Het bijstellen van deze kaders gebeurt bij de voor- en najaarsnota. In de najaarsnota zijn een aantal maatregelen genomen waarmee het resultaat van deze najaarsnota uitkomt op € 21.436 positief. Draagvlak Het structurele resultaat is meegenomen in de programmabegroting 2015-2018. De inwoners van de gemeente Wijk bij Duurstede kunnen kennis nemen van de inhoud van de najaarsnota via de gemeentelijke website. Realistisch De bijstelling van de budgetten leidt tot een meer realistische begroting en reële inschatting van de geprognosticeerde jaarresultaat 2014 Tijdgebonden De aanmeldingen die zijn verwerkt in deze najaarsnota zijn gebaseerd op werkelijkheid t/m 3e kwartaal 2014. Aanpak/uitvoering De vastgestelde begrotingswijzigingen worden verwerkt. Communicatie De najaarsnota wordt gepubliceerd op de gemeentelijke website. Financiën De najaarsnota is een financieel document. Bijlagen Najaarsnota 2014 Burgemeester en wethouders van Wijk bij Duurstede,
Wilma van de Werken secretaris
Tjapko Poppens burgemeester
Raadsbesluit
De raad van de gemeente Wijk bij Duurstede; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 7 oktober 2014, nr.
gelet op titel IV van de gemeentewet
besluit: Wij stellen uw raad voor om te besluiten: -de najaarsnota 2014 vast te stellen -de begrotingswijzigingen in bijlagen 1, 2 en 3 vast te stellen -en tevens daarmee de mutaties in de reserves conform programma 7 vast te stellen
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van dinsdag 11 november 2014 De raad voornoemd,
griffier,
voorzitter,
Najaarsnota 2014
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave _____________________________________________________________ 2 1. Aanbiedingsbrief _________________________________________________________ 3 2. Risico’s _________________________________________________________________ 5 3. Stand van zaken taakstellingen _____________________________________________ 14 4. Beleidsontwikkelingen per programma _______________________________________ 16 5. Financieel beeld 2014 ____________________________________________________ 31 6. Besluitenlijst ____________________________________________________________ 32 7. Gevolgen van deze najaarsnota voor de stand van de reserves. ____________________ 33 8. Toelichting op afwijkingen per programma ___________________________________ 34 9. Budgetneutraal __________________________________________________________ 43 10. Kredieten ______________________________________________________________ 45 Bijlage 1: Begrotingswijziging saldo najaarsnota 2014 programma/functie ___________ 47 Bijlage 2: Begrotingswijziging budgetneutraal najaarsnota 2014 programma/functie ___ 50 Bijlage 3: Begrotingswijziging budgetanalyses najaarsnota 2014 programma/functie ___ 52
Najaarsnota 2014
2
1. Aanbiedingsbrief Hierbij bieden wij u de najaarsnota 2014 aan. In deze najaarsnota wordt gerapporteerd over hoe we ervoor staan na de eerste 8 maanden van 2014 en wordt een prognose gegeven over de laatste 4 maanden. Met de najaarsnota wordt in financiële zin doorkijk gegeven naar de jaarrekening 2014. Structurele afwijkingen zijn verwerkt in de begroting 2015. Net als bij de voorjaarsnota wordt ook in de najaarsnota aangegeven wat de status is van de openstaande ombuigingen. Er zijn diverse acties uitgezet om de ombuigingen te realiseren. In zijn totaliteit bedraagt de resterende taakstelling € 402.061. Hiervan wordt € 36.500 hoogstwaarschijnlijk gerealiseerd. Het resterend bedrag van € 365.561 wordt als nadeel verwerkt in resultaat. In hoofdstuk 3 wordt dit verder onderbouwd inclusief alternatieve oplossingen. Ten aanzien van de risicoanalyse zijn binnen de onderscheiden risico’s wel ontwikkelingen geweest waarmee het risico is toegenomen of verminderd, maar zijn er geen risico’s toegevoegd of verwijderd. In vergelijking met de voorjaarnota 2014 zijn voor de zwembad/Vikinghal, de transitie Participatiewet, de ODRU en de Financieringsfunctie de risico’s hetzelfde gebleven. In hoofdstuk 2 zijn de risico’s uiteengezet met bijbehorende beheersingsmaatregelen. Een nieuw onderdeel in de najaarsnota is hoofdstuk 4 beleidsontwikkelingen per programma. Dit hoofdstuk is bedoeld om op hoofdlijnen inzicht te geven in de voortgang en ontwikkeling van een aantal voorgenomen doelstellingen. De ontwikkeling van de algemene uitkering uit het gemeentefonds wordt voor een belangrijk deel bepaald door de ontwikkeling van de rijksuitgaven. De jaarlijkse toename of afname bepaald het accres voor de algemene uitkering. Het accres is in de septembercirculaire naar beneden bijgesteld. Dit leidt tot lagere inkomsten voor een bedrag van € 11.495. Huishoudens met een inkomen tot 110% van het sociaal minimum hebben in 2014 recht op een koopkrachttegemoetkoming. De uitvoering van deze maatregel wordt belegd bij de gemeenten en wij ontvangen daarvoor bijna € 50.000 in een decentralisatie uitkering. Voor mantelzorg ontvangen we een decentralisatie uitkering van ruim € 5.000. De integratieuitkering Wmo neemt toe met € 100.000 i.v.m. indexatie en voor de ontwikkeling van de sociale wijkteams en de verbinding met de medische sector. De najaarsnota 2014 sluit positief ondanks een aantal forse nadelen op de gebundelde uitkeringen bij de RSD, sloop van de school met de Bijbel, wettelijke vergoedingen van (oud) bestuurders en de ambtelijke loonsomontwikkelingen. Daarnaast zijn er ook een aantal openstaande taakstellingen afgeboekt, omdat deze niet in 2014 gerealiseerd konden worden. De meest in het oog springende taakstelling is die op het personeel. Gebleken is dat afspraken over het vrijwillig afvloeien van personeel pas een jaar nadat de afspraken gemaakt zijn tot verzilveringen leiden. Behaalde resultaten in 2014 worden daarom pas volgend jaar zichtbaar. Op bladzijde 14 vind u een uitgebreide toelichting. De hierboven genoemde nadelen kunnen opgevangen worden door extra leges, vrijvallende kapitaalslasten van de brede school de Horden, verkoop van gemeentelijke vastgoed, door inzet van de bestemmingreserve voor de uitvoeringlasten RSD en door een gerichte uitgavenstop. Alle andere ontwikkelingen zijn uitgebreid toegelicht in hoofdstuk 8. Naast de reguliere aanpassingen van budgetten als gevolg van autonome ontwikkelen, zijn er ook
Najaarsnota 2014
3
organisatieontwikkelingen gaande waar zo goed mogelijk op geanticipeerd moet worden. In het ombuigingenboek 2015-2018 staat benoemd wat de komende jaren op ons afkomt. Het resultaat van de najaarsnota 2014 bedraagt € 21.436,- positief. Dit is inclusief een nadeel van € 11.495 uit de septembercirculaire en de afgeboekte taakstellingen van € 365.561. Het geprognosticeerde jaarresultaat na verwerking van de najaarsnota zal € 56.954 positief bedragen.
Najaarsnota 2014
4
2. Risico’s Algemeen In dit hoofdstuk worden de belangrijkste risico’s toegelicht. Deze risico’s zijn bepaald aan de hand van een zogenaamde risicokaart. De gesignaleerde risico’s worden met behulp van deze methodiek gescoord aan de hand van de kans dat een risico zich voordoet, de impact die het betreffende risico heeft en de financiële waardering. Op basis van deze analyse ziet de risicokaart (onderstaand bollenschema) er anders uit dan in het voorjaar van 2014. In vergelijking met de voorjaarsnota 2014 zijn er in de risicoanalyse geen nieuwe risico’s toegevoegd en er zijn geen risico’s bijgekomen.
Hoog
Precario op waterleidingen Hulp bij het huishouden
9
Jeugzorg: Budget
Marienhoeve: Daling ledenaantal AWBZ Grondbedrijf: verenigingen Transitie jeugdzorg
Impact (I)
Lopende exploitatie en beheer sportpark
Samenwerking verenigingen en SWS Investering in
Organisatie koers Brede school;
nieuwbouw
7
Participatie wet;budget
6
Zwembad en Vikinghal besluitvorming en
5
aanbestedingsen rente risico
Omgevings dienst regio Utrecht (Odru)
4
Vrijvallende locaties Participatiewet beleids ontwikkeling
3
2
Laag
Brede school afnemers en exploitatierisico
Stabilisatie woningmarkt; en grondprijzen; Grex en reserve
8
1
Hoog
Laag 1
2
3
4
5
6
7
Waarschijnlijkheid (P) Op treasury zijn nog geen risico's benoemd vanuit het ambtelijk aparaat. Dit zijn de bollen voor Treasury die in de sheet van Tijmen zijn benoemd.
Najaarsnota 2014
5
8
9
De opvallendste wijzigingen zijn: Er zijn binnen de onderscheiden risico’s wel ontwikkelingen geweest waarmee het risico is toegenomen of verminderd. Bijvoorbeeld bij de Brede School is het voormalige pand van het Revius aan de Middelweg-Oost 2 gesloopt. Vooraf was het risico voorzien dat in het pand mogelijk asbest zou kunnen zitten waarvan de aanwezigheid vooraf niet was vast te stellen. Tijdens de sloop is inderdaad asbest aangetroffen. Echter doordat hier vooraf rekening mee gehouden is heeft het niet tot problemen geleid. Inmiddels is het pand gesloopt waardoor dit risico niet langer meer aanwezig is. Over het algemeen is de kans dat risico's zich voordoen iets kleiner geworden (voortschrijdend inzicht). Dit is zichtbaar aan het aanbestedings- en renterisico waardoor ook de totaalscore iets naar beneden is bijgesteld. Bij de Transitie Jeugdzorg is het verschil tussen de hoogte van het macrobudget en de uitvraag van de instellingen verminderd. Het risico is daarmee ook iets verkleind. Bij de Hulp in het huishouden (HH) is meer duidelijkheid gekomen via het Zorgakkoord. Dit risico vormt geen onderdeel meer van deze analyse. We verwachten echter een grote kans op bezwaar en beroep omdat er veel onrust en ontevredenheid bij cliënten gaat optreden als gevolg van aanpassingen aan indicatie. Dit risico is als nieuw element toegevoegd. De HH is daarmee als risico qua impact groter geworden. Bij de afstemming van de drie decentralisatie blijft het risico in onvoldoende afstemming in landelijke wetgeving, zowel op inhoud als in planning. Bij het Grondbedrijf constateren we, net als bij de Voorjaarsnota 2014, dat het dieptepunt van de woningmarkt lijkt te zijn bereikt en dat er sprake is van een geleidelijke stabilisering en zelfs een licht herstel. Er is geen aanleiding geweest om onze grondprijzen aan te passen. Het saldo van de reserve grondbedrijf is nog zodanig laag dat dit ons beperkt in het opstarten van nieuwe initiatieven. Tot slot is het risico dat de taakstelling van de organisatiekoers als risico iets verminderd. De bezuinigingstaakstelling is losgekoppeld van de snelheid in het traject van de organisatiekoers waardoor het risico op vertraging minder groot is geworden. In aanvulling hierop is ook het risico op de frictie- en ontvlechtingskosten verminderd door de loskoppeling. Het risico blijft dat de taakstelling niet volledig volgens de planning (uiterlijk 2015) kan worden gehaald. Voor het sportpark Mariënhoeve blijft het risico van een grotere kwetsbaarheid bij de Stichting Wijksport door de beperkte capaciteit bij het bestuur (vrijwilligers). Een risico blijft bij de kredietverlening aan de Stichting Wijksport waardoor een vertraging in de nieuwbouw kan ontstaan. In vergelijking met de Voorjaarnota 2014 zijn voor de zwembad/Vikinghal, de transitie Participatiewet, de ODRU en de Financieringsfunctie de risico’s hetzelfde gebleven. In onderstaande beheersmaatregelen wordt dit verder toegelicht.
Najaarsnota 2014
6
Inhoudelijke toelichting op de risico’s en beheersingsmaatregelen Omgevingsdienst Regio Utrecht (Odru) Risico Beheersingsmaatregel Het door de ODRU ingezette Momenteel lijkt de organisatie meer in control. Aan de project ODRU op ORDE uitvoering van een ambitieus plan uit 2013 is inmiddels waarbij met name de financiele begonnen. De risico’s die we nu nog lopen zitten vooral in positie sterk verbeterd moest de strakke tijdsplanning met daaraan gekoppelde extra worden, begint vruchten af te kosten bij uitloop. Opschorting resulteert vaak in meer werpen. De verhuizing is kosten. gerealiseerd, de ICT is weer Daarnaast zijn er met de vorige fusie (MZOU en MNWU up-to-date en de afname in naar ODRU) afspraken gemaakt over fors minder afname formatie is gestart. Dit laatste van uren per 2016 van de gemeenten uit Noord- west heeft echter door toedoen van Utrecht. De komende periode wordt duidelijk welke het conflict tussen GO en VNG gemeenten voornemens zijn dit te doen en welke vertraging opgelopen. Daarmee consequenties dit heeft voor de begroting van de ODRU en is een risico ontstaan dat de daarmee ook voor onze gemeente. gewenste bezuinigingen op dat terrein pas later gerealiseerd Daar staat tegenover dat de begroting naar verwachting een kunnen worden. Daar staat een positief resultaat laat zien en dat de afname van het aantal aantal kleinere meevallers gegarandeerde uren zeer waarschijnlijk worden tegenover maar die gecompenseerd met tijdelijke uren. Deze staan echter nog compenseren mogelijkerwijs niet vast het vergrote risico van de reorganisatie (nog?) niet.
Sportpark Mariënhoeve Risico Kwetsbaarheid van Stichting Wijksport door beperkte capaciteit bij bestuur (vrijwilligers)
Beheersingsmaatregel Kwetsbaarheid bespreken en zoeken naar oplossingen.
Voortgang/Ontwikkelingen Het bestuur van de stichting is versterkt met nieuwe penningmeester en alg. bestuurslid.
Kredietverlening aan Stichting Wijksport (SWS) leidt tot vertraging in de nieuwbouw
Directe garantiestelling door gemeente om processen te bespoedigen.
De gemeente heeft garantie verleend. Nieuwbouw is gestart.
Ledenaantal verenigingen daalt door recessie en SWS kan geen alternatieve invulling vinden, gevolg: faillissement SWS
Monitoren verenigingsfinanciën en verenigingsontwikkeling in combinatie met kwartaalrapportages SWS
Kwartaalrapportages nog niet ontvangen. Wel maandelijks overleg over cashflow.
Najaarsnota 2014
7
Transitie Awbz-begeleiding Risico Lokale beleidsontwikkeling i.s.m. partners en aanbieders komt niet van de grond.
Beheersingsmaatregel Invloed doordat gemeente regie voert. Er zijn goede contacten met de aanbieders. Er zijn pilots gestart waarvan resultaten eind 2014 bekend moeten zijn. Rijksbijdrage via gemeentefonds mogelijk Er ligt een lokaal uitvoeringsplan. Nauwkeurig niet toereikend, uitgangspunt is om monitoren van financiele consequenties van uitvoering binnen beschikbare budget uit te gevoerde beleid (financiële analyse regelmatig voeren. De druk op de Wmo kan toenemen; bijstellen). Zonodig beleid aanpassen. Via Wmo is een open eind-regeling. meicirculaire budgetten naar beneden aangepast en er is nog steeds onduidelijkheid over clientgegevens. Gemeente verantwoordelijk voor nieuwe Gemeente heeft zelf de regie om te zorgen voor Wmo-doelgroepen met een indicatie voor een goede indicatieprocedure en een brede begeleiding / kortdurend verblijf. Omslag afstemming. Het Wmo-loket wordt in staat van zorgwet naar compensatie. gesteld om dit werk goed te doen. Maatschappelijke onrust en misschien ook overlast. Hogere kosten door achteraf ingrijpen Onvoldoende afstemming tussen de wetgeving transitie AWBZ-begeleiding, Participatiewet en Jeugdzorg
Hulp bij het huishouden Risico Het zorgakkoord heeft aantal bezuinigingen wel teruggedraaid (HH van 75% naar 40% per 2015) maar de korting is nog steeds hoog, circa 30%. Het is een open einderegeling.
Najaarsnota 2014
Lokaal en regionaal zorgen voor voldoende afstemming. Programmamanager bewaakt intern dwarsverbanden, zorgt voor integrale uitvoering en informeert college en management.
Beheersingsmaatregel Inmiddels is in Wijk bij Duurstede een denktank van start gegaan waarin betrokken burgers, zorgaanbieders en de Wmo Adviesraad zitting hebben. De input van deze denktank wordt benut om kaders te ontwikkelen voor de inzet van HH na 2015.
8
Voortgang/Ontwikkelingen Ideeën voor bezuinigingsopties zijn opgesteld en worden verder uitgewerkt. Een financiële analyse van de totale WMO financiën is in de maak en zal informatie opleveren m.b.t. de benodigde omvang van de bezuiniging. Er ligt een conceptvoorstel om de bezuinigingen het hoofd te bieden. Besluitvorming hierover is in oktober 2014.
Teruggedraaid is ook de maatregel dat er in 2014 geen nieuwe indicaties op HH afgegeven mogen worden.
Onrust en ontevredenheid bij cliënten als gevolg van aanpassingen aan indicatie. Kans op bezwaar en beroep
Voor 2014 nieuwe contracten met aanbieders HH. Inzet is bezuiniging op de huidige tarieven + meer levering HH via PGB (PGB-pool gaat rond zomer 2013 van start).
Aanbesteding HH voor nieuwe contracten vanaf 2014 loopt.
Communicatie en informatie. Investeren in voorliggende voorzieningen
Transitie Jeugdzorg Risico Er komen onvoldoende financiële middelen beschikbaar vanuit het rijk.
Onvoldoende inzicht in de vraag kan leiden tot financiële risico's en een onvolwaardig zorgaanbod. Onze invloed hierop is beperkt en is mede afhankelijk van gegevens van bijv. de provincie en andere instellingen. In het kader van de regionale transitiearrangementen hebben de zorgaanbieders aangegeven hoeveel budget zij nodig hebben om de continuïteit van zorg te garanderen (op regioniveau). Dit budget is fors hoger dan het macrobudget dat de regio ontvangt.
Beheersingsmaatregel Invloed op bestedingen door middel van meer aandacht voor preventie en afdekken risico's door regionale samenwerking. Uitoefenen van bestuurlijke invloed: brieven naar VWS alsmede nadere analyse van de aangeleverde gegevens. Onze invloed hierop is beperkt en is mede afhankelijk van gegevens van bijv. de provincie en andere instellingen. Uitvraag lijkt op dit moment volledig in beeld.
Uitoefenen van bestuurlijke invloed: brieven naar ministerie van VWS alsmede nader onderzoek en analyse van de aangeleverde gegevens.
Invoering Participatiewet Risico Geen implementatiebudget vanuit het Rijk beschikbaar.
Najaarsnota 2014
Inmiddels is duidelijk dat de financiële bijdrage vanuit het rijk voor het jaar 2014 op de HH intact blijft.
Beheersingsmaatregel Door zoveel mogelijk een herprioritering in taken uit te voeren bij alle transities, en daardoor een andere inzet van de beschikbare middelen, wordt dit risico zoveel mogelijk ondervangen.
9
Uitgangspunt is dat de door het rijk beschikbaar gestelde middelen worden ingezet. Eventuele kortingen leiden er dan toe dat er keuzes moeten worden gemaakt over welke doelgroepen ondersteuning krijgen. Algemeen geldt dat zoveel mogelijk wordt ingezet op het zo snel mogelijk toeleiden naar (gedeeltelijk) werk en voor doelgroepen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt wordt gekeken naar een koppeling van voorzieningen en begeleiding met welzijnswerk (vrijwilligerswerk) en de Wmo.
Grondbedrijf Risico Situatie op de woningmarkt blijkt gestabiliseerd. Er is sprake van licht herstel. Daardoor zijn de grondprijzen in de nota niet aangepast 2014. Doordat de vrijvallende locaties niet worden ontwikkeld vertraging in opbrengsten kans op verloedering.
Saldo van de reserve grondbedrijf is vrijwel nihil. Dat beperkt ons in het opstarten van nieuwe projecten en we kunnen geen grote tegenvallers meer hebben in lopende projecten want onze reserve is beperkt. M.a.w. we kunnen niet meer tekorten opvangen
Najaarsnota 2014
Invloed. Opstellen goede kaders en jaarplan opstellen. Nauwkeurig/maandelijks monitoren financiële consequenties van gevoerde beleid RDWI. Zo nodig beleid bijstellen. Geen invloed op landelijke en regionale economische ontwikkelingen op gebied van arbeidsmarkt. Dit betekent meer lokaal werken, kosten besparend. Werkgevers rijp maken voor nieuwe doelgroep.
Beheersingsmaatregel Vraaggericht ontwikkelen. Afhankelijk van externe factoren maken het moeilijk om hier goed grip op te krijgen. Lokale markt stimuleren door slimme financieringsconstructies. Sturen op de uitkomsten van de opbrengsten van de vrijvallende locaties. Sturing op de uitkomsten van het woningbouwprogramma. Verwachtingen moeten hierbij wel worden getemperd. Er kunnen bijvoorbeeld niet zomaar gronden worden aangekocht en sommige locaties beginnen al vanuit een negatieve exploitatie. De reserve Grondbeleid kan dit nog niet opvangen. De ontwikkeling van vrijvallende locaties is onderdeel geworden van het projectenboek. Deze wordt elk half jaar geactualiseerd. Tussentijdse winstnemingen doen conform de spelregels van het grondbedrijf. In de lopende projecten streven naar kostenbesparing. Nieuwe projecten pas opstarten als deze gegarandeerde inkomsten genereren.
10
Brede School De Horden Risico Risico dat een van de bouwende partijen / adviseurs in staat van faillissement raakt.
Tegenvallers tijdens de bouw.
Risico’s in de uitvoering van het project. Aanwezigheid van benodigde expertise.
Risico van bouwvertraging in verband met de noodvoorziening Cape Horn en project de Engk
Najaarsnota 2014
Beheersingsmaatregel Bij aanbesteding grote aandacht voor rentabiliteit en solvabiliteit van de contractpartners • Garantieregeling / verzekering afsluiten Strakke sturing op de kosten. Kritisch zijn ten aanzien van meer- en minderwerk.
Voortgang/Ontwikkelingen Op dit moment wordt er nog niet gebouwd, concept voorlopig ontwerp wordt een dezer dagen vastgesteld.
Aanvullend op de intern Risico doet zich nog niet voor. aanwezige capaciteit zal er zeker externe expertise moeten worden ingehuurd. Vooralsnog kan worden geconcludeerd dat er op de meeste gebieden voldoende capaciteit en expertise aanwezig is. Betreft slecht voor een Risico doet zich nog niet voor. deel een risico dat drukt op dit project. M.n. latere ingebruikname kan leiden tot verlies binnen de Engk. Op dit moment zijn er afspraken met buurtbewoners bij Cape Horn over het langer gebruik van de noodvoorziening.
11
Zwembad Wicki de Viking Risico Bewegingsonderwijs is een wettelijke verplichting. Risico is aanwezig dat er geen alternatief voor handen is als de contracten met de exploitant aflopen. Project voor bouw gymzaal of alternatieven om bewegingsonderwijs tijdelijk onder te brengen moet op tijd gestart worden waarbij ook gekeken wordt naar de structurele oplossing. Als vanuit de markt geen initiatief komt om een zwembad voor eigen rekening en risico te bouwen is er geen alternatief aanwezig voor het zwembad. Geen initiatieven uit de markt voor vervanging van het zwembad.
Beheersingsmaatregel Besluitvorming over de uitvoering van bouw gymzaal tijdig plaats laten vinden.
Voortgang/Ontwikkelingen
Geen vervangende opties leidt tot beëindiging van de zwembadexploitatie.
In het najaar 2014 is een subsidie uitvraag gedaan waarbij potentiële exploitanten worden uitgenodigd om, met een beperkt subsidiebedrag, een zwembadvoorziening te realiseren in de gemeente.
Organisatiekoers Risico Er ligt grote druk op organisatie. Deze vertoont tekenen van kwetsbaarheid (ziekte kan slechts ten dele worden opgevangen, kwaliteit kan niet altijd worden geleverd)
We hebben begrotingsjaren 20142015 nog om het restant van de taakstelling op de organisatie te halen. Dit is losgekoppeld van de regieorganisatie en wordt als apart project ingericht. Er is kans dat de taakstelling niet volledig volgens planning gehaald kan worden.
Najaarsnota 2014
Beheersingsmaatregel De aansturing van de koersactiviteiten leveren knelpunten op in de organisatie. De maatregel die we hiervoor hebben getroffen is een heldere prioriteitstelling. Goede bestuurlijke afstemming hierover blijft noodzakelijk.
Strakke projectmatige sturing kan mate van frictie verminderen en succeskans verhogen. We gaan er vanuit dat de doelstelling wordt gehaald. We hebben een methodiek ontwikkeld hoe om te gaan met frictiekosten en afbouw overhead.
12
Precario op Waterleiding van Vitens Risico Er is een wetvoorstel in voorbereiding tot afschaffing van het heffen van precario op kabels en leidingen. Daarna is het niet meer mogelijk om precario te heffen op de waterleidingen van Vitens. Wellicht wordt er in het wetsvoorstel een overgangstermijn opgenomen.
Beheersingsmaatregel Op het invoering van nieuwe wetgeving hebben we geen invloed.
Onder het huidige convenant met Vitens is De samenwerking opzoeken met andere het niet mogelijk om precario te heffen op gemeenten. waterleidingen. De gemeente heeft per 1 mei 2014 dit convenant opgezegd met als doelstelling om per 1 november 2014 precario te gaan heffen. Vitens heeft als reactie hierop de gemeente gedagvaard. Vitens vindt het ongepast dat de gemeente zich onttrekt aan haar verplichtingen. De rechter zal zich uitspreken of het convenant mag worden opgezegd worden of niet. Een dergelijke bodemprocedure is een langlopend proces met de mogelijkheid dat de uitspraak negatief uitpakt. Vitens heeft tevens voor de duur van het geding een voorlopige voorziening gevorderd, waarbij de gemeente dan gedurende de looptijd van het proces geen precario kan heffen. Na verwachting zal de rechtbank daar in oktober een uitspraak over doen. Er bestaat een kans dat de rechter dit toewijst en de gemeente niet direct precario kan gaan heffen. Wanneer de rechter de voorlopige voorziening afwijst dan bestaat de mogelijkheid om direct te heffen. Het risico hierbij is wel dat, indien Vitens in de bodemprocedure in het gelijk wordt gesteld, de gemeente de geheven precario met de rente, proceskosten etc. moet terugbetalen. Als gevolg van bovenstaande politiekeen/of juridische factoren zijn de inkomsten van de precario op de leidingen van Vitens onzeker
Najaarsnota 2014
Door gezamenlijk met andere gemeenten op te trekken en de bestuurlijke druk op te voeren.
13
3. Stand van zaken taakstellingen Na de voorjaarnota 2014 zijn er een aantal taakstellingen die resteren voor verder invulling. Er zijn de nodige acties uitgezet om de bezuiniging zo ver mogelijk door te voeren of waar mogelijk op een andere wijze in te vullen. Van de openstaande taakstellingen van € 402.061 wordt € 36.500 hoogstwaarschijnlijk gerealiseerd. Het resterend bedrag van € 365.561 wordt als nadeel verwerkt in resultaat. Overzicht en toelichting per taakstelling: Taakstellingen/ombuigingen Taakstelling "tackle de taakstelling" Efficienter werken Taakstelling "tackle de taakstelling" Personele flexibiliteit Taakstelling Subsidies -5% (restant taakstelling 2013) Taakstelling Bestuursorganen raad Taakstelling Versobering lopende projecten Taakstelling oude Raadhuis/politiebureau Taakstelling Bibliotheek Taakstelling Evenementen Taakstelling Bedrijfsvoering Totaal
2014 236.400 25.970 42.000 21.191 15.000 11.500 30.000 10.000 10.000 402.061
Toelichting Bezuiniging organisatiekoers Bezuiniging organisatiekoers Bezuiniging begroting 2013 Bezuiniging begroting 2013 Bezuiniging begroting 2013 Bezuiniging begroting 2014 Bezuiniging begroting 2014 Bezuiniging begroting 2014 Bezuiniging begroting 2014
Verwacht te realiseren 15.000 11.500 10.000 36.500
Niet te realiseren 236.400 25.970 42.000 21.191 0 0 30.000 10.000 0 365.561
Taakstelling tackle de taakstelling (€ 262.370): Voor 2014 is onze taakstelling niet behaald. Dat heeft van doen met het besluit de route naar het worden van regiegemeente niet via de vorm, maar langs de as van de inhoud te nemen. Het besef is immers ontstaan dat het worden van regiegemeente meer van doen heeft met de rol die onze gemeente wil innemen in de samenleving, dan met het vormen van een regieorganisatie waarbij alle uitvoering op afstand gaat. Pas als de rol die onze gemeente in de verschillende taakvelden wil innemen helder is, kan een keuze worden gemaakt over hoe dit doorwerkt in de organisatie. Daarom is een pas op de plaats gemaakt met de Taken op Afstand projecten. De verwachting was echter dat deze projecten een substantiële bijdrage zouden leveren aan deze taakstelling. Dit heeft tot gevolg gehad dat de taakstelling op de organisatie los is gekoppeld van het worden van regiegemeente. Sinds het voorjaar bestaat daarom het project Tackle de Taakstelling dat specifiek tot doel heeft het restant van die taakstelling te realiseren. Er zijn goede stappen gezet binnen dit project, maar de resultaten van deze verzilveringen worden pas vanaf 2015 zichtbaar. Deze taakstelling wordt daarom voor 2014 incidenteel ingevuld door de voordelen uit de uitgavenstop in te zetten (€ 203.368) en het reguliere budget (€ 59.002) voor programma slimmere werkprocessen in te zetten. Het regulier budget kan ingezet worden door kritisch te kijken naar uitgaven die al gepland waren en in plaats van inhuur creatief om te gaan met inzet van eigen personeel. Uitbreiding van uren van eigen personeel is immers goedkoper dan inhuur van een externe adviseur. Taakstelling Subsidies -5% Eind 2012 besloot de raad tot een taakstelling op de subsidies van gemiddeld 5% en een herijking van € 10.000. Dit werd verder ingevuld als € 135.000 en € 10.000, totaal dus € 145.000. Bij de invulling van deze taakstelling bleek dat er een dubbeltelling was ontstaan vanwege een separate taakstelling op de subsidie van de peuterspeelzalen. Hiermee was de taakstelling ruim 7% geworden. Op 30 juli 2013 heeft het college besloten dat het niet gerealiseerde deel (€ 42.000) als taakstelling moest worden opgenomen voor de begroting 2014. Deze taakstelling kon echter niet worden gerealiseerd vanwege juridische aspecten. Dit geldt ook voor 2015. Vanaf 2016 kan een deel hiervan worden gerealiseerd. In de meerjarenbegroting 2015-2018 is hiervoor een voorstel opgenomen.
Najaarsnota 2014
14
Taakstelling Bestuursorganen raad Er zijn een aantal ontwikkelingen die invloed hebben op de vergoedingen van bestuurders. Het ministerie heeft per 1 juli 2014 diverse wijzigingen in de rechtspositie van bestuurders aangebracht die fors nadelig uitpakken Hierdoor zal de resterende taakstelling op bestuursorganen van € 21.191 niet gerealiseerd worden en moet deze taakstelling als nadeel worden aangemerkt. Taakstelling Versobering lopende projecten De taakstelling wordt structureel gerealiseerd op de nieuwbouw sporthallen Mariënhoeve. Daarvoor zijn de lasten structureel € 15.000 lager dan de huidige huurlasten van de Hordenhal. In afwachting van de bouw van de nieuwe hallen wordt de taakstelling incidenteel ingevuld. Voor 2014 wordt deze gerealiseerd uit de vrijval kapitaallasten Brede school de Horden i.v.m. vertraging in het project. Taakstelling oude raadhuis/politiebureau De taakstelling zal gerealiseerd worden door het politiebureau te verkopen. Hiermee zal een voordeel in de kapitaallasten worden behaald. De verkoop bevindt zich in de afrondende contractfase. Een deel van de taakstelling zal ook gerealiseerd worden, omdat de kosten voor de nutsvoorzieningen zijn vervallen. Taakstelling Bibliotheek De taakstelling op de bibliotheek wordt niet gerealiseerd, omdat deze gekoppeld was aan de verhuizing naar de Brede School. De bibliotheek is in de loop van 2013 geen partner meer in de Brede School waardoor de verhuizing en de beoogde bezuiniging niet doorgaan. Taakstelling Evenementen Naar verwachting zal die taakstelling dit jaar niet worden gerealiseerd. Het werkproces evenementenvergunningverlening staat voor 2015 op de nominatie om lean gemaakt te worden, zodat het daarna in het zaaksysteem opgenomen kan worden. Daarnaast wordt gewerkt aan deregulering. De verwachting is dat de ambtelijke uren met ingang van 2015 met 20% kunnen worden teruggebracht en de taakstelling daarmee vervolgens kan worden gerealiseerd. Taakstelling Bedrijfsvoering Taakstelling realiseren we door vermindering van portokosten en minder printen en papiergebruik.
Najaarsnota 2014
15
4. Beleidsontwikkelingen per programma In dit hoofdstuk worden de belangrijkste en/of bijzondere beleidsontwikkeling per programma toegelicht. Programma 1
Woonomgeving
Stand van zaken handhaving buitengebied Uit de inventarisatie buitengebied zijn ongeveer 60 percelen naar voren gekomen die aandacht behoeven. Daarnaast waren er begin dit jaar nog circa 25 andere percelen in het buitengebied in beeld vanuit de reguliere werkvoorraad. Op dit moment zijn er nog 41 dossiers actief binnen handhaving. Dankzij de gezamenlijke inspanning van team RO en team handhaving is de lijst met actieve dossiers conform afspraken met de helft afgenomen Stand van zaken projecten, voortvloeiend uit het Gemeentelijk Afval Plan (GAP). In 2012 heeft de gemeenteraad het gemeentelijk afvalbeleidsplan 2012 – 2016 vastgesteld. De afvalkoers is om het milieuresultaat te verbeteren (meer bronscheiding, minder restafval), om het lage kostenniveau vast te houden en om verder de service en het straatbeeld nog iets te verbeteren. Dit moet bereikt worden met extra voorlichting en het verbeteren van de (afvalscheidings)voorzieningen. Op basis van de gerealiseerde scheidingsresultaten blijkt dat de gemeente achter loopt in het verbeteren van het milieuresultaat. Positief is weliswaar dat de totale hoeveelheid ingezameld afval is gedaald, maar het percentage bronscheiding blijft nog ver achter bij het gemiddelde van de benchmark en bij de landelijke doelstellingen. Daarom worden een aantal aanpassingen voorgestel in de Update afvalbeleidsplan Wijk bij Duurstede 2014. De Update wordt in september de voorbespreking van de raad aan de orde komen en zal in oktober aan de raad ter besluitvorming worden voorgelegd. Voor 2015 staan de volgende maatregelen uit het vastgestelde gemeentelijk afvalplan 2012 – 2016 op de rol staan: • wijziging grofvuilbeleid: beëindiging gratis inzameling aan huis en stimuleren om het gescheiden te brengen naar de milieustraat; • invoering van een registratiesysteem voor minicontainers. Hiermee wordt tevens het gratis meeliftend bedrijfsafval aangepakt; • invoering van een toeslag op de afvalstoffenheffing voor huishoudens met een tweede minicontainer restafval. Hierdoor krijgen huishoudens een financiële prikkel om minder afval te produceren.
In het gemeentelijk afvalplan is verder de invoering van een derde minicontainer voor oud papier gepland. Gelet op de goede resultaten bij andere gemeenten met minicontainers voor kunststof is het echter uit overwegingen van milieu en kostenbesparing gunstiger om in Wijk bij Duurstede zo’n derde minicontainer in te voeren voor kunststof in plaats van voor oud papier. In de Update wordt hiervoor een voorstel uitgewerkt. Maatregel Minicontainers
Najaarsnota 2014
Nadere omschrijving - Inventarisatie kwaliteit minicontainers - Inventarisatie systemen containermanagement - Inventarisatie klandestien gebruik - Vervanging minicontainers - Pilot systeem containermanagement - Invoering systeem containermanagement
16
Stand van zaken september 2014 Inventarisaties zijn uitgevoerd, Invoering managementsysteem en aanpak illegaal gebruik wordt in 2015 ingevoerd, zoals in de Update Afvalplan (augustus 2014) is beschreven.
Minicontainers oud papier
uitwerken
Ondergrondse containers restafval
vervangingschema bovengrondse containers restafval (Betreft 1000-liter containers bij hoogbouw) inventarisatie markante plekken (voor ondergronds)
Milieuparkjes ondergronds
Aanpassen grofvuilbeleid
Inzameling kunststof
Overig
Milieustraat
uitwerken omkeren grofvuilbeleid, dwz gratis storten grof huishoudelijk afval (dus uitgezonderd bouw- en sloopafval) en alleen tegen betaling ophalen. evaluatie bestaande inzamelsysteem 2012 adviesrapport voor vervolg aanpassing inzamelwijze (afh van resultaten/ontwikkelingen) monitoring/analyse inzamelresultaten en klachten/meldingen jaarlijks deelname benchmark afval jaarlijks monitoring
eenvoudige herschikking inrichting milieustraat aanpassen poortbeleid en kassasysteem
korte verkenning verhuizing naar bedrijventerrein registratie en analyse bezoekers milieustraat ontwerp vernieuwing milieustraat planologisch meeliften bestemmingsplan buitengebied aanbesteding bouw vernieuwing milieustraat bouw vernieuwing milieustraat
In de Update wordt aangegeven inzameling van papier middels minicontainers uit te stellen en Nog geen actie ondernomen
Ondergrondse containers voor glas en kleding zijn in Cothen en Langbroek. Wel ruimte gereserveerd voor ondergrondse containers voor kunststof , nog geen uitvoering in afwachting van ontwikkelingen Gratis brengen is gerealiseerd, beeindiging van gratis ophalen wordt in 2015 ingevoerd; zie Update Inzameling van kunststof dmv minicontainers start 2015. Zie Update afval plan Inzamelresultaten worden jaarlijks geevalueerd en vergeleken met de gegevens van de benchmark. Resultaten worden beschreven in de Update Uitgevoerd Uitgevoerd, maar kassasysteem uitgesteld in afwachting van toekomst Werf en Wijkbeheer Uitgevoerd, conclusie = blijven Wel een aantal keer geregistreerd, resultaten nog niet uitgewerkt Uitgesteld De werf is met gebouwen is op huidige locatie in het bestemmingsplan opgenomen Uitgesteld Uitgesteld
Stand van zaken m.b.t. precario kabels en leidingen. Achtergronden Vorig jaar is besloten om precario te heffen op de waterleidingen van Vitens. Om het heffen van precario mogelijk te maken was het noodzakelijk dat het aandeelhoudersconvenant uit 1988 werd opgezegd. In dit convenant is bepaald dat aandeelhouders aan Vitens geen financiële vergoeding kunnen vragen voor het gebruik van de gronden. Het aandeelhoudersconvenant is aangegaan voor onbepaalde duur (duurovereenkomst). Met een duurovereenkomst zijn partijen ‘oneindig’ aan elkaar gebonden. In de overeenkomst is geen mogelijkheid opgenomen voor opzegging. De laatste jaren leeft binnen de rechtspraak steeds meer de opvatting dat alle overeenkomsten, waaronder ook duurovereenkomsten, opzegbaar zijn mits de opzegging redelijk en billijk gebeurt. Dat houdt in dat er een redelijke opzegtermijn moet worden gehanteerd en de eventuele ontstane schade wordt vergoed. Recentelijk zijn er verscheidene uitspraken gedaan, waarbij de rechter de opzegging van een duurovereenkomst heeft
Najaarsnota 2014
17
goedgekeurd. Op grond van deze jurisprudentie denken wij in deze kwestie een goede kans te maken om in het gelijk te worden gesteld. De gemeente Wijk bij Duurstede heeft het convenant per 1 mei 2014 opgezegd met inachtneming van een opzegtermijn van een half jaar. Wij hebben gekozen voor een opzegtermijn van een half jaar, omdat wij ervan uitgaan dat deze termijn voor Vitens redelijk is om de bedrijfsvoering aan te passen. Verder zijn wij van mening dat aandeelhouders en Vitens geen schade zullen leiden, waardoor schadeloosstelling niet aan de orde is. De extra kosten die de geheven precario met zich meebrengt kan Vitens immers doorberekenen aan de klanten in Wijk bij Duurstede. Bodemprocedure en voorlopige voorziening Indien Vitens geen bezwaar zou hebben gemaakt, zou het voor de gemeente Wijk bij Duurstede mogelijk zijn om per 1 november 2014 precario te gaan heffen. De precarioverordening die dat mogelijk maakt ligt klaar om de bestuurlijke besluitvorming in te gaan. Als reactie op de opzegging van het convenant heeft Vitens Wijk bij Duurstede gedagvaard. Vitens vindt het o.a. ongepast dat Wijk bij Duurstede door het eenzijdig opzeggen van het aandeelhoudersconvenant zich onttrekt aan haar verplichtingen en vervolgens toch aandeelhouder blijft. Verder vindt Vitens dat aandeelhouders gelijk behandeld moeten worden. Wijk bij Duurstede heeft argumenten waaruit blijkt dat op dit moment al sprake is van rechtsongelijkheid. De rechter zal in de bodemprocedure uitspreken wie er gelijk heeft en of het convenant opgezegd mag worden of niet.Een dergelijke bodemprocedure kan jaren duren, maar schort de werking van de opzegging gedurende het proces niet op. Daarom heeft Vitens voor de duur van het geding een voorlopige voorziening gevorderd, waarbij de gemeente dan gedurende de looptijd van de procedure geen precario kan heffen.De verwachting is dat de rechtbank over de voorlopige voorziening medio oktober 2014 een uitspraak doet. Indien de rechter de voorlopige voorziening afwijst, ontstaat er voor Wijk bij Duurstede de mogelijkheid om direct precario te heffen. Het college is voornemens om dat te doen. Kanttekening hierbij is dat hieraan het risico verbonden is dat indien Vitens in de bodemprocedure in het gelijk wordt gesteld de gemeente de geheven precario terug moet betalen. Wij schatten de kans dat dit risico zich voordoet laag in. Actualisatie Nota Grondprijzen 2013 De grondprijzen in de Nota Grondprijzen 2014 gelden met ingang van 1 januari 2014 en worden per 1 januari 2015 geactualiseerd op basis van marktontwikkelingen. Mocht de actualisatie niet tijdig hebben plaatsgevonden dan worden de genoemde bedragen in ieder geval geïndexeerd met de prijswijzigingen volgens de consumentenprijsindex, alle huishoudens van het CBS. Ontwikkelingen rondom zelfbeheer (toename, resultaten en opgedane ervaringen). Binnen het zelfbeheer zijn inmiddels diverse checklists en spelregels opgesteld op basis waarvan nieuwe verzoeken zelfbeheer worden behandeld. Tevens wordt momenteel gewerkt om de bestaande afspraken conform de nieuwe formats aan te passen. Er is een lichte toename van de zelfbeheerverzoeken. Nu de meeste zelfbeheerverzoeken in kaart zijn/worden gebracht blijkt dat de nieuwe werkwijze zijn vruchten zeker afwerpt maar ook dat er nog diverse zaken verder uitgewerkt dienen te worden. Dit heeft met name te maken met hoe omgegaan moet worden met zelfbeheerlocaties waar afspraken niet altijd worden nagekomen. Dit spitst zich o.a. toe op de vereiste openbaarheid, plaatsen van objecten (zoals hekwerken en schuttingen) het ophalen van (snoei) afval en het op tijd onderhouden van de zelfbeheerlocaties. Deze open eindjes worden geïnventariseerd waarbij ook mogelijke oplossingen zullen worden
Najaarsnota 2014
18
aangedragen om enerzijds de zelfbeheerders zoveel mogelijk te faciliteren en anderzijds de veiligheid in de openbare ruimte zoveel mogelijk gewaarborgd blijft. Op het gebied van speelterreinen worden op dit moment verkennende gesprekken gevoerd met bijv. de gemeente Buren waar alle speeltuinen zijn overgedragen aan verenigingen. Op basis van deze verkenning zal een plan van aanpak worden opgesteld of en hoe in Wijk bij Duurstede de speelterreinen kunnen worden overgedragen aan (een) speeltuinvereniging(en). Binnen dit plan worden diverse opties uitgewerkt waaronder het overdragen van speeltuinen aan omwonenden, samenwerking met bestaande verenigingen of (ondersteuning bij het opstellen van) nieuwe verenigingen of het verwijderen en bundelen van speelterreinen op wijkniveau. Daarnaast wordt gekeken wat de eenmalige investeringen (zowel budget als uren) hiervoor zijn, welke acties ondernomen moeten worden op het gebied van begeleiding en kennisdeling, verantwoordelijk en aansprakelijkheid en de nieuwe rol van zowel de samenleving, ambtelijk apparaat en uitvoering. Daadwerkelijk in 2014 gerealiseerde en nog te realiseren woningbouw i.r.t. het Strategisch Woningbouwprogramma Begin september 2014 is het Programma Woningbouw geactualiseerd. Op basis van de laatste informatie worden in 2014 in totaal 106 woningen toegevoegd aan de woningvoorraad, waarvan 35 in het sociale segment. Deze aantallen gaan er vanuit dat de woningen aan de Steenstraat nog in 2014 worden opgeleverd (zou bij geringe vertraging ook 2015 kunnen worden). Bij de actualisatie van het programma eind 2013 werd nog uitgegaan van een geprognotiseerde toename met 83 woningen. Het lijkt er op dat, net als elders in Nederland, ook de woningbouwmarkt in Wijk bij Duurstede zich langzaam herstelt. In voorgaande jaren nam de woningvoorraad toe met respectievelijk: 183 (2013), 138 (2012), 29 (2011) en 31 (2010). De komende jaren neemt de woningvoorraad toe met ca. 130 woningen per jaar (prognose). In hoeverre wordt het jaarplan IBOR 2014 gerealiseerd inclusief voorgenomen investeringen 2014. Het jaarplan IBOR 2014 loopt op moment van schrijven op schema. Enkele projecten die zijn doorgeschoven uit 2013 zijn of worden alsnog uitgevoerd (bermen Grauwacke (april 2014), asfalt Willem Alexanderweg (juni 2014) en renovatie Horsterbrug (oktober 2014). Daarnaast zijn de twee projecten van openbare verlichting uitgesteld, het betreft hier vervangingstrajecten van reguliere verlichting naar LED. Gezien het lopende onderzoek naar een mogelijke afkoop of aanpassing van het lease-contract met Citytec zijn deze plannen uitgesteld tot na het onderzoek. Reden hiervoor is dat indien er vernieuwingen plaatsvinden dit een verhoging betekent van de overnamekosten. Stand van zaken actualisering IBOR 2015-2018 en inventarisatie noodzakelijke investeringen 2015-2018. In het voorjaar 2014 is het nieuwe IBOR 2015-2018 opgesteld en aangeboden bij de kadernota. Hierop zijn enkele gewenste aanvullingen door het nieuwe college gekomen die op moment van schrijven nog moeten worden toegevoegd, maar waarvoor is afgesproken dat hier de resultaten uit de ombuigingen en gesprekken met de samenleving kunnen worden verwerkt. De verwachting is dat de aangepaste versie in oktober/november met de begrotingsonderhandelingen opnieuw zal worden aangeboden. Met name de onderdelen zelfbeheer (sterke samenleving), anders organiseren werkzaamheden, omvormingen en extra investeringen op wegen en bruggen zullen hierin worden aangevuld. De investeringsprojecten voor de periode 2015-2018 zijn reeds in de kadernota 2014 aangevraagd en toegekend.
Najaarsnota 2014
19
Bestemmingsplan Buitengebied. Het ontwerp bestemmingsplan heeft van 22 mei tot en met 2 juli 2014 ter inzage gelegen. Er zijn ruim 80 zienswijzen ontvangen. Ten aanzien van de landbouwontwikkeling liggen er een aantal complexe zienswijzen, onder meer over de stikstofproblematiek in verband met de Natura2000 gebieden. Met een aantal indieners van zienswijzen is nader overleg gewenst. De verwachting is dat een goede beantwoording enige maanden kost en daarom is vaststelling van het plan in 2014 niet meer haalbaar. Ervaringen met de balie omgevingsvergunning. Met ingang van dit jaar bestaat in onze gemeente de mogelijkheid om voor bepaalde bouwwerkzaamheden een balie-omgevingsvergunning aan te vragen. De balieomgevingsvergunning is een sterk vereenvoudigde vorm van vergunningverlening. Indien een geregistreerde architect een bouwplan indient met een verklaring dat geheel wordt voldaan aan alle wettelijke vereisten, wordt de omgevingsvergunning per direct verstrekt. Bovendien krijgt de aanvrager enige korting op de leges. Vooralsnog heeft één architect zich laten registreren. Er zijn nog geen balie-omgevingsvergunningen aangevraagd. Stand van zaken RUD/ODRU ODRU In de afgelopen acht maanden zijn er veel ontwikkelingen geweest bij de ODRU. Op financieel, op organisatorisch en op operationeel terrein. Op financieel terrein is de jaarrekening 2013 goedgekeurd en tevens de begrotingen van 2014 en 2015. Daarbij was van groot belang dat de begrotingen sluitend waren en daarmee uiting gaven van de opdracht om de ODRU financieel weer op orde te krijgen. De bezuinigingsopdracht die daar tevens aan was verbonden richtte zich op een aantal grote onderwerpen: het op orde brengen van de ICT infrastructuur, kostenbesparend op huisvesting en op personeel. Deze drie grote zaken zijn in 2014 in gang gezet en voor een groot deel inmiddels ook gerealiseerd. De twee vestigingen (in Zeist en in Breukelen zijn opgeheven en vervangen door 1 locatie in het Provinciehuis Utrecht. Daarmee kon tegelijkertijd ook een slag gemaakt worden ten behoeve van de ICT-infrastructuur aangezien deze al voor een groot deel voorhanden was en up-to-date. De reorganisatie en de daaraan gekoppelde afname in formatie heeft wat vertraging opgelopen doordat de onderhandelingen met het GO van hogerhand tijdelijk was stilgelegd. Inmiddels zijn de benoemingen bekend en is daarmee ook weer een stap gezet in verdere afslanking van de organisatie.
RUD Op 1 januari jl. is de RUD-Utrecht (voorheen RUD2.0) officieel van start gegaan. Op 1 juli zijn de medewerkers van de daarin opgenomen gemeenten en de Provincie overgegaan naar de RUD-U. Dit betekent dat de RUD-U in de fase zit van verder eenwording. Dit vergt veel inzet en een duidelijke keuze van de RUD-U om daar voorlopig de focus te laten liggen. Dit betekent dat de mogelijke verdere eenwording van ODRU en RUD-U tot 1 RUD vooralsnog naar achteren wordt geschoven. Kort en bondig: zowel de RUD-U als de ODRU moeten eerst zelf “op orde zijn” alvorens tot een verdere samenvoeging kan worden overgegaan.
Najaarsnota 2014
20
Programma 2
Toerisme en vrije tijd
Museum Dorestad Als gevolg van bezuinigingen en andere ontwikkelingen is het museumbestuur zich gaan oriënteren op de toekomst, waarbij word ingezet op herhuisvesting van het museum op de locatie van het oude Stadhuis op de Markt. Op deze nieuwe locatie zal een nieuwe expositie worden ontwikkeld, waarbij de focus zal liggen op Dorestad als USP van onze gemeente. Het college heeft besloten het pand aan de Muntstraat waar het museum nu nog gehuisvest is te gaan verkopen. Het museumbestuur werkt aan een plan om samen met VVV en de eigenaren/gebruikers van de Grote Kerk de nieuwe locatie te gaan inrichten. Over de definitieve planvorming zal de raad eind van dit jaar een besluit nemen. Bibliotheek De Wijkse bibliotheek maakt deel uit van de Stichting Regiobibliotheek Zuid-Oost Utrecht (ZOUT). In alle drie de kernen is een bibliotheek-voorziening aanwezig. In 2010 is de (tot 2010 zelfstandige Christelijke Gemeenschappelijke) Bibliotheek Cothen ook opgenomen in ZOUT. In Cothen maakt de dependance bibliotheek onderdeel uit van het cultuurhuis/gezondheidscentrum in Cothen. In Langbroek is de dependance sinds 2014 gehuisvest in de mfa Oranjepoort. In de kern Wijk wordt nog onderzocht welke mogelijkheden er zijn om goedkopere huisvesting te realiseren. De bezuinigingstaakstelling van de afgelopen jaren heeft er voor de bibliotheek toe geleid dat o.a. bespaard is op interne bedrijfsvoering en personeelszaken. In 2014 en ook daarna zal verder onderzoek gedaan worden naar goedkopere (bij voorkeur gezamenlijke) huisvesting. Ook zal de bibliotheek met de daartoe relevante partijen onderzoeken om efficiënter in te kopen van o.a. telefonie, verzekeringen, schoonmaak, energie, ICT diensten. Evenementenbeleid Het beleid kent twee componenten: citymarketing en het inrichten van processen. De eerste component is gericht op de versterking van de identiteit van de gemeente: het beleid geeft een kader voor de ontwikkeling van bij de gemeente passende evenementen. Dit heeft (wellicht) gevolgen voor de evenementenkalender van 2016. De tweede component is gericht op het verduidelijken van ieders rollen en verantwoordelijkheden binnen de processen die met evenementen en de daarbij behorende vergunningverlening gepaard gaan. Tevens wordt bekeken of deze processen effectiever kunnen worden ingericht. Daarbij wordt ingestoken dat de gemeente zich meer wil profileren als regiegemeente. Aan de hand van de participatieladder wordt gezocht naar een andere constructie. In 2014 zijn de voorbereidingen op het beleid gaande. In 2015 worden de resultaten verwacht. Bij het opstellen van dit beleid kiezen we voor het doorlopen van een open planproces met belanghebbenden. Evenementen zijn afhankelijk van vrijwilligers, ondernemers etc. De gemeente wil meer in een regisserende rol treden. Het doel is om samen en in tot nieuwe verhoudingen te komen. Met betrokkenen moeten er afspraken worden gemaakt over wie, wat, wanneer doet. En over welke evenementen bijdragen aan het profiel van de gemeente. De verwachting is dat zo een efficiency- en een kwaliteitswinst ontstaan als het gaat om de evenementen zelf en om de vergunningverlening. Horecabeleid Het beleid verkeert inmiddels in de uitvoeringsfase. In 2014 is de horeca-coördinator aangesteld. Kerntaken (en ook als zodanig uitgevoerd) zijn het contact houden met betrokkenen, het aanspreekbaar en bereikbaar zijn voor horeca-ondernemers en andere organisaties die horeca-activiteiten ontplooien (sportclubs, verenigingen e.d.) en het Najaarsnota 2014
21
organiseren van overleggen c.q. het verzorgen van betrokkenheid van belanghebbenden. Dit laatste uit zich onder andere via het horecaplatform dat in 2014 is opgericht. Gedurende het jaar is het platform twee keer bij elkaar geweest. De speerpunten van het beleid – het bewaren van balans tussen de agrariërs, horecaondernemers en verenigingen enerzijds en de ervaringen met de Verordening Paracommercie anderzijds – stonden vooral centraal. In 2014 zijn grotendeels alle voorstellen van het horecabeleid (succesvol) uitgevoerd en geïmplementeerd. Het is zaak deze implementatie volledig af te ronden, door te zetten en tijdig evaluatiemomenten in te bouwen. Sporthal De Horden Het contract met de eigenaren van de Hordenhal is per 1 juli 2015 opgezegd vanwege de start van de bouw van de nieuwe sportaccommodatie op Mariënhoeve. Door het opzeggen van het huurcontract ontstaat er meer beweging voor de ontwikkelingen in winkelcentrum De Horden. Sportpark Mariënhoeve Begin 2014 heeft de gemeenteraad ingestemd met het verlenen van een gemeentelijke investeringsbijdrage aan de nieuwbouw van de sporthallen (turnhal, gymzaal en sporthal) op Sportpark Mariënhoeve. Voorwaarde was dat de stichting zelf het overig deel van de investering financiert. De stichting is daarin geslaagd en heeft een lening afgesloten met gemeentegarantie. Nadien is de aanbesteding afgerond en opdracht verleend voor de bouw, die medio 2014 is gestart. Als alles volgens planning verloopt worden de nieuwe hallen medio 2015 opgeleverd en in gebruik genomen. Programma 3
Ondernemen, werk en sociale zekerheid
Participatiewet/WWB In het kader van de voorbereiding op deze nieuwe wetgeving zijn de volgende activiteiten uitgevoerd: - Regionaal beleidskader Participatie en inkomen in de regio Kromme Rijn Heuvelrug (KRH) is opgesteld. Besluitvorming hierover door de raad vindt plaats in het vierde kwartaal 2014. - De kaders die voortvloeiende uit de uitvoeringsarrangementen worden regionaal voorbereid en opgesteld. - In de arbeidsmarktregio Utrecht Midden, waar regio KRH, onderdeel van uitmaakt wordt de komst van de Participatiewet voorbereid. RDWI en gemeenten nemen deel aan de regionale werkgroepen. - De Wijkse Werkplaats is doorontwikkeld. Er zijn goede resultaten van plaatsingen WWB-ers via de Wijkse Werkplaats. - Het Project wederkerigheid loopt. Het doel is om mensen te activeren via vrijwilligerswerk. RDWI/WSW - Er is uitvoering gegeven aan het beleidsplan RDWI 2014. - De toekomt van de Biga is onderzocht. De raad besluit hierover in het vierde kwartaal 2014. Minimabeleid, bijzondere bijstand en schuldhulpverlening - Het gemeentelijk minimabeleid is geëvalueerd en er is nieuw beleid ontwikkeld..De raad besluit hierover in het vierde kwartaal 2014.
Najaarsnota 2014
22
-
Er is regionaal beleid ontwikkeld voor de compensatieregelingen Wtcg en CER. De raad besluit hierover in het vierde kwartaal 2014. Er is een nieuwe werkwijze schuldhulpverlening ontwikkeld waarmee de regionale en lokale samenwerking wordt verstevigd.
Structuurvisie detailhandel De in oktober 2013 vastgestelde structuurvisie detailhandel bevat een actieprogramma met het accent op de binnenstad: Hierbij zijn de volgende acties benoemd: Actie 1: De gemeente wil dat de binnenstad het winkelhart van Wijk bij Duurstede blijft en benoemt citymarketing als prioriteit Actie 2: De gemeente wil dat de binnenstad en het water meer met elkaar verbonden worden Actie 3: De gemeente wil in samenwerking met winkeliers, vastgoedeigenaren, bewoners en bezoekers van de binnenstad een sterkte-zwakte analyse uitvoeren. Doel is om verschillende rondjes (winkelrondje, boodschappenrondje, toeristisch, historisch, kunst en cultuurrondje) beter in te vullen. Actie 4: Koopstromen- en imago-onderzoek. een voorstel voor de verzelfstandiging van de markt is in de zomer van 2014 opgesteld en ligt ter besluitvorming voor aan het college.
Stand van zaken: Acties 1 tot en met 4 worden uitgevoerd via het programma Citymarketing. Actie 5: De gemeente wil een toekomstbestendige markt en onderzoekt daartoe hoe de markt versterkt en verzelfstandigd kan worden. Stand van zaken: Een voorstel voor de verzelfstandiging van de markt is in het najaar van 2014 opgesteld en ligt ter besluitvorming voor aan het college. Actie 6: De gemeente wil een duidelijk standplaatsenbeleid en stelt hiervoor een notitie op. Stand van zaken: Deze actie is nog niet uitgevoerd. Actie 7: De gemeente wil dat de kwaliteit en het aanbod van evenementen wordt verbeterd. Niet meer evenementen, maar kwalitatief betere evenementen is het uitgangspunt. Stand van zaken: Deze wordt uitgevoerd via het programma Citymarketing. Actie 8: De gemeente vindt het belangrijk dat winkeliers/ondernemers krachten bundelen en bijvoorbeeld dezelfde openingstijden en koopavonden/zondagen hanteert. Actie 9: De gemeente wil de bereikbaarheid van de binnenstad verbeteren door een heldere parkeerstructuur, routing en bewegwijzering. Stand van zaken: Deze wordt uitgevoerd via het programma Citymarketing. Actie 10: Routing en bewegwijzering. De deelname aan een Toeristisch OntmoetingsPunt (TOP) is hier een concreet voorbeeld van. Actie 11: De gemeente verkent welke functies mogelijk zijn op Walplantsoen. Deze actie is nog niet uitgevoerd. Actie 12: De gemeente zet in op vernieuwing en versterking van buurtwinkelcentrum De Horden.
Najaarsnota 2014
23
Stand van zaken: Door het besluit over de bouw van een nieuwe sporthal in 2014 heeft het idee voor aanpak van winkelcentrum De Horden een nieuwe impuls gekregen. De sporthal is inmiddels gekocht door een projectontwikkelaar. De gesprekken over vernieuwing van het gebied zijn in augustus 2014 met deze nieuwe partij van start gegaan. Actie 13: de gemeente start in samenwerking met de eigenaar van buurtwinkelcentrum De Heul een visietraject voor vernieuwing en versterking van het winkelcentrum. Stand van zaken: Deze wordt verderop toegelicht Actie 14: de gemeente blijft streven naar behoud van dagelijkse winkelvoorzieningen in de kleine kernen Cothen en Langbroek. Stand van zaken: Met name bij de ontwikkelingen rondom de realisatie van een buurtsuper in Langbroek, als onderdeel van de MFA Oranjepoort, zijn we druk bezig om deze voorziening binnen te halen. Hierbij kijken we naar mogelijkheden voor garantstelling en inzet van medewerkers die meer begeleiding nodig hebben. Visietraject De Heul Dit traject heeft een directe relatie met de locatie Hoogstraat – Lidl. De gemeente heeft als wens om de detailhandel op de Hoogstraat te laten vervallen. Het idee is om de aldaar gevestigde Lidl te verplaatsen naar het vernieuwde winkelcentrum De Heul. Met alle eigenaren van de buurtwinkelcentra, de daar gevestigde supermarktketens, de winkeliersverenigingen en projectontwikkelaars zijn gesprekken gevoerd over het wensbeeld van de gemeente voor wat betreft de wijkwinkelstructuur in de kern van Wijk bij Duurstede. Deze gesprekken hebben plaatsgevonden in juli. Voor omgeving De Heul (en ook Hoogstraat) is vervolgens in augustus een stedenbouwkundige schets gemaakt. Deze geeft een mogelijk beeld van de toekomstige inrichting van het gebied met een Brede School inclusief gymzaal, winkelcentrum op een nieuwe plek en woningbouw. Op basis van deze stedenbouwkundige schets is in september een eerste financiële raming opgesteld. Zowel schets als raming vormen input voor een volgende ronde gesprekken met de direct belanghebbenden. Deze gesprekken staan voor de komende maanden van 2014 gepland. Herstructurering Van Dijk’s Koel- en Vrieshuis De provincie heeft het initiatief genomen voor de aanleg van een carpoolplaats bij het bedrijventerrein. In samenwerking met de eigenaren van het bedrijventerrein is een stedenbouwkundige schets opgesteld voor de toekomstige inrichting van het terrein. Deze schets is opgenomen in het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan Buitengebied. De subsidieaanvraag bij de provincie Utrecht voor een financiële bijdrage voor het opstellen van deze stedenbouwkundige schets is (nog steeds) niet gehonoreerd. Broekweg-Noord In 2014 hebben de gesprekken met de grondeigenaren tot principe-overeenstemming geleid. Na afronding van de laatste details (o.a. milieu-aspecten) zal waarschijnlijk nog in 2014 tot aankoop kunnen worden overgegaan. Daarna volgt een verdere civieltechnische en planologische uitwerking van het plangebied. Citymarketing Het programma citymarketing dat op 1 juli 2013 van start ging, is in 2014 gecontinueerd. Zo is een start gemaakt met het opstellen van een nieuw parkeerbeleid en een nieuw evenementenbeleid. De oplevering van dit beleid staat gepland voor eind 2014. Om de
Najaarsnota 2014
24
Stadshaven meer recreatieve-toeristische aantrekkingskracht te geven is deze sinds 2014 verpacht aan een ondernemer die in de haven ook tijdelijk horeca mag exploiteren. Veel acties die in Structuurvisie Detailhandel staan vermeld ten aanzien van de detailhandelsstructuur van de binnenstad worden in 2014 onder de paraplu van citymarketing opgepakt, zoals het uitvoeren van een koopstromenonderzoek/binnenstadbelevingsonderzoek. Hierbij wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van al verzamelde gegevens en de inzet van de samenleving (inzet leerlingen Revius). Een actieprogramma Citymarketing volgt in het najaar van 2014 met een uiteenzetting hoe het vrijgemaakte budget voor citymarketing besteed gaat worden. Programma 4
Veiligheid
Integraal VeiligheidsPlan (IVP) Het IVP 2014-2018 is voor 2014 uitgewerkt in een Uitvoeringsplan 2014. Daarin staat concreet beschreven welke acties in 2014 zullen worden ingezet op de speerpunten persoonsgerichte aanpak, woninginbraken en alcohol- en drugsoverlast. Persoonsgerichte aanpak: de nadruk ligt in 2014 met name op de persoonsgerichte aanpak. Er is een Top 5 samengesteld, er zijn persoonsdossiers opgesteld en samenwerkingsafspraken gemaakt. Woninginbraken: daarnaast is er aandacht voor de aanpak van woninginbraken. Met de partners is afgesproken vooral extra (gezamenlijke) inzet te doen indien er zich een stijging van het aantal inbraken voordoet. Indien het aantal laag blijft, gelijk aan het lage niveau van voor 2011, zal vooral ingezet worden op de persoonsgerichte aanpak (waar woninginbrekers een onderdeel van is). Tot op heden is dit het geval. Alcohol- en drugsoverlast: begin 2014 heeft de gemeente samen met verschillende partners het preventie- en handhavingsplan alcohol geformuleerd. Dit plan is in juli 2014 door de raad vastgesteld. In dit plan zijn, naast de beleidsdoelstellingen, ook acties geformuleerd. De acties hebben onder andere betrekking op de naleving van leeftijdsgrenzen door verkopers en door de (para-) commerciële horeca en het tegengaan van alcoholgebruik door jongeren op straat. Hier zal in de resterende helt van 2014 en het komende jaar uitvoering aan gegeven worden. Het project ‘Gezonde school en genotsmiddelen’ is afgelopen schooljaar uitgevoerd.
Drugs: de aanpak van de drugsoverlast heeft een relatie met de aanpak van alcoholoverlast. Een eerste integrale inventarisatie van de beeldvorming omtrent dit probleem heeft plaatsgevonden. Vanuit hier zullen er concrete acties geformuleerd worden waar, net zoals bij de aanpak van alcoholoverlast, de rest van dit jaar en volgend jaar uitvoering aan gegeven zal worden. BRVS, Burgernet, RIEC en Veiligheidshuis Op lokaal niveau heeft de gemeente de regie op de probleemgerichte aanpak van onveiligheid. Onveiligheid trekt zich echter weinig aan van gemeentegrenzen. Daarom is de gemeente Wijk bij Duurstede aangesloten bij Burgernet, Bureau Regionale Veiligheidsstrategie, Veiligheidshuis en Burgernet. Deze regionale samenwerkingsverbanden ondersteunen de gemeente bij de inzet. Deze samenwerkingsverbanden werken niet langs elkaar heen maar hebben elk hun eigen discipline, afhankelijk van de problematiek heeft de gemeente te maken met ondersteunende samenwerkingsverbanden. Veiligheidsregio Utrecht Dit jaar is de gemeente Wijk bij Duurstede door de VRU gevraagd om wensen en bedenkingen kenbaar te ten aanzien van majeure projecten en onderzoeken. Op 20 mei 2014 is hierover een thema-avond met de raad gehouden. We hebben hierbij aandacht gevraagd Najaarsnota 2014
25
voor het goed regelen van het accountmanagement, nadrukkelijke aandacht voor de brandweervrijwilligers en postcommandanten en het benutten van kansen van medefinanciering door andere partijen. De gemeente heeft van de VRU een zeer uitgebreide en gedegen reactie ontvangen op de ingebrachte wensen en bedenkingen. Het verloop van het gehele traject versterkt het vertrouwen in een stevige Veiligheidsregio die bouwt aan de organisatie van brandbestrijding, crisisbeheersing en rampenbestrijding. De VRU is ondertussen druk bezig om de besluiten om te zetten in de praktijk. De bestaande regelgeving van de VRU wordt herzien, waarin bijvoorbeeld het besluit over de financieringssystematiek wordt verwerkt. Tevens wordt hard gewerkt aan de herstructurering van de organisatie. Kleine ergernissen in de openbare ruimte Sinds 1 april jl. is bij ons een Boa actief, die kleine ergernissen in de openbare ruimte zoals parkeeroverlast aanpakt. Een succesvolle aanbesteding samen met de Utrechtse Heuvelrug heeft geresulteerd in beschikbaarheid van een Boa van gemiddeld 36 uur per week. De eerste ervaringen met de Boa zijn positief, met name omdat uitdrukkelijk geïnvesteerd wordt in het goede gesprek. Dat laat onverlet dat daar waar nodig waarschuwingen worden uitgedeeld en ook wordt bekeurd. Inzet van de Boa wordt besteed aan fout parkeren, hondenoverlast, het afdoen van klachten en meldingen en toezicht op horeca en evenementen. De Boa werkt nauw samen met de politie. Daar waar nodig wordt samen opgetrokken, of worden gerichte acties gecoördineerd. Denk aan de inzet voor de nevengeul. Iedere week neemt de Boa daarom deel aan het werkoverleg van de politie. Programma 5
Verkeer en bereikbaarheid
Stand van zaken Nota Parkeerbeleid De nota parkeerbeleid ligt op dit moment (27-8) in de inspraak. De planning is dat de nota op 28 oktober in de voorbespreking van de raad komt en op 7 november door de raad wordt vastgesteld. Stand van zaken Nieuwe Verkeer- en vervoersplan Het nieuwe VVP wordt in de tweede helft van dit jaar opgepakt. Bestuursopdracht en planning moeten nog gemaakt worden maar de verwachting is vaststelling eind 2015 Stand van zaken uitvoering maatregelen veiligheid Provinciale weg Op 8 september is door de provincie een avond georganiseerd over de N227 waarbij de uitvoering zal worden besproken. Stand van zaken verkeersveiligheid Cothen De maatregelen worden op dit moment verder uitgewerkt door een extern adviesbureau. Het streven is de maatregelen met betrekking tot de Dorpsstraat en de brug in de eerste helft van 2015 uit te voeren. De schoolomgeving Carolusschool wordt nog dit jaar gerealiseerd.
Najaarsnota 2014
26
Programma 6
Zorg, welzijn en onderwijs
Wmo - beleid en - loket Per 1 januari 2015. treedt de nieuwe Wmo in werking. De belangrijkste wijzigingen betreffen het wegvallen van de voormalige negen prestatievelden, het opvoeren van een wettelijke basis voor ‘ gekanteld werken’ (zie hierna) en het wegvallen van Hulp bij het Huishouden (HH) als wettelijke taak. Daarnaast is de compensatieplicht in de Wmo 2007 vervangen door de verplichting voor gemeenten om ‘ inwoners te ondersteunen in hun participatie en zelfredzaamheid, voor zover zij dat als gevolg van een beperking (….) niet zelf, in eigen kring, via mantelzorg of met gebruikelijke hulp daartoe zelf niet in staat zijn. De nieuwe wet wordt lokaal uitgewerkt in een nieuwe Wmo-verordening die eveneens per 1 januari 2015 van kracht wordt. Wmo - De Kanteling De afgelopen jaren is het Wmo-loket al begonnen met ‘ gekanteld’ werken. Dit komt tot stand door vragen van inwoners in de breedte te bespreken en daarbij ook te kijken naar ‘ eigen mogelijkheden’ , ‘mogelijkheden binnen hun sociale netwerk’, ‘oplossingen binnen collectieve of algemene voorzieningen’ en pas in laatste instantie oplossingen via het toekennen van ‘individuele voorzieningen’. In de nieuwe Wmo, die per 2015 van kracht wordt, is dit principe wettelijk vastgelegd. Met de transities AWBZ en Jeugdzorg vindt doorontwikkeling van het Wmo-loket plaats in een ‘ team Wijk’ . Dit nieuwe team zal de ervaringen met gekanteld werken benutten. Wmo, transitie van taken De transitie AWBZ leidt per 1 januari 20156. tot het overhevelen van nieuwe taken aan de gemeente: begeleiding met bijbehorend vervoer, beschermd wonen, kortdurend verblijf, een klein deel persoonlijke verzorging. Daarbij komen kortingen vanuit het rijk op de AWBZ transitie en op de Hulp bij het Huishouden. Tezamen met een nieuwe Wmo 2015 is er sprake van een omvangrijke omvorming van beleid en uitvoering. De afgelopen jaren is dit voorbereid. In 2015 gaat de gemeente werken aan een integrale, brede maatschappelijke agenda. De nieuwe taken zijn voor 1 januari 2015 ingebed in de taken van het nieuwe Team Wijk dat voor signalering, vraagverheldering, ontwikkeling van ondersteuningsarrangementen en zo nodig indicaties tot individuele maatwerkvoorzieningen gaat zorgen. Verder zijn investeringen in de algemene voorzieningen in voorbereiding, met als doel om het beroep van inwoners op individuele maatwerkvoorzieningen zoveel mogelijk te beperken. Dit is een voortzetting van het beleid van de afgelopen jaren, waarbij het Wmo-loket ‘ gekanteld’ werkte. De transities en de bezuinigingen leiden tot de noodzaak tot slimme combinaties in ondersteuning, bezuinigingen op de tarieven die de gemeente bij de inkoop van maatwerkvoorzieningen hanteert en een herbezinning op de inzet van Hulp bij het Huishouden. Groot knelpunt is nog dat de eerder aangekondigde budgetten met de meicirculaire fors verlaagd zijn. Verder blijkt tot dusverre dat de door het rijk verstrekte cliëntgegevens niet betrouwbaar zijn. Dit leidt tot risico’s op overschrijdingen of op aantasting van de zorg. Monitoring van de uitvoering en de daarbij behorende financiën is daarom noodzakelijk. Jeugdzorg Er is een regionaal uitvoeringsprogramma opgesteld, gebaseerd op het regionaal beleidskader dat in januari 2014 door de raden in de regio Zuidoost Utrecht is vastgesteld. Aan de hand van dit regionaal uitvoeringsprogramma zijn regionale kerngroepen aan de slag gegaan met uitwerking van de volgende thema’s: Najaarsnota 2014
27
- Regionaal expertteam - Aansluiting vrijwillig/gedwongen kader/AMHK - Integrale jeugdgezondheidszorg - Financiering en inkoop (o.a. risicodeling) - Sturing, monitoring en verantwoording - Rechtspositie, cliëntparticipatie, communicatie De toegang en toeleiding naar zorg worden lokaal ingericht en gepositioneerd binnen een breed loket en een sociaal wijkteam: ‘team Wijk’. Binnen dit sociaal Wijkteam worden zowel de nieuwe taken op het gebied van de Jeugdhulp als de Wmo ondergebracht. De komende maanden worden de voorbereidingen getroffen om ‘team Wijk’ in te richten, zodat de lokale zorgstructuur gereed is voor deze nieuwe taken. Op 18 november 2014 wordt de Verordening jeugdhulp door de gemeenteraad vastgesteld. Decentralisaties De samenwerking in de regio Kromme Rijn Heuvelrug is goed op gang gekomen. Het grootste deel van de voorbereiding van de transitie jeugd wordt regionaal gedaan. De nieuwe Wmo-taken en de zwaardere jeugdzorgtaken worden regionaal ingekocht. Het voorbereidingsproces m.b.t. deze taken is wel vertraagd door de late wetgeving. De planning is echter nog steeds dat uiterlijk in december 2014 de verordeningen en beleidsplannen zijn vastgesteld, de inkoop van de nieuwe taken is afgerond en de lokale toegang tot de zorg is geregeld – incl. de administratieve verwerking. De nadere uitwerking van de Participatiewet wordt ook regionaal geïnitieerd en zal deels voortgezet worden in 2015. Helaas is de informatie over de aantallen en soorten cliënten vertraagd en gebrekkig waardoor het lastig is om de reikwijdte van de budgetten te beoordelen. Stichting Binding: Met de medewerkers van Stichting Binding is gewerkt aan de toegang tot de zorg m.b.t. de Wmo en Jeugd: er komt een nieuw breed loket (loket Wijk) en een sociaal wijkteam (team Wijk). De integrale en gekantelde werkwijze wordt voortgezet met dien verstande dat inwoners eerst moeten kijken wat ze zelf of vanuit hun netwerk kunnen doen, daarna gebruik kunnen maken van algemene voorzieningen en pas daarna mogelijk in aanmerking komen voor een individuele voorziening. Deze aanpak moet zorgen voor een toekomstbestendige ondersteuning en bovendien voor de noodzakelijke kostenbesparing. Jeugd- en jongerenwerk De jongerenwerkers die in dienst zijn bij Stichting Binding hebben een andere rol gekregen door ambulant te werken en zijn veel meer naar buiten gericht. Jongeren worden gestimuleerd om zelf actie te ondernemen. Daarnaast kunnen ze de hulpvragen inderdaad beter ophalen. De raad heeft het: “Beleidskader Jeugd gemeente Wijk bij Duurstede 2014-2018” op 25 februari 2014 vastgesteld. In het beleidskader wordt uitgegaan van positief jeugdbeleid en zijn speerpunten voor het jongerenwerk opgenomen. Gezondheidsbeleid De gemeenteraad heeft 25 februari 2014 de nota “Lokaal Gezondheidsbeleid 2014-2018” vastgesteld. Hierin zijn drie pijlers opgenomen waar we als gemeente op in gaan zetten: 1. Psychische Pijler 2. Overgewicht en 3. Alcohol- en drugsgebruik. Naast de gezondheidsnota heeft de raad op 1 juli 2014 ingestemd met het Preventie- en handhavingsplan alcohol 20142018. Hierin zijn acties opgenomen om het alcoholgebruik en –misbruik onder jongeren tegen
Najaarsnota 2014
28
te gaan. Besloten is om middelen meer gericht in te zetten. Focus zal in 2015 dan ook liggen op overgewicht en alcohol- en drugsgebruik. Combinatiefuncties In 2014 is onderzocht op welke wijze het aantal combinatiefunctionarissen in 2015 kan worden uitgebreid om ook vanaf 2016 aan de voorwaarden van de regeling te voldoen. Passend Onderwijs In 2014 zijn door de Samenwerkingsverbanden zgn. 'ondersteuningsplannen' voor de periode 2014-2018 vastgesteld. Leerlingenvervoer Het Beraad Regio Utrecht (BRU) heeft in 2014 onderzocht, of een gezamenlijke nieuwe aanbesteding in 2015 (door de BRU-gemeenten en omliggende gemeenten) van het taxi- en busjesvervoer (leerlingen/WMO, enz.) zou leiden tot verlaging van de kosten. Dit uitgebreide onderzoek, waarbij alle bestaande verplaatsingen zijn meegenomen, heeft tot de conclusie geleid, dat zo’n aanbesteding (gezien de lopende contracten) zou leiden tot een kostengevolg van -2 tot + 50 %. Op grond hiervan is besloten niet tot een nieuwe aanbesteding over te gaan en de huidige contracten voort te zetten. In samenspraak met de Adviesraad Leerlingenvervoer wordt bekeken welke wijzigingen er in de uitvoering mogelijk zijn zodat de kosten ervan beheerst kunnen worden, eventueel in samenhang met WMO-vervoer. Onderwijshuisvesting In 2014 is een concept-Integraal Huisvestingsplan voor het primair onderwijs in de kern Wijk bij Duurstede opgesteld. Dit ligt (september 2014) ter beoordeling voor aan de schoolbesturen, en gaat daarna naar College en Raad. Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE) In de afgelopen jaren is door de instellingen en basisscholen gewerkt aan een goede overdracht en afstemming VVE. In 2014 is de registratie en meting van resultaten verder uitgewerkt.
Najaarsnota 2014
29
Programma 7
Dienstverlening en belastingen
Dienstverlening en digitale informatievoorzieningen Op het vlak van dienstverlening en digitale informatievoorzieningen lopen verschillende projecten: doorontwikkeling van de Front- en Midoffice, inrichting telefonie, zaakgericht werken, e-overheid, basisregistraties, ondernemersloket, digitaal loket, vraaggerichte website en het efficiënt inrichten van werkprocessen. Deze projecten willen we in één lijn laten zijn met de keuzes van het college en de eigen organisatiedoelstelling, de raad en de samenleving. In 2014 hebben we het zaaksysteem aangeschaft en in oktober 2014 kan een eerste product van de gemeente volledig digitaal worden geleverd! De afgelopen periode is hard gewerkt om drie werkprocessen te digitaliseren. Hierbij komt veel kijken, zowel organisatorisch als technisch. In dit traject is de nodige ervaring opgedaan, welke we kunnen gebruiken om de vervolgaanpak te bepalen. Daarnaast is de telefooncentrale vervangen en zijn we overgegaan van fat naar thin clients. Verder is de wet Basisregistratie Personen van kracht geworden en hebben we als gevolg hiervan toezichthouders aangesteld. t is de verwachting dat deze vervolgaanpak in november 2014 wordt vastgesteld. Met de gemeente Houten is afgesproken dat we gezamenlijk het beheer van de basisregistratie BGT gaan oppakken. Ook worden er in het laatste kwartaal van 2014 gesprekken gevoerd met de omliggende gemeenten over het mogelijk gezamenlijk uitvoeren van het beheer van de BAG. Door de decentralisatie van zorgtaken naar de gemeente op het vlak van de AWBZ en Jeugd neemt het aandachtsgebied informatieveiligheid en privacy een steeds belangrijke plaats in binnen de gemeentelijke werkprocessen. Eind 2014 volgt er een college voorstel hoe de informatiebeveiliging en het privacybeheer in de toekomst binnen de gemeentelijke organisatie nog beter kan worden geborgd.
Najaarsnota 2014
30
5. Financieel beeld 2014 Hieronder treft u een totaaloverzicht van de financiële afwijkingen ten opzichte van de begroting 2014 en voorjaarnota 2014. In hoofdstuk 8 wordt per programma een toelichting gegeven van de oorzaken.
Omschrijving
Bedrag
Voordeel/Nadeel
Programmamutaties najaarsnota 2014 Programma 1 Woonomgeving Programma 2 Toerisme en vrije tijd Programma 3 Ondernemen, werk en sociale zekerheid Programma 4 Veiligheid Programma 5 Verkeer en bereikbaarheid Programma 6 Zorg, welzijn en onderwijs Programma 7 Dienstverlening en belastingen
235.017 36.634 8.812 25.920 22.500 136.913 473.182
Totaal resultaat voor bestemming Programma 7 Reservemutaties Totaal mutaties najaarsnota
98.278 Nadeel 119.714 Voordeel 21.436 Voordeel
Voordeel Nadeel Nadeel Voordeel Voordeel Voordeel Nadeel
Het totale overzicht voor 2014 ziet er als volgt uit: Omschrijving
Bedrag 31.994 30.000 33.524 21.436
Begroting 2014-2017 Decembetnota 2013 Voorjaarsnota 2014 Najaarsnota 2014 Saldo jaarresultaat 2014
de begroting 2014, raadsbesluit d.d. 12 november 2013 + erratum de decembernota 2013, raadsbesluit d.d. 10 december 2013 de voorjaarnota 2014, raadsbesluit d.d. 8 juli 2014 de aanmeldingen voor deze najaarsnota
Najaarsnota 2014
Voordeel Nadeel Voordeel Voordeel
56.954 Voordeel
In het geraamde resultaat na bestemming is verwerkt: 1) 2) 3) 4)
Voordeel/Nadeel
31
6. Besluitenlijst Wij stellen uw raad voor om te besluiten: - de najaarsnota 2014 vast te stellen, - de begrotingswijzigingen in bijlage 1, 2 en 3 vast te stellen,
Wij stellen uw raad tevens voor om de onderstaande mutaties in de reserves vast te stellen, te weten: • • • • •
Lagere toevoeging van € 3.752 aan de bestemmingsreserve programma slimmere werkprocessen a.g.v. lagere verzilveringsbedrag in 2014. Een onttrekking van € 79.910 aan de bestemmingsreserve Uitvoeringslasten RSD t.b.v. van het tekort op de gebundelde uitkering. Een onttrekking van € 36.052 aan de bestemmingsreserve Grondbeleid t.b.v. de kosten voor de locaties De Heul en Hoogstraat Een onttrekking van € 13.337 aan de bestemmingsreserve Economisch Actie Programma a.g.v. kredietoverheveling. Een onttrekking van € 112.953 aan de bestemmingsreserve onderhoud watergangen (baggerplan) a.g.v. kredietoverheveling.
Om het krediet nieuwe sporthallen Mariënhoeve formeel vast te stellen vragen wij u in deze najaarsnota als aanvulling op het besluit van 25 februari 2014 in te stemmen met het volgende besluitpunt: •
Ter realisatie van de nieuwe sporthallen Mariënhoeve wordt een krediet van € 3.660.000 beschikbaar gesteld als aanvulling op het reeds verstrekte voorbereidingskrediet. Zie hoofdstuk 10.
Najaarsnota 2014
32
7. Gevolgen van deze najaarsnota voor de stand van de reserves.
Omschrijving reserve
Algemene reserve BR WMO
Saldo uit de Voorjaarsnota
Geraamde mutaties Najaarnota/Begroting
5.668.459 605.191
143.456
Geraamd eindsaldo 31-12-2014 5.811.915 605.191
Besluitvorming in de raad van: 12 november 2013
BR AWBZ begeleiding
127.528
127.528
BR Mariënhoeve
181.758
181.758
BR Fonds Volkshuisvesting
67.076
67.076
BR Glasvezel
40.000
40.000
BR Uitwisselingsdoeleinden
11.759
11.759
BR Monumentenbeleid
17.552
17.552
BR EAP Economisch Actie Plan
13.337
-13.337
0
11 november 2014
BR uitvoeringslasten RSD
79.910
-79.910
0
11 november 2014
BR Opleidingskosten organisatie
15.486
BR Programma slimme werkprocessen
15.486
207.120
-3.752
203.368
55.732
0
55.732
BR onderhoud watergangen
240.766
-112.953
127.813
BR Wethouderspensioenen
149.154
BR Beëindiging dienstverbanden
BR Grondbeleid Bestemmingsreserves BRG Gemeentehuis Bestemmingsreserves gekoppeld Totaal reserves
Najaarsnota 2014
11 november 2014
11 november 2014
149.154
40.848
-36.052
4.796
1.853.217
-246.004
1.607.213
4.162.955
4.162.955
4.162.955 11.684.631
0 -102.548
33
4.162.955 11.582.083
11 november 2014
8. Toelichting op afwijkingen per programma Naast de reguliere aanpassingen van budgetten als gevolg van autonome ontwikkelen zijn er ook een aantal taakstellingen niet gerealiseerd. Als alternatieve oplossing hebben we de budgetten 2014 grondig geanalyseerd op noodzakelijke uitgaven. Er kan een bedrag van € 216.361 worden afgeraamd zonder beleidsinhoudelijke keuzes. Het vastgestelde beleid komt daarmee niet in gevaar. Per programma wordt hier verder onder het kopje “budgetanalyses” zichtbaar gemaakt welke onderdelen het betreft.
Nr. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10.
Programma 1 Omschrijving Openbare verlichting Wegenbeheer, opbrengst vergunning en rechten St. Jozefschoolterrein, asbest Milieubeheer, ODRU Leges welstand Bouw- en woningtoezicht, inhuurkosten Bouw- en woningtoezicht, leges Baggerplan, kapitaalslasten Grondexploitaties, OZB Beleid woningbouw en bedrijventerrein Saldo afwijkingen
1. 2. 3. 4.
Budgetanalyses: Verkeersmaatregelen RO: Planschadeadviezen Volkshuisvesting: Contributies Ongediertebestrijding: Dienstverlening door derden Saldo programma 1
Reserve
Woonomgeving Voordeel 43.150 35.000
Nadeel
14.762 31.307 7.000 6.000 150.000 14.304 1.000 36.052
7 punt 3
I/S I I I I I I I I I I
222.947
3.000 6.000 1.370 1.700
I I I I
235.017
1. Vanuit de projecten De Geer II fase 1 en Uem en Wennekes (Hof van Langbroeck) worden eenmalige inkomsten gegenereerd door Citytec. In deze projecten wordt de straatverlichting betaald door de ontwikkelaar. Echter past dit niet in de leaseconstructie van Citytec. De materiaal- en aanlegkosten worden door de ontwikkelaar aan Citytec betaald en Citytec stuurt het bedrag van de materiaalkosten weer door naar de gemeente om de stijging in exploitatiekosten (uitbereiding areaal) op te vangen over de afschrijfperiode van het materiaal (30 jaar). De kosten zijn reeds verwerkt in de begroting waardoor dit eenmalige voordeel kan vrijvallen. 2. De procedure voor de vergunningverlening voor het leggen van kabels en leidingen is aangepast en kostendekkend gemaakt. De leges zijn verhoogd en door de nieuwe procedure komen er meer vergunningaanvragen binnen. In 2014 zijn veel grote vergunningen ingediend. De verwachting is dat de komende jaren dit aantal minder zal zijn, maar er wordt hier wel een klein voordeel verwacht. 3. Tijdens zelfbeheerwerkzaamheden door bewoners op het voormalig St. Jozefschoolterrein zijn asbeststukken gevonden. In overleg met College is destijds afgesproken dit als calamiteit te behandelen. Er zijn vervolgens bouwhekken geplaatst om het terrein af te sluiten. Vervolgens is een grondonderzoek uitgevoerd om de hoeveelheid asbest te bepalen, is de grond ontgraven en naar een erkende verwerker
afgevoerd en is er een nieuwe zandlaag aangebracht en zijn de bouwhekken weer verwijderd. Hier wordt de post onvoorzien voor ingezet. Zie ook programma 7. 4. Gemeenschappelijke Regeling ODRU: Per 1 januari 2014 is de gemeente bevoegd gezag geworden inhk VTH bij milieu(afvalstoffen)-inrichtingen (voorheen provinciale inrichtingen). Het College heeft de ODRU gemandateerd deze VHT uit te voeren. In het gemeentefonds is hiervoor een bedragen van € 37.000 opgenomen De uitvoeringskosten in 2014 bedragen € 24.543. Leges: verzoeken om vergunning en/of ontheffingen is toegenomen. Overige uitgaven: dit budget is bedoeld voor kleine incidentele voorvallen. 5. In verband met een aantal grote bouwplannen binnen welstandsplichtig gebied, zijn de inkomsten uit leges voor de welstandstoets hoger dan begroot. 6. In het tweede en derde kwartaal van 2014 is een onverwacht aantal grote bouwplannen ingediend. De inkomsten uit de leges, maar ook de uitgaven voor het inhuren van externe expertise (met name controle constructieberekeningen), zijn daardoor hoger dan eerder geraamd. 7. In het tweede en derde kwartaal van 2014 is een onverwacht aantal grote bouwplannen ingediend. De inkomsten bouwleges zijn daardoor aanzienlijk hoger dan eerder geraamd. 8. Het gemeentelijk baggerplan 2010-2014 is begin september 2014 geëvalueerd. Uit deze evaluatie blijkt dat de kosten de afgelopen jaren om uiteenlopende redenen sterk zijn gedaald. Alle investeringen zijn binnen de bestemmingsreserve gebleven waardoor er niets geactiveerd hoefde te worden. Daardoor vallen de kapitaalslasten vrij. 9. De BSR gaat m.i.v. 2014 ozb in rekening brengen over kavels. Voor gemeentelijke kavels is dit budgettair neutraal. Zowel kosten als opbrengsten zijn voor de gemeente. OZB over kavels van grexen van derden is voor de gemeente een inkomstenpost maar geen kostenpost. Dit voordeel blijkt in programma 7 bij punt 1. 10. Buurtwinkelcentra De Heul, De Horden en de locatie Hoogstraat zijn – gelet op de complexiteit – voor de periode 2014/2015 als focusgebied opgenomen in de Samenwerkingsagenda van de provincie Utrecht. Dat betekent dat de provincie Utrecht voor de helft bijdraagt in de kosten wat betreft visieontwikkeling. De kosten voor de locaties De Heul en Hoogstraat worden ten laste gebracht van de bestemmingsreserve Grondbedrijf. Budgetanalyses: 1. Op basis van verwachte aanvrage voor verkeersmaatregelen kan dit bedrag worden afgeraamd. Er worden geen nieuwe aanvragen voor dit jaar gehonoreerd. 2. Er worden voor dit jaar geen aanvragen mbt planschade meer verwacht. 3. Eventuele aanvragen worden in 2014 niet meer gehonoreerd. 4. Indien nodig wordt ongediertebestrijding in eigen beheer uitgevoerd en niet meer uitbesteed.
Najaarsnota 2014
35
Nr. 1. 2. 3. 4. 5.
Programma 2 Omschrijving Sporthal de Horden Museum Sportcomplex Marienhoeve Ombuiging: Evenementen Ombuiging: Bibliotheek
Reserve
Toerisme en vrije tijd Voordeel Nadeel 13.514 7.722 9.600 10.000 30.000 51.636
Saldo afwijkingen
1. 2. 3.
I/S I I I I I
Budgetanalyses: Sportbeoefening en -bevordering: Subsidies en bijdragen Binnensport: Onderhoud inventaris Cultuurparticipatie: Overige uitgaven
7.656 6.346 1.000
I I I 36.634
Saldo programma 2
1. De huur van de Hordenhal wordt jaarlijks geïndexeerd. De indexering was de afgelopen jaren niet goed meegenomen in de begroting. Om deze reden zijn de daadwerkelijke uitgaven voor de Hordenhal dit jaar hoger dan de uitgaven zoals opgenomen in de begroting. 2. Er zijn enkele misverstanden geweest omtrent de hoogte van het toe te kennen subsidiebedrag 2014 voor het museum. Het museum heeft recht op een nabetaling van € 7.722. 3. Omdat de calamiteitenweg nog niet is aangelegd in 2014 kunnen de geraamde lasten in de begroting vervallen. 4. Naar verwachting zal de taakstelling dit jaar niet worden gerealiseerd. Het werkproces evenementenvergunningverlening staat voor 2015 op de nominatie om lean gemaakt te worden, zodat het daarna in het zaaksysteem opgenomen kan worden. Daarnaast wordt gewerkt aan deregulering. De verwachting is dat de ambtelijke uren met ingang van 2015 met 20% kunnen worden teruggebracht en de taakstelling daarmee vervolgens kan worden gerealiseerd. 5. De taakstelling op de bibliotheek wordt niet gerealiseerd, omdat deze gekoppeld was aan de verhuizing naar de Brede School. De bibliotheek is in de loop van 2013 geen partner meer in de Brede School waardoor de verhuizing en de beoogde bezuiniging niet doorgaan. Budgetanalyses: 1. De geplande activiteiten worden vergoed, nieuwe aanvragen worden niet gehonoreerd. 2. Op basis van ervaringscijfers worden geen nieuwe uitgaven verwacht. 3. Er worden geen verplichtingen meer aangegaan voor dit budget.
Najaarsnota 2014
36
Nr. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Programma 3 Omschrijving Economische eigendommen, huuropbrengsten Uitvoeringskosten bijstandsverlening Bijstand zelfstandigen Gebundelde uitkering Bijzondere bijstand Voedselbank weidedreef 9 Maatschappelijke begeleiding vluchtelingen Verkoop gemeentelijke vastgoed
Ondernemen, werk en sociale zekerheid Reserve Voordeel Nadeel I/S 500 I 36.588 I 750 I 7 punt 2 129.559 I 3.585 I 8.000 I 10.000 I 150.000 10.312
Saldo afwijkingen
1. 2.
Budgetanalyses: Plattelandsontwikkeling: Adviezen van derden Marktbeheer: Werkzaamheden door derden
500 1.000
I I 8.812
Saldo programma 3
1. De huuropbrengsten zijn geactualiseerd nav jaarrekening 2013. Deze zijn per saldo € 500 lager dan geraamd. 2. Het nadeel wordt veroorzaakt door de herrekening van de verdeelsleutel, hogere kosten schuldhulpverlening, frictiekosten kinderopvang en CAO verhogingen. Voordelen zitten in uitvoering bijzondere bijstand en uitvoering WSW. 3. Het voordeel wordt veroorzaakt door een lichte afname van het aantal BBZuitkeringen 4. De bijdrage van de gemeente aan de GR is naar boven bijgesteld vanwege de toename van het aantal uitkeringsgerechtigden. De rijksbijdrage van het ministerie aan de gemeente is naar boven bijgesteld, hij is echter niet in evenwicht met het bedrag dat wij aan de GR bijdragen. Reden is dat de budgetten van het ministerie zijn gebaseerd op de economische situatie en landelijke werkloosheidspercentages. De regio KRH loopt hierbij uit de pas, dit heeft te maken met het soort werkgelegenheid in de regio. Wat betreft de toename van banen en afname van werkloosheid lopen wij achter op de landelijke situatie. De stelpost wordt ingezet om het tekort gedeeltelijk te dekken. Daarnaast wordt de bestemmingsreserve uitvoeringslasten RSD ingezet om het tekort te minimaliseren. Aanvullende rijksbijdrage. Het tekort op de gebundelde uitkering (I-deel) ligt boven de 10%. Voor dit tekort kan een incidentele aanvullende uitkering (IAU) worden aangevraagd worden bij het ministerie. De gebundelde uitkering wordt binnen de GR ontschot ingezet. Dit levert de gemeente een voordeel op en wat al reeds in het saldo is verwerkt. 5. Vanwege toename van het gebruik van de regeling bijzondere bijstand is het budget opgehoogd. 6. Vanaf februari 2012 stelt de gemeente Gymzaal de Weidedreef om niet ter beschikking aam de Voedselbank voor de opslag en het klaarmaken van de voedselpakketten. De gemeente en de Stichting hebben een overeenkomst voor het gebruik dat loopt t/m 31 juli 2014. Gezien de maatschappelijke doelstelling en financiële situatie van de Voedselbank heeft het College op 15 juli j.l. besloten om de gymzaal wederom voor een periode van 3 jaar te verlengen, met de mogelijkheid tot verlenging met nog 2 jaar. In de overeenkomst is vastgesteld dat de kosten voor energie (electra en gas) jaarlijks niet hoger mogen zijn dan € 7.000. In de afgelopen
Najaarsnota 2014
37
jaren is gebleken dat de kosten van energie en de kosten van het in stand en gebruik houden van de gymzaal hoger zijn dan geraamd. 7. De gemeente heeft van het COA een bedrag ontvangen van € 20.000 voor de maatschappelijke opvang van asielzoekers. Conform afspraak heeft de gemeente de helft hiervan ter beschikking gesteld aan de plaatselijke vluchtelingenwerkgroep, die deze taak voor ons uitvoert. De overige € 10.000 kan ten gunste komen van het subsidiebedrag aan Vluchtelingenwerk. 8. Herrekend op basis van prognoses voor wat betreft de opbrengsten uit verkoop van diverse gronden, de nog te verwachten kosten voor juridische bijstand i.v.m. lopende procedures alsmede de te verwachten eindafrekening van bureau Ratio Taxaties BV. Budgetanalyses: 1. Op basis van ervaringscijfers kan dit budget worden afgeraamd. 2. Marktbeheer zal binnen de beschikbare capaciteit opgelost worden. Programma 4 Nr. Omschrijving 1. Brandweergarage, verzorgend onderhoud 2. Bijdrage VRU
Reserve
Veiligheid Voordeel
Nadeel 525
I/S I
26.445 25.920
Saldo programma 4
25.920-
1. Het in de was zetten van de marmoleum vloer in de brandweergarage zat niet in het contract met de Biga Groep, dit moet wel elk jaar worden gedaan, De Vru heeft nu met de gemeente afgesproken dat dit wel moet worden uitgevoerd, in eerste instantie betaald door de VRU, maar middels de kwartaalafrekeningen door de gemeente. 2. Er is een voordeel van € 26.445. Betreft een teruggave conform de jaarrekening 2013 van de Veiligheidsregio Utrecht van € 35.636. Daarnaast is een nadeel van € 9.191 voor het schilderwerk aan de kazerne van Cothen-Langbroek. Dit schilderswerk is in 2013 niet uitgevoerd maar nu alsnog in 2014 gedaan. Programma 5 Nr. Omschrijving
1. 2.
Budgetanalyses: Gladheidsbestrijding: Werkzaamheden door derden Gladheidsbestrijding: Aankoop strooizout
Verkeer en bereikbaarheid Reserve Voordeel Nadeel
I/S
8.500 14.000
I I
22.500
Saldo programma 5
Budgetanalyses: 1. Door gunstige winteromstandigheden in het voorjaar 2014 was minder inhuur van derden noodzakelijk. 2. Door gunstige winteromstandigheden in het voorjaar 2014 was minder strooizout noodzakelijk. Er is nog voorraad voor 2014.
Najaarsnota 2014
38
Nr. 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Programma 6 Omschrijving School met de Bijbel, kapitaallasten Leerlingenvervoer Werkzaamheden tbv RMC Zeist Jeugdgezondheidszorg, bijdrage Begraafplaats Groenewoud Brede school de Horden, kapitaalslasten
Reserve
5. 6.
I/S I I I I I I
67.416
Saldo afwijkingen
1. 2. 3. 4.
Zorg, welzijn en onderwijs Voordeel Nadeel 60.500 15.984 6.800 18.644 6.726 111.730
Budgetanalyses: Servicepunt Brede Scholen: Dienstverlening door derden Jeugdbeleid Combinatiefuncties Basisgezondheidszorg: Uitvoering nota lokale gezondheidszorg Basisgezondheidszorg: Subsidies en bijdragen Jeugdgezondheidszorg: Dienstverlening door derden
4.000 2.406 16.000 17.236
I I I I
4.855 25.000
I I
Saldo programma 6
136.913
1. De School met de Bijbel gaat dit jaar gesloopt worden ivm de nieuwbouw van de school. Hierdoor dient de boekwaarde van de oude school in een keer te worden afgeschreven. 2. Bijstelling op basis van werkelijke en verwachte uitgaven in 2014. 3. In verband met het beëindigen van de inzet van de leerplichtambtenaar ten behoeve van RZT-plus, met ingang van dit nieuwe schooljaar, zijn geen nieuwe inkomsten uit bijdragen begroot. In verband met voor het afgelopen schooljaar verrichte werkzaamheden is echter nog een bijdrage ontvangen, hetgeen resulteert in vermeld voordeel. 4. Er is rekening gehouden met een nabetaling aan Vitras van € 30.374 voor 2013. Dit bedrag is in 2014 beschikbaar op het budget voor nabetaling. Nu is de nabetaling € 11.730 en dus zal er met de najaarsnota € 18.644 aangeleverd worden. 5. Er zijn meer opbrengsten gegenereerd dan begroot. 6. De Brede School de Horden wordt opgeleverd in januari 2016. In 2014 was rekening gehouden met afschrijvingslasten en exploitatielasten en -baten. Deze kunnen worden afgeraamd. Budgetanalyses: 1. De geplande activiteiten worden vergoed. Er worden geen nieuwe activiteiten opgestart. 2. Nieuwe aanvragen voor activiteiten worden niet meer verwacht. 3. Er is budget geraamd voor een extra combinatiefunctionaris. Deze wordt pas in 2015 aangesteld. 4. De geraamde activiteiten worden doorgeschoven naar 2015. 5. Er worden in 2014 geen nieuwe activiteiten opgestart. Het restantbudget kan komen te vervalen. 6. Op basis van ervaringscijfers en de lopende verplichtingen kan dit budget worden afgeraamd.
Najaarsnota 2014
39
Programma 7 Omschrijving OZB opbrengsten Hondenbelasting Reintegratiebegeleiding van oud-wethouders Burgerzaken, forensische lijkbeschouwing Verkiezingen Leges drank en horecawet Leges rijbewijzen Stelposten, voordeel kapitaalslasten Bestuursorganen: College en Raad Verschuiving van projecten naar exploitatie Kostenplaatsen: loonsommen Onvoorzien Ombuiging: Subsidies -5% Ombuiging: invulling taakstelling efficienter werken Ombuiging: invulling taakstelling personele flexibiliteit Programma slimmere werkprocessen: dekking voor taaktelling Gemeentefonds: algemene uitkering (AU) 17. Septembercirculaire
Nr. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16.
Reserve
Dienstverlening en belastingen Voordeel Nadeel I/S 1.887 I 1.085 I 27.000 I 3.000 I 18.425 I 5.500 I 3.500 I 67.000 I 68.912 I 46.850 I 135.576 I 15.000 I 42.000 I 236.400 I 25.970 I I 59.002 11.495 I
568.974
Saldo afwijkingen
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12.
Budgetanalyses: Bedrijfsvoering: Personeelsontwikkeling Kostenplaats: Personeelsontwikkeling Kostenplaats:Abonnementen en boekwerken Kostenplaats:Abonnementen en boekwerken Kostenplaats: Personeelsontwikkeling Kostenplaats: Onderhoud programmatuur Multifunctioneel gebruik gebouw Kostenplaats: Personeel van derden Kostenplaats: Aankoop en vervanging machines Kostenplaats: Onderhoud terreinen Kostenplaats: Personeelsontwikkeling Huisvesting Stadhuis: Verzorgend onderhoud
15.000 2.500 3.500 4.300 6.500 8.667 7.835 20.000 12.000 1.000 11.590 2.900
I I I I I I I I I I I I 473.182
Saldo programma 7
1. Herrekend op basis van prognoses BSR t.a.v. werkelijke opbrengsten minus verminderingen, kwijtschelding, etc. 2. Herrekend op basis van prognoses BSR t.a.v. werkelijke opbrengsten minus verminderingen, kwijtschelding, etc. 3. Wettelijk verplichte re-integratiebegeleiding van oud-wethouders. 4. Historisch perspectief leidt tot aanpassingen. 5. Er is minder uitgegeven aan de verkiezingen dan is begroot. Structurele aframing is niet verstandig, omdat er volgend jaar weer twee verkiezingen gehouden worden. 6. Historisch perspectief leidt tot aanpassingen. 7. Wat betreft de reisdocumenten: Aanpassingen op basis van de gegevens uit de BRP. Wat betreft de rijbewijzen: Aanpassingen op basis van gegevens van de RDW.
Najaarsnota 2014
40
Wat betreft de leges terrasvergunning en naturalisaties: historisch perspectief leidt tot aanpassing 8. De Brede School de Horden wordt opgeleverd in januari 2016. In 2014 was rekening gehouden met afschrijvingslasten die nu kunnen vervallen. Omdat vrijval van kapitaalslasten zich jaarlijks voordoet is hiervoor een voordeel in de begroting meegenomen op een stelpost. Nu we het voordeel bij de Brede school gaan inboeken staat daar tegenover dat de stelpost wordt afgeraamd. Daarnaast was een bezuiniging “ versobering lopende projecten” doorgevoerd van € 15.000. Deze wordt vanaf 2016 gerealiseerd op de bouw van de nieuwe sporthallen. In 2014 en 2015 wordt de bezuiniging gerealiseerd op lagere kapitaallasten Brede School de Horden. 9. Er zijn een aantal ontwikkelingen die invloed hebben op de vergoedingen van bestuurders. Het ministerie heeft per 1 juli 2014 diverse wijzigingen in de rechtspositie van bestuurders aangebracht die fors nadelig uitpakken. De loonsommen van het nieuwe College laat een voordeel zien. Dit komt doordat in eerste instantie het nieuwe College niet volledig was bezet. Daartegenover staat dat de wachtgelden van voormalige wethouders aanzienlijk is gestegen. Verder was er een resterende taakstelling op bestuursorganen van circa € 21.000. Door de genoemde ontwikkelingen moet deze taakstelling als nadeel worden aangemerkt. 10. In 2014 is een aantal projecttaken vanuit de lijn (algemene dienst) uitgevoerd door medewerkers waarvan de loonkosten in 2014 volledig worden doorbelast op grondexploitaties. Hierdoor ontstaat er in 2014 een nadeel in de doorbelasting die gecorrigeerd moet worden. 11. Uit loonsomanalyse ontstaat een nadelig saldo. Een deel daarvan heeft betrekking op de uitkomsten van het CAO principeakkoord. Daarnaast was extra capaciteit noodzakelijk als gevolg van ziekte en zwangerschap. Er is ook sprake van boventalligheid waar afvloeiingstrajecten voor zijn opgestart. 12. De kosten voor de asbestproblematiek op het voormalige St. Jozefschoolterrein kunnen worden gedekt uit de post onvoorzien omdat deze voldoen aan de drie O’s: onvoorzien, onontkoombaar en onuitstelbaar. 13. Eind 2012 besloot de raad tot een taakstelling op de subsidies van gemiddeld 5% en een herijking van € 10.000. Dit werd verder ingevuld als € 135.000 en € 10.000, totaal dus € 145.000. Al snel werd duidelijk dat dit niet behaald kon worden met gemiddeld 5% + € 10.000, mede omdat separaat een taakstelling was opgenomen op de subsidie van de peuterspeelzalen. Op 30 juli 2013 heeft het college besloten dat het niet gerealiseerde deel (€42.000) als taakstelling moest worden opgenomen voor de begroting 2014. Deze taakstelling is blijven staan. 14-15. Samen met de taakstelling personele flexibiliteit vormt deze post de bezuinigingen die in het project Tackle de Taakstelling gerealiseerd moeten worden. Alhoewel goede vorderingen zijn gemaakt, is door de gewijzigde organisatiekoers om via de inhoud regiegemeente te worden, het doel voor 2014 niet te halen. Personele afspraken die in 2014 zijn gemaakt, leveren pas verzilveringen op in 2015 en verder. Daarom is voor 2014 een incidentele overbrugging nodig, die gevonden wordt in een gerichte uitgavenstop (€ 203.368) en door het reguliere budget (€ 59.002) voor programma slimmere werkprocessen in te zetten. Dit regulier budget kan ingezet worden door kritisch te kijken naar uitgaven die al gepland waren en in plaats van inhuur creatief om te gaan met inzet van eigen personeel. Uitbreiding van uren van eigen personeel is immers goedkoper dan inhuur van een externe adviseur. 16. Er zijn op deze post geen uitgaven gedaan, en er zijn geen uitgaven te verwachten, voorgesteld wordt om deze gelden te gebruiken om de taakstelling op de organisatie voor dit jaar te dekken.
Najaarsnota 2014
41
17. De septembercirculaire is tegelijkertijd met de Miljoenennota verschenen. Inmiddels is deze doorgerekend voor 2014. De uitkomsten leveren een nadeel op van € 11.495. Budgetanalyses: 1. De gemeente brede personeelsontwikkeling is ingezet op het veranderingstraject en ICT migratie. Het restant budget was bedoeld om in te zetten voor opleidingen mbt regiegemeente. Nu dit vertraging heeft opgelopen is dit budget in 2014 niet nodig. 2. De geplande opleidingen worden doorgeschoven naar 2015. 3. Er worden geen nieuwe abonnementen en boekwerken aangeschaft. 4. Er worden geen nieuwe abonnementen en boekwerken aangeschaft. 5. De geplande opleidingen worden doorgeschoven naar 2015. 6. Alle onderhoudsbudgetten gerelateerd aan programmatuur zijn integraal bekeken. Hierdoor kan een deel worden afgeraamd. (uitfasering systemen) 7. Alleen strikt noodzakelijke activiteiten worden uitgevoerd. 8. Alleen bij noodsituaties zal voor onderbezetting ingehuurd worden. 9. I.v.m. terughoudend beleid met oog op toekomstige ontwikkelingen (taken op afstand) zal aankoop en onderhoud van machines dit jaar beperkt blijven.. 10. Het onderhoud kan licht teruggeschroefd worden. 11. Opleidingsplan geactualiseerd i.v.m. doorschuiven naar 2015 en enkele nieuwe noodzakelijke opleidingen in 2014. 12. Er worden geen nieuwe verplichtingen meer aangegaan voor dit budget. Programma 7 Nr. Omschrijving 1. Verzilveringstraject 2. Uitvoeringslasten RSD 3. Beleid woningbouw en bedrijventerrein Saldo programma 7
Programma 3 punt 4 1 punt 10
Reservemutaties Onttrekking 79.910 36.052
Toevoeging Reserve 3.752- BR PSW BR uitvoeringslasten RSD BR Grondbedrijf
I/S I I I
119.714
1. In verband met lagere verzilveringsbedrag in 2014 van bestuurssecretariaat kan er minder toegevoegd worden aan de BR Programma slimme werkprocessen. 2. De reserve wordt ingezet om een gedeelte van het tekort op de gebundelde uitkering te dekken. 3. De kosten voor de locaties De Heul en Hoogstraat worden ten laste gebracht van de bestemmingsreserve Grondbedrijf.
Najaarsnota 2014
42
9. Budgetneutraal Onder budgetneutrale afwijkingen worden de afwijkingen opgenomen die geen invloed hebben op het saldo van de gemeentelijke begroting maar • beleidsinhoudelijk voor uw raad van belang zijn en/of • waarvan de begrotingswijziging programma-overschrijdend is. In deze najaarsnota 2014 zijn de volgende onderwerpen verwerkt waarvan de gevolgen budgetneutraal zijn. Programma 3 Nr. Omschrijving 1. Koopkrachttegemoetkoming minima
Reserve
Ondernemen, werk en sociale zekerheid Voordeel Nadeel I/S 49.766 I 49.766-
49.766
1. In de septembercirculaire is voor de eenmalige koopkrachttegemoetkoming 2014 een bijdrage van € 49.766 toegekend. Huishoudens met een inkomen tot 110% van het sociaal minimum hebben in 2014 recht op een koopkrachttegemoetkoming. De gemeenten moeten dit uitvoeren. In onze regio is afgesproken dat de RDWI de uitvoering voor de hele regio op zich neemt. Het is van belang de toegekende gelden te reserveren voor dit doel, zodat het uitgekeerd kan worden aan de inwoners die er recht op hebben. Zie ook programma 7 rijksbijdrage.
Nr. 1. 2. 3.
Programma 6 Omschrijving Jeugdgezondheidszorg, project transities WMO beleid, mantelzorg WMO uitvoering, rollen en vervoer
Zorg, welzijn en onderwijs Reserve Voordeel Nadeel 54.509 5.786 100.841 161.136-
Saldo programma 6
I/S I I I
161.136
1. Dit betreft het 2e deel uitkering invoeringskosten transitie jeugdzorg. Zie ook programma 7 rijksbijdrage. 2. Extra budget voor het ontwikkelen en uitvoeren van mantelzorgbeleid, inclusief het mantelzorgcompliment. Het benodigde budget moet worden toegevoegd aan het bestaande budget voor Wmo-beleid. Zie ook programma 7 rijksbijdrage. 3. De Wmo is een open einde regeling. Dat houdt in dat niet geheel te voorspellen is welke uitgaven in een jaar gedaan zullen worden. Op basis van de jaarrekening 2013 zijn de budgetten voor Wmo rollen en vervoer afgeraamd. Nu blijkt dat op deze twee posten toch meer budget benodigd is dan was voorzien. Dit komt o.a. doordat er twee dure rolstoelen zijn verstrekt (totaal 60.000,-) en er meer maatwerk scootmobielen nodig waren. Uit de septembercirculaire is echter duidelijk geworden dat de Wmouitkering door het Rijk dit jaar 100.841,- hoger uitvalt dan vooraf bekend was gemaakt. Deze wijziging kan dan ook budgetneutraal worden doorgevoerd. Zie ook programma 7 rijksbijdrage.
Najaarsnota 2014
43
Programma 7 Omschrijving Kostenplaats: loonsommen PSW: dekking extra loonsommen Ombuiging: invulling taakstelling politiebureau Verhuur gemeentehuis; multifunctioneel gebruik Gemeentefonds: decentrale uitkering (DU) jeugdzorg Gemeentefonds: decentrale uitkering (DU) mantelzorg Gemeentefonds: integratie uitkering (IU) wmo Gemeentefonds: decentrale uitkering (DU) koopkrachttegemoetkoming 9. Ombuiging: invulling taakstelling bedrijfsvoering 10. Kostenplaats: bedrijfsvoering
Nr. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Reserve
Dienstverlening en belastingen Voordeel Nadeel 12.500 12.500 7.700 7.700 54.509 5.786 100.841 49.766 10.000 10.000 210.902
Saldo programma 7
I/S I I I I I I I I I I
210.902-
1. Tijdelijk extra inzet voor de organisatiekoers. Dit wordt gedekt het uit het budget Slimme werkprocessen. 2. Idem. 3. Het budget voor verhuur gemeentehuis kan worden afgeraamd omdat een aantal kosten niet gemaakt hoeven te worden. Dit voordeel wordt ingezet voor de taakstelling politiebureau. 4. Idem. 5. De meicirculaire 2014 leidt extra inkomsten voor de decentralisatie uitkering Jeugdzorg en de integratie uitkering Wmo. Er is een nieuwe decentralisatie uitkering Mantelzorg toegevoegd. Integratie- en decentralisatie uitkeringen worden budgetneutraal verwerkt. Dat wil zeggen dat de extra inkomsten vanuit het Rijk leiden tot een aanpassing van het uitgavenbudget. 6. Idem. 7. Idem. 8. Idem. 9. De invulling van taakstelling bedrijfsvoering op de kostenplaats. 10. Idem.
Najaarsnota 2014
44
10. Kredieten De kredietoverhevelingen die hieronder staan vermeld komen voort uit eerder door u genomen besluiten. Als het gaat om onttrekkingen dan wel toevoegingen uit nieuwe besluitvorming worden deze altijd opgenomen bij de aanmeldingen per programma. Het doel van dit overzicht is om volledige inzicht te geven in de reservemutaties.
Nr.
Omschrijving
Kredietoverheveling Onttrekkingen (V) Toevoegingen (N)
Kredietoverheveling Baggerplan EAP
112.953 13.337
Omschrijving
I I
126.290
Saldo kredietoverheveling
Nr.
I/S
Kredietoverheveling reservemutaties Onttrekkingen (V) Toevoegingen (N)
Kredietoverheveling, dekking uit reserve BR Baggeren BR EAP
112.953 13.337
I/S
I I
126.290
Saldo kredietoverheveling
Nieuwbouw sporthallen Mariënhoeve In maart 2013 heeft u het besluit genomen het in de gemeentebegroting 2013-2016 opgenomen netto budget (huurkosten minus opbrengsten) voor huur van de Hordenhal aan te wenden als taakstellend dekkingsmiddel voor de gemeentelijke bijdrage aan realisatie van de nieuw te bouwen sporthallen. Het budget betreft € 185.000 en hiervoor is een lening aangetrokken van € 3.710.000. Daarmee is voor de gemeentelijke bijdrage € 3.710.000 beschikbaar. Als volgt opgebouwd: Voorbereidingskrediet Investeringsbijdrage aan Stichting Wijksport Ambtelijke projectkosten Onvoorzien
50.000 3.535.000 100.000 25.000 3.710.000
In de raadsvergadering van 25 februari 2014 heeft uw raad besloten tot het verlenen van een taakstellende gemeentelijke investeringsbijdrage in de sporthallen Mariënhoeve ter grootte van € 3.535.000. Formeel had in de besluitvorming moeten worden opgenomen dat u een krediet verleent van € 3.660.000 (totaalbedrag benodigd krediet minus het reeds verstrekte voorbereidingskrediet). Dit besluitpunt ontbrak echter. Om het krediet formeel vast te stellen vragen wij u in deze najaarsnota als aanvulling op het besluit van 25 februari 2014 in te stemmen met het volgende besluitpunt:
Najaarsnota 2014
45
•
Ter realisatie van de nieuwe sporthallen Mariënhoeve wordt een krediet van € 3.660.000 beschikbaar gesteld als aanvulling op het reeds verstrekte voorbereidingskrediet.
Dit besluit heeft geen financiële gevolgen omdat de genoemde taakstellende dekking in de begroting is opgenomen.
Najaarsnota 2014
46
Bijlage 1: Begrotingswijziging saldo najaarsnota 2014 programma/functie
Najaarsnota 2014
47
Bij- en aframingen najaarsnota 2014 (positieve bedragen: verhoging lasten, verlaging inkomsten), negatieve bedragen: verlaging lasten, verhoging inkomsten) Programma 1 Functie 210 210 210 240 723 822 822 823 823 830
Omschrijving Wegen/straten/pleinen Wegen/straten/pleinen Wegen/straten/pleinen Watergangen Milieubeheer Bouw- en woningtoezicht Bouw- en woningtoezicht Wegen/straten/pleinen Leges bouw/Woningtoezicht Grondexploitatie
I/U U I I U U U I I U U
Programma 1 Programma 2 Functie 510 530 530 541 560
Omschrijving Openbare bibliotheek Sport Sport Museum Recreatievoorzieningen
I/U U U U U U
Programma 2 Programma 3 Functie 310 310 610 610 610 614 614 620
Omschrijving Gemeentelijke eigendommen Gemeentelijke eigendommen Inkomen Inkomen Inkomen Minima en armoedebeleid Minima en armoedebeleid Maatschappelijke begeleiding vluchtelingen
I/U I I U U U U U U
Programma 3 Programma 4 Functie Omschrijving 120 Brandweer rampenbestrijding 120 Brandweer rampenbestrijding
Subtotaal
222.947-
Toerisme en vrije tijd Reden Bibliotheek Calamiteitenweg Sporthal de Horden Subsidie museum Evenementen
2014 30.000 9.60013.514 7.722 10.000
Subtotaal
51.636
Ondernemen, werk en sociale zekerheid Reden Huurinkomsten Verkoop gemeentelijk vastgoed Uitvoeringskosten RSD Bijstandsverlening zelfstandigen Gebundelde uitkering Bijzondere bijstand Voedselbank Centraal Orgaan opvang Asielzoekers
Veiligheid I/U Reden U Brandweergarage Wijk bij Duurstede U Gemeenschappelijke regeling VRU Subtotaal Verkeer en bereikbaarheid I/U Reden
Programma 5
Najaarsnota 2014
2014 14.762 43.15035.00014.30431.30736.052 7.000150.0006.000 1.000
Subtotaal
Programma 4 Programma 5 Functie Omschrijving
Woonomgeving Reden Asbest voormalig St. Jozefterrein Openbare verlichting Leges kabels en leidingen Herziening baggerplan Milieubeheer Visietrajecten winkelcentra BWT, welstandadviezen BWT, leges vergunningen BWT, vergunningverlening OZB over kavels
Subtotaal
48
2014 500 150.00036.588 750129.559 3.5858.000 10.00010.312
2014 525 26.445-25.920
2014
0
Programma 6 Functie 421 423 480 480 715 732
Omschrijving Onderwijshuisvesting Onderwijshuisvesting Lokaal onderwijsbeleid Lokaal onderwijsbeleid Jeugdgezondheidszorg Begraven
I/U U U U I U I
Programma 6 Programma 7 Functie 001 001 002 003 003 004 921 922 922 922 922 922 922 922 922 922 931 932 932 937
Zorg, welzijn en onderwijs Reden Brede school de Horden Sloop school met de Bijbel Leerlingenvervoer Werkzaamheden t.b.v. RMC Nabetaling aan Vitras voor JGZ in 2013 lager Begraafplaats Groenewoud Subtotaal
Omschrijving Bestuursorganen Bestuursorganen Bestuursondersteuning Verkiezingen Verkiezingen Baten secretarie leges burgerzaken AU gemeentefonds Algemene baten en lasten Algemene baten en lasten Algemene baten en lasten Algemene baten en lasten Algemene baten en lasten Algemene baten en lasten Algemene baten en lasten Algemene baten en lasten Algemene baten en lasten Belastingen heffing en inning Belastingen heffing en inning Belastingen heffing en inning Belastingen hondenbelasting kostenplaats
I/U U U U U U I I U U U U U U U U U I I I I U
Programma 7
Dienstverlening en belastingen Reden Reïntegratiebegeleiding oud wethouders Bestuursorganen: college en raad Taakstelling efficiënter werken Verkiezingen Burgerzaken Leges Burgerzaken Algemene uitkering gemeentefonds Loonsomontwikkelingen Vrijvallende stelpost kapitaallasten Vrijval stelpost grote projecten Taakstelling subsidies Verschuiving uren van grexen naar lijnactiviteit Bestuursorganen: college en raad Taakstelling efficiënter werken Onvoorzien t.b.v. St. Jozefschoolterrein Taakstelling efficiënter werken OZB gebruikers niet-woningen OZB eigenaren woningen OZB eigenaren niet-woningen Hondenbelasting Inhuur personeel Subtotaal
Totaal Ramingen Programma 7 Functie 980 980 980
Reserve Grondbeleid Programma slimme werkprocessen Uitvoeringslasten RSD
-67.416
2014 27.000 47.721 59.00218.4253.000 2.00011.495 174.576 52.000 15.000 42.000 46.850 21.191 236.400 15.00025.970 4.0843.3995.596 1.085 39.000568.974 314.639
I/U I U I
Programma 7
Najaarsnota 2014
2014 111.73060.500 15.984 6.80018.6446.726-
Reservemutaties Reden Visietrajecten winkelcentra Verzilveringsbedrag is lager Tekort op gebundelde uitkering Subtotaal
49
2014 36.0523.75279.910-119.714
Bijlage 2: Begrotingswijziging budgetneutraal najaarsnota 2014 programma/functie
Najaarsnota 2014
50
Bij- en aframingen najaarsnota 2014 (positieve bedragen: verhoging lasten, verlaging inkomsten), negatieve bedragen: verlaging lasten, verhoging inkomsten) Programma 1 Functie Omschrijving 240 Watergangen
Woonomgeving I/U Reden U Baggerplan
Programma 1
Subtotaal
Programma 3 Functie Omschrijving 310 Gemeentelijke eigendommen 614 Minima- en armoedebeleid
Ondernemen, werk en sociale zekerheid I/U Reden U EAP U Koopkrachttegemoetkoming
Programma 3 Programma 6 Functie 620 622 622 715
Omschrijving Algemeen beleid welzijn Wmo voorzieningen en verstrekkingen Wmo voorzieningen en verstrekkingen Jeugdgezondheidszorg
I/U U U U U
Programma 6 Programma 7 Functie Omschrijving kostenplaats kostenplaats kostenplaats kostenplaats 002 Bestuursondersteuning 002 Bestuursondersteuning 921 Gemeentefonds 921 Gemeentefonds 921 Gemeentefonds 921 Gemeentefonds 922 Algemene baten en lasten
I/U U U U U U U I I I I U
Programma 7
2014 13.337 49.766 63.103
Zorg, welzijn en onderwijs Reden Wmo beleid Wmo uitvoering Wmo vervoer Invoeringskosten transitie Jeugdzorg
2014 5.786 60.841 40.000 54.509
Subtotaal
161.136
Dienstverlening en belastingen Reden Uitwerkingsnotitie verhuur gemeentehuis Tijdelijke inzet voor Koers Invulling taakstelling bedrijfsvoering Kantoorbenodigdheden Tijdelijke inzet voor Koers Uitwerkingsnotitie verhuur gemeentehuis Gemeentefonds, DU Jeugdzorg Gemeentefonds, DU Mantelzorg Gemeentefonds, IU Wmo Gemeentefonds, DU Koopkrachttegemoetk. Invulling taakstelling bedrijfsvoering
2014 7.700 12.500 5.0005.00012.5007.70054.5095.786100.84149.76610.000
Subtotaal
-210.902 126.290
Reservemutaties I/U Reden I Baggerplan I EAP
Programma 7
Najaarsnota 2014
112.953
Subtotaal
Totaal Ramingen Programma 7 Functie Reserve 980 Baggeren 980 Eap
2014 112.953
Subtotaal
51
2014 112.95313.337-126.290
Bijlage 3: Begrotingswijziging budgetanalyses najaarsnota 2014 programma/functie
Najaarsnota 2014
52
Bij- en aframingen najaarsnota 2014 (positieve bedragen: verhoging lasten, verlaging inkomsten), negatieve bedragen: verlaging lasten, verhoging inkomsten) Programma 1 Functie 211 723 810 822
Omschrijving Verkeersmaatregelen beleid Ongediertebestrijding RO, bestemming- en structuurplannen Volkshuisvesting, overig
I/U U U U U
Programma 1
Subtotaal
Programma 2 Functie Omschrijving 530 Sport 540 Cultuurparticipatie
Toerisme en vrije tijd I/U Reden U Subsidies en bijdragen / onderhoud inventaris U Overige uitgaven
Programma 2
Subtotaal
Programma 3 Functie Omschrijving 310 Markt beheer 341 Plattelandsontwikkeling
Ondernemen, werk en sociale zekerheid I/U Reden U Werkzaamheden door derden U Adviezen van derden
Programma 3
Subtotaal
Programma 5 Functie Omschrijving 210 Gladheidsbestrijding
Verkeer en bereikbaarheid I/U Reden U Werkzaamheden door derden/aankoop strooizout
Programma 5 Programma 6 Functie 480 630 714 715
Woonomgeving Reden Nieuwe verkeersmaatregelen Dienstverlening door derden Planschadeadviezen Contributies, donaties en lidmaatschappen
Omschrijving Servicepunt Brede Scholen Sociaal Cultureel Werk Basisgezondheidszorg Jeugdgezondheidszorg
I/U U U U U
Programma 6 Programma 7 Functie Omschrijving 960 Kostenplaatsen 002 Bestuursondersteuning college van B&W
Najaarsnota 2014
2014 14.0021.00015.002-
2014 1.0005001.500-
2014 22.500-22.500
Zorg, welzijn en onderwijs Reden Dienstverlening door derden Jeugdbeleid / combinatiefuncties Subsidies en bijdragen Dienstverlening door derden
2014 4.00018.40622.09125.000-
Subtotaal
-69.497
Subtotaal
Totaal Ramingen
12.070-
Subtotaal
Dienstverlening en belastingen I/U Reden U Diverse kostenplaatsen U Bedrijfsvoering
Programma 7
2014 3.0001.7006.0001.370-
2014 64.29031.502-95.792 -216.361
53
Wijk bij Duurstede, 10 oktober 2014 betreft: agendapunt 4 raadsvergadering 28 oktober 2014 Behandelmemo Van: agendacommissie Aan: raads- en steunfractieleden Betreft: Notitie update afvalbeleidsplan Wijk bij Duurstede 2014
behandeld door: M.A.C. van Esterik Toestelnummer:
595 584
Doel activiteit Oordeels- en besluitvorming Toelichting Tijdens de voorbespreking van 16 september jl. is uitgebreid gesproken over de notitie update afvalbeleidsplan Wijk bij Duurstede. Een drietal fracties heeft tijdens de voorbespreking aangegeven nog een nader debat te voeren. Verder heeft nog een fractie een motie op dit onderwerp ingediend. Na het debat is het aan u als gemeenteraad om met het voorliggend voorstel in te stemmen. Wijze van behandelen Debat over diverse onderdelen van de notitie: -
de termijn van 4 wekelijks ophalen huishoudelijk afval (D66) financiële onderbouwing (BBNu) kwaliteit van leven, mogelijke andere alternatieven (VVD) motie van de SP met verzoek tot: 1)in de uitvoering van het nieuwe beleid een duidelijk evaluatiemoment op te nemen, 2)een eenvoudig bereikbaar meldpunt op te zetten voor eventuele klachten en 3)in de toekomst praktische probleempunten aan te pakken en zo nodig het afvalbeleid aan te passen, dan wel het ophaalsysteem van de containers te wijzigen.
Besluitvorming Besluitvorming, eventueel korte stemverklaring Mee te sturen digitale stukken bij het raadsvoorstel Notitie Update Afvalbeleidsplan Wijk bij Duurstede 2014 Ter inzage liggende stukken Rapport B&W Portefeuillehouder: Hans Marchal Technische vragen aan de heer Anton Tomson: [email protected] en in cc aan de griffie
1
Raadsvergadering, 28 oktober 2014
Voorstel aan de Raad
Nr.:
20142810 4 RV
Agendapunt:
4
Datum:
19 augustus 2014
Onderwerp: update gemeentelijke afvalplan 2014 Onderdeel raadsprogramma: Portefeuillehouder:
ruimtelijk domein: bouwen aan de toekomst Hans Marchal
Voorgesteld besluit 1. Vaststellen van de notitie “Update afvalbeleidsplan Wijk bij Duurstede 2014” en daarmee in te stemmen met de invoering van derde minicontainer voor kunststof in combinatie met een vierwekelijkse inzameling van restafval; 2. Een krediet beschikbaar te stellen van € 280.000 voor de aanschaf van minicontainers voor kunststof en kapitaallasten dekken uit jaarlijkse afvalbegroting.
Korte samenvatting In deze update van het afvalplan zijn maatregelen uitgewerkt die al in het afvalplan zijn aangekondigd (grofvuil laten brengen ipv halen, registratie minicontainers, invoering toeslag afvalstoffenheffing voor 2e minicontainer en aanpak clandestien meeliftend bedrijfsafval) . Het nieuwe voorstel om kunststof met minicontainers in te zamelen in combinatie met een vierwekelijkse inzameling van restafval is gebaseerd op succesvolle nieuwe ervaringen bij andere gemeenten. De burger krijgt zo een “service-prikkel” om afval beter te scheiden en het wordt nog goedkoper ook.
Aanleiding In 2012 is het gemeentelijk afvalplan vastgesteld. Doelstelling is de scheidingsresultaten te verhogen, het lage kostenniveau te behouden en verder de service en het straatbeeld nog iets te verbeteren. Het blijkt nu dat de scheidingsresultaten achterblijven. Nieuwe en al eerder vastgestelde maatregelen moeten er toe leiden dat de afvalscheiding verbetert en de kosten worden verlaagd. Specifiek (beoogd doel) Doel van de maatregelen is de afvalscheiding te verbeteren en de hoeveelheid restafval te verlagen.
Meetbaar Jaarlijks worden de inzamelresultaten gemonitord. De resultaten worden via de benchmark afval ook vergeleken met de prestaties van andere gemeenten. In de bijgevoegde rapportage zijn de meerjarige milieu- en kostenresultaten opgenomen. Acceptabel Overwegingen die leiden tot het besluit Het percentage bronscheiding blijft steken op 49%, een stuk lager dan het gemiddelde van de benchmark (55%) en de landelijke doelstellingen (65%). Er is een trendbreuk nodig om het scheidingspercentage daadwerkelijk te verhogen. Draagvlak Invoering van een derde minicontainer voor kunststof in plaats van voor papier maakt voor de burger niet veel uit. Er wordt naar gestreefd om die derde minicontainer bij zo veel mogelijk laagbouwwoningen te plaatsen. Bij hoogbouw en laagbouwwoningen waar het uit ruimtegebrek niet (goed) mogelijk is een derde minicontainer te plaatsen wordt gezocht naar maatwerkoplossingen (via zakken of via verzamelcontainers). De verlaging van de inzamelfrequentie van restafval van twee- naar vierwekelijks zal voor de burger wennen zijn. Deze maatregel is een flinke prikkel om mensen tot betere afvalscheiding te krijgen. Mensen die weigeren hun afval te scheiden, komen in de knel. Afvalscheiding is daarmee dus niet meer vrijblijvend. Realistisch De voorgestelde maatregelen zijn eerder zonder noemenswaardige problemen bij andere gemeenten ingevoerd. Er zijn natuurlijk inwoners die niet uitkomen of die denken niet uit te komen met de verlaagde inzamelfrequentie. Met deze inwoners wordt overlegd over maatwerk-oplossingen die veelal kunnen worden gevonden in de verstrekking van een extra container (tegen betaling). Kanttekeningen bij het voorgestelde besluit Niet alle inwoners zullen blij zijn met de nieuwe werkwijze. Er is een gedragsverandering nodig en dat is natuurlijk wennen. Er zullen negatieve reacties komen, maar die zullen na verloop van tijd ook weer verstommen. Tijdens de invoering is alertheid geboden om adequaat te reageren op relevante kritische reacties. Alternatieven Gelet op de achterblijvende milieuresultaten zijn stevige maatregelen nodig. Er kan niet worden volstaan met alleen meer voorlichting. Dit kan worden aangepakt via een “serviceprikkel” of een “financiële prikkel” (invoering van diftar). In het afvalplan heeft de raad er voor gekozen (nog) geen diftar in te voeren. In plaats van het verlagen van de inzamelfrequentie kan er ook voor worden gekozen om het restafval niet meer aan huis in te zamelen, maar louter via ondergrondse inzamelpunten op wijkniveau. In dat geval worden de gescheiden grondstoffen aan huis ingezameld, terwijl men met de rest meer moeite moet doen. Deze mogelijkheid kan in Wijk bij Duurstede in een tweede fase alsnog worden ingevoerd. In dat geval wordt de minicontainer voor restafval ingenomen (of vervangen door een papiercontainer) en kunnen inwoners hun restafval in ondergrondse containers deponeren).
In theorie is ook een driewekelijks inzamelfrequentie van restafval een optie. Echter dit is logistiek lastiger (en daardoor duurder) uitvoerbaar. Bovendien is dit niet nodig omdat ervaring leert dat vierwekelijkse inzameling voor 99% van de inwoners voldoende blijkt. Beseft moet ook worden dat de helft van het volume (niet van het gewicht) van het restafval uit kunststof bestaat. Kunststof kan in plaats van met minicontainers ook met zakken worden ingezameld. Per saldo wordt het daarmee niet goedkoper: zakken moeten worden betaald en het scheidingsresultaat (en daarmee de opbrengst van het kunststof) wordt daarmee iets lager. Bovendien verdient voor zakken een tweewekelijkse inzameling de voorkeur boven vierwekelijks omdat burgers minder genegen zijn het afval lang in zakken te bewaren. Tijdgebonden De maatregelen worden begin 2015 ingevoerd. Dit zal wijksgewijs worden uitgevoerd. Aanpak/uitvoering Er wordt een ambtelijke projectgroep geformeerd die samen met de inzamelaar, de leverancier van nieuwe minicontainers en de leverancier van de registratiesystemen de invoering ter hand neemt. De invoering zal geleidelijk plaatsvinden vanaf januari 2015. Communicatie Er zal uitgebreid aandacht worden besteed aan de wijziging van de inzameling. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van afvalbrieven, gerichte instructies en wijkbijeenkomsten om situaties van maatwerk te bespreken. Financiën De maatregelen worden gedekt uit de besparingen op de huidige afvalkosten en uit extra opbrengsten uit de producentenvergoeding voor kunststof. De verwachting is dat met de maatregelen een kostenbesparing wordt gerealiseerd. Hiermee kan de afvalstoffenheffing worden verlaagd met € 20 per aansluiting. Verder speelt dat er sprake is van autonome kostenstijging door de invoering van een landelijke verbrandingsheffing op restafval. Dit kost € 78.000 per jaar. Per saldo is er rekening houdend met de lagere inkomsten uit de afvalstoffenheffing sprake van een verwacht jaarlijks tekort van € 80.000. Dit wordt gedekt uit de voorziening reiniging die ruim gevuld is (ruim € 1,2 miljoen eind 2013). Voor de aanschaf van nieuwe containers voor kunststof is een krediet nodig van € 280.000. De rente en afschrijving (10 jaar) wordt ook gedekt uit het jaarlijkse afvalbudget. Bijlagen Notitie “Update afvalbeleidsplan Wijk bij Duurstede 2014” Burgemeester en wethouders van Wijk bij Duurstede,
Wilma van de Werken secretaris
Tjapko Poppens burgemeester
Raadsbesluit
De raad van de gemeente Wijk bij Duurstede; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 26 augustus 2014, nr. 20141028 4 RV
gelet op het gemeentelijk beleid huishoudelijk afval
besluit: 1. Vaststellen van de notitie “Update afvalbeleidsplan Wijk bij Duurstede 2014” en daarmee in te stemmen met de invoering van derde minicontainer voor kunststof in combinatie met een vierwekelijkse inzameling van restafval; 2. Een krediet beschikbaar te stellen van € 280.000 voor de aanschaf van minicontainers voor kunststof en rente en afschrijving dekken uit de jaarlijkse afvalbegroting.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van dinsdag 28 oktober 2014 De raad voornoemd,
griffier,
voorzitter,
Update afvalbeleidsplan Wijk bij Duurstede 2014
Opgesteld door:
Jan Willem van Dalen
Opgesteld voor:
Wijk bij Duurstede
Datum:
20 augustus 2014
Inhoudsopgave Update afvalbeleidsplan Wijk bij Duurstede 2014 ......................................................................................... 1 Inhoudsopgave ............................................................................................................................................. 2 1 Inleiding .................................................................................................................................................. 3 2 Afvalresultaten van de afgelopen jaren .................................................................................................. 4 2.1 Milieuresultaten 2009 - 2013 ............................................................................................................ 4 2.1.1 Resultaten inzameling gescheiden stromen .............................................................................. 5 2.1.2 Wat zit er nog in het restafval? .................................................................................................. 5 2.1.3 Resultaten inzameling grof restafval ......................................................................................... 6 2.1.4 Resultaten gescheiden afval milieustraat .................................................................................. 6 2.2 Kostenresultaten 2009 - 2013 .......................................................................................................... 7 2.2.1 Netto afvalbeheerskosten 2009 - 2013 ..................................................................................... 7 2.2.2 Afvalstoffenheffing 2009 - 2014 ................................................................................................. 7 2.3 Serviceresultaten 2013 .................................................................................................................... 8 2.4 Resultaten inzameling kunststof 2010 - 2013 ................................................................................. 8 3 Nieuwe ontwikkelingen ......................................................................................................................... 10 3.1 Landelijke beleidsvisie: Van Afval Naar Grondstof (VANG) ........................................................... 10 3.2 Tweede Raamovereenkomst Verpakkingen 2013 - 2022 .............................................................. 10 3.3 Invoering verbrandingsheffing vanaf 2015 ..................................................................................... 11 3.4 Vernieuwde inzamelmethoden bronscheiding ............................................................................... 11 4 Nieuwe en bestaande maatregelen ...................................................................................................... 12 4.1 Voorgestelde nieuwe en gewijzigde maatregelen .......................................................................... 12 e 4.1.1 Invoering 3 minicontainer kunststof met vierwekelijks inzameling restafval ........................... 12 4.1.2 Registratie bestaande minicontainers ..................................................................................... 14 4.2 Maatregelen die al in het afvalplan zijn aangekondigd .................................................................. 16 4.2.1 Wijziging grofvuilbeleid ............................................................................................................ 16 4.2.2 Opslag afvalstoffenheffing en reinigingsrecht voor extra minicontainer .................................. 17 4.2.3 Verzamelcontainers ................................................................................................................. 17 4.2.4 Modernisering milieustraat ...................................................................................................... 18 5 Financiële aspecten .............................................................................................................................. 19 Achtergrondinformatie ................................................................................................................................. 19 Bijlage: financiële consequenties “Update afvalplan Wijk bij Duurstede” ................................................... 20
update afvalbeleid Wijk bij Duurstede 2014
2
1
Inleiding
In 2012 heeft de gemeenteraad het gemeentelijk afvalbeleidsplan 2012 – 2016 vastgesteld. De afvalkoers is om het milieuresultaat te verbeteren (meer bronscheiding, minder restafval), om het lage kostenniveau vast te houden en om verder de service en het straatbeeld nog iets te verbeteren. Dit moet bereikt worden met extra voorlichting en het verbeteren van de (afvalscheidings)voorzieningen. Op basis van de gerealiseerde scheidingsresultaten blijkt dat de gemeente achter loopt in het verbeteren van het milieuresultaat. Positief is weliswaar dat de totale hoeveelheid ingezameld afval is gedaald, maar het percentage bronscheiding blijft nog ver achter bij het gemiddelde van de benchmark en bij de landelijke doelstellingen. Hier is dus werk aan de winkel. Naar verwachting zal het milieuresultaat nog verbeteren omdat voor 2015 nog de volgende maatregelen uit het vastgestelde gemeentelijk afvalplan 2012 – 2016 op de rol staan: • wijziging grofvuilbeleid: beëindiging gratis inzameling aan huis en stimuleren om het gescheiden te brengen naar de milieustraat; • invoering van een registratiesysteem voor minicontainers. Hiermee wordt tevens het gratis meeliftend bedrijfsafval aangepakt; • invoering van een toeslag op de afvalstoffenheffing voor huishoudens met een tweede minicontainer restafval. Hierdoor krijgen huishoudens een financiële prikkel om minder afval te produceren. In het gemeentelijk afvalplan is verder de invoering van een derde minicontainer voor oud papier gepland. Gelet op de goede resultaten bij andere gemeenten met minicontainers voor kunststof is het echter uit overwegingen van milieu en kostenbesparing gunstiger om in Wijk bij Duurstede zo’n derde minicontainer in te voeren voor kunststof in plaats van voor oud papier. In dit rapport wordt hiervoor een voorstel uitgewerkt. De afvalbeheerskosten in Wijk bij Duurstede hebben zich de afgelopen jaren gunstig ontwikkeld. Er zijn flinke meevallers geweest in de opbrengst van papier en kunststof. Verder hoefde de gemeente nog geen extra kosten te maken omdat na onderzoek bleek dat de oude minicontainers nog een aantal jaren meekonden en omdat een pas op de plaats is gemaakt met de investeringen in het milieustraat in verband met “taken op afstand”. Die gunstige kostenontwikkeling betekent overigens niet dat ook dit niet beter kan. Met betere afvalscheiding wordt het namelijk ook goedkoper. Leeswijzer Dit rapport is als volgt opgebouwd. Allereerst wordt in hoofdstuk 2 een overzicht gegeven van de inzamelresultaten van de afgelopen jaren met apart aandacht voor de inzameling van kunststof. Vervolgens staan in hoofdstuk 3 de nieuwe (landelijke) ontwikkelingen. Daarna komen in hoofdstuk 4 voorstellen voor de nieuwe maatregelen aan bod en een korte beschrijving van de bestaande maatregelen. Ten slotte wordt in hoofdstuk 5 en in de bijlage ingegaan op de belangrijkste financiële aspecten. Er worden een aantal wijzigingen in de wijze van afvalinzameling voorgesteld die direct consequenties hebben voor de burger. Het is daarom niet alleen van belang dat inwoners goed over de wijzigingen worden geïnformeerd, maar ook dat de voorlichting over de wijzigingen in onderlinge samenhang plaatsvindt.
update afvalbeleid Wijk bij Duurstede 2014
3
2
Afvalresultaten van de afgelopen jaren
2.1
Milieuresultaten 2009 - 2013
Vanaf 2011 is de totale hoeveelheid afval licht gedaald. Weliswaar is de hoeveelheid ongescheiden restafval gedaald, maar ook de hoeveelheid gft en het overige gescheiden afval. Zie de volgende grafiek.
totaal%ingezameld%afval%Wijk%bij%Duurstede%% in%kg/inw% !600!! !500!!
!144!!
!148!!
!157!!
!159!!
!107!!
!102!!
!108!!
!106!!
!41!!
!40!!
!38!!
!32!!
!32!!
!261!!
!261!!
!249!!
!245!!
!230!!
2009!
2010!
2011!
2012!
2013!
!154!!
!400!! !300!!
!100!!
!200!! !100!! !,!!!! ongescheiden!restafval!
ongescheiden!grof!restafval!
g<,afval!
overig!gescheiden!
Het percentage bronscheiding is na de invoering van de gescheiden inzameling voor kunststofafval in 2010 gestabiliseerd op 49%. Met dit percentage bereikt Wijk bij Duurstede niet de eigen doelstelling om het percentage bronstijging substantieel te verhogen en blijft Wijk bij Duurstede achter bij het benchmarkgemiddelde van 55% van vergelijkbare gemeenten en bij de landelijke doelstelling van 65% bronscheiding. Zie de volgende grafiek.
scheidingspercentage-Wijk-bij-Duurstede120%$ 100%$ 80%$ 60%$
55%$
55%$
52%$
51%$
51%$
45%$
35%$
45%$
45%$
48%$
49%$
49%$
55%$
65%$
2009$
2010$
2011$
2012$
2013$
40%$ 20%$ 0%$
%$bronscheiding$
update afvalbeleid Wijk bij Duurstede 2014
benchmark$ landelijke$ 2012$ doelstelling$
%$ongescheiden$
4
2.1.1
Resultaten inzameling gescheiden stromen
In de grafiek hiernaast is aangegeven wat de ontwikkelingen zijn geweest van de gescheiden afvalstromen die aan huis of via wijkbrengpunten zijn ingezameld. Het volgende valt op: • afname hoeveelheid oud papier. Een mogelijke verklaring is dat er minder reclamedrukwerk is vanwege de economische crisis en een afname van het aantal gedrukte kranten; • afname hoeveelheid glas. Hier speelt mee dat er bij de nieuwe Lidl geen glasbakken staan. Lidl wil namelijk geen glasbakken op eigen terrein; • de hoeveelheid kunststof stabiliseert op 5 kg/inw. Zie 2.4 voor verdere detaillering.
2.1.2
gescheiden)stromen)Wijk)bij)Duurstede) van)of)bij)huis)in)kg/inw) !120!! !100!!
4!
5!
!30!!
!28!!
3!
0!
5!
!23!!
!24!!
!5!!
!6!!
!5!!
!5!!
!70!!
!71!!
!69!!
!68!!
!64!!
2009!
2010!
2011!
2012!
2013!
!80!!
!23!! !5!!
!60!! !40!! !20!! !,!!!! oud!papier!
tex7el!
glas!
kunststof!
Wat zit er nog in het restafval?
Jaarlijks worden sorteerproeven gehouden om te kijken welke grondstoffen nog in het restafval zitten. Dit geeft een indicatie van de hoeveelheid afval die nog gescheiden kan worden. Zie de volgende figuur.
Wat$zit$er$nog$in$het$restafval?$
obv$sorteerproeven$2013,$totaal$230$kg/inw$ zeeffrac<e,#27#
res=rac<e,#38# kunststof,#31# papier,#28#
Ander,#38#
g"#en#tuinafval,#70#
overige# grondstoffen,# 20# tex<el,#9# glas,#9#
Het valt op dat er nog vrij veel gft, papier, kunststof, textiel en glas in het restafval zit. Hier is dus nog milieuwinst te halen. Dat blijkt ook uit resultaten bij andere gemeenten. Er zijn inmiddels gemeenten waar 100 kg/inw restafval binnen handbereik komt.
update afvalbeleid Wijk bij Duurstede 2014
5
2.1.3
Resultaten inzameling grof restafval
De hoeveelheid grof restafval is na 2011 gedaald. In 2013 is er sprake van een lichte ombuiging: iets minder halen en iets meer brengen. Waarschijnlijk het effect van de mogelijkheid om vanaf 2013 grof restafval gratis te kunnen aanleveren op de milieustraat, waardoor een verschuiving ontstaat van halen naar brengen
grof%restafval%Wijk%bij%Duurstede% ongescheiden%in%kg/inw% !45!! !40!!
!3!!
!4!!
!3!!
!35!!
!2!!
!30!!
!6!!
!25!! !20!!
!38!!
!36!!
!35!!
!15!!
!29!!
!26!!
!10!! !5!! !)!!!! 2009!
2010!
2011!
grof!vuil!halen!
2.1.4
2012!
2013!
grof!vuil!brengen!
Resultaten gescheiden afval milieustraat
In de grafiek hiernaast is de hoeveelheid gescheiden grof afval weergegeven dat op de milieustraat is aangeleverd. De grafiek laat een lichte toename zien, met name van het grof tuinafval zien. Of er daadwerkelijk sprake is van meer huishoudelijk tuinafval is echter de vraag. Het betreft namelijk een schatting op basis van de verdeling plantsoenendienst – huishoudelijk tuinafval.
gescheiden)afval)milieustraat) Wijk)bij)Duurstede)in)kg/inw) !60!! !50!! !40!!
!2!! !2!! !11!!
!2!! !3!! !10!!
!4!! !3!!
!10!!
!15!!
!12!!
!2!!
!6!!
!13!!
!10!!
!10!!
!12!!
!18!!
!16!!
!11!!
!30!! !20!!
!3!! !3!!
!3!! !3!!
!18!! !6!!
!6!! !6!! !7!!
!13!!
!15!!
2012!
2013!
!+!!!! 2009!
2010!
grof!tuinafval! elektr!apparaten!
update afvalbeleid Wijk bij Duurstede 2014
2011!
schoon!puin! hout! metalen! overig!
6
2.2
Kostenresultaten 2009 - 2013
2.2.1
Netto afvalbeheerskosten 2009 - 2013
De netto afvalbeheerskosten zijn in 2011 fors gedaald als gevolg van een financieel zeer gunstige aanbesteding van de verwerking van het restafval en gft-afval. De verwerkingstarieven zijn toen gehalveerd. Zie de volgende grafiek.
ne#o%afvalbeheerskosten%
in%euro's%per%aanslui4ng,%excl%BTW% !250!! !200!! !150!! !100!!
!214!!
!207!!
!158!!
!166!!
!161!!
!171!!
2011!
2012!
2013!
benchmark! gemiddelde!
!50!! !*!!!! 2009!
2010!
De afgelopen jaren zijn de afvalbeheerskosten gestabiliseerd. De netto afvalbeheerskosten in Wijk bij Duurstede zijn laag in vergelijking met soortgelijke gemeenten (benchmark). Er moet rekening mee worden gehouden dat de afvalverwerkingstarieven bij een nieuwe aanbesteding weer kunnen stijgen, maar dat geldt pas vanaf 2019.
2.2.2
Afvalstoffenheffing 2009 - 2014
De netto kosten voor het afvalbeheer worden gedekt uit de afvalstoffenheffing en het reinigingsrecht. Hierbij worden naast te netto afvalbeheerskosten ook meegenomen: de BTW, een deel van de kosten voor het verwijderen van zwerfvuil en de gederfde inkomsten voor kwijtschelding. Vandaar dat de afvalstoffenheffing hoger uitvalt dan de netto afvalbeheerskosten. Als gevolg van de lagere verwerkingstarieven is de afvalstoffenheffing in 2011 ook flink gedaald. Zie de volgende grafiek.
afvalstoffenheffing.Wijk.bij.Duurstede. in.euro's.per.aanslui:ng. !300!! !250!! !200!! !150!!
!262!!
!264!!
2009!
2010!
!100!!
!207!!
!215!!
!212!!
!212!!
2011!
2012!
2013!
2014!
!50!! !)!!!!
update afvalbeleid Wijk bij Duurstede 2014
7
De afgelopen jaren is er bij de rekening steeds een overschot op de begroting geweest als gevolg van hogere opbrengst van papier en kunststof dan begroot en doordat de vervanging van de oude minicontainers kon worden uitgesteld en er een pas op de plaats is gemaakt met investeringen in de modernisering van de milieustraat. De overschotten van de afgelopen jaren zijn gestort in de voorziening reiniging. Deze voorziening bevat eind 2013 een bedrag van € 1.263.000. In de kadernota 2014 is voorgesteld vooralsnog éénmalig een deel van de voorziening in te zetten voor verlaging van de afvalstoffenheffing (€ 20 lastenverlichting in ieder geval voor 2015). Er blijft dan nog voldoende in de voorziening reiniging over om investeringen in minicontainers en de milieustraat te kunnen dekken.
2.3
Serviceresultaten 2013
De afgelopen jaren heeft Wijk bij Duurstede meegedaan met de regionale voorlichtingscampagne “Doe meer met afval”. Deze campagne is inmiddels beëindigd. Verder heeft Wijk bij Duurstede regelmatig via de Wijkse Courant informatie verstrekt over de gescheiden inzameling. Bij de geplande aanpassingen van de inzameling per 2015 zal extra aandacht worden besteed aan de publieksvoorlichting. Qua voorzieningen zijn bij nieuwe appartementencomplexen ondergrondse verzamelcontainers geplaatst. Verder zijn de bovengrondse glasbakken op het dorpsplein in Cothen en bij het dienstencentrum Oranjepoort in Langbroek vervangen door ondergrondse glasbakken. Er is een pas op de plaats gemaakt met het investeren in ondergrondse containers voor kunststof. Dit om te voorkomen dat achteraf gezien relatief dure investeringen niet nodig zouden zijn. In het kader van de productenverantwoordelijkheid is er extra subsidie beschikbaar voor de bestrijding van zwerfafval.
2.4
Resultaten inzameling kunststof 2010 - 2013
In maart 2010 is Wijk bij Duurstede gestart met de inzameling van kunststof afval. In totaal zijn er 21 bovengrondse verzamelcontainers geplaatst. Met dit brengsysteem wordt nu bijna 5 kg/inw ingezameld.
kunststofinzameling/Wijk/bij/Duurstede/ in/kg/inw/ !6!! !5!! !4!! !3!! !2!!
!4,4!!
!4,7!!
!4,9!!
2011!
2012!
2013!
!3,3!!
!1!! !"!!!!
!"!!!! 2009!
2010!
Het huidige systeem met bovengrondse verzamelcontainers kent de volgende nadelen:
update afvalbeleid Wijk bij Duurstede 2014
8
1. Er wordt minder kunststof ingezameld dan met een haalsysteem met zakken. Uit inzamelgegevens van vergelijkbare gemeenten (zonder diftar) uit de benchmark blijkt dat met een haalsysteem aan huis met zakken 9 kg/inw kunststof haalbaar is, met minicontainers is 12 kg/inw realistisch; 2. Op piekmomenten zijn de bovengrondse bakken voor kunststof snel vol en komt het plastic afval naast de containers te staan; 3. De bovengrondse containers bieden geen mooi straatbeeld. De verbetering van het straatbeeld door de glascontainers ondergronds te brengen, wordt hiermee weer teniet gedaan. De kosten voor de inzameling en containerhuur bedroegen € 57.000 in 2013. Deze kosten worden gedekt uit de producentenvergoeding (€ 51.000) en de besparing op de inzamel- en verwerkingskosten voor restafval (€ 10.000).
Destijds is uit kostenoverwegingen gekozen voor een brengsysteem met verzamelcontainers. Het blijkt nu dat een haalsysteem aan huis per saldo niet duurder is. Zo’n haalsysteem kan met zakken, maar ook met minicontainers. De inzamelkosten zijn weliswaar wat hoger dan bij het huidige systeem, maar er is ook sprake van meer kunststof en dat levert weer extra vergoeding op. Bij de invoering van een inzameling met minicontainers wordt ingeschat 7 kg/inw extra ingezameld. Dit geeft een extra producentenvergoeding van € 64.000 (op basis van € 400 per ton) en een besparing op de verwerkingskosten voor restafval van € 9.000. Deze extra opbrengst/besparing is ruim voldoende om meerkosten van een haalsysteem te dekken.
update afvalbeleid Wijk bij Duurstede 2014
9
3
Nieuwe ontwikkelingen
In dit hoofdstuk wordt in vogelvlucht ingegaan op de relevante ontwikkelingen op het gebied van de inzameling en verwerking van afval.
3.1
Landelijke beleidsvisie: Van Afval Naar Grondstof (VANG)
De belangrijkste landelijke ambitie voor de komende periode ligt bij het verbeteren van de afvalscheiding. Voor huishoudelijk afval is de ambitie een toename van het percentage recycling naar 65%. Zie afvalbrief van de staatssecretaris van 25 augustus 2011. Met het programma Van Afval Naar Grondstof (VANG) legt de staatssecretaris de uitdaging in de transitie naar een circulaire economie. Het ultieme doel is een situatie zonder afval. Zie ook de volgende figuur.
3.2
Tweede Raamovereenkomst Verpakkingen 2013 - 2022
In 2012 hebben het Ministerie van Infrastructuur en Milieu, het verpakkende bedrijfsleven en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) een nieuwe Raamovereenkomst Verpakkingen afgesloten voor de periode 2013 – 2022. Deze tweede Raamovereenkomst heeft drie hoofddoelen. Het eerste doel is het realiseren van ‘gesloten kringlopen van grondstoffen’. Dat betekent dat het materiaal van producten die mensen afdanken niet bij het restafval terecht komt en wordt verbrand, maar zoveel mogelijk zonder extra kosten wordt hergebruikt als grondstof voor nieuwe producten. Het tweede doel is hoge hergebruikdoelen, hoger dan de Europese doelen, met een vrij keuze voor maatregelen om die te halen. De drie partijen willen komen tot een rendabele methode voor het inzamelen en recyclen van verpakkingsmaterialen, zoals papier en karton, glas, metaal, hout en kunststof. Het derde doel is het
update afvalbeleid Wijk bij Duurstede 2014
10
tegengaan van het onnodig verbruik van grondstoffen (preventie). In de Raamovereenkomst staan afspraken om in verpakkingen minder nieuw materiaal en meer gerecyclede materialen te gebruiken. Nog geen afschaffing statiegeld op grote PET-flessen Vooralsnog gaat de afschaffing van statiegeld op grote PET-flessen niet door. In de Raamovereenkomst was vanaf 2015 die mogelijkheid onder voorwaarden opgenomen. Een eventuele afschaffing van statiegeld op grote PET-flessen zal gevolgen hebben voor de inzameling van kunststofafval door de gemeenten. Gemeenten worden verantwoordelijk voor sortering van kunststofafval Vanaf 2015 zijn gemeenten naast inzameling ook verantwoordelijk voor de sortering van kunststof en desgewenst ook voor de vermarkting. Uit oogpunt van efficiency is afgesproken dat AVU dit samen met enkele andere regio’s collectief voor deelnemende gemeenten gaat regelen. Pilot drankenkartons Op basis van de tweede Raamovereenkomst Verpakkingen 2013 – 2022 lopen er landelijk diverse experimenten voor de gescheiden inzameling van drankenkartons. De proeven zijn succesvol verlopen. De resultaten worden in de loop van 2014 verwacht.
3.3
Invoering verbrandingsheffing vanaf 2015
Vanaf 1 januari 2015 komt er een afvalstoffenbelasting op de verbranding van restafval van € 13 per ton. Volgens de regering is dit beter voor het milieu en eerlijker ten opzichte van bedrijven en gemeenten die werk maken van recycling. Op basis van de ingezamelde hoeveelheid restafval in 2013 geeft dit voor Wijk bij Duurstede een kostenverhoging van € 78.000. Dat is ongeveer € 7 per aansluiting.
3.4
Vernieuwde inzamelmethoden bronscheiding
De afgelopen jaren zijn er bij andere gemeenten met succes verschillende nieuwe inzamelmethoden ontwikkeld om de afvalscheiding te verbeteren. Tot voor enkele jaren werden de beste resultaten geboekt in gemeenten met een diftarsysteem, waarbij de afvalstoffenheffing afhankelijk is van het aantal keer dat het afval wordt aangeboden (volume/frequentie) of van de hoeveelheid kilo’s aangeboden afval (gewicht). Inmiddels zijn er in verschillende gemeenten inzamelmethoden op grond van een zogenaamde serviceprikkel ingevoerd. Zo’n serviceprikkel houdt in dat de service primair gericht is op de inzameling van de gewenste grondstoffen (zoals gft, papier, kunststof, textiel en glas) en dat de service op het ongewenste restafval wordt verminderd. Voor restafval zijn er twee varianten: e • 1 fase: de inzamelfrequentie van de grijze container wordt verlaagd (van 2-wekelijks tot 4-wekelijks). Inwoners hebben dan eenvoudigweg geen ruimte meer in de container om hun afval niet te scheiden; e • 2 fase: restafval wordt niet meer aan huis ingezameld, maar via ondergrondse containers in de wijk. Het kost burgers dan iets meer moeite om hun restafval kwijt te raken, maar als ze het afval goed scheiden, dan hoeven ze niet vaker dan 1x per 2 à 3 weken een vuilniszak weg te brengen. In andere gemeenten is met de serviceprikkel (overigens vaak gecombineerd met een financiële prikkel, diftar) spectaculaire resultaten bereikt. In meerdere gemeenten is een reductie van het restafval tot 125 kg/inw behaald. Vergelijk: in Wijk bij Duurstede is in 2013 nog 277 kg/inw aan restafval (inclusief grof update afvalbeleid Wijk bij Duurstede 2014
11
restafval) ingezameld. En daar komt bij dat in die gemeenten ook de kosten zijn gedaald. Dat komt omdat de inzameling van grondstoffen goedkoper is dan de inzameling van restafval.
4
Nieuwe en bestaande maatregelen
In het gemeentelijk afvalplan zijn maatregelen opgenomen met als doel het verbeteren van het milieuresultaat, het behouden van het lage kostenniveau en het iets verder verbeteren van de service. Gelet op de ontwikkelingen binnen en buiten de gemeente is gekeken of het zinvol of nodig is die maatregelen bij te stellen. In paragraaf 4.1 zijn daarom twee aangepaste voorstellen uitgewerkt: e 1. invoeren van een 3 minicontainer voor kunststof (en niet voor oud papier); dit in combinatie met een verlaging van de inzamelfrequentie van restafval (4-wekelijks); 2. de bestaande minicontainers via stickers met ingebouwde chip te registreren in plaats van alle minicontainers te vervangen. In paragraaf 4.2 wordt ingegaan op de nog uit te voeren maatregelen uit het afvalplan die niet wijzigen.
4.1 4.1.1
Voorgestelde nieuwe en gewijzigde maatregelen e
Invoering 3 minicontainer kunststof met vierwekelijks inzameling restafval
In het gemeentelijk afvalplan staat om een derde minicontainer voor oud papier in te voeren met als doel de hoeveelheid gescheiden afval te verhogen. In plaats van een minicontainer voor oud papier kan echter ook gekozen worden voor een minicontainer voor kunststof verpakkingen die vierwekelijks wordt geleegd. De inzameling van oud papier blijft dan hetzelfde als nu (gebundeld aan de weg). Uit recente ervaringen bij andere gemeenten blijkt dat er goede resultaten worden behaald door de invoering van een derde minicontainer voor kunststof te combineren met een verlaging van de inzamelfrequentie voor restafval van tweewekelijks naar vierwekelijks. Het mes snijdt dan aan twee kanten. Aan de ene kant krijgen inwoners een hulpmiddel om het kunststof beter te scheiden en aan de andere kant krijgen inwoners een prikkel (“serviceprikkel”) om het afval beter te scheiden. Immers, als inwoners hun afval niet scheiden, komen ze met een vierwekelijkse restafval-inzameling in de knel. Het inzamelsysteem “dwingt” inwoners dus het afval wél te scheiden. Die betere scheiding betreft overigens niet alleen de kunststofverpakkingen. Praktijkervaringen wijzen uit dat bij een vierwekelijkse inzamelfrequentie van restafval ook andere afvalstromen als gft, papier, glas en textiel veel beter worden gescheiden. De vraag rijst op of een vierwekelijkse inzamelfrequentie van restafval niet te krap is. Dit blijkt in praktijk geen probleem te zijn. Voor inwoners die denken in de knel te komen, kan in overleg maatwerk worden geboden, bijvoorbeeld door het verstrekken van een extra minicontainer (tegen betaling). Bij andere gemeenten is gebleken dat maar weinig inwoners hier gebruik van maken. Uiteraard is het van belang dat inwoners goed en eerlijk over het nieuwe systeem worden geïnformeerd. Informatiebrieven en inloopavonden moeten daarin voorzien. De vraag is ook of een vierwekelijkse inzamelfrequentie van restafval niet leidt tot extra stankoverlast. Dit heeft de burger grotendeels zelf in de hand. De stank van het afval wordt vooral veroorzaakt door menging met het (natte) keukenafval. Dit keukenafval wordt echter (net als nu) met het gft-afval ingezameld. En die inzamelfrequentie blijft tweewekelijks (net als nu).
update afvalbeleid Wijk bij Duurstede 2014
12
Momenteel lopen er landelijk experimenten om naast kunststoffen ook andere verpakkingen (zoals e drankenkartons) te scheiden. Op termijn kan een 3 minicontainer voor kunststof hier ook voor worden gebruikt. In plaats van alleen kunststof wordt de container dan ingezet voor de inzameling van de combinatiestroom kunststof en drankenverpakking. Invoeren van een vierwekelijkse inzameling van kunststof en een vierwekelijke inzameling van restafval heeft de volgende consequenties: • de afvalinzamelkosten worden niet hoger: in plaats van 26 inzamelrondes per jaar voor restafval krijgen we nu 13 inzamelrondes voor restafval en 13 inzamelrondes voor kunststof; • de afvalverwerkingskosten worden lager: er is sprake van een besparing op de verwerkingskosten voor restafval, terwijl de extra ingezamelde grondstoffen (kunststof, glas en papier) juist geld opleveren; • er zijn wel extra kosten voor de aanschaf van de minicontainers. Deze extra jaarkosten worden echter ruimschoots terugverdiend uit de bespaarde verwerkingskosten; • de service voor de burgers verschuift: de service op het (ongewenste) restafval wordt minder, maar de service op het (gewenste) kunststof wordt hoger. Aanschaf van minicontainers voor kunststof kost ongeveer € 35 per aansluiting (inclusief projectbegeleiding). Bij ruim 8.000 laagbouwaansluitingen gaat het dan om een investering van € 280.000. Dat geeft een jaarlast van € 35.000 (o.b.v. 4% rente en 10 jaar annuïtaire afschrijving). Dit wordt terugverdiend uit de jaarlijkse besparing op de verwerkingskosten en de extra opbrengsten voor het kunststof. Een toename van de hoeveelheid kunststof tot 12 kg/inw geeft een jaarlijks kostenvoordeel van € 73.000 (opbrengst kunststof en lagere kosten restafval). Daar komt dan nog bij het kostenvoordeel als gevolg van de verschuiving van andere afvalstromen (meer papier, minder restafval) en als gevolg van lagere inzamelkosten van kunststofbakken. nieuwe maatregel 1 e Invoeren 3 minicontainer voor kunststof in combinatie met vierwekelijkse inzameling restafval.
e
Met de invoering van een 3 minicontainer voor kunststof wordt het aantal verzamelcontainers voor e kunststof teruggebracht. In gebieden waar geen 3 minicontainer past (binnenstad, hoogbouw) wordt in overleg met bewoners twee methodes nader afgewogen: zakken en verzamelcontainers (zoals nu). Waarom kunststof niet overal met zakken inzamelen? Kunststof kan ook goed met zakken worden ingezameld in plaats van met minicontainers. Daarvoor is dan geen investering nodig. Dit is echter niet goedkoper: zakken moeten ook worden betaald en het scheidingsresultaat (en daarmee de opbrengst van het kunststof) wordt iets lager dan bij de inzameling met minicontainers. Bovendien heeft bij een zakkensysteem een tweewekelijkse afvalinzameling de voorkeur boven een vierwekelijkse inzameling omdat burgers gelet op de opslagmogelijkheden in de schuur minder genegen zijn het afval lang in zakken te bewaren. Verder is bij zakken meer sprake van meer zwerfvuil.
update afvalbeleid Wijk bij Duurstede 2014
13
4.1.2
Registratie bestaande minicontainers
In het gemeentelijk afvalplan is opgenomen om de bestaande minicontainers te vervangen. Deze containers zijn namelijk al erg oud (sommigen zelfs al 35 jaar) en al vele jaren financieel afgeschreven. Vervanging van de minicontainers biedt de mogelijkheid om een containermanagementsysteem (CMS) in te voeren. Met zo’n CMS krijgt de gemeente in beeld op welk adres welke minicontainer staat en hoe groot die betreffende container is. Zo krijgt de gemeente er ook zicht op bij welke adressen extra minicontainers staan en waar mogelijk sprake is van clandestien meeliftend bedrijfsafval. Zo’n CMS is nodig om voor een extra of een grotere container een toeslag op de afvalstoffenheffing in rekening te brengen.
Er zijn verschillende vormen van een containermanagementsysteem. Het meest toegepaste en uiteindelijk meest gewenste systeem is de methodiek waarbij de minicontainers worden voorzien van een vaste chip. Tijdens de inzameling wordt die chip door een computer in het inzamelvoertuig gelezen, waarmee iedere lediging van de container wordt geregistreerd. Met de informatie die zo wordt verzameld kunnen de inzamelroutes worden geoptimaliseerd en wordt het ook mogelijk om een gedifferentieerde afvalstoffenheffing (op basis van het aantal aanbiedingen of op basis van gewicht) in te voeren. In 2012 is de kwaliteit van de bestaande minicontainers nader onderzocht. Het bleek dat de containers er weliswaar “getekend” uitzien, maar dat de kwaliteit technisch nog voldoende was en dat het derhalve nog niet nodig was deze minicontainers te vervangen. Dat komt mede omdat de oudere minicontainers robuuster zijn (dikkere wanden) dan de jongere generatie minicontainers. De verwachting is dat het grootste deel van de minicontainers nog wel een aantal jaren mee te kan. Het niet vervangen van de minicontainers bespaart dus op de investeringskosten, maar daarmee heeft de gemeente nog geen zicht op de huishoudens die een extra minicontainer hebben en op bedrijven die clandestien meeliften. Aangezien de gemeente al die jaren niet heeft bijgehouden waar extra minicontainers zijn uitgezet, wordt er op basis van praktijkervaringen elders rekening mee gehouden dat er 5 tot 10 procent dubbele minicontainers van huishoudens kunnen worden ingenomen, dat er een reductie van de hoeveelheid restafval kan plaatsvinden en dat er extra baten kunnen worden gegenereerd door bedrijven die nu gratis meeliften te laten betalen voor het gebruik van het inzamelsysteem. Er is gezocht naar een goedkopere oplossing om toch goed in beeld te krijgen bij welke adressen de minicontainers staan, waarbij het nodig is alle oude minicontainers massaal te vervangen. Zo’n goedkopere oplossing is gevonden door in de bestaande minicontainers een identificatiechip in te bouwen of door de minicontainers te van een sticker met een elektronische tag.
update afvalbeleid Wijk bij Duurstede 2014
14
Minicontainer met ingebouwde identificatiechip
Rfid-tags alternatief voor identificatiechip
Het bechippen van de bestaande minicontainers kost ongeveer € 20 per set (of € 13 bij het niet bechippen van de gft-minicontainers). Een stuk goedkopere oplossing is om de minicontainers te voorzien van een speciale sticker met adres, barcode/dot-code en een digitale tag (een soort chip). Dit kost ongeveer € 4,00 per adres, inclusief uitgebreide informatievoorziening. Dit werkt globaal als volgt: via een gespecialiseerd bedrijf wordt per post aan alle huisadressen een brief gestuurd met een sticker voor de gft-container en voor de restafval-container. Aan bewoners wordt gevraagd die sticker zelf op de minicontainer te plakken. Op die manier worden de minicontainers, het adres en de barcodes aan elkaar gekoppeld. Tevens wordt dan duidelijk welke containers dubbel of “illegaal” zijn verstrekt. Containers zonder sticker zullen worden ingenomen. Daarnaast zal ook de gelegenheid worden geboden dat huishoudens tegen betaling een tweede minicontainer voor restafval houden. De éénmalige kosten bedragen ongeveer € 50.000. Dit bedrag wordt naar verwachting binnen een jaar terugverdiend uit de besparing op de inzamel- en verwerkingskosten, uit het reinigingsrecht dat alsnog bij bedrijven in rekening kan worden gebracht en door een opslag voor een tweede minicontainer in rekening te brengen. De kosten kunnen daarmee uit de lopende exploitatiebegroting worden gedekt. Met de stickers wordt het ook mogelijk om de afvalstoffenheffing te berekenen op basis van de grootte en het aantal containers per huishouden en om de clandestien meeliftende bedrijven in beeld te brengen. De stickers zijn niet geschikt voor de invoering van diftar op basis van volume/frequentie of gewicht, maar daarvoor zijn er in Wijk bij Duurstede ook geen plannen. nieuwe maatregel 2 Minicontainers voorzien van een sticker met elektronische chip en dit koppelen aan het gemeentelijke adressenbestand.
De uitvoering van deze operatie wordt uitbesteed aan een gespecialiseerd bedrijf ook afspraken worden gemaakt over het beheer en de mutaties van het containerbestand. Tijdens deze operatie wordt de burger ook in de gelegenheid gesteld om gebrekkige containers te vervangen (er blijken diverse containers met e kapotte deksels te zijn). Verder wordt tegelijk aangegeven dat inwoners voor een 2 minicontainer voor restafval een extra bedrag aan afvalstoffenheffing moeten betalen (zie paragraaf 4.2.2) en dat bedrijven voor het gebruik van de minicontainers reinigingsrecht moeten betalen. Uit praktische overwegingen van efficiënt voorraadbeheer worden voortaan alleen nog grijze minicontainers verstrekt, waarbij de kleur van het deksel aangeeft voor welke soort afval de container is bedoeld. Er wordt aangesloten bij kleuren die
update afvalbeleid Wijk bij Duurstede 2014
15
ook bij andere gemeenten gebruikelijk zijn: groen voor gft-afval, blauw voor papier en oranje voor kunststof verpakkingen.
4.2
4.2.1
Maatregelen die al in het afvalplan zijn aangekondigd
Wijziging grofvuilbeleid
In het gemeentelijk afvalplan is een nieuwe regeling voor het halen en brengen van grofvuil opgenomen. Inwoners kunnen hun grofvuil straks niet meer gratis aan huis laten ophalen. In plaats daarvan kunnen ze hun grofvuil tot een bepaalde limiet gratis brengen naar het milieustraat aan de Middenweg-Oost 2. Recyclebare stromen zoals glas, papier, elektrische apparaten, ijzer, textiel en kunststof verpakkingen, alsmede kca, asbest en dakleer kunnen inwoners ook onbeperkt en zonder kosten bij het milieustraat aanbieden. Inwoners kunnen hun grofvuil nog wel laten halen, maar hiervoor wordt dan een tarief in rekening gebracht. Voorgesteld wordt om hiervoor € 30 per keer te rekenen. Dit is een eenvoudige tariefstructuur en daardoor makkelijker communiceerbaar en uitvoerbaar. Ervaring bij andere gemeenten leert dat er met de invoering van een tarief nog weinig gebruik van de haalservice wordt gemaakt. Deze maatregel gaat in per 1 januari 2015. Inwoners worden hierover geïnformeerd via de nieuwe afvalwijzer, via berichten de Wijkse Courant en via de gemeentelijke website. De nieuwe tarieven worden in de nieuwe tarievenverordening 2015 opgenomen. Deze maatregel moet resulteren in een betere scheiding van het grofvuil. In Wijk bij Duurstede bieden inwoners in vergelijking met andere gemeenten veel grof huisvuil aan dat belandt in de afvalverbrandingsinstallatie. Dat is jammer, want grof huisvuil bestaat grotendeels uit recyclebare materialen. Bij andere gemeenten is gebleken dat deze maatregel niet tot noemenswaardige problemen leidt. verwachte toename bezoek milieustraat Door het stopzetten van de gratis grofvuilroute aan huis wordt een toename verwacht van het aantal bezoeken op het milieustraat verwacht en een toename van de hoeveelheid gebracht afval. In de bedrijfsvoering vraagt dat om verdere stroomlijning van het proces. Zo zullen extra containers worden geplaatst, op piekdagen wordt de personele bezetting uitgebreid, er wordt rekening gehouden met langere openingstijden op piekdagen en er zal nadere publieksvoorlichting plaatsvinden over de meest gunstige aanbiedmomenten. Verder wordt uitgewerkt om aan alle huishoudens een afvalpas te verstrekken op vertoon waarvan inwoners hun grofvuil kunnen aanleveren op de milieustraat. In 2013 is 591 ton ongescheiden grofvuil aan huis ingezameld. Rekening houdend met een iets lager aanbod, moeten er per jaar ongeveer 200 extra vrachten (gemiddeld 4 per week) van de milieustraat worden afgevoerd. Financieel is sprake van een verschuiving: de inzamelkosten aan huis worden lager, terwijl de kosten voor de exploitatie en de afvoer van het afval van de milieustraat toeneemt. Dit zal per saldo goedkoper worden aangezien het gescheiden afval goedkoper is dan het ongescheiden afval. Per saldo wordt rekening gehouden met een besparing van € 28.000 per jaar.
update afvalbeleid Wijk bij Duurstede 2014
16
bestaande maatregel 3 Omdraaien grofvuil: het brengen van gescheiden grofvuil stimuleren en het halen van grofvuil aan huis ontmoedigen met een voorrijdtarief.
maatwerk voor mensen met een beperking Bij de behandeling van het gemeentelijk afvalplan heeft de raad aangegeven dat maatwerk gewenst is voor mensen met een beperking die niet zelf hun grofvuil kunnen wegbrengen. Nu is het laten wegbrengen van grofvuil bij uitstek een activiteit waarvoor mensen hun netwerk zouden kunnen inschakelen. Veel mensen kennen wel iemand met een karretje. Het is gewenst dat mensen dit dus zo veel mogelijk zelf regelen en dat een gratis haalservice beperkt blijft tot het meest noodzakelijke, ook omdat zo’n voorziening leidt tot extra bureaucratie, extra regels, extra kosten en extra gedoe. De gratis haalservice is alleen bedoeld voor mensen met een beperking die aan de volgende regels voldoen: - in bezit zijn van een geldige WMO-voorziening, dan wel een verklaring kunnen overleggen waaruit blijkt dat hij/zij om medische redenen niet in staat is zelf grofvuil weg te brengen; - binnen de eigen huishouding geen persoon in staat is namens de aanvrager het grofvuil weg te brengen naar de milieustraat; - de aanslag van de gemeentelijke belastingen ontvangen op eigen naam.
4.2.2
Opslag afvalstoffenheffing en reinigingsrecht voor extra minicontainer
In de verordening op de heffing van de afvalstoffenheffing en het reinigingsrecht zijn de tarieven en de voorwaarden vastgelegd. Deze verordening is op een aantal onderdelen onvoldoende duidelijk. Zo is ten aanzien van huishoudens niet aangegeven wat voor een huishouden de “basis-set” aan afvalcontainers en onder welke voorwaarden extra containers worden verstrekt. Verder is ten aanzien van bedrijfsafval slechts aangegeven dat bedrijven maximaal één minicontainer van 240 liter mogen aanbieden. In praktijk blijken er bedrijven te zijn die meerdere minicontainers aanbieden (vaak gaat het om een combinatie van huishoudelijk afval en bedrijfsafval). bestaande maatregel 4 Opstellen nieuwe verordening afvalstoffenheffing en reinigingsrecht met daarin: (1) de voorwaarden en het tarief voor een extra minicontainer boven de “basis-set”, (2) de mogelijkheid voor bedrijven om (tegen betaling) een extra container te nemen en (3) een tarief voor het halen van grofvuil.
4.2.3
Verzamelcontainers
Conform het bestaande beleid worden bij hoogbouw en appartementen ondergrondse verzamelcontainers geplaatst. Er is nu nog sprake van verschillende systemen. Om afval te mogen aanbieden zijn sleutels en verschillende type pasjes verstrekt. De containers worden nu voorzien van hetzelfde registratiesysteem (met een pasje). De containers worden voorzien van een registratiesysteem dat via een gsm en internet kan worden benaderd. Zo wordt zicht gehouden op het aanbiedgedrag en kan clandestien gebruik worden aangepakt.
update afvalbeleid Wijk bij Duurstede 2014
17
Vanaf 2015 worden voorstellen uitgewerkt om de hele binnenstad aan te sluiten op ondergrondse verzamelcontainers. Dan worden ook de mogelijkheden onderzocht om op meer plekken in de hele gemeente over te stappen ondergrondse inzameling voor restafval op basis van het principe van “omgekeerd inzamelen”. Dat houdt in dat nuttige grondstoffen aan huis worden ingezameld, terwijl burgers hun restafval alleen naar ondergrondse verzamelcontainers “op afstand” kunnen brengen. bestaande maatregel 5 Doorzetten van het beleid om bij hoogbouw geleidelijk over te stappen op ondergrondse verzamelcontainers. Dit geldt ook voor milieuparkjes op wijkniveau en voor de binnenstad.
4.2.4
Modernisering milieustraat
In het afvalplan is opgenomen om de milieustraat eerst eenvoudig te herschikken en daarna grotere investeringen te doen om de milieustraat grondig te vernieuwen. De eenvoudige herschikking heeft plaatsgevonden, maar in verband met de discussie “taken op afstand” is met grote investeringen een pas op de plaats gemaakt. Ook is het poortbeleid aangepast, waarbij burgers het grofvuil voortaan kostenloos kunnen aanleveren. In verband met het omdraaien van grofvuil is het nodig de bedrijfsvoering op de milieustraat verder te optimaliseren. Hieronder valt ook het invoeren van een pin-betaling, waardoor arbeidsintensieve contantgeldbetalingen niet meer nodig zijn. De kosten voor deze maatregelen worden gedekt uit de vrijval van de kosten voor de huis-aan-huis inzameling van grofvuil. bestaande maatregel 6 De bedrijfsvoering op de milieustraat met kleine maatregelen stroomlijnen .
update afvalbeleid Wijk bij Duurstede 2014
18
5
Financiële aspecten
De maatregelen kunnen naar verwachting worden gedekt uit een verschuiving binnen de bestaande begroting voor het afvalbeheer en uit de extra producentenvergoeding die de gemeente ontvangt als er meer kunststof wordt ingezameld. Er zullen met Sita nadere afspraken worden gemaakt over de uitvoering en de inzamelvergoeding in verband met de aanpassing door de voorgestelde wijzigingen. Voor de aanschaf van de minicontainers voor kunststof is een krediet geraamd van € 280.000. De bijbehorende jaarlast van € 35.000 (op basis van 10 jaar afschrijving en 4% rente) wordt gedekt uit het bestaande afvalbudget. Ook de éénmalige kosten voor de registratie van de minicontainers wordt uit het bestaande afvalbudget gedekt. De verwachting is dat de maatregelen uit deze update van het afvalplan per saldo leiden tot een kostenbesparing op het afvalbeheer. Daar tegenover staat dat vanaf 2015 er sprake is van een autonome kostenverhoging van € 78.000 als gevolg van de landelijk ingevoerde verbrandingsheffing op restafval. Zie ook paragraaf 3.3. Voorstellen: • een krediet beschikbaar te stellen van € 280.000 voor de aanschaf van minicontainer voor kunststof en de rente en afschrijving (10 jaar) te dekken uit de extra producentenvergoeding; • de kostenverhoging van € 78.000 als gevolg van de verbrandingsheffing op restafval in 2015 te dekken uit besparingen op het bestaande afvalbeheer en uit de voorziening reiniging.
Bovenstaande staat overigens los van het voornemen uit de kadernota 2015 – 2018 om een deel van de voorziening in te zetten voor een verlaging van de afvalstoffenheffing met € 20 in 2015.
Achtergrondinformatie • • •
Notitie “Naar minder restafval” AVU, 5 november 2013 (te downloaden via www.AVU.nl en dan “rapporten downloaden”) Programma Van Afval Naar Grondstof (VANG), Rijksoverheid e 2 Raamovereenkomst Verpakkingen voor 2013- 2022
update afvalbeleid Wijk bij Duurstede 2014
19
Bijlage: financiële consequenties “Update afvalplan Wijk bij Duurstede” In de nota Update afvalplan Wijk bij Duurstede 2014 zijn de financiële consequenties op hoofdlijnen aangegeven. In deze bijlage is dit meer in detail uitgewerkt. De berekening kent een aantal onzekerheden. Zo moet in praktijk blijken hoe groot de hoeveelheid restafval daalt en de hoeveelheid grondstoffen stijgt. Ook moet nog met de inzamelaar tot overeenstemming worden gekomen over de tarieven van de gewijzigde dienstverlening. In de berekening zijn voorzichtige aannames gemaakt over de afname van de hoeveelheid restafval en de toename van de hoeveelheid kunststof. Ook zijn aannames gemaakt over de gewijzigde en verschuiving van de kosten voor de inzameling. Wij hebben ons in de berekening niet rijk gerekend. Bij succesvolle invoering zijn mogelijk nog meer financiële voordelen te behalen. In de loop van 2015 wordt dat duidelijk. Kosten voorgestelde maatregelen plus = extra lasten, min = besparing
jaarbedrag vanaf 2015
1. besparing door kunststof en restafval beide vierwekelijks
- € 58.000
2. besparing door grofvuil brengen ipv halen
- € 28.000
3. besparing door invoering containerregistratie
- € 24.000
4. landelijke verbrandingsheffing op restafval (€ 13 per ton)
€ 78.000
5. zwerfvuil/ straatreiniging dekken uit afvalstoffenheffing
€ 25.000
6. ruimte in bestaande afvalbegroting De afgelopen jaren is steeds sprake geweest van meevallers door hogere opbrengst kunststof en papier, scherpere verwerkingstarieven milieustraat en meevallende inzamel- en beheerskosten. 7. minder opbrengst door verlaging afvalstoffenheffing met € 20 per aansluiting
Totaal tekort dekken uit voorziening reiniging
- € 100.000
€ 187.000
€ 80.000
Toelichting 1. kunststof en restafval beide vierwekelijks (veranderen dienstverlening) Investeringskosten minicontainers kunststof bedragen € 280.000. Dit geeft gemiddelde kapitaallast van € 35.000. Door toename van de ingezamelde kunststof krijgt de gemeente meer producentenvergoeding € 64.000) en dalen de kosten voor het verwerken van restafval (€ 9.000). De inzamelkosten kunnen per saldo € 30.000 dalen: minder kosten voor het legen van de verzamelbakken voor kunststof, terwijl de inzamelkosten voor het legen van de minicontainers aan huis (4-wekelijks rest, 4-wekelijks kunststof) niet veel duurder hoeven worden dan de bestaande 2-wekelijks inzameling van restafval. Voor maatwerk is een budget van € 10.000 opgenomen. 2. grofvuil brengen in plaats van halen (verschuiven dienstverlening) Grofvuil wordt alleen nog tegen betaling aan huis opgehaald. In praktijk betekent dit dat dit nog weinig zal voorkomen. De dienstverlening verschuift van halen naar brengen. De inzamelkosten aan huis vallen vrij, maar er komen wel aanvullende kosten voor de toename van het aantal bezoekers van de milieustraat. update afvalbeleid Wijk bij Duurstede 2014
20
Ook is er sprake van minder verwerkingskosten omdat per saldo minder grofvuil wordt verwacht en meer grofvuil zal worden gescheiden in goedkopere stromen. De besparing is voorzichtig berekend op € 28.000 3a. containerregistratie (adresstickers op bestaande minicontainers (met digitale tag) De investeringsraming bedraagt € 50.000 (komt overeen met ongeveer € 12.000 per jaar) en voor het jaarlijks beheer is € 15.000 geraamd. Verder is een jaarbedrag van € 20.000 opgenomen voor de vervanging van oude, kapotte minicontainers. 3b. besparing door invoering containerregistratie Door de invoering van de adresstickers wordt het aantal illegale containers van bedrijven en bewoners teruggedrongen. Voor bewoners die een extra container wensen, wordt tegen registratie en betaling van extra afvalstoffenheffing een tweede container verstrekt. Bedrijven kunnen tegen betaling van reinigingsrecht eveneens meedoen. De financiële besparing bestaat uit: • minder illegale aanbiedingen geeft minder verwerkings- en inzamelkosten. Voorzichtigheidshalve is uitgegaan van 5%. Dit bespaart € 28.000 aan inzamel- en verwerkingskosten. • meeropbrengst voor het gebruik van meerdere minicontainers. Een voorzichtige inschatting is dat 200 huishoudens (iets meer dan 2% van het totaal een extra container wil. Dat levert dan (afhankelijk van het tarief) ongeveer € 24.000 aan extra inkomsten op. • meeropbrengst doordat bij meeliftende bedrijven reinigingsrecht wordt geïnd. Geraamd is 100 extra aansluitingen. Dat levert € 19.000 op. • per saldo is de geraamde besparing dus € 28.000 + € 24.000 + € 19.000 = € 71.000 4. verbrandingsheffing op verwerking restafval en grofvuil Het Rijk gaat vanaf 2015 een verbrandingsheffing van € 13 per ton restafval invoeren. Op basis van de bestaande hoeveelheden geeft dat een kostenverhoging van € 78.000. 5. toerekening zwerfvuil / straatreiniging (dekken uit afvalstoffenheffing) Het is toegestaan een deel van de kosten voor de verwijdering van zwerfvuil (straatreiniging) te dekken uit de afvalstoffenheffing. Het zwerfvuil moet dan wel gerelateerd zijn aan huishoudelijk afval. Al jaren wordt een bedrag van € 30.000 doorberekend. Dit bedrag is nooit verhoogd. Na herberekening blijkt dat de doorberekening met € 25.000 kan worden opgehoogd. 6. ruimte in bestaande begroting De afgelopen jaren is er steeds sprake geweest van een financieel overschot als gevolg van hogere opbrengsten voor de grondstoffen (met name papier, plastic) en lagere inzamel- en beheerskosten. Gemiddeld is er jaarlijks meer dan € 100.000 overgehouden. Nu zijn de opbrengsten van grondstoffen (o.a. papier) niet 100% zeker, maar door iets minder voorzichtig te ramen, kan rekening worden gehouden met een ruimte van € 100.000 in de bestaande begroting. 7. verlaging afvalstoffenheffing In de kadernota is aangekondigd de afvalstoffenheffing met € 20 te verlagen. Dat betekent € 187.000 minder inkomsten. 8. onttrekking uit voorziening Rekening houdend met de besparingen, zal er dan nog € 80.000 per jaar uit de voorziening moeten worden onttrokken. In de loop van 2015 wordt duidelijker hoe de besparingen in praktijk uitpakken. Het is goed denkbaar dat bij succesvolle invoering een structurele onttrekking uit de voorziening niet nodig is. De stand van de voorziening bedraagt bijna € 1,3 miljoen eind 2013.
update afvalbeleid Wijk bij Duurstede 2014
21
Wijk bij Duurstede, 10 oktober 2014 betreft: agendapunt 7 raadsvergadering 28 oktober 2014 Behandelmemo Van: agendacommissie Aan: raads- en steunfractieleden Betreft: Strategische kaders Participatie en Inkomen regio Kromme Rijn Heuvelrug
behandeld door: M.A.C. van Esterik Toestelnummer:
595 584
Doel activiteit Besluitvorming Toelichting Tijdens de voorbespreking van 16 september jl. heeft u uw bestuurlijke vragen over de strategische kaders Participatie en Inkomen regio Kromme Rijn Heuvelrug gesteld. Duidelijk is geworden dat deze kaders door kunnen voor besluitvorming in de raadsvergadering van 28 oktober. Aan u als gemeenteraad wordt dan ook gevraagd de strategische kaders Participatie en Inkomen regio Kromme Rijn Heuvelrug vast te stellen. Wijze van behandelen Besluitvorming, eventueel korte stemverklaring. Mee te sturen digitale stukken bij raadsvoorstel Notitie strategische kaders Participatie&Inkomen in de regio Kromme Rijn Heuvelrug Advies Lokale Cliëntenraad WWB Ter inzage liggende stukken Rapport B&W
Portefeuillehouder: Jan Burger Technische vragen m.b.t. kaders participatiewet aan mevrouw Mariska Romijn: [email protected] en in cc aan de griffie
1
Raadsvergadering, 28 oktober 2014
Voorstel aan de Raad
Nr.:
20141028 7 RV
Agendapunt:
7
Datum:
2 september 2014
Onderwerp: Strategische kaders Participatie en Inkomen in de Regio Kromme Rijn Heuvelrug Onderdeel raadsprogramma: Portefeuillehouder: Jan Burger
Voorgesteld besluit De strategische kaders Participatie en Inkomen in de Regio Kromme Rijn Heuvelrug vaststellen ten behoeve van de in werking treding van de participatiewet op 1 januari 2015. Korte samenvatting Op 2 december 2013 heeft het kabinet Rutte-Asscher besloten tot invoering van de Participatiewet per 1 januari 2015. Deze wet heeft voor de regio Kromme Rijn Heuvelrug (Bunnik, De Bilt, Utrechtse Heuvelrug, Wijk bij Duurstede en Zeist) aanzienlijke gevolgen op het gebied van inkomensondersteuning, sociale werkvoorziening en re-integratie. De Wet Werk en Bijstand (WWB), delen van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) en de Wet sociale werkvoorziening (Wsw) worden zoveel mogelijk samengevoegd tot ‘één regeling aan de onderkant’. De doelgroep wordt daarmee groter en breder en gemeenten krijgen er nieuwe extra taken bij. Tegelijkertijd wordt er stevig bezuinigd op met name de re-integratiemiddelen. De vijf gemeenten moeten keuzes maken over hoe beleid en uitvoering er in de toekomst uit gaan zien. Daarom zijn de strategische kaders in gezamenlijkheid opgesteld. Aanleiding De beoogde invoering van de Participatiewet op 1 januari 2015. Gelijktijdig met de Participatiewet vinden er bovendien twee andere transities plaats binnen het sociale domein, die onze gemeenten eveneens voor grote veranderopgaven plaatsen. Delen van de langdurige zorg en begeleiding ‘komen over’ en hetzelfde geldt voor vrijwel de gehele jeugdzorg. Genoemde maatschappelijke en financiële opgaven vragen van gemeenten binnen de regio Kromme Rijn Heuvelrug om het stellen van prioriteiten, doorvoeren van vernieuwing en het anders en efficiënter uitvoeren van een nieuw takenpakket. De grote uitdaging bij deze transities is om het stelsel van voorzieningen in onze regio zo te organiseren, dat inwoners – waar mogelijk – maximaal zelfredzaam worden en elkaar helpen waar dat kan. Zo bereiken we dat minder beroep wordt gedaan op de schaarse overheidsmiddelen en de ondersteuning geboden wordt aan degene die dat het meest nodig hebben. Met name de taak AWBZbegeleiding waarvoor de gemeente met ingang van 1 januari 2015 ook verantwoordelijk wordt biedt mogelijkheden om met een gedeelte van de doelgroep Participatiewet (de
voormalig Wsw-ers en Wajong-ers) een gezamenlijke efficiënte uitvoering te ontwikkelen. De voorliggende kaders bieden hiertoe de mogelijkheid. Specifiek (beoogd doel) Met de aankomende Participatiewet worden de WWB, delen van de Wajong en de Wsw zoveel mogelijk samengevoegd tot één regeling voor de onderkant van de arbeidsmarkt. Met als doel om zoveel mogelijk mensen toe te leiden naar regulier werk, al dan niet met ondersteuning. Ook door de komst van de nieuwe Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en de overgang van de integrale jeugdzorg naar gemeenten, is er behoefte aan nieuwe strategische kaders en daaruit volgend zicht op een voor gemeenten optimaal uitvoeringsarrangement op het terrein van werk & inkomen. Meetbaar Antwoorden op de vraagstukken die binnen bovengenoemde kaders op dit moment worden voorbereid zijn: A. De re-integratiebudgetten dalen stevig, er komen 35 regionale werkbedrijven en een nieuw re-integratie-instrument wordt ter beschikking gesteld: het instrument loonkostensubsidie, dat betaald zal worden uit het inkomensdeel van de huidige Wwb. Dit vraagt om een grondige bezinning en herijking van de re-integratieaanpak binnen de regio. Hierbij dienen de bestaande re-integratieonderdelen van de RSD, van BIGA, van UWV en van AWBZ-instellingen in samenhang te worden bezien en moeten de mogelijkheden van de voorgenomen quotumregeling worden verkend. Een collegevoorstel over de toekomst van BIGA is in dit verband voorbereid. B. Voor een succesvolle uitvoering van de Participatiewet is een integrale en gemeenschappelijke benadering van werkgevers in de regio essentieel. Zowel voorliggend strategisch kader als het collegevoorstel over de toekomst van BIGA geven verder richting aan deze werkgeversbenadering. C. Begeleidingstaak (extern) van AWBZ-cliënten gaat over naar gemeenten. Het is aan onze gemeenten om in het komende jaar inzichtelijk te krijgen hoe deze taak uit te voeren in samenhang met verantwoordelijkheden die voortvloeien uit de aanstaande Participatiewet en die grotendeels regionaal zijn belegd. Via de reguliere P&C cyclus RDWI en gemeente worden de prestaties en de uitvoering gemonitord. Acceptabel Begin 2011 hebben de vijf gemeenteraden ingestemd met het Meerjarenbeleidskader ‘Sociale en Economische Participatie 2011-2014’. Dit Meerjarenbeleidskader bevat de strategische visie en ambities van de samenwerkende gemeenten op het gebied van werk, inkomen, zorg en arbeidsmarkt, inclusief de relatie met de Wmo, economie en onderwijs. Het vormt de regionale paraplu voor de aansturing door de gemeenten van onder meer de GR RDWI. En het legt verbindingen tussen lokale en regionale plannen en activiteiten op het brede sociale domein. Bij de vaststelling van het Meerjarenbeleidkader is aangegeven dat tussentijdse aanpassingen zullen plaatsvinden bij ingrijpende wettelijke, bestuurlijke en/of inhoudelijke ontwikkelingen. We wisten toen al dat het domein van Werk & Inkomen in de jaren erna aan forse veranderingen onderhevig zou zijn. Met de komst van de Participatiewet per 1 januari 2015 zijn nieuwe kaders onontbeerlijk. Vanuit deze kaders kunnen de in de inleiding geschetste uitdagingen lokaal en regionaal worden opgepakt. De strategische kaders zijn de basis voor
het opstellen van de uitvoeringsarrangementen en het beleids- (en uitvoerings)plan van de RSD die in gezamenlijkheid met de gemeenten worden opgesteld. De voorliggende kaders zijn gezamenlijk door de vijf gemeenten in werkgroepverband voorbereid. Op 7 mei 2014 zijn raadsleden en portefeuillehouders van de vijf gemeenten in de regio Kromme Rijn Heuvelrug in gesprek gegaan over de consequenties van de Participatiewet voor de gemeenten en de regio. Gezamenlijk is gesproken over een aantal thema’s die het wezen van de nieuwe wet raken en is richting gegeven aan de te volgen strategische koers. De uitkomsten van deze avond zijn verwerkt in de voorliggende kadernotitie en op 13 juni vastgesteld in de Regionale Stuurgroep Sociaal Domein. Die bestaat uit de portefeuillehouders van de vijf genoemde gemeenten. De kaders geven richting aan de uitvoering op vier thema’s: Op wie richten we ons toekomstig beleid? Wat doen we lokaal en wat regionaal? Hoe benaderen en betrekken we werkgevers optimaal? Binnen welke financiële kaders doen we het maximale voor onze inwoners? Overwegingen die leiden tot dit besluit Zie hier boven. Milieu Nvt. Draagvlak - De voorliggende kaders zijn gezamenlijk door de vijf gemeenten in werkgroepverband voorbereid. - De Lokale Cliëntenraad Wet Werk en Bijstand (LCR) is bij de totstandkoming betrokken en heeft advies uitgebracht dat als bijlage aan dit raadsvoorstel is toegevoegd. - De regionale stuurgroep Sociaal Domein heeft op 13 juni de strategische kaders vastgesteld en heeft besloten deze voor te leggen aan de colleges en gemeenteraden. - De Regionale Cliëntenraad WWB en de regionale Wsw-raad brengen in de zomer hun advies uit. Realistisch De invoering van de Participatiewet is, zoals hiervoor aangegeven, een grote operatie voor onze regio. We worden verantwoordelijk voor een grotere doelgroep en ontvangen per inwoner minder budget. Er wordt zeer fors bezuinigd op het re-integratiedeel. Indien onze keuzes niet scherp genoeg zijn, lopen we het risico dat er bij de uitvoering te veel kosten worden gemaakt. Om die reden is het ook goed te monitoren of de noodzakelijke transformatie van de uitvoering op koers ligt. Kanttekeningen bij het voorgestelde besluit De uitvoering van de Participatiewet is omgeven met veel onzekerheden. Daar komt bij dat er fors wordt bezuinigd op de budgetten voor begeleiding en toeleiding naar werk. De strategische kaders zijn de basis voor het opstellen van de uitvoeringsarrangementen en het beleids- (en uitvoerings)plan van de RSD die in gezamenlijkheid met de gemeenten wordt opgesteld. Het is van groot belang dat met het opstellen van de uitvoeringsarrangementen de gemeente duidelijke afspraken maakt met de GR RDWI over de lokale uitvoering.
Alternatieven Het is mogelijk om niet in te stemmen met de strategische kaders. De keuze is in het verleden gemaakt voor verlengd lokaal bestuur (GR RDWI) voor de uitvoering van de wettelijke taken op het gebied van participatie en inkomen. Voor continuering van de uitvoering van deze taken zijn deze Strategische kaders van groot belang. Indien niet wordt ingestemd met de strategische kaders dan wordt het heel lastig om de uitvoering van de Participatiewet vanuit de GR RDWI vorm te geven. Tijdgebonden De Participatiewet treedt op 1 januari 2015 in werking. Aanpak/uitvoering - De strategische kaders worden aan de afzonderlijke colleges en gemeenteraden ter besluitvorming aangeboden. - De strategische kaders zijn de basis voor de regionale en lokale uitvoering van de Gemeenschappelijke Regeling Regionale Dienst Werk en Inkomen (GR RDWI) voor de komende jaren. De strategische kaders worden uitgewerkt in arrangementen inclusief nieuwe prestatie-overeenkomsten met de RDWI. Het proces voor deze uitvoeringsarrangementen loopt inmiddels. Hierin wordt ook de toekomstige rol van Biga meegenomen. - De gemeenteraad wordt uiterlijk 31 december 2014 geïnformeerd over de uitvoeringsarrangementen. Communicatie Via een bericht op de gemeentepagina in de Wijkse Courant en via het elektronisch gemeenteblad wordt kenbaar gemaakt dat de strategische kaders Participatie en Inkomen in de Regio Kromme Rijn Heuvelrug zijn vastgesteld. Financiën De door het Rijk meegegeven budgettaire kaders – voor zover bekend – zijn bij het maken van de strategische keuzes medebepalend geweest. In de strategische kaders is opgenomen dat de beschikbare budgetten vanuit de Participatiewet en de daaruit afgeleide begrotingen de financiële kaders vormen waarbinnen beleidsmakers en uitvoerders binnen de regio Kromme Rijn Heuvelrug opereren. Gemeenten krijgen vanuit het Rijk voor de uitvoering van de Participatiewet de beschikking over drie financieringsbronnen (inkomensdeel, gebundeld re-integratiebudget, Cluster Werk & Inkomen Gemeentefonds). Verder heeft het kabinet plannen om in 2016 een aantal budgetten die te maken hebben met de drie decentralisaties in te voegen in een sociaal deelfonds. Zo komen de middelen van het gebundeld re-integratiebudget naar verwachting in dit deelfonds. De verwachting is verder dat het inkomensdeel voorlopig geen onderdeel gaat uitmaken van het sociaal deelfonds.
Bijlagen 1. Collegebesluit Strategische kaders Participatie en Inkomen in de Regio Kromme Rijn Heuvelrug en de daarbij behorende bijlagen: - Nadere toelichting over de Participatiewet en gevolgen - Notitie strategische kaders Participatie & Inkomen in de regio Kromme Rijn Heuvelrug - Advies Lokale Cliëntenraad WWB
Burgemeester en wethouders van Wijk bij Duurstede,
Wilma van de Werken secretaris
Tjapko Poppens burgemeester
Raadsbesluit
De raad van de gemeente Wijk bij Duurstede; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 15 juli 2014, nr. 20141028 7 RV
gelet op de invoering van de Participatiewet op 1 januari 2015
besluit: de strategische kaders Participatie en Inkomen in de Regio Kromme Rijn Heuvelrug vast te stellen.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van dinsdag 28 oktober 2014 De raad voornoemd,
griffier,
voorzitter,
Bijlage 5 – Advies Lokale Cliëntenraad WWB
Cliëntenraad Wet Werk en Bijstand
Aan het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Wijk bij Duurstede. Wijk bij Duurstede, 8 juli 2014. Betreft: advies strategische kaders Participatiewet Geacht college, Een eerste concept versie van de strategische kaders Participatiewet is op 7 april besproken door mevr. M. Romijn en leden van de Lokale Cliëntenraad. Een afvaardiging is tevens aanwezig geweest bij de informatiebijeenkomst voor raadsleden op 7 mei in Doorn. De definitieve versie van deze kaders wijkt nauwelijks af van het concept van 1 april 2014. Er is sedertdien vooral helderheid gekomen over wat er gebeurt met de huidige groep mensen die een Wajong uitkering krijgen. In zijn algemeenheid kunnen wij ons vinden in de gestelde kaders. Gezien de economische situatie en de kortingen op budgetten wordt de gemeente voor een grote opgave gesteld. Verontrustend vinden wij de conclusie dat er, geredeneerd vanuit de beschikbare budgetten, binnen de Participatiewet het niet mogelijk zal blijken om iedereen een optimaal aanbod te doen (1.2 Komende uitdaging, punt 5). U stelt zich daarbij voor beroep te doen op andere middelen. Wij voorzien hierin knelpunten vanwege het teruglopen van deze andere budgetten. Wij maken ons zorgen over de mensen die voorheen zouden instromen in WSW en Wajong (2.1). Zeker voor hen is maatwerk van het grootste belang. Wij vragen daarvoor uw bijzondere aandacht. Niet alleen begeleiding, maar ook aanpassingen van een mogelijke werkplek zijn voor hen van belang. Laat staan het vinden van die geschikte werkplek, als die in het huidige economische klimaat al te vinden is. Bij het inzetten van de verplichte Tegenprestatie (2.2) om cliënten te activeren en hen naar vermogen door te laten groeien op de Participatieladder zetten wij vraagtekens.
1
Een verplichting daartoe lijkt ons contraproductief te werken. Juist hier is ook maatwerk in samenspraak met cliënt van belang. Daarbij merken we op dat veel mensen uit zichzelf al vrijwilligerswerk of mantelzorg verrichten. Wij willen graag betrokken worden bij de invulling van de nota Tegenprestatie. Wij zijn ons er van bewust dat de wettelijke kaders daarvan gelukkig niet meer zo rigide zijn als aanvankelijk bedacht. De aandacht voor jongeren juichen wij toe (2.2). Goede startkwalificaties zijn voor hen belangrijk om uiteindelijk een plek te vinden op de arbeidsmarkt waar steeds grotere tekorten zijn aan vakmensen. De insteek om lokaal gebruik te maken van de 10% regeling vanuit het re-integratiebudget ten behoeve van innovatieve initiatieven ondersteunen wij. Daarbij kunnen we ons voorstellen dat er regionaal afgesproken wordt dat de 10% verhoogd zou kunnen worden als blijkt dat de lokale insteek beter werkt (3.2). Voor sociale participatie zonder dat er binnen een jaar zicht is op werk (trede 1 tot en met 4) wordt door de RDWI doorverwezen naar lokale dienstverlening. Ook hierbij willen wij er op wijzen dat mensen toch vaak al op enigerlei wijze vrijwilligerswerk of mantelzorg verrichten. Ook hier is maatwerk in samenspraak met cliënt van groot belang, evenals aansluiting bij de mogelijkheden en interesses. Daarbij merken wij op dat geen enkele vereniging of organisatie zit te wachten op mensen die zich niet op hun plek voelen. Helder is dat kennis en samenwerking met het bedrijfsleven naast werkgeversdienstverlening tot banen zal kunnen leiden. Wij vragen ons wel af hoe het gestelde, dat de vraag van de arbeidsmarkt bepalend is bij de ondersteuning die aan de cliënten wordt gegeven, zich verhoudt tot het maatwerk voor de cliënt. Wij verzoeken u op de hoogte te worden gehouden van de verdere voortgang en uitwerking. Met vriendelijke groet,
Namens de leden van de Lokale Cliëntenraad Rhea Reintjes, voorzitter.
2
Bijlage 3. Nadere toelichting over de Participatiewet en gevolgen Participatiewet en financiering 1 januari 2015 is beoogde invoeringsdatum van de Participatiewet. De Tweede Kamer heeft het wetsvoorstel goedgekeurd. Op 26 juni a.s. wordt het voorstel in de Eerste Kamer behandeld. De verwachting is dat het een hamerstuk wordt vanwege het sociaal akkoord en de vele verwerkte amendementen in het voorstel. De Wet Werk en Bijstand (WWB), de Wet sociale werkvoorziening (Wsw) en delen van de Wajong (mensen met arbeidsvermogen die ondersteuning nodig hebben vanwege een handicap) gaan op in de Participatiewet. Alleen wie volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is komt nog in de Wajong. Met de invoering van de nieuwe bijstandsregels (Wet maatregelen WWB) welke onderdeel van de Participatiewet straks zijn, worden de regels flink aangescherpt met als doel dat mensen weer aan het werk gaan of op een andere manier actief deelnemen in de samenleving. Het credo is: voor wie een uitkering heeft en kan werken, is werk geen keuze maar een verplichting! Onder de Participatiewet wordt de toegang tot de sociale werkvoorziening afgesloten. Werknemers met een Wsw-dienstbetrekking houden hun wettelijke rechten en plichten. Mensen die op de wachtlijst staan voor de sociale werkvoorziening hebben na 1 januari 2015 geen recht meer op een Wsw-plek. (Binnen de taakstelling (en financiering) van 2014 kijken we wie we nog voor deze datum onder de oude regeling kunnen plaatsen) . Voor mensen die door hun lichamelijke, verstandelijke of psychische beperking een zodanige mate van begeleiding en aanpassingen van de werkplek nodig hebben wordt er onder de Participatiewet een (nieuwe) voorziening voor beschut werk georganiseerd. De bestaande re-integratiebudgetten en de huidige Wsw-subsidie worden samengevoegd tot één Participatiebudget. Het Participatiebudget maakt onderdeel uit van ‘het sociaal deelfonds’. Dit is één (ontschot) budget voor het hele sociale domein (Participatiewet, WMO en Jeugdzorg). Er wordt op termijn op het Participatiebudget 1,3 miljard bezuinigd. Het subsidiebedrag per Wsw’er per jaar daalt gefaseerd naar € 22.700 (was in 2010 ruim € 27.000). Momenteel zijn er landelijk ca. 90.000 Wsw-plaatsen. In de KRH regio gaat het om 431,5 Subsidie Eenheden (= ca. 500 mensen met een Wsw-arbeidsovereenkomst) in 2014. In de toekomst zal er budget zijn om maximaal 30.000 plaatsen beschut werk te organiseren. Voor Wijk bij Duurstede gaat het in 2014 om ca. 62 SE, dit zijn ca 66 personen waarvan er 17 beschut werken bij Biga in Zeist.
Participatie en inkomen in de regio Kromme Rijn Heuvelrug Toekomstbestendige strategische kaders
Definitieve versie 13 juni 2014
Participatie en inkomen in de regio Kromme Rijn Heuvelrug Toekomstbestendige strategische kaders
Inhoud 1. Inleiding 1.1 Sociale domein in beweging: leidende principes 1.2 Huidige uitvoering en komende uitdagingen 1.3 Verantwoording en leeswijzer
2. Thema: voor wie? 2.1 Om wie gaat het? 2.2 Wat vinden we belangrijk
3. Thema: wat doen we lokaal en wat regionaal? 3.1 Huidige organisatie van de uitvoering 3.2 Wat vinden we belangrijk
4. Thema: hoe gaan we werkgevers benaderen en betrekken? 4.1 Betrokkenheid van werkgevers 4.2 Wat vinden we belangrijk
5. Thema: financiële kaders 5.1 Financieringssystematiek van de Participatiewet 5.2 Budgetten in de regio Kromme Rijn Heuvelrug
Pagina 1 1 2 4
5 5 6
9 9 9
11 11 11
12 12 14
Bijlage 1: Prognoses De Bilt
17
Bijlage 2: Prognoses Bunnik
18
Bijlage 3: Prognoses Utrechtse Heuvelrug
19
Bijlage 4: Prognoses Wijk bij Duurstede
20
Bijlage 5: Prognoses Zeist
21
Definitieve versie 13 juni 2014
1. Inleiding
1.1 Sociale domein in beweging: leidende principes Op 2 december jl. heeft het kabinet Rutte-Asscher besloten tot invoering van de Participatiewet per 1 januari 2015. Deze wet heeft voor de regio Kromme Rijn Heuvelrug (Bunnik, De Bilt, Utrechtse Heuvelrug, Wijk bij Duurstede en Zeist) aanzienlijke gevolgen op het gebied van inkomensondersteuning, sociale werkvoorziening en re-integratie. De Wwb, delen van de Wajong en de Wsw worden zoveel mogelijk samengevoegd tot ‘één regeling aan de onderkant’. De doelgroep wordt daarmee groter en breder en gemeenten krijgen er nieuwe extra taken bij. Tegelijkertijd wordt er stevig bezuinigd op met name de re-integratiemiddelen. De vijf gemeenten moeten keuzes maken over hoe beleid en uitvoering er in de toekomst uit gaan zien. Gelijktijdig met de Participatiewet vinden er bovendien twee andere transities plaats binnen het sociale domein, die onze gemeenten eveneens voor grote veranderopgaven plaatsen. Delen van de langdurige zorg en begeleiding ‘komen over’ en hetzelfde geldt voor vrijwel de gehele jeugdzorg. Genoemde maatschappelijke en financiële opgaven vragen van gemeenten binnen de regio Kromme Rijn Heuvelrug om het stellen van prioriteiten, doorvoeren van vernieuwing en het anders en efficiënter uitvoeren van een nieuw takenpakket. De grote uitdaging bij deze transities is om het stelsel van voorzieningen in onze regio zo te organiseren, dat inwoners – waar mogelijk – maximaal zelfredzaam worden en elkaar helpen waar dat kan. Zo bereiken we dat minder een beroep wordt gedaan op de schaarse overheidsmiddelen en de ondersteuning geboden wordt aan degene die dat het meest nodig hebben. We delen enkele leidende principes binnen het brede sociale domein die tevens bij het vormgeven van voorliggende strategische kaders rond de invoering van de Participatiewet in onze regio richtinggevend zijn geweest. Gezamenlijk doel: participatie We vinden dat iedereen mee moet kunnen doen in de maatschappij, door goed op te groeien en op te voeden, door te werken of een maatschappelijke en persoonlijk zinvolle dagbesteding te vinden. Werk is de beste zorg en voorkomt dat mensen die lang aan de kant staan, het risico lopen af te glijden en daarmee een maatschappelijke kostenpost gaan vormen. Werk is één van de pijlers onder de transformatie van het sociale domein. Werk kan radicaal het leven van inwoners veranderen: van afhankelijkheid naar zelfstandigheid, van vragen van je netwerk naar geven, van zorgvragen naar ondersteunen. Het begeleiden naar (vrijwilligers)werk is investeren in de samenleving en draagt daarom bij aan het terugdringen van zorgkosten. Het is kortom niet meer dan logisch dat we investeren in mensen die daarbij ondersteuning nodig hebben. Samenhang met andere transities: verbindingen We pakken de verschillende transities in het sociale domein in samenhang op. Dat houdt in dat we geen schotten tussen doelgroepen en regelingen plaatsen, maar dwarsverbanden leggen tussen Wmo/AWBZ, de jeugdzorg, passend onderwijs en het domein werk & inkomen. 1 Definitieve versie 13 juni 2014
Dit leidt tot een andere manier van werken, waarin we als gemeenten soms samen optrekken en soms eigen keuzes maken, gebaseerd op het eigen karakter van een individuele gemeente of de specifieke vraag van onze inwoners. Maatwerk Werk is het doel, maar dat doel is niet altijd voor iedereen haalbaar. Niet ons aanbod maar maatwerk is het uitgangspunt. Belangrijk startpunt daarvoor is het gesprek met de inwoner die hulp vraagt. De GR Regionale Dienst Werk en Inkomen (RDWI) – als uitvoerder van de regio op het terrein van werk & inkomen – ondersteunt ook gemeenten op maat. Als breed werkbedrijf (Wwb en Wsw) heeft zij afgelopen jaren veel geïnvesteerd in de opbouw van expertise. De professionals van de RDWI werken samen met andere dienstverleners volgens de werkwijze één gezin, één plan, één regisseur. Dat kan centraal, maar ook lokaal, afhankelijk van de vraag hoe we de dienstverlening efficiënt kunnen organiseren en de keuzes van gemeenten zelf. Zo neemt de RDWI deel aan de lokale integrale toegang tot dienstverlening. Eigen kracht We doen meer dan voorheen een beroep op de eigen verantwoordelijkheid en het zelf oplossend vermogen van onze inwoners en hun omgeving. Ons beleid is gericht op het ondersteunen van de civil society. Het vangnet dat de gemeente aanvullend biedt, is geen kwestie van generieke regels of criteria, maar van maatwerk. Een automatisch en vanzelfsprekend recht op regelingen, voorzieningen of een uitkering staat niet meer voorop. Kader:
We zetten in op een grondige en integrale diagnose bij de intake, waarbij maximaal aandacht is voor de eigen verantwoordelijkheid van mensen. Op die verantwoordelijkheid en de eigen kracht van mensen doen we expliciet een beroep.
Cliënten met meervoudige problematiek bieden we een integrale aanpak die past bij de persoonlijke situatie (één arrangement). Daarvoor werken we integraal samen met alle disciplines en instanties in het sociale domein.
1.2 Huidige uitvoering en komende uitdagingen Huidige situatie In de regio Kromme Rijn Heuvelrug is in de voorbije jaren al veel ten goede ontwikkeld ten aanzien van inkomensondersteuning, sociale werkvoorziening en re-integratie. De samenwerking tussen de gemeenten is met de start van de Regionale Sociale Dienst op 1 januari 2006 geïntensiveerd en de efficiency en de kwaliteit van dienstverlening zijn verbeterd. Voor de uitvoering van de Wsw maken de gemeenten vanaf 1 januari 2009 gebruik van BIGA: een door een GR aangestuurde bv met als aandeelhouders Bartiméus, Abrona en Inclusief Groep.
2 Definitieve versie 13 juni 2014
In 2012 zijn de Gemeenschappelijke Regeling Regionale Sociale Dienst Kromme Rijn Heuvelrug (GR RSD) en de Gemeenschappelijke Regeling Sociale Werkvoorziening Zeist (GR SWZ) samengegaan in één nieuwe regeling, de reeds genoemde GR RDWI. De uitvoeringsorganisaties RSD KRH en BIGA BV opereren nog gescheiden, maar werken op onderdelen steeds meer samen. In bestuurlijke zin is dus al één integrale samenwerking voor de onderkant van de arbeidsmarkt ontstaan, de uitvoering zal – in ieder geval ten aanzien van een aantal taken – logischerwijs volgen. Komende uitdaging Met de aankomende Participatiewet, maar ook met de komst van de nieuwe Wmo en de overgang van de integrale jeugdzorg naar gemeenten, is er behoefte aan nieuwe strategische kaders en daaruit volgend zicht op een voor gemeenten optimaal uitvoeringsarrangement op het terrein van werk & inkomen. Vraagstukken die door de gemeenten en in het verlengde de GR RDWI in 2014 in elk geval nog van een antwoord moeten worden voorzien: 1. De re-integratiebudgetten dalen stevig, er komen 35 regionale werkbedrijven en een nieuw reintegratie-instrument wordt ter beschikking gesteld: het instrument loonkostensubsidie, dat betaald zal worden uit het inkomensdeel van de huidige Wwb. Dit vraagt om een grondige bezinning en herijking van de re-integratieaanpak binnen de regio. Hierbij dienen de bestaande re-integratieonderdelen van de RSD, van BIGA, van UWV en van AWBZ-instellingen in samenhang te worden bezien en moeten de mogelijkheden van de voorgenomen quotumregeling worden verkend. 2. Voor een succesvolle uitvoering van de Participatiewet is een integrale en gemeenschappelijke benadering van werkgevers in de regio essentieel. 3. De bestaande Wsw gaat op de schop. De sociale werkvoorziening oude stijl wordt afgebouwd, terwijl voor de doelgroep een klein ’beschut’ deel van landelijk 30.000 plekken blijft bestaan. De rest van de nieuwe instroom van voormalige sw’ers zal aan het werk geholpen moeten worden bij een reguliere werkgever met ondersteuning (al dan niet in de vorm van loonkostensubsidie). In de regio Kromme Rijn Heuvelrug bestaat de bijzondere situatie dat de uitvoering van de Wsw is uitbesteed aan een private partij BIGA. Hoe verhoudt de komende wijzigingen in wet- en regelgeving zich met de nu bestaande relatie met BIGA (huidige contract loopt af op 31 december 2014)? 4. Begeleidingstaak (extern) van AWBZ-cliënten gaat over naar gemeenten. Concrete vraag aan gemeenten wordt hoe deze taak uit te voeren in samenhang met de Participatiewet en de voorziening beschut (voormalig beschut Wsw)? Waar ligt de verbinding? Welke overlap tussen doelgroepen vraagt om een meer integrale benadering? Gezien deze ontwikkelingen dienen de gemeenten na te denken over welke vormen van dienstverlening op lokaal en welke op regionaal niveau georganiseerd gaan worden. Zo moeten gemeenten op dit punt concreet maken wat zij van hun regionale uitvoerder op het terrein van werk & inkomen verwachten.
3 Definitieve versie 13 juni 2014
5. En last but not least: hoe stellen wij prioriteit. Beredeneerd vanuit de beschikbare budgetten binnen de Participatiewet, is het niet mogelijk om iedereen een optimaal aanbod te doen. Voor een deel van de doelgroep zal voor passend maatwerk een beroep gedaan moeten worden op andere middelen dan het schaarse participatiebudget. Financiering Budgettaire kaders zijn bij het maken van voorgaande keuzes medebepalend. Gemeenten krijgen voor de uitvoering van de Participatiewet de beschikking over drie financieringsbronnen (inkomensdeel, gebundeld re-integratiebudget, Cluster Werk & Inkomen Gemeentefonds). Verder heeft het kabinet plannen om in 2016 een aantal budgetten die te maken hebben met de drie decentralisaties in te voegen in een sociaal deelfonds. Zo komen de middelen van het gebundeld re-integratiebudget naar verwachting in dit deelfonds. De verwachting is verder dat het inkomensdeel voorlopig geen onderdeel gaat uitmaken van het sociaal deelfonds. 1.3 Verantwoording en leeswijzer Met de integratie van de gemeenschappelijke regelingen RSD en SWZ zijn reeds belangrijke bestuurlijk-organisatorische randvoorwaarden gecreëerd om de route naar een gezamenlijke invoering van de Participatiewet goed te doorlopen. Maar voor een soepele start op 1 januari 2015 is meer nodig. Een passend uitvoeringsarrangement is een manier van werken die recht doet aan de strategische kaders die door de raden van de vijf gemeenten binnen de regio worden meegegeven. Tegen die achtergrond zijn op woensdagavond 7 mei 2014 raadsleden en portefeuillehouders van de vijf gemeenten in de regio Kromme Rijn Heuvelrug in gesprek gegaan over de consequenties van de Participatiewet voor de gemeenten en de regio. Gezamenlijk is gesproken over een aantal thema’s die het wezen van de nieuwe wet raken en is een eerste richting gegeven aan de te volgen strategische koers. De uitkomsten van deze avond zijn verwerkt in voorliggende kadernotitie, opgesteld door de samenwerkende gemeenten. Wij hebben ervoor gekozen om de hoofdstukindeling vorm te geven aan de hand van de op 7 mei jl. besproken thema’s:
Op wie richten we ons toekomstig beleid? (hoofdstuk 2)
Wat doen we lokaal en wat regionaal? (hoofdstuk 3)
Hoe benaderen en betrekken we werkgevers optimaal? (hoofdstuk 4)
Binnen welke financiële kaders doen we het maximale voor onze inwoners? (hoofdstuk 5)
4 Definitieve versie 13 juni 2014
2. Thema: voor wie?
2.1 Om wie gaat het? Om te weten hoe groot het beroep op voorzieningen van de gemeenten op het terrein van werk & inkomen in de toekomst zal zijn, is het van belang om een goed beeld te hebben van de toekomstige omvang van de doelgroep vallend onder het regime van de Participatiewet. Het gaat ten eerste om een grote bestaande groep: Wwb’ers. Zoals uit tabel 1 blijkt, is de prognose dat het aantal Wwb’ers in de regio Kromme Rijn Heuvelrug naar verwachting nog tot in 2014 stijgt naar meer dan 2.400 maar dat dit aantal zich in de jaren erna zal bewegen tussen de 2.300 en 2.400 cliënten.1 Een ander belangrijk onderdeel van de Participatiewet is dat de instroom in de Wsw vrijwel wordt stopgezet en de toegang tot de Wajong beperkt wordt tot volledig en duurzaam arbeidsongeschikten. Dit betekent dat er een groep inwoners zal zijn – ‘zij die voorheen zou instromen in de Wsw en zij die voorheen zou instromen in de Wajong’ – die binnen het kader van de Participatiewet een beroep zal doen op de gemeente voor ondersteuning. De huidige groep Wajong’ers wordt wel geherïndiceerd, maar blijft ook met arbeidsvermogen bij het UWV. Zoals blijkt uit tabel 1 is de omvang van de nieuwe instroom voormalig Wsw’ers en voormalig Wajong’ers over de eerste jaren beperkt, maar is de toename over de jaren heen wel substantieel (590 inwoners in 2021). Ten slotte gaat het om de huidige doelgroep van de Wsw. Als gevolg van het stopzetten van de instroom in de Wsw zal de omvang van deze groep dalen met 6 procent per jaar: van ongeveer 530 personen in 2012 tot ongeveer 350 personen in 2021. De relatief kostbare plaatsen ‘Wsw oude stijl’ dienen ook gedekt te worden uit het Participatiebudget. Meer hierover in hoofdstuk 5. Tabel 1. Bestaande en nieuwe doelgroepen Participatiewet in regio Kromme Rijn Heuvelrug. 2013 2014 2015 2016 2017 2018 Wwb-uitkeringen oude stijl 65-min
voorheen Wajong)
Totale doelgroep Participatiewet
2020 2021
2.315 2.427 2.363 2.358 2.351 2.314 2.314 2.314 2.314
Nieuwe doelgroepen (voorheen Wsw en
Wsw oude stijl
2019
513
518
52
146
235
344
433
512
590
513
484
455
428
402
378
355
2.828 2.945 2.929 2.989 3.040 3.086 3.149 3.204 3.259
Bronnen: betreft prognoses op basis van opgaaf SZW, bewerkt door Berenschot. Wwb-cijfer 2013 betreft realisatiecijfer: jaarverslag RSD.
1
Zie voor een uitsplitsing per gemeenten bijlagen 1 t/m 5 5
Definitieve versie 13 juni 2014
2.2 Wat vinden we belangrijk Meedoen We vinden het belangrijk dat zoveel mogelijk mensen meedoen in de maatschappij. Onze doelstelling is dat bijstandsgerechtigden die kunnen werken in een reguliere baan ook een perspectief hebben om dat te gaan doen. Inwoners die (nog) niet naar een reguliere baan kunnen, doen vrijwilligerswerk of andere maatschappelijke activiteiten. We schrijven niemand af. De tegenprestatie zetten we in om cliënten te activeren en om hen naar vermogen door te laten groeien op de Participatieladder. We sluiten daarbij aan bij de initiatieven en mogelijkheden van de uitkeringsgerechtigde. Arbeidsmarkt Met de komst van de Participatiewet worden wij direct verantwoordelijk voor een grotere groep mensen met een afstand tot de reguliere arbeidsmarkt. Tegelijkertijd hebben we te maken met een substantiële afname van beschikbare middelen (zie voor details hoofdstuk 5). Waar we in het verleden iedereen een (re-integratie)traject aanboden die daarvoor in aanmerking kwam, maken we de laatste jaren noodgedwongen steeds meer de afweging wie we wel en wie we niet ondersteunen. Anderzijds zijn er ook nieuwe kansen. Zo bieden door de werkgevers beschikbaar gestelde garantiebanen in de eerste jaren perspectief voor plaatsing van vooral kwetsbare cliënten. Binnen de arbeidsmarktregio Utrecht-Midden willen we nauw samenwerken om deze banen ook ten goede te laten komen aan onze cliënten. Daarnaast kan het instrument loonkostensubsidie worden ingezet voor cliënten die kunnen werken, maar (nog) minder dan 100% loonwaarde hebben. De ontwikkelingen vragen om nog scherpere keuzes, inventieve oplossingen, het stellen van (aanvullende) prioriteiten en het aanpakken van alle kansen om toch onze ambities te kunnen realiseren. Verder is het van cruciaal belang om bestaande ‘schotten’ tussen de verschillende doelgroepen en tussen de transities zoveel als mogelijk weg te halen. Samenstelling cliëntenbestand: prioriteiten We willen dat iedereen die binnen een jaar aan het werk kan, een perspectief krijgt op werk. We richten ons daarom met de middelen van het Participatiebudget allereerst op cliënten die binnen een jaar kunnen uitstromen naar een fulltime of parttime baan. Daarbij kan het gaan om regulier werk met of zonder ondersteuning (zoals bijvoorbeeld met loonkostensubsidie). Binnen de regio is de Participatieladder van de VNG inmiddels een belangrijk instrument om zicht te krijgen en te houden op het cliëntenbestand. Met behulp van deze ladder wordt aangegeven hoeveel cliënten van het totale bestand groeipotentie hebben naar werk ( = groeipotentie naar trede 6) of naar werk met inzet van bijvoorbeeld loonkostensubsidie of parttime werk ( = groeipotentie naar trede 5). Ter illustratie van de omvang van de doelgroep is tabel 2 opgenomen. Hieruit blijkt dat ruim 500 cliënten binnen een jaar kunnen uitstromen naar werk en ruim 300 cliënten binnen een jaar parttime aan het werk kunnen of met inzet van bijvoorbeeld loonkostensubsidie aan de slag kunnen.
6 Definitieve versie 13 juni 2014
Tabel 2. Groeipotentie cliënten november 2013 Trede
Definitie
Groeipotentie naar trede 5 Groeipotentie naar trede 6 Aantal
Aantal
Aantal
6
Betaald werk
40
5
Betaald werk met ondersteuning
303
4
Onbetaald werk
317
62
73
3
Georganiseerde activiteiten
735
129
144
2
Sociale contracten buitenshuis
1044
114
130
1
Geïsoleerd
290
8
6
2729
313
523
Totaal
170
Bron: RSD (bestandsanalyse Participatieladder november 2013).
Ondanks de schaarse middelen hebben we de ambitie om (het overgrote deel van) deze 800 potentiele uitstromers aan het werk te krijgen. Dit realiseren we door het inzetten van slimme manieren van ondersteuning, een (nog) effectievere en efficiëntere inzet van middelen en aandacht voor (het stimuleren van) inventieve oplossingen. Er kan bijvoorbeeld worden gedacht aan meer groepsgerichte aanpakken, digitalisering en een doelgerichtere matching. De focus moet meer worden gericht op cliënten met minder loonwaarde dan 100% (dit zijn deels de cliënten met groeipotentie naar trede 5 en 6 van de ladder), die tóch met loonkostensubsidie en bijvoorbeeld coaching on the job aan het werk kunnen worden geholpen. Hierbij zijn samenwerking met werkgevers en het maken van afspraken met bedrijfsleven (bovenregionaal, regionaal en lokaal) van groot belang. Jongeren De groep jongeren verdient apart aandacht om te voorkomen dat zij langdurig afhankelijk blijven van een uitkering. Daarom willen we dat jongeren die (nog) niet binnen een jaar kunnen uitstromen toch naar werk worden ondersteund. Het begint ermee dat jongeren die hun opleiding niet hebben afgemaakt, worden teruggeleid naar het onderwijs om hun startkwalificatie te behalen. Kwetsbare jongeren die (nog) geen perspectief op uitstroom hebben naar werk, krijgen de aandacht die nodig is om hen de juiste zorg te bieden om hun perspectief te vergroten. Voor kwetsbare leerlingen met een beperkte loonwaarde die niet kunnen doorstromen naar een vervolgopleiding, wordt samengewerkt met het onderwijs aan een succesvolle toeleiding naar de arbeidsmarkt.
7 Definitieve versie 13 juni 2014
Taalachterstand Taalachterstand mag geen reden zijn om cliënten aan de kant te laten staan. Cliënten met taalachterstand krijgen ondersteuning om deze weg te werken, zodat hun perspectief om aan het werk te gaan toeneemt. Hiervoor worden onder meer de educatiemiddelen benut. Niet direct perspectief op werk Cliënten die nog geen perspectief hebben op werk (trede 1 tot en met 4) bieden we andere vormen van maatwerk. We werken voor het activeren van deze cliënten samen met andere domeinen op lokaal niveau, waarbij ook naar middelen op lokaal niveau wordt gezocht. In het kader van de integrale aanpak binnen het sociale domein verwachten we van lokale en regionale uitvoerders een integrale diagnose bij de intake en de bereidheid tot integrale samenwerkingen met andere domeinen. Kader:
We schrijven niemand af! Focus bij de uitvoering van de Participatiewet ligt niet langer op arbeidsverleden en welke uitkering iemand heeft, maar hoe groot de afstand tot de arbeidsmarkt is.
Iedereen die binnen een jaar kan uitstromen naar werk, dat wil zeggen de doelgroep met groeipotentie naar de treden 5 en 6 van de Participatieladder, wordt toegeleid naar regulier werk. Om deze doelstelling te bereiken zetten we maximaal in op het gebruik van loonkostensubsidie en andere inventieve manieren van werken. Vanzelfsprekend heeft het WGSP bij de matching een belangrijke functie.
Jongeren zonder startkwalificatie worden zoveel als mogelijk teruggeleid naar school. Kwetsbare jongeren die zorg nodig hebben, worden doorgeleid naar hulpverlenende instellingen. Met het onderwijs wordt samengewerkt om ervoor te zorgen dat kwetsbare leerlingen met verminderde loonwaarde naar passend werk worden toegeleid.
Cliënten met een taalachterstand krijgen ondersteuning om deze op te heffen. Hiervoor worden onder meer educatiemiddelen benut.
Inwoners zonder groeipotentie naar de treden 5 en 6 activeren we lokaal via sociale participatie, zoals bijvoorbeeld vrijwilligerswerk. Het doel is hen te laten doorstromen op de Participatieladder met werk als uiteindelijk doel waar dat mogelijk is. Voor de ondersteuning en activering van deze cliënten worden geen re-integratiemiddelen ingezet, maar lokale middelen (dat kan bijvoorbeeld zijn vanuit de Wmo, AWBZ, subsidies of andere lokale middelen). De binnen de gemeenten bestaande lokale netwerken zijn het meest effectief om inwoners sociaal te activeren. Toelevering en doorverwijzing door de RDWI moet goed geregeld zijn, evenals aansluiting op eventuele doorstroom naar re-integratie.
8 Definitieve versie 13 juni 2014
3. Thema: wat doen we lokaal en wat regionaal?
3.1 Huidige organisatie van de uitvoering Al vele jaren – vanaf de start van de Regionale Sociale Dienst op 1 januari 2006 – werken de vijf gemeenten van de regio Kromme Rijn Heuvelrug intensief samen ten aanzien van inkomensondersteuning, sociale werkvoorziening en re-integratie. Enkele jaren na de start van de samenwerking – in 2009 – hebben de vijf gemeenteraden van Bunnik, De Bilt, Utrechtse Heuvelrug, Wijk bij Duurstede en Zeist in een strategische heroriëntatie nog eens bevestigd wat de rolverdeling is tussen de gemeenten en de GR en – meer inhoudelijk – wat lokaal en wat regionaal wordt opgepakt. De huidige afspraken luiden als volgt:
De beleidskaders, beleidsprioriteiten en doelstellingen worden geformuleerd door de raden van de deelnemende gemeenten (‘het wat’).
De hiervan afgeleide prestatieafspraken worden in samenspraak met de uitvoerende instelling opgesteld.
De bedrijfsvoering (‘het hoe’) is de verantwoordelijkheid van de GR RDWI, uiteraard binnen de afgesproken financiële en beleidsmatige kaders.
Indachtig de ‘Strategische heroriëntatie RSD – 2009’, daarin verder toegelicht.
Naast de meer formele uitgangspunten over hoe gemeenten en de GR RDWI zich tot elkaar verhouden, zijn – volgend uit de Strategische Heroriëntatie RSD – en de Participatiewet zoals deze zich nu aandient meer concrete afspraken te maken over wat regionaal (GR RDWI en in de uitvoering RSD en BIGA) en wat lokaal te organiseren. Deze zetten we uiteen in paragraaf 3.2. 3.2 Wat vinden we belangrijk In de samenwerking tussen gemeenten onderling en de gemeenten en de GR RDWI vinden we de onderstaande uitgangspunten en afspraken van belang. Kader:
Algemeen: de vijf gemeenten werken direct en in GR-verband samen op het sociale domein. Door onze krachten te bundelen, staan we sterker en is het mogelijk of zo efficiënt mogelijk de schaarse middelen in te zetten.
De aansturing van het Inkomens-deel (I-deel) blijft zowel qua beleid als qua uitvoering ondergebracht bij de GR RDWI. De aansturing van het gebundeld re-integratiebudget blijft zowel qua beleid als qua uitvoering ondergebracht bij de GR RDWI, maar zal in de samenhang met de overige budgetten in het sociale domein zo efficiënt mogelijk worden ingezet.
Ten aanzien van het gemeentelijk Minimabeleid kunnen gemeenten eigen afwegingen maken.
9 Definitieve versie 13 juni 2014
Re-integratie naar werk van mensen binnen de Participatiewet en het toeleiden naar economische zelfstandigheid wordt regionaal georganiseerd en kan, wanneer effectief, ook lokaal worden georganiseerd en uitgevoerd.
Er blijft vanuit het re-integratiebudget 10 procent beschikbaar voor de financiering van lokale innovatieve initiatieven, gericht op re-integratie. Wel met het besef dat deze middelen in absolute termen dalen in de komend jaren en met de opmerking dat we nog beter zorgen dat best-practices op lokaal niveau regionaal worden gedeeld.
Waar het gaat om sociale participatie, zonder dat binnen een jaar zicht is op werk (trede 1 tot en met 4), verwijst de RSD door en sluit aan bij lokale dienstverlening waarbij een koppeling wordt gelegd met de overige decentralisaties. Gemeenten zijn voor wat betreft deze doelgroep primair zelf aan zet. Financiering geschiedt met inzet van andere financieringsbronnen.
Er wordt voor wat betreft de uitvoering van de huidige Wwb en Wsw, straks vallend onder de Participatiewet, geïntegreerd samengewerkt op het gebied van re-integratie, de benadering van werkgevers en de dienstverlening.
10 Definitieve versie 13 juni 2014
4. Thema: hoe gaan we werkgevers benaderen en betrekken?
4.1 Betrokkenheid van werkgevers Met de invoering van de Participatiewet wordt de dienstverlening aan – en benadering van – werkgevers nog belangrijker. Op allerlei manieren is samenwerking met het bedrijfsleven essentieel voor het welslagen van de uitvoering van de Participatiewet. Werkgevers hebben we nodig om plaats te bieden aan mensen met ‘beperkt verdienvermogen’ en/of een afstand tot de arbeidsmarkt. Daarvoor zijn goede relaties met werkgevers essentieel en moet nog meer gezocht worden naar de aansluiting bij de intrinsieke behoefte van de werkgever. Hoe sluiten we de opgaven die volgen uit de Participatiewet aan op de werkelijkheid van de werkgever, hoe helpen we hen het beste en hoe geven we als gemeenten zelf het beste voorbeeld zijn daarbij kernvragen. Vooruitlopend op de komst van de Participatiewet wordt dit jaar de relatie tussen het WGSP KRH en BIGA al geïntensiveerd. Bovenregionaal, in de arbeidsmarktregio Utrecht-Midden, is de regio via het WGSP KRH vertegenwoordigd. Lokaal vervullen BIGA en het WGSP KRH in nauw overleg met gemeenten en hun bedrijfscontactfunctionarissen steeds meer een eenduidige rol met betrekking tot de contacten met lokale ondernemers, ondernemerskringen en –verenigingen. 4.2 Wat vinden we belangrijk We streven naar optimale werkgelegenheid met oog voor de wensen en behoeften van werkgevers. De vraag van de arbeidsmarkt is bepalend bij de ondersteuning die we aan onze cliënten bieden. Waarbij gezegd dat elke gemeente voor zich en de regio gezamenlijk een verantwoordelijkheid hebben bij het zo aantrekkelijk mogelijk maken van het ondernemersklimaat. Bij een eenduidige aanpak en een integrale werkgeversdienstverlening hoort één organisatie verantwoordelijk te zijn. De verschillende nu nog bestaande benaderingen op regionaal niveau schuiven we verder in elkaar. Bovenregionaal pakken we een actieve rol in de arbeidsmarktregio Utrecht-Midden. Kader:
De vraag van de arbeidsmarkt is bepalend bij het type ondersteuning die we onze cliënten bieden.
Elke gemeente is verantwoordelijk voor een aantrekkelijk ondernemersklimaat en het stimuleren van een gevarieerd aanbod aan werkgelegenheid.
In de regio Kromme Rijn Heuvelrug intensiveren we dus vanuit één coördinatiepunt en één verantwoordelijke uitvoeringsorganisatie de contacten tussen netwerkpartners (onderwijs, RMC, WGSP, werkgeverskringen, KvK’s, gemeenten, BIGA BV, roc’s, lokale ondernemersloketten, uitzendbureaus etc.) met als doel één integrale werkgeversdienstverlening. Hierbij wordt de verbinding gelegd met lokale initiatieven.
11 Definitieve versie 13 juni 2014
5. Thema: financiële kaders
5.1 Financieringssystematiek van de Participatiewet De Participatiewet brengt grote uitdagingen met zich mee, inhoudelijk maar zeker ook financieel. Het is van belang om als gemeenten bij de uitvoering grip te houden op de financiële kaders. Dat begint met een goed begrip van de uit te voeren taken en van de budgetten die beschikbaar zijn voor de uitvoering van de Participatiewet. Kader:
De beschikbare budgetten vanuit de Partipatiewet en de daaruit afgeleide begrotingen zijn de financiële kaders waarbinnen beleidsmakers en uitvoerders binnen de regio Kromme Rijn Heuvelrug opereren.
Taken en budget in drie componenten In figuur 1 zetten we op een rij uit welke componenten het budget voor de uitvoering van de Participatiewet bestaat. Figuur 1. Financieringssystematiek van de Participatiewet.
Bron: Ministerie van SZW; bewerking © Berenschot.
De eerste component van de financiering betreft het zogenoemde inkomensdeel, waaruit gemeenten niet alleen het verstrekken van uitkeringen financieren, maar ook de loonkostensubsidies waarmee mensen met een arbeidsbeperking straks aan de slag kunnen. De tweede component betreft het zogenoemde gebundeld re-integratiebudget, waarmee gemeenten re-integratie van werklozen en begeleiding van arbeidsbeperkten op de werkplek kunnen betalen. 12 Definitieve versie 13 juni 2014
De financiering van de huidige sociale werkvoorziening (Wsw) – die wegens het sluiten van de toegang tot de Wsw langzaam afgebouwd wordt – is eveneens opgenomen in het gebundeld re-integratiebudget. Ten slotte is er een derde component van de financieringssystematiek, namelijk het uitvoeringsbudget uit het Gemeentefonds. Hiermee kunnen gemeenten de uitvoeringskosten van de Participatiewet en het minimabeleid betalen. Introductie sociaal deelfonds De Participatiewet is één van de decentralisaties in het sociale domein. Onze regio krijgt per 1 januari 2015 ook te maken met de overheveling van onderdelen van de AWBZ richting de Wmo overheveling van taken rond de jeugdzorg. In de decentralisatiebrief van de minister van BZK aan de Tweede Kamer staat het voornemen om het gebundelde re-integratiebudget vanaf 2016 samen te voegen met de middelen voor de jeugdzorg en de Wmo in een nieuw sociaal deelfonds. Tevens staat in de decentralisatiebrief dat op basis van onderzoek besloten wordt over de mogelijkheden om de systematiek van het deelfonds en het Participatiebudget ineen te schuiven. Voorlopig zal het inkomensdeel nog geen deel uitmaken van het sociaal deelfonds 2. Belangrijk aspect van de invoering van het sociaal deelfonds is dat gemeenten over de jaren steeds meer de financiële ruimte krijgen om integraliteit van beleid van de drie decentralisaties te bevorderen. De nieuwe financieringssystematiek – waaronder invoering van het sociaal deelfonds – leidt ook tot de behoefte om de huidige afspraken tussen gemeenten over ontschotting van de budgetten (solidariteit tussen gemeenten) te evalueren en deze te beoordelen op toekomstbestendigheid. Kader:
De introductie van het sociaal deelfonds maakt het mogelijk om vanaf 2016 taken van de drie decentralisaties integraal op te pakken. De vijf gemeenten onderzoeken de mogelijkheid om de taken beschut werk en arbeidsmatige dagbesteding gezamenlijk vorm te geven. Zowel lokale als regionale initiatieven zijn daarbij onderwerp van onderzoek. Doel is om te komen tot een samenhangend beleid en een goed toegankelijk aanbod voor de mensen met weinig perspectief op een ‘reguliere’ baan.
Gemeenten evalueren op korte termijn de huidige afspraken over ontschotting van budgetten tegen het licht van de aan de Participatiewet verbonden financieringssystematiek. Uitkomsten van deze evaluatie kunnen leiden tot bestendiging dan wel wijziging van de nu geldende afspraken over de ontschotting / solidariteit tussen gemeenten.
2
Zie de brief van de minister van BZK van 9 oktober 2013. 13
Definitieve versie 13 juni 2014
5.2 Budgetten in de regio Kromme Rijn Heuvelrug Inkomensdeel Een belangrijk uitgangspunt van de huidige Wwb en van de aankomende Participatiewet is dat we als gemeenten financieel worden geprikkeld om zoveel mogelijk inwoners aan het werk te krijgen en de uitkeringsafhankelijkheid zo laag mogelijk te houden. De financiële prikkel loopt via het inkomensdeel. Gemeenten ontvangen jaarlijks via het inkomensdeel een budget dat niet direct door de gemeenten zelf te beïnvloeden is. We mogen elke euro die we op de bijstandsuitkeringen besparen, houden en vrij besteden. Tekorten moeten gemeenten zelf betalen en komen ten laste van de eigen middelen. Een belangrijke wijziging is dat met de komst van de Participatiewet middelen aan het inkomensdeel worden toegevoegd waarmee we tevens loonkostensubsidies kunnen financieren. Verder zal met ingang van 2015 het zogenoemde objectieve verdeelmodel, het model waarmee de hoogte van het gemeentelijke budget wordt bepaald, worden aangepast. Op het moment van schrijven is nog niet bekend wat de impact van het nieuwe verdeelmodel zal zijn op het aan de KRH-gemeenten toe te kennen budgetten. Ook is nog niet bekend op welke wijze de middelen voor loonkostensubsidies door het Rijk verdeeld worden over gemeenten. Tabel 3. Verwachte ontwikkeling inkomensdeel regio Kromme Rijn Heuvelrug. (Bedragen in miljoenen €)
2013 2014 2015 2016 2017 2018
2019
2020 2021
Inkomensdeel oude stijl
31,4 35,6 34,7 34,6 34,5 33,9
33,9
33,9 33,9
Toevoegingen nieuwe doelgroepen Totaal inkomensdeel
0,7
1,8
2,9
4,3
5,3
31,4 35,6 35,3 36,4 37,4 38,2
39,3
6,3
7,4
40,3 41,3
Bron: Ministerie van SZW; bewerking © Berenschot.
Ondanks de onzekerheden met betrekking tot de verdeling, is het van belang om stil te staan bij de beleidsimplicaties van de nieuwe opzet van het inkomensdeel. Het is namelijk zo dat het aan werk helpen van mensen bij reguliere werkgevers met een loonkostensubsidie een netto besparing kan opleveren op het inkomensdeel. De reden is dat bij een loonwaarde van ongeveer 50 procent of hoger het bedrag aan loonkostensubsidie kleiner is dan het bedrag van een volledige uitkering3. Hier staat tegenover dat de gemeente geld moet steken in begeleiding. Dit bedrag komt ten laste van het gebundeld re-integratiebudget dat we zo verder toelichten.
3
Namelijk ongeveer € 11.200 van de loonkostensubsidie van iemand met 50 procent loonwaarde tegen
ongeveer € 14.500 voor iemand met een volledige uitkering. 14 Definitieve versie 13 juni 2014
Kader:
Extra van inzet van middelen om mensen aan de slag te helpen bij reguliere werkgevers behoort tot de mogelijkheden, daar waar dit aantoonbaar een besparing op het I-deel betekent. De regio zet gezamenlijk in op de verkenning van dergelijke lonende initiatieven.
Gebundeld re-integratiebudget Met de komst van de Participatiewet ontvangen we van het Rijk een gebundeld re-integratiebudget, waarin het flexibele re-integratiebudget van de Wet werk en bijstand (Wwb), de middelen van de Wet sociale werkvoorziening (Wsw) en een deel van de budgetten van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong) worden samengevoegd. Zoals blijkt uit tabel 4 wordt het Participatiebudget oude stijl van de gemeenten uit de regio (exclusief gelden inburgering en educatie) van 2012 naar 2021 meer dan gehalveerd. Verder blijkt uit de tabel dat de toevoegingen aan het gebundeld re-integratiebudget voor nieuwe doelgroepen niet toereikend zijn om het budget op peil te houden. Dit betekent dat het bedrag dat per persoon beschikbaar is fors zal dalen. Tabel 4. Verwachte ontwikkeling gebundeld re-integratiebudget regio KRH (exclusief gelden inburgering/educatie). (Bedragen in miljoenen €) Participatiebudget oude stijl (exclusief educatie)
2013 2014 2015 2016 2017 2018 3,5
3,0
Toevoegingen nieuwe doelgroepen Totaal gebundeld re-integratiebudget (exclusief Wsw oude stijl)
3,5
3,0
2019
2020 2021
2,5
2,4
2,2
2,2
2,2
2,2
2,2
0,1
0,7
1,1
1,4
1,6
1,7
1,8
2,7
3,1
3,3
3,6
3,8
3,9
4,0
Bron: Ministerie van SZW; bewerking © Berenschot.
De consequentie van beperking van de middelen is dat de uitvoering in de Kromme Rijn Heuvelrug in de toekomst niet alle mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt meer kan helpen, maar dat we verregaande keuzes moeten maken wie we binnen de kaders van de Participatiewet wel gaan ondersteunen en wie niet. Verplichtingen ten aanzien van het zittende Wsw-bestand Een belangrijke notie om te betrekken bij het maken van keuzes is het besluit van het Rijk om de afbouw van het zittend Wsw-bestand gepaard te laten gaan met een efficiencykorting die wordt uitgesmeerd over zes jaar. De vergoeding per Wsw-arbeidsjaar zal dalen van ongeveer € 26.000 nu naar € 22.700 in 2021.
15 Definitieve versie 13 juni 2014
Aangezien de gemiddelde loonkosten van Wsw-medewerkers cao-bepaald zijn en niet mee zullen dalen (respecteren rechtspositie), zal er door toedoen van deze efficiencykorting op termijn een tekort ontstaan dat opgevangen moet worden binnen het beschikbare gebundeld re-integratiebudget. De feitelijke vrijelijk te besteden ruimte neemt daardoor in de komende jaren verder af. Dit betekent dat met prioriteit gekeken moet worden naar ‘ontschotting’ van de huidige doelgroep van de SW-uitvoerder. Hoe gaan we het ‘beschut werken’ in de toekomst vorm geven? Kunnen bepaalde doelgroepen door andere (zorg)aanbieders geholpen worden? Kunnen doelgroepen die nu worden bediend door de RSD straks via BIGA worden toegeleid naar werk? Antwoord op deze vragen moet leiden tot een betere inzet van beschikbare budgetten en tegelijkertijd voor een beter aanbod voor de mensen waar het om gaat.
16 Definitieve versie 13 juni 2014
Bijlage 1: Prognoses De Bilt
Doelgroepen Tabel 5. Bestaande en nieuwe doelgroepen Participatiewet De Bilt. 2013 2014 2015 2016 2017 2018 Wwb-uitkeringen oude stijl 65-min
445
499
Totale doelgroep Participatiewet
2020 2021
474
477
473
465
465
465
465
7
19
31
45
57
67
77
Nieuwe doelgroepen (vml. Sw en vml. Wajong) Wsw oude stijl
2019
73
70
70
66
62
58
54
51
48
518
569
550
562
565
568
577
584
591
Bronnen: betreft prognoses op basis van opgaaf SZW, bewerkt door Berenschot. Wwb-cijfer 2013 betreft realisatiecijfer: jaarverslag RSD.
Inkomensdeel Tabel 6. Verwachte ontwikkeling inkomensdeel De Bilt. 2013 2014 2015 2016 2017 2018 Inkomensdeel oude stijl
6,1
6,9
Toevoegingen nieuwe doelgroepen Totaal inkomensdeel
6,1
6,9
2019
2020 2021
6,6
6,6
6,6
6,5
6,5
6,5
6,5
0,1
0,2
0,4
0,6
0,7
0,8
1,0
6,7
6,9
7,0
7,0
7,2
7,3
7,4
Bron: Ministerie van SZW; bewerking © Berenschot.
Gebundeld re-integratiebudget Tabel 7. Verwachte ontwikkeling gebundeld re-integratiebudget De Bilt. 2013 2014 2015 2016 2017 2018 Participatiebudget oude stijl (exclusief educatie)
0,6
0,5
Toevoegingen nieuwe doelgroepen Totaal gebundeld re-integratiebudget (exclusief Wsw oude stijl)
0,6
0,5
2019
2020 2021
0,5
0,4
0,4
0,4
0,4
0,4
0,4
0,0
0,1
0,1
0,2
0,2
0,2
0,2
0,5
0,5
0,6
0,6
0,6
0,6
0,6
Bron: Ministerie van SZW; bewerking © Berenschot.
17 Definitieve versie 13 juni 2014
Bijlage 2: Prognoses Bunnik
Doelgroepen Tabel 8. Bestaande en nieuwe doelgroepen Participatiewet Bunnik. 2013 2014 2015 2016 2017 2018 Wwb-uitkeringen oude stijl 65-min
91
97
Nieuwe doelgroepen (vml. Sw en vml. Wajong) Wsw oude stijl Totale doelgroep Participatiewet
2019
2020 2021
93
85
91
90
90
90
90
2
6
10
14
18
21
24
20
20
20
19
18
17
16
15
14
111
117
115
110
118
120
123
125
128
Bronnen: betreft prognoses op basis van opgaaf SZW, bewerkt door Berenschot. Wwb-cijfer 2013 betreft realisatiecijfer: jaarverslag RSD.
Inkomensdeel Tabel 9. Verwachte ontwikkeling inkomensdeel Bunnik.
Inkomensdeel oude stijl
2013 2014 2015 2016 2017 2018
2019
2020 2021
1,09 1,32 1,26 1,17 1,24 1,22
1,22
1,22 1,22
0,03 0,07 0,12 0,18
0,22
0,26 0,30
1,09 1,32 1,29 1,24 1,36 1,40
1,44
1,49 1,53
Toevoegingen nieuwe doelgroepen Totaal inkomensdeel
Bron: Ministerie van SZW; bewerking © Berenschot.
Gebundeld re-integratiebudget Tabel 10. Verwachte ontwikkeling gebundeld re-integratiebudget Bunnik.
Participatiebudget oude stijl (exclusief educatie)
2013 2014 2015 2016 2017 2018
2019
2020 2021
0,10 0,09 0,08 0,07 0,07 0,07
0,07
0,07 0,07
0,01 0,03 0,04 0,06
0,07
0,07 0,07
0,10 0,09 0,08 0,10 0,11 0,12
0,13
0,13 0,14
Toevoegingen nieuwe doelgroepen Totaal gebundeld re-integratiebudget (exclusief Wsw oude stijl)
Bron: Ministerie van SZW; bewerking © Berenschot.
18 Definitieve versie 13 juni 2014
Bijlage 3: Prognoses Utrechtse Heuvelrug
Doelgroepen Tabel 11. Bestaande en nieuwe doelgroepen Participatiewet in Utrechtse Heuvelrug. 2013 2014 2015 2016 2017 2018 Wwb-uitkeringen oude stijl 65-min
485
517
Nieuwe doelgroepen (vml. Sw en vml. Wajong)
2019
2020 2021
500
504
499
492
492
492
492
14
39
63
93
117
138
160
Wsw oude stijl
107
110
109
103
97
91
86
80
76
Totale doelgroep Participatiewet
592
627
624
646
659
675
694
710
727
Bronnen: betreft prognoses op basis van opgaaf SZW, bewerkt door Berenschot. Wwb-cijfer 2013 betreft realisatiecijfer: jaarverslag RSD.
Inkomensdeel Tabel 12. Verwachte ontwikkeling inkomensdeel Utrechtse Heuvelrug.
Inkomensdeel oude stijl
2013 2014 2015 2016 2017 2018
2019
2020 2021
5,96 6,85 6,63 6,67 6,61 6,51
6,51
6,51 6,51
0,18 0,50 0,79 1,18
1,47
1,75 2,03
5,96 6,85 6,81 7,17 7,41 7,69
7,98
8,26 8,54
Toevoegingen nieuwe doelgroepen Totaal inkomensdeel
Bron: Ministerie van SZW; bewerking © Berenschot.
Gebundeld re-integratiebudget Tabel 13. Verwachte ontwikkeling gebundeld re-integratiebudget Utrechtse Heuvelrug.
Participatiebudget oude stijl (exclusief educatie)
2013 2014 2015 2016 2017 2018
2019
2020 2021
0,57 0,58 0,42 0,40 0,37 0,36
0,36
0,36 0,36
0,04 0,19 0,29 0,38
0,42
0,44 0,46
0,57 0,58 0,46 0,58 0,66 0,74
0,79
0,80 0,82
Toevoegingen nieuwe doelgroepen Totaal gebundeld re-integratiebudget (exclusief Wsw oude stijl)
Bron: Ministerie van SZW; bewerking © Berenschot.
19 Definitieve versie 13 juni 2014
Bijlage 4: Prognoses Wijk bij Duurstede
Doelgroepen Tabel 14. Bestaande en nieuwe doelgroepen Participatiewet Wijk bij Duurstede. 2013 2014 2015 2016 2017 2018 Wwb-uitkeringen oude stijl 65-min
203
236
Nieuwe doelgroepen (vml. Sw en vml. Wajong) Wsw oude stijl Totale doelgroep Participatiewet
2019
2020 2021
237
224
230
226
226
226
226
5
14
23
33
42
49
56
78
74
73
69
65
61
57
54
51
281
310
315
308
318
321
325
329
333
Bronnen: betreft prognoses op basis van opgaaf SZW, bewerkt door Berenschot. Wwb-cijfer 2013 betreft realisatiecijfer: jaarverslag RSD.
Inkomensdeel Tabel 15. Verwachte ontwikkeling inkomensdeel Wijk bij Duurstede.
inkomensdeel oude stijl
2013 2014 2015 2016 2017 2018
2019
2020 2021
2,68 3,16 3,18 3,01 3,08 3,04
3,04
3,04 3,04
0,06 0,16 0,27 0,39
0,49
0,58 0,66
2,68 3,16 3,24 3,18 3,35 3,43
3,52
3,61 3,70
Toevoegingen nieuwe doelgroepen Totaal inkomensdeel
Bron: Ministerie van SZW; bewerking © Berenschot.
Gebundeld re-integratiebudget Tabel 16. Verwachte ontwikkeling gebundeld re-integratiebudget Wijk bij Duurstede.
Participatiebudget oude stijl (exclusief educatie)
2013 2014 2015 2016 2017 2018
2019
2020 2021
0,22 0,20 0,16 0,15 0,14 0,14
0,14
0,14 0,14
0,02 0,07 0,11 0,14
0,16
0,17 0,19
0,22 0,20 0,18 0,22 0,25 0,28
0,30
0,32 0,33
Toevoegingen nieuwe doelgroepen Totaal gebundeld re-integratiebudget (exclusief Wsw oude stijl)
Bron: Ministerie van SZW; bewerking © Berenschot.
20 Definitieve versie 13 juni 2014
Bijlage 5: Prognoses Zeist
Doelgroepen Tabel 17. Bestaande en nieuwe doelgroepen Participatiewet Zeist. 2013 2014 2015 2016 2017 2018 Wwb-uitkeringen oude stijl 65-min
2019
2020 2021
1.091 1.080 1.059 1.067 1.057 1.041 1.041 1.041 1.041
Nieuwe doelgroepen (vml. Sw en vml. Wajong) Wsw oude stijl
235
Totale doelgroep Participatiewet
244
24
68
109
159
200
237
273
241
228
214
201
189
178
167
1.326 1.323 1.325 1.363 1.380 1.401 1.430 1.455 1.481
Bronnen: betreft prognoses op basis van opgaaf SZW, bewerkt door Berenschot. Wwb-cijfer 2013 betreft realisatiecijfer: jaarverslag RSD.
Inkomensdeel Tabel 18. Verwachte ontwikkeling inkomensdeel Zeist.
inkomensdeel oude stijl
2013 2014 2015 2016 2017 2018
2019
2020 2021
15,5 17,3 17,0 17,1 16,9 16,7
16,7
16,7 16,7
Toevoegingen nieuwe doelgroepen Totaal inkomensdeel
0,3
0,8
1,3
2,0
2,5
15,5 17,3 17,3 17,9 18,3 18,7
19,1
2,9
3,4
19,6 20,1
Bron: Ministerie van SZW; bewerking © Berenschot.
Gebundeld re-integratiebudget Tabel 19. Verwachte ontwikkeling gebundeld re-integratiebudget Zeist. 2013 2014 2015 2016 2017 2018 Participatiebudget oude stijl (exclusief educatie)
1,9
1,6
Toevoegingen nieuwe doelgroepen Totaal gebundeld re-integratiebudget (exclusief Wsw oude stijl)
1,9
1,6
2019
2020 2021
1,4
1,3
1,2
1,2
1,2
1,2
1,2
0,1
0,3
0,5
0,7
0,7
0,8
0,8
1,5
1,6
1,7
1,9
2,0
2,0
2,0
Bron: Ministerie van SZW; bewerking © Berenschot.
21 Definitieve versie 13 juni 2014
Besluit van burgemeester en wethouders Datum B&W-vergadering Behandelend ambtenaar Afdeling Portefeuillehouder Paraaf afdelingshoofd
15 juli 2014 Mariska Romijn Strategie, Beleid en Projecten Jan Burger
Rapportnummer
B-stuk
Onderwerp: Strategische kaders Participatie en Inkomen in de Regio Kromme Rijn Heuvelrug ten behoeve van de in werking treding van de Participatiewet op 1 januari 2015 Besluit(en): 1. In te stemmen met de notitie strategische kaders Participatie & Inkomen in de Regio Kromme Rijn Heuvelrug 2. De strategische kaders ter vaststelling voor te leggen aan de gemeenteraad Openbaar: Naar raad:
Ja Ja, ter behandeling
Secretaris
Akkoord Bespreken
Besluit B&W:
Paraaf secretaris:
Burgemeester
Wethouder Hans Marchal
Wethouder Jan Burger
Wethouder Wil Kosterman
Samenvatting t.b.v. besluitenlijst Aanleiding De beoogde invoering van de Participatiewet op 1 januari 2015. Doel Kaderstelling ten behoeve van de implementatie van de Participatiewet. De kaders zijn de basis voor de uitvoering die door de Gemeenschappelijke Regeling Regionale Dienst Werk en Inkomen (GR RDWI) ter hand wordt genomen. Uitvoering/communicatie - Een regionale ambtelijke werkgroep bestaande uit een afvaardiging van beleidsambtenaren van de GR RDWI gemeenten (Bunnik, De Bilt, Utrechtse Heuvelrug, Zeist en Wijk bij Duurstede) heeft de strategische kaders opgesteld. - De strategische kaders worden aan de afzonderlijke colleges en gemeenteraden ter besluitvorming aangeboden. - De strategische kaders zijn de basis voor de regionale en lokale uitvoering van de GR RDWI voor de komende jaren. - De Lokale Cliëntenraad Wet Werk en Bijstand (LCR) is bij de totstandkoming betrokken en heeft advies uitgebracht (bijlage 4). - De Regionale Cliëntenraad Wet Werk en Bijstand en de regionale Wsw-raad brengen in de zomer hun advies uit. - Via een bericht op de gemeentepagina in de Wijkse Courant en via het elektronisch gemeenteblad wordt kenbaar gemaakt dat de strategische kaders Participatie en Inkomen in de Regio Kromme Rijn Heuvelrug zijn vastgesteld. - De LCR krijgt de vastgestelde strategische kaders aangeboden en wordt betrokken bij het vervolgtraject. - De Wmo-adviesraad krijgt de vastgestelde strategische kaders, ter kennisname, aangeboden.
Integraal adviesrapport Voortraject & achtergronden Een eensluidend voorstel wordt ongeveer tegelijkertijd aan de colleges van de gemeenten Bunnik, De Bilt, Utrechtse Heuvelrug, Wijk bij Duurstede en Zeist voorgelegd. Inleiding Op 2 december 2013 heeft het kabinet Rutte-Asscher besloten tot invoering van de Participatiewet per 1 januari 2015. Deze wet heeft voor de regio Kromme Rijn Heuvelrug (Bunnik, De Bilt, Utrechtse Heuvelrug, Wijk bij Duurstede en Zeist) aanzienlijke gevolgen op het gebied van inkomensondersteuning, sociale werkvoorziening en re-integratie. De Wet Werk en Bijstand (Wwb), delen van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) en de Wet sociale werkvoorziening (Wsw) worden zoveel mogelijk samengevoegd tot ‘één regeling aan de onderkant’. De doelgroep wordt daarmee groter en breder en gemeenten krijgen er nieuwe extra taken bij. Tegelijkertijd wordt er stevig bezuinigd op met name de re-integratiemiddelen. De vijf gemeenten moeten keuzes maken over hoe beleid en uitvoering er in de toekomst uit gaan zien. Daarom zijn de strategische kaders in gezamenlijkheid opgesteld. Gelijktijdig met de Participatiewet vinden er bovendien twee andere transities plaats binnen het sociale domein, die onze gemeenten eveneens voor grote veranderopgaven plaatsen. Delen van de langdurige zorg en begeleiding ‘komen over’ en hetzelfde geldt voor vrijwel de gehele jeugdzorg. Genoemde maatschappelijke en financiële opgaven vragen van gemeenten binnen de regio Kromme Rijn Heuvelrug om het stellen van prioriteiten, doorvoeren van vernieuwing en het anders en efficiënter uitvoeren van een nieuw takenpakket. De grote uitdaging bij deze transities is om het stelsel van voorzieningen in onze regio zo te organiseren, dat inwoners – waar mogelijk – maximaal zelfredzaam worden en elkaar helpen waar dat kan. Zo bereiken we dat minder beroep wordt gedaan op de schaarse overheidsmiddelen en de ondersteuning geboden wordt aan degenen die dat het meest nodig hebben. Met name de taak AWBZ-begeleiding waarvoor de gemeente met ingang van 1 januari 2015 ook verantwoordelijk wordt biedt mogelijkheden om met een gedeelte van de doelgroep Participatiewet (de voormalig Wsw-ers en Wajong-ers) een gezamenlijke efficiente uitvoering te ontwikkelen. De voorliggende kaders bieden hiertoe de mogelijkheid. Komende uitdaging Met de aankomende Participatiewet, maar ook met de komst van de nieuwe Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en de overgang van de integrale jeugdzorg naar gemeenten, is er behoefte aan nieuwe strategische kaders en daaruit volgend zicht op een voor gemeenten optimaal uitvoeringsarrangement op het terrein van werk & inkomen. Antwoorden op vraagstukken die binnen deze kaders op dit moment worden voorbereid zijn: A. De re-integratiebudgetten dalen stevig, er komen 35 regionale werkbedrijven en een nieuw re-integratie-instrument wordt ter beschikking gesteld: het instrument loonkostensubsidie, dat betaald zal worden uit het inkomensdeel van de huidige Wwb. Dit vraagt om een grondige bezinning en herijking van de re-integratieaanpak binnen de regio. Hierbij dienen de bestaande re-integratieonderdelen van de RSD, van BIGA, van UWV en van AWBZ-instellingen in samenhang te worden bezien en moeten de mogelijkheden van de voorgenomen quotumregeling worden verkend. Een collegevoorstel over de toekomst van BIGA is in dit verband voorbereid B. Voor een succesvolle uitvoering van de Participatiewet is een integrale en
gemeenschappelijke benadering van werkgevers in de regio essentieel. Zowel voorliggend strategisch kader als het collegevoorstel over de toekomst van BIGA geven verder richting aan deze werkgeversbenadering. C. Begeleidingstaak (extern) van AWBZ-cliënten gaat over naar gemeenten. Het is aan onze gemeenten om in het komende jaar inzichtelijk te krijgen hoe deze taak uit te voeren in samenhang met verantwoordelijkheden die voortvloeien uit de aanstaande Participatiewet en die grotendeels regionaal zijn belegd. Totstandkoming voorliggende kaders De voorliggende kaders zijn gezamenlijk door de vijf gemeenten in werkgroepverband voorbereid. Op 7 mei 2014 zijn raadsleden en portefeuillehouders van de vijf gemeenten in de regio Kromme Rijn Heuvelrug in gesprek gegaan over de consequenties van de Participatiewet voor de gemeenten en de regio. Gezamenlijk is gesproken over een aantal thema’s die het wezen van de nieuwe wet raken en is richting gegeven aan de te volgen strategische koers. De uitkomsten van deze avond zijn verwerkt in de voorliggende kadernotitie en op 13 juni vastgesteld in de Regionale Stuurgroep Sociaal Domein. Die bestaat uit de portefeuillehouders van de vijf genoemde gemeenten. De strategische kaders zijn de basis voor het opstellen van de uitvoeringsarrangementen en het beleids- (en uitvoerings)plan van de RSD die in gezamenlijkheid met de gemeenten worden opgesteld. Inhoud voorliggende kaders De kaders geven richting aan de uitvoering op vier thema’s: • Op wie richten we ons toekomstig beleid? • Wat doen we lokaal en wat regionaal? • Hoe benaderen en betrekken we werkgevers optimaal? • Binnen welke financiële kaders doen we het maximale voor onze inwoners? Bestuurlijke kaders Gemeenschappelijke regeling (GR RDWI) Strategische heroriëntatie RSD (2009) Meerjarenbeleidskader 'Sociale en Economische Participatie 2011-2014' (2011) Opties Uw college kan besluiten om niet in te stemmen met de strategische kaders en deze ook niet voor te leggen aan de gemeenteraad. We hebben echter bepaald dat via verlengd lokaal bestuur (GR RDWI) in de uitvoering van deze wettelijke taken gezamenlijk – lees regionaal – wordt opgetrokken. Overwegingen Begin 2011 hebben de vijf gemeenteraden ingestemd met het Meerjarenbeleidskader ‘Sociale en Economische Participatie 2011-2014’. Dit Meerjarenbeleidskader bevat de strategische visie en ambities van de samenwerkende gemeenten op het gebied van werk, inkomen, zorg en arbeidsmarkt, inclusief de relatie met de Wmo, economie en onderwijs. Het vormt de regionale paraplu voor de aansturing door de gemeenten van onder meer de GR RDWI. En het legt verbindingen tussen lokale en regionale plannen en activiteiten op het brede sociale domein. Bij de vaststelling van het Meerjarenbeleidkader is aangegeven dat tussentijdse aanpassingen zullen plaatsvinden bij ingrijpende wettelijke, bestuurlijke en/of inhoudelijke ontwikkelingen. We wisten toen al dat het domein van Werk & Inkomen in de jaren erna aan forse veranderingen onderhevig
zou zijn. Met de komst van de Participatiewet per 1 januari 2015 zijn nieuwe kaders onontbeerlijk. Vanuit deze kaders kunnen de in de inleiding geschetste uitdagingen lokaal en regionaal worden opgepakt. Het opstellen en vaststellen van de strategische kaders is het begin. Aan de hand van de kaders gaan de vijf regiogemeenten, samen met de RSD en BIGA, de uitvoering verder vormgeven. Financiële zaken De door het Rijk meegegeven budgettaire kaders – voor zover bekend – zijn bij het maken van de strategische keuzes medebepalend geweest. In de strategische kaders is opgenomen dat de beschikbare budgetten vanuit de Participatiewet en de daaruit afgeleide begrotingen de financiële kaders vormen waarbinnen beleidsmakers en uitvoerders binnen de regio Kromme Rijn Heuvelrug opereren. Gemeenten krijgen vanuit het Rijk voor de uitvoering van de Participatiewet de beschikking over drie financieringsbronnen (inkomensdeel, gebundeld re-integratiebudget, Cluster Werk & Inkomen Gemeentefonds). Verder heeft het kabinet plannen om in 2016 een aantal budgetten die te maken hebben met de drie decentralisaties in te voegen in een sociaal deelfonds. Zo komen de middelen van het gebundeld re-integratiebudget naar verwachting in dit deelfonds. De verwachting is verder dat het inkomensdeel voorlopig geen onderdeel gaat uitmaken van het sociaal deelfonds. Via de reguliere P&C cyclus RDWI en gemeente worden de prestaties en de uitvoering gemonitord. Kanttekeningen 1. Risico: hogere kosten in de uitvoering. De invoering van de Participatiewet is, zoals hiervoor aangegeven, een grote operatie voor de gemeente en onze regio Kromme Rijn Heuvelrug. De samenwerkende gemeenten worden verantwoordelijk voor een grotere en bredere doelgroep en ontvangen per inwoner minder budget. Er wordt zeer fors bezuinigd op het re-integratiebudget. Indien onze keuzes niet scherp genoeg zijn, lopen we het risico dat er bij de uitvoering te veel kosten worden gemaakt. Om die reden is het ook goed te monitoren of de noodzakelijke transformatie van de uitvoering op koers ligt. 2. De keuze is in het verleden gemaakt voor verlengd lokaal bestuur (GR RDWI) voor de uitvoering van wettelijk taken op het gebied van participatie en inkomen. Voor continuering van de uitvoering van deze taken zijn deze Startegische kaders van groot belang. 3. Risico: bezuiniging op de rijksbudgetten. De uitvoering van de Participatiewet is omgeven met veel onzekerheden. Daar komt bij dat er fors wordt bezuinigd op de budgetten voor begeleiding en toeleiding naar werk.
Maatschappelijke effecten De gemeente wordt verantwoordelijk om een grotere doelgroep, mensen met een (grote) afstand tot de arbeidsmarkt toe te leiden naar (zoveel mogelijk) regulier werk, al dan niet met ondersteuning. Dit vraagt een bereidheid van werkgevers om deze mensen een kans te gunnen. Maatschappelijk Betrokken Ondernemen en bijv. het inzetten van Social Return on Investment zijn middelen om deze
bereidheid te ontwikkelen/vergroten. De gemeente zal hier samen met de OndernemersKring Wijk bij Duurstede in op trekken. Opgemerkt dient te worden dat de invloed van de gemeente beperkt is. Advies Het advies is om in te stemmen met de strategische kaders Participatie en Inkomen in de Regio Kromme Rijn Heuvelrug en deze door te leiden ter vaststelling naar de gemeenteraad.
Vervolgprocedure Zie kopje: ’uitvoering/communicatie’.
Bijlagen: Control Advisering 3. Nadere toelichting over de Participatiewet en gevolgen 4. Notitie strategische kaders Participatie en Inkomen in de regio Kromme Rijn Heuvelrug 5. Advies Lokale Cliëntenraad WWB 6. Raadsvoorstel en raadsbesluit
Bijlage I
Control
Afstemming & communicatie Aangemeld voor/besproken in poho op: Collegiaal getoetst door:
2 juli 2014 Debby van Zetten/Riemada Hament
Raad wordt actief geïnformeerd. De ondernemingsraad is ingelicht. Stukken naar contentbeheer gestuurd. Er heeft inspraak plaatsgevonden. Gevolgen voor Dienstverlening en VIND afgestemd. Er zijn mogelijkheden om met de gemeente Bunnik samen te werken. Samenwerking met de gemeente Bunnik Als deelnemende gemeente in de gemeenschappelijke regeling Regionale Dienst Werk en Inkomen (GR RDWI).
Juridische zaken & rechtmatigheid Wet-/en regelgeving: Wet gemeenschappelijke regelingen Wetsvoorstel Participatiewet Wet Werk en Bijstand Wet Sociale Werkvoorziening Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering voor jonggehandicapten Het besluit is niet in strijd met Europese, landelijke of gemeentelijke wet- en regelgeving. Europatoets bijgevoegd. Bezwaar en beroep N.v.t.
Bijlage II
Advisering
Bedrijfsvoering De financieel consulent Alma van Baal heeft kennisgenomen van dit rapport. Zij heeft geen opmerkingen Communicatie De communicatieadviseur Karin Borsje heeft kennisgenomen van dit rapport. Haar tekstuele opmerkingen zijn verwerkt. Externe instanties en/of adviesraden De Lokale Cliëntenraad Wet Werk en Bijstand is betrokken bij de totstandkoming van de strategische kaders en heeft een advies uitgebracht dat als bijlage 4 is toegevoegd.
Wijk bij Duurstede, 10 oktober 2014 betreft: agendapunt 8 raadsvergadering 28 oktober 2014 Behandelmemo Van: agendacommissie Aan: raads- en steunfractieleden Betreft: Compensatieregeling Wtcg/CER
behandeld door: M.A.C. van Esterik Toestelnummer:
595 584
Doel activiteit Besluitvorming Toelichting Tijdens de voorbespreking van 16 september jl. heeft u uw bestuurlijke vragen over de compensatieregeling Wtcg (Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten) en CER (compensatie eigen risico) gesteld. Duidelijk is geworden dat deze compensatieregeling door kan voor besluitvorming in de raadsvergadering van 28 oktober. Aan u als gemeenteraad wordt dan ook gevraagd de Compensatieregeling Wtcg/CER vast te stellen. Wijze van behandelen Besluitvorming, eventueel korte stemverklaring. Mee te sturen digitale stukken bij raadsvoorstel Samenvatting opties gericht op maatwerk chronisch zieken en gehandicapten Advies Wmo Adviesraad en de Lokale Cliëntenraad WWB Raadsmemo d.d. 6 juni 2014 inzake uitleg nieuw budget Wmo Ter inzage liggende stukken Rapport B&W
Portefeuillehouder: Jan Burger Technische vragen aan mevrouw Debby van Zetten: [email protected] en in cc aan de griffie
1
Raadsvergadering, 28 oktober 2014
Voorstel aan de Raad
Nr.:
20141028 8 RV
Agendapunt:
8
Datum:
20 augustus 2014
Onderwerp: Tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten Onderdeel raadsprogramma: Programma 6, zorg, welzijn en onderwijs Portefeuillehouder: Jan Burger Voorgesteld besluit 1. Voor chronische zieke en gehandicapte inwoners met een laag inkomen ter compensatie van het vervallen van specifieke landelijke regelingen Wet Tegemoetkoming Chronisch Zieken en Gehandicapten de voorzieningen 'Collectieve Aanvullende Ziektekostenverzekering' (hierna CAZ) en de 'Bijzondere Bijstand' open te stellen; 2. Het reeds begrote bedrag van €57.000 voor 2014 te bestemmen voor dit doel en een gedeelte te gebruiken voor brede publiciteit en promotie van inkomensondersteunende voorzieningen 3. Het in de meerjarenbegroting opgenomen bedrag van €161.000 te bestemmen voor de regelingen. Korte samenvatting Het Rijk heeft 3 juni jl. regelingen voor vergoeding van zorgkosten aan chronisch zieken en gehandicapten afgeschaft. Dit betreffen de regelingen ‘Algemene tegemoetkoming voor chronisch zieken en gehandicapten’ (hierna: Wtcg) en de Regeling gedeeltelijke compensatie eigen risico zorgverzekeringswet (hierna: CER) die uitgekeerd werden door het Centraal AdministratieKantoor (CAK) Deze afschaffing gaat in per 2014. Ter compensatie van wegvallende bijdragen bij de doelgroep is het voorstel om de mensen waarvoor het inkomen niet toereikend is te compenseren door het openstellen van de Collectieve Aanvullende Ziektekostenverzekering en de Bijzondere Bijstand. Aanleiding Het rijk heeft maatregelen genomen om vergoedingen van zorgkosten aan chronisch zieken en gehandicapten per 2014 anders te regelen vanwege onvrede hoe die in de praktijk werkten. Onderdeel hiervan is het afschaffen van de Regeling ‘Algemene tegemoetkoming voor chronisch zieken en gehandicapten’ (hierna: Wtcg) en de Regeling gedeeltelijke compensatie eigen risico zorgverzekeringswet (hierna: CER) per 2014. De eerste kamer heeft 3 juni jl. ingestemd met dit voorstel. Het rijk legt het niet verplichtend op maar verwacht wel dat gemeenten de doelgroep die echt financiële ondersteuning nodig heeft via gemeentelijk beleid compenseert. Gemeenten maken zelf de beleidskeuzes. In ons regionale samenwerkingsverband zijn de mogelijkheden onderzocht en wordt nu een voorstel gedaan aan de vijf colleges en gemeenteraden.
Specifiek (beoogd doel) Ter vervanging van de afschaffing van landelijke tegemoetkomingen bij chronische ziekte en handicap bieden we lokale maatwerkvoorzieningen om de zelfredzaamheid en participatie aan inwoners met een chronische ziekte of handicap en weinig draagkracht te bevorderen. En hiervoor de huidige regelingen in het minimabeleid (mensen die een inkomen op of rond 110 procent van het wettelijk minimumloon (WML) hebben krijgen een maandelijkse bijdrage van 20 euro per persoon voor de CAZ) uit te breiden. Meetbaar Door het openstellen van de CAZ en de Bijzondere Bijstand voor mensen tot een inkomensnorm van 130% worden mensen gecompenseerd die chronisch ziek en gehandicapt zijn en minder draagkrachtig zijn. Op dit moment ontvangen +/- 2400 mensen WTCG en/of CER. Het CAK heeft de huidige doelgroep aangeschreven en gevraagd zich te melden als men denkt in aanmerking te komen voor vervangende voorzieningen. Gemeenten worden aan het eind van dit jaar van dit resultaat op de hoogte gebracht. Van het aantal mensen dat straks daadwerkelijk gebruik gaat maken van de compensatieregeling via de CAZ en de Bijzondere Bijstand is een inschatting gemaakt. Naar schatting zijn dit er +/- 325. In het derde kwartaal van 2015 is bekend hoe het daadwerkelijke gebruik onder de doelgroep chronisch zieken en gehandicapten is en kan waar nodig bijgestuurd worden. Acceptabel Overwegingen die leiden tot het besluit Chronisch zieken en gehandicapten met een kleine beurs hebben een bijdrage in de meerkosten die zij maken hard nodig. Het kabinet legt niet verplichtend op dat gemeenten een nieuwe vergoedingsvorm regelen. Maar chronisch ziek of gehandicapt zijn, brengt over het algemeen extra kosten mee. Uit landelijke gegevens blijkt dat de doelgroep op jaarbasis gemiddeld tussen de € 200 á € 600,extra kosten maakt vanwege de ziekte of het handicap en dit via de oude regelingen ook ongeveer kreeg gecompenseerd. Een gemeentelijke tegemoetkoming in de te maken kosten helpt chronisch zieken en gehandicapten de dagelijkse dingen te kunnen blijven doen en maatschappelijk actief te blijven. Het rijk compenseert gemeenten financieel door een toevoeging in het gemeentefonds. Het rijk heeft de landelijke regelingen afgeschaft omdat de vergoedingen op grond van de oude landelijke regelingen los stonden van de daadwerkelijk gemaakte kosten en het inkomensniveau. Het kabinet bestempelde de vergoedingen daarom als ongericht en wil voorzieningen op maat. Het rijk verwacht dat gemeenten beter in staat zijn gerichte voorzieningen voor chronisch zieken en gehandicapten te regelen die het financieel ook echt nodig hebben. Het kabinet is van mening dat: “De keuze voor maatwerk waarin de gemeente de inwoner gaat voorzien, borgt dat de voorziening (of de directe inkomenssteun) die hij of zij ontvangt zoveel mogelijk aansluit bij zijn of haar individuele behoeften en mogelijkheden. Op deze wijze wordt de oude, ongerichte regeling vervangen voor specifiek maatwerk door de gemeente, waardoor gerichte compensatie kan plaatsvinden”. Uit onderzoek blijkt dat de inkomensondersteunende voorzieningen 'Collectieve Aanvullende Ziektekostenverzekering' en de 'Bijzondere Bijstand' het beste gericht maatwerk bieden. Toen eind 2013 bekend werd dat gemeenten eigen beleid mochten ontwikkelen ter compensatie van de afschaffing van de Wtcg en CER hebben de toenmalige
portefeuillehouders in het regionale samenwerkingsverband (Bunnik, De Bilt, Utrechtse Heuvelrug, Wijk bij Duurstede en Zeist) uitgesproken gezamenlijk te zoeken naar eenduidig beleid. Het resultaat leidde tot zes uitgewerkte opties (bijlage 1, samenvatting opties gericht op maatwerk chronisch zieken en gehandicapten). Unaniem is de voorkeur uitgesproken voor de opties ‘compensatie via deelname aan de collectieve ziektekostenverzekering (hierna: CAZ)’ en ‘individuele Bijzondere Bijstand (bijstandswetgeving)’ (bijlage 2, Voorstel van 22 april voor het regionaal ambtelijk overleg en het regionaal portefeuillehouderoverleg) omdat: -deze net als de compensatieregelingen Wtcg en CER medisch gerelateerd zijn en dienen ter compensatie van meerkosten die de doelgroep noodgedwongen moet maken; -met de ziektekostenverzekering en de bijhorende aanvullende verzekering sprake is van een goede dekking van noodzakelijk te maken kosten -de gemeentelijke bijdrage voor de aanvullende ziektekostenverzekering compenseert een gedeelte van het maandelijks te betalen bedrag compenseert; -het rijk verruiming van het Bijzondere Bijstandbeleid toe staat zodat bijzondere en noodzakelijk te maken kosten die via andere regelingen niet of niet geheel voor vergoeding in aanmerking komen wel op grond van de Wet werk en bijstand kunnen worden vergoed; -het aanbod en de vergoedingen van de CAZ en het Bijzondere Bijstandsbeleid op elkaar zijn afgestemd; -de opties sluiten goed aan bij ons aanbod uit het gemeentelijke armoede- en Wmo-beleid. Draagvlak De georganiseerde belangenbehartigers hebben advies uitgebracht. De georganiseerde belangenbehartigerorganisaties de Wmo-adviesraad en de Lokale Clientenraad Werk en Inkomen zijn betrokken geweest bij het ontwikkelproces en gevraagd een advies uit te brengen (bijlage 3,Advies Wmo Adviesraad en de Lokale Cliëntenraad WWB ). De RDWI heeft tevens informerend gesproken met de Regionale Cliëntenraad WWB. Uit de reactie blijkt het volgende: -Ervoor pleiten dat het rijksbudget ook daadwerkelijk voor de doelgroep beschikbaar is; -Het eens zijn met de voorgestelde opties maar dat zij qua uitvoering enkele aanvullingen hebben. Deze aanvullingen worden onder andere meegenomen richting de Regionale Sociale Dienst die dienst die verantwoordelijk is voor de uitvoering van de regelingen. - Een aanvullend advies hebben gegeven met betrekking tot een extra compensatieregeling om via de Wmo mensen die gebruik maken van een Wmo voorziening korting te geven op de Eigen Bijdrage. Dit advies wordt om de volgende redenen niet opgenomen in het voorstel: 1 Op deze wijze worden alle mensen die gebruik maken van een Wmo voorziening gecompenseerd, ongeacht het inkomen. Vanuit het Rijk is aangegeven dat het van belang is dat de compensatieregeling inkomensafhankelijk verstrekt worden. 2 Daarnaast worden alleen de mensen gecompenseerd die gebruik maken van een Wmo voorziening. Hierdoor worden chronisch zieken en gehandicapten die geen gebruik maken van een Wmo voorziening niet gecompenseerd. Door gebruik te maken van de CAZ en de inkomensgrens alleen voor deze regeling te verhogen, wordt de doelgroep die gebruik kan maken van de compensatieregeling vergroot. De CAZ is namelijk niet alleen toegankelijk voor mensen die van een Wmo voorziening gebruik maken. 3 Het budget dat de gemeenten vanuit het Rijk hebben ontvangen voor de compensatieregelingen is +/- 30% van het huidige budget dat het Rijk inzet voor de WTCG en CER. Binnen het budget is het niet mogelijk om een derde compensatieregeling in het leven te roepen.
Realistisch Gezien de doelgroep chronisch zieken en gehandicapten en de meerkosten die zij hebben voor zorg is het van belang dat zoveel mogelijk mensen gebruik kunnen maken van de CAZ. Om deze reden is er voor gekozen om de huidige regeling van de CAZ uit te breiden en de bedragen op te hogen. Door de inkomensgrens specifiek voor deze doelgroep hoger te stellen dan de huidige 110% kunnen meer mensen met een chronische ziekte of handicap gebruik maken van de regeling. Afhankelijk van hun inkomen krijgen mensen een bijdrage in de aanvullende ziektekosten. Het voorstel voor het invullen van de CAZ voor gemeente Wijk bij Duurstede ziet dat er als volgt uit: Bijdrage van €25 euro per maand voor inkomensgrens <110% (jaarlijks €300) Bijdrage van €20 euro per maand voor inkomensgrens <120% (jaarlijks €240) Bijdrage van €15 euro per maand voor inkomensgrens <130% (jaarlijks €180) Het blijkt dat 80% van de belangrijkste meerkosten verzekerbare kosten zijn. De CAZ is de voorliggende voorziening wat betekent dat bij medische kosten eerst gekeken wordt naar de Collectieve Aanvullende Ziektekostenverzekering. Als de CAZ niet toereikend is, is de Bijzondere Bijstand het vangnet. Bij de Bijzondere Bijstand kunnen mensen een aanvraag indienen op het moment dat zij voor kosten komen die zij zelf niet kunnen betalen. Toekenning van de Bijzondere Bijstand is ook naar draagkracht en wordt individueel beoordeeld. Door de regelingen op deze manier in te vullen is het mogelijk om zoveel mogelijk mensen te compenseren voor het wegvallen van de landelijke regelingen. Daarbij is het gezien de schattingen mogelijk om de regelingen op deze manier vorm te geven. De overige gemeenten binnen de RDWI hebben zoals aangegeven ook de keuze gemaakt om de WTCG en Cer te compenseren via de CAZ en de Bijzondere Bijstand. Er is alleen onderling verschil in de gekozen percentages en bijdragen voor de inkomensgrenzen van de CAZ. Kanttekeningen bij het voorgestelde besluit Het betreft een open einde regeling, wat maakt dat het aantal deelnemers op voorhand niet met zekerheid te zeggen is. Om deze reden is het van belang om in het derde kwartaal van 2015 het bereik van de regelingen te evalueren en waar nodig bij te stellen. Alternatieven Het is mogelijk om geen of een andere regeling in te stellen om mensen met een chronische ziekte of handicap in te vullen. Gezien de eerdere argumenten is dit echter niet wenselijk. Daarnaast zullen de uitvoeringskosten voor de RSD hoger worden omdat er een andere regeling wordt gekozen dan de gemeenten die deelnemen in de regio. Hierdoor is er minder geld beschikbaar voor de doelgroep.
Tijdgebonden De communicatie over de regelingen wordt ingezet op het moment dat uw raad heeft ingestemd en de regionale beleidsregels Bijzondere Bijstand door de RSD zijn aangepast. De regelingen worden per 1 januari 2015 van kracht.
Aanpak/uitvoering - De Wtcg wordt voor het laatst in 2014 aan de doelgroep uitgekeerd; -Het nieuwe beleid gaat in per 2015, deelname aan de collectieve ziektekostenverzekering gaat per kalenderjaar; -De regionale beleidregels voor de Bijzondere Bijstand worden dit jaar aangepast door de RDWI; -De RDWI is verantwoordelijk voor de uitvoering van de aanvragen Bijzondere Bijstand en de CAZ en maakt de afspraken met de zorgverzekeraars; -De RDWI zorgt voor de implementatie binnen de eigen organisatie; Communicatie - Het CAK heeft iedereen die aanspraak maakte op de oude regeling van de CER in juli persoonlijk schriftelijk geïnformeerd over de afschaffing hiervan. De personen die nu WTCG ontvangen, krijgen in het najaar een brief van het CAK waarin ze geïnformeerd worden over het afschaffen van de regeling; -Het CAK levert gemeenten een lijst van de huidige doelgroep; -Na het raadsbesluit informeren wij deze inwoners en alle inwoners in het algemeen - In samenspraak met een vertegenwoordiging van de Wmo Adviesraad en de LCR wordt een communicatieplan opgesteld om alle mensen die binnen de doelgroep vallen via verschillende communicatie uitingen te bereiken. Financiën Het rijk heeft extra middelen aan het gemeentefonds toegevoegd waarmee de kosten voor de nieuwe voorzieningen kunnen worden gedekt. Per 2014 worden de vrijgekomen rijksmiddelen door de afschaffing van de landelijke vergoedingen met een korting overgeheveld naar het Gemeentefonds (onderdeel van het sociaal deelfonds). Om te kunnen sturen op maatwerk heeft het rijk bij de overheveling van het budget naar het gemeentefonds een korting doorgevoerd vanuit de gedachte dat winst te behalen valt bij maatwerkvoorzieningen. Op grond van de circulaires 2013 en 2014 van het Ministerie van Binnenlandse Zaken zijn de bedragen voor de gemeente Wijk bij Duurstede berekend op €57.000,- voor 2014 en daarna jaarlijks zo’n € 161.000,-. In tabel vorm ziet dat er als volgt uit. Inkomsten 2014 Beschikbaar rijksbudget Wijk bij Duurstede 2014 Inkomsten per 2015 Beschikbaar rijksbudget Wijk bij Duurstede per 2015 jaarlijks Uitgaven 2014 Communicatie over regeling storten in reserve Uitgaven per 2015 bijdrage aanvullende verz. stijging bijz. bijst. Kosten en aanvragen stijging apparaatskosten RDWI uitvoering Bijz.bijstand en CAZ storten in reserve
€ 57.000,-
€ 161.000,-
€ 20.000,€ 37.000,€ 95.500 € 41.000 € 25.000,p.m.
Geprobeerd wordt het nieuwe gemeentelijk beleid zo vorm te geven dat er sprake kan zijn van een budgettair neutrale uitvoering. Maar dit kan nooit volledig worden gegarandeerd omdat de vergoedingen zogenaamde open einde regelingen zijn en recht op de vergoeding niet kan worden geweigerd. Na vaststelling door de raad worden de voornoemde bedragen bestemd voor het doel. Ze zijn reeds begroot in de begroting voor 2014 en meegenomen in de meerjarenbegroting 20152018. (bijlage 4, Memo aan de raad van 6 juni 2014 uitleg nieuw budget Wmo) Om het gehele rijksbudget voor de looptijd van het beleid in te kunnen zetten, worden met ingang van de jaarrekening 2014 de eventueel overgebleven middelen in de Wmo reserve gestort.
Bijlagen Bijlage 1: samenvatting opties gericht op maatwerk chronisch zieken en gehandicapten Bijlage 2: Voorstel van 22 april voor het regionaal ambtelijk overleg en het regionaal portefeuillehouderoverleg) Bijlage 3:Advies Wmo Adviesraad en de Lokale Cliëntenraad WWB Bijlage 4: Memo aan de raad van 6 juni 2014 Uitleg nieuw budget Wmo
Burgemeester en wethouders van Wijk bij Duurstede,
Wilma van de Werken secretaris
Tjapko Poppens burgemeester
Raadsbesluit
De raad van de gemeente Wijk bij Duurstede; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 20 augustus 2014, nr. 20141028 8 RV
gelet op het besluit van de eerste kamer van 3 juni jl. om de WTCG en CER af te schaffen besluit: 1. Voor chronische zieke en gehandicapte inwoners met een laag inkomen ter compensatie van het vervallen van specifieke landelijke regelingen Wet Tegemoetkoming Chronisch Zieken en Gehandicapten de voorzieningen 'Collectieve Aanvullende Ziektekostenverzekering' (hierna CAZ) en de 'Bijzondere Bijstand' open te stellen; 2. Het reeds begrote bedrag van €57.000 voor 2014 te bestemmen voor dit doel en een gedeelte te gebruiken voor brede publiciteit en promotie van inkomensondersteunende voorzieningen 3. Het in de meerjarenbegroting opgenomen bedrag van €161.000 te bestemmen voor de regelingen.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van woensdag 28 oktober 2014 De raad voornoemd,
griffier,
voorzitter,
Wijk bij Duurstede,
Vrijdag 6 juni 2014
Betreft: Uitleg bij nieuw budget WMO en stand van zaken jeugdwet
Memo
Van: Wethouder Jan Burger Aan: Gemeenteraad
behandeld door
Alma van Baal
toestelnummer
550
Geachte raadsleden, Op 30 mei hebben wij vanuit het rijk de meicirculaire ontvangen. Deze laat voor ons een forse verlaging van 40% zien op het budget voor de nieuwe Wmo taken (overdracht AWBZ-taken). We gaan van 4,5 miljoen naar 2,7 miljoen. Overigens zijn we niet de enige gemeente die hiermee te maken heeft. Van 403 gemeenten krijgen 351 minder geld. Naar aanleiding hiervan hebben wij de afgelopen dagen onderzoek gedaan om inzicht te verschaffen waar dit verschil in zit en of we als gemeente uit kunnen met het nieuwe (definitieve) bedrag. Er zijn overigens nog heel veel vragen te stellen over de nu beschikbare gegevens. Ook over de zeer grote onderlinge verschillen tussen de gemeenten. Daarover is het laatste woord nog niet gesproken binnen bijvoorbeeld de VNG en richting het ministerie. Landelijk marcobudget Eind januari is vanuit het ministerie inzicht geboden in het macrobudget dat gemeenten voor 2015 ter beschikking krijgen voor de taken en verantwoordelijkheden die voortvloeien uit het wetsvoorstel en in de voorlopige verdeling van het macrobudget in 2015 per gemeente. Hiervoor zijn de meest actuele gegevens gebruikt die op dat moment beschikbaar waren, te weten grotendeels de gerealiseerde uitgaven en gegevens over 2012. Het macrobudget Wmo 2015, zoals in de meicirculaire is opgenomen, is aangepast aan de hand van actuele gegevens (gerealiseerde uitgaven 2013) en gecorrigeerd voor de grondslag behorend bij de Wmo 2015. Daarnaast is het macrobudget aangepast voor volumegroei, nominale groei en eigen bijdragen. In deze stand is ook het budget verwerkt, dat bij het Begrotingsakkoord 2014 voor 2015 aanvullend voor de Wmo 2015 beschikbaar is gekomen (€ 195 miljoen). Zoals u bekend is, betreft de nieuwe Wmo niet alleen een uitbreiding van taken die (nu nog) onder de AWBZ vallen, maar is ook sprake van een stevige bezuiniging op de huishoudelijke hulp. De oorspronkelijke taakstelling conform het Regeerakkoord op het budget voor huishoudelijke verzorging bedroeg 75%. In het Zorgakkoord 2013 is deze taakstelling verlaagd ten opzichte van de absolute korting in het Regeerakkoord tot structureel 40% (absoluut in 2015 € 465 miljoen, structureel vanaf 2016 € 610 miljoen). De procentuele korting in 2015 bedraagt, na correcties van de grondslag voor extramuralisering, groei en nominale bijstelling, 32%.
Gemeentehuis: Karel de Grotestraat 30 postadres 83, 3960 BB Wijk bij Duurstede t: 0343-595595 f: 0343-595599 e: [email protected] w: www.wijkbijduurstede.nl
gegevens januari meicirculaire
verschil
Sociaal deelfonds Wmo - Wijk bij Duurstede - 2015
€ 4.499.141
€ 2.712.673
- € 1.786.486
Integratie uitkering Wmo - Wijk bij Duurstede - 2015
€ 1.180.186
€ 1.214.590
€ 34.404
Macrobudget
Macrobudget
x 1 mln
x 1 mln
Nieuw budget vanuit de huidige AWBZ: 1a
Begeleiding en kortdurend verblijf inclusief bijbehorend vervoer
nb
1.938
1b
Persoonlijke verzorging (5%)
nb
106
1c
Beschermd wonen (GGZ-C)*
nb
1.382
1d
Inloopfunctie GGZ
nb
51
1e
Overig AWBZ
nb
244
1f
Correctie Wlz-overgangsrecht (indicatie verblijf/zorg thuis)
nb
-482
1g
Extramuralisering 2014-2015
nb
222
1h
Groei / volume-indexatie (2014: 2,1%; 2015: 1,4%)
nb
158
1i
Nominale indexatie voor loon- en prijsbijstelling (voorlopig 2014)
nb
103
1j
Korting
nb
-654
1k
Correctie eigen bijdragen
nb
-179
Totaal nieuw budget vanuit huidige AWBZ
3.314
2.889
1
Over te hevelen budget AWBZ
3314
2889
2
2 Budget na afschaffing Wtcg en CER
216
216
3
Budget sociale wijkteams
10
10
4
Budget ondersteuning en waardering mantelzorgers
70
70
5
Budget doventolk
6
Aanvullend uitvoeringsbudget
7
Aanvullend budget voor zorgvuldige overgang cliënten en transitie
8
Compensatie begrotingsakkoord 2014 Totaal nieuw budget WMO (via sociaal deelfonds)
7
8
42
42
200
200
-425
195 3859
3630
9a
Budget huishoudelijke verzorging
951
983
9c
Subsidieregelingen AWBZ en specifieke uitkeringen WVG
133
136
9d
Uitvoeringskosten HH
135
139
-229
Totaal bestaand budget WMO (via integratie uitkering)
1219
1258
39
10
Cluster Maatschappelijk zorg (AU)
3344
2724
-620
11
Maatschappelijke opvang en vrouwenopvang (DU)*
405
411
Totaal bestaand budget (via DU en AU)
3749
3135
Totaal beschikbaar macrobudget WMO 2015
8827
8023
* alleen voor centrumgemeenten
Verklaring van de verschillen (op het macrobudget) Het verschil is onder andere een gevolg van het zorgakkoord: daarin staat dat AWBZ-zorgzwaartepakket 4 (ZZP-4) niet overgaat naar de Wmo/gemeenten. De reductie op de taken resulteert in een reductie van het macrobudget (post 1). Overige factoren De effecten van extramuralisering, volumegroei, en loon- en prijsbijstelling waren aanleiding tot het verhogen van het budget. Zoals in januari al bekend is gemaakt, is het geschatte bedrag voor de eigen
2
bijdragen (€ 179 miljoen) in mindering gebracht. Per saldo is sprake van een verlaging van het macrobudget ten opzichte van januari (post 1k). Kortingen door correcties De aanzienlijke verschillen tussen de bedragen uit de meicirculaire en die van januari worden mede veroorzaakt door de periode waarop de berekeningen zijn gebaseerd. De meicirculaire baseert zich op (zorg)cijfers uit 2013. De in januari gepresenteerde berekening maakte gebruik van (zorg)cijfers uit 2011 en 2012. Tevens wordt er een correctie uitgevoerd voor de ontwikkelingen in de periode tot 2015. Cluster maatschappelijke zorg (bestaand budget) Voor het budget dat reeds beschikbaar is in het nieuwe cluster Maatschappelijke Ondersteuning van de algemene uitkering van het Gemeentefonds (post 10) is een nieuwe inschatting gemaakt ten opzichte van de raming die het internetbericht eind januari en in de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel Wmo 2015 was opgenomen. Naast het feit dat de raming is geactualiseerd is, geldt dat in het kader van groot onderhoud van het Gemeentefonds de clusterindeling van de algemene uitkering van het Gemeentefond per 2015 wordt aangepast. Hierdoor vallen bijvoorbeeld uitgaven voor jeugd in een nieuw cluster Jeugd. Hoe komt het Rijk aan zijn gegevens? Bij de cijfers voor zorg in natura (ZIN) is uitgegaan van de opgave van de NZa over 2013. De gegevens van de NZa bevatten de volledige prijs- en volumegegevens van alle intra- en extramurale prestaties die AWBZ-instellingen in natura ten laste van de AWBZ leveren. Dit betreft dus de feitelijk gerealiseerde uitgaven. Deze zijn niet op cliëntniveau bij de NZa aanwezig en daarom zijn deze gegevens niet verbijzonderd naar leeftijd (18- en 18+). Op basis van Vektis gegevens is door VWS zelf de 18- en 18+ verdeling gemaakt. De cijfers pgb zijn afgeleid van een microbestand van een zorgverzekeraar over 2013. Aan de hand van NZa-codes die uitgaven aan groepen verbinden, is door VWS een sleuteltabel gemaakt naar sector (Wmo 2015, Jeugdwet, Zvw en Wlz). Een actuele sleuteltabel op grond waarvan de berekeningen zijn gemaakt is terug te vinden op de site www.invoeringwmo.nl. Budget afkomstig uit de AWBZ Het historische verdeelmodel achter de voorlopige verdeling eind januari is waar mogelijk geactualiseerd en verbeterd. Wat betreft de verdeling per gemeente zijn voor de huidige AWBZ functies zorg in natura begeleiding individueel en groep de historische budgetten per gemeente benaderd door CAK-gegevens over de omvang van het zorggebruik per product (uren/dagdelen) in zorgjaar 2013 te vermenigvuldigen met landelijke tarieven per eenheid. De kosten van vervoer zijn gebaseerd op de zorgconsumptie 2013 aangeleverd door Vektis. Ook het deel van de functie persoonlijke verzorging dat overkomt naar gemeenten wordt gebaseerd op gegevens Vektis 2013. De verdeling van pgb toekenning is ook aangeleverd door Vektis, maar deze gegevens hebben betrekking op zorgjaar 2012. De budgetten in natura van de huidige AWBZ functie kortdurend verblijf en de inloopfunctie GGZ zijn verdeeld door middel van een opslag over het natura deel van begeleiding. De financiële effecten van extramuralisering zijn tevens meegenomen door middel van een opslag op de historische budgetten. Ten slotte geldt voor het budget voor cliëntondersteuning dat dit is verdeeld op grond van historische gegevens over 2013 van het aantal MEE cliënten en het inwonersaantal per gemeente (verhouding 80/20). Budget vanuit andere bronnen Voor een aantal taken waarvan het budget niet afkomstig is uit de AWBZ maar uit andere bronnen (posten 2 t/m 5), wordt met de verdeling voor 2015 aangesloten bij het objectieve verdeelmodel van de integratie-uitkering Wmo/huishoudelijke verzorging. Het aanvullend uitvoeringsbudget (post
3
6) wordt in 2015 verdeeld via een vast bedrag (25%) en via een bedrag per inwoner (75%). Het aanvullend budget voor een zorgvuldige overgang van cliënten en een zorgvuldige transitie door aanbieders naar de Wmo 2015 (post 7) en het budget dat aanvullend beschikbaar wordt gesteld na het Begrotingsakkoord 2014 (post 8) wordt in 2015 verdeeld via de historische verdeling van de feitelijke uitgaven voor begeleiding. Vertaalslag voor Wijk bij Duurstede Inkomsten AWBZ Zorgbudget AWBZ Voormalig WTCG/CER (regio)
macro bedragen januari 3.314
budget 2015 marco bedragen (jan 2014) mei 3.863.735 2.889
saldo 2015 (mei 2014) 2.158.929
216
251.831
216
161.415
Sociale wijkteams
10
11.659
10
7.473
Ondersteuning en waardering mantelzorgers
70
81.612
70
52.310
7
8.161
8
5.978
42
48.967
42
31.386
200
233.177
200
149.459
-
195
145.722
4.499.141
3.630
2.712.673
Doventolk Uitvoeringsbudget/ menskracht Aanvullend budget van Rijn Compensatie begrotingsakkoord 2014
3.859
Onderbouwing met cijfermateriaal Zoals ook in het document ‘Analyse financiële gevolgen en risico’s beleidskeuzes Transitie AWBZ’ is een nieuwe berekening gemaakt op basis van de nieuwe Vektis gegevens van 29-04-2014. De nieuwe Vektis gegevens laten een daling van de kosten zien tussen 2012 en 2013 van 8 ton. Daarnaast zijn de bedragen genoemd in dit nieuwe document significant lager dan in de oudere documenten. Er wordt nu gesproken over een uitgave voor Wijk van 1,1 miljoen voor zorg in natura en 9,5 ton voor PGB. Samen iets minder dan 2,1 miljoen. Als echter de uren besteed aan zorg worden doorgerekend met de NZA-tarieven dan komen we uit op een uitgave tussen de 2,5 miljoen en 2,7 miljoen. Conclusie Diverse wijzigingen, waaronder minder cliënten die ook minder kosten aan zorg, zorgen ervoor dat het budget is gedaald. Daarbij gelden ‘harde’ cijfers als bijvoorbeeld de doelgroep ZZP-4. Al met al is er echter sprake van grote onzekerheid of de (fors) verlaagde uitkering van het rijk ook zal overeenkomen met een (forse) verlaging van alle kosten. Meer zekerheid hierover kan komen op het moment dat cliëntgegevens voor ons beschikbaar komen. U begrijpt dat ondergetekende en het college hier verre van gelukkig mee zijn. Daar waar veel tijd is gestopt in het ontwikkelen van modellen en goede inschattingen van de financiële consequenties voor de transitie van de Wmo is de onzekerheid op dit moment weer erg groot. Het maakt het fatsoenlijk (be)sturen op dit dossier er niet eenvoudiger op. We zullen dit ook kenbaar maken aan het ministerie en de VNG. Ter informatie wordt ook nog verwezen naar het artikel van Zorgvisie van 2 juni jl: http://www.zorgvisie.nl/Financien/Nieuws/2014/6/Grote-verliezers-bij-nieuwe-verdeling-Wmo-budget1534124W/ Stand van zaken tekort bij nieuwe jeugdwet Tenslotte kan ik u nog melden dat er nog geen brief is binnengekomen van het ministerie over het oplossen van het mogelijke tekort van de 15 miljoen euro bij de transitie jeugdzorg. In de meicirculaire is duidelijk geworden dat de regio Zuidoost Utrecht op ruim 1 miljoen euro extra aan middelen kan rekenen. Daarmee is het door ons berekende tekort op basis van de beschikbare gegevens van de rijksoverheid en de betrokken instellingen nog steeds niet opgelost. Gisteren (donderdag) is hiervan door ondergetekende
4
ook melding gemaakt in het gesprek met staatssecretaris Van Rijn. Daarbij is afgesproken dat vanuit het ministerie maximale inzet wordt betracht om op korte termijn duidelijkheid te krijgen over deze cijfers en een mogelijke oplossing van dit probleem. Ook hier valt overigens op dat de nieuwe bedragen in de meicirculaire grote verschillen tussen de gemeenten en regio’s laten zien (zie ook de bijlage).
We houden u op de hoogte van de ontwikkelingen.
Met vriendelijke groet, Jan Burger, namens het college van burgemeester en wethouders.
Gebruikte bronnen: Meicirculaire 2014 Brief ministerie VWS, van Rijn en Teeven van 29-05-2014 aan de voorzitter van de 2e kamer Toelichting/ internetbericht op bovenstaande brief van www.invoeringwmo.nl + bijlagen Bericht van postbusGF ‘eerste inzicht in het budget voor de Wmo 2015’ + bijlage Bestand Vektis van 29-04-2014
5
Beleidsregels maatschappelijke participatie Participatiewet (WWB) 2015 gemeente Wijk bij Duurstede Met betrekking tot het verlenen van individuele bijzondere bijstand voor de kosten in verband met maatschappelijke participatie van minima zijn er de volgende regelingen: Hoofdstuk 1 Regelingen 1.Regeling studiecomputer Dit betreft een eenmalige verstrekking van een studiecomputer met beeldscherm, printer en eenmalige tegemoetkoming van € 100 in de kosten van een internetaansluiting. Dit geldt voor ouders/verzorgers met kinderen in groep 8 van het basisonderwijs. Er gelden bijzondere voorwaarden voor gezinnen met meerdere kinderen. (zie hoofdstuk 2) 2. Regeling sociaal-culturele activiteiten Deze regeling betreft een bijdrage in de kosten van bijvoorbeeld: contributies/ lidmaatschappen van verenigingen (sport, cultuur), museum(jaar)kaart, abonnement op een krant, een internetaansluiting, een telefoonaansluiting of abonnement, bezoek van concerten of voorstellingen, dagje uit of schoolreisje. De bijdrage is € 125 per persoon per jaar, voor volwassene of kind. Aanvullend voor 65+ is de regeling sporten voor ouderen, een extra bijdrage van 75 per jaar voor sporten. 3. Bijdrage zwemlessen Dit betreft een eenmalige bijdrage in de kosten voor het deelnemen aan zwemlessen om zwemdiploma A te behalen. Dit geldt voor ouders/verzorgers met kinderen in de groepen 3 t/m 5 (6 t/m 8 jaar) van het basisonderwijs. 4 Jeugdsportfonds Regeling om kinderen in de leeftijd van 4 tot 18 jaar te laten sporten. Men krijgt een maximale bijdrage van € 225 per jaar om lid te worden van een sportvereniging en voor het betalen van benodigde sportkleding.
Hoofdstuk 2 Algemene voorwaarden De uitvoering van het gemeentelijk minimabeleid wordt gedaan door de Regionale Sociale Dienst Kromme Rijn Heuvelrug (RSD). De regelingen dienen te worden aangevraagd middels de aanvraagformulieren die de RSD verstrekt. Met uitzondering van het jeugdsportfonds. Deze regeling wordt uitgevoerd door Jong Wijk in Beweging (JWIB) en zijn intermediairs verantwoordelijk voor het indienen van de aanvraag. Ouders kunnen intermediairs hierover aanspreken Ad 1. Regeling studiecomputer De gemeente Wijk bij Duurstede kan computers verstrekken aan kinderen uit Wijk bij Duurstede die sinds september van het betreffende jaar in groep 8 van de basisschool zitten. De gemeente verstrekt één computer en printer per kind inclusief een eenmalige
tegemoetkoming in de kosten voor een internetaansluiting van € 100,-. Indien meerdere pc’s per gezin worden aangevraagd gelden andere regels. De studiecomputer dient aangevraagd te worden met het aanvraagformulier ‘regeling studiecomputer’. Voorwaarden voor het aanvragen van meerdere pc’s per gezin. Als de kinderen tot de doelgroep behoren is het mogelijk om meerdere pc’s per gezin aan te vragen. Er gelden dan echter andere regels, namelijk: - per gezin kunnen maximaal 2 pc’s binnen 3 jaar aangevraagd worden. - indien meerdere pc’s binnen 3 jaar in een gezin worden geplaatst dan wordt in totaal één printer meegeleverd en wordt in totaal één keer de eenmalige tegemoetkoming in de kosten van € 100,- voor een internetaansluiting uitgekeerd. Wanneer komt een kind in aanmerking? - als het thuiswonende ten laste komende eigen kind, stiefkind of pleegkind in Wijk bij Duurstede woont. - als het kind op de peildatum (15 september van het betreffende jaar) in groep 8 zit van de basisschool - als het kind deelneemt aan de door de gemeente aangeboden gratis cursus/instructie Waaraan voldoet de studiecomputer met toebehoren? De studiecomputer en bijgeleverde printer zijn geschikt voor het volgen van voortgezet onderwijs en is voorzien van de software programma’s Word, Excel en Power Point. Wat is inbegrepen in de regeling? Een personal computer met printer en een eenmalige bijdrage van € 100,- in de kosten van een internetaansluiting. Eenmalig wordt bij plaatsing van de pc en printer één cartridge en één pak wit papier bijgeleverd. Instructie. De studiecomputer met toebehoren wordt op het woonadres van het kind geplaatst. Het kind krijgt persoonlijke instructie over het gebruik van de computer. Niet inbegrepen in de regeling. Vergoedingen van reparaties, papier, cartridges etc. Hiervoor dient de ontvanger zelf zorg te dragen. Levering van de studiecomputer. De studiecomputer en printer worden geleverd en geplaatst op het woonadres van het kind in Wijk bij Duurstede. In geval van co-ouderschap wordt de inschrijving van het kind in de gemeentelijke basisadministratie aangehouden. - De eenmalige tegemoetkoming in de kosten van de internetaansluiting wordt overgemaakt op het rekeningnummer dat op het aanvraagformulier is opgegeven. - De studiecomputer wordt na levering eigendom van het rechthebbende gezin.
Ad 2. Regeling sociaal-culturele activiteiten Voor deelname aan sociaal-culturele activiteiten kan een tegemoetkoming in de kosten volgens de regeling sociaal-culturele activiteiten worden aangevraagd. Tot sociaal-culturele activiteiten worden gerekend: een dagje uit en/of reiskosten, contributies/lidmaatschappen van verenigingen (sport, cultuur), museum(jaarkaart), krant, tv (kabel of digitaal), telefoon, internetaansluiting, tijdschriften, concerten, voorstellingen enzovoort. De bijdrage moet per gezin aangevraagd worden; dat wil zeggen dat u tegelijk voor alle gezinsleden die in aanmerking willen komen één aanvraag indient. Thuiswonende kinderen vanaf 18 jaar horen niet tot het gezin. Als zij in aanmerking willen komen, moeten zij zelfstandig een aanvraag indienen. De vergoeding bedraagt € 125,00 per persoon. De RSD kan achteraf bewijsstukken opvragen waaruit moet blijken dat rechtmatig gebruik is gemaakt van deze regeling. Het is dus van belang dergelijke bewijsstukken te bewaren. Met een bewijsstuk wordt bedoeld: een toegangskaartje, een treinkaartje, een bewijs van gebruik van openbaar vervoer of een bank- of giroafschrift waaruit uw abonnementskosten blijken (bijvoorbeeld een abonnement voor tv, krant, telefoon of internetaansluiting). Aanvullende aanvraag in het kader van sociaal-culturele activiteiten - regeling sporten voor ouderen boven 65 als een oudere lid wil worden van een sportvereniging of deel wil nemen aan een sportactiviteit binnen de gemeentegrenzen, kan een bijdrage voor deelname sociaal-culturele activiteiten worden aangevraagd. Dit bedrag dient ter betaling van de contributie. Naast dit bedrag kan een extra bijdrage worden aangevraagd vanuit de Regeling Sportbereik senioren. Dit bedrag kan worden gebruikt ter aanvulling van de contributie of voor eventuele aanschaf van sportkleding. De vergoeding bedraagt € 75,00 per persoon per jaar. In totaal kan de vergoeding voor de regeling sociaal-culturele activiteiten dus € 200,00 bedragen. De RSD kan bewijsstukken opvragen waaruit moet blijken dat rechtmatig gebruik is gemaakt van deze aanvullende regeling. Het is dus van belang dergelijke bewijsstukken te bewaren. Met een bewijsstuk wordt bedoeld een bewijs van lidmaatschap of een betaalbewijs van contributie. Ad 3 Bijdrage zwemlessen Voor een bijdrage in de kosten voor het behalen van zwemdiploma A voor kinderen in de groep 3t/m 5 van de basisschool (leeftijd van 6 t/m 8) is het mogelijk om eenmalig een bijdrage aan te vragen van €400. De RSD vraagt vooraf een bewijs van inschrijving en wordt gecontroleerd of het kind daadwerkelijk deelneemt aan de lessen. Het is dus van belang dergelijke bewijsstukken te bewaren. Met een bewijsstuk wordt bedoeld een bewijs dat iemand ingeschreven is om zijn/haar zwemdiploma te behalen. Ook het zwemdiploma A geldt als bewijsstuk. Ad 4 Jeugdsportfonds Jong Wijk In Beweging (JWIB) is verantwoordelijk voor de uitvoering en communicatie met betrekking tot het jeugdsportfonds. Afspraken tussen de gemeente en JWIB worden vastgelegd in een overeenkomst. Het jeugdsportfonds voorziet in een bijdrage van maximaal €225 per jaar voor kinderen voor het deelnemen aan sport en een bijdrage in kosten voor sportbenodigdheden. In deze beleidsregels is voor de volledigheid in het kort de werkwijze van het jeugdsportfonds benoemd.
Hoe aanvragen? Het is voor ouders niet mogelijk om zelf een aanvraag in te dienen. De aanvragen geschieden via intermediairs die aangewezen zijn door het jeugdsportfonds. De Stichting maakt bekent wie de intermediairs zijn en wie u kunt benaderen. Op basis van de aanmelding voert de RSD een inkomenstoets uit. Wijze van verstrekken bijdrage De bijdrage is een maximaal bedrag van €225. De kosten voor het lidmaatschap worden direct overgemaakt naar de sportvereniging ( die aangesloten moet zijn bij een bond die door NOC*NSF erkend wordt) De vergoeding van de kleding wordt na ontvangst van de factuur verstrekt aan de sportvereniging, intermediair of de ouder.
Wijk bij Duurstede, 10 oktober 2014 betreft: agendapunt 9 raadsvergadering 28 oktober 2014 Behandelmemo Van: agendacommissie Aan: raads- en steunfractieleden Betreft: Verordening maatschappelijke participatie Participatiewet (WWB) Wijk bij Duurstede 2015
behandeld door: M.A.C. van Esterik Toestelnummer:
595 584
Doel activiteit Besluitvorming Toelichting Tijdens de voorbespreking van 16 september jl. heeft u uw bestuurlijke vragen over de Verordening maatschappelijke participatie Participatiewet (WWB) Wijk bij Duurstede 2015 gesteld. Duidelijk is geworden dat deze verordening door kan voor besluitvorming in de raadsvergadering van 28 oktober. Aan u als gemeenteraad wordt dan ook gevraagd de Verordening maatschappelijke participatie Participatiewet (WWB) Wijk bij Duurstede 2015 vast te stellen. Wijze van behandelen Besluitvorming, eventueel korte stemverklaring. Mee te sturen digitale stukken bij raadsvoorstel Verordening maatschappelijke participatie Participatiewet (WWB) Wijk bij Duurstede 2015 Beleidsregels maatschappelijke participatie Participatiewet (WWB) 2015 gemeente Wijk bij Duurstede Advies Lokale Cliëntenraad WWB Ter inzage liggende stukken Rapport B&W
Portefeuillehouder: Jan Burger Technische vragen aan mevrouw Debby van Zetten: [email protected] en in cc aan de griffie
1
Raadsvergadering, 28 oktober 2014
Voorstel aan de Raad
Nr.:
20141028 9 RV
Agendapunt:
9
Datum:
2 september 2014
Onderwerp: Verordening maatschappelijke participatie Participatiewet (WWB) 2015 gemeente Wijk bij Duurstede Onderdeel raadsprogramma: 6 Zorg, welzijn en onderwijs Portefeuillehouder: Jan Burger Voorgesteld besluit 1 De ‘Verordening maatschappelijke participatie WWB 2012 gemeente Wijk bij Duurstede’ per 1 januari 2015 in te trekken. 2 De ‘Verordening maatschappelijke participatie Participatiewet (WWB) 2015 gemeente Wijk bij Duurstede’ vast te stellen met de bepaling dat deze per 1 januari 2015 in werking treedt. Korte samenvatting Op 1 januari 2015 wordt de Wet Werk en Bijstand (Participatiewet) aangepast. Door de aanpassingen in de WWB en ontwikkelingen in het sociale domein is het van belang dat de verordening en de onderliggende beleidsregels (bevoegdheid van het college) aangepast worden om te voldoen aan de nieuwe wetgeving. Aanleiding Wetswijziging WWB per 1 januari 2015 Specifiek (beoogd doel) De ‘Verordening maatschappelijke participatie Participatiewet (WWB) 2015 gemeente Wijk bij Duurstede’ (bijlage 1, verordening)vaststellen waardoor alle gemeentelijke regelingen met betrekking tot maatschappelijke participatie voor minima zijn vastgelegd. Meetbaar De verordening regelt dat mensen met een minimuminkomen (tot 110% van de bijstandsnorm) gebruik kunnen maken van verschillende regelingen, zoals deze zijn opgenomen in de ‘beleidsregels maatschappelijke participatie Participatiewet (WWB) 2015 gemeente Wijk bij Duurstede’ (bijlage 2, beleidsregels) Het aantal deelnemers aan de regelingen wordt jaarlijks gemonitord. Deze rapportage vindt plaats via de P&C cyclus van de gemeenschappelijke regeling RDWI/ RSD, de uitvoerende organisatie. Afhankelijk van de rapportage kan gekeken worden of aanpassingen in de beleidsregels noodzakelijk zijn.
Acceptabel Overwegingen die leiden tot het besluit Gezien de veranderende wetgeving is het van belang om de verordening aan te passen, zodat de verordening aansluit bij de wet. Daarnaast is het van belang om mensen met een minimuminkomen de financiële mogelijkheid te bieden om deel te nemen aan de maatschappij door bijvoorbeeld lid te worden van een sportvereniging of een abonnement te nemen op de bibliotheek. Maatschappelijke participatie vergroot de eigen kracht van kwetsbare burgers. Draagvlak De Lokale CliëntenRaad WWB (LCR) is betrokken bij het aanpassen en formuleren van de verordening en de beleidsregels. Zij stemmen in met het voorstel. (bijlage 3, advies LCR) Realistisch Kanttekeningen bij het voorgestelde besluit Met de aanpassingen in de wet is de inkomensnorm wettelijk losgelaten. Aanvankelijk waren alle gemeenten verplicht om voor de maatschappelijke participatie een inkomensnorm van 110% van het minimuminkomen te hanteren. Door de verandering in de wet is het mogelijk om de inkomensnorm naar boven bij te stellen naar bijvoorbeeld 120% of hoger. Ondanks dat de inkomensnorm naar boven bijgesteld mag worden, is vanuit financiële overwegingen de keuze gemaakt om dit niet te doen. Alternatieven Het is mogelijk om de financiën die op dit moment geraamd zijn in de meerjarenbegroting, voor het uitvoeren van het gemeentelijk minimabeleid, in de meerjarenbegroting 2015-2018 naar boven of naar beneden bij te stellen. Dit heeft geen gevolgen voor de verordening, maar wel voor de beleidsregels die het college heeft vastgesteld. Afhankelijk van het besluit ontstaat er meer of minder ruimte voor het vormgeven van de verschillende regelingen. Tijdgebonden De verordening treedt per 1 januari 2015 in werking. Aanpak/uitvoering Na besluitvorming wordt de verordening ter inzage gelegd. Tevens wordt de Regionale Sociale Dienst op de hoogte gesteld over de uitvoering van de regelingen voor de gemeente Wijk bij Duurstede. Communicatie Na besluitvorming worden de inwoners van de gemeente Wijk bij Duurstede geïnformeerd over de regelingen. Dit zal onder andere gebeuren via de website van de gemeente en de RSD. Daarnaast worden de gebruikers van de huidige minimaregelingen op de hoogte gesteld. Financiën Zoals aangegeven zijn de kosten voor de minimaregelingen reeds in de begroting opgenomen. De kosten voor het uitvoeren van de regelingen zoals nu voorgesteld in de beleidsregels worden geschat op €83.000. Hierbij moet aangegeven worden dat het ‘open einde regelingen’ zijn. Dit houdt in dat de kosten afhankelijk zijn van het aantal deelnemers. Aanvragen kunnen niet geweigerd worden mits zij voldoen aan gestelde voorwaarden. Om deze reden wordt jaarlijks gemonitord wat de daadwerkelijke kosten zijn (via de P&C cyclus van de RSD) en
afhankelijk daarvan kunnen de tekorten of overschotten in de jaarrekening worden verantwoord. Bijlagen - Verordening maatschappelijke participatie Participatiewet (WWB) 2015 gemeente Wijk bij Duurstede (Raadsbesluit) - Beleidsregels maatschappelijke participatie Participatiewet (WWB) 2015 gemeente Wijk bij Duurstede - Advies LCR
Burgemeester en wethouders van Wijk bij Duurstede,
Wilma van de Werken secretaris
Tjapko Poppens burgemeester
Raadsbesluit
De raad van de gemeente Wijk bij Duurstede; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 2 september 2014, nr. 20141028 9 RV
gelet op wijziging van de WWB per 1 januari 2015 en de verordening maatschappelijke participatie Participatiewet (WWB) gemeente Wijk bij Duurstede
besluit: 1 De ‘Verordening maatschappelijke participatie WWB 2012 gemeente Wijk bij Duurstede’ per 1 januari 2015 in te trekken. 2 De ‘Verordening maatschappelijke participatie Participatiewet (WWB) 2015 gemeente Wijk bij Duurstede’ vast te stellen met de bepaling dat deze per 1 januari 2015 in werking treedt.
Verordening maatschappelijke participatie Participatiewet (WWB) 2015 gemeente Wijk bij Duurstede Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen Artikel 1. Begrippen 1. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand (WWB), de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Gemeentewet. 2. In deze verordening wordt verstaan onder: a. de Wet: de Participatiewet (WWB) b. het college: het college van burgemeester en wethouders van gemeente Wijk bij Duurstede c. de raad: de gemeenteraad van Wijk bij Duurstede. d. maatschappelijke participatie: deelname aan een maatschappelijke/sociale, educatieve, sportieve of culturele activiteit die beoogt een sociaal isolement te voorkomen of te doorbreken. Hoofdstuk 2 Recht op individuele bijzondere bijstand voor maatschappelijke participatie Artikel 2. Voorwaarden 1. Uitsluitend een belanghebbende zoals bedoeld in artikel 35 lid 1 WWB, met een in aanmerking te nemen inkomen van ten hoogste een inkomen tot 110% van de bijstandsnorm komt in aanmerking voor individuele bijzondere bijstand op grond van deze verordening. 2. Uitsluitend kosten voor maatschappelijke/ sociale, educatieve, sportieve of culturele activiteiten in verband met ‘maatschappelijke participatie’ zoals bedoeld in artikel 1 lid 2 sub d komen in aanmerking voor individuele bijzondere bijstand op grond van deze verordening. Artikel 3. Uitvoering 1. Het college stelt beleidsregels vast met betrekking tot de uitvoering van de regeling. 2. De beleidsregels bevatten in ieder geval een richtsnoer van de te verstrekken kosten in verband met sociale, educatieve, sportieve en culturele activiteiten. Hoofdstuk 3. Slotbepalingen Artikel 4. Inwerkingtreding Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015. Artikel 5. Citeertitel Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening maatschappelijke participatie Participatiewet (WWB) 2015 gemeente Wijk bij Duurstede.
Artikelsgewijze toelichting Verordening maatschappelijke participatie Participatiewet (WWB) 2015 gemeente Wijk bij Duurstede Artikel 1. Begrippen Er is voor gekozen om begrippen die al zijn omschreven in de WWB, Awb of de Gemeentewet niet afzonderlijk te definiëren in deze verordening. Dit voorkomt dat in geval van wijziging van betreffende definities in de betreffende wetten ook de Verordening moet worden gewijzigd. Ten aanzien van het beleid met betrekking tot de voorzieningen voor maatschappelijke participatie geldt dat deze uitsluitend betrekking mogen hebben op sociale, educatieve, sportieve of culturele activiteiten. In artikel 1 lid 2 onderdeel d van deze verordening is bepaald dat onder maatschappelijke participatie wordt verstaan: deelname aan een maatschappelijke, educatieve, sportieve of culturele activiteit die beoogt een sociaal isolement te voorkomen of te doorbreken. Er kan bijvoorbeeld worden gedacht aan een lidmaatschap van een (sport)vereniging. Hierbij is in ogenschouw gehouden dat het deelnemen aan sociale activiteiten noodzakelijke kosten van het bestaan zijn en deze kosten niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, individuele inkomenstoeslag, de individuele inkomenstoeslag, het vermogen en het inkomen voorzover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm zoals benoemd in artikel 35 lid 1 WWB.
Artikel 2. Voorwaarden In artikel 2 zijn algemene voorwaarden opgenomen om in aanmerking te komen voor bijzondere bijstand zoals bedoeld in artikel 35 lid 1 WWB. In artikel 2 lid 1 is bepaald dat mensen tot een inkomensnorm tot 110% in aanmerking komen voor de regelingen. In de Wet wordt door de wijziging vanaf 2015 geen inkomensnorm meer gesteld. Gemeenten zijn hier vrij in. In artikel 2 lid 2 van deze verordening is voorts bepaald dat uitsluitend kosten voor sociaalculturele, educatieve respectievelijk sportieve activiteiten in verband met ‘maatschappelijke participatie’ zoals bedoeld in artikel 1 in aanmerking komen voor individuele bijzondere bijstand op grond van deze verordening. Zie in dit verband ook de toelichting bij artikel 1 van deze verordening. Artikel 3. Uitvoering Zoals is vastgelegd in artikel 3 lid 1 stelt het college beleidsregels vast om de uitvoering te regelen. Hierin zijn de voorwaarden benoemd op basis waarvan mensen gebruik kunnen maken van een specifieke regeling zoals benoemd in de beleidsregels.. De uitvoering van het verstrekken van individuele bijzondere bijstand is belegd bij de Regionale Sociale Dienst Kromme Rijn Heuvelrug (RSD). In artikel 3 lid 2 van deze verordening is bepaald dat de beleidsregels in ieder geval een richtsnoer van de te verstrekken kosten bevatten. Hierbij kan worden gedacht aan de kosten van: - contributie of lidmaatschap van een vereniging (sport, cultuur) - museum (jaar)kaart - abonnement op een krant - een internetaansluiting - een telefoonaansluiting of abonnement
-
bezoek van concerten of voorstellingen een dagje uit/ schoolreisje
Artikel 4. Inwerkingtreding Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2015, aangezien de wet op deze datum op een aantal punten wordt aangepast. Artikel 5. Citeertitel In dit artikel is de citeertitel neergelegd van deze verordening.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van dinsdag 28 oktober 2014 De raad voornoemd,
griffier,
voorzitter,
Beleidsregels maatschappelijke participatie Participatiewet (WWB) 2015 gemeente Wijk bij Duurstede Met betrekking tot het verlenen van individuele bijzondere bijstand voor de kosten in verband met maatschappelijke participatie van minima zijn er de volgende regelingen: Hoofdstuk 1 Regelingen 1.Regeling studiecomputer Dit betreft een eenmalige verstrekking van een studiecomputer met beeldscherm, printer en eenmalige tegemoetkoming van € 100 in de kosten van een internetaansluiting. Dit geldt voor ouders/verzorgers met kinderen in groep 8 van het basisonderwijs. Er gelden bijzondere voorwaarden voor gezinnen met meerdere kinderen. (zie hoofdstuk 2) 2. Regeling sociaal-culturele activiteiten Deze regeling betreft een bijdrage in de kosten van bijvoorbeeld: contributies/ lidmaatschappen van verenigingen (sport, cultuur), museum(jaar)kaart, abonnement op een krant, een internetaansluiting, een telefoonaansluiting of abonnement, bezoek van concerten of voorstellingen, dagje uit of schoolreisje. De bijdrage is € 125 per persoon per jaar, voor volwassene of kind. Aanvullend voor 65+ is de regeling sporten voor ouderen, een extra bijdrage van 75 per jaar voor sporten. 3. Bijdrage zwemlessen Dit betreft een eenmalige bijdrage in de kosten voor het deelnemen aan zwemlessen om zwemdiploma A te behalen. Dit geldt voor ouders/verzorgers met kinderen in de groepen 3 t/m 5 (6 t/m 8 jaar) van het basisonderwijs. 4 Jeugdsportfonds Regeling om kinderen in de leeftijd van 4 tot 18 jaar te laten sporten. Men krijgt een maximale bijdrage van € 225 per jaar om lid te worden van een sportvereniging en voor het betalen van benodigde sportkleding.
Hoofdstuk 2 Algemene voorwaarden De uitvoering van het gemeentelijk minimabeleid wordt gedaan door de Regionale Sociale Dienst Kromme Rijn Heuvelrug (RSD). De regelingen dienen te worden aangevraagd middels de aanvraagformulieren die de RSD verstrekt. Met uitzondering van het jeugdsportfonds. Deze regeling wordt uitgevoerd door Jong Wijk in Beweging (JWIB) en zijn intermediairs verantwoordelijk voor het indienen van de aanvraag. Ouders kunnen intermediairs hierover aanspreken Ad 1. Regeling studiecomputer De gemeente Wijk bij Duurstede kan computers verstrekken aan kinderen uit Wijk bij Duurstede die sinds september van het betreffende jaar in groep 8 van de basisschool zitten. De gemeente verstrekt één computer en printer per kind inclusief een eenmalige
tegemoetkoming in de kosten voor een internetaansluiting van € 100,-. Indien meerdere pc’s per gezin worden aangevraagd gelden andere regels. De studiecomputer dient aangevraagd te worden met het aanvraagformulier ‘regeling studiecomputer’. Voorwaarden voor het aanvragen van meerdere pc’s per gezin. Als de kinderen tot de doelgroep behoren is het mogelijk om meerdere pc’s per gezin aan te vragen. Er gelden dan echter andere regels, namelijk: - per gezin kunnen maximaal 2 pc’s binnen 3 jaar aangevraagd worden. - indien meerdere pc’s binnen 3 jaar in een gezin worden geplaatst dan wordt in totaal één printer meegeleverd en wordt in totaal één keer de eenmalige tegemoetkoming in de kosten van € 100,- voor een internetaansluiting uitgekeerd. Wanneer komt een kind in aanmerking? - als het thuiswonende ten laste komende eigen kind, stiefkind of pleegkind in Wijk bij Duurstede woont. - als het kind op de peildatum (15 september van het betreffende jaar) in groep 8 zit van de basisschool - als het kind deelneemt aan de door de gemeente aangeboden gratis cursus/instructie Waaraan voldoet de studiecomputer met toebehoren? De studiecomputer en bijgeleverde printer zijn geschikt voor het volgen van voortgezet onderwijs en is voorzien van de software programma’s Word, Excel en Power Point. Wat is inbegrepen in de regeling? Een personal computer met printer en een eenmalige bijdrage van € 100,- in de kosten van een internetaansluiting. Eenmalig wordt bij plaatsing van de pc en printer één cartridge en één pak wit papier bijgeleverd. Instructie. De studiecomputer met toebehoren wordt op het woonadres van het kind geplaatst. Het kind krijgt persoonlijke instructie over het gebruik van de computer. Niet inbegrepen in de regeling. Vergoedingen van reparaties, papier, cartridges etc. Hiervoor dient de ontvanger zelf zorg te dragen. Levering van de studiecomputer. De studiecomputer en printer worden geleverd en geplaatst op het woonadres van het kind in Wijk bij Duurstede. In geval van co-ouderschap wordt de inschrijving van het kind in de gemeentelijke basisadministratie aangehouden. - De eenmalige tegemoetkoming in de kosten van de internetaansluiting wordt overgemaakt op het rekeningnummer dat op het aanvraagformulier is opgegeven. - De studiecomputer wordt na levering eigendom van het rechthebbende gezin.
Ad 2. Regeling sociaal-culturele activiteiten Voor deelname aan sociaal-culturele activiteiten kan een tegemoetkoming in de kosten volgens de regeling sociaal-culturele activiteiten worden aangevraagd. Tot sociaal-culturele activiteiten worden gerekend: een dagje uit en/of reiskosten, contributies/lidmaatschappen van verenigingen (sport, cultuur), museum(jaarkaart), krant, tv (kabel of digitaal), telefoon, internetaansluiting, tijdschriften, concerten, voorstellingen enzovoort. De bijdrage moet per gezin aangevraagd worden; dat wil zeggen dat u tegelijk voor alle gezinsleden die in aanmerking willen komen één aanvraag indient. Thuiswonende kinderen vanaf 18 jaar horen niet tot het gezin. Als zij in aanmerking willen komen, moeten zij zelfstandig een aanvraag indienen. De vergoeding bedraagt € 125,00 per persoon. De RSD kan achteraf bewijsstukken opvragen waaruit moet blijken dat rechtmatig gebruik is gemaakt van deze regeling. Het is dus van belang dergelijke bewijsstukken te bewaren. Met een bewijsstuk wordt bedoeld: een toegangskaartje, een treinkaartje, een bewijs van gebruik van openbaar vervoer of een bank- of giroafschrift waaruit uw abonnementskosten blijken (bijvoorbeeld een abonnement voor tv, krant, telefoon of internetaansluiting). Aanvullende aanvraag in het kader van sociaal-culturele activiteiten - regeling sporten voor ouderen boven 65 als een oudere lid wil worden van een sportvereniging of deel wil nemen aan een sportactiviteit binnen de gemeentegrenzen, kan een bijdrage voor deelname sociaal-culturele activiteiten worden aangevraagd. Dit bedrag dient ter betaling van de contributie. Naast dit bedrag kan een extra bijdrage worden aangevraagd vanuit de Regeling Sportbereik senioren. Dit bedrag kan worden gebruikt ter aanvulling van de contributie of voor eventuele aanschaf van sportkleding. De vergoeding bedraagt € 75,00 per persoon per jaar. In totaal kan de vergoeding voor de regeling sociaal-culturele activiteiten dus € 200,00 bedragen. De RSD kan bewijsstukken opvragen waaruit moet blijken dat rechtmatig gebruik is gemaakt van deze aanvullende regeling. Het is dus van belang dergelijke bewijsstukken te bewaren. Met een bewijsstuk wordt bedoeld een bewijs van lidmaatschap of een betaalbewijs van contributie. Ad 3 Bijdrage zwemlessen Voor een bijdrage in de kosten voor het behalen van zwemdiploma A voor kinderen in de groep 3t/m 5 van de basisschool (leeftijd van 6 t/m 8) is het mogelijk om eenmalig een bijdrage aan te vragen van €400. De RSD vraagt vooraf een bewijs van inschrijving en wordt gecontroleerd of het kind daadwerkelijk deelneemt aan de lessen. Het is dus van belang dergelijke bewijsstukken te bewaren. Met een bewijsstuk wordt bedoeld een bewijs dat iemand ingeschreven is om zijn/haar zwemdiploma te behalen. Ook het zwemdiploma A geldt als bewijsstuk. Ad 4 Jeugdsportfonds Jong Wijk In Beweging (JWIB) is verantwoordelijk voor de uitvoering en communicatie met betrekking tot het jeugdsportfonds. Afspraken tussen de gemeente en JWIB worden vastgelegd in een overeenkomst. Het jeugdsportfonds voorziet in een bijdrage van maximaal €225 per jaar voor kinderen voor het deelnemen aan sport en een bijdrage in kosten voor sportbenodigdheden. In deze beleidsregels is voor de volledigheid in het kort de werkwijze van het jeugdsportfonds benoemd.
Hoe aanvragen? Het is voor ouders niet mogelijk om zelf een aanvraag in te dienen. De aanvragen geschieden via intermediairs die aangewezen zijn door het jeugdsportfonds. De Stichting maakt bekent wie de intermediairs zijn en wie u kunt benaderen. Op basis van de aanmelding voert de RSD een inkomenstoets uit. Wijze van verstrekken bijdrage De bijdrage is een maximaal bedrag van €225. De kosten voor het lidmaatschap worden direct overgemaakt naar de sportvereniging ( die aangesloten moet zijn bij een bond die door NOC*NSF erkend wordt) De vergoeding van de kleding wordt na ontvangst van de factuur verstrekt aan de sportvereniging, intermediair of de ouder.
VERSLAG RAADSVERGADERING 8 juli 2014 Samenvattend verslag van de openbare vergadering van de gemeenteraad van de gemeente Wijk bij Duurstede Voorzitter Griffier
de heer T.R. Poppens mevrouw M.A.C. van Esterik
Leden SP
de heer J. Brouwer mevrouw C.A.J. de Groot de heer J. Oechies de heer J.G. Pouw de heer S. Uitslag
VVD
de heer J.W.A. van Dijk de heer S. Segboer de heer R. Vinke
GroenLinks
de heer W.W.J. Janssen de heer N. van Staaden de heer A.J. Willems
D66
de heer R. van Geijtenbeek de heer A. van Veen
PCG
de heer M. Petri de heer G. Taute
CDA
de heer G. Migchels mevrouw A.J.G. Vernooij
PvdA
de heer T.V. Baas
BurgerBelangen Nu
de heer W.G. Smit
Wethouders
de heer J.A.G. Burger mevrouw W.A.J. Kosterman de heer J. Marchal
Gemeentesecretaris
mevrouw W. van de Werken
Notulist
mevrouw J.M. Kiep-de Jongh notulistenbureau Leeuwenburgh Vendrig
Verslag raad 8 juli 2014
1
AGENDA 1. 2. 3.
Opening Vaststelling van de agenda Spreekrecht
Debat 4. Kadernota Wijk bij Duurstede 2015-2018 5. Voorjaarsnota Wijk bij Duurstede 2014 Besluitvorming 6. Jaarrekening en Jaarverslag Wijk bij Duurstede 2013 7. Wet Markt en Overheid 8. Verslagen Avond van de Raad 13 mei 2014 en voorbesprekingen 10&24 juni 2014 9. Sluiting
1.
Opening
De voorzitter opent de vergadering met een korte overweging, waarin hij aangeeft dat de gemeenteraad ten dienste van de plaatselijke gemeenschap in vergadering bijeen is. Hij verzoekt de aanwezigen staande een ogenblik stilte in acht te nemen. Hij feliciteert de heer Petri met zijn verjaardag. (De aanwezigen reageren met applaus). 2.
Vaststelling van de agenda
De agenda wordt ongewijzigd vastgesteld. 3.
Spreekrecht
Hiervan wordt geen gebruik gemaakt. Debat 4. Kadernota Wijk bij Duurstede 2015-2018 De voorzitter biedt gelegenheid om te reageren in eerste termijn op volgorde van fractiegrootte. De heer Brouwer (SP) geeft hij aan dat aanvankelijk tegenstander was van het vormvrije werken, maar hij heeft nu toch enthousiast een presentatie voorbereid. Zijn fractie richt zich op het onderwerp bezuinigen. Het aantal mensen in de bijstand is toegenomen. Het aantal uitkeringsgerechtigden is toegenomen. Vrij onderwijs kost veel geld. De kosten in de gezondheidszorg zijn enorm gestegen. Hij wijst op de problemen van de winkeliers die nog steeds niet uit de crisis zijn. De ledenaantallen bij verenigingen lopen terug. Huishoudelijke zorg kan niet tegen schoonmaakprijzen. Maatwerk voor mensen in de bijstand. Er staan
Verslag raad 8 juli 2014
2
kamers leeg in het verzorgingshuis terwijl er wel een wachtlijst is omdat deze commercieel worden verhuurd. Het sociale domein; zijn fractie is fan van het Wijkse model en een integrale benadering van de transities en risico’s. Ontschotten is belangrijk. Alcoholproblematiek heeft ook te maken met jeugdzorg. De WMO is goedgekeurd door de Kamer. Hij wijst op onderwijs lokaal organiseren zodat er bezuinigd kan worden op het leerlingenvervoer. De zorg vraaggericht sturen en indiceren aan de keukentafel. Het economisch domein; het ondernemersfonds regelen is een belangrijk item voor zijn fractie. De Europese regels voor lokaal aanbesteden zijn versoepeld. De leegstand in de binnenstad aanpakken. Ondernemers hebben ruimte nodig. De gemeente kan weinig investeren in duurzaamheid, maar op het industrieterrein liggen kansen voor groene energie. Aandacht voor Cothen en Langbroek. Blijven bouwen, meer huizen betekent meer OZB opbrengst. De gemeente aantrekkelijk maken. Het ruimtelijk domein; bestemmingsplannen zullen leidend zijn. Ruimte voor de agrarische sector. Geen museum voor de laatste boer. De speeltuinen op een andere manier organiseren waardoor bespaard kan worden. Daarnaast is er ook bij straatverlichting een besparing te realiseren met de nieuwe aanbesteding. Het veiligheidsdomein; mensen kunnen zich pas goed ontwikkelen als de veiligheid goed geregeld is. Sociale veiligheid; drugs en drank en fysieke veiligheid; verkeersmaatregelen. Financiën en dienstverlening; de financiële buffer is goed, maar het gaat ergens pijn doen. Jaar in jaar uit bezuinigen houdt een keer op. De rioolheffing kan verlaagd worden en de OZB verhoogd zodat de lasten gelijk blijven, maar de inkomsten voor de gemeente hoger worden. Hij somt de onderwerpen waarop zijn fractie denkt te kunnen bezuinigen op: zandwinning, speeltuinen, verlichting, areaal uitbreiden. Het gaat om out of the box denken, kennisintegratie van het management. Er gaat veel goed in het gemeentehuis, de raad hoort altijd de dingen die niet goed gaan. Sommigen zaken zijn te voorkomen als er anders gewerkt gaat worden. De SP heeft een aantal richtlijnen op papier gezet ten aanzien van gemeenschappelijke regelingen en de democratische controle. De samenleving moet lokaal het verschil kunnen maken. Communicatie; de SP wil graag meer bijeenkomsten om over de bezuinigingen te spreken. Het betreft een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Kapot bezuinigen is geen optie. De cijfers nopen om te bezuinigen. De overheidsfinanciën lopen uit de hand. Zonder solidariteit zal de wereld niet kunnen bestaan. De voorzitter geeft het woord aan de fractie van de VVD. De heer Segboer (VVD) geeft aan dat zijn fractie de Kadernota ver beneden alle peil vindt. Het CPB heeft aangegeven dat op nationaal niveau de vergrijzing en de risico’s die hiermee gepaard gaan zijn afgewend. Op lokaal niveau is het zaak om door te pakken, de decentralisaties in te bedden en de financiën op orde te houden. Zijn fractie heeft een paar weken geleden gevraagd waar de gemeente staat; jaarlijks een miljoen in het rood. De precarioheffing lijkt oninbaar, maar de post blijft in het raadsvoorstel staan. De uitgaven naar aanleiding van het coalitieakkoord merkt hij aan als onrealistisch gezien de grote hoeveelheid papier die is geproduceerd. De onzekerheden met betrekking tot de transities daar is geen grip op. De risico-inschattingen zijn aan de optimistische kant. De college loopt achter de feiten aan met betrekking tot de huishoudelijke hulp. De huizenbezitter mag de rekening betalen. De VVD vindt dit geen goed plan. Het college gelooft zelf ook niet in de Kadernota en heeft niet de moeite genomen om het raadsvoorstel kloppend te maken met de bijlagen. Gevraagd wordt om in te stemmen met een heleboel vaagheden die niet verder uitgelegd worden. Er worden nauwelijks richtinggevende uitspraken gedaan. Vormvrij is leuk, maar zijn fractie moet wel Verslag raad 8 juli 2014
3
weten waar ja of nee tegen gezegd wordt. De stad besturen, geen toneelstukjes opvoeren. Deze Kadernota doet pijn aan de ogen. Zijn fractie roept op de doorwerking van beleid concreet en degelijk te maken met haalbare maatregelen zodat de oppositie een kans heeft om zich groots te gedragen. De voorzitter geeft het woord aan de fractie van GroenLinks. De heer Willems (GroenLinks) refereert aan de knoppen waaraan gedraaid kan worden. Hij heeft de uitgaven en inkomsten naast elkaar gezet. Minder doen is uitgenut. Het gaat om anders vorm en inhoud geven aan de publieke zaak. De raad voor de maatschappelijke ontwikkeling probeert aan te geven waar het heen zou moeten. De publieke zaken overlaten aan het publiek en niet bij de overheid houden. Het kan zijn dat er zaken niet meer gedaan worden. Veel taken zijn wettelijk verplicht. Over de vrije taken kan gesproken worden. Hij toont een lijst van de tien duurste taken van de gemeente. Wat gaat er anders en wat gaat er niet meer gedaan worden? De gemeente kan de grootste slag maken met de OZB. 1% verhoging betekent € 40.000 extra in handen. Hij refereert aan de leencapaciteit. Is er nog ruimte om iets te overbruggen? Voor zaken die zich op termijn terugverdienen kan geleend worden. Infrastructurele projecten kunnen geld opleveren. Hij noemt in dit kader zandwinning en mogelijk slibstorting. Zijn fractie vindt het belangrijk om het gesprek aan te gaan met de samenleving door middel van een panel, want belangenverenigingen zullen vooral hun eigen belangen verdedigen. De voorzitter geeft het woord aan de fractie van D66. De heer Van Veen (D66) geeft aan dat vijf minuten spreektijd te kort is om uitgebreid in te gaan op de Kadernota. Zijn fractie beperkt zich tot het maken van een aantal opmerkingen over de periode vanaf de verkiezingen. Zijn fractie heeft zich positief opgesteld. Voorgesteld werd om te kiezen voor een zakencollege. Terugkeer van de balans en effectiviteit in het bestuur met twee fulltime wethouders en extra taken voor de burgemeester. Er is echter voor gekozen om met een andere vorm aan de slag te gaan. D66 merkt dit aan als een gemiste kans. Zijn fractie stelt zich positief kritisch op. Het partijbelang is ondergeschikt aan de belangen van de Wijkse gemeenschap. 59 pagina’s van de Kadernota zijn samengevat in 19 speerpunten, maar zaken zijn niet verder uitgewerkt. Hij noemt de punten die zwaar wegen voor zijn fractie. Financiën; Verwijst naar informatie aangeboden aan informateur wil niet alles herhalen maar verzoekt wethouder Marchal e.e.a. eens door te nemen. Vraagt om een link naar een financieel dashboard op de website, met o.a. overzichtelijke weergave van inkomsten, uitgaven, schuldpositie, rentelasten en een openbaar subsidieregister. Zorg; de kwaliteit van de zorg staat voorop binnen de daarvoor beschikbare middelen. De coalitie heeft belangrijke stappen gemaakt. De raad moet de gemeenschap niet al te veel verontrusten met de Haagse onzekerheden. Onderwijs; hij wijst op wenselijkheid van een IHP op korte termijn. De school in Langbroek is onlangs toegevoegd terwijl er geen leencapaciteit meer is. Welzijn en sport; zijn fractie gaat voor een volwaardig zwembad en ziet mogelijkheden in het verlenen van grond of andere zaken met een veilige toegangsweg via de gemeentewerf zonder dat de gemeentewerf wordt verplaatst naar andere locatie. Hij wijst op slimmer bouwen, een beweegbare vloer zodat het geschikt is voor verschillende doelgroepen, een slimme indeling zodat er minder toezicht nodig is en inzet van personen met een afstand tot arbeidsmarkt. Duurzaamheid, Economie/Citymarketing; het 1ste voorstel is om vanuit het toekomstige budget ‘ondernemingsfonds/City marketing’ een eenmalige bijdrage (subsidie) te verlenen Verslag raad 8 juli 2014
4
van €4.000,- aan EigenWijkseCoöperatie ter compensatie van de te betalen leges voor dit project. De reden waarom is de provinciale en landelijke uitstraling welke dit project heeft om een rijksmonument te voorzien van zonnepanelen. Het 2e voorstel is om een zogenaamd revolving fund op te richten zoals bv bij CPO maar dan slechts €5000 tot €10.000 groot en bedoeld om nieuwe projecten aan te slingeren. De voorzitter geeft het woord aan de fractie van de PCG. De heer Taute (PCG) geeft aan dat de Kadernota niet sluitend is. De omvang van het gat is zodanig groot dat dit niet zomaar eventjes ingevuld kan worden. De begroting is structureel niet in evenwicht en is in evenwicht gebracht met veel incidentele baten. Hij wijst op de risico’s die aan de transities verbonden zijn. De herverdeling van de gelden is niet in het voordeel van de gemeente uitgepakt. De reserves zijn beperkt, dus snelle actie is geboden. De transities zijn beleidsmatig goed voorbereid, maar zijn fractie acht een financieel schot noodzakelijk. De WMO reserve kan ingezet worden, maar is niet oneindig groot. Er is al jaren bezuinigd. Oude taakstellingen zijn niet ingevuld. Er moet € 800.000 tot € 1 mln. overbrugd worden. Niet alle posten zijn direct beïnvloedbaar dus ook voor 2015 zal naar incidentele dekking gezocht moeten worden. Hier moet een zorgvuldig proces aan vooraf gaan. De pijn moet evenwichtig verdeeld worden met draagvlak voor de te nemen beslissing. Zijn fractie zou het erg vinden als het proces zodanig wordt ingestoken dat de politiek als ongeloofwaardig wordt bestempeld. De PCG kiest voor veiligheid, goed onderwijs en een goed financieel beleid, maar in principe is niets onbespreekbaar. Het proces dat het college voorstelt wordt gesteund. De raad wordt in de gelegenheid gesteld om scenario’s te beoordelen en varianten te kiezen. In het debat kan tot oplossingen gekomen worden. Hij vraagt afsluitend hoe de raad wordt betrokken bij de avond van september. Hij wenst college en raad wijsheid toe bij de beslissingen die zullen moeten worden genomen. De voorzitter geeft het woord aan de fractie van het CDA. De heer Migchels (CDA) heeft als titel gekozen voor: Heb het lef om te vertrouwen en geef ruimte. Hij heeft zich voor deze speech laten inspireren door de Braziliaanse ondernemer Ricardo Semler, directeur en eigenaar van een groot en succesvol bedrijf. Controle, macht en hiërarchie leiden zijn niet noodzakelijk voor succes. Als je mensen vertrouwen geeft, leidt dit tot een werkomgeving waarin mensen presteren met passie en samen tot grootse resultaten komen. Zijn devies is have the guts to trust. Vertaald naar de gemeente is dat heb het lef om te vertrouwen. Vertrouwen in de burgers en geef ze ruimte. CDA’ers verwachten niet het heil van de markt en zeker niet van de overheid. Betrokken burgers en maatschappelijk verantwoorde ondernemers maken het verschil. De samenleving voorop. In het coalitieakkoord wordt gesteld dat het gaat om een verandering van tijdperk. Transformeren van een overheid gedomineerde verzorgingsstaat naar een samenleving die op steeds meer terreinen zelf de verantwoordelijkheid neemt. Dit vraagt om anders politiek bedrijven en organiseren. Burgers serieus nemen. De raad heeft gestoeid met de participatiematrix. Het CDA wil per thema rechts onderin de matrix beginnen vanuit het besef dat de samenleving voorop gesteld dient te worden. Als de risico’s en consequenties helder zijn, zal blijken dat er maatwerk nodig is. Er ligt een Kadernota voor op hoofdlijnen. De hoofdlijnen zijn niet zo verrassend. De te maken keuzes zijn spannend. Er zijn ook wensen voor nieuw beleid opgenomen, maar de meicirculaire pakt nadeliger uit dan verwacht. Daarnaast worden de ingeboekte bezuinigingen niet gehaald. Voorzieningen in stand houden kan alleen als men verrtouwen heeft in de kracht van de samenleving. Werkende weg leren, fouten durven maken, creativiteit en onverwachte allianties. Hij roept op om daadwerkelijk talentvolle Verslag raad 8 juli 2014
5
ambtenaren binnen de gemeente voldoende vrij te maken om co-creatieprocessen te faciliteren, initiëren en coachen. Dienende co-creatiemakelaars voor initiatieven in zorg, welzijn, veiligheid, natuur en landschap, wijkbeheer en duurzaamheid. Have the guts to trust. De voorzitter geeft het woord aan de fractie van BurgerBelangen Nu.
De heer Smit (BurgerBelangen Nu) heeft eerder opgemerkt: Na u de zondvloed. Het is te weinig en waarschijnlijk te laat. De gemeente verkeert in financieel zwaar weer. Er zijn tientallen miljoenen uitgegeven, het vermogen is verdampt, er is een grote schuld opgebouwd. Het college komt niet met ingrijpende wijzigingen om het tij te keren. Zijn fractie constateert een gebrek aan daadkracht en wellicht ook bestuurskracht. Het sociaal domein; de meeste inwoners kunnen zichzelf prima redden. De gemeente blijft zich echter teveel bemoeien met groepen die het waarschijnlijk niet nodig hebben. Het economisch domein; hij noemt toerisme en zou graag meer inzet zien op het aantrekkelijk maken van de gemeente als woongemeente. Het aantrekken van inwoners en bedrijven biedt meer ratio dan het aantrekken van een enkele dagtoerist. Het ruimtelijk domein; investeren in de openbare ruimte is een must. De ambitie met betrekking tot beheer van de openbare ruimte is scheefgetrokken. Het veiligheidsdomein; hij is blij met de aandacht voor de drugsproblematiek, maar zou graag een gerichte aanpak zien op dealen. Financiën en dienstverlening; het ziet er niet florissant uit voor de gemeente. Er wordt eindelijk kritisch gekeken naar de bedrijfsvoering. Bezuinigen moet beginnen bij de grootste posten. Burgers mogen niet het kind van de rekening worden door het verlagen van de dienstverlening. De kortingen van het Rijk pakken opnieuw ongunstig uit voor de gemeente. Blijkbaar doet de gemeente iets niet goed volgens Den Haag. Dit moet uitgezocht worden en het gedrag moet daarop aangepast worden. Risico’s en onzekerheden; er wordt een alinea gewijd aan het te positief inschatten van het Vitens precarioverhaal. Opnieuw een te verwachten tegenvaller. Het aanpassen van de budgetten voor de jeugdgezondheidszorg en de andere transitietaken ziet hij niet terug. De Kadernota bevat te weinig realiteitszin en eventuele te verwachten resultaten zullen te laat komen. Hij hoopt dat er op tijd een fusiepartner gevonden zal worden. De voorzitter geeft het woord aan de fractie van de PvdA. De heer Baas (PvdA) heeft gekozen voor het titel ‘Lagedrukgebied’. De meicirculaire valt tegen en levert en depressie op. In het coalitieakkoord is beloofd om de pijn aan de voorkant te nemen. De pijn eerlijk verdelen zonder heilige huisjes. Hij wijst op de volgorde om deze huisjes ‘te koop’ te zetten. Het sociaal domein; met minder geld zo veel mogelijk doen voor de mensen, maar blijven zorgen voor de kwetsbaren in de samenleving. Er zijn mogelijkheden met betrekking tot de straatverlichting. De afvalstoffenheffing verlagen en de OZB verhogen zodat de lastendruk gelijk blijft. Het inverdieneffect. Speeltuinen naar zelfbeheer. Bulkprocessen delen met gemeenten en gemeenschappelijke regelingen. De OZB wordt niet zomaar verhoogd om de begroting te dichten. Daar moet altijd iets tegenover gesteld worden. Er kan bijvoorbeeld gevraagd worden als de bibliotheek open moet blijven, mag dan de OZB verhoogd worden? Duidelijk wordt dat de openbare ruimte verloedert, hier moet voor gewaakt worden. Het IHP moet op orde gebracht worden. De gesprekken over de begroting moeten leiden tot een haalbare taakstelling. Een begroting waarin de sterkste schouders de zwaarste lasten dragen.
Verslag raad 8 juli 2014
6
Zijn fractie heeft vorig jaar niet voor de begroting gestemd in verband met de precariorechten. Hij wenst het college veel succes bij het innen van deze post, maar het zal spannend worden. Om uit een depressie te komen is steun van de omgeving nodig. De uitgangspunten van het coalitieprogramma zijn bruikbaar en nodig. Zijn fractie wil gezamenlijk komen tot een sluitende begroting. Een zelfstandig Wijk bij Duurstede, maar ook een Wijk bij Duurstede wat goed kan zorgen en kan blijven zorgen voor haar inwoners. Zojuist werd door D66 het zwembad toegevoegd. Dat gaat er wel komen, SP en PvdA hebben een start gemaakt met de planvorming, boven de grond, 21x23, optimale slimbouwvoorzieningen, op grond van de gemeente die al eerder is uitgegeven, met een groep enthousiaste vrijwilligers die aan de slag is en dit kunstje al een keer heeft gedaan. Zijn fractie blijft deze mensen absoluut ondersteunen. De voorzitter schorst de vergadering. De voorzitter heropent de vergadering. Wethouder Marchal geeft aan dat hij de nieuwe opzet positief heeft ontvangen. Hij bedankt de raad voor het begrip voor de wens om tot komen tot een reëel sluitende begroting. Hiervoor is een zorgvuldig proces nodig. Het nieuwe college heeft recent de meicirculaire ontvangen. In de voorbespreking is de pijn tastbaar gemaakt. De boodschap is niet rooskleurig. Hij daagt fracties uit om samen de pijn te dragen en niet door te schuiven naar een volgende periode. De klus klaren samen met de samenleving, organisaties, instellingen en ondernemers. De speerpunten van het coalitieprogramma zijn inmiddels geformuleerd. Deze zullen zorgvuldig uitgewerkt worden. Er is inzage gegeven in de financiële positie en de taakstelling. De bandbreedte is in een zorgvuldig proces tot stand gekomen. Voorgesteld wordt om het proces van ombuigingen te bespreken op 9 en 17 september a.s. Volgende week volgt een memo hoe één en ander ingestoken wordt. Het college komt met scenario’s en varianten. Hij hoopt dat fracties de handschoen zullen opnemen, het achterste van hun tong laten zien en bereid zijn om knopen door te hakken om te komen tot een realistisch financieel huishoudboekje voor de komende periode. Hij gaat vervolgens in op enkele punten uit de bijdragen. De SP noemde de kraamkamer, groene energie en duurzaamheid. Deze zaken zullen nader uitgewerkt worden. In het bestemmingsplan buitengebied dat binnenkort naar de raad komt, wordt ruimte gegeven aan de agrarische sector. Bij straatverlichting worden de mogelijkheden tot besparing nader onderzocht. Er is inderdaad nieuw beleid ingeboekt. Hiervoor zijn structurele lasten opgenomen, maar dit is nog geen nieuw zwembad. Met betrekking tot Vitens merkt hij op dat de post vooralsnog is ingeboekt. Het aandeelhoudersconvenant is per 1 mei opgezegd. Per 1 november gaat de gemeente heffen. Vitens heeft nog geen reactie gegeven. Na ontvangst van deze reactie wordt de strategie bepaald. Voor de begrotingsbehandeling zal hier duidelijkheid over zijn en volgt er een voorstel met betrekking tot precario. Als het bedrag van € 200.000 niet binnenkomt, komt het college met een voorstel. GroenLinks noemde de mogelijkheid van zandwinning. Hij merkt dit aan als een interessante ontwikkeling. Het standpunt hieromtrent moet nog bepaald worden. D66 noemde het financiële dashboard en transparantie. Het college probeert hiermee zeker een slag te slaan. In de richting van de PCG geeft hij aan dat het college uiterlijk volgende week komt met een plan van aanpak. Het CDA roept op om lef te hebben om te vertrouwen en ruimte te geven. Het proces van de samenleving moet deze fractie aanspreken. BurgerBelangen zegt te weinig en te laat, daar is hij het niet mee eens. Geprobeerd om tot een reëel sluitende begroting te komen. Verslag raad 8 juli 2014
7
Wethouder Burger sluit zich aan bij de woorden van het CDA; heb lef om te vertrouwen. Dit is aan de orde in het sociaal domein. De WMO raad heeft vergaderd over het zo goed mogelijk overeind houden van de zorg tegen zo weinig mogelijk middelen, maar hierbij moet zorgvuldigheid in acht genomen worden. De maatregelen worden besproken met het veld waarna vervolgens met voorstelen richting de raad gekomen wordt. Lokaal wat kan is de lijn die in de afgelopen jaren al is ingezet. Het economisch domein; hij noemt nieuwe inkomsten verwerven. Het ondernemersfonds wordt in gang gezet. Organisaties zien graag dat dit fonds er komt. Investeren in het economisch versterken van de gemeente. De verkoop van kavels gaat redelijk goed op dit moment. Binnenkort volgt een voorstel om een nieuw industrieterrein te verwerven. Hij noemt nog de buurtcentra De Heul en De Horden vernieuwen en citymarketing. Het zwembad is al door een aantal fracties genoemd. Er is een meedenkgroep gevormd die eisen en wensen heeft opgesteld. Het model wat wordt genoemd kent wel haken en ogen. Hiervoor is € 4 mln. nodig. Het is een ingewikkelde opdracht. In het najaar wordt gedebatteerd over wat haalbaar is. De woningbouw; er is in de afgelopen jaren veel gebouwd en daar gaat men mee door. De Provincie is tevreden over de wijze waarop met inbreidingslocaties wordt omgegaan. Er wordt gewerkt aan een nieuwe woonvisie zodat er voor de verschillende doelgroepen voldoende woningbouwplannen worden gemaakt. Wethouder Kosterman refereert aan het IHP voor basisscholen en geeft aan dat hier op het moment hard aan wordt gewerkt. Er worden gesprekken gevoerd met de betrokken schoolbesturen, maar deze besturen hebben ook allemaal hun eigen belangen en wensen. Zonder instemming van de betrokken is er geen sprake van een integraal huisvestingsplan. Leegstand moet worden voorkomen. Het betreft een vrij technisch exercitie. Zij zegt toe de raad te rapporteren zodra er nieuws te melden is. Veel fracties hebben speeltuinen aangedragen als mogelijkheid om op te bezuinigen. Bekeken wordt of het mogelijk is om enkele speeltuinen samen te voegen tot één grotere, aantrekkelijkere speeltuin om de onderhoudskosten naar beneden te brengen. In het kader van het koerstraject ‘sterke samenleving’ is het college bezig met brainstormsessies. De raad wordt daar straks ook bij betrokken. Portefeuillehouder Poppens wijst op het gegeven dat de dienstverlening niet het sluitstuk mag zijn. Er wordt doorgegaan met modernisering en actualisering. Met betrekking tot de bedrijfsvoering geeft hij aan dat er prioriteiten worden gesteld om de ambtelijke organisatie zo goed mogelijk in te kunnen zetten. Met de bedrijfsvoering zijn grote bedragen gemoeid. Er wordt gekeken hoe de huisvesting slimmer benut kan worden en of er strakker bezuinigd kan worden op bepaalde disciplines. De bestuurlijke zelfstandigheid wordt door iedereen anders ingekleurd. Er worden gesprekken gevoerd met de gemeente Houten om mogelijk op onderdelen samen te werken. Daarnaast wordt ook buiten de gemeentegrenzen gekeken naar hulp en ondersteuning. Wijk bij Duurstede heeft ook zaken binnenshuis waar andere gemeente interesse in hebben. Op een ander moment wordt de raad hierover bijgepraat. De voorzitter geeft aan dat er niet echt debatpunten naar voren zijn gekomen en stelt voor om over te gaan tot besluitvorming. De heer Segboer (VVD) geeft als stemverklaring dat het document ongeschikt is omdat het inconsistent is. Het raadsvoorstel is in tegenspraak met de bijlagen.
Verslag raad 8 juli 2014
8
De heer Smit (BurgerBelangen Nu) geeft als stemverklaring te laat en te weinig. Het moet ingrijpender zijn wil hij vertrouwen krijgen in dit college. De heer Migchels (CDA) geeft als stemverklaring dat de kaders te vaag en te weinig ingevuld zijn. Het is een eerste inzet die nog nader ingevuld moet worden. Zijn fractie stemt niet in. Voor stemmen de fracties van: SP, GroenLinks, PCG, D66 en PvdA. Tegen stemmen de fracties van: VVD, CDA en BurgerBelangen Nu. Dit houdt in dat de Kadernota is aangenomen met 13 stemmen voor en 6 stemmen tegen. Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten overeenkomstig het voorstel van het college van burgemeester en wethouders. 5.
Voorjaarsnota Wijk bij Duurstede 2014
De voorzitter geeft aan dat er vanuit de voorbespreking drie debatpunten naar voren zijn gekomen en biedt fracties gelegenheid om deze nader toe te lichten. De heer Taute (PCG) maakt zich zorgen over de invulling voor het lopende jaar. In het memo van de wethouder is een aantal inkomsten en meevallers aangegeven. Hij heeft derhalve geen behoefte meer aan uitgebreid debat. De heer Van Dijk (VVD) wijst eveneens op het sluitend krijgen van de begroting 2014. De zorgen zijn enigszins weggenomen, maar de ombuigingen die nog niet gerealiseerd zijn, baren nog steeds zorgen. Het memo met betrekking tot de voorjaarsnota en de meicirculaire stelt deels gerust. Incidentele baten maken het grotendeels goed, maar geven weinig vertrouwen voor de toekomst. Zijn fractie vraagt zich af hoe concreet de maatregelen van het college zijn om 2014 nog op nul te krijgen. Wethouder Marchal geeft aan dat het college op een uitgavenstop heeft gewezen. Verkoop van openbaar groen biedt mogelijkheden. Het tekort wat er op dat moment was, is met de gegevens van de meicirculaire weggewerkt. De budgetten worden kritisch doorgenomen. Als 2014 niet sluitend wordt, zal er mogelijk wel een uitgavenstop volgen of zullen er andere maatregelen ingezet worden. Budgetten worden doorgelicht. Als er ruimte is, wordt dit ingeboekt. De Kadernota gaat over 2015 en verder. De gevolgen van de meicirculaire zijn hierin meegenomen. Hij veronderstelt dat met een zorgvuldig proces 2014 minimaal op nul gaat uitkomen. De voorzitter constateert dat er geen behoefte is om het woord te voeren in tweede termijn en gaat over tot besluitvorming. De heer Smit (BurgerBelangen Nu) geeft als stemverklaring dat hij weinig vertrouwen heeft in de haalbaarheid. Vitens zou helemaal niet meegenomen moeten zijn in de begroting voor 2015. Opnieuw weinig realiteit, zijn fractie stemt tegen. Voor stemmen de fracties van: SP, GroenLinks, PCG, PvdA, D66, CDA en VVD. Tegen stemt de fractie van: BurgerBelangen Nu Dit houdt in dat de voorjaarsnota is aangenomen met 18 stemmen voor en 1 stem tegen.
Verslag raad 8 juli 2014
9
Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten overeenkomstig het voorstel van het college van burgemeester en wethouders. Besluitvorming 6. Jaarrekening en Jaarverslag Wijk bij Duurstede 2013 Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt besloten overeenkomstig het voorstel van het college van burgemeester en wethouders. 7.
Wet Markt en Overheid
Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt besloten overeenkomstig het voorstel van het college van burgemeester en wethouders. 8.
Verslagen Avond van de Raad 13 mei 2014 en voorbesprekingen 10&24 juni 2014
De verslagen worden zonder wijzigingen goedgekeurd en vastgesteld. 9.
Sluiting
De voorzitter bedankt de aanwezigen voor hun inbreng en sluit de vergadering om 21.55 uur. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad, gehouden op 16 september 2014. De griffier,
De voorzitter,
M.A.C. van Esterik
T.R. Poppens
Verslag raad 8 juli 2014
10
VERSLAG RAADSVERGADERING 16 september 2014 Samenvattend verslag van de openbare vergadering van de gemeenteraad van de gemeente Wijk bij Duurstede Voorzitter Griffier
de heer T.R. Poppens mevrouw M.A.C. van Esterik
Leden SP
de heer J. Brouwer mevrouw C.A.J. de Groot de heer J. Oechies de heer J.G. Pouw de heer S. Uitslag
VVD
de heer J.W.A. van Dijk de heer S. Segboer de heer E.A. Speijer (aantredend raadslid) de heer R. Vink (scheidend raadslid)
GroenLinks
de heer W.W.J. Janssen de heer N. van Staaden de heer A.J. Willems
D66
de heer R. van Geijtenbeek de heer A. van Veen
PCG
de heer M. Petri de heer G. Taute
CDA
de heer G. Migchels mevrouw A.J.G. Vernooij
PvdA
de heer T.V. Baas
BurgerBelangen Nu
de heer W.G. Smit
Wethouders
de heer J.A.G. Burger mevrouw W.A.J. Kosterman de heer J. Marchal
Gemeentesecretaris
mevrouw W. van de Werken
Notulist
mevrouw J.M. Kiep-de Jongh notulistenbureau Leeuwenburgh Vendrig
Verslag raad 16 september 2014
1
AGENDA 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
Opening Vaststelling van de agenda Spreekrecht Rechten van raadsleden (moties, ingekomen stukken en dergelijke) Afscheid vertrekkend raadslid VVD Onderzoek geloofsbrieven nieuw raadslid VVD Installatie nieuw raadslid VVD Verslag vergadering gemeenteraad 8 juli 2014 Sluiting
1.
Opening
De voorzitter opent de vergadering met een korte overweging, waarin hij aangeeft dat de gemeenteraad ten dienste van de plaatselijke gemeenschap in vergadering bijeen is. Hij verzoekt de aanwezigen staande een ogenblik stilte in acht te nemen. 2.
Vaststelling van de agenda
De agenda wordt ongewijzigd vastgesteld. 3.
Spreekrecht
Er hebben zich geen sprekers gemeld. 4.
Rechten van raadsleden (moties, ingekomen stukken en dergelijke)
Hier wordt geen gebruik van gemaakt. 5.
Afscheid vertrekkend raadslid VVD
De voorzitter geeft aan dat de heer Vinke afscheid neemt. Hij spreekt hem toe als volgt: Rutger, wij hebben overwogen om geen speech te houden. Wij kennen jou namelijk als iemand die altijd druk is. Iemand die houdt van korte vergaderingen. Een speech is dus zonde van de tijd. Echter, onze griffier en ik zijn ook wel eens een beetje eigenwijs. Wij doen het dus toch, maar wij zullen het kort houden. In maart 2010 kwam je als echt nieuwkomer in onze raad. Je had, zoals jij zelf weleens aangaf, moeite met de langdradige, inefficiënte vergaderingen. Soms kon je ook geïrriteerd raken als er te lang werd gediscussieerd. Dat liet je ook duidelijk blijken. Het was dan merkbaar voor de andere raadsleden. In die periode van 2010 tot het moment dat jij jouw ontslag aankondigde hield jij je voor jouw fractie bezig met economische zaken en werkgelegenheid, recreatie en toerisme en sport en welzijn. Wat die werkgelegenheid betreft heb je samen met GroenLinks een initiatiefvoorstel over het verplichten tot vrijwilligerswerk opgesteld. Ik begrijp dat Serge daar straks nog meer bij zal stilstaan. Het mag duidelijk zijn dat Rutger Vinke als raadslid niet alleen praat over toerisme, nee, als betrokken inwoner van onze mooie gemeente stelt hij zich ook heel erg coöperatief op richting onze samenleving. Wij hebben hier in Wijk namelijk vorig jaar een replica gekregen Verslag raad 16 september 2014
2
van de Kromme Rijnder. Dat is een smalle, houten schuit die vroeger als vrachtschip over de Kromme Rijn voer naar de Oude gracht in Utrecht en weer terug. Deze Kromme Rijnder is tegenwoordig te huur voor toeristische vaartochten. Erg leuk, kan ik u uit eigen ervaring vertellen. De vaste aanlegplaats op dit moment is jouw steiger, Rutger. Dat is tot daar aan toe, maar die steiger is zodanig gepositioneerd dat de schippers die nu op die Kromme Rijnder varen met hun klompen eerst door jouw huis moeten klossen alvorens zij aangekomen zijn bij de aanlegplaats. Ik denk dat ik jou als liberaal niets hoef uit te leggen over burgerparticipatie. Je doet het al avant la lettre. Alle aarzelingen die je daar misschien weleens over hebt, dit is een mooi voorbeeld, hoe het kan en hoe jij het doet. Natuurlijk is het leuk om te kijken wat je in de rest van je dagelijkse leven doet. Linkedin is een heel mooi instrument om te kijken wat iemand zoal doet. Ik zie daar een ondernemer in het kwadraat. Ik zie een drietal bedrijven waarin je nu op dit moment actief bent als directeur/partner, als directeur/eigenaar, maar je doet het allemaal tegelijk. Heel bijzonder. Als je verder kijkt, zie je dat één van die bedrijven ook nog een papaplumaatschappij is, holding, waar een heleboel merken en andere organisaties onder hangen. Ongekend, geen wonder dat je zo weinig tijd hebt. Waar haal je het vandaan? Ik denk wat fijn al die bedrijven, maar wat is de rode draad, wat houdt iemand bezig? Het hele Linkedin profiel was in het Engels. Dat maakt mij wel nieuwsgierig. Wat doe je als je actief bent in de information services industry. Ik deed een poging. The real-time meet group wants to help you generate more leads in a quick and easy way. Klinkt interessant, maar wat is dat dan precies en wat is jouw rol? Ik heb mij er verder in verdiept en begrepen dat het gaat om een combinatie van marketing en risicomanagementinformatie, het verbinden van social medianetwerken met bestaande informatiebronnen en implementatie van opensource technologie. Bij heel veel mensen zullen deze termen duizelen, maar het feit dat jij daar zo mee bezig bent en het enorme aantal voorbeelden dat ik daarbij zag, vind ik het een prestatie op zich dat je ook nog bereid bent geweest in de afgelopen jaren om hier als volksvertegenwoordiger onze inwoners en gemeenschap te willen dienen. Ik vind het een groot genoegen om jou als raadslid te hebben meegemaakt. Hopelijk blijf je nog lang die betrokken inwoner die wij zo nodig hebben. Ik hoop dat je je bij toekomstige borrels na afloop van raadsvergaderingen nog vaak laat zien, want ik heb begrepen dat je altijd bereid bent om mee te denken bij problemen of ambities. Kortom; het koppie staat nooit stil. Rutger heel erg bedankt. Ik wens jou veel geluk en gezondheid voor de rest van jouw leven. Hartelijk dank. (De aanwezigen reageren met applaus). De heer Segboer (VVD) spreekt de heer Vinke toe als volgt: Fijn dat de voorzitter het kort heeft gehouden, dan kan ik het wat langer maken. Het is al weer vier jaar geleden dat Rutger in de raad is gekomen. Wij kunnen rustig zeggen het was never a dull moment met de VVD. Rutger heeft met onze fractie een groot aantal hoogtepunten gekend en ook een groot aantal dieptepunten. Over die diepe dalen gaan wij het vandaag niet hebben. Die kent iedereen genoeg. Wij gaan het over de mooie dingen hebben. Ik kan niet voor Rutger spreken, dat mag hij zo dadelijk zelf doen, maar ik denk dat Rutger kan terugkijken op een aantal mooie jaren. Raadswerk, dat weet hij als geen ander, vindt hier in deze arena plaats, maar vooral ook in de stad. Tjapko heeft daar al het één en ander over gezegd. Rutger was vooral actief in de stad zelf. Zo heeft hij met die steiger gezegd ik pak het pragmatisch aan, kom maar bij mij aan meren beste Kromme Rijnder. Hij heeft de Statenfractie van de VVD hierheen gehaald om te laten zien hoe mooi het is op ons bedrijventerrein zodat zij ook daar in de provincie kunnen denken aan ons Wijk bij Duurstede. Hij had vooral heel veel warme contacten met de ondernemers hier in de stad. Rutger wist Verslag raad 16 september 2014
3
vaak al wat er leefde onder de ondernemers, wie het moeilijk had in deze barre tijden, lang voordat de signalen van andere kanten kwamen. Hij was ook nooit te beroerd om mee te denken aan een praktische oplossing zonder dat hij dat hier perse in deze arena van de daken moest schreeuwen. Wij hebben Rutger leren kennen als iemand die een voorliefde heeft voor praktisch. Waarom de lange weg als er ook een korte is? Ook hebben wij hem leren kennen als iemand die houdt van actie. Waarom lang nadenken als wij iets kunnen doen? Zoals Tjapko al zei, dat stond wel eens op gespannen voet met de tredmolen zoals die hier ronddraait. Dat kon je Rutger ook wel eens aanzien. Het kon Rutger niet snel genoeg gaan. Bijvoorbeeld de verlichting waar al lange tijd gepraat wordt van kan het niet anders, innovatiever, sneller. Rutger kende wel iemand die met de nieuwste technologieën hier de kosten flink omlaag zou kunnen brengen. Het moet nog gebeuren en zo zijn er nog wel wat voorbeelden, maar wat in het vat zit, verzuurt niet. Een aantal dingen zal nog gerealiseerd worden, wees daar maar zeker van. Zo heeft Rutger destijds gekeken naar de WMO. Wat dat niet wat aan de dure kant? Hij belt dan een oud-directeur, ze gaan samen rekenen en dan komt er een oplossing waarmee wij hier als VVD onze zaken kunnen doen. Ondernemers die zich hier willen vestigen; Rutger belt wel even met de wethouder om te kijken of er nog een plekje vrij is op het bedrijventerrein. Allemaal zaken die achter de schermen plaatsvinden. Gelukkig zien wij langzamerhand steeds meer terugkomen van wat Rutger bedacht heeft. Zo is het veer geprivatiseerd, om maar eens wat te noemen. Wij zijn op weg met het museum om dat een goede bestemming te geven. Inmiddels is er een bestuur op Mariënhoeve dat stevig in het zadel zit. Als het aan Rutger lag, hadden zij wat meer feestjes mogen geven daar op Mariënhoeve, maar je kunt niet alles hebben in deze wereld. Dat is ook een mooie eigenschap van Rutger, hij vindt een deal is een deal en niet zaniken om wat je hebt moeten inleveren. Gewoon blij zijn met wat je hebt bereikt. Als je terugkijkt, hebben wij een hoop bereikt. De liefde leidt jou nu naar Utrecht. Ik hoop dat de liefde voor de stad je nog vaak hierheen zal brengen. Dat wij jou nog regelmatig mogen zien. Je verlaat nu het politieke bedrijf. Dat is een bedrijf waar heel veel spelletjes plaatsvinden. Dat wordt afkicken. Om dat afkicken enigszins te begeleiden, heb ik mijn favoriete smartgame voor jou. Dat is leuk vanaf 7 jaar tot zeker onze leeftijd. Ik hoop dat je ervan gaat genieten. Ik zie je snel terug. (De aanwezigen reageren met applaus). De heer Vinke (VVD) spreekt de raad toe als volgt: Ik moet eerlijk zeggen dat ik een beetje geroerd ben door deze mooie woorden. Ik wil eigenlijk maar één ding zeggen. Ik wil jullie allemaal hartelijk bedanken voor de fijne tijd. De fractie voor de dingen die wij samen gedeeld hebben. Dingen die ik heb geleerd van jullie. Ik heb het fijn gevonden en mooie ervaringen gedeeld. Ik kijk met een fijn gevoel terug op deze periode. Dank jullie wel. (De aanwezigen reageren met applaus). De voorzitter bedankt de heer Vinke voor zijn afscheidswoorden. 6.
Onderzoek geloofsbrieven nieuw raadslid VVD
De voorzitter verzoekt de leden Migchels (voorzitter), Van Staaden en Van Geijtenbeek om de commissie van onderzoek van de geloofsbrieven te vormen.
Verslag raad 16 september 2014
4
De voorzitter schorst de vergadering voor het onderzoek van de geloofsbrieven. De voorzitter heropent de vergadering. De heer Migchels rapporteert als volgt: De commissie heeft de geloofsbrieven gecontroleerd en in orde bevonden. Gebleken is dat benoemde aan alle in de Gemeentewet gestelde eisen voldoet. De commissie adviseert tot zijn toelating als lid van de gemeenteraad. De voorzitter stelt de raad voor om dit advies over te nemen. De raad besluit dienovereenkomstig. 7.
Installatie nieuw raadslid VVD
De voorzitter geeft aan dat de heer Speijer eerder al de belofte heeft afgelegd als steunfractielid. Nu hij als raadslid wordt geïnstalleerd wordt hem gevraagd om dit expliciet nog een keer te doen, zoals voorgeschreven in de Gemeentewet. Hij verzoekt de heer Speijer om naar voren te komen en leest vervolgens de tekst van de verklaring en belofte voor als volgt: Ik verklaar en beloof dat ik om tot lid van de raad benoemd te worden rechtstreeks noch middellijk, onder welke naam of voorwendsel ook, enige gift of gunst heb gegeven of beloofd. Ik verklaar en beloof dat ik om iets in dit ambt te doen of te laten, rechtstreeks noch middellijk, enig geschenk of enige belofte heb aangenomen of zal aannemen. Ik beloof dat ik getrouw zal zijn aan de Grondwet en dat ik de wetten zal nakomen en mijn plichten als lid van de raad naar eer en geweten zal vervullen. De heer Speijer (VVD) antwoordt met de woorden dat verklaar en beloof ik. (De aanwezigen reageren met applaus). 8.
Sluiting
De voorzitter bedankt de aanwezigen voor hun inbreng en sluit de vergadering om 22.30 uur. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad, gehouden op 28 oktober 2014. De griffier,
De voorzitter,
M.A.C. van Esterik
T.R. Poppens
Verslag raad 16 september 2014
5
VERSLAG VOORBESPREKING Kaders Participatiewet en daarnaast Compensatieregeling Wtcg/CER en Minimabeleid 16 september 2014
Samenvattend verslag van de openbare voorbespreking van de gemeenteraad van de gemeente Wijk bij Duurstede
Gespreksleider
de heer Z. Shehu
Griffier
mevrouw M.A.C. van Esterik
Leden SP
mevrouw C. de Groot de heer H. Pouw
VVD
de heer J. de Keijzer de heer E.A. Speijer
GroenLinks
de heer W.W.J. Janssen
D66
de heer A. van Veen
PCG
de heer G. Taute
CDA
de heer W.J. van der Spek Mevrouw A.G. Vernooij
BurgerBelangen Nu
de heer W.G. Smit
PvdA
de heer T.V. Baas
Ambtelijk
mevrouw M. Romijn mevrouw D. van Zetten
Portefeuillehouder
de heer J.A.G. Burger
Notulist
mevrouw J.M. Kiep-de Jongh notulistenbureau Leeuwenburgh Vendrig
Beeldvorming De gespreksleider opent de voorbespreking en heet iedereen welkom. Hij schetst het doel van de avond en constateert vervolgens dat er geen insprekers zijn.
Voorbespreking kaders participatiewet en daarnaast compensatieregeling Wtcg en Minimabeleid, 16 september 2014
1
Participatiewet Wethouder Burger geeft ter inleiding aan dat de belangrijkste uitgangspunten voorliggen. Deze moeten nog verder uitgewerkt worden. Het gaat om de samenhang daarin. Er is een verordening opgesteld voor de compensatieregeling in verband met de afschaffing van een aantal regelingen. Er is voorts gekozen voor een beperking van de doelgroep vanwege het beschikbare budget. Tevens ligt een aantal kleine wijzigingen in het minimabeleid voor. De gespreksleider biedt gelegenheid om vragen te stellen. De heer Janssen (Groen Links) is benieuwd hoe de cliëntenraad WWB wordt ingezet bij de nota werk en tegenprestatie. Wethouder Burger heeft inmiddels geleerd dat het minstens zo belangrijk is om naast de instituties ook de directe inspraak te organiseren. Leden van de WMO-raad moeten echt overal verstand van hebben. Het is een beetje een puzzel hoe de inspraak in de komende jaren zal worden geregeld, eventueel met een onderverdeling over de verschillende beleidsvelden. De heer Van Veen (D66) refereert aan de gemiddelde loonkostensubsidie. Hij begrijpt dat het budget beschikbaar wordt gesteld op mensen van participatietrede 5 en 6 en vraagt of de groep 1 tot en met 4 buiten beeld blijft. Wethouder Burger antwoordt dat dit het begin van een tijdperk is waarbij de gemeente met instellingen te maken heeft. Er is enorm gekort op het W-deel en het I-deel. De middelen van de RWBI worden vooral ingezet voor de mensen het dichtst bij de arbeidsmarkt. Dit betekent niet dat de overige treden niet meer aan bod komen. Hiervoor moeten creatieve oplossingen gevonden worden waardoor geld bespaard kan worden dat vervolgens elders ingezet kan worden. BIGA heeft hier een belang. Uitgangspunt is ervoor zorgen dat mensen een zorgvuldige dagbesteding hebben. De heer Van Veen (D66) begrijpt dat er ook ruimte is voor opleidingen. Dit wordt bevestigd. De heer Smit (BurgerBelangen Nu) refereert aan een motie van de VVD waar mensen die niet willen participeren gekort worden op hun uitkering. Wethouder Burger verduidelijkt dat er een motie is aangenomen om mensen met een uitkering zo veel mogelijk aan het werk te helpen. Dit is gecorrigeerd naar het inzetten op een perspectief voor mensen, geen korting. De heer Smit (BurgerBelangen Nu) vraagt of de motie effect heeft gehad in dat geval. Andere gemeenten hebben soortgelijke moties aangenomen. Wethouder Burger vervolgt dat het effect was dat er enige druk mag worden uitgeoefend. Mensen die kunnen werken, moeten ook werken. Er worden mensen geselecteerd voor projecten, bijvoorbeeld in de fruitteelt. Als mensen in die situatie weigeren, kan er worden gekort. Desgevraagd geeft hij aan dat er nog geen sancties zijn toegepast. De heer Speijer (VVD) refereert aan de term tegenprestatie met een negatieve klank. Als dit betekent dat mensen hoger op de ladder komen, is het geen verkeerde term. Hij refereert aan
Voorbespreking kaders participatiewet en daarnaast compensatieregeling Wtcg en Minimabeleid, 16 september 2014
2
het initiatiefvoorstel van D66 en VVD om eens te kijken naar een private arbeidsbemiddelaar. Als mensen een goed ritme krijgen in een project, kunnen zij soms ook een andere baan aan. De heer Taute (PCG) verwijst naar pagina 136 het sociaal deelfonds en informeert of dit nog actueel is. Hij vraagt voorts welke criteria worden aangehouden in het geval van ontschotten. Wethouder Burger antwoordt dat het college heeft besloten om de bezuinigingen op het sociaal fonds waar te maken alvorens er extra wordt bezuinigd. De heer Taute (PCG) wijst op de ontschotting in de regio en het delen van de ernstige gevallen. Hij verzoekt om verduidelijking met betrekking tot de criteria. Wethouder Burger antwoordt dat er wordt gesproken over wat er gebeurt na 2015, eventueel een bonus-malusregeling. Het transformeren moet gestimuleerd worden. De heer Pouw (SP) merkt op dat het geen zin heeft om mensen te dwingen, maar roept op aan de slag te gaan met mensen die wel willen. Wat hebben de werkgevers te bieden? Wethouder Burger antwoordt dat er veel contacten zijn met de Wijkse werkplaats. Hij wijst voorts op het convenant dat werkgevers mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt in dienst moeten nemen lokaal en met de vijf gemeenten gezamenlijk. Mevrouw Vernooij (CDA) spreekt haar complimenten uit voor de integrale aanpak van het stuk. Zij mist het in contact brengen met werkgevers en vraagt welke extra inzet er wordt gepleegd om dit te verbeteren. Wethouder Burger antwoordt dat dit projectmatig zo veel mogelijk lokaal wordt opgezet. Bekijken hoe werkgevers ontlast kunnen worden. Het vraagt iets om mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt in dienst te nemen. Als er afspraken worden gemaakt, moet dat op een eenvoudige manier gebeuren. Mevrouw Vernooij (CDA) vraagt of dit wettelijk mogelijk is. Wethouder Burger vervolgt dat er meer mogelijk is met een pragmatische invulling. De heer Pouw (SP) vraagt of 10% van lokale innovatie niet wat mager is. Wethouder Burger antwoordt dat de grote verandering komt door straks het totale budget te bekijken en dit vervolgens zo efficiënt mogelijk te besteden. Over 3 tot 4 maanden ligt er wellicht een voorstel om deze budgetten heel anders in te zetten. De heer Speijer (VVD) refereert aan het convenant en informeert naar de kans dat mensen aan het werk komen binnen de private sector. Wethouder Burger antwoordt dat het al heel wat is als de mensen die regulier aan het werk zijn aan het werk kunnen worden gehouden. Het is de vraag of één en ander in deze tijd een haalbaar verhaal is. Het inzetten van mensen met een beperking vraagt om een behoorlijke begeleiding. Per doelgroep moet bekeken worden hoe de beschikbare middelen zo goed mogelijk ingezet kunnen worden.
Voorbespreking kaders participatiewet en daarnaast compensatieregeling Wtcg en Minimabeleid, 16 september 2014
3
Oordeelsvorming De gespreksleider constateert dat het stuk unaniem wordt doorverwezen naar de besluitvorming in de raad van 28 oktober a.s. Tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten De heer Janssen (Groen Links) refereert aan de brief van 28 augustus waarin negatief wordt gereageerd door de WMO adviesraad en LCR op een aantal overwegingen en informeert hoe de portefeuillehouder hiermee omgaat. Mevrouw Van Zetten antwoordt dat de WMO adviesraad is geïnformeerd over de denkrichting. Daarna is verder gesproken, is het concept richting college gegaan waarop de definitieve besluitvorming van het college is gevolgd. Wethouder Burger vult aan dat een aantal goede suggesties is gedaan. De cliëntenraad vraagt zich af of het slim om je te richten op de mensen met de laagste inkomens, maar hiervoor is gekozen vanwege de grootte van het budget. De heer Smit (BurgerBelangen Nu) begrijpt dat de genoemde 130% niet meer is dan de uitkomst van een rekensom. Wethouder Burger verduidelijkt dat dit de spelregels zijn. De heer Smit (BurgerBelangen Nu) verzoekt om inzicht te geven in de cijfermatige onderbouwing als de regeling wordt gehandhaafd op het oude niveau. Wethouder Burger antwoordt dat het dan om ongeveer 2.400 mensen gaat, nu gaat het om een kwart van dit aantal. Hij benadrukt dat het Rijk is gestopt met vergoeden omdat het te veel geld kost en een niet gerichte maatregel is. Wijk bij Duurstede past het maximum van 130% toe om zo veel mogelijk mensen te kunnen bedienen. De heer Baas (PvdA) begrijpt dat het budget wordt ondergebracht in een soort van collectieve verzekering. Hij maakt zich zorgen dat op het moment dat mensen in collectiviteit gaan afstand doen van enkele voorzieningen in de bijzondere bijstand. Hij wijst op het risico dat de verstrekking straks als een voorliggende voorziening kan wordt beschouwd. Wethouder Burger verduidelijkt dat zo veel mogelijk mensen in een collectieve verzekering ervoor zorgt dat de kosten worden teruggebracht. De heer Baas (PvdA) vervolgt dat in de bijzondere bijstand meer vergoed zou kunnen worden dan in een aanvullende verzekering waardoor afstand gedaan wordt van rechten en mensen slechter af zijn. Wethouder Burger antwoordt dat de aanvullende verzekering een belangrijk deel van de bijzondere bijstand dekt. De heer Speijer (VVD) is van mening dat het inkomenspolitiek is en kan daarom niet meegaan met de motivatie van de portefeuillehouder.
Voorbespreking kaders participatiewet en daarnaast compensatieregeling Wtcg en Minimabeleid, 16 september 2014
4
Wethouder Burger stelt voor in dat geval een motie op te stellen om dit signaal af te geven richting de landelijke politiek. De heer Speijer (VVD) vervolgt dat dit haaks staat op het begrip solidariteit. De gemeente zou zich anders kunnen opstellen. De heer Janssen (Groen Links) merkt op dat de compensatie regeling een open eind regeling betreft en informeert of er prognoses gemaakt zijn. Wethouder Burger antwoordt dat in de praktijk moet blijken of de prognoses uitkomen. Oordeelsvorming De heer Baas (PvdA) verwijst het stuk door naar de besluitvorming met behoud van gevoelens. De heer Speijer (VVD) merkt op dat het een pragmatisch aanpak is, maar verwijst het stuk door ter besluitvorming. De heer Smit (BurgerBelangen Nu) roept op in contact te treden met de WMO adviesraad over een eventuele motie. De gespreksleider constateert dat het stuk unaniem wordt doorverwezen naar de besluitvorming in de raad van 28 oktober a.s. Minimabeleid Mevrouw Vernooij (CDA) mist de connectie met de nieuwe stijl van politiek bedrijven. In de gemeente Houten worden oude laptops up to date gemaakt voor de minima. Zij informeert of Wijk bij Duurstede ook dergelijke initiatieven ontplooit. Wethouder Burger antwoordt dat het uitgangspunt is dat mensen zo goed mogelijk kunnen meedoen. Er zijn inderdaad initiatieven om een open oog en oor voor te hebben. Suggesties zijn altijd welkom. Met een dijkloop is geprobeerd om het budget te verhogen om nog meer kinderen te kunnen bereiken. Hoe actiever er wordt gepromoot, hoe meer gebruik ervan wordt gemaakt. Mevrouw Vernooij (CDA) informeert naar de precieze inspanningen van het college. Wethouder Burger probeert organisaties warm te krijgen voor dergelijke initiatieven. Daarnaast zijn er contacten met bijvoorbeeld de voedselbank, organisaties en kerken. Het is goed om te kijken hoe zaken worden geregeld in de buurgemeenten. Oordeelsvorming De gespreksleider constateert dat het stuk unaniem wordt aangemerkt voor besluitvorming in de raad van 28 oktober a.s. Hij bedankt de aanwezigen voor hun inbreng en sluit de voorbespreking. Toezeggingen: Er zijn geen toezeggingen gedaan.
Voorbespreking kaders participatiewet en daarnaast compensatieregeling Wtcg en Minimabeleid, 16 september 2014
5
VERSLAG VOORBESPREKING Conceptverordening WMO 2015 en de conceptverordening Transitie Jeugdzorg 16 september 2014
Samenvattend verslag van de openbare voorbespreking van de gemeenteraad van de gemeente Wijk bij Duurstede
Gespreksleider
de heer A. Brouwer
Griffier
mevrouw M.A.C. van Esterik
Leden SP
mevrouw C. de Groot de heer J. Oechies
VVD
de heer J. de Keijzer de heer E.A. Speijer
GroenLinks
de heer N. van Staaden de heer A.J. Willems
D66
de heer A. van Veen
PCG
de heer G. Taute
CDA
de heer W.J. van der Spek
BurgerBelangen Nu
de heer W.G. Smit
PvdA
de heer L. Bergsma
Ambtelijk
mevrouw M. Heemskerk mevrouw W. Hendriks mevrouw M. Flügen
Portefeuillehouders
de heer J.A.G. Burger mevrouw W.A.J. Kosterman
Notulist
mevrouw J.M. Kiep-de Jongh notulistenbureau Leeuwenburgh Vendrig
Voorbespreking conceptverordening WMO 2015 en conceptverordening transitie jeugdzorg, 16 september 2014
1
Beeldvorming De gespreksleider opent de voorbespreking en heet iedereen welkom. Hij schetst het doel van de avond en constateert vervolgens dat er geen insprekers zijn. WMO Mevrouw Flügen legt naar aanleiding van de conceptverordeningen een aantal dilemma’s voor. Elke gemeente dient conform de Jeugdwet een verordening voor jeugdhulp vast te stellen. De conceptverordening is gebaseerd op de Jeugdwet, de modelverordening van de VNG en het beleidskader dat in januari van dit jaar door de raad werd vastgesteld. Bij het opstellen van de verordening is zo veel mogelijk het duale stelsel gevolgd. Het college kan per voorziening bekijken of nadere regels noodzakelijk zijn. De conceptverordening jeugdhulp is in samenspraak met de regiogemeenten opgesteld. In de regio wordt zo veel mogelijk dezelfde lijn gevolgd. Mevrouw Hendriks heeft de conceptverordening en het beleidsplan WMO opgesteld. De WMO wordt al door de gemeente uitgevoerd. De begrippen zijn zo veel mogelijk afgestemd op de modelverordening van de VNG. Zij refereert aan de kanbepalingen waarbij nog een keuze is hoe de uitvoering gebeurt. De raad besluit, het college voert uit. Er kan gekozen worden voor beleidsregels en financiële besluiten. Deze worden nog nader opgesteld. De gemeente Wijk bij Duurstede rolt de maatschappelijke agenda verder uit, waarbij zo veel mogelijk mensen uit de samenleving worden betrokken. Per 1 januari 2015 heeft de raad de verplichting om een beleidsplan op te stellen. Met betrekking tot herindiceren van hulp bij het huishouden geeft zij aan dat één en ander als bespreekpunt is aangemerkt. De WMO is erop gericht om zaken vanuit de samenleving op te zetten. Er zijn inmiddels al lokale initiatieven die nog verder bestendigd moeten worden. Hoe worden kwetsbare inwoners opgevangen? Wat wordt met een maximale eigen bijdrage bedoeld? Dat zijn discussiepunten. Jeugdhulp Mevrouw Heemskerk schetst wat er is gebeurd sinds januari 2014 toen het regionaal beleidskader werd vastgesteld en noemt enkele voorbeelden. Het regionaal expertteam is een kring van experts die kunnen worden ingeroepen als de lokale teams er niet uit komen. Hier is inmiddels een pilot voor gestart. Zij toont de meest heikele bespreekpunten: hoe houden we de kosten beheersbaar, hoe gaan we om met budgetoverschrijdingen en hoe willen we cliëntparticipatie vormgeven. Veel gemeenten gaan werken met wijkteams/buurtteams die de lokale zorgstructuur van de gemeente gaan vormen. Wijk bij Duurstede gaat werken met een brede toegang en een integraal team met een cluster WMO en een cluster jeugd. Zij gaat vervolgens in op de taken van het Team Wijk. Bij niet vrij toegankelijke zorg is beschikking nodig. Het college heeft onlangs de eerste conceptnotities vastgesteld. Het team zal op 1 januari 2015 klaar zijn voor de uitvoering van de nieuwe taken. De gespreksleider biedt gelegenheid om verduidelijkende vragen te stellen met betrekking tot het onderwerp jeugdhulp. De heer Smit (BurgerBelangen Nu) merkt op dat vaak wordt gezegd dat er veel gecoördineerd en gestuurd moet worden van bovenaf. Hij vraagt of Team Wijk helemaal nieuw is en vraagt voorts of er een kostenbesparing wordt gerealiseerd met betrekking tot overhead.
Voorbespreking conceptverordening WMO 2015 en conceptverordening transitie jeugdzorg, 16 september 2014
2
Mevrouw Heemskerk antwoordt dat het deels nieuw is omdat de gemeente nieuwe taken krijgt en deels wordt voortgebouwd op de bestaande structuur. Als zaken lokaal goed worden geregeld, zal daardoor minder doorverwezen hoeven worden naar de echt dure vormen van zorg. De heer Van Veen (D66) vraagt hoe het team wordt beoordeeld op het functioneren. Voorts vraagt hij of de onafhankelijkheid is gewaarborgd. Mevrouw Heemskerk antwoordt dat er gemonitord zal gaan worden. Wethouder Burger vult aan dat het WMO-beleid ieder jaar wordt gemonitord. Dat zal met het wijkteam niet anders zijn. Bij de helft van de problemen is sprake van samenhang en dat zal worden opgepakt. De heer Speijer (VVD) vraagt zich af hoe er grip gehouden gaat worden met betrekking tot het risicomanagement. Wethouder Kosterman antwoordt dat het komende jaar een overgangsjaar zal zijn. Alle gemeenten kampen met hetzelfde euvel. Er is een goede lokale en regionale structuur neergezet. Het zal een lerend jaar zijn. De heer Speijer (VVD) wijst op het denken in structuren. Hij merkt op dat ook de financiële paragraaf goed in orde dient te zijn. De heer Taute (PCG) leest dat richting de raad de normale beleidscyclus zal worden gehanteerd. Wethouder Kosterman merkt op dat er een halfjaarlijkse rapportage richting de raad komt. De heer Taute (PCG) vraagt met welke frequentie het college werkt. Wethouder Kosterman antwoordt dat dit per drie maanden zal zijn. De heer Oechies (SP) geeft aan dat er eurovragen worden gesteld. Om er met de euro’s uit te komen, moet er op de euro’s worden ingegaan. Dit geldt voor zowel jeugdhulp als WMO. De gespreksleider biedt gelegenheid om vragen te stellen aan de portefeuillehouders. De heer Willems (GroenLinks) vraagt zich af hoe de raad hierop kan sturen. In het beleidsplan WMO zijn slechts enkele regels over sturing opgenomen. Hij hoopt dat de raad vroegtijdig in stelling gebracht wordt als er politieke keuzes te maken zijn. Wethouder Kosterman herhaalt dat het een lerend jaar wordt. Men heeft een doel voor ogen, maar het is nog niet duidelijk waar uitgekomen wordt. De heer Willems (GroenLinks) geeft aan dat er een sociale agenda komt. Er moeten doelen gesteld worden waarover vroegtijdig wordt gesproken door de raad of men nog steeds op koers ligt.
Voorbespreking conceptverordening WMO 2015 en conceptverordening transitie jeugdzorg, 16 september 2014
3
Wethouder Burger zou graag alle antwoorden hebben, maar de cijfers kloppen nog niet. Juridisch gezien moet de verordening geregeld worden. Hoe komen mensen in aanmerking voor de geïndiceerde voorzieningen. Het wijkteam komt in de plaats van Binding. Samenhang is belangrijk om de kosten terug te dringen. Er is een plan opgesteld hoe er kan worden bespaard op de huishoudelijke hulp. Met het veld worden praktische afspraken gemaakt waarna een schatting gemaakt kan worden wat dit betekent. Het is volgen en kijken hoe het loopt. Voor de dure klanten zijn voor 2015 bovenregionale afspraken gemaakt om zaken onderling te regelen waardoor de grootste risico’s een beetje worden weggenomen. In de komende maanden zal met de raad en het veld worden gesproken over het bedwingen van de kosten. Hoe kunnen alternatieve vormen van hulp ingezet worden zodat de echte hulp beschikbaar blijft voor degenen die het nodig hebben. De heer Van der Spek (CDA) wijst op de verschillende schakels bij Team Wijk en merkt op dat dit wat veel en onoverzichtelijk is. Wethouder Burger antwoordt dat de basistaken geregeld moeten worden. Voor het opplussen is een aantal instanties uitgenodigd. De lokale basis moet zo goed mogelijk belegd zijn. Soms moet er opgeplust worden. Op dit moment wordt er in de praktijk te vaak opgeplust waardoor de kosten in de afgelopen jaren enorm zijn gestegen. Wethouder Kosterman vult aan dat het een functiebeschrijving is. Er wordt een professioneel team neergezet dat goed kan beoordelen welke zorg er nodig is en welke arrangementen er samengesteld kunnen worden. De heer Oechies (SP) begrijpt dat het een stuk in uitvoering is. Op 28 oktober a.s. volgt een volgende bespreking. In artikel 3 staat dat een verwijzer kan insteken op zorg. Bij de WMO vindt dit plaats op basis van classificaties. Hij informeert of dit systeem ook de basis vormt bij de jeugdhulp. Wethouder Kosterman antwoordt dat er een vergelijkbare systematiek zal worden gehanteerd. De heer Oechies (SP) neemt aan dat de Jeugdwet niet alleen naar het stoornisniveau kijkt, maar ook naar het persoonlijkheidsniveau en participatieniveau. Dit wordt door wethouder Kosterman bevestigd. De heer Taute (PCG) vraagt of de verordeningen ruim genoeg zijn om beleidsmatige aanpassingen door te kunnen voeren die binnen het budget blijven. Dit wordt bevestigd. De heer Speijer (VVD) wil graag inzicht in de kwantitatieve en kwalitatieve doelstellingen met name op financieel gebied. Wethouder Kosterman antwoordt dat de budgetten nog niet helemaal in beeld zijn omdat de gesprekken hierover met het Rijk nog gevoerd worden. Het streven is om binnen het budget te blijven. Als één en ander beschikbaar komt, gaat dit richting raad. De heer Smit (BurgerBelangen Nu) geeft aan dat het overduidelijk is dat bij de transities de continuïteit van de zorg voorop heeft gestaan. Hij vraagt zich af waar de zekerheid zit op de langere termijn gezien de krimpende budgetten. Er is steeds gekozen voor herindicatie. De zorgvraag wordt steeds minder beantwoord.
Voorbespreking conceptverordening WMO 2015 en conceptverordening transitie jeugdzorg, 16 september 2014
4
Wethouder Burger antwoordt dat de lijn is lokaal waar het kan, betere samenhang en kan de zorg in de omgeving op een andere manier worden opgelost. De heer Smit (BurgerBelangen Nu) merkt op dat het wijkteam ook extra overheadkosten met zich meebrengt. Wethouder Burger vervolgt dat vanwege de onzekerheden kanbepalingen zijn opgenomen. Het kan gebeuren dat er strakker geïndiceerd moet gaat worden. De heer Smit (BurgerBelangen Nu) benadrukt dat het budgetrecht bij de raad ligt. De gespreksleider informeert of de vraag met betrekking tot de lange termijn is beantwoord. De heer Smit (BurgerBelangen Nu) antwoordt dat zijn vraag onvoldoende is beantwoord. Er wordt strenger geïndiceerd. Steeds meer zorgvragen worden niet beantwoord. Er moet goedkoper ingekocht worden. Wethouder Burger antwoordt dat er grootschalig wordt ingekocht. Met de zorginstellingen wordt gekeken hoe de tarieven zo laag mogelijk gehouden kunnen worden met waarborging van de kwaliteit van de zorg. De samenhang is gekozen om te bezien waar de zorg slimmer geboden kan worden. Het netwerk zo goed mogelijk neerzetten biedt kansen om de mensen die zwaardere zorg nodig hebben dat te geven. De heer Smit (BurgerBelangen Nu) concludeert dat in de toekomst steeds minder zorgvragen beantwoord zullen worden. De heer Van Veen (D66) refereert aan artikel 13 het beveiligen van de veiligheidsregels. Hij mist een toelichting op dit gebied en vraagt of deze nog volgt. Hij vraagt voorts of de keuzevrijheid voor de cliënten is gewaarborgd. Wethouder Kosterman antwoordt dat het protocol nog wordt uitgewerkt in de regio. De keuzevrijheid is beperkt, het gaat om vergoeding van de goedkoopst mogelijke voorliggende voorziening waarbij men zelf het verschil moet bijpassen als er een andere keuze wordt gemaakt. Mevrouw Heemskerk vult aan dat in het inkoopproces een manier van aanbesteden is die ruimte biedt voor verschillende aanbieders. De heer Oechies (SP) leest in de verordening nauwelijks hoe er wordt omgegaan met ouders van cliënten die gewend zijn aan een aanbod gestuurd systeem. Hij vraagt voorts of de ombuiging naar het vraaggestuurde ook is meegenomen in de aanbesteding. Wethouder Burger antwoordt dat er bestuurlijk wordt aanbesteed. Dit betekent veel in gesprek gaan met organisaties en kijken waar de vraag ligt. Dit is één van de grootste uitdagingen. Het gaat om goede zorg, dichterbij en met een perspectief. Hij geeft mee dat zaken niet vlekkeloos zullen verlopen. Er zullen klachten komen. Er zullen overschrijdingen plaatsvinden. Wethouder Kosterman vult aan dat bij de inkooptafels ook ouders aanzitten.
Voorbespreking conceptverordening WMO 2015 en conceptverordening transitie jeugdzorg, 16 september 2014
5
De heer Smit (BurgerBelangen Nu) merkt op met betrekking tot de managementinformatie in het kader van de budgetbewaking dat de machtigingen die worden afgegeven direct in de financiële administratie meegenomen moeten worden per termijn. De gespreksleider geeft aan dat er op 28 oktober verder gesproken wordt over dit onderwerp. Hij bedankt de aanwezigen voor hun inbreng en sluit de voorbespreking.
Toezeggingen: Er zijn geen toezeggingen gedaan.
Voorbespreking conceptverordening WMO 2015 en conceptverordening transitie jeugdzorg, 16 september 2014
6