PRIMA PLEEGZORG IN BEELD Een systeemevaluatie
HARM DAMEN COLETA VAN DAM MARIEKE DE GRAAF m.m.v. Onderzoeksteam Prima Pleegzorg
PRIMA PLEEGZORG IN BEELD
Een systeemevaluatie
Praktikon BV Postbus 6909 6503 GK Nijmegen www.praktikon.nl
[email protected]
tel. fax.
024-3615480 024-3611152
© 2013 Praktikon Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, en evenmin in een retrieval systeem worden opgeslagen zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van Praktikon. No part of this book/publication may be reproduced in any form, by print, photoprint, microfilm or any other means without written permission from the publisher.
Inhoudsopgave Voorwoord Hoofdstuk 1
Prima Pleegzorg in onderzoek 1.1 Prima Pleegzorg 1.2 Onderzoek 1.3 Opzet rapport
7 7 9 10
Hoofdstuk 2
Prima Pleegzorg in theorie 2.1 Inleiding 2.2 Methoden 2.3 Prima Pleegzorg: beoogde inhoud 2.4 Prima Pleegzorg: randvoorwaarden 2.5 De organisatie rond Prima Pleegzorg 2.6 Prima Pleegzorg: het primaire proces
11 11 11 12 19 22 24
Hoofdstuk 3
Prima Pleegzorg in praktijk 3.1 Inleiding 3.2 Methoden 3.3 Doorgaande ontwikkeling in stabiel en veilig netwerk: een beschrijving 3.4 Bereiken van beoogde effecten en doelstellingen 3.5 Realisatie randvoorwaarden 3.6 Een overzicht van de realisatie en werking van Prima Pleegzorg
27 27 27 29 34 40 45
Hoofdstuk 4
Prima Pleegzorg in perspectief 4.1 Inleiding 4.2 Samenvatting en conclusies 4.3 Verdere ontwikkeling 4.4 Kanttekeningen
49 49 49 54 58
Literatuur
61
Bijlage 1. Ontwikkeling van 51 pleegzorgplaatsingen Bijlage 2. De beoogde effecten en doelstellingen Prima Pleegzorg Bijlage 3. De randvoorwaarden voor Prima Pleegzorg Bijlage 4. De algehele realisatie van Prima Pleegzorg in rapportcijfers Bijlage 5. Empowermentschalen en invloed op situatie kind
63 65 69 75 77
Colofon Over de auteurs
78 78
Voorwoord De Limburgse pleegzorg vernieuwt zich. Onder de naam ‘Prima Pleegzorg’ is in 2009 een vernieuwingsproject gestart om de pleegzorg verder vorm te geven in de richting van een integrale, intersectorale, interculturele en innovatieve pleegzorg. Het project maakt deel uit van de ‘Vernieuwingsagenda’ jeugdzorg Limburg van de Provincie Limburg, en liep tot eind 2012, het moment waarop Prima Pleegzorg in het systeem van de jeugdzorg‐ en pleegzorg verankerd diende te zijn. Het innovatieproject is met onderzoek (systeemevaluatie) begeleid door Praktikon. In het voorliggende eindrapport doen we verslag van het gehouden onderzoek. Hoofdstuk 1 (Prima Pleegzorg in onderzoek) beschrijft in vogelvlucht de ontstaansgeschiedenis van Prima Pleegzorg, de onderzoeksvragen die leidend waren voor de systeemevaluatie en de onderzoeksopzet. Hoofdstuk 2 (Prima Pleegzorg in theorie) gaat in op de aanleiding, intenties (beoogde effecten, doelstellingen) en de noodzakelijk geachte randvoorwaarden op verschillende niveaus (cliënt, hulpverlener, team en organisatie). In hoofdstuk 3 (Prima Pleegzorg in praktijk) stellen we vast in hoeverre de intenties van Prima Pleegzorg worden waargemaakt en de randvoorwaarden ook aanwezig zijn. In hoofdstuk 4 (Prima pleegzorg in perspectief) geven we een samenvatting van het onderzoek en gaan we in op de verdere ontwikkeling en borging van Prima Pleegzorg. Het onderzoek naar Prima Pleegzorg heeft zich vrijwel geheel in de praktijk van Prima Pleegzorg afgespeeld, het is met professionals uit de bij Prima Pleegzorg betrokken instellingen vormgegeven en uitgevoerd. We willen graag alle begeleiders pleegzorg, gezinsvoogden, voogdijwerkers, gedragswetenschappers, teamleiders, managers en stafmedewerkers van Rubicon Jeugdzorg, XONAR, Wiliam Schrikker Pleegzorg en Bureau Jeugdzorg Limburg, die hebben deelgenomen aan de focusgroepbijeenkomsten, het vragenlijstonderzoek en de resultaatbesprekingen, bedanken voor hun inzet, kritische blik en bereidwilligheid om hun kennis en ervaring met ons te delen. Verder bedanken we alle ouders en pleegouders die voor dit onderzoek een enquête hebben ingevuld voor hun medewerking. Tot slot gaat onze bijzondere dank uit naar het onderzoeksteam; Arno Derikx, Patty Hofman, Laurie Honig, Riet Portengen, Gerdien Roovers en John Reijnders, onder wiens regie we het onderzoek hebben vormgegeven.
De auteurs, Nijmegen, Horn, januari 2013
Hoofdstuk 1 1.1
Prima Pleegzorg in onderzoek
Prima Pleegzorg
De Limburgse pleegzorg vernieuwt zich. Onder de naam ‘Prima Pleegzorg’ is in 2009 een vernieuwingsproject gestart om de pleegzorg verder vorm te geven in de richting van een integrale, intersectorale, interculturele en innovatieve pleegzorg (4 x i). Het project maakt deel uit van de ‘Vernieuwingsagenda’ jeugdzorg Limburg van de Provincie Limburg en loopt tot 2012, het jaar waarin Prima Pleegzorg in het systeem van de jeugdzorg‐ en pleegzorg verankerd dient te zijn. De innovatie vindt plaats vanuit Rubicon Jeugdzorg en XONAR (de twee Limburgse organisaties die pleegzorg aanbieden), William Schrikker Pleegzorg en Bureau Jeugdzorg. Binnen deze instellingen zijn ontwikkelgroepen en casuïstiekteams opgezet en is een intern ontwikkelaar voor het project aangesteld. Tevens is er een interne onderzoeker benoemd. Overige participanten in Prima Pleegzorg zijn de Nederlandse Vereniging voor Pleeggezinnen, de Pleegouderraden van XONAR en Rubicon Jeugdzorg, William Schrikker Pleegzorg, de Stichting Jeugd Zorgvragers Limburg, het Advies‐ en Klachtenbureau Jeugdzorg, de Stichting meer Kleur en Kwaliteit en het Provinciaal Platform Minderheden. Service.jz neemt deel en zorgt voor ondersteuning in de uitvoering van het traject. De projectcoördinatie is handen van adviesbureau TOPIC. Box 1 geeft een chronologisch overzicht van de ontwikkeling van Prima Pleegzorg.
Box 1 Prima Pleegzorg: de ontstaansgeschiedenis in vogelvlucht 1
Eind 2005 stuurt de staatssecretaris van VWS de 'Pleegzorgbrief' aan de Tweede Kamer . In deze brief stonden drie uitgangspunten die aan pleegzorg ten grondslag moeten liggen: 1. Jeugdigen moeten zo snel mogelijk duidelijkheid hebben over hun toekomstige situatie. 2. Veiligheid en stabiliteit van de jeugdige gaat voor alles. 3. Pleegzorg is een vrijwillige en onbetaalde vorm van jeugdzorg, een goede professionele begeleiding en ondersteuning van pleegouders is een vereiste. In maart 2007 organiseert de provincie Limburg een Toekomstconferentie voor de Pleegzorg Limburg. Onder het motto ‘Pleegzorg 2011, zeg het zelf!’ krijgen pleegouders, professionals in de jeugd- en pleegzorg en een aantal andere participanten de kans om hun ideeën en wensen in te brengen. De resultaten van deze conferentie worden verwerkt in een visiedocument voor Pleegzorg Limburg dat in 2007 verschijnt (Portengen, 2007). In dit visiedocument worden aanbevelingen gedaan voor ontwikkeling, innovatie en beleid ten aanzien van de pleegzorg in Limburg. Er worden zeven speerpunten genoemd: 1. Pleegzorg Limburg; één gezicht, waarin de afstemming tussen de verschillende zorgaanbieders en Bureau Jeugdzorg centraal staat 2. Ouders en jeugdigen in de pleegzorg, waar de participatie van ouders en jeugdigen in alle aspecten van pleegzorg uitdrukkelijk aandacht krijgt 3. Werken vanuit sociale netwerkstrategieën, waarin professionals en pleegouders samenwerken met de familie en het sociale netwerk van ouders, jeugdigen en pleegouders 1
Nieuwe ontwikkelingen pleegzorg. Brief aan de Tweede Kamer, 23-12-2005, Staatssecretaris Ross - van Dorp.
7
4. 5. 6. 7.
Vraaggerichte pleegzorg, waarin de pleegzorg zicht richt op de vragen van ouders en jeugdigen die op pleegzorg zijn aangewezen en aansluit bij de behoefte aan begeleiding van pleegouders Kleurrijke pleegzorg, waar allochtone gezinnen meer kans krijgen om pleeggezin te worden en Nederlandse pleegouders die een jeugdige van allochtone ouders opvangen beter toegerust worden Leren en ontwikkelen in de pleegzorg, waar leren en ontwikkelen bewust georganiseerd wordt met de introductie van nieuwe manieren van leren Afstemming in de pleegzorg, waar de afstemming op verschillende niveaus nog eens op een rijtje wordt gezet.
In 2008 gaan verschillende Communities of Practice (CoP’s) aan de slag om het visiedocument inhoud en betekenis te geven in een innovatieplan. In deze CoP's nemen vertegenwoordigers van allerlei betrokkenen deel (pleegouders, ouders, professionals in jeugd- en pleegzorg). Zij verbinden de verschillende perspectieven en ontwerpen gezamenlijk een innovatieplan: Prima Pleegzorg 4 x i: Innovatieplan Pleegzorg Provincie Limburg 2009 – 2012 (Portengen, 2008). 4 x i Verwijst naar de vier sleutelbegrippen die leidend zijn in het innovatieplan; integraal, intersectoraal, intercultureel en innovatief. In het innovatieplan worden 8 ontwikkellijnen genoemd, die een vervolg zijn van de zeven speerpunten die in het visiedocument Prima Pleegzorg worden genoemd. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Vraaggerichte pleegzorg Respectvol samenwerken Sociale Netwerkstrategieën Netwerkpleegzorg Ouders en jeugdigen in de pleegzorg Kleurrijke pleegzorg Pleegzorg Limburg: één gezicht Leren en ontwikkelen in de pleegzorg
In 2009 start het innovatietraject Prima Pleegzorg 2009-2012, met verschillende ambities: 1. Continuïteit voor de jeugdige. 2. Continuïteit in de hulpverlening (nieuwe hulpverlener conformeert zich aan het eerdere gezamenlijk gemaakte plan van aanpak). 3. Pleegzorg op maat (niet te veel en niet te weinig hulp voor ouders, jeugdigen en pleegouders). 4. Vraaggericht werken vanuit de dialoog (dialoog tussen ouders, pleegouders, hun context en professionals, vullen elkaar aan waar nodig). 5. Eén kind, één gezin, één familie, één plan, één verantwoordelijke. 6. Meerdere organisaties, één plan (samenwerking organisaties vanuit één visie, gezamenlijk een plan voor pleegzorg maken). 7. Intersectorale samenwerking op alle niveaus (samenwerking tussen organisaties, oog voor verschillende normen en waarden tussen organisaties, ouders en pleegouders). In het innovatieplan wordt aangegeven dat nieuwe CoP's worden georganiseerd om de acht ontwikkellijnen inhoud en betekenis te geven voor praktijk, organisatie en beleid. Zij zullen tussen 2010 – 2012 in totaal 10 keer bij elkaar komen. Einddoel van het innovatieplan is dat in 2012 alle pleegzorgwerkers werken vanuit Prima Pleegzorg en dat de werkwijze bekend is bij andere hulpverleners in de jeugdzorg.
8
1.2
Onderzoek
Praktikon is door Service.jz gevraagd om samen met de interne onderzoeker van Prima Pleegzorg onderzoek te doen naar de werking van Prima Pleegzorg. Praktikon is een organisatie voor onderzoek en ontwikkeling in de jeugdzorg en is verbonden aan de Radboud Universiteit in Nijmegen. In het voorliggende rapport presenteren we de resultaten van het onderzoek dat is gehouden in de periode juli 2011 – september 2012. Doel van het onderzoek is inzicht krijgen in de verwachte en feitelijke werking van Prima Pleegzorg, oftewel in de werking van Prima Pleegzorg in theorie en Prima Pleegzorg in praktijk. De focus ligt daarbij op de (verwachte) effecten voor het kind binnen de context van het gezin en pleeggezin. De acht ontwikkellijnen van Prima Pleegzorg (zie Box 1) vormen hiervoor het kader. Omdat de ontwikkeling en implementatie van Prima Pleegzorg plaatsvindt binnen een omvangrijk (provinciaal), complex (verschillende ontwikkellijnen, meerdere organisaties en actoren op diverse niveaus) en dynamisch (vernieuwing: dus continue beweging/verandering, parallelle processen en ongelijke snelheden) systeem, is gekozen voor een systeemanalyse en een systeemdoorlichting als onderzoeksmethoden. De systeemanalyse is gebruikt om de verwachte werking van Prima Pleegzorg (in theorie) vast te stellen. Een systeemanalyse is een methodiek die kan worden ingezet als onderdeel van ontwerp- of besluitvormingsprocessen en heeft als doel om in kaart te brengen hoe een reeds bestaand systeem naar verwachting functioneert. Met een systeemanalyse is een adequate beschrijving te geven van de primaire functies van het systeem, de belangrijkste elementen en hun onderlinge relaties. De resultaten worden doorgaans grafisch weergegeven in een zogenaamd ‘schematic’. De systeemanalyse is gedaan aan de hand van de volgende onderzoeksvragen: 1. 2. 3. 4.
Wat is de aanleiding voor Prima Pleegzorg? Wat wordt precies verstaan onder iedere ontwikkellijn? Wat zijn de beoogde doelstellingen? Hoe draagt het bereiken van doelstellingen bij aan het tot stand komen van welke effecten bij welke actoren? 5. Op welke wijze zijn de acht ontwikkellijnen van Prima Pleegzorg georganiseerd? a. Hoe zijn de werkprocessen georganiseerd? b. Welke instrumenten, mensen en middelen worden ingezet? 6. Op welke wijze en in welke mate dragen de ontwikkellijnen via de gekozen organisatievorm afzonderlijk/gezamenlijk bij aan het bereiken van de beoogde doelstellingen? 7. Op welke (theoretische en praktische) inzichten is de verwachte werking gebaseerd? De systeemdoorlichting hebben we benut om inzicht te krijgen in de feitelijke werking van Prima Pleegzorg (in praktijk). Een systeemdoorlichting is een vorm van evaluatieonderzoek. Doel van de systeemdoorlichting is om inzicht te krijgen in de effectiviteit en doelmatigheid van een bestaand systeem. Dat kan, zoals in het geval van Prima Pleegzorg, een hulpverleningssysteem zijn, maar ook een IT-systeem of een besluitvormingssysteem. De resultaten dienen doorgaans als basis om voorstellen te formuleren voor een verbeterde inrichting van het systeem en om nieuwe ontwikkelrichtingen uit te werken. Voor de systeemdoorlichting zijn de volgende onderzoeksvragen leidend geweest:
9
8. 9. 10. 11.
In hoeverre worden de beoogde effecten bereikt? In hoeverre worden de beoogde doelstellingen bereikt? In hoeverre is de beoogde organisatievorm gerealiseerd? Welke andere effecten kunnen worden waargenomen?
Voor de systeemanalyse en systeemdoorlichting is gebruik gemaakt van de aanwezige kennis en ervaringen van professionals binnen Prima Pleegzorg. Zo zijn focusgroepsbijeenkomsten gehouden om samen met begeleiders pleegzorg, gezinsvoogden en voogdijwerkers, en gedragswetenschappers de verwachte werking van Prima Pleegzorg vast te stellen en werden workshops met hen georganiseerd om de onderzoeksresultaten te duiden.2 Ook zijn ouders en pleegouders als belangrijke informanten geraadpleegd3. Voor de gegevensverzameling zijn bestaande bronnen en documenten geraadpleegd en werden meetinstrumenten ingezet die ten behoeve van het onderzoek zijn ontwikkeld, zoals vragenlijsten. De onderzoeksvragen waren leidend voor de systeemanalyse en de systeemdoorlichting; zij komen niet meer expliciet aan de orde, maar vormen wel de rode draad van het rapport. Bij de uitvoering van het onderzoek is nauw samengewerkt met functionarissen in en rond Prima Pleegzorg4. Er is een onderzoeksteam samengesteld van inhoudelijke en beheersmatige verantwoordelijken (managers van de betrokken instellingen (BJZ, Rubicon Jeugdzorg en XONAR) en vertegenwoordigers vanuit TOPIC en Service.jz), de interne ontwikkelaar en de interne onderzoeker van het innovatieproject Prima Pleegzorg en de onderzoekers van Praktikon. Het onderzoeksteam heeft gezorgd voor een inhoudelijke en organisatorische afbakening en bewaking van de uitvoer van het onderzoeksproject en bijgedragen aan de samenhang tussen het innovatieproject Prima Pleegzorg en het onderzoek.
1.3
Opzet rapport
In hoofdstuk 2 en 3 beschrijven we de onderzoekresultaten. Allereerst geven we een beeld van de verwachte werking: Prima Pleegzorg in theorie (hoofdstuk 2). Daarna gaan we in op de feitelijke werking: Prima Pleegzorg in praktijk (hoofdstuk 3). De gestelde onderzoeksvragen vormen hierbij de ‘onzichtbare’ onderlegger. In hoofdstuk 4 worden de belangrijkste conclusies van het onderzoek besproken en gaan we in op de toekomst: Prima Pleegzorg in perspectief.
2
Doel van een focusgroep is om door groepsinterviews vanuit individuele opvattingen en ervaringen van deelnemers gerichte informatie te verzamelen over het onderwerp van onderzoek (Powell & Single, 1996). De interviews zijn gebaseerd op een expliciet interviewschema dat door de onderzoekers wordt opgesteld. In een focusgroep kan in een relatief korte tijd specifieke informatie worden verzameld die gebaseerd is op individuele kennis uit de praktijk. Het idee achter de methode is dat individuele opvattingen en ideeën van praktijkwerkers beter aan het licht komen door interactie met andere praktijkwerkers en dat er een helder inzicht wordt gekregen in de mate van overeenstemming tussen deze praktijkwerkers (Morgan & Kreuger, 1993). Een voordeel van een focusgroep is dat deze kan worden gecombineerd met andere methoden en technieken (Morgan, 1988), zoals metaforen en brainstormtechnieken. In de workshops met het projectteam worden dergelijke methoden en technieken ingezet. 3 In aanloop naar het voorliggende onderzoek hebben er in het kader van de ontwikkellijn Ouders en Jeugdigen in de Pleegzorg interviews plaatsgevonden met een steekproef van ouders, pleegouders, oud-pleegkinderen en pleegkinderen vanaf 12 jaar over hun ervaringen met en ideeën over participatie op zowel casusniveau als het niveau van beleid en organisatie. De resultaten van deze interviews zijn meegenomen in de uitwerking van het huidige onderzoek en hebben er onder andere toe doen besluiten pleegkinderen voor dit onderzoek niet opnieuw zelf te bevragen. 4 Dit is conform de principes van praktijkgestuurd effectonderzoek (Van Yperen & Veerman, 2008).
10
Hoofdstuk 2 2.1
Prima Pleegzorg in theorie
Inleiding
In dit hoofdstuk beschrijven we de intenties van Prima Pleegzorg: hoe ziet Prima Pleegzorg er in theorie uit? We starten bij de beoogde inhoud van Prima Pleegzorg (paragraaf 2.3) en geven daarbij achtereenvolgens een schets van de aanleiding voor Prima Pleegzorg (2.3.1), het theoretisch kader (2.3.2), de vijf ankers (2.3.3), de acht ontwikkellijnen (2.3.4) en de beoogde effecten en doelstellingen (2.3.5). Daarna beschrijven we de randvoorwaarden die binnen Prima Pleegzorg nodig worden geacht (paragraaf 2.4), zowel op het niveau van het cliëntsysteem en hulpverlener (2.4.1) als op team -en organisatieniveau (2.4.2). Vervolgens gaan we in op de organisatie rondom Prima Pleegzorg (paragraaf 2.5), en meer specifiek op de structuur (2.5.1) en procedures en instrumenten (2.5.2). Tot slot laten we zien hoe de intenties van Prima Pleegzorg er uitzien op het meest concrete niveau, dat van het primaire proces (paragraaf 2.6).
! De ontwikkeling naar Prima Pleegzorg in theorie is onderaan de pagina’s belicht met onderwerpen die besproken zijn binnen de Communities of Practice (CoP’s) en acties die zijn ondernomen
2.2
Methoden
De informatie voor de beschrijving is verkregen middels documentenanalyse en literatuurstudie (zie referenties in de tekst van dit hoofdstuk), twee focusgroepen en een digitaal interview. 5 In de eerste focusgroep ging het om het vaststellen van de beoogde inhoud (effecten en doelstellingen). De tweede focusgroep was gericht op het achterhalen van de noodzakelijk geachte condities (randvoorwaarden) om de beoogde inhoud te realiseren. Aan de focusgroepen hebben professionals (begeleiders pleegzorg, gezinsvoogden en voogdijwerkers, gedragswetenschappers en managers) van de betrokken instellingen (BJZ, Rubicon Jeugdzorg, XONAR, William Schrikker Pleegzorg, TOPIC en Service.jz) deelgenomen. De eerste focusgroep is bezocht door 27 professionals, de tweede door 20. De focusgroepen zijn voorbereid door de onderzoekers van Praktikon en de interne onderzoeker van Prima Pleegzorg. Voorafgaande een focusgroep hebben de deelnemers een huiswerkopdracht gemaakt die door de onderzoekers is geanalyseerd en meegenomen in de De centrale vraag bij vraaggerichte pleegzorg is: Wat heeft de jeugdige nodig om op te groeien en zich te ontwikkelen, op een plek waar zijn veiligheid gewaarborgd wordt, waar het verbonden mag zijn met ieder die in zijn leven een belangrijke rol speelt en met het vertrouwen dat hij om al die mensen mag geven, zij om hem geven en hem continuïteit bieden? Wat vragen ouders, familie en sociaal netwerk om dit te realiseren? Wat vragen pleegouders om dit samen met ouders, familie en sociaal netwerk voor dit kind te realiseren? Wat vragen pleegzorgwerkers en andere professionals om dit te faciliteren? In de CoP’s is besproken dat alle partijen (ouders, pleegouders, professionals) verschillende perspectieven hebben op het belang van het kind en dat professionals deze perspectieven in kaart moeten brengen en verbinden, door middel van het gebruik van dialogen. De intern ontwikkelaars Prima Pleegzorg van Bureau Jeugdzorg en de Pleegzorgaanbieders proberen het voortraject van BJZ en de Pleegzorgaanbieders op elkaar af te stemmen. Aan de hand van het bespreken van casussen is een raamwerk gemaakt voor methodisch handelen (theorie, technieken en vaardigheden). Voorts is gesproken over aanpassingen in werving, selectie, voorbereiding en begeleiding van pleegouders.
11
focusgroepsbijeenkomst. Zo is de deelnemers ter voorbereiding op de eerste focusgroep, gevraagd naar de aanleiding voor Prima Pleegzorg, verzocht een selectie te maken van de belangrijkste vier ontwikkellijnen en bij elk van deze vier lijnen een typerend beeld te zoeken. In de focusgroepsbijeenkomst is de geanalyseerde informatie vervolgens gebruikt om interactief (in groepjes en daarna centraal) op zoek te gaan naar de beoogde effecten, specifieke doelstellingen en belangrijke randvoorwaarden.6 Voor het digitaal interview is in augustus 2012 eerst een concepttekst opgesteld met een ideaaltypische beschrijving van de organisatie rondom Prima Pleegzorg en het primaire proces. Deze beschrijving is van binnenuit opgetekend, er is gebruik gemaakt van de aanwezige kennis en ervaringen binnen Prima Pleegzorg. Aan de managers van de betrokken instellingen en enkele inhoudelijke deskundigen binnen Prima Pleegzorg is deze concepttekst voorgelegd met de opmerking dat de tekst een weergave is van hoe Prima Pleegzorg er in 2013 uit kan zien. Vervolgens is hen gevraagd aan te geven in hoeverre de beschrijving een ideaalbeeld geeft van Prima Pleegzorg en welke eventuele aanpassingen er in de tekst gemaakt moeten worden, om tot een ideaalbeeld te komen. De concepttekst is op basis van de reacties van de geïnterviewden bijgesteld. In de onderstaande beschrijving van Prima Pleegzorg in theorie zijn de resultaten uit de documentenanalyse, literatuurstudie, focusgroepen en digitaal interview geïntegreerd.
2.3 2.3.1
Prima Pleegzorg: beoogde inhoud Aanleiding
De ontstaansgeschiedenis van Prima Pleegzorg is divers (zie Figuur 2.1). De belangrijkste reden voor de start van Prima Pleegzorg is dat er te weinig samenwerking bestaat tussen ouders/netwerk en pleegzorg. Deze aanleiding is door 23 van de 27 professionals uit de focusgroepen genoemd. Kijken we naar Figuur 2.1 dan zien we, met de klok mee, dat andere belangrijke redenen te maken hebben met de rol van het netwerk (‘de kansrijke rol van het sociale netwerk wordt te weinig benut’), bestandspleeggezinnen (‘er wordt te snel gezocht naar een bestandpleeggezin in plaats van naar een netwerkgezin’) die beide door 20 professionals zijn genoemd, en het teveel aan overplaatsingen (‘er zijn teveel overplaatsingen ten gevolge van hulpverleningsprocessen’) en empowerment ouders (‘er wordt te weinig aandacht besteed aan de empowerment van ouders’) die beide 19 keer als reden zijn genoemd. Van Prima Pleegzorg wordt verwacht dat het een positieve invloed zal hebben op deze Het werken vanuit sociale netwerkstrategieën richt zich op het creëren van continuïteit door een grote cirkel rond het kind te formeren met wie het zich verbonden voelt; niet alleen tijdens de plaatsing, maar juist ook na een plaatsing in een pleeggezin en na zijn 18e jaar. Professionals onderzoeken de krachten en de mogelijkheden binnen de familie en het sociaal netwerk. Vervolgens maken ouders en kind, samen met mensen die voor hen belangrijk zijn, een plan voor de toekomst, waarin zij afspreken hoe zij dat plan uitvoeren en aangeven welke professionals zij daar bij nodig hebben. De voortgang van het plan wordt bewaakt door een actieteam, dat bestaat uit ouders, kind, pleegouders, één of twee vertegenwoordigers van de familie of het sociale netwerk en de professionals die actief zijn in het gezin. Netwerkpleegzorg is een belangrijk facet van sociale netwerkstrategieën. Om vanuit sociale netwerkstrategieën te kunnen werken is een intersectorale aanpak nodig. Bureau Jeugdzorg en pleegzorg moeten vanaf dag één samenwerken met mensen die belangrijk zijn voor het kind en de ouders. In de CoP's is een raamwerk voor methodisch handelen besproken: theorie, technieken en vaardigheden. Ook is besproken dat de kaders (piketpaaltjes) waarbinnen het sociale netwerk een plan kan maken voor de jeugdige, worden vastgesteld door BJZ. In mei 2010, maart 2011 en mei/juni 2012 zijn medewerkers getraind in Sociale Netwerkstrategieën. Aan de hand van casussen en eigen ervaringen is in de CoP's en de trainingen gewerkt aan het zich eigen maken van de sociale netwerkstrategieën.
12
‘knelpunten’. Prima Pleegzorg sluit daarmee aan bij actuele thema's binnen de pleegzorg en de jeugdzorg (zie bijv. De Baat & Bartelink, 2012).
samenwerking netwerk 5 wachtlijsten rol netwerk 7 9 hulpverlening pleegouders bestandspleeggezinnen 11 13 15 vervolg Trillium teveel overplaatsingen 17 19 21 bezuinigingen ambulant empowerment ouders 23 maatschappelijke ontwikkelingen aanbodgericht werken
complexiteit problemen kinderen lage uitstroom
afstemmingsproblemen rol ouders Bjz/pleegzorg afstemming hulpverleners
Figuur 2.1 Aanleidingen voor Prima Pleegzorg volgens professionals van betrokken instellingen (n=27) Noot. De cijfers in het midden (5 tot en met 23), verwijzen naar het aantal respondenten dat de betreffende aanleiding heeft genoemd. Samenwerking netwerk: er was te weinig samenwerking tussen ouders/netwerk en pleegzorg Rol netwerk: de kansrijke rol van het sociale netwerk werd te weinig benut. Bestandpleeggezinnen: er werd te snel gezocht naar een bestandspleeggezin in plaats van een netwerkpleeggezin Teveel overplaatsingen: er waren teveel overplaatsingen ten gevolge van hulpverleningsprocessen. Empowerment ouders: er werd te weinig aandacht besteed aan de empowerment van ouders. Complexiteit problemen kinderen: kinderen met ernstige en complexe problemen waren moeilijk te plaatsen. Lage uitstroom: te weinig kinderen stroomden weer terug naar huis. Rol ouders: binnen de pleegzorg was te weinig aandacht voor de rol van ouders. Afstemming hulpverleners: er was te weinig afstemming tussen hulpverleners Afstemmingsproblemen BJZ/pleegzorg: er waren afstemmingsproblemen tussen BJZ en pleegzorgaanbieder(s) Aanbodgericht werken: er werd teveel aanbodgericht gewerkt in plaats van vraaggericht. Maatschappelijke ontwikkelingen: de aansluiting van de pleegzorg bij de maatschappelijke ontwikkelingen was niet optimaal. Bezuinigingen ambulant: bezuinigingen vroegen om meer ambulante inzet vanuit toegenomen verantwoordelijkheid Vervolg Trillium: Prima Pleegzorg is een vervolg op het project Trillium. Hulpverlening pleegouders: er was te weinig hulpverlening op maat voor pleegouders. Wachtlijsten: er waren te lange wachtlijsten voor pleegzorg.
7
Plaatsing binnen het eigen sociale of familiaire netwerk betekent dat het kind in zijn eigen omgeving kan blijven; bij familie en/of zijn vriendjes, clubs en school. De praktijk van netwerkpleegzorg is dat dit vooral kinderen betreft die al in een netwerkgezin wonen als zij aangemeld worden bij de zorgaanbieders. De mogelijkheid om actief te zoeken naar een pleeggezin binnen de familie en het sociale netwerk wordt binnen de pleegzorg nog onvoldoende benut. Het werken vanuit sociale netwerkstrategieën kan veel plaatsingen opleveren binnen de familie of het sociale netwerk; deze ontwikkellijnen hangen dan ook nauw met elkaar samen. Binnen de jeugdzorg en pleegzorg leeft soms nog het idee dat netwerkpleeggezinnen minder goed zijn; omdat zij niet zijn voorbereid en opgeleid zoals de bestandspleeggezinnen. Dit heeft vaak te maken met normen en waarden. Bestandspleeggezinnen zijn vaak witte middenklasse gezinnen en dat heeft veel te maken met de werving, voorbereiding en selectie. Dit hangt samen met de ontwikkellijn kleurrijke pleegzorg. In de CoP's zijn aan de hand van casuïstiek succesfactoren, dilemma's en aandachtspunten uitgewerkt. Er is gezocht naar aansluiting bij het interne traject van BJZ om meer aandacht te besteden aan de voorfase van pleegzorg en hierin te zoeken naar samenwerking. Ook is gesproken over de belangrijke rol van Sociale Netwerkstrategieën. En is verbinding gezocht met werving, selectie en voorbereiding van pleegouders. Ook is gesproken over de startmodule Netwerkpleegzorg en het verder invullen van een raamwerk voor methodisch handelen: theorie, technieken en vaardigheden.
13
2.3.2
Theoretisch kader
Prima Pleegzorg heeft een systeemgerichte, contextuele en oplossingsgerichte benadering die elders als volgt is verwoord (Damen, Van den Elsen, Pijnenburg, 2009). Een systeemgerichte benadering gaat er van uit dat een individu leeft binnen meerdere (sub)systemen (zoals gezin, school of) die ieder hun eigen functie hebben. Het gedrag van een individu wordt onder andere bepaald door de functies van het systeem en zijn relatie met andere individuen (zie Kievit, Tak en Bosch, 2002).8 Een gezin kan worden gezien als een systeem waarin individuen intensief onder één dak met elkaar samenleven en gezamenlijk in hun verzorging en onderhoud voorzien. Het gezin kent verschillende functies, waaronder bescherming (het bieden van een plek van warmte, vertrouwen en veiligheid) en opvoeding (het bieden van een plek waarin er overdracht is van ouders naar kinderen). De individuele ontwikkeling van de gezinsleden en van het gezin als geheel worden mede bepaald door de wijze waarop vorm en inhoud wordt gegeven aan de twee genoemde functies. De richting en ontwikkeling van gezinsleden wordt bepaald door de taken (draaglast) en de vaardigheden (draagkracht) die binnen het gezin worden ingezet. Als er voldoende vaardigheden zijn en als deze worden ingezet dan zal het gezin en de afzonderlijke gezinsleden makkelijker aan de gestelde taken kunnen voldoen. Zijn de draagkracht en draaglast met elkaar in overeenstemming dan wordt gesproken van een balans in het gezin (Bakker & Bakker, 1997; Slot & Spanjaard, 1996). In deze evenwichtige situatie kunnen de individuele gezinsleden zich optimaal ontwikkelen. De balans in het gezin kan door verschillende factoren positief of negatief worden beïnvloed. Het kan dan gaan om kenmerken van individuele gezinsleden (zoals problemen, intelligentie of zelfbeeld), van het gezin als geheel (zoals affectiviteit binnen het gezin, inkomen en status), van de nabije sociale context van het gezin (zoals aanwezigheid van en binding met vrienden, familie en buurt, sociale voorzieningen) en van de maatschappij (zoals werkgelegenheid en sociaal klimaat). Een bijzondere factor voor de balans is de invloed van voorafgaande generaties op het functioneren van het gezin. Vanuit de contextuele benadering neemt ieder individu zijn onmisbare existentiële plek in binnen het grotere geheel van de familiecontext. In een dynamiek van geven en nemen zoekt deze familiecontext naar evenwicht. Het geven en ontvangen van erkenning is daarbij een belangrijke sleutel. Binnen de contextuele benadering is het begrip ‘loyaliteit’ daarbij essentieel. Dit begrip kan onderscheiden worden in existentiële en verworven loyaliteit (Boszormenyi-Nagy & Krasner, 1986; Boszormenyi-Nagy & Spark, 1984) . De onvoorwaardelijke verbondenheid tussen ouders en kinderen wordt existentiële of zijnsloyaliteit genoemd. Verworven loyaliteit komt voort uit de zorg voor het kind, het geven van liefde en aandacht en het bieden van een veilige plaats waar het kind zich kan ontplooien. Verworven loyaliteit is niet uniek voor de ouder-kindrelatie; hij kan ook ontstaan tussen een kind en pleegouders. Gedragsproblemen van kinderen kunnen zijn oorsprong hebben in loyaliteitsproblemen. Men spreekt dan van negatieve of verborgen loyaliteit. Die ontstaat als een kind negatief gedrag vertoont uit loyaliteit. Bijvoorbeeld om ervoor te zorgen dat ouders minder aandacht besteden aan hun relatieproblemen. Verborgen loyaliteit kan een rol spelen Respectvol samenwerken raakt alle andere ontwikkellijnen. Het betreft hier bejegening van ouders, pleegouders, jeugdigen en professionals. Het betreft hier ook de positie van pleegouders; pleegouders voelen zich veelal niet gehoord door organisaties. In de CoP's is besproken dat er onduidelijkheid is over positie en verantwoordelijkheden van ouders en pleegouders en professionals. Bij beide partijen overheerst angst en wantrouwen. Ook overheerst het gevoel dat binnen de samenwerking protocollen en procedures centraal staan in plaats van het kind. In de CoP's is gewerkt aan Respectvol omgaan met ouders/pleegouders, de dialoog aangaan en werken vanuit vertrouwen.
14
wanneer een kind openlijk zijn eigen ouders hekelt, terwijl in het gedrag loyaliteit zichtbaar is. Kinderen kunnen in een loyaliteitsconflict komen als ze het gevoel hebben te moeten kiezen tussen de ouders. Dit komt nog wel eens voor in echtscheidingssituaties (Bolt, 2006).9 Als factoren de balans tussen draagkracht en draaglast positief beïnvloeden wordt gesproken van beschermende of protectieve factoren. Is de invloed van deze factoren negatief, dan worden deze stress- of risicofactoren genoemd. In de meeste gezinnen is er sprake van een goede balans tussen draaglast en draagkracht en is er voldoende veerkracht om verstoringen om deze balans op redelijk korte termijn op te vangen en te herstellen. Eventueel met tijdelijke hulp van familie of vrienden of met een lichte vorm van professionele hulp. Er zijn echter ook gezinnen waarbij het evenwicht zo is verstoord dat de veiligheid of ontwikkeling van individuele gezinsleden ernstig in gevaar is of dreigt te komen. Het komt echter ook voor dat (tijdelijk) een alternatieve leefsituatie voor de kinderen uit het gezin nodig is en dat er gezocht moet worden naar een pleeggezin. Prima Pleegzorg probeert vanuit de (tijdelijk) alternatieve leefsituatie van een pleeggezin de balans voor kind en gezin te herstellen en daarmee een doorgaande ontwikkeling te waarborgen. Dit gebeurt via oplossingsgericht werken en het versterken van de krachten binnen het sociale en familiale netwerk van het gezin en pleeggezin wordt, eventueel in combinatie met ambulante opvoedondersteuning (Portengen, 2012). Daarbij wordt al vanaf het moment voorafgaande aan een plaatsing gezocht naar verbindingen tussen het kind, (pleeg)ouder(s), families en sociale netwerken. 2.3.3
Vijf ankers
Prima Pleegzorg is gebaseerd op vijf ankers (Portengen, 2009). Algemeen uitgangspunt is, dat als het voor een jeugdige niet mogelijk is om bij de eigen ouders te kunnen wonen, hulp in een pleeggezin verkozen wordt boven een opname in een residentiële voorziening. Bij de professionele begeleiding van de pleegzorgplaatsing staat de ontwikkeling van de jeugdige in zijn context centraal. De verbinding met de voor hem/haar belangrijke mensen (ouders, pleegouders, familie en sociaal netwerk) is voor een goede ontwikkeling essentieel. Het is daarom belangrijk dat zowel de jeugdige zelf, als zijn omgeving (ouders, pleegouders, familie en sociaal netwerk) participeren in de pleegzorg Voor het samenwerken met ouders en jeugdigen in pleegzorg zijn een aantal uitgangspunten geformuleerd in het innovatieplan. 1) Pleegzorg op maat geldt ook voor jeugdigen. Het gaat daarbij vooral om een goede aansluiting bij de jongeren in het contact met professionals. 2) Pleegouders zijn aanvullend op ouders in de opvoeding; ouders blijven meedoen aan de opvoeding voor de onderdelen die zij zelf kunnen doen. 3) Ouders en pleegouders maken een gezamenlijke start, zij maken wederzijds kennis met belangrijke personen in het netwerk. 4) Ouders en pleegouders maken een gezamenlijk plan hoe zij met elkaar werken aan een terugkeer naar huis of aan het grootbrengen van het kind in het pleeggezin. Familie en sociaal netwerk maken onderdeel uit van dit plan en kunnen hierin ondersteunend zijn. Dit hangt samen met de ontwikkellijn Sociale Netwerkstrategieën. Ook continuïteit, zo weinig mogelijk onderbrekingen in de hulpverlening, en niet meer hulpverleners dan nodig rond het kind behoren tot deze ontwikkellijn. Deze laatste twee punten hangen samen met de ontwikkellijn vraaggerichte pleegzorg. Daarnaast is het belangrijk om aandacht te besteden aan de stem van ouders en jongeren in de pleegzorg, deze ontbreekt in beleid en organisatie. Deze verbinding moet er wel komen. In deze CoP's is gesproken over hoe ouders en jeugdigen te laten participeren binnen Prima Pleegzorg en wat zij vinden belangrijk binnen Pleegzorg. Daarvoor zijn interviews afgenomen bij ouders en jeugdigen. Ouders willen goed geïnformeerd worden, betrokken en serieus genomen. Verder is in de CoP's gesproken over participatie van ouders en jeugdigen in de voorbereiding, tijdens en na plaatsing. En er is gesproken over hoe ouders, pleegouders en hulpverleners beter kunnen samenwerken aan de hand van een samenwerkingsmodel. Dit hangt sterk samen met de ontwikkellijnen Sociale Netwerkstrategieën en Vraaggerichte pleegzorg. Eind 2010 is een onderzoek uitgevoerd door studenten van de Hogeschool Zuid, naar de samenwerking en participatie in de pleegzorg van ouders en jongeren. Ook heeft casuïstiek centraal gestaan. Voort is besproken dat pleegzorgwerkers veel moeten leren over oplossingsgericht werken, systeemgericht werken, sociale netwerkstrategieën en ambulante opvoedingsondersteuning. Dit hangt samen met de ontwikkellijn Leren en Ontwikkelen in de Pleegzorg.
15
(anker 1: Participatie).10 Op alle niveaus (uitvoering, organisatie en beleid) moet hun stem meetellen. De ontwikkeling van de jeugdige is bovendien gebaat bij continuïteit (anker 2: Continuïteit). Dus liever geen wisselingen van pleegzorgplaatsingen en zorgen voor een stabiele woonomgeving met nauwe relaties met ouders en pleegouders, familie en sociaal netwerk. De professionele ondersteuning van pleegouders moet optimaal zijn om deze continuïteit te waarborgen. Het pleegouderschap verdient een bijzondere, stevige en gelijkwaardige positie. Pleegouders zijn participant, vrijwilliger en uitvoerder van de zorg (anker 3: Pleegouderschap). Bij de professionalisering van de pleegzorg dienen professionals zich in een dialoog leren te verhouden tot de vragen die te herleiden zijn tot de vragen van het kind. Vraaggericht werken dient betekenis en inhoud te krijgen in de praktijk. Bij professionaliseren van pleegouders gaat het erom dat ze een balans kunnen vinden tussen het gewone, het kind een thuis bieden, en het bijzondere, een kind met een speciale vraag in het gezin opvangen (anker 4: Professionalisering). Pleegzorg moet zo georganiseerd worden dat de lijnen tussen pleegouders en professionals kort zijn en dat er directe communicatie mogelijk is. De zorgaanbieders en Bureau Jeugdzorg moeten eenzelfde visie op de pleegzorg hanteren en pleegzorg moet herkenbaar zijn voor alle ouders, jeugdigen, pleegouders en professionals (anker 5: Organisatie). 2.3.4
Acht ontwikkellijnen
Prima Pleegzorg kent acht ontwikkellijnen (Portengen, 2008). Prima Pleegzorg wil toe naar een vraaggerichte pleegzorg (ontwikkellijn 1), waarbij de behoeften, aanwezige competenties en activering van de jeugdige en zijn sociale omgeving (ouders, pleegouders, familie en netwerk) centraal staan en er op een respectvolle manier wordt samengewerkt (ontwikkellijn 2). Daarbij is er speciale aandacht voor de rol en positie van ouders en jeugdigen (ontwikkellijn 3). Om participatie van de sociale omgeving te versterken, vraaggerichte pleegzorg mogelijk te maken en de samenwerking tussen ouders, familie, sociaal netwerk en professionals te bevorderen, wordt gewerkt vanuit sociale netwerkstrategieën (ontwikkellijn 4). Dit vergroot niet alleen de kans op plaatsing binnen een netwerkpleeggezin, maar ook op een blijvende verbinding van de jeugdige met zijn ouders, familie en sociaal netwerk, ook als de jeugdige in een bestandspleeggezin opgroeit. Ook de ontwikkeling van kleurrijke pleegzorg heeft binnen Prima Pleegzorg bijzondere aandacht (ontwikkellijn 5). De groep allochtone ouders en jeugdigen in de jeugdzorg groeit. Belangrijk voor de pleegzorg is om aan te sluiten bij de oplossingen van families binnen de verschillende culturen en gemeenschappen. Dit vergroot de kans dat jeugdigen vaker in een pleeggezin binnen hun eigen familiale en culturele context geplaatst kunnen worden. Verder wordt gedacht aan het werven, selecteren en voorbereiden van allochtone bestandspleegouders, maar ook aan de ontwikkeling van specifieke informatie voor pleegouders die een kind met een andere culturele of religieuze Kleurrijke pleegzorg richt zich op vier verschillende aandachtspunten: diversiteit binnen organisaties, pleegzorg bekend maken bij allochtone groeperingen, meer pleegouders werven met verschillende culturele achtergronden en meer aansluiten bij de oplossingen van de familie en het sociale netwerk. Dit hangt samen met de ontwikkellijnen Netwerkpleegzorg en Vraaggerichte pleegzorg. In de CoP's is gesproken over het bekend maken van sociale netwerkstrategieën binnen allochtone gemeenschappen en over goede informatieverspreiding van pleegzorg bij allochtone instanties. Tijdens één van de bijeenkomsten is een spel uitgevoerd dat meer inzicht biedt in verschillende culturen. En hoe deze inzichten vertaald kunnen worden in de voorbereiding, werving en selectie van allochtone pleeggezinnen. Ook zijn ontmoetingen tussen allochtone en autochtone pleegouders gestimuleerd. Er zijn brochures over pleegzorg in het Turks en Arabisch gemaakt, er zijn voorlichtingen voor allochtone gezinnen over pleegzorg geweest en voorlichtingen voor pleegzorgmedewerkers over cultuurverschillen.
16
achtergrond opvangen.11 Prima Pleegzorg vraagt om een juiste afstemming in de pleegzorg (ontwikkellijn 6) op verschillende niveaus. Afstemming in de samenwerking rond een jeugdige binnen en tussen organisaties en in beleid zodat gecoördineerde actie gewaarborgd is. Prima Pleegzorg streeft er naar dat pleegzorg in de provincie Limburg één gezicht krijgt (ontwikkellijn 7): herkenbaar zijn en blijven is het credo. Dit vraagt onder meer om één visie op ouders, ouderschap en de betekenis voor kinderen hiervan. Ouders en pleegouders moeten weten waar ze aan toe zijn, ongeacht de zorgaanbieder of Bureau Jeugdzorg. Pleegouders vragen om één duidelijke visie en eenduidige uitgangspunten voor beleid, organisatie en praktijk. Ze vragen om duidelijke regels, korte lijnen en goede afstemming tussen organisaties. Pleegouders willen één loket gerealiseerd zien waar zij met al hun vragen terecht kunnen. Tot slot wil Prima Pleegzorg aansluiten bij de campagne ‘Op pad met een andere instelling’ van de provincie Limburg. Deze campagne richt zich op de realisatie van een jeugdzorg die qua cultuur, houding en uitstraling steeds een adequaat antwoord geeft op de snelle veranderingen in de samenleving en de steeds wisselende vragen van jeugdigen en hun ouders. De campagne moet leiden tot actieve, vasthoudende en krachtig opererende hulpverleners, die jeugdigen en hun ouders stimuleren zelf de regie (weer) in handen te nemen en naar oplossingen te zoeken. Binnen Prima Pleegzorg is er gerichte aandacht voor ontwikkelen en leren in de pleegzorg (ontwikkellijn 8) van pleegouders, professionals, teams, organisaties, maar ook van ouders, jeugdigen en hun omgeving. 2.3.5
Beoogde effecten en doelstellingen
Figuur 2.2 geeft een visuele weergave van de verwachte werking van Prima Pleegzorg. Het beeld is gebaseerd op informatie van de 27 professionals die aan de eerste focusgroep hebben deelgenomen. Per ontwikkellijn zijn de belangrijk geachte kernwoorden vermeld. In kleur is een onderscheid gemaakt tussen de kernwoorden (blauw) per ontwikkellijn, doelstellingen (zwart) en beoogde effecten (wit). Met verschil in grootte is variatie aangebracht in relatieve belangrijkheid. De beoogde inhoudelijke doelstellingen zijn rondom de gewenste effecten en ontwikkellijnen gepositioneerd; naarmate een doelstelling dichter bij het gewenste effect of een ontwikkellijn ligt, kan deze meer met het effect of de ontwikkellijn worden geassocieerd. De beelden per ontwikkellijn zijn door de deelnemers aan de focusgroep geselecteerd. De verbondenheid tussen de ontwikkellijnen is weergeven met lijnen. Het centrale doel van Prima Pleegzorg is (bijdragen aan) een doorgaande ontwikkeling van het kind (op zowel sociaal-emotioneel als cognitief gebied) (beoogd effect 1), in een stabiel en veilig netwerk binnen de context van het gezin en pleeggezin (beoogd effect 2). De regie over de manier waarop het beoogde doel wordt nagestreefd is (zoveel mogelijk) in handen van kind, ouders en netwerk. De ontwikkellijnen ‘Sociale Netwerkstrategieën’ en ‘Vraaggerichte pleegzorg’ gaan daarbij
Pleegouders missen een eenduidig beleid en regelgeving. De interpretatie van financiële, praktische en materiële ondersteuning en het inhoudelijk beleid verschilt per organisatie, team en individuele werker. De pleegzorg in Limburg is versnippert en daar hebben pleegouders, jeugdzorgwerkers en pleegzorgwerkers last van. Het is belangrijk dat er één visie op en één beleid komt voor pleegzorg waar iedereen zijn handelen op afstemt; Pleegzorg Limburg: één gezicht. Ook moet er een herkenbaar punt komen voor de pleegzorg in Limburg (Servicedesk Pleegzorg) waar pleegouders, ouders, jeugdigen en professionals terecht kunnen en waar dingen snel en efficiënt opgepakt worden. De CoP's hebben zich gericht op de inrichting van een Servicedesk Pleegzorg. Deze is medio 2011 operationeel geworden. Voorts hebben de CoP's zich gericht op een gemeenschappelijke visie en gezamenlijk beleid, en op vraagstukken als 18-plussers, verlengde hulpverlening, vergoeding bijzondere kosten en plaatsing in een andere regio.
17
hand in hand, en als het kan binnen een netwerkplaatsing (‘Netwerkpleegzorg’). Bij ‘Sociale netwerkstrategieën’ gaat het om de kernwoorden vertrouwen op en het benutten van de kracht van het sociale netwerk. ‘Vraaggerichte pleegzorg’ betekent dat ouders en kind zelf de hulpvraag stellen (zelfsturend) en op zoek gaan naar een oplossing (medeverantwoordelijk). ‘Netwerkpleegzorg’ beoogt op een vraaggerichte manier meer netwerkplaatsingen te realiseren.
Figuur 2.2 Beoogde effecten en doelstellingen van Prima Pleegzorg volgens professionals van betrokken instellingen (n=27)
Ook de ontwikkellijnen ‘Ouders en jeugdigen in de pleegzorg’ en ‘Leren en ontwikkelen in de pleegzorg’ spelen een belangrijke rol. Gaat het er bij ‘Ouders en jeugdigen in de pleegzorg’ om dat ouders en jeugdigen gestimuleerd worden eigenaar te zijn van het proces, dossier en oplossingen (eigenaarschap) en de kracht van het eigen netwerk (sociaal kapitaal) tot zijn recht te laten komen, focus van ‘Leren en ontwikkelen in de pleegzorg’ is om als hulpverlener met een nieuwsgierige blik (nieuwsgierigheid) op zoek te gaan naar mogelijkheden voor vooruitgang van het kind (vooruitgang). Iets verder liggen de andere vier ontwikkellijnen. ‘Afstemming in de pleegzorg’ richt zich op afstemming en communicatie: je hoeft het niet altijd met elkaar eens te zijn, als je maar bereid bent om keuzes samen te nemen, en dit in het belang van en met het cliëntsysteem doet. Bij ‘Respectvol samenwerken’ gaat het om het opzoeken van de dialoog tussen professionals, het cliëntsysteem en het netwerk maar ook tussen professionals van de instanties onderling. Met ‘Kleurrijke pleegzorg’ wordt ernaar gestreefd gezinnen en kinderen vanuit hun eigen waarden, normen en gebruiken in relatieve autonomie oplossingen aan te laten dragen (zelfregulerend). Bij de ontwikkellijn ‘Pleegzorg
18
Limburg, één gezicht’ gaat het om de uniformiteit en herkenbaarheid van de Limburgse pleegzorg naar buiten toe.12 De twaalf beoogde doelstellingen zijn in het zwart weergegeven en typeren gezamenlijk Prima Pleegzorg. In volgorde van relatief geachte belangrijkheid en startend bij de meest belangrijke gaat het om: 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Uitvoering actieplan: actieteams van ouders en netwerk werken met een zelfopgezet actieplan. Competentiegericht: er wordt gedacht vanuit de mogelijkheden en competenties van ouders. Meer netwerkplaatsingen: er worden meer netwerkplaatsingen gerealiseerd. Behoud familiaal en sociaal kapitaal: Het familiaal en sociaal kapitaal is behouden gebleven. Pleegouders aanvullend op ouders (en netwerk). Minder overplaatsingen & vroegtijdig afgebroken plaatsingen: er zijn minder overplaatsing en vroegtijdig afgebroken plaatsingen. 7. Familienetwerkberaad: er wordt maximaal gebruik gemaakt van familienetwerkberaden. 8. Contact familiaal & sociaal netwerk: ieder pleegkind heeft minstens een minimaal contact met ouders de en netwerk, ook na het 18 levensjaar. 9. Regie bij familiaal & sociaal netwerk: de ouders en het netwerk hebben verantwoordelijkheid en inspraak. 10. Minder loyaliteitsproblemen: er zijn minder loyaliteitsproblemen bij het kind. 11. Ouders behouden hun ouderpositie: Ouders participeren actief in de opvoeding en het dagelijks leven van hun kind. 12. Servicedesk pleegzorg: er is een functionerende Servicedesk voor pleegouders.
2.4
Prima Pleegzorg: randvoorwaarden
2.4.1
Niveau cliëntsysteem en hulpverlener
In Figuur 2.3 zijn de randvoorwaarden gegeven die noodzakelijk worden geacht om de inhoudelijke intenties waar te kunnen maken. Het gaat daarbij om de randvoorwaarden op het niveau van het cliëntsysteem (gezin, kind en pleeggezin) en de hulpverlener. De randvoorwaarden zijn opgesteld door 20 professionals (inhoudelijk deskundigen en beheersmatig verantwoordelijken) van de betrokken instellingen die aan de tweede focusgroep deelname. Er is geen onderscheid gemaakt tussen de relatieve belangrijkheid van de randvoorwaarden.
In de ontwikkellijn leren en ontwikkelen in pleegzorg wordt nagegaan hoe werken, leren, samenwerken en ontwikkelen hand in hand kunnen gaan. Uitgangspunt is 1) intersectoraal leren en ontwikkelen: participanten en professionals die integraal werken ontmoeten elkaar in een leer- en ontwikkelproces. 2) leren door doen: leren door ervaringen en met anderen te reflecteren op die ervaringen. 3) deskundigheidsbevordering op maat: pleegzorg op maat betekent vraaggericht werken. Vraaggericht werken betekent ook deskundigheidsbevordering op maat. 4) pleegouders en professionals eigenaar van eigen leer- en ontwikkelproces: pleegouders kunnen zelf aangeven wat zij nodig hebben om zich te ontwikkelen als pleegouder. Vraaggerichte pleegzorg vraagt van professionals een specifieke basiskennis. Deze ontwikkellijn hangt samen met de ontwikkellijnen Vraaggerichte pleegzorg en Sociale Netwerkstrategieën. Uit de CoP's blijkt dat aan de hand van casuïstiek het uitgangspunt Leren door doen is vormgegeven. Verder is er een nieuw voorbereidingsprogramma voor aanstaande pleegouders ontwikkeld, er zijn bijeenkomsten leren en ontwikkelen voor pleegouders georganiseerd, een persoonlijk ontwikkelingsplan voor professionals, ouders en pleegouders, en een basisopleiding Prima Pleegzorg voor medewerkers.
19
Op het niveau van het cliëntsysteem zijn de volgende vijf randvoorwaarden van belang: 1. 2. 3. 4. 5.
Het cliëntsysteem ontvangt voldoende en juiste informatie om een actieplan te kunnen maken. Het cliëntsysteem vormt het actieteam en is verantwoordelijk voor de uitvoer van het actieplan, Het cliëntsysteem ervaart steun vanuit het eigen netwerk in het nemen van beslissingen in het belang van het kind. De jeugdige wordt geplaatst in het systeem dat volgens het cliëntsysteem de hoogste slagingskans heeft. Het cliëntsysteem accepteert en heeft vertrouwen in de professionele hulpverlening.
Op het niveau van de hulpverlener gaat het om de volgende vijf randvoorwaarden: 6. 7. 8.
De focus van de hulpverlener ligt op een doorgaande ontwikkeling van het kind. De hulpverlener werkt vanuit dialoog, verkennen en verbinden van verschillende perspectieven. De hulpverlener heeft een goed zicht op, en is in staat aan te sluiten bij de waarden, normen en gebruiken van het cliëntsysteem. 9. De hulpverlener werkt actief mee aan de realisatie van de doelen van het cliëntsysteem. 10. De hulpverlener is in staat het cliëntsysteem te helpen hun krachten te herkennen, uit te vergroten en te gebruiken.
Figuur 2.3 Belangrijke randvoorwaarden Prima Pleegzorg volgens professionals van betrokken instellingen (n=20): niveau cliëntsysteem en hulpverlener
20
2.4.2
Niveau team en organisatie
In Figuur 2.4 zijn de randvoorwaarden op het niveau van het team en de organisatie gegeven die door de deelnemers aan de tweede focusgroep van belang worden geacht. Op het niveau van het team van hulpverleners, zorgaanbieders en BJZ zijn de volgende drie randvoorwaarden belangrijk: 11. Het team moet aan de jeugdige laten merken dat het gezamenlijk ontwikkelde actieplan door iedereen wordt gedragen. 12. Het team wordt naar behoefte getraind en bijgeschoold in (nieuwe) ontwikkelingen van, en werken volgens Prima Pleegzorg. 13. Binnen het team is er sprake van wederzijdse ondersteuning, feedback en intervisie in het werken volgens Prima pleegzorg.
Op het niveau van de organisatie gelden vier belangrijke randvoorwaarden: 14. De organisatie werkt integraal en intersectoraal volgens de uitgangspunten van Prima Pleegzorg. 15. De samenwerking tussen professionals en instanties verloopt positief. 16. De organisatie staat model voor, en faciliteert in hetgeen verwacht wordt van medewerkers in het werken volgens de uitgangspunten van Prima Pleegzorg, zowel in organisatie als proces. 17. De organisatie zorgt voor tevredenheids- en effectmeting bij alle participanten.
Figuur 2.4 Belangrijke randvoorwaarden Prima Pleegzorg volgens professionals van betrokken instellingen (n=20): niveau team en organisatie
21
2.5
De organisatie rond Prima Pleegzorg
2.5.1
Structuur
De beoogde professionele organisatie van Prima Pleegzorg wordt gevormd door de aanbieders van Pleegzorg (Rubicon Jeugdzorg, XONAR en William Schrikker Groep Pleegzorg) en de Bureaus Jeugdzorg (BJZ) in Limburg. Afhankelijk van de behoeften tot specialistische ondersteuning zijn ook andere professionele instanties betrokken, zoals GGZ en Maatschappelijk werk en werkt Prima Pleegzorg op provinciaal niveau nauw samen met belangenbehartigingsorganisaties als het NVP en Jeugdzorgvragers Limburg. Binnen Prima Pleegzorg zijn begeleiders pleegzorg, gezinsvoogden en voogdijwerkers, gedragswetenschappers, teamleiders, managers en ondersteunde professionals (secretariaat, personeelszaken) werkzaam, en mogelijk ook professionele derden. De inhoudelijke professionals zijn en worden (bij)geschoold en getraind in de achtergronden van en het werken volgens Prima Pleegzorg. De organisatie rondom Prima Pleegzorg is lerend: door middel van intervisie, casuïstiekbesprekingen, supervisie en themabijeenkomsten, ook samen met de andere uitvoerende instanties, worden ervaringen, kennis en vaardigheden, bewaakt, gedeeld en verspreid. De gedragswetenschappers bewaken de contouren van Prima Pleegzorg. De professionele derden zijn geïnformeerd over Prima Pleegzorg, op casusniveau wordt specifiek met hen afgestemd. Naar buiten toe is Prima Pleegzorg ook zichtbaar en bereikbaar middels de Servicedesk Pleegzorg Limburg. De servicedesk is een gezamenlijk initiatief van alle organisaties in Limburg die betrokken zijn bij pleegzorg (o.a. BJZ en Rubicon Jeugdzorg, XONAR en de William Schrikker Groep). De Servicedesk bestaat uit drie onderdelen: een website (www.pleegzorglimburg.nl) met veelgestelde vragen over pleegzorg en de antwoorden daarop, de mogelijkheid om via e-mail een specifieke vraag te stellen en een telefonisch spreekuur waarin medewerkers van de Servicedesk mensen direct te woord staat. 2.5.2
Procedures en instrumenten
Werving, selectie en matching Uitgangspunt voor de werving van pleegouders voor Prima Pleegzorg is hun bijdrage aan de doorgaande ontwikkeling van het kind binnen een stabiel en veilig netwerk. Dit voor de korte of langere tijd dat het kind niet (volledig) thuis kan wonen. De werving van bestandspleegouders wordt gedaan door de pleegzorgaanbieder en is gericht op integrale pleegouders die in staat zijn aan te sluiten bij de behoeften van het gezinssysteem, c.q. pleegouders die de puzzelstukjes kunnen invullen die nodig zijn voor het actieplan dat door kind, ouders en het systeem wordt gemaakt. De werving van bestandspleegouders gebeurt door subteams van de pleegzorgaanbieder middels verschillende campagnes. Bij de werving is er concrete aandacht voor aansluiting van de pleeggezinnen bij de waarden, normen en gebruiken van de gezinnen, en in het verlengde daarvan voor kleurrijke pleegzorg. De aangemelde aspirant-pleegouders worden door de pleegzorgaanbieder voorbereid op het pleegouderschap middels een voorbereidingsprogramma op basis van de uitgangspunten van Prima Pleegzorg en geselecteerd aan de hand van de landelijke STAP-criteria, waarbij de STAP‐criteria vertaald zijn in Prima Pleegzorg termen. Tijdens deze cursus worden zoveel mogelijk aspecten van pleegzorg besproken. Daarbij wordt geprobeerd om aspirant pleegouders o.a.
22
door middel van oefeningen te laten voelen wat pleegzorg met zich mee brengt en betekent voor ouders en kind, maar ook voor pleegouders en hun netwerk. Tevens is er gelegenheid tot het stellen van vragen. Doel is om te bekijken of Prima Pleegzorg bij de aspirant-pleegouders past en omgekeerd, en om een reële kijk op pleegzorg te geven. Specifieke aandacht is er tevens voor de rol van pleegouders als aanvulling op ouders en netwerk voor zolang als nodig. Aspirant pleegouders die niet/onvoldoende willen of kunnen werken volgens de uitgangspunten van Prima Pleegzorg worden niet geselecteerd als pleegouder voor de pleegzorgaanbieder. In de selectie -en matchingsfase wordt ook gericht gekeken naar het netwerk rondom het aspirant pleeggezin en naar de veiligheid. Of een pleeggezin past bij ouders en kind wordt uiteindelijk door ouders en kind bepaald. In het geval van een netwerkplaatsing kennen de ouders en het kind het pleeggezin al. Als het gaat om bestandsplaatsing, gaat de pleegzorgaanbieder aan de hand van de vraag van ouders en kind naar een bepaald type pleeggezin op zoek in hun bestand van beschikbare pleeggezinnen. Uiteindelijk wordt er een kennismaking gepland tussen een geschikt geacht pleeggezin met ouders (en personen uit het netwerk als ouders hen hierbij aanwezig willen laten zijn) en daarna het kind, waarbij er van beide kanten vragen kunnen worden gesteld. Afhankelijk van of ouders en kind met het betreffende pleeggezin verder willen en pleegouders na de kennismaking nog steeds open staan voor plaatsing van het betreffende kind, wordt er al dan niet verder gezocht naar een ander pleeggezin (afhankelijk van het wettelijk kader heeft BJZ hierin ook een stem). Afstemmen aanvullende hulp Gedurende de pleegzorgplaatsing kan aanvullende hulp nodig zijn voor ouders, kind of pleeggezin. Prima Pleegzorg hanteert hierbij het principe: meer indien nodig, minder als het kan. In beginsel is de aanleiding voor aanvullende hulp een vraag vanuit het actieteam, maar ook het professionele systeem kan aangeven dat aanvullende hulp wenselijk dan wel noodzakelijk is. Wanneer er een vraag naar aanvullende hulp is dan wordt de specifieke behoefte verder onderzocht en wordt bekeken hoe deze vraag het best kan worden ingevuld, bij voorkeur door het netwerk. Indien professionele aanvullende hulp nodig is wordt deze waar mogelijk ingevuld door de begeleider pleegzorg, of indien nodig elders gezocht. Kwaliteitsbewaking De kwaliteit van het primaire proces wordt bewaakt door het actieteam van ouders en netwerk aangevuld met pleegouders en de betrokken hulpverleners. Dit op basis van het actieplan waarin de beoogde doelen staan. De begeleider pleegzorg reflecteert op het verloop van de ontwikkeling van het kind, de plaatsing en gestelde doelen in gesprekken met het actieteam en daarnaast in casuïstiekbesprekingen met collega's en de gedragswetenschapper. Verder worden er jaarlijks tevredenheidsmetingen over de verleende hulp vanuit Prima Pleegzorg onder ouders en pleegouders, kind en netwerk gehouden. De bewaking van de wettelijke kaders waarbinnen de pleegzorgplaatsing vorm krijgt, is in handen van de betrokken medewerker van BJZ.
23
2.6
Prima Pleegzorg: het primaire proces
Hulpvraag Ontstaat er bij een gezin een mogelijke vraag naar/nood aan pleegzorg dan legt BJZ contact met de pleegzorgaanbieder middels een (voor)aanmelding. BJZ stuurt de noodzakelijke informatie met aandachtspunten naar de pleegzorgaanbieder. Bij de aanbieder van pleegzorg volgt het eerste gesprek met het gezin. Daarbij zijn de ouder(s), het kind (indien > 12 jaar) en door ouders meegevraagde belangrijke personen uit het netwerk aanwezig, zoals een familielid of vriend. Ook de betrokken medewerker van BJZ zit bij het gesprek, alsmede de begeleider pleegzorg die de casus ook gaat begeleiden als pleegzorg een feit wordt. Voorafgaand aan het eerste gesprek heeft de begeleider pleegzorg (telefonisch) contact met de betrokken medewerker van BJZ, ondermeer om te komen tot een onderlinge professionele rolverdeling tijdens het eerste gesprek met Prima Pleegzorg als gedeeld uitgangspunt. Doel van het eerste gesprek is de vraag van het kind, de ouder(s) en netwerk te inventariseren en het geven van uitleg over pleegzorg. Als er daadwerkelijk een vraag lijkt richting/ behoefte lijkt aan pleegzorg, wordt er vervolgens gestart met Sociale Netwerkstrategieën (SNS). SNS houdt in dat de begeleider pleegzorg samen met de ouder(s) en kind een uitgebreide netwerkverkenning en netwerkanalyse doet (aan de hand van o.a. ecogram, genogram en sociogram) en kijkt welke mensen uit het netwerk mee kunnen denken in het belang van het kind. Samen met ouders (en in principe ook het kind) wordt daarna een familienetwerkberaad (FNB) voorbereid en georganiseerd, waarbij ouders en kind de mensen uitnodigen die zij graag zouden willen laten meedenken. Doel van het FNB is dat ouders en kind (aan de hand van o.a. het drieluik) met het netwerk komen tot een actieplan volgens de principes van Prima Pleegzorg. Algemeen doel van het actieplan is te zorgen voor een zo optimaal mogelijke doorgaande ontwikkeling van het kind in een stabiel en veilig netwerk, met ondersteuning van een netwerk/bestandspleeggezin voor zoveel en zolang als dat nodig/wenselijk is. In het actieplan geven ouders, kind en netwerk weer hoe ze dit doel gaan realiseren, wat hierbij door ouders en netwerk wordt gedaan en wat men hierbij nodig heeft van de (professionele) hulpverlening. Voorafgaande aan het FNB worden er door de betrokken BJZ medewerker piketpaaltjes opgesteld waarbinnen het actieplan moet “passen” en is er kort contact tussen de medewerker van BJZ en de begeleider pleegzorg over de onderlinge professionele rolverdeling aangaande taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden. In de inleiding van het FNB geeft de begeleider pleegzorg aan dat er zorgen zijn rondom het kind en er daarom een actieplan moet worden gemaakt door ouders en netwerk voor de toekomst van het kind. Vervolgens benoemt de BJZ medewerker de piketpaaltjes waarbinnen het actieplan moet worden gemaakt. Indien ouders/netwerk dit willen, kunnen zij ook andere professionals uitnodigen die een rol spelen in de inleiding door iets te vertellen over bijvoorbeeld de hulp die zij geboden hebben. Bij het bedenken van het actieplan moeten ouders en netwerk rekening houden met de piketpaaltjes. Na de inleiding is er voor ouders en netwerk privétijd om hun actieplan ten behoeve van het kind te maken. Daarna presenteren ouders en netwerk het actieplan aan de begeleider pleegzorg en de medewerker van BJZ. BJZ en de pleegzorgaanbieder conformeren zich aan het plan als het binnen de geschetste piketpaaltjes past. Wijkt het plan af dan licht de medewerker van BJZ toe op welke punten dit het geval is en kunnen ouders en netwerk het plan bijstellen. De regie en uitvoering van het actieplan is in handen van het actieteam dat bestaat uit, in eerste instantie, de ouder(s) en netwerk aangevuld met betrokken hulpverleners. Indien in het plan (aanvullende) professionele hulpverlening is
24
opgenomen dan wordt bekeken hoe deze kan worden georganiseerd. Indien er pleegzorg in het actieplan is opgenomen dan is het de bedoeling dat het actieteam aangeeft wat precies de aard en omvang van de pleegzorgvraag is en wordt vervolgens bekeken hoe deze kan worden ingevuld. Is een netwerkplaatsing mogelijk/wenselijk, dan bekijken ouder(s) en netwerk wat precies de vraag is, wat de plaatsingsdoelen zijn, en hoe de beoogde netwerkpleegouders hierover denken. In de meeste gevallen doen de beoogde netwerkpleegouders al mee met het FNB, stellen ze samen met ouders het actieplan op en zitten ze in het actieteam. Zo niet dan worden ze hier alsnog in opgenomen. Het beoogde netwerkgezin wordt door de pleegzorgaanbieder gescreend, ook op veiligheid. Is de uitslag positief en wil men samenwerken dan start de plaatsing, eventueel na een inloopperiode. Als er behoefte is aan een bestandspleeggezin, dan wordt naast de vraagverheldering en het stellen van doelen, door ouders en netwerk nagegaan welk type bestandsgezin het best bij hen en het kind past. Daarna volgt het matchingstraject, waarbij pleegouders zich presenteren bij ouders/actieteam. Bij een ‘klik’ en wederzijdse bereidheid tussen pleegouders en actieteam tot samenwerking volgt een inlooptraject en start de plaatsing. De bestandspleegouders gaan dan ook deel uitmaken van het actieteam. Matching Als er bij een aangemeld gezin behoefte is aan een bepaald type bestandsgezin en duidelijk is wat ouders en netwerk van dit gezin willen (vraag en doelen) gaat de pleegzorgaanbieder in het bestand op zoek naar het bestandsgezin dat hierbij het beste aansluit. Vervolgens worden de ouders en steunfiguren uit het netwerk voor een kennismakingsgesprek thuis bij de pleegouders uitgenodigd. Bij dit gesprek sluit ook de betrokken begeleider pleegzorg aan en eventueel de betrokken medewerker van BJZ. Als er een ‘klik’ is tussen ouders en pleegouder maakt ook het kind op een volgend moment kennis met het aspirant pleeggezin. Als er ook een klik is tussen kind en pleeggezin volgt een gesprek tussen het actieteam (dat op basis van het familienetwerkberaad is samengesteld) met de aanstaande pleegouders. In dit gesprek wordt ingegaan op het opgestelde actieplan, worden concrete verwachtingen besproken en worde afspraken gemaakt over start/inloop van de plaatsing. Komt men tot overeenstemming dan start de plaatsing. Als er geen klik is of men niet tot overeenstemming komt, wordt gekeken waarom dit het geval is en gaat de pleegzorgaanbieder op zoek naar een ander pleeggezin, indien ook BJZ hiermee akkoord is, en wordt de procedure herhaald. Plaatsing De plaatsing start en de pleegouders gaan, als dat nog niet het geval is, deel uitmaken van het actieteam. Het opgestelde actieplan wordt uitgevoerd. Tijdens de plaatsing bewaakt het actieteam de uitvoering van het gemaakte actieplan. Met regelmaat zijn er bijeenkomsten van het actieteam waarbij de voortgang van het plan wordt geëvalueerd en eventueel wordt bijgesteld. Eventuele aanvullende professionele ondersteuning aan ouder(s), kind en/of pleeggezin wordt conform het actieplan ingezet en steeds op de actuele vraag afgestemd. Het principe van deze professionele ondersteuning is “meer indien nodig, minder als het kan”. Zo kan bijvoorbeeld ouderbegeleiding worden ingezet om zicht te krijgen op de mogelijkheden tot terugkeer naar huis of om de competenties van ouders te vergroten, kunnen pleegouders aanvullende opvoedingsondersteuning krijgen in aansluiting bij wat het kind van hen vraagt, of kan een kind therapie gaan volgen. De begeleider pleegzorg begeleidt de plaatsing volgens de gemaakte afspraken en in functie van de
25
hulpvraag van ouders en netwerk, kind en ook pleegouders. In ieder geval volgt de begeleider pleegzorg de ontwikkeling van het kind en heeft hij oog voor de stabiliteit en veiligheid van de woonsituatie. Ook voor de begeleiding vanuit de begeleider pleegzorg geldt als uitgangspunt: zo intensief als nodig en vooral hulp op maat. Als terugkeer van het kind naar huis tot de doelen/mogelijkheden behoort, is er in het actieplan opgenomen welke stappen ouders en netwerk en eventueel hulpverleners gaan ondernemen om helder te krijgen of ouders kunnen voldoen aan de voorwaarden die door BJZ zijn gesteld voor terugkeer naar huis en wat hiervoor nodig is. Als een stap (b.v. uitbreiding van het aantal bezoekcontacten) is gezet, dan nodigen de overige leden van het actieteam de begeleider pleegzorg en de medewerker van BJZ uit om deze stap te evalueren en de volgende stappen te plannen. Lukt het niet om de beoogde stap(pen) te zetten dan signaleert het actieteam dit en bekijkt wat er voor nodig is om deze stap, indien mogelijk, uiteindelijk wel te zetten en wie daarin een rol kan/moet spelen. Op een afgesproken moment wordt door de medewerker van BJZ bekeken of aan de voorwaarden is voldaan en het kind (gefaseerd) terug naar huis kan. Is de uitspraak van BJZ dat het kind (nog) niet terug naar huis kan, dan wordt deze uitspraak door de medewerker van BJZ aan het actieteam toegelicht en stelt het actieteam het actieplan bij. Is de uitspraak van BJZ dat het kind wel terug naar huis kan, dan overlegt de medewerker van BJZ met het actieteam hoe terugkeer naar huis concreet vormgegeven kan worden, op welke wijze na terugplaatsing een doorgaande ontwikkeling in een stabiele en veilige thuissituatie bereikt en gewaarborgd kan worden, en in hoeverre er welke aanvullende hulp nodig/wenselijk is. De terugkeer van het kind naar huis kan gefaseerd verlopen zodat er voor het kind niet ineens een breuk komt als pleegouders lang een rol in hun leven hebben gespeeld. Crisissituatie Als er sprake is van een noodzaak tot acute/crisis plaatsing kan deze route vaak niet geheel worden gevolgd. Het streven moet echter wel zijn om ook in een crisissituatie direct vanuit Sociale netwerkstrategieën te werken. Vooralsnog is het vaak zo dat er in het beste geval in een crisissituatie acuut geplaatst wordt binnen het netwerk, in een gezin dat door ouders en netwerk is aangewezen. Meestal lukt dit echter nog niet en wordt er snel geplaatst op de beste beschikbare bestandsplek. Daarbij wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met de belangen van het kind, ouders en netwerk en wordt er gekozen voor een integrale plek oftewel een plek waar een kind kan blijven voor zolang dat nodig is. Als de crisisplaatsing gerealiseerd is, moet alsnog worden ingezet op sociale netwerkstrategieën met een familienetwerkberaad om ouders en netwerk een actieplan te laten maken om de crisis van waaruit acuut moest worden geplaatst aan te pakken, een plan voor de toekomst te maken en daarmee ouders en netwerk ook weer maximaal verantwoordelijk te maken.
26
Hoofdstuk 3
3.1
Prima Pleegzorg in praktijk
Inleiding
In dit hoofdstuk gaan we in op de empirie van Prima Pleegzorg: hoe ziet Prima Pleegzorg er in praktijk uit? Leidraad voor de praktijkbeschrijving vormt het vorige hoofdstuk (2) met een weergave van Prima Pleegzorg in theorie . In paragraaf 3.3 beschrijven we het verloop van plaatsingen binnen Prima Pleegzorg als het gaat om de doorgaande ontwikkeling van het kind in een stabiel en veilig netwerk binnen de context van het gezin en pleeggezin. Daarna stellen we vast in hoeverre de twee beoogde effecten en twaalf doelstellingen van Prima Pleegzorg worden bereikt (paragraaf 3.4). In paragraaf 3.5 doen we dit voor de achttien randvoorwaarden die van belang worden geacht. Een overzicht van de realisatie en werking van Prima Pleegzorg is gegeven in paragraaf 3.6.13
! De resultaten van Prima Pleegzorg in praktijk zijn in de voetnoten op verschillende thema’s nader toegelicht met citaten van begeleiders pleegzorg, ouders en pleegouders
3.2
Methoden
De resultaten in dit hoofdstuk zijn gebaseerd op informatie die is verzameld met casusonderzoek, verschillende enquêtes en een digitaal interview. Voor het casusonderzoek is een steekproef genomen uit de pleegzorgbestanden van twee van de drie pleegzorgaanbieders (Rubicon Jeugdzorg en XONAR). De steekproef is genomen uit een bestand met 405 nieuwe (eerste) pleegzorgplaatsingen die zijn gedaan vanaf 2009 en die op het moment van de steekproef (april 2012) actueel zijn of niet langer dan drie maanden waren afgesloten. Doel van de steekproef was om aan iedere begeleider pleegzorg een casus toe te wijzen waar zij/hij bij betrokken is (geweest). Daarbij wilden we recht doen aan de werkelijke verdeling in aantal netwerkgezinnen en bestandsgezinnen, meisjes en jongens, en leeftijdscategorieën. In de steekproef zijn op de beschreven wijze uiteindelijk 54 casussen geselecteerd die horen bij één van de begeleiders pleegzorg van Rubicon Jeugdzorg of XONAR. Vervolgens zijn bijeenkomsten georganiseerd waarbij de 54 begeleiders pleegzorg zijn uitgenodigd om een gestructureerde vragenlijst (Vragenlijst Implementatie Prima Pleegzorg; VIPP) in te vullen voor hun specifieke casus. In deze vragenlijst stonden de beoogde effecten en doelstellingen (zoals doorgaande ontwikkeling, stabiel en veilig netwerk en regie bij ouders), en de randvoorwaarden op cliëntniveau en hulpverlenerniveau (zie hoofdstuk 2) centraal. Verder werden er in de lijst aanvullende vragen gesteld, bijvoorbeeld naar een toelichting van de rol van ouders in het leven van hun kind. Uiteindelijk hebben 51 begeleiders pleegzorg een vragenlijst over hun casus ingevuld. Dit is 94% van
Begeleiders pleegzorg over de samenstelling van actieteams “Er is een actieplan en actieteams, maar gezien moeder niet/ nauwelijks netwerk heeft, bestaat het actieteam uit moeder, pleegouders en betrokken hulpverleners.” “In het actieteam zitten oma, moeder, oom, tantes, vriend en vriendin van oma, stiefopa, en opa mee op afstand.” “Er is strikt genomen geen actieteam. Vader maakt beslissingen en stelt doelen samen met pleegmoeder.”
27
de 54 begeleiders die de twee aanbieders destijds kende. Tabel 3.1 geeft een overzicht van de verdeling naar de genoemde kenmerken (netwerk/bestand, geslacht en leeftijd) voor de totale populatie en de steekproef. Uit Tabel 3.1 komt een lichte afwijking tussen de werkelijke populatie en de steekproef naar voren. De onderzochte casussen in de steekproef representeren grotendeels het grotere geheel. Tabel 3.1 (Verschil in) verdeling totale populatie pleegzorgplaatsingen en steekproef
1
Netwerkgezin Bestandsgezin 1. Totale bestand: 405 plaatsingen jongen jongen meisje meisje < 6 jaar 9% 11% 10% 11% 6-12 jaar 8% 5% 6% 14% > 12 jaar 8% 5% 5% 8% 2. Steekproef: 51 plaatsing < 6 jaar 12% 8% 8% 10% 6-12 jaar 4% 6% 10% 16% > 12 jaar 6% 6% 4% 12% Verschil 1 en 2 < 6 jaar 3% -3% -2% -1% 6-12 jaar -4% 1% 4% 2% > 12 jaar -2% 1% -1% 4% 1 Het gaat daarbij om nieuwe (eerste) pleegzorgplaatsingen vanaf 2009 bij twee van de drie zorgaanbieders (Rubicon Jeugdzorg en XONAR) die in april 2012 actueel, of niet langer dan drie maanden eerder afgesloten waren. De vetgedrukte cijfers geven een oververtegenwoordiging aan in de steekproef, de cursieve cijfers betreffen een ondervertegenwoordiging.
Aan de 51 begeleiders pleegzorg die aan het casusonderzoek deelnamen is verzocht de ouders van de betreffende casus te vragen mee te doen aan een enquête en zo ja, hen deze enquête te overhandigen. In de enquête voor ouders is eveneens ingegaan op de beoogde effecten, doelstellingen en randvoorwaarden.14 Voor een goede respons is besloten de enquête anoniem te houden. De resultaten kunnen derhalve niet worden gekoppeld aan de gegevens uit het casusonderzoek. Bij 20 van de 51 plaatsingen (39%) is de lijst ingevuld teruggekomen. Ook aan pleegouders is een enquête met vragen gestuurd over de beoogde effecten, doelstellingen en randvoorwaarden. We hebben daarbij een bestand gebruikt met e-mailadressen van de pleegouders van twee van de drie zorgaanbieders (Rubicon Jeugdzorg en XONAR). Via een digitale mail is aan 450 pleegouders (plaatsingen) gevraagd mee te doen. Om privacyredenen zijn de e-mailadressen binnen beheer gehouden van de pleegzorgaanbieder. Uiteindelijk hebben 180 pleegouders aan de enquête meegewerkt (40%). In een viertal workshops met de betrokken aanbieders is een enquête gehouden onder de deelnemers (begeleiders pleegzorg, gezinsvoogden, voogdijwerkers en gedragswetenschappers). Begeleiders pleegzorg over de werking van actieteams “Om de 2 maanden worden er in het actieteam afspraken gemaakt tussen ouders, kind en pleegouders. Het kind is 15 jaar en bepaalt ook sommige dingen al zelf.” “De ouders (moeder) en pleegmoeder kunnen met elkaar heel goed overlappen, ze informeren elkaar, maar ook de hulpverleners. Ze maken zelf afspraken.” “Moeder heeft zelf om pleegzorgplaatsing (vrijwillige plaatsing) gevraagd en heeft aangegeven dat ze haar dochter graag bij deze pleegouders geplaatst zou zien. Er zijn wel zorgen rondom grensoverschrijdende gebeurtenissen op seksueel gebied rondom het kind waardoor bezoekcontacten gehanteerd worden.” “Oma is de verbindende factor. Pleegvader is samen met oma opgegroeid in dezelfde arbeidersbuurt. Zij hebben later op elkaars kinderen gepast. Oma en moeder hebben zelf pleeggezin benaderd om pleeggezin te zijn van het kind. Oma is pleegmoeder van 3 overige kinderen van moeder (4e kind was te veel).” “Regelen omgang en afspraken onderling gaat in redelijk goed overleg. Hebben hierin steeds minder ondersteuning nodig en vragen hier steeds minder om.” “Ouders willen contacten thuis. Op dit moment gebeurt dit minimaal. Ouders willen meer contacten. Dat gebeurt ook, maar minder dan ouders willen.” “Pleegouders houden nog duidelijk de regie in handen. Met name naar vader toe, bij moeder wordt al meer gekeken naar wat ook voor haar prettig is, steeds meer en langer contact.”
28
Ditmaal over realisatie van de randvoorwaarden op teamniveau en organisatieniveau. 35 Professionals hebben aan de enquête meegedaan. Tot slot is een digitaal interview gehouden met betrokken managers en inhoudelijk deskundigen. De resultaten van dit interview hebben we ook gebruikt voor de gewenste organisatie van Prima Pleegzorg. Voor een verdere toelichting op het digitaal interview verwijzen we dan ook naar paragraaf 2.2. In dit derde hoofdstuk benutten we de informatie uit het digitaal interview die gaat over de praktijk van Prima Pleegzorg. Bij de gegevensanalyse is gebruik gemaakt van beschrijvende statistiek (frequentieverdeling, berekening van gemiddelde scores en correlaties) en toetsende statistiek (vaststellen van verschillen in gemiddelde scores en regressieanalyse).
3.3
Doorgaande ontwikkeling in stabiel en veilig netwerk: een beschrijving
In deze paragraaf beschrijven we het verloop van plaatsingen binnen Prima Pleegzorg voor de doorgaande ontwikkeling van het kind in een stabiel en veilig netwerk binnen de context van het gezin en pleeggezin.15 De informatie hebben we verzameld met het casusonderzoek waarin 51 plaatsingen zijn geëvalueerd door de betrokken begeleiders pleegzorg. Het gaat om nieuwe (eerste) plaatsingen die zijn gedaan vanaf 2009 en die nog niet, of niet langer dan drie maanden geleden, zijn afgesloten. Om inzicht te krijgen in het verloop van deze 51 plaatsingen is aan de begeleider pleegzorg op verschillende gebieden (zoals sociale ontwikkeling kind, opvoedvaardigheden ouder) gevraagd naar de situatie op drie momenten: (1) bij start plaatsing, (2) op dit moment (nu), en naar verwachting (3) een halfjaar later (na nu). De begeleider kon daarbij steeds uit drie mogelijke antwoorden kiezen, de situatie is: (1) slecht, (2) matig, of (3) goed. Grafiek 3.1 t/m 3.6 geven een overzicht van het verloop van de 51 pleegzorgplaatsingen naar inschatting van de begeleiders pleegzorg. Weergegeven zijn de gemiddelde scores van de 51 onderzochte plaatsingen. Voor een overzicht van de gemiddelde scores en standaarddeviaties verwijzen we naar Bijlage 1. Naar inschatting van de begeleiders pleegzorg zit er gemiddeld gezien groei in de ontwikkeling van een kind gedurende een pleegzorgplaatsing (Grafiek 3.1). Bij de start van de plaatsing is de situatie van het kind op de verschillende gebieden matig, gaandeweg is er sprake van een verbetering. De begeleiders pleegzorg verwachten dat deze groei zich doorzet tot een halfjaar later (dan nu, het moment van invullen van de inschatting), het verwachte niveau ligt dan boven matig. In vergelijking tot de andere ontwikkelingsgebieden gaat het relatief goed met de cognitieve en sociale ontwikkeling en met het welzijn van het kind. Minder goed gaat het met de relatie met vader en de emotionele ontwikkeling, ofschoon er op deze gebieden ook een groei wordt verwacht.
Begeleiders pleegzorg over soorten beslissingen die door netwerk en ouders worden genomen “Aanvraag andere school, afspraken omtrent bezoeken/ contacten met vader.” “Besluiten in de dagelijkse opvoeding, omtrent school of inzet bij vrijetijdsbesteding.” Jongere woont bij moeder, werkt aan zijn zelfstandigheid. Pleegouders zijn daarbij aanvullend en bieden de jongere een huiselijke sfeer waarbij hij zich kan ontspannen tijdens weekenden.” “Vader doet afstand van zoon. Moeder nu geen contact, netwerk blijft kijken/ zoeken naar mogelijkheden.” “Plaatsing en toestemming pleeggezin.” “Vader neemt besluit tot verhuizen en samenwonen met nieuwe vriend. Zonder hierover open te communiceren en te kijken naar betekenis voor het kind. Vader heeft wel een goede school gekozen voor het kind.” Omgang met pleegkind, keuze sportclubs, omgang familienetwerk, aanvraag aanvullende hulp.” “Er was een familienetwerkberaad gepland. Ouders, pleegmoeder en het kind hadden belangrijke mensen uitgenodigd. Echter niemand was gekomen en het systeem zelf maakt dan geen nieuwe afspraak of heeft de behoefte hieraan.”
29
Goed
3,0
2,5
Cognitieve ontwikkeling Welzijn Sociale ontwikkeling Relatie met moeder Emotionele ontwikkeling
2,0
Matig
Relatie met vader
Slecht
1,5
1,0 Start plaatsing
Nu
Een halfjaar later (na nu)
3,0
Goed
Grafiek 3.1 Gemiddelde ontwikkeling kind tijdens plaatsing (n=51, inschatting begeleider pleegzorg)
2,5
2,0
Matig
Relatie met pleegouders
Welzijn
Opvoedvaardigheden
Omgang met eigen problemen
Slecht
1,5
1,0 Start plaatsing
Nu
Een halfjaar later (na nu)
Grafiek 3.2 Gemiddelde ontwikkeling moeder tijdens plaatsing (n=51, inschatting begeleider pleegzorg)
30
3,0
Goed
De situatie van moeders tijdens een pleegzorgplaatsing in Grafiek 3.2 laat zien dat het bij start van de plaatsing slecht tot matig gesteld is met de omgang met hun eigen problemen, hun opvoedvaardigheden en welzijn. De verwachting van de begeleiders pleegzorg is dat de situatie op deze drie gebieden verbeterd (een halfjaar later na nu) naar gemiddeld iets onder het niveau matig. De relatie met de pleegouder kent voor moeders overigens een opvallende tijdelijke dip (op dit moment), maar komt uiteindelijk terug op een niveau matig/goed. Voor vaders zijn de ontwikkelingen voor de omgang met hun eigen problemen, hun opvoedvaardigheden en welzijn, volgens de inschatting van begeleiders pleegzorg, vergelijkbaar met die van moeders (Grafiek 3.3). Opvallend is dat waar moeders een kleine dip hebben in de relatie met de pleegouders, vaders een tijdelijke opleving kennen. De relatie met de pleegouders is voor vaders in de nabije toekomst naar verwachting matig.16
2,5
2,0
Matig
Relatie met pleegouders
Welzijn
Opvoedvaardigheden
Omgang met eigen problemen
1,0
Slecht
1,5
Start plaatsing
Nu
Een halfjaar later (na nu)
Grafiek 3.3 Gemiddelde ontwikkeling vader tijdens plaatsing (n=51, inschatting begeleider pleegzorg)
Begeleiders pleegzorg over beslissingen die door hulpverleners zijn genomen “Alle besluiten gebeuren altijd in overleg met ouders en grootouders.” “Inzet van ambulant hulpverleners bij ouders en pleegouders. Pleegouders hadden totaal geen ervaring in opvoeden, zochten bevestiging.” “Uithuisplaatsing, kader voor bezoeken, voorwaarden als: huis op orde, hulp aanvaarden, financiën op orde.” “Aanvullende trainingen voor het kind/ hulp (ambulant).” Begeleiders pleegzorg over wie verantwoordelijk is voor de uitvoer van het actieplan “Ouders samen met pleegouders en de andere leden van het actieteam.” “Moeder met ondersteuning van oma.” “Moeder, vader, pleegouders, opa's en oma.” “Geen idee. Moeder ervaart onbegrip uit netwerk. Het netwerk snapt niet dat ouders kunnen berusten in pleegzorg. Moeder wil hier graag iets in maar i.v.m. aanstaande verhuizing liever later.” Begeleiders pleegzorg over eigenaarschap “Daar waar hulpverlening niet nodig is monitor ik de casus en laat ik de krachten in het netwerk. Dit doe ik door eclectisch te werken en de inhoud binnen XONAR te delen met mijn gedragskundige.” Vader is verantwoordelijk en bepaalt iedere keer weer of de pleegzorgplaatsing gecontinueerd wordt. Pleegmoeder is een aanvulling op vader en biedt veiligheid, geborgenheid, gesprekspartner en sociaal netwerk voor het kind.”
31
Goed
3,0
Relatie met kind Opvoedvaardigheden
Welzijn
Omgang met eigen problemen
2,5
2,0
Matig
Relatie met ouders
Slecht
1,5
1,0 Start plaatsing
Nu
Een halfjaar later (na nu)
3,0
Goed
Grafiek 3.4 Gemiddelde ontwikkeling pleegmoeder tijdens plaatsing (n=50; inschatting begeleider pleegzorg)
Relatie met kind Omgang met eigen problemen Welzijn
Opvoedvaardigheden
2,5
Matig
2,0
Relatie met ouders
Slecht
1,5
1,0 Start plaatsing
Nu
Een halfjaar later (na nu)
Grafiek 3.5 Gemiddelde ontwikkeling pleegvader tijdens plaatsing (n=39; inschatting begeleider pleegzorg)
32
3,0
Goed
De gemiddelde ontwikkeling van pleegmoeders (Grafiek 3.4) en pleegvaders (Grafiek 3.5) verloopt parallel, is redelijk stabiel en ligt op de verschillende gebieden, waaronder de relatie met pleegkind, iets onder het niveau goed, aldus de begeleiders pleegzorg. De relatie met de ouders is voor pleegmoeder en pleegvader matig tot goed. Grafiek 3.6 geeft een samenvattend overzicht van het verloop van de 51 pleegzorgplaatsingen voor het kind en haar/zijn ouders en pleegouders. Het gaat om een weergave van het totaalgemiddelde per actor uit de Grafieken 3.1 t/m 3.5. Zo is bijvoorbeeld voor het kind het totaalgemiddelde berekend op basis van de afzonderlijke (gemiddelde) scores op de zes gebieden uit Grafiek 3.1: cognitie, sociaal, emotioneel, welzijn, relatie met moeder en met vader. Naast het gemiddelde verloop voor het kind en ouders en pleegouders geeft Grafiek 3.6 weer hoe het gaat met de stabiliteit en veiligheid van het netwerk van gezin en pleeggezin.17
Ontwikkeling pleegvader Ontwikkeling pleegmoeder Ontwikkeling stabiliteit en veiligheid netwerk pleeggezin
2,5
2,0
Matig
Ontwikkeling kind
Ontwikkeling Vader Ontwikkeling moeder Ontwikkeling stabiliteit en veiligheid netwerk gezin
Slecht
1,5
1,0 Start plaatsing
Nu
Een halfjaar later (na nu)
Grafiek 3.6 Gemiddelde totale ontwikkelingen tijdens plaatsing (n_max=51; inschatting begeleider pleegzorg)
Grafiek 3.6 laat zien dat er bij kind en ouders naar verwachting sprake is van een lichte verbetering gedurende een pleegzorgplaatsing, en dat deze groei relatief het grootst is bij het kind. De situatie van de pleegouders blijft stabiel. Wat opvalt is dat de ontwikkeling van het kind zich bevindt tussen de ontwikkeling van de ouders en die van de pleegouders. Verder wordt duidelijk dat het veel beter
Begeleiders pleegzorg over de keuze voor een pleeggezin “Het kind woonde ten tijde van de cursus bij de huidige pleegvader die een goede vriend/ opvang was en haar al van jongs af aan kende.” “Dit gezin was het enige beschikbare bestandsgezin voor dit kind. Moeder is met pleegouders in gesprek gegaan om hun te leren kennen. En of dit een goed gezin voor het kind zou zijn, moeder had hierin het laatste woord.” “Moeder en oma hebben deze pleegouders zelf benaderd of ze het kind wilden opvangen. Spoedplaatsing bij broer van moeder werd niet verlengd (weg op het advies van pleegzorg).” “Vader heeft een relatie gehad met pleegmoeder. Dit is de reden waarom vader en de kinderen naar Limburg zijn verhuisd. Pleegmoeder ontlast vader in de opvoeding van zijn kinderen.”
33
gesteld is met de stabiliteit en veiligheid van het netwerk rond het pleeggezin dan met die rond het gezin. We hebben getoetst (ONEWAY, p<0.05) of er statistische verschillen zijn in het verloop van pleegzorgplaatsingen in Grafiek 3.6 tussen netwerkgezinnen en bestandsgezinnen, jongens en meisjes en jongere (< 12 jaar) en oudere kinderen (≥ 12 jaar). De toetsing laat twee significante verschillen zien: 1. Hoewel het met pleegmoeders in zowel een netwerkgezin als in een bestandsgezin in de nabije toekomst goed gaat (gemiddelde score 2,7 over een halfjaar), gaat het met pleegmoeders in een netwerkgezin iets minder goed (score 2,6) dan met pleegmoeders in een bestandsgezin (score 2,9). 2. Op dit moment gaat het met oudere kinderen (≥ 12 jaar) gemiddeld minder goed (score 1,9) dan met jongere kinderen (2,3), volgens de inschatting van begeleiders pleegzorg. 18
3.4
Bereiken van beoogde effecten en doelstellingen
In het vorige hoofdstuk zijn de twee beoogde effecten en twaalf doelstellingen van Prima Pleegzorg besproken. In deze paragraaf gaan we na in hoeverre deze effecten en doelstellingen in de praktijk worden bereikt. De informatie is ingewonnen bij begeleiders pleegzorg (op grond van het casusonderzoek bij 51 pleegzorgplaatsingen), bij ouders en bij pleegouders (enquêtes). Bij de beoogde effecten en doelstellingen zijn relevante vragen gezocht en aan de verschillende informanten gesteld. Met de antwoorden en volgens criteria zijn rapportcijfers berekend die staan voor de mate van realisatie van een effect of doelstelling (zie Bijlage 2). Ter verduidelijking is in Box 3.1 een voorbeeld gegeven van de wijze van berekening van de rapportcijfers. Box 3.1 Realisatie van beoogde effecten en doelstellingen in rapportcijfers: een voorbeeldberekening Prima Pleegzorg streeft naar een doorgaande ontwikkeling van het pleegkind (beoogd effect). Aan begeleiders pleegzorg (meetwijze 1) is in het casusonderzoek gevraagd een inschatting te geven van de situatie van het kind op verschillende gebieden, waaronder sociaal, emotioneel, cognitief en welzijn. Voor 51 pleegzorgplaatsingen hebben we hierover informatie. De resultaten hiervan werden al in de vorige paragraaf besproken (Grafiek 3.1). Om vast te stellen in hoeverre de doorgaande ontwikkeling ook is bereikt hebben we gekeken bij hoeveel van de 51 plaatsingen aan een gesteld criterium is voldaan en dit uitgedrukt in een rapportcijfer (= het relatieve aantal plaatsingen dat voldoet aan het criterium/10). Ook ouders en pleegouders is via een enquête (meetwijze 2 en 3) gevraagd naar de ontwikkeling van het kind, meer specifiek in welke mate zij een (lichte) verbetering zien in het gedrag van het kind. Het percentage ouders dat een (lichte) verbetering 19 ziet (criterium) is daarna omgezet naar een rapportcijfer. Begeleiders pleegzorg over de rol van ouders in het leven van het kind “Door middel van foto's, verhalen, bespreken en volgen van religieuze principes zijn de ouders aanwezig.” “Moeder gaat mee naar alle afspraken van school en arts. Moeder heeft wekelijks bezoek of logeerweekend met het kind. Dit vraagt om de nodige opvoedingsvaardigheden. Moeder heeft gezag! Dus de bevoegdheid voor alle beslissingen.” “De vader kan hele kleine rol spelen. Vader voelt zich niet vrij contact op te nemen met huidige pleegouders in verband met bedreigingen/ geschiedenis. Een keer per maand ziet hij zijn kind en speelt dan spelletjes met haar. De moeder komt regelmatig in het pleeggezin, neemt kind mee naar stad, speeltuin e.d.. Met name een verwennende rol.” “Moeder wordt overal bij betrokken en op de hoogte gehouden. Vragen moeder ook telkens als op school ouderavond is of iets speciaal komt moeder ook. Gaat het bijvoorbeeld niet goed op school dan zal moeder hier niet veel mee doen ze zegt het een keer en laat het vervolgens daarbij.” “Vader zit in detentie. Moeder is in het weekend regelmatig in het gezin en heeft elke week 1 dagdeel het kind bij haar. Moeder doet in het weekend mee met activiteiten van het pleeggezin. Vaders rol is nu heel klein in verband met detentie. Als hij weekendverlof heeft, gaat het kind samen met moeder en hem op stap. Toen ze jarig was kon hij ook erbij zijn.”
34
Tabel 3.2 Realisatie van een doorgaande ontwikkeling van het kind: berekening rapportcijfer Beoogd effect Meetwijze 1 Criterium
Er is sprake van een doorgaande ontwikkeling van het pleegkind. Inschatting begeleiders pleegzorg (VIPP: vraag A1 t/m A4). Er is sprake van vooruitgang in de sociale, emotionele en cognitieve ontwikkeling en algeheel welzijn van het pleegkind in de plaatsingsperiode tussen start en nu, of als bij start de situatie al goed was: de situatie in de genoemde periode is hetzelfde gebleven. Daarnaast is rekening gehouden met eventuele transitiestress: mocht de situatie tussen start en nu zijn achteruitgegaan, maar de inschatting is dat de situatie een halfjaar later (na nu) goed is, dan spreken we ook van een doorgaande ontwikkeling. Resultaat N Ja Nee Rapportcijfer n % n % Doorgaande sociale ontwikkeling pleegkind. 51 35 68,6 16 31,4 6,9 Doorgaande emotionele ontwikkeling pleegkind. 50 29 58,0 21 42,0 5,8 Doorgaande cognitieve ontwikkeling pleegkind. 51 36 70,6 15 29,4 7,6 Doorgaande ontwikkeling in algeheel welzijn pleegkind. 51 31 60,8 20 39,2 6,1 Meetwijze 2 Inschatting ouders (Vragenlijst ouders: vraag 19). Criterium % ouders dat (lichte) verbetering ziet. Resultaat N Ja Nee Rapportcijfer n % n % Er is sprake van een (lichte) verbetering van het gedrag 20 13 65,0 7 35,0 6,5 van het kind in de plaatsingsperiode tot nu toe. Meetwijze 3 Inschatting pleegouders (Vragenlijst pleegouders: vraag 22). Criterium % pleegouders dat (lichte) verbetering ziet. Resultaat N Ja Nee Rapportcijfer n % n % Er is sprake van een (lichte) verbetering van het gedrag 157 102 65,0 55 35,0 6,5 van het pleegkind in de plaatsingsperiode tot nu toe.
Voor de interpretatie van de rapportcijfers worden de volgende labels gehanteerd Rapportcijfer <1,9 2,0-3,9 4,0-5,9 6,0-7,9 8,0 -10 20
Label (zeer) slecht (ruim) onvoldoende twijfelachtig - voldoende (ruim) voldoende - goed (zeer) goed - uitmuntend
Begeleiders pleegzorg over aanwijzingen voor loyaliteitsproblemen “Het kind wil heel graag contact met zijn moeder, eenmaal daar wil hij ook weer snel terug. Voor moeder is dit enerzijds pijnlijk, anderzijds geeft zij aan dat hij zich in het pleeggezin thuis voelt.” “Het kind zegt tegen pleegouders dat hij het vervelend vindt voor zijn ouders dat zijn broer zegt dat hij in het pleeggezin wil blijven wonen. Hij zegt dat hij het moeilijk vindt pleegouders te moeten bellen. Als ouders hem niet terug kunnen brengen terwijl dit wel is afgesproken.” “Op het moment dat vader een vriendin heeft, komt de plaatsing bij pleegmoeder onder druk te staan. Dit is al verschillende keren gebeurd. Wanneer de relatie weer voorbij is , dan is er weer ruimte voor pleegmoeder. Het kind durft en kan hierin nog niet zelf stelling nemen.” “Het kind kent niet anders dan strijd en scheiding in haar leven. Na plaatsing zijn ook de pleegouders gescheiden. Het kind is loyaal aan de pleegmoeder: zij spreken dezelfde taal.” Begeleiders pleegzorg over het versterken van de competenties van ouders “Individuele gesprekken met ouders apart en gezamenlijk met ouders (problemen bespreken/ eigen achtergrond enzovoort), insteek op praktische taken rondom opvoeding, insteek op positieve handelingen van ouders, gezamenlijke evaluatiemomenten ouders/ pleegmoeder/kind.” “Hier is veel hulp op ingezet. Begeleiding vanuit ouder-kind groep, gespecialiseerde gezinszorg, IAG Rubicon, hulp en advies vanuit leefgroep/ behandelgroep, BJZ, verslavingszorg ed. Het resultaat is beneden verwachting.” “Moeder kan hulp krijgen van de schuldsanering, eventueel aanvraag ouderbegeleiding. Moeder geeft soms aan daar op in te gaan maar uiteindelijk trekt zij zich terug.” “Vader heeft eigen woonruimte gevonden. Zelfs even gewerkt en nu afgekeurd. Vader heeft flat met weinig financiële middelen ingericht. Ondersteuning in de opvoeding door hele tijd ambulante hulp.” “Voor de plaatsing is veel ingezet, geprobeerd om ouders, ouders te laten zijn in de ruimste zin van het woord. Helaas zijn ouders niet bij machte dit in de praktijk om te zetten in handelen.” “Moeder krijgt ondersteuning van gespecialiseerde gezinszorg en van pleegmoeder.” Voor de plaatsing is veel geïnvesteerd; Intensieve thuisbegeleiding, voorwaarden gesteld voor onderzoek, eventuele behandeling vader, moeder kon verder met het kind zonder vader. Moeder woont nu begeleid en leert haar leven te ordenen.”
35
Figuur 3.1 geeft aan in welke mate de beoogde effecten en doelstellingen zijn bereikt. Met een vierkant (begeleiders pleegzorg), cirkel (ouders) of driehoek (pleegouders) is aangegeven van wie de informatie afkomstig is. Het rapportcijfer is hierin weergegeven. De interpretatie van het rapportcijfer is uitgedrukt in een kleur die kan lopen van rood ( (zeer) slecht (rapportcijfer 0-2)) naar donkergroen (zeer goed/uitmuntend (cijfer 8-10)). De resultaatbespreking doen we in volgorde van belangrijkheid die zo door professionals van de betrokken instellingen is toegekend (zie paragraaf 2.3.5). We beginnen bij het belangrijkste beoogde effect. Prima Pleegzorg streeft naar een doorgaande ontwikkeling van het kind in een stabiel en veilig netwerk binnen de context van het gezin en pleeggezin (Figuur 3.1). De rapportcijfers voor realisatie van een doorgaande ontwikkeling liggen tussen 5,8 (doorgaande emotionele ontwikkeling van het kind, naar inschatting van de begeleiders pleegzorg) en 7,6 (cognitieve ontwikkeling van het kind volgens begeleiders pleegzorg) (zie ook Box 3.1). Begeleiders pleegzorg, ouders en pleegzorg lijken met elkaar overeen te stemmen als het gaat om een doorgaande ontwikkeling van het kind, waarbij begeleiders pleegzorg de ontwikkeling iets minder gunstig inschatten.
Effect 1 o een doorgaande ontwikkeling van het kind is naar inschatting van zowel begeleiders pleegzorg als ouders en pleegouders ruim voldoende bereikt.
De stabiliteit en veiligheid binnen de context van het gezin en pleeggezin wordt door begeleiders pleegzorg verschillend ingeschat voor ouders (6,0) en pleegouders (8,6).
Effect 2 o een stabiel en veilig netwerk is naar inschatting van begeleiders pleegzorg bij ouders voldoende en bij pleegouders zeer goed bereikt.
Voor de werking van Prima Pleegzorg is het belangrijk dat actieteams van ouders en netwerk werken met een zelfopgezet actieplan (uitvoering actieplan). De rapportcijfers op dit gebied van 2,2 (inschatting begeleiders pleegzorg) en 4,7 (pleegouders) geven aan dat dit in de praktijk nog niet vaak het geval is.
Doelstelling 1 o Uitvoering van een zelfopgezet actieplan door ouders en netwerk, is naar inschatting van begeleiders pleegzorg ruim onvoldoende en volgens pleegouders in twijfelachtige mate bereikt.
De competentiegerichtheid binnen Prima Pleegzorg wordt door begeleiders pleegzorg en door pleegouders respectievelijk gewaardeerd met een 8,2 en een 6,4.
Doelstelling 2 o Zorgen dat er gedacht wordt vanuit de mogelijkheden en competenties van ouders, is volgens begeleiders pleegzorg goed bereikt en naar de mening van pleegouders ruim voldoende bereikt.
36
Figuur 3.1 Realisatie beoogde effecten en doelstellingen Prima Pleegzorg
De bijdrage van Prima Pleegzorg aan een verhoging van het relatieve aantal netwerkplaatsingen is niet uitgedrukt in een rapportcijfer omdat een criterium hiervoor vooralsnog lastig is vast te stellen. Bovendien is de keuze voor een netwerkplaatsing nooit doel op zich, voorop staat de doorgaande ontwikkeling van en een stabiele en veilige leefomgeving voor het kind. Wel zijn vanaf 2007 de percentages netwerkplaatsingen per jaar vermeld. Bron daarvan zijn de Care4gegevens. Uit de percentages blijkt dat de relatieve aantal netwerkplaatsingen over de jaren heen stabiel is en ligt rond de 50%. Aanvullende analyses laten zien dat Rubicon Jeugdzorg en XONAR verschillen van elkaar. Bij XONAR blijft het relatieve aantal netwerkplaatsingen nagenoeg gelijk: van 54% (2007) naar 55% (2011). Bij Rubicon Jeugdzorg lijkt er sprake te zijn van een lichte stijging in het aantal netwerkplaatsingen, namelijk van 43% (2007) naar 47% (2011).
Doelstelling 3 o Door de jaren heen zijn is het aantal netwerkplaatsingen binnen XONAR stabiel; bij Rubicon Jeugdzorg is een lichte stijging in het aantal netwerkplaatsingen te zien. XONAR heeft echter relatief gezien het grootste aantal netwerkplaatsingen.
37
Als het gaat om het behoud van het sociaal en familiaal kapitaal kennen begeleiders pleegzorg een rapportcijfer toe van 7,4. 21
Doelstelling 4 o Het behouden van het sociaal en familiaal kapitaal, is volgens de begeleiders pleegzorg ruim voldoende bereikt.
Ouders en pleegouders lijken het met elkaar eens te zijn als het gaat om de rol van pleegouders als aanvullend op ouders en netwerk, ze geven respectievelijk een rapportcijfer van 6,7 en 6,9.
Doelstelling 5 o Zorgen dat pleegouders aanvullend zijn op ouders, is volgens zowel ouders als pleegouders ruim voldoende bereikt.
Aan begeleiders pleegzorg is in het casusonderzoek gevraagd of er bij de pleegzorgplaatsing sprake is van een mogelijke vroegtijdige beëindiging. Omdat er geen betrouwbare databestanden zijn is deze vraag gebruikt om inzicht te krijgen in de overplaatsingen die worden gedaan. Het antwoord op deze vraag uitgedrukt in een rapportcijfer is 7,1.
Doelstelling 6 o Het zorgen voor minder overplaatsingen en vroegtijdig afgebroken plaatsingen is volgens de begeleiders pleegzorg ruim voldoende bereikt.
Het gebruik van een familienetwerkberaad behoort niet standaard tot Prima Pleegzorg. Berekend in een rapportcijfer geven begeleiders pleegzorg op dit gebied een 2,0. Een mogelijke verklaring die voor dit lage cijfer wordt gegeven, is dat ouders en netwerk weliswaar bijeen kunnen zijn gekomen voor een bespreking van de toekomst van het kind, maar dat dit niet precies conform de principes van een netwerkberaad is gebeurd.
Doelstelling 7 o Het maximaal gebruik maken van familienetwerkberaden is volgens begeleiders pleegzorg, (zeer) slecht bereikt.
Het contact van het kind met het familiaal en sociaal netwerk, weergeven in rapportcijfers, ligt volgens begeleiders pleegzorg tussen 4,6 (met sociaal netwerk) en 8,4 (met familie). Het contact met moeder (rapportcijfer 7,8) en vader (6,3) ligt daartussen in.
Doelstelling 8 o Op zijn minst een minimaal contact van het kind met ouders en hun netwerk, is volgens begeleiders pleegzorg als het gaat om contact met sociaal netwerk in twijfelachtige mate bereikt; als het gaat om contact met vader of moeder ruim voldoende tot goed bereikt en als het gaat om contact met familie goed bereikt.
Begeleiders pleegzorg over het benutten van het oorspronkelijk netwerk “De familieleden bezoeken het kind. De familie ondersteunt het kind om de moeder te laten bezoeken.” “Geprobeerd is om via grootouders de verbinding tussen vader en het kind in stand te houden.” “Moeder heeft niet de ondersteuning van haar ouders die zij graag zou willen. Er is voortdurend spanning vooral tussen haar en moeder en haar zus. Maar moeder kan niet zonder haar familie. Het is afstoten/ naar zich toe trekken, zo gaat het steeds.” “Over het algemeen willen de ouders graag alles zelf doen! Moeder komt als het nodig is meteen om het pleeggezin te ondersteunen. Verder willen de ouders van vader zo af en toe eens wel iets betekenen (zij houden wat meer afstand). Daarnaast is er nog een vriendin van moeder.” “Het gehele systeem is zwak te noemen, alle pedagogische mogelijkheden en sociale en emotionele ontwikkeling.”
38
Opvallend zijn de verschillen in de beoordelingen van de regierol door het familiaal en sociaal netwerk. Ouders geven, herberekend, een rapportcijfer van 8,4 als het gaat om de mate waarin zij de regie hebben. Begeleiders pleegzorg beoordelen de regierol van ouders met een 6,8. Pleegouders geven daarentegen zelden aan dat de regie gedurende de plaatsing bij de ouders ligt. Uitgedrukt in een rapportcijfer geven zij een 0,4. Daarbij moet worden opgemerkt dat de vraag naar de regierol, bij pleegouders iets anders is gesteld. Hen is gevraagd aan te geven wie de regie heeft over de hulpverlening; bij begeleiders pleegzorg en ouders is daarentegen expliciet gevraagd aan te geven in hoeverre ouders de regierol hebben.
Doelstelling 9 o Ouders en netwerk hebben regie, wordt volgens ouders zelf goed, volgens begeleiders pleegzorg ruim voldoende, maar volgens pleegouders zeer slecht bereikt. 22
Als het gaat om vermindering van loyaliteitsproblemen geven begeleiders pleegzorg een rapportcijfer van 7,1. We merken op dat het hier strikt genomen niet gaat om vermindering omdat we enkel hebben vastgesteld of er al dan geen loyaliteitsproblemen zijn volgens inschatting van de begeleiders pleegzorg.
Doelstelling 10 o Vermindering van loyaliteitsproblemen, is volgens begeleiders pleegzorg ruim voldoende bereikt.
Volgens begeleiders pleegzorg hebben ouders nog niet altijd een actieve rol in de opvoeding en het dagelijks leven van hun kind. Ze geven een berekend rapportcijfer van 5,1.
Doelstelling 11 o een actieve participatie van ouders in de opvoeding en het dagelijks leven van hun kind, is volgens begeleiders pleegzorg bijna voldoende bereikt.
De Servicedesk van Prima Pleegzorg wordt door pleegouders met een 7,9 (bekendheid) en een 6,1 (tevredenheid) gewaardeerd (hierin is geen onderscheid gemaakt tussen de verschillende onderdelen van de Servicedesk).
Doelstelling 12 o De realisatie van een functionerende Servicedesk voor pleegouders, is volgens pleegouders ruim voldoende bereikt.23
Pleegouders over de regie "Over elke beslissing wordt eerst met ons pleegouders overlegd", "Regie ligt bij ons; wij staan 24 uur per dag voor onze kleindochter klaar", "Contacten met hulpverleners en school lopen via ons, pleegouders", "Wordt soms meer rekening gehouden met ouders dan met pleegouders", "Hulpverleners hebben de regie, zij stellen een plan op samen met ouders en ons als pleegouders, als er aanpassingen nodig zijn wordt dit in overleg met ons allen aangepast", "Ik laat beslissingen over aan hulpverleners om ruzie met ouders en familie te voorkomen", "Hulpverleners bepalen wat er gebeurt", "Altijd in samenspraak met ouders, pleegouders en hulpverleners", "Regie ligt bij pleegouders en moeder; de hulpverlener kan ik om advies vragen", Regie ligt bij pleegzorg en ouders: eerst wordt gekeken wat ouders willen en kunnen, daarna wordt naar het kind gekeken en dan naar pleegouders". Ouders over de regie "Werd in het verleden nog al eens afgescheept", "Voorstel voor bezoekregeling en gesprek leidinggevende jeugdzorg ingewilligd", "Als ik iets niet goed vind of ergens niet mee eens ben, wordt er over gepraat", "De hulpverlening wordt door ons beide goed gedaan", "Over het algemeen zijn we het meestal eens wat het beste is voor mijn kind", "Pleegzorg staat open voor ideeën van ons en er is een goede samenwerking tussen iedereen die met de opvoeding van ons kind heeft te maken", "Op mijn verzoek stopten de bezoekjes aan het pleeggezin", "Doelen voor het kind worden altijd goed besproken en samen kijken we wat goed aansluit. Ze zeggen niet: dit moet zo".
39
3.5
Realisatie randvoorwaarden
Op dezelfde wijze als voor de effecten en doelstellingen beschrijven we in deze paragraaf de mate waarin de achttien belangrijk geachte randvoorwaarden (zie paragraaf 2.4) zijn bereikt. Voor de specifieke resultaten verwijzen we naar Bijlage 3. 3.5.1
Cliëntniveau en hulpverlenerniveau
Figuur 3.2 geeft de resultaten weer voor de randvoorwaarden op het niveau van het cliëntsysteem (vijf randvoorwaarden) en hulpverlener (vijf randvoorwaarden). Binnen Prima Pleegzorg is het van belang dat ouders de regie hebben over het hulpverleningsproces. Er zijn drie randvoorwaarden geformuleerd die nodig zijn om ouders de regie over de hulpverlening te laten voeren. Als het gaat om de mate waarin ouders voldoende en juiste informatie krijgen om een actieplan te kunnen maken geven ouders een gemiddeld rapportcijfer van 6,4 en begeleiders pleegzorg een gemiddeld rapportcijfer van 1,4. Een vergelijkbaar cijfer (1,6) wordt door begeleiders pleegzorg toegekend als het gaat om de mate waarin actieteams door het cliëntsysteem worden gevormd en deze teams verantwoordelijk zijn voor de uitvoer van het actieplan. De steun die het cliëntsysteem ervaart vanuit het eigen netwerk in het nemen van beslissingen in het belang van het kind wordt met een 4,4 door begeleiders pleegzorg beoordeeld, terwijl ouders hierop met een 5,5 gemiddeld iets hoger scoren. Voor de randvoorwaarden die met de regiefunctie van ouders samenhangen, geldt:
Randvoorwaarde 1 o het cliëntsysteem ontvangt voldoende en juiste informatie om een actieplan te kunnen maken, is volgens ouders (ruim) voldoende en volgens begeleiders pleegzorg zeer slecht bereikt.
Randvoorwaarde 2 o het cliëntsysteem vormt een actieteam en is verantwoordelijk voor de uitvoer van het actieplan, is naar de mening van begeleiders pleegzorg zeer slecht bereikt.
Randvoorwaarde 3 o het cliëntsysteem ervaart steun vanuit het eigen netwerk in het nemen van beslissingen in het belang van het kind, is naar zowel de mening van begeleiders pleegzorg als ouders (bijna) voldoende bereikt.
Begeleiders pleegzorg over aansluiten bij de waarden en normen “Als begeleider pleegzorg hoefde ik bij deze jongere en zijn familie niet actief te zijn. In die zin kostte het geen moeite om bij hun waarden aan te sluiten.” “Het is een systeem dat mij vertrouwt en waarin ik vrij kan aangeven wat ik vind.” “Moeder is van Chinese afkomst, ik kan goed aansluiten, aangezien ik getrouwd ben met een Chinees.” “Vanwege de andere cultuur stel ik veel vragen en gaan we samen kijken wat je als moeder nodig hebt.” “Respectvolle attitude, niet veroordelend, maar aansluiten bij het (gezins)systeem, waarbij ik wel mezelf blijf.” “Ik kan ondanks verschil in normen en waarden moeder respecteren en zie haar inzet als opvoeder en haar ouderschap en vanuit dit positieve stuk aansluiten.”
40
Figuur 3.2 Realisatie beoogde randvoorwaarden Prima Pleegzorg: cliëntniveau en hulpverlenerniveau
De mate waarin het cliëntsysteem een pleeggezin kan kiezen met de grootste kans op succes, wordt door ouders met een 6,4 beoordeeld.
Randvoorwaarde 4 o de jeugdige wordt geplaatst in het systeem dat volgens het cliëntsysteem de hoogste slagingskans heeft, is naar inschatting van ouders ruim voldoende bereikt.
Voor de acceptatie en het vertrouwen van het cliëntsysteem in de professionele hulpverlening geven ouders een 9,0 en begeleiders pleegzorg een 7,0.
Randvoorwaarde 5 o het cliëntsysteem accepteert en heeft vertrouwen in de professionele hulpverlening, is volgens ouders zeer goed en naar mening van begeleiders pleegzorg ruim voldoende bereikt.24
Pleegouders over veranderingen die zij hebben gemerkt door de inzet van Prima Pleegzorg "Bevorderen van contact met biologische ouders/zoeken naar biologische ouders", "De mededeling dat we ondanks de fulltime zorg nu deeltijd pleegouders worden omdat ons pleegkind in het weekend soms bij moeder is.", "Een kortverblijf is hier gebleven en omgezet naar langdurig", "Er wordt meer druk gelegd op uitbreiding bezoekregeling (tegen het advies van voogd in....)", "Ineens werd er overleg met ouders gepland, na ruim 4 jaar. Is niet gelukt, was te geforceerd", "Lijkt dat er meer naar ouders word gekeken dan naar de kinderen.", "Ouders krijgen een beduidend grotere rol, worden minder snel op een zijspoor gezet (gelukkig). Bij acute zorg gaat de plek geregeld niet door omdat er binnen het netwerk van het kind een plaats is gevonden. Goede zaak voor het kind, jammer voor ons.", "We hebben het belang van een goede relatie met eigen ouders en samenwerking altijd al hoog in het vaandel gehad. Er was altijd al ruimte voor een goede band tussen kind, pleegouders en ouders. Er is dus niet veel veranderd", "Wisselende pleegzorgwerkers"
41
Op het niveau van de hulpverlener zijn vijf randvoorwaarden gesteld. De eerste hiervan is dat de focus ligt op een doorgaande ontwikkeling van het kind. Ouders en pleegouders maken op dit gebied een vergelijkbare inschatting, weergegeven in een rapportcijfer van respectievelijk 8,4 en 8,3.
Randvoorwaarde 6 o de focus ligt op een doorgaande ontwikkeling van het kind, is volgens zowel ouders als pleegouders goed bereikt. 25
Voor het werken van de hulpverlener vanuit de dialoog, verkennen en verbinden van verschillende perspectieven, geven begeleiders pleegzorg een 7,1.
Randvoorwaarde 7 o de hulpverlener werkt vanuit dialoog, verkennen en verbinden van verschillende perspectieven , is naar inschatting van begeleiders pleegzorg ruim voldoende bereikt.
De aansluiting van de hulpverlener bij de waarden, normen en gebruiken wordt naar inschatting van ouders met een 9,5 beoordeeld. Pleegouders geven een overeenkomstig cijfer van 9,4. Het berekend rapportcijfer voor begeleiders pleegzorg is 7,8.
Randvoorwaarde 8 o de hulpverlener heeft een goed zicht op, en is in staat aan te sluiten bij de waarden, normen en gebruiken van het cliëntsysteem, is naar inschatting van ouders en pleegouders zeer goed, en naar mening van begeleiders pleegzorg ruim voldoende bereikt.
Voor de mate waarin de hulpverlener actief meewerkt aan de doelen geven begeleiders pleegzorg een 4,5 en ouders een 7,8.
Randvoorwaarde 9 o de hulpverlener werkt actief mee aan de realisatie van de doelen van het cliëntsysteem, is volgens begeleiders pleegzorg bijna voldoende, maar volgens ouders ruim voldoende bereikt.
Voor de mate waarin de hulpverlener de krachten van het cliëntsysteem weet te benutten geven begeleiders pleegzorg een berekend rapportcijfer van 6,2.
Randvoorwaarde 10 o de hulpverlener is in staat het cliëntsysteem te helpen hun krachten te herkennen, uit te vergroten en te gebruiken, is volgens begeleiders pleegzorg voldoende bereikt.
Begeleiders pleegzorg over het verbinden van verschillende perspectieven “Beeldmateriaal gebruiken, perspectieven opschrijven, koppelen, verschillen benoemen en uiteindelijk tot een gezamenlijk plan komen.” “Circulaire vragen/ alle partijen aanbod laten komen. Echtheid in relatie uitstralen.” “Ik bespreek in overleg met betrokkene hoe en of moeder benaderd kan worden. Ik stimuleer pleegouders in contact met vader. Ik stimuleer hen om foto's, tekeningen van pleegkind op te sturen. Ik complimenteer pleegouders dat ze hun pleegkind hen bij de voornaam laat noemen.” “Door met verschillende partijen te praten over perspectieven van andere partijen. Voor familiebijeenkomsten te plannen. Door gesprekken tussen beide grootouder-systemen te houden. Door gesprekken tussen diverse gezinsvoogden te plannen.” “Uitgaan vanuit het kind; uitgaande vanuit het gegeven dat vader en kind verbonden blijven. Kind heeft daar 'zicht op'. Ouders blijven verantwoordelijk. Kijken met ouders hoe zij verbonden kunnen blijven met hun kind.”
42
3.5.2
Teamniveau en Organisatieniveau
Figuur 3.2 geeft de resultaten voor de randvoorwaarden op het teamniveau (van hulpverleners, zorgaanbieders en BJZ ; drie randvoorwaarden) en organisatieniveau (vier randvoorwaarden). De resultaten zijn gebaseerd op informatie van de professionals (begeleiders pleegzorg, gezinsvoogden, voogdijwerkers en gedragswetenschappers) die aan de workshops hebben deelgenomen.26
Figuur 3.3 Realisatie beoogde randvoorwaarden Prima Pleegzorg: teamniveau en organisatieniveau
Bij de eerste randvoorwaarde op teamniveau gaat het erom dat het team laat merken dat het actieplan door iedereen gedragen wordt, naar inschatting van begeleiders pleegzorg, gezinsvoogden, voogdijwerkers en gedragswetenschappers is het cijfer op dit gebied 5,5.
Randvoorwaarde 11 o het team moet aan de jeugdige laten merken dat het gezamenlijk ontwikkelde actieplan door iedereen wordt gedragen, is naar inschatting van begeleiders pleegzorg, gezinsvoogden, voogdijwerkers en gedragswetenschappers bijna voldoende bereikt.
Begeleiders pleegzorg over behoud sociaal en familiaal kapitaal in de toekomst “In komende jaren zal hierin geïnvesteerd blijven worden in de hoop tot 'herstel' te komen waarbij ouders er voor hun kind kunnen blijven.” “Vader, moeder, broers, tantes en oom, neven en nichtjes en vooral oma zijn altijd zeer betrokken bij het kind.” “Moeder zal de spil zijn in het familienetwerk.” “Dit is moeilijk in te schatten. Hier kan totaal mee gebroken worden of de banden kunnen langzaam wat aangehaald worden.”
43
Aan de mate waarin aan competentievergroting van het team wordt gewerkt volgens de uitgangspunten van Prima Pleegzorg, geven begeleiders pleegzorg gemiddeld een 6,5.
Randvoorwaarde 12 o het team wordt naar behoefte getraind en bijgeschoold in (nieuwe) ontwikkelingen van, en werken volgens Prima Pleegzorg, is volgens begeleiders pleegzorg, gezinsvoogden, voogdijkwerkers en gedragswetenschappers, ruim voldoende bereikt.
De intercollegiale ondersteuning beoordelen begeleiders pleegzorg gemiddeld met een 6,5.
Randvoorwaarde 13 o binnen het team is er sprake van wederzijdse ondersteuning, feedback van, en werken volgens Prima Pleegzorg, is naar mening van begeleiders pleegzorg, gezinsvoogden, voogdijwerkers en gedragswetenschappers, ruim voldoende bereikt.
De eerste randvoorwaarde op organisatieniveau betreft de mate van integrale en intersectorale samenwerking. Hiervoor wordt door de professionals een 4,8 gegeven. De mate waarin de samenwerking tussen professionals en instanties positief is, wordt door begeleiders pleegzorg, gezinsvoogden, voogdijwerkers en gedragswetenschappers met een 5,3 beoordeeld, en door pleegouders (van buitenaf bekeken) met een 7,0.
Randvoorwaarde 14 o de organisatie werkt integraal en intersectoraal volgens de uitgangspunten van Prima Pleegzorg, is volgens begeleiders pleegzorg, gezinsvoogden, voogdijwerkers en gedragswetenschappers, bijna voldoende bereikt.
Randvoorwaarde 15 o de samenwerking tussen professionals en instanties verloopt positief, is naar de mening van begeleiders pleegzorg, gezinsvoogden, voogdijwerkers en gedragswetenschappers in twijfelachtige mate, en volgens pleegouders ruim voldoende bereikt.
De mate waarin de organisatie model staat voor het werken met Prima Pleegzorg en de mate waarin er sprake is van tevredenheids- en effectmetingen beoordelen de betrokken professionals beide gemiddeld met 5,9.
Randvoorwaarde 16 o de organisatie staat model voor, en faciliteert in hetgeen verwacht wordt van medewerkers in het werken volgens de uitgangspunten van Prima Pleegzorg, zowel in organisatie als proces, is volgens begeleiders pleegzorg, gezinsvoogden, voogdijwerkers en gedragswetenschappers, voldoende bereikt.
Randvoorwaarde 17 o de organisatie zorgt voor tevredenheids- en effectmeting bij alle participanten, is volgens begeleiders pleegzorg, gezinsvoogden, voogdijwerkers en gedragswetenschappers, voldoende bereikt.
44
3.6
Een overzicht van de realisatie en werking van Prima Pleegzorg
3.6.1
Realisatie: een overzicht
Tabel 3.3 en 3.4 geven een algeheel overzicht van de mate waarin Prima Pleegzorg is gerealiseerd vanuit de beoogde twee effecten, twaalf inhoudelijke doelstellingen en achttien randvoorwaarden. De resultaten zijn gebaseerd op de rapportcijfers uit paragraaf 3.4 en 3.5. Als er op een onderdeel op meerdere gebieden (bv. sociale, emotionele, cognitieve ontwikkeling en welzijn kind) of door meerdere informanten (bv. begeleiders pleegzorg en pleegouders) rapportcijfers beschikbaar waren dan is in Tabel 3 en 4 het ‘overall’ gemiddelde rapportcijfer voor deze gebieden en informanten berekend en gegeven. Zodoende krijgen we per onderdeel één rapportcijfer (zie voor de standaarddeviaties bij deze gemiddelden Bijlage 4). Tabel 3.3 De realisatie van Prima Pleegzorg als geheel: rapportcijfers voor de effecten en doelstellingen
1
Rapportcijfer 1 2
De twee beoogde effecten Er is sprake van een doorgaande ontwikkeling van het pleegkind. Er is sprake van een stabiel en veilig netwerk rondom het kind A. Totaal gemiddelde effecten
6,5 7,3 6,9
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12
De twaalf beoogde doelstellingen Actieteams van ouders en netwerk werken met een zelfopgezet actieplan. Er wordt gedacht vanuit de mogelijkheden en competenties van ouders en pleegouders. Er worden meer netwerkplaatsingen gerealiseerd. Het familiaal en sociaal kapitaal is behouden gebleven. De pleegouders zijn aanvullend op ouders (en netwerk). Er zijn minder overplaatsing en vroegtijdig afgebroken plaatsingen. Er wordt maximaal gebruik gemaakt van familienetwerkberaden. Ieder pleegkind heeft minstens een minimaal contact met ouders en hun netwerk. De ouders en het netwerk hebben de regie (verantwoordelijkheid en inspraak ) Er zijn minder loyaliteitsproblemen bij het kind. Ouders participeren actief in de opvoeding en het dagelijks leven van hun kind (ouders behouden hun ouderpositie). Er is een goed functionerend servicepunt voor pleegouders/begeleiders pleegzorg (Servicedesk pleegzorg). B. Totaal gemiddelde doelstellingen
3,5 7,4 nvt 7,4 6,7 7,0 2,0 7,1 5,2 7,1 5,1 7,0 5,9
TOTAAL effecten en doelstelling (gemiddelde A+B)
6,4
1
Tabel 3.3 geeft een overzicht van de resultaten uit paragraaf 3.4. De informatie hiervoor is verzameld bij begeleiders pleegzorg, ouders en pleegouders, gezinsvoogden en voogdijwerkers, en gedragswetenschappers. Als er op een onderdeel op meerdere gebieden (b.v. sociale, emotionele, cognitieve ontwikkeling en welzijn kind) of door meerdere informanten (b.v. begeleiders pleegzorg en pleegouders) rapportcijfers beschikbaar waren dan is in Tabel 3 en 4 het ‘overall’ gemiddelde rapportcijfer voor deze gebieden en informanten berekend en gegeven. Zodoende krijgen we per onderdeel één rapportcijfer. Bij doelstelling 3 (netwerkplaatsingen) is geen rapportcijfer gegeven, we hebben op dit onderdeel besloten om enkel de trend te beschrijven (verhouding netwerkplaatsing en bestandsplaatsingen) vanaf 2008 en niet te beoordelen (zie paragraaf 3.4). Er zijn geen algemene richtlijnen te geven over wat een optimaal evenwicht is tussen het aantal netwerk - en bestandsplaatsingen. Wel kunnen we stellen dat het aantal netwerkplaatsingen binnen Prima Pleegzorg (51,9% in 2011) zich positief verhoudt tot de ontwikkeling van het aantal netwerkplaatsingen in Nederland de afgelopen jaren, dit ligt tussen 30% -50% (zie Dalm, 2009; Strijker & Zandberg, 2003).
Het centrale doel van Prima Pleegzorg is (bijdragen aan) een doorgaande ontwikkeling van het kind (op zowel sociaal-emotioneel als cognitief gebied) (beoogd effect 1: rapportcijfer 6,5 in Tabel 3.3), in een stabiel en veilig netwerk binnen de context van het gezin en pleeggezin (beoogd effect 2; rapportcijfer 7,3). Ten aanzien van stabiel en veilig netwerk moet worden opgemerkt dat het netwerk volgens inschatting van begeleiders pleegzorg bij ouders lager is (6,0) dan bij pleegouders (8,6). Het gemiddelde algeheel rapportcijfer voor de realisatie van dit centrale doel is 6,9. Het rapportcijfer voor de realisatie van de beoogde doelstellingen is 5,9. Doelstellingen 2 en 4, er wordt gedacht
45
vanuit de mogelijkheden en competenties van ouders en pleegouders, en het familiaal en sociaal kapitaal is behouden gebleven, scoren met een cijfer van 7,4 relatief het hoogst. Het gebruik van familienetwerkberaden (doelstelling 7: 2,0), het functioneren van actieteams waarin ouders en netwerk werken vanuit een zelfopgezet actieplan (doelstelling 1: 3,5), en dat ouders en het netwerk verantwoordelijkheid en inspraak hebben (doelstelling 9: 5,2) zijn als doelstelling het minst gerealiseerd. Beschouwen we de beoogde effecten en doelstellingen samen als een indicatoren voor de mate waarin de beoogde inhoud van Prima Pleegzorg is gerealiseerd, dan komt het gemiddelde rapportcijfer uit op 6,4. Tabel 3.4 De realisatie van Prima Pleegzorg als geheel: rapportcijfers voor de randvoorwaarden
1
Rapportcijfer 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13
14 15 16 17
De 17 randvoorwaarden Het cliëntsysteem ontvangt voldoende en juiste informatie om een actieplan te kunnen maken. Het cliëntsysteem vormt het actieteam en is verantwoordelijk voor de uitvoer van het actieplan. Het cliëntsysteem ervaart steun vanuit het eigen netwerk in het nemen van beslissingen in het belang van het kind. Het cliëntsysteem accepteert en heeft vertrouwen in professionele hulpverlening. De jeugdige wordt geplaatst in het systeem met volgens het cliëntsysteem de hoogste slagingskans. A. Totaal randvoorwaarden gemiddelde cliëntsysteem De focus van de hulpverlener ligt op de doorgaande ontwikkeling van het pleegkind. De hulpverlener is in staat het cliëntsysteem te helpen hun krachten te herkennen, uit te vergroten en te gebruiken. De hulpverlener werkt actief mee aan de realisatie van de doelen van het cliëntsysteem. De hulpverlener heeft een goed zicht en is in staat aan te sluiten bij de waarden, normen en gebruiken van het cliëntsysteem. De hulpverlener werkt vanuit de dialoog, verkennen en verbinden van verschillende perspectieven. B. Totaal randvoorwaarden gemiddelde hulpverlener Het team laat de jeugdige merken dat het gezamenlijk ontwikkelde actieplan door iedereen wordt gedragen. Het team wordt naar behoefte getraind en bijgeschoold om (nieuwe) ontwikkelingen van en werken volgens Prima Pleegzorg. Binnen het team is er sprake van wederzijdse ondersteuning, feedback en intervisie in het werken volgens Prima Pleegzorg. C. Totaal randvoorwaarden gemiddelde team Samenwerking professionals/instanties: de samenwerking tussen professionals verloopt positief. De organisatie staat model voor en faciliteert in hetgeen verwacht wordt van medewerkers in het werken volgens uitgangspunten van Prima Pleegzorg in zowel organisatie als proces. De organisatie werkt integraal en intersectoraal volgens de uitgangspunten van Prima Pleegzorg. De organisatie zorgt voor tevredenheids– en effectmeting bij alle participanten. D. Totaal randvoorwaarden gemiddelde organisatie
TOTAAL randvoorwaarden cliëntsysteem, hulpverlener, team en organisatie (gemiddelde B t/m D)
3,9 1,6 5,0 8,0 6,0 4,9 8,4 6,2 6,2 8,9 7,1 7,3 5,5 6,5 6,5 6,2 6,2 7,0 5,9 4,8 6,0
6,1
1
Tabel 3.4 geeft een overzicht van de resultaten uit paragraaf 3.5. De informatie hiervoor is verzameld bij begeleiders pleegzorg, ouders en pleegouders, gezinsvoogden en voogdijwerkers, en gedragswetenschappers. Als er op een onderdeel op meerdere gebieden (b.v. sociale, emotionele, cognitieve ontwikkeling en welzijn kind) of door meerdere informanten (b.v. begeleiders pleegzorg en pleegouders) rapportcijfers beschikbaar waren dan is in Tabel 3 en 4 het ‘overall’ gemiddelde rapportcijfer voor deze gebieden en informanten berekend en gegeven. Zodoende krijgen we per onderdeel één rapportcijfer.
In Tabel 3.4 geeft de rapportcijfers voor de randvoorwaarden van Prima Pleegzorg op vier niveaus. De randvoorwaarden op hulpverlenerniveau (zoals begeleiders pleegzorg en gezinsvoogden) zijn relatief het best gerealiseerd (rapportcijfer 7,3), die op het niveau van het cliëntsysteem het slechtst (4,9). De rapportcijfers voor de realisatie van de randvoorwaarden op teamniveau (6,2) en organisatieniveau (6,0) liggen daartussen in en zijn onderling vergelijkbaar. Als we kijken naar de afzonderlijke randvoorwaarden dan gaat het relatief slecht met de vorming van actieteams en de verantwoordelijk van ouders en netwerk voor de uitvoer van het actieplan (randvoorwaarde 2: 1,6), de steun die het cliëntsysteem ervaart vanuit het netwerk in het nemen van beslissingen in het belang van het kind (randvoorwaarde 4: 5,0), de effectmetingen en tevredenheidmetingen (randvoorwaarde 18: 4,8), de mate waarin het team de jeugdige laat merken dat het actieplan door iedereen wordt gedragen (randvoorwaarde 12: 5,5) en de integrale en intersectorale aanpak van de
46
organisatie volgens de uitgangspunten van Prima Pleegzorg (randvoorwaarde 17: 5,9). Relatief goed gaat het met de mate waarin de hulpverlener aansluit bij de waarden, normen en gebruiken van het cliëntsysteem (randvoorwaarde 10: 8,9), de focus van de hulpverlener op de doorgaande ontwikkeling van het kind (randvoorwaarde 7: 8,4) en het vertrouwen van het cliëntsysteem in de professionele hulpverlening (randvoorwaarde 5: 8,0). Zien we de vier niveaus als indicatoren voor de mate waarin de beoogde randvoorwaarden binnen Prima Pleegzorg als geheel zijn gerealiseerd, dan komt het gemiddelde rapportcijfer uit op 6,1. De bovenstaande rapportcijfers zijn gebaseerd op de informatie van begeleiders pleegzorg, gezinsvoogden, voogdijwerkers, gedragswetenschappers en pleeg(ouders). In een digitaal interview is echter ook aan managers gevraagd een algehele inschatting te geven van de mate waarin de organisatie van Prima Pleegzorg zoals die werd beschreven in hoofdstuk 2 (Prima Pleegzorg in theorie) op dit moment (september 2012) is gerealiseerd (op een schaal van 0-100%). Het gaat dan om de structuur (paragraaf 2.5.1), procedures en instrumenten (2.5.2) en het primaire proces (2.6). De drie managers zijn van mening dat de noodzakelijke structuur voor 43% aanwezig is (standaarddeviatie: 11,5), dat op het gebied van procedures en instrumenten de gewenste situatie voor 41% is gerealiseerd (sd: 8,5) en dat het primaire proces voor 25% loopt zoals het zou moeten, ze verschillen op dit laatstgenoemde gebied evenwel sterk van mening (sd: 25,0). 3.6.2
Werking van Prima Pleegzorg
Aan begeleiders pleegzorg is in het casusonderzoek voor 51 afzonderlijke pleegzorgplaatsingen gevraagd naar de huidige situatie van het kind, ouders, pleegouders en het netwerk van het gezin en pleeggezin. De resultaten hebben we eerder in paragraaf 3.3 besproken. Ook is de begeleiders pleegzorg gevraagd naar de mate waarin zij de mogelijkheden van ouders gericht in kaart brengen, vanuit dit perspectief kijken, ze ouders en kind medeverantwoordelijk stellen voor de uitvoer van het actieplan en welke mate ze als begeleider werken vanuit verschillende perspectieven. Uit aanvullende analyses (Factoranalyse en betrouwbaarheidsanalyse, zie Bijlage 4) blijkt dat deze vragen veel met elkaar te maken hebben en ze staan voor de mate waarin begeleiders pleegzorg empowermentbevorderend gedrag hebben. Naast dit empowermentbevorderend gedrag van begeleiders, hebben we via de statistische analyses ook items uit de vragenlijst kunnen ontdekken die gaan over de mate waarin het cliëntsysteem daadwerkelijk empowered is. Het gaat daarbij om de mate waarin de mogelijkheden van ouders zijn versterkt, waarin de begeleider vertrouwen heeft in besluiten die door het netwerk worden genomen, de steun die ouders ervaren in het nemen van beslissingen in het belang van het kind en de mate waarin ouders en kind eigenaar zijn van het hulpverleningsproces.
47
Figuur 3.3 De huidige situatie binnen de context van het gezin en pleeggezin en empowerment: resultaten regressie-analyse (N=50, verklaarde variantie=.23; informant begeleiders pleegzorg) In de analyse is gecontroleerd voor het geslacht en de leeftijd van het kind. Deze invloed is niet significant (Zie Bijlage 4.2).
Vanuit de systeemtheorie en de contextuele benadering die ten grondslag ligt aan Prima Pleegzorg, speelt empowerment een belangrijke rol als het gaat om een doorgaande ontwikkeling van het kind in een stabiele omgeving. Uit een regressieanalyse blijkt dat deze rol ook empirisch wordt gevonden. Figuur 3.3 laat zien in hoeverre de huidige situatie binnen de context van het gezin en pleeggezin (hoe gaat het met het kind, de ouders en pleegouders en het netwerk) afhangt van het empowermentbevordend gedrag van de begeleider pleegzorg en de mate waarin het cliëntsysteem daadwerkelijk is empowered. Uit Figuur 3.3 blijkt dat de het beter gaat als het cliëntsysteem meer is empowered, er is een positief effect (+). Overigens blijkt ook dat het minder goed gaat met netwerkgezinnen dan met bestandsgezinnen (een negatief effect: -). Wat verder opvalt is dat de begeleider pleegzorg geen rechtstreekse invloed uitoefent op hoe het met het gezin en pleeggezin gaat. De begeleider pleegzorg kan er daarentegen wel voor zorgen dat het gezinssysteem haar krachten leert kennen en benutten, (positieve samenhang: +), om als systeem vervolgens zelf de situatie te verbeteren. Dit door als begeleider empowermentbevorderend gedrag te vertonen.
48
Hoofdstuk 4
4.1
Prima Pleegzorg in perspectief
Inleiding
In dit hoofdstuk gaan we in op de conclusies van het onderzoek en de verdere ontwikkeling van Prima Pleegzorg: de resultaten in perspectief. In paragraaf 4.2 vatten we de belangrijkste resultaten van de Hoofdstukken 2 en 3 nog eens samen en presenteren we de conclusies. Vervolgens gaan we wat dieper in op enkele punten die de conceptagenda vormen voor de verdere ontwikkeling van Prima Pleegzorg (paragraaf 4.3). Tot slot worden in paragraaf 4.4 nog enkele kanttekeningen geplaatst bij het huidige onderzoek.
4.2
Samenvatting en conclusies
4.2.1
Samenvatting
Onder de naam ‘Prima Pleegzorg’ is in 2009 een vernieuwingstraject gestart binnen de Limburgse pleegzorg. De innovatie vindt plaats vanuit Rubicon Jeugdzorg, XONAR, William Schrikker Pleegzorg en Bureau Jeugdzorg. Prima Pleegzorg is een visie op pleegzorg die verder is ontwikkeld aan de hand van acht ontwikkellijnen: 1. Vraaggerichte pleegzorg 2. Respectvol samenwerken 3. Sociale Netwerkstrategieën 4. Netwerkpleegzorg 5. Ouders en jeugdigen in de pleegzorg 6. Kleurrijke pleegzorg 7. Pleegzorg Limburg: één gezicht 8. Leren en ontwikkelen in de pleegzorg In 2012 moet Prima Pleegzorg in het systeem van de jeugdzorg‐ en pleegzorg in Limburg verankerd zijn. In de periode juli 2011 tot september 2012 heeft Praktikon, op verzoek van Service.jz, een systeemevaluatie uitgevoerd naar de verwachte en feitelijke werking van Prima Pleegzorg. In het huidige rapport wordt verslag gedaan van de resultaten van dit onderzoek. Aan de hand van focusgroepbijeenkomsten waaraan professionals van de betrokken instellingen hebben deelgenomen is vastgesteld wat de aanleiding was van Prima Pleegzorg, wat de beoogde inhoud is (effecten en doelstellingen) en welke randvoorwaarden nodig zijn om de beoogde inhoud te realiseren. Op deze manier is zicht verkregen over de verwachte werking van Prima Pleegzorg: Prima Pleegzorg in theorie. Vervolgens is aan de hand van casusonderzoek bij begeleiders pleegzorg en enquêtes bij ouders en pleegouders, nagegaan in welke mate de beoogde inhoud en benodigde randvoorwaarden worden bereikt. Op deze manier is een beeld verkregen van de feitelijke werking van Prima Pleegzorg: Prima Pleegzorg in praktijk.
49
Prima Pleegzorg in theorie Uit de resultaten blijkt dat de belangrijkste redenen voor de start van Prima Pleegzorg waren dat er te weinig samenwerking bestond tussen ouders/netwerk en pleegzorg, dat de rol van het sociale netwerk te weinig werd benut en dat er te weinig werd gedacht vanuit de competenties van ouders en pleegouders. Het centrale doel van Prima Pleegzorg is (bijdragen aan) een doorgaande ontwikkeling van het kind (op zowel sociaal-emotioneel als cognitief gebied) in een stabiel en veilig netwerk binnen de context van het gezin en pleeggezin. De regie over de manier waarop het beoogde doel wordt nagestreefd is (zoveel mogelijk) in handen van kind, ouders en netwerk. De ontwikkellijnen ‘Sociale Netwerkstrategieën’ en ‘Vraaggerichte pleegzorg’ gaan daarbij hand in hand, als het kan binnen een netwerkplaatsing (‘Netwerkpleegzorg’). De genoemde ontwikkellijnen vormen de kern van Prima Pleegzorg. De twee ontwikkellijnen ‘Ouders en jeugdigen in de pleegzorg’, ‘Leren en ontwikkelen in de pleegzorg’ spelen eveneens een belangrijke rol. De overige vier ontwikkellijnen liggen daar iets verder vanaf ‘Afstemming in de pleegzorg’, ‘Respectvol samenwerken’, ‘Kleurrijke pleegzorg’, ‘Pleegzorg Limburg, één gezicht’. In het onderzoek zijn twaalf beoogde doelstellingen van Prima Pleegzorg naar voren gekomen. De belangrijkste drie zijn: actieteams van ouders en netwerk werken met een zelfopgezet actieplan; er wordt gedacht vanuit de mogelijkheden en competenties van ouders; en er worden meer netwerkplaatsingen gerealiseerd. Naast de twaalf beoogde doelstellingen is in het onderzoek nagegaan welke randvoorwaarden op verschillende niveaus (cliëntsysteem, hulpverlener, team en organisatie) belangrijk zijn. Enkele voorbeelden zijn: de jeugdige wordt geplaatst in het systeem dat volgens het cliëntsysteem de hoogste slagingskans heeft; de focus van de hulpverlener ligt op een doorgaande ontwikkeling van het kind; binnen het team is er sprake van wederzijdse ondersteuning, feedback en intervisie in het werken volgens Prima pleegzorg; en de samenwerking tussen professionals en instanties verloopt positief. Verder zijn we met het onderzoek gekomen tot een specifieke beschrijving van de wenselijk organisatie van Prima Pleegzorg voor wat betreft structuur, werving en selectie, en matching (zie voor een beschrijving paragraaf 2.5). Prima Pleegzorg in praktijk Gegevens afkomstig uit het casusonderzoek en de enquêtes zijn allen herberekend tot rapportcijfers om aan te kunnen geven in welke mate de bedoelingen van Prima Pleegzorg overeenkomen met de praktijk (zie voor een snel overzicht van de afzonderlijke rapportcijfers paragraaf 3.6.1). Het centrale doel van Prima Pleegzorg: een doorgaande ontwikkeling in een stabiel en veilig netwerk wordt ruim voldoende bereikt. De twaalf beoogde doelstellingen worden gezamenlijk voldoende bereikt, waarbij de doelen ‘competentievergroting ouders en pleegouders’ en ‘behoud van familiaal en sociaal netwerk relatief het beste worden bereikt (ruim voldoende). De doelstellingen met betrekking tot familienetwerkberaden en actieteams worden het minst goed bereikt (ruim onvoldoende). De randvoorwaarden die binnen Prima Pleegzorg van belang worden geacht, worden in het geheel genomen in de praktijk ook voldoende gerealiseerd. De realisatie van de randvoorwaarden op het gebied van de hulpverlener worden in vergelijking tot die op de andere niveaus relatief het best gerealiseerd (ruim voldoende). De randvoorwaarden op het gebied van het cliëntsysteem het slechts (bijna voldoende) en die op het gebied van team en organisatie daartussen in (voldoende gerealiseerd). De randvoorwaarden die het best zijn gerealiseerd bevinden zich op het niveau van de hulpverlener: de focus van de hulpverlener ligt op de doorgaande ontwikkeling van het kind, en op het niveau van het cliëntsysteem: het cliëntsysteem accepteert en heeft vertrouwen in de hulpverlening. De randvoorwaarden die het minst goed zijn gerealiseerd bevinden zich op het niveau
50
van het cliëntsysteem: het cliëntsysteem vormt het actieteam en is verantwoordelijk voor de uitvoer van het actieplan (zeer slecht), en het cliëntsysteem ontvangt voldoende informatie om een actieplan te maken (onvoldoende). Uit nadere analyses op het casusonderzoek, blijkt vervolgens dat het beoogde mechanisme van Prima Pleegzorg ook in praktijk zo werkt. Naarmate een hulpverlener meer empowerment bevorderend gedrag laat zien , blijkt het cliëntsysteem meer empowered te zijn, wat een positieve invloed heeft op de doorgaande ontwikkeling van het kind. 4.2.2
Conclusies
Prima Pleegzorg in theorie Het centrale doel van Prima Pleegzorg is (bijdragen aan) een doorgaande ontwikkeling van het kind (op zowel sociaal-emotioneel als cognitief gebied) in een stabiel en veilig netwerk binnen de context van het gezin en pleeggezin. De regie over de manier waarop het beoogde doel wordt nagestreefd is (zoveel mogelijk) in handen van kind, ouders en netwerk, pleegouder(s), families en sociale netwerken. Door oplossingsgericht werken wordt geprobeerd de krachten binnen het sociale en familiale netwerk van het gezin en pleeggezin te versterken zodat ze deze regie (kunnen) nemen en houden. Deze verwachte werking is met name gebaseerd op een systeemgerichte en contextuele benadering. Conclusie 1 De resultaten van de systeemanalyse indiceren dat het beoogde mechanisme van Prima Pleegzorg in de praktijk ook zo werkt: naarmate een gezin meer empowered is, wordt het centrale doel van Prima Pleegzorg (een doorgaande ontwikkeling van het kind in een stabiel en veilig netwerk binnen de context van het gezin en pleeggezin) ook beter bereikt. De begeleider pleegzorg heeft hierop geen directe invloed, maar kan evenwel indirect bijdragen aan het centrale doel van Prima Pleegzorg: naarmate hij/zij meer empowermentbevorderend gedrag laat zien, worden de krachten van het cliëntsysteem ook daadwerkelijk meer versterkt (waarmee een doorgaande ontwikkeling van het kind in een stabiel en veilig netwerk als centraal doel ook beter wordt bereikt). Kanttekening Bij netwerkplaatsingen is het centrale doel, een doorgaande ontwikkeling in een stabiel en veilig netwerk, minder goed bereikbaar dan bij bestandplaatsingen. Niet omdat het cliëntsysteem minder empowered is, maar om andere redenen die we niet empirisch hebben vastgesteld. Als we kijken naar het beeld dat door Van den Bergh (2012) en Van den Bergh & Weterings (2010) wordt geschetst van onderzoek elders naar eventuele verschillen tussen plaatsingen in netwerkgezinnen en bestandsgezinnen dan is dat gevarieerd. Als we kijken naar de aanleiding van een uithuisplaatsing komt uit dossieronderzoek van Van den Bergh & Weterings (2010c) naar voren dat de opvoedingssituatie voorafgaande de plaatsing bij kinderen in een bestandgezin in termen van mishandeling, geweld en verslavingsproblemen van ouders, vaker ongunstiger is dan bij kinderen die in een netwerkgezin zijn komen te wonen. Ook hebben meer kinderen binnen bestandplaatsingen ernstige gedragsproblemen (Vanschoonlandt, Vanderfaeillie, Van Holen, De Mayer & Andries, 2012). Sommige studies laten zien dat kinderen baat hebben bij plaatsing in een netwerkgezin: ze worden minder vaak overgeplaatst naar een ander pleeggezin, presteren beter op school, hebben minder problemen en vaker contact met hun ouders dan kinderen in een
51
netwerkgezin (Holtan, Rønning, Handegård & Sourander, 2005; Strijker, Zandberg & Van der Meulen, 2003). Andere onderzoeken vinden geen verschil voor een positievere invloed van netwerkplaatsingen in vergelijking tot bestandplaatsingen (Oosterman, Scheungel, Slot, Bullens, & Dorelijers, 2007), of laten weliswaar zien dat kinderen die in een netwerkgezin worden geplaatst een minder problematische achtergrond hebben en minder grote ontwikkelingsachterstand te hebben, maar dat netwerkgezinnen in vergelijking tot bestandsgezinnen tijdens de plaatsing mogelijk minder bijdragen aan een verbetering van de eventuele problematiek (Dalm, 2009). Deze laatste bevinding is in lijn met het verschil dat ook in ons onderzoek naar Prima Pleegzorg naar voren komt. Mogelijke redenen waarom het bij netwerkplaatsingen minder goed kan gaan dan bij bestandplaatsingen zijn bijvoorbeeld de onzekerheid of het kind in het gezin kan blijven en de hogere frequentie van de oudercontacten in netwerkgezinnen die de situatie niet alleen kan verbeteren, maar er mogelijk in bepaalde omstandigheden ook voor kan zorgen dat problemen worden veroorzaakt of verergerd (zie bijvoorbeeld Strijker, Zandberg, & Van der Meulen, 2003; Strijker & Knorth, 2007; Oosterman et al., 2007). Ook kan het zijn dat bestandpleegouders mogelijk meer vooruitgang boeken omdat ze vanwege de grotere problematiek meer ondersteuningsbehoeften hebben (Loeffen & Portengen, 1998; Van Holen, 2005) en die dan ook krijgen. Voorts is het mogelijk dat bij netwerkgezinnen wellicht minder wordt ingezet op ondersteuning en empowerment omdat men denkt dat daar bij een netwerkplaatsing minder noodzaak toe is. Dat een doorgaande ontwikkeling van het kind in een stabiel en veilig netwerk binnen een netwerkplaatsing minder goed bereikbaar is dan bij bestandsplaatsingen betekent dat (1) netwerkgezinnen meer empowered moeten zijn om het centrale doel van Prima Pleegzorg ‘even goed’ te behalen als bestandsgezinnen. Dit betekent ook dat (2) begeleiders pleegzorg meer empowermentbevorderend gedrag moeten laten zien bij netwerkplaatsingen dan bij bestandsgezinnen (onder gelijke condities). De vragen hierbij zijn niet alleen in hoeverre een grotere empowerment van het cliëntsysteem en meer empowermentbevorderend gedrag van de begeleider pleegzorg bij netwerkplaatsingen mogelijk (en wenselijk) zijn, maar op welk moment we vinden dat het centrale doel, een doorgaande ontwikkeling en stabiel en veilig netwerk, voldoende is bereikt (‘goed is goed genoeg’). Prima Pleegzorg in praktijk De conclusie dat het beoogde mechanisme van Prima Pleegzorg in de praktijk werkt zoals verwacht, betekent nog niet dat op dit moment in de praktijk van Prima Pleegzorg geheel conform het mechanisme wordt gewerkt. Sterker nog, dat we op grond van empirische gegevens hebben kunnen vaststellen dat het centrale doel van Prima Pleegzorg beter wordt bereikt naarmate een cliëntsysteem meer empowered is, en (indirect) naarmate een begeleider pleegzorg meer empowermentbevorderend gedrag laat zien, betekent logischerwijs dat er tussen de pleegzorgplaatsingen van Prima Pleegzorg variatie bestaat in het professioneel handelen volgens Prima Pleegzorg, in de mate waarin cliëntsystemen zijn empowered en in de mate waarin het centrale doel wordt bereikt. Prima Pleegzorg wordt derhalve nog niet overal precies zo uitgevoerd als bedoeld. Deze variatie in de praktijk wordt ook duidelijk als we kijken naar de rapportcijfers die aangeven in welke mate de beoogde inhoud (centrale doel en doelstellingen) en noodzakelijke context (randvoorwaarden) is gerealiseerd.
52
Conclusie 2 Een doorgaande ontwikkeling van het kind in een stabiel en veilig netwerk binnen de context van het gezin en pleeggezin is als centraal doel van Prima Pleegzorg goed gerealiseerd (rapportcijfer 7,3). Rondom het pleeggezin is sprake van een stabieler en veiliger netwerk (8,6) dan rondom het gezin (6,0). Doelstellingen 2 en 4, er wordt gedacht vanuit de mogelijkheden en competenties van ouders en pleegouders, en het familiaal en sociaal kapitaal is behouden gebleven, scoren met een cijfer van 7,4 relatief het hoogst. Conclusie 3 De inhoudelijke doelstellingen van Prima Pleegzorg zijn gezamenlijk voldoende gerealiseerd (rapportcijfer 5,9). Binnen Prima Pleegzorg lukt het ruim voldoende om te denken vanuit de mogelijkheden en competenties van ouders en pleegouders, en het familiaal en sociaal kapitaal te behouden (beide rapportcijfer 7,4). Slecht lukt het vooralsnog om in alle casussen familienetwerkberaden te gebruiken (2,0), en om actieteams volgens de principes van Prima Pleegzorg, te formeren waarin ouders en netwerk werken vanuit een zelfopgezet actieplan (3,5). Bijna voldoende lukt het om ouders actief in de opvoeding te laten participeren en ouders en netwerk regie te laten hebben (5,1 en 5,2). De realisatie van de andere inhoudelijke doelstellingen, zoals contact tussen pleegkind en ouders/netwerk en de mate waarin loyaliteitsproblemen verminderd zijn, ligt rond de ruim voldoende (rapportcijfers tussen 6,7 en 7,1). Conclusie 4 De randvoorwaarden van Prima Pleegzorg zijn gezamenlijk voldoende gerealiseerd (rapportcijfer 6,1). Als we kijken naar het niveau waarop de gestelde randvoorwaarden zich bevinden is er evenwel een verschil in realisatie. De randvoorwaarden op hulpverlenerniveau zijn relatief het best gerealiseerd (ruim voldoende, cijfer 7,3), die op het niveau van het cliëntsysteem het minst goed (bijna voldoende, cijfer 4,9). De realisatie van de randvoorwaarden op de twee andere niveaus ligt daartussen in en is voldoende (teamniveau, cijfer 6,2 en organisatieniveau, cijfer 6,0). Nadere toelichting Van alle randvoorwaarden gaat het zeer slecht met de vorming van actieteams en de verantwoordelijkheid van ouders en netwerk voor de uitvoer van het actieplan (cijfer 1,6). Nog lang niet in alle casussen is er sprake van een actieteam volgens de uitgewerkte principes van Prima Pleegzorg. Bijna voldoende is het als het gaat om de steun die het cliëntsysteem ervaart vanuit het netwerk in het nemen van beslissingen in het belang van het kind (cijfer 5,0), de effectmetingen en tevredenheidmetingen (cijfer 4,8), de mate waarin het team de jeugdige laat merken dat het actieplan door iedereen wordt gedragen (cijfer 5,5) en de integrale en intersectorale aanpak van de organisatie volgens de uitgangspunten van Prima Pleegzorg (cijfer 5,9). Zeer goed gaat het met de mate waarin de hulpverlener aansluit bij de waarden, normen en gebruiken van het cliëntsysteem (rapportcijfer 8,9) en de focus van de hulpverlener op de doorgaande ontwikkeling van het kind (cijfer 8,4) (beide op het hulpverlenerniveau) en het vertrouwen van het cliëntsysteem in de professionele hulpverlening (niveau van het cliëntsysteem, cijfer 8,0).
53
4.3
Verdere ontwikkeling
De resultaten van Prima Pleegzorg in theorie en praktijk zijn besproken met de begeleiders pleegzorg, gedragswetenschappers, managers van Rubicon Jeugzorg, XONAR en BJZ en met de leden van het onderzoeksteam. Tijdens deze besprekingen zijn opvallende resultaten in perspectief geplaatst en is een conceptagenda opgesteld voor de verdere ontwikkeling van Prima Pleegzorg, waarbij het in ieder geval raadzaam is specifieke aandacht te schenken aan: 1. Vergroting van empowermentbevorderend gedrag door hulpverleners 2. Regie ook bij ouders van kinderen die al lang in een pleeggezin verblijven 3. Stevigere inzet op sociale netwerkstrategieën en familienetwerkberaden als instrumenten om de regie bij ouders te laten. 4. Toepassing van Prima Pleegzorg ook bij crisispleegzorgplaatsingen 5. Samenwerking tussen ouders en pleegouders 6. Verbetering van professionele samenwerking: start samen op casusniveau en een vorm van besprekingen voor gezamenlijke casusreflectie
4.3.1 Vergroting empowermentbevorderend gedrag door hulpverleners Uit de resultaten komt naar voren dat er bij de pleegkinderen in voldoende mate sprake is van een doorgaande ontwikkeling. Het betreft de sociale, cognitieve en emotionele ontwikkeling en het algehele welzijn van het kind. Dat er zeker niet bij alle kinderen een doorgaande ontwikkeling wordt waargenomen is herkenbaar. Volgens de leden van het onderzoeksteam heeft dit ook te maken met de pleegzorgplaatsing 'an sich'. De plaatsing van een kind in een pleeggezin is toch een stresserende gebeurtenis voor een kind (zie ook De Baat & Bartelink, 2012). Voorts bleek uit de onderzoeksresultaten dat de ontwikkeling van kinderen binnen de context van de pleegzorgplaatsing positiever is naarmate een cliëntsysteem meer empowered is. We hebben niet alleen gezien dat begeleiders pleegzorg hierop een positieve invloed kunnen uitoefenen door meer empowermendbevorderend gedrag te vertonen, maar ook dat begeleiders pleegzorg verschillen in de mate waarin ze dat daadwerkelijk doen. Het gericht in kaart brengen en activeren van krachten bij ouders en pleegouders is voor begeleiders pleegzorg een omslag in het denken over de begeleiding die ze bieden. Deze andere denkwijze is door Prima Pleegzorg bij veel begeleiders pleegzorg al in gang gezet, maar nog niet door iedereen even goed geïnternaliseerd. Ook komt deze andere denkwijze nog niet altijd tot uiting in daadwerkelijk gedrag, zo wordt ook door het onderzoeksteam geconstateerd. Daarbij werd tegelijkertijd opgemerkt dat dit ook deels te verklaren is doordat een aantal begeleiders pleegzorg pas het afgelopen voorjaar is getraind in Prima Pleegzorg; zij zijn nog niet 'zo ver' als de medewerkers die in de beginfase getraind zijn. De huidige resultaten geven aan dat de ingeslagen weg van het activeren van krachten van ouders en pleegouders tot de gewenste resultaten leidt. Voor een verdere ontwikkeling en borging van Prima Pleegzorg is het verder vergroten van de competenties voor empowermentbevorderend gedrag van hulpverleners, ook in netwerkgezinnen en casussen waarin dit veel vraagt van de begeleider pleegzorg, dan ook één van de belangrijkste aandachtspunten. In intervisie, casuïstiek en werkbegeleiding, zouden methoden en technieken om ouders en pleegouders te activeren, een prominenter rol kunnen krijgen.
54
4.3.2 Regie bij ouders ook bij langdurende plaatsingen Eén van de kernpunten van Prima Pleegzorg is dat de regie over het hulpverleningsproces zoveel mogelijk bij ouders en het sociale netwerk van ouders ligt. Dat blijkt nog niet altijd op het gewenste niveau te zijn. Met name pleegouders scoren zeer slecht als het gaat om de mate waarin ouders volgens hen de regie hebben (of zouden moeten hebben) over de hulpverlening. Dit is mogelijk te verklaren doordat voor het huidige onderzoek alle pleegouders zijn benaderd voor het invullen van een enquête over Prima Pleegzorg, of doordat pleegouders een ander beeld hebben van, of invulling geven aan de regie van ouders. Tijdens de verschillende bijeenkomsten met professionals is regelmatig aan de orde gekomen dat Prima Pleegzorg vooral expliciet wordt toegepast bij nieuw startende pleeggezinnen en nieuw startende plaatsingen. Bij pleeggezinnen waar kinderen al langer verblijven, waar het goed gaat en er relatief weinig bemoeienis is van de begeleider pleegzorg, worden de uitgangspunten van Prima Pleegzorg veelal niet of minder expliciet toegepast (zoals regie bij ouders, het inzetten van een familienetwerkberaad). Dat betekent dat er een groep pleegouders is die nog niet met de uitgangspunten van Prima Pleegzorg te maken heeft gehad. Het is mogelijk dat deze groep in de enquête oververtegenwoordigd was, waardoor het resultaat ten aanzien van de regie bij ouders, zo laag was. Het is niet duidelijk hoe groot de groep pleegouders is, die nog niet te maken heeft gehad met de uitgangspunten van Prima Pleegzorg. De onderzoeksresultaten impliceren evenwel dat er nog werk te verzetten is als het gaat om het informeren en meenemen van pleegouders in het proces van Prima Pleegzorg. De resultaten van pleegouders over de mate waarin ouders de regie hebben over de hulpverlening, staan in sterk contrast met de mate waarin ouders zelf aangeven de regie over de hulpverlening te hebben. Ouders geven in ruime meerderheid aan dat zij naar hun gevoel wel de regie over de hulpverlening hebben. Deze ouders hebben allemaal met pleegzorg te maken gekregen na de invoering van Prima Pleegzorg. Dit zou erop kunnen wijzen dat in nieuwe pleegzorgplaatsingen, waarin Prima Pleegzorg wordt toegepast, ouders meer dan voorheen ervaren dat zij de regie over de hulpverlening in handen hebben. Bij ervaren pleeggezinnen, waar kinderen al langere tijd verblijven, wordt nu veelal gesteld dat het niet in het belang van het kind is om 'de boel overhoop te gooien' vanuit de uitgangspunten van Prima Pleegzorg en van daaruit nu, de regie meer bij ouders te gaan leggen. Toch zou het voor de verdere ontwikkeling van Prima Pleegzorg goed kunnen zijn om na te gaan in hoeverre je dit principe alsnog bij de wat oudere plaatsingen kunt toepassen. Dit vergt waarschijnlijk een andere aanpak dan bij nieuwe plaatsingen omdat zowel ouders als pleegouders al een bepaalde verhouding hebben tot elkaar, die wellicht bijgesteld moet worden. In het onderzoeksteam werd al aangegeven dat bij oudere plaatsingen Prima Pleegzorg goed toegepast kan worden op het moment dat het moeizaam gaat in het pleeggezin of er zich nieuwe vragen voordoen. Daarnaast zijn er ook oudere plaatsingen waarbij “vanzelf” al werd en wordt gewerkt op een manier die past bij Prima Pleegzorg. In iedere casus moet er in de puberteit een plan komen richting de 18 jaar. Ook dit kan in lopende casussen een aanleiding zijn om de principes van Prima Pleegzorg toe te gaan passen en bijvoorbeeld alsnog een actieteam te gaan formeren. Daarnaast is het voor de verdere ontwikkeling van Prima Pleegzorg ook goed om na te gaan of de doorgaande ontwikkeling in pleeggezinnen waar het relatief goed gaat, niet nog verder gestimuleerd kan worden door het inzetten van (elementen van) Prima Pleegzorg. Per casus zouden begeleiders pleegzorg inzichtelijk moeten maken, waarom méér expliciet invulling geven aan de uitgangspunten van Prima Pleegzorg in dit gezin en pleeggezin nu juist wel of geen toegevoegde waarde zou hebben.
55
4.3.3 Stevigere inzet op Sociale netwerkstrategieën en familienetwerkberaad Het werken vanuit Sociale netwerkstrategieën (SNS) is een belangrijk middel om ouders de regie in handen te geven. Door middel van een netwerkverkenning en analyse, gevolgd door een familienetwerkberaad (FNB), resulterend in een actieteam en actieplan, wordt samen met ouders en netwerk nagegaan wat er nodig is om de ontwikkeling van het kind zo optimaal mogelijk te laten verlopen. Uit verschillende resultaten van Prima Pleegzorg in praktijk blijkt dat het uitvoeren van een FNB, het vormen van actieteams en het maken van actieplannen zeer slecht tot onvoldoende worden uitgevoerd. In de verschillende bijeenkomsten met professionals wordt enerzijds aangegeven dat er wel vaker dan uit het onderzoek naar voren komt, bijeenkomsten zijn met ouders en netwerk, die echter niet volledig aan de criteria van een FNB voldoen. Tegelijkertijd wordt ook herkend dat er nog niet altijd met een FNB, een actieteam en een actieplan wordt gewerkt. Hoe ernstig is dat? Enerzijds wordt door het onderzoeksteam aangegeven dat het uitvoeren van een FNB niet een doel op zich moet worden. Anderzijds wordt gesteld dat een FNB één van de belangrijkste middelen is om de regie bij ouders te kunnen leggen. En pas als je de spelregels van een FNB goed in de vingers hebt, ontstaat er ruimte om naar eigen inzicht variaties aan te brengen in de uitvoer van een FNB. Verder is opvallend dat, ondanks dat er nog niet altijd met een FNB, actieplannen en actieteams wordt gewerkt, ouders en begeleiders pleegzorg beiden aangeven dat ouders in ruim voldoende mate de regie hebben. Lukt het begeleiders pleegzorg dan toch om zonder een FNB de regie bij ouders te laten en waaruit bestaat die regie dan precies? Nader onderzoek zou moeten uitwijzen waarom er in bepaalde gezinnen wel of niet gekozen is voor een FNB in strikte zin en hoe het kan dat desondanks de regie toch in handen van de ouders ligt. Zoals eerder besproken ligt, volgens pleegouders, de regie van de hulpverlening niet tot nauwelijks bij ouders. Dat wordt mogelijk verklaard door een oververtegenwoordiging in de enquête van pleegouders die nog niet met Prima Pleegzorg te maken hebben gehad. Wellicht wordt het deels ook verklaard doordat de positie van pleegouders binnen de driehoek, ouders, hulpverleners, pleegouders, niet in alle gevallen duidelijk is. Een FNB, met daaruit volgend een actieplan en een actieteam, waar pleegouders ook deel van uitmaken, kan dan een rol spelen in een duidelijkere positionering van pleegouders. Waardoor ook voor pleegouders de regierol van ouders zichtbaarder wordt. Naast de belangrijke rol die SNS spelen bij de regierol voor ouders en de positie van pleegouders, zijn ze ook van belang bij het creëren van een stabiel en veilig netwerk rondom het kind, waarop hij ook na zijn 18e jaar kan terugvallen. Uit het onderzoek blijkt dat volgens de inschatting van begeleiders pleegzorg, bij ouders minder vaak dan bij pleegouders sprake is van een stabiel en veilig netwerk. In het onderzoeksteam werd opgemerkt dat door het werken met SNS begeleiders pleegzorg zich veel bewuster zijn geworden van het belang van het sociale netwerk van zowel ouders als pleegouders. De verwachting vanuit het onderzoeksteam is dan ook dat het nog meer inzetten van SNS en FNB op termijn zal leiden tot meer stabiele en veilige netwerken bij ouders. Het werken met SNS en daaruit volgend een FNB, een actieplan en een actieteam zijn daarmee de noodzakelijke middelen om de regie bij ouders te leggen, om pleegouders een duidelijke positie te geven en om het sociale netwerk van ouders en pleegouders te versterken. In dat licht bezien is het voor de verdere ontwikkeling van Prima Pleegzorg uitermate belangrijk dat gestuurd blijft worden op het inzetten van FNB, actieplannen en actieteams. Pas als iedereen er mee werkt, is er ruimte om naar eigen inzicht variaties daarin aan te brengen. Een manier om dat in de praktijk
56
verder vorm te geven, is het gebruik maken van de kennis en ervaring die er inmiddels in de teams die zich bezighouden met voorbereiding en selectie van pleeggezinnen, is opgedaan. Deze teams zijn in de organisaties als eerste aan de slag gegaan met Prima Pleegzorg en lopen nu voorop in het gebruik van het sociale netwerk van het gezin bij de voorbereiding en selectie van een nieuwe plaatsing. In de resultaatbespreking met het onderzoeksteam is de mogelijkheid geopperd om de medewerkers van voorbereiding en selectie in de startfase samen te laten werken met de pleegzorgbegeleiders. Bij Bureau Jeugdzorg is een dergelijke werkwijze succesvol toegepast bij de implementatie van de Delta methode. 4.3.4 Toepasbaarheid Prima Pleegzorg bij crisisplaatsingen Tijdens de bijeenkomsten met professionals is ook de toepassing van Prima Pleegzorg in crisissituaties een aantal keer aan de orde geweest. Binnen het huidige onderzoek zijn crisisplaatsingen niet specifiek onderzocht. We weten dan ook niet goed hoe Prima Pleegzorg wordt toegepast binnen de crisissituaties. Het lijkt erop dat Prima Pleegzorg in crisissituaties nog niet voldoende wordt toegepast en dat er behoefte is aan meer aandacht hiervoor. Volgens de uitgangspunten van Prima Pleegzorg is het mogelijk om ook in een crisissituatie volgens de principes van Prima Pleegzorg en dan met name volgens de Sociale netwerkstrategieën te werken. Bij een crisis moet het belang van het kind leidend zijn. Ook dan lukt het om mensen uit het netwerk van het gezin rond de tafel te krijgen die in het belang van het kind kunnen denken. Bij de teams Spoed Eisende Hulp van Bureau Jeugdzorg en de teams Acute Zorg binnen de pleegzorgaanbieders is er veel aandacht voor het in korte tijd in kaart brengen van het netwerk en wat daar binnen nog mogelijk is. Deze ervaringen binnen de crisisteams zouden uitgebreid kunnen worden vanuit de uitgangspunten van Prima Pleegzorg en meer moeten worden benut en belicht in de interne afstemming met de pleegzorgteams. Binnen het onderzoeksteam werd aangegeven dat casusreflectie een goed middel zou kunnen zijn om na te gaan hoe Sociale netwerkstrategieën ook in crisissituaties goed kunnen worden ingezet. Pleegzorgbegeleiders, gezinsvoogden, voogdijwerkers en gedragswetenschappers zouden aan de hand van een concrete casus kunnen terugkijken wat er op welk moment is gebeurd, wie er bij was betrokken en hoe besluitvorming tot stand is gekomen. Op die manier zouden verbeterpunten kunnen worden gevonden voor komende crisissituaties. Deze casusreflectie zou deel kunnen uitmaken van de coaching van gedragswetenschappers van zowel BJZ als de pleegzorgaanbieders die momenteel wordt georganiseerd. 4.3.5 Samenwerking ouders en pleegouders Ouders maximaal verantwoordelijk maken en houden voor de hulpverlening rondom hun kind, betekent ook dat zij zo maximaal mogelijk betrokken blijven bij hun kind. Binnen de focusgroepbijeenkomsten werd dit ook vertaald naar het deel uit blijven maken van de opvoeding en/of het dagelijks leven van hun kind. Uit de resultaten van Prima Pleegzorg in praktijk blijkt dat ouders, volgens begeleiders pleegzorg, nog lang niet altijd een actieve rol hebben in het dagelijks leven van hun kind. Uitgangspunt van Prima Pleegzorg is dat er altijd gestreefd moet worden naar zo maximaal mogelijke betrokkenheid van ouders bij hun kinderen en dus ook contact tussen ouders en kinderen (uitgezonderd de enkele casus waarin dit écht niet mogelijk / niet in het belang van het kind is). Kinderen kunnen dan zowel met pleegouders als ouders een goede hechtingsband opbouwen. En als dat bij ouders niet vanzelf gaat, dan moeten zij daarbij ondersteund en empowered worden door
57
de begeleider pleegzorg. Als ouders een actieve rol blijven spelen in het leven van hun kind, blijft de mogelijkheid open dat een kind ook op een later moment nog terugkeert naar huis. Deze actieve deelname van ouders aan de opvoeding en het leven van hun kind, vraagt ook wat van pleegouders. Voor sommige pleegouders geldt dat zij uit zichzelf altijd al volgens de uitgangspunten van Prima Pleegzorg werkten, waarbij zij actief de samenwerking met ouders zoeken en met hen besluiten nemen over het kind. Voor andere pleegouders is samenwerking met ouders wellicht minder vanzelfsprekend of minder mogelijk. Voor de verdere ontwikkeling van Prima Pleegzorg is het van belang om nog meer in te steken op samenwerking tussen ouders en pleegouders, ook in de al lopende plaatsingen. Vanuit Prima Pleegzorg is de verwachting dat wanneer ouders en pleegouders goed samenwerken er bij het kind minder loyaliteitsproblemen, minder ontwikkelingsproblemen en dus een betere doorgaande ontwikkeling plaats zal vinden. Uit eerdere interviews met pleegkinderen, die in de aanloop van het voorliggende onderzoek bevraagd zijn (zie ook noot 4, paragraaf 1.2), kwam dit ook heel nadrukkelijk naar voren "als het goed gaat tussen hen, dan gaat het goed met mij". Vervolgonderzoek zal moeten uitwijzen of het inderdaad zo is dat een betere samenwerking tussen ouders en pleegouders een positieve bijdrage levert aan de ontwikkeling van het kind. 4.3.6 Verbetering professionele samenwerking: start samen op casusniveau Uit de resultaten blijkt dat de samenwerking tussen professionals en instanties voldoende verloopt. Toch komt dit punt in alle besprekingen terug en wordt aangegeven dat dit nog verbeterd kan worden. Door het gezamenlijk volgen van trainingen voor Prima Pleegzorg en Sociale netwerkstrategieën, zijn BJZ en de verschillende pleegzorgaanbieders nader tot elkaar gekomen. Bij BJZ is het werken volgens de uitgangspunten van Prima Pleegzorg nog minder goed geïmplementeerd dan bij de pleegzorgaanbieders. Medewerkers van BJZ hebben vaak maar enkele cases pleegzorg en krijgen in hun dagelijkse werk minder vaak met Prima Pleegzorg te maken. Op momenten dat BJZ en de pleegzorgaanbieders elkaar ontmoeten, zijn ze het op de grote lijnen met elkaar eens. Maar in de uitwerking op casusniveau verschillen ze vaak van elkaar. Om die samenwerking te verbeteren zou het goed zijn wanneer er bij de start van een nieuwe casus afstemming is tussen de betreffende gezinsvoogd/voogdijwerker en de pleegzorgbegeleider, waarin zij als gedeeld uitgangspunt de visie van Prima Pleegzorg hanteren en afspraken maken over ieders rol en verantwoordelijkheid. Belangrijk is wel om daarbij in het oog te houden dat de regie over het hulpverleningsproces bij ouders blijft liggen. In het kader van de borging van Prima Pleegzorg binnen BJZ en de pleegzorgaanbieders ligt er een plan bij de provincie om gedragswetenschappers van BJZ en de pleegzorgaanbieders elkaar regelmatig te laten ontmoeten in het kader van breed afstemmingsoverleg. Dit is niet specifiek bedoeld voor Prima Pleegzorg, maar het is wel een manier om Prima Pleegzorg regelmatig op de agenda te laten verschijnen.
4.4
Kanttekeningen onderzoek
Doel van dit onderzoek was inzicht krijgen in de verwachte en feitelijke werking van Prima Pleegzorg. Er is voor gekozen dit door middel van een systeemevaluatie te doen. Enkele kanttekeningen bij deze systeemanalyse zijn van belang te noemen. Voor het meten van de mate waarin de inhoudelijke doelstellingen en randvoorwaarden zijn gerealiseerd is gebruik gemaakt van diverse vragenlijsten.
58
Sommige doelstellingen en randvoorwaarden zijn aan de hand van verschillende indicatoren gemeten, enkele doelstellingen en randvoorwaarden zijn gemeten aan de hand van één enkele indicator. Het is mogelijk dat deze indicatoren onvoldoende de daadwerkelijke te meten concepten representeerden, dat zou de validiteit van de resultaten kunnen aantasten. De doorgaande ontwikkeling van de pleegkinderen is gemeten door pleegzorgwerkers een inschatting te laten maken ten aanzien van de sociale, cognitieve en emotionele ontwikkeling van het kind. Aan de hand van termen als goed, matig en slecht moesten zij aangeven hoe de situatie was van het kind bij plaatsing, nu en over een half jaar na nu. Omdat het om een inschatting van de begeleider pleegzorg gaat en er geen gebruik gemaakt is van een gestandaardiseerde gedragsvragenlijst als bijvoorbeeld de Child Behavior Checklist (CBCL; Achenbach & Rescorla, 2001), is het mogelijk dat de ontwikkeling van de kinderen onvoldoende betrouwbaar is gemeten. Ook is het mogelijk dat professionele wenselijkheid van de begeleiders pleegzorg een rol heeft gespeeld bij de inschatting van de situatie over een half jaar na nu. Echter ook bij gestandaardiseerde meetinstrumenten is een dergelijke sociale of professionele wenselijkheid niet geheel uit te sluiten. Voorts zijn er aanwijzingen dat de inschattingen van de begeleiders pleegzorg over de (verwachte) ontwikkeling van het kind wel redelijk conform de realiteit zijn. Door middel van een regressie-analyse is er een relevante samenhang gevonden tussen de mate van empowerend gedrag van hulpverleners en de ontwikkelingsuitkomsten van het cliëntsysteem. Tezamen met de gegeven feedback vanuit de praktijk indiceert dit dan ook dat de gevonden resultaten een reëel beeld geven van de werkelijkheid. Voor de systeemevaluatie is gericht en veelvuldig gebruik gemaakt van de aanwezige kennis en ervaring van professionals vanuit verschillende organisatielagen. Zo is er gewerkt met focusgroepen waarin op gestructureerde wijze de aanleidingen en de verwachte werking van Prima Pleegzorg in kaart zijn gebracht en is bij het vaststellen van de feitelijke werking zoveel mogelijk gebruik gemaakt van verschillende perspectieven: begeleiders pleegzorg, pleegouders, ouders, gedragwetenschappers en managers. Het onderzoek is onder regie van de stakeholders binnen Prima Pleegzorg opgezet en uitgevoerd, en de tussentijdse bevindingen zijn steeds met de verschillende betrokkenen (BJZ, pleegzorgaanbieders, hulpverleners, gedragswetenschappers, managers) besproken en geduid. De analogie van deze onderzoeksstrategie met de strategie van Prima Pleegzorg mag duidelijk zijn: ook de onderzoekers zijn gericht geweest op het versterken van de krachten van professionals teneinde hen meer zicht en grip te geven op Prima Pleegzorg.
59
60
Literatuur Achenbach, T. M. & Rescorla, L.A. (2001). Manual for the ASEBA School age Forms & Profiles. Burlington: ASEBA. Bakker, I., & Bakker K. (1997). Naar een samenhangend beleid en aanbod van opvoedingsondersteuning en ontwikkelingsstimulering voor kinderen en ouders in risicosituaties. Utrecht: NIZW. Bolt, A., (2006). Het gezin centraal. Handboek voor ambulante hulpverleners. Amsterdam: SWP. Boszormenyi-Nagy, I., & Krasner, B.R. (1986). Between give and take. New York: Brunner Mazel. Boszormenyi-Nagy, I., & Spark, G.M. (1984). Invisible loyalities: Reciprocity in intergenerational family therapy. New York: Brunner Mazel. Dalm, V.A.C.B. (2009). Netwerkpleeggezinnen en bestandspleeggezinnen (master thesis). Leiden: Universiteit Leiden, Afdeling Orthopedagogiek. Damen, H. (2010). Integrale Pleegzorg in Gelderland (IPG). Meer indien nodig, minder als het kan. Het IGP-model. Nijmegen-Arnhem: Entréa/Lindenhout/Pactum/Praktikon. Damen, H., Van den Elsen, M., & Pijnenburg, H. (2010). Begeleiding van pleeggezinnen vanuit de jeugdhulpverlening: het Integraal Gelders Pleegzorgmodel. In P.M. van den Bergh, & A.M. Weterings (redactie), Pleegzorg in perspectief: ontwikkelingen in theorie en praktijk (pp. 287302). Assen: Van Gorcum. De Baat, M., & Bartelink, C. (2012). Wat werkt in de pleegzorg? Utrecht: NJI. Te downloaden via www.nji.nl/pleeggezin. Holtan, A., Rønning, J.A., Hadegård, H.B., & Sourander, A. (2005). A comparison of mental health problems in kindship and nonkinship foster care. European Child & Adolescent Psychiatry, 14(4), 200-207. Kievit, Th., Tak, J.A., & Bosch, J.D. (2002). Handboek Psychodiagnostiek voor de Hulpverlening aan Kinderen. Utrecht: De Tijdstroom. Morgan D.L. (1988). Focus groups as qualitative research. London: Sage. Morgan D.L. & Kreuger R.A. (1993). When to use focus groups and why. In: D.L. Morgan (Eds.) Successful Focus Groups. London: Sage. Loeffen, M.M., & Portengen, M.C.(1998). Opvoedingsondersteuning in de pleegzorg. Een behoeftepeiling bij 75 pleegzorgadressen. Tijdschrift voor orthopedagogiek, 37, 200-210. Oosterman, M., Scheungel, C., Slot, N.W., Bullens, R.A.R., & Dorelijers, T.A.H. (2007). Disruptions in fostercare: A reviw and meta-analysis. Children and Youth Services Review, 29, 1, 53-76. Powell R.A., & Single H.M. (1996). Focus groups. International Journal of Quality in Health Care, 8, 5, 499-504. Portengen, M.C. (2007). Visiedocument Pleegzorg Limburg. Maastricht: Provincie Limburg. Portengen, M.C. (2008). Prima Pleegzorg: Innovatieplan Pleegzorg Limburg. Maastricht: Provincie Limburg. Portengen, R. (2012). Pleegzorg Limburg! Handboek Prima Pleegzorg. Maastricht: Provincie Limburg. Slot, N., & Spanjaard, H. (1996). Ontwikkelingstaken voor ouders van jonge kinderen. Het competentiemodel en gezinsgerichte hulpverlening. Jeugd en samenleving, 1, 3-19. Strijker, J., & Knorth, E. J. (2007). Family fostering behind the dykes: Practice and research. In H. Grietens, et al. (Eds.), Promoting Competence in Children and Families (pp. 125-148). Leuven: Leuven University Press.
61
Strijker, J., Zandberg, Tj., & Van der Meulen, B.F. (2003). Kinship foster care and foster care in the Netherlands. Children and Youth Services Review, 25, 843-862. Strijker, J., Zandberg, Tj., & Van der Meulen, B.F. (2005). Typologies and outcomes for foster children. Child and Youth Care Forum, 34, 43-55. Van den Bergh, P.M., & Weterings, A.M. (2010). De ontwikkeling van kinderen in een pleeggezin. In: Bergh, P.M., Van den, & Weterings, A.M. (redactie). Pleegzorg in perspectief. Ontwikkelingen in theorie en praktijk. Assen: Van Gorcum. Van den Bergh, P., & Weterings, T. (2010a). Dossieronderzoek pleeggezinplaatsingen 2009 bij Bureau Jeugdzorg Rotterdam en Bureau Jeugdzorg Overijssel. Universiteit Leiden: Onderzoeksrapport, Afdeling Orthopedagogiek. Van den Bergh, P. (2012). Beslissen tot pleegzorg. In: Vanderfaeillie, J., Van Holen, F., & Vanschoonlandt, F. (redactie). Op weg met pleegzorg. Den Haag: Acco Nederland. Van Holen, F. (2005). Ondersteuningsbehoeften van pleegouders in Vlaanderen. Tijdschrift voor orthopedagogiek, 44, 472-483. Vanschoonlandt, F., Vanderfaeillie, J, Van Holen, F., De Mayer, S., & Andries, C. (2012). Een vergelijkend onderzoek van netwerk- en bestandpleegzorg in Vlaanderen. Orthopedagogiek: Onderzoek en Praktijk, 51(10), 432-445. Van Yperen, T.A. & Veerman, J.W. (Red.). (2008). Zicht op effectiviteit. Handboek voor praktijkgestuurd effectonderzoek. Delft: Eburon.
62
Ontwikkeling van 51 pleegzorgplaatsingen1
BIJLAGE 1
Kind Ontwikkelingsgebied
Moment
1
Sociale ontwikkeling
2
Emotionele ontwikkeling
3
Cognitieve ontwikkeling
4
Algeheel welzijn
5
Relatie met moeder
6
Relatie met vader bij start
7
Totaal gemiddeld
Bij start Nu Halfjaar later (na nu) Bij start Nu Halfjaar later (na nu) Bij start Nu Halfjaar later (na nu) Bij start Nu Halfjaar later (na nu) Bij start Nu Halfjaar later (na nu) Bij start Nu Halfjaar later (na nu) Bij start Nu Halfjaar later (na nu)
Moeder Ontwikkelingsgebied 1
Opvoedvaardigheden
2
Eigen problemen
3
Algeheel welzijn
4
Relatie met pleegouders
5
Totaal gemiddeld
Vader Ontwikkelingsgebied 1
Opvoedvaardigheden
2
Eigen problemen
3
Algeheel welzijn
4
Relatie met pleegouders
5
Totaal gemiddeld
Moment Bij start Nu Halfjaar later (na nu) Bij start Nu Halfjaar later (na nu) Bij start Nu Halfjaar later (na nu) Bij start Nu Halfjaar later (na nu) Bij start Nu Halfjaar later (na nu) Moment Bij start Nu Halfjaar later (na nu) Bij start Nu Halfjaar later (na nu) Bij start Nu Halfjaar later (na nu) Bij start Nu Halfjaar later (na nu) Bij start Nu Halfjaar later (na nu)
N
Gemiddelde
SD
51 51 51 50 50 50 51 51 51 51 51 51 48 48 48 43 43 43 51 51 51
1,9 2,3 2,4 1,7 2,0 2,2 2,1 2,4 2,5 1,8 2,2 2,4 2,0 2,1 2,3 1,9 2,1 2,1 1,9 2,2 2,3
0,7 0,7 0,7 0,7 0,7 0,7 0,7 0,7 0,7 0,7 0,7 0,7 0,8 0,7 0,7 0,7 0,8 0,8 0,5 0,5 0,5
N
Gemiddelde
SD
41 41 41 42 42 42 40 40 40 41 41 41 43 43 43
1,4 1,6 1,7 1,2 1,6 1,6 1,4 1,9 1,9 2,3 2,1 2,4 1,6 1,8 1,9
0,6 0,7 0,7 0,5 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,7 0,9 0,7 0,4 0,5 0,5
N
Gemiddelde
SD
31 31 31 31 31 31 31 31 31 36 36 36 36 36 36
1,5 1,6 1,6 1,6 1,8 1,8 1,6 1,8 2,0 2,1 2,3 2,3 1,7 1,9 1,9
0,6 0,7 0,8 0,7 0,6 0,6 0,6 0,6 0,7 0,7 0,8 0,8 0,5 0,6 0,6
63
Pleegmoeder Ontwikkelingsgebied 1
Opvoedvaardigheden
2
Eigen problemen
3
Algeheel welzijn
4
Relatie met kind
5
Relatie met ouders
6
Totaal gemiddeld
Pleegvader Ontwikkelingsgebied 1
Opvoedvaardigheden
2
Eigen problemen
3
Algeheel welzijn
4
Relatie met kind
5
Relatie met ouders
6
Totaal gemiddeld
Netwerk Ontwikkelingsgebied 1
Sociale en familiale netwerk rond eigen gezin
2
Sociale en familiale netwerk rond pleeggezin
Moment Bij start Nu Halfjaar later (na nu) Bij start Nu Halfjaar later (na nu) Bij start Nu Halfjaar later (na nu) Bij start Nu Halfjaar later (na nu) Bij start Nu Halfjaar later (na nu) Bij start Nu Halfjaar later (na nu) Moment Bij start Nu Halfjaar later (na nu) Bij start Nu Halfjaar later (na nu) Bij start Nu Halfjaar later (na nu) Bij start Nu Halfjaar later (na nu) Bij start Nu Halfjaar later (na nu) Bij start Nu Halfjaar later (na nu) Moment Bij start Nu Halfjaar later (na nu) Bij start Nu Halfjaar later (na nu)
N
Gemiddelde
SD
50 50 50 48 48 48 49 49 49 49 49 49 38 38 38 38 38 38
2,6 2,7 2,8 2,6 2,6 2,7 2,7 2,6 2,7 2,8 2,7 2,8 2,4 2,3 2,4 2,6 2,6 2,7
0,5 0,5 0,5 0,5 0,5 0,5 0,4 0,6 0,5 0,4 0,5 0,4 0,6 0,8 0,7 0,3 0,4 0,4
N
Gemiddelde
SD
39 39 39 37 37 37 38 38 38 38 38 38 30 30 30 39 39 39
2,6 2,7 2,7 2,8 2,8 2,8 2,8 2,7 2,8 2,7 2,7 2,9 2,5 2,4 2,5 2,6 2,7 2,8
0,6 0,5 0,4 0,4 0,4 0,4 0,4 0,5 0,4 0,5 0,5 0,4 0,6 0,8 0,7 0,4 0,4 0,3
N
Gemiddelde
SD
44 44 44 48 48 48
1,7 1,8 1,8 2,5 2,6 2,6
0,7 0,7 0,7 0,7 0,6 0,6
1
De gegevens komen uit de Vragenlijst Implementatie Prima Pleegzorg (VIPP) die door 51 begeleiders pleegzorg is ingevuld. De gemiddelde score kan minimaal 1 (de situatie is op een ontwikkelingsgebied is slecht) en maximaal 3 (de situatie is goed) zijn. Een gemiddelde score van 2 geeft aan dat de situatie op een ontwikkelingsgebied matig is. Voor de overall gemiddelden per actor en de ontwikkeling van het netwerk rond het eigen en het pleeggezin is gekeken of er statistische verschillen (ONEWAY, p<0.05) zijn tussen netwerkgezinnen en bestandsgezinnen, tussen jongens en meisjes (kind) en tussen kinderen jonger dan 12, of 12 jaar of ouder. Twee verschillen komen uit deze toetsing naar voren. Hoewel de algehele situatie van pleegmoeders binnen een netwerkplaatsing als een bestandplaatsing een halfjaar later (na het gehouden meetmoment) goed is (score 2,7), zullen pleegmoeders uit een netwerkgezin het dan net iets minder goed hebben (2,6) dan pleegmoeders uit een bestandsgezin (2,9). Ook blijkt dat de algehele situatie van het kind op het gehouden meetmoment (nu) gemiddeld matig is, maar dat het met oudere kinderen (≥ 12 jaar) het minder gaat (1,9) dan met jongere kinderen (2,3).
64
BIJLAGE 2 De twee beoogde effecten en twaalf beoogde doelstellingen Prima Pleegzorg Beoogde effecten Nummer Effect Meetwijze 1 Criterium
1 Er is sprake van een doorgaande ontwikkeling van het pleegkind. Inschatting begeleiders pleegzorg (VIPP: vraag A1 t/m A4). Er is sprake van vooruitgang in de sociale, emotionele en cognitieve ontwikkeling en algeheel welzijn van het pleegkind in de plaatsingsperiode tussen start en nu, of als bij start de situatie al goed was: de situatie in de genoemde periode is hetzelfde gebleven. Daarnaast is rekening gehouden met eventuele transitiestress: mocht de situatie tussen start en nu zijn achteruitgegaan, maar de inschatting is dat de situatie een halfjaar later (na nu) goed is, dan spreken we ook van een doorgaande ontwikkeling. Resultaat N Ja Nee Rapportcijfer n % n % Doorgaande sociale ontwikkeling pleegkind. 51 35 68,6 16 31,4 6,9 Doorgaande emotionele ontwikkeling pleegkind. 50 29 58,0 21 42,0 5,8 Doorgaande cognitieve ontwikkeling pleegkind. 51 36 70,6 15 29,4 7,6 Doorgaande ontwikkeling in algeheel welzijn pleegkind. 51 31 60,8 20 39,2 6,1 Meetwijze 2 Inschatting ouders (Vragenlijst ouders: vraag 19). Criterium % ouders dat (lichte) verbetering ziet. Resultaat N Ja Nee Rapportcijfer n % n % Er is sprake van een (lichte) verbetering van het gedrag 20 13 65,0 7 35,0 6,5 van het kind in de plaatsingsperiode tot nu toe. Meetwijze 3 Inschatting pleegouders (Vragenlijst pleegouders: vraag 22). Criterium % pleegouders dat (lichte) verbetering ziet. Resultaat N Ja Nee Rapportcijfer n % n % Er is sprake van een (lichte) verbetering van het gedrag 157 102 65,0 55 35,0 6,5 van het pleegkind in de plaatsingsperiode tot nu toe. Nummer 2 Effect Er is sprake van een stabiel en veilig netwerk rondom het kind. Meetwijze 1 Inschatting begeleiders pleegzorg (VIPP: vraag A23 en A24). Criterium Situatie van het sociale netwerk van het gezin en het pleeggezin op dit moment Resultaat N Min Max Gem SD Sociale en familiale netwerk rond het (eigen) gezin 44 3,3 10 6,0 2,33 Sociale en familie netwerk rondom het pleeggezin 44 3,3 10 8,6 2,33
Rapportcijfer 6,0 8,6
65
Beoogde doelstellingen Nummer Doel Meetwijze 1 Criterium Resultaat
1 Actieteams van ouders en netwerk werken met een zelfopgezet actieplan (uitvoering actieplan). Inschatting begeleiders pleegzorg (VIPP: vraag B21). % ‘Ja’. N Ja Nee Rapportcijfer n % n % Er is een actieplan bedacht door ouders met mensen uit 51 11 21,6 40 78,4 2,2 hun familiale en/of sociale netwerk. Meetwijze 2 Inschatting ouders (Vragenlijst ouders: vraag 18b). Criterium % ‘Ja’. Resultaat N Ja Nee Rapportcijfer n % n % Heeft u samen met familie en vrienden een plan 19 9 47,4 10 52,6 4,7 gemaakt voor de toekomst van uw kind? Nummer Doel Meetwijze 1 Criterium Resultaat
2 Er wordt gedacht vanuit de mogelijkheden en competenties van ouders en pleegouders (competentiegericht). Inschatting begeleiders pleegzorg (VIPP: vraag B37, B38, B39). Gemiddelde score op drie schalen van 0-100%. N Min Max Gem SD Rapportcijfer
In welke mate (1) zijn de mogelijkheden van ouders 50 0 gericht in kaart gebracht, (2) wordt gekeken vanuit de mogelijkheden van de ouders, en (3) zijn de mogelijkheden van ouders versterkt? Meetwijze 2 Inschatting pleegouders (Vragenlijst pleegouders: vraag 9). Criterium % (helemaal) mee eens. Resultaat N Ja n De pleegzorgwerker helpt mij om mijn sterke kanten 181 149 maximaal te benutten in de zorg rondom mijn pleegkind.
100
% 82,2
65,0
Nee n 32
26,6
6,5
Rapportcijfer % 17,7
8,2
Nummer Doel Meetwijze 1 Criterium Resultaat
3 Er worden meer netwerkplaatsingen gerealiseerd (meer netwerkplaatsingen). Digitale bestanden nieuwe plaatsingen % Netwerkplaatsingen van aantal nieuwe plaatsingen N Ja Nee n % n % 2007 232 112 48,3 120 51,7 2008 275 143 52,0 132 48,0 2009 257 139 54,1 118 45,9 2010 279 129 46,2 150 54,8 2011 226 113 50,0 113 50,0
Nummer Doel Meetwijze Criterium Resultaat
4 Het familiaal en sociaal kapitaal is behouden gebleven (behoud familiaal en sociaal kapitaal). Inschatting begeleiders pleegzorg (VIPP: vraag C3). Gemiddelde score op een schaal van 0-100%. N Min Max Gem SD Rapportcijfer
Het oorspronkelijke familiaal en sociaal kapitaal van het kind is behouden gebleven als het 18 jaar is.
51
20
100
74,3
22,0
7,4
66
Nummer Doel Meetwijze 1 Criterium Resultaat
5 De pleegouders zijn aanvullend op ouders (en netwerk). Inschatting begeleiders pleegzorg (VIPP: vraag B34 en B35). Gemiddelde score op twee schalen van 0-100%. N Min
In hoeverre zien (1) pleegouders zichzelf als aanvullend 50 0 op ouder en (2) zien ouders, pleegouders als aanvullend op zichzelf? Meetwijze 2 Inschatting pleegouders (Vragenlijst Pleegouders: vraag 10). Criterium % pleegouders (helemaal) eens. Resultaat N Ja n Als pleegouder ben ik aanvullend op de ouders van mijn 181 124 pleegkind.
Max
Gem
SD
Rapportcijfer
100
67,1
28,6
6,7
% 68,5
Nee n 57
Rapportcijfer % 31,5
6,9
Nummer Doel
6 Er zijn minder overplaatsing en vroegtijdig afgebroken plaatsingen (minder overplaatsingen & vroegtijdig afgebroken plaatsingen). Meetwijze Inschatting begeleiders pleegzorg (VIPP: vraag Achtergrondkenmerken 11). Criterium % dat geen zorgen heeft over de over een voortijdige stop plaatsing Resultaat N Ja Nee Rapportcijfer n % n % Zijn er op dit moment zorgen omtrent de voortgang van 50 15 30,0 35 70,0 7,0 de huidige plaatsing? Nummer Doel Meetwijze Criterium Resultaat
7 Er wordt maximaal gebruik gemaakt van familienetwerkberaden (familienetwerkberaad). Inschatting begeleiders pleegzorg (VIPP: vraag B17). % ja. N Ja Nee Rapportcijfer n % n % Is er een beraad geweest met ouder(s), familie, 51 10 19,6 41 80,4 2,0 vrienden en/of andere leden uit het sociale netwerk van ouders en/of kind waarin een toekomstplan voor het kind is gemaakt?
Nummer Doel
8 Ieder pleegkind heeft minstens een minimaal contact met ouders en hun netwerk (contact familiaal en sociaal netwerk). Meetwijze Inschatting begeleiders pleegzorg (VIPP: vraag B3, B6, B9, B13). Criterium % dat aangeeft dat er contact is. Resultaat N Ja Nee Rapportcijfer n % n % Contact met moeder. 51 40 78,4 11 21,6 7,8 Contact met vader. 51 32 62,7 19 37,7 6,3 Contact met familie. 50 42 84,0 8 16,0 8,4 Contact met sociaal netwerk. 47 27 57,4 20 42,6 5,7
67
Nummer Doel Meetwijze 1 Criterium Resultaat
9 De ouders en het netwerk hebben verantwoordelijkheid en inspraak (regie bij familiaal en sociaal netwerk). Inschatting begeleiders pleegzorg (VIPP: vraag B1). Gemiddelde score op een schaal van 0-100%. N Min Max Gem SD Rapportcijfer
De ouders en het netwerk hebben de regie over de 51 plaatsing. Meetwijze 2 Inschatting ouders (Vragenlijst ouders: vraag 13a). Criterium % redelijk en helemaal. Resultaat N
0
Ja n 15
Heeft u naar uw gevoel de regie over de hulpverlening 18 aan uw kind? Meetwijze 3 Inschatting pleegouders (Vragenlijst pleegouders: vraag 16a). Criterium % dat aangeeft dat ouders de regie hebben. Resultaat N Ouders n Wie heeft er de regie over de hulpverlening over uw 181 8 pleegkind?
100
% 83,3
68,4
Nee n 3
23,7
Rapportcijfer % 16,7
n 173
% 95,6
10 Er zijn minder loyaliteitsproblemen bij het kind (minder loyaliteitsproblemen). Inschatting begeleiders pleegzorg (VIPP: vraag B29). % ja. N Ja Nee n % n % Zijn er aanwijzingen dat er sprake is van 51 36 70,6 15 29,4 loyaliteitsproblemen?
Meetwijze Criterium Resultaat
8,3
Rapportcijfer % 4,4
Nummer Doel Meetwijze Criterium Resultaat
Nummer Doel
6,8
0,4
Rapportcijfer 7,1
11 Ouders participeren actief in de opvoeding en het dagelijks leven van hun kind (ouders behouden hun ouderpositie). Inschatting begeleiders pleegzorg (VIPP: vraag B32). Gemiddelde score op een schaal van 0-100%. N Min Max Gem SD Rapportcijfer
In welke mate spelen ouders een actieve rol in de opvoeding/het leven van hun kind?
39
0
100
51,3
37,8
5,1
Nummer Doel
12 Er is een goed functionerend servicepunt voor pleegouders/begeleiders pleegzorg (Servicedesk pleegzorg). Meetwijze 1 Inschatting pleegouders (Vragenlijst pleegouders: vraag 18a). Criterium % wel, een beetje en zeker wel bekend Resultaat N Ja Nee Rapportcijfer n % n % Bent u bekend met de Servicedesk pleegzorg Limburg? 172 136 79,1 36 20,9 7,9 Meetwijze 2 Inschatting pleegouders (Vragenlijst pleegouders: vraag 18a). Criterium % redelijk en helemaal tevreden Resultaat N Ja Nee Rapportcijfer n % n % Als u wel eens hebt gekeken naar de site of 85 52 61,2 33 38,8 6,1 gebeld/gemaild naar de Servicedesk Pleegzorg Limburg, was u daarbij dan tevreden over de inhoud van de site dan wel het gesprek/mail?
68
De 17 randvoorwaarden van Prima Pleegzorg
BIJLAGE 3
Niveau cliëntsysteem Nummer Doel
1 Het cliëntsysteem ontvangt voldoende en juiste informatie om een actieplan te kunnen maken.
Meetwijze 1 Criterium Resultaat
Inschatting begeleiders pleegzorg (VIPP: vraag B22). Gemiddelde score op een schaal van 0-100%. N
In welke mate hebben ouders voldoende en juiste 51 informatie ontvangen om een actieplan te kunnen maken? Meetwijze 2 Inschatting ouders (Vragenlijst ouders: vraag 18b). Criterium % Ja. Resultaat N Heeft u van de pleegzorgwerker genoeg informatie ontvangen om een plan voor uw kind te kunnen maken?
11
Min
Max
Gem
SD
Rapportcijfer
0
90
13,9
27,5
1,4
Ja n 7
% 63,6
Nee n 4
% 36,4
Rapportcijfer 6,4
Nummer Doel
2 Het cliëntsysteem vormt het actieteam en is verantwoordelijk voor de uitvoer van het actieplan.
Meetwijze 2 Criterium Resultaat
Inschatting begeleiders pleegzorg (VIPP: vraag B23). % ja. N
Is er een actieteam gevormd met ouders en mensen vanuit het familiaal en/of sociaal netwerk om de uitvoering van het opgestelde plan te waarborgen
51
Ja n 8
% 15,7
Nee n 43
Rapportcijfer % 84,3
1,6
Nummer Doel
3 Het cliëntsysteem ervaart steun vanuit het eigen netwerk in het nemen van beslissingen in het belang van het kind.
Meetwijze 3 Criterium Resultaat
Inschatting begeleiders pleegzorg (VIPP: vraag B46). Gemiddelde score op een schaal van 0-100%. N
In welke mate ervaren ouders steun vanuit het eigen 39 netwerk in het nemen van beslissingen in het belang van het kind? Meetwijze 4 Inschatting ouders (Vragenlijst ouders: vraag 15a). Criterium % redelijk en helemaal. Resultaat N Voelt u zich door uw familie en vrienden gesteund in de besluiten die u neemt voor uw kind?
20
Min
Max
Gem
SD
Rapportcijfer
0
100
43,8
35,9
4,4
Ja n 11
% 55,0
Nee n 9
% 45,0
Rapportcijfer 5,5
69
Nummer Doel Meetwijze 1 Criterium Resultaat
4 Het cliëntsysteem accepteert en heeft vertrouwen in professionele hulpverlening. Inschatting begeleiders pleegzorg (VIPP: vraag B53). Gemiddelde score op een schaal van 0-100%. N Min Max Gem SD
In welke mate hebben ouders vertrouwen in jouw als 40 pleegzorgwerker? Meetwijze 2 Inschatting ouders (Vragenlijst ouders: vraag 1). Criterium % (helemaal) mee eens Resultaat N Ik heb vertrouwen in de hulp van pleegzorg.
20
0
90
69,5
18,4
Ja n 18
% 90,0
Nee n 2
% 10,0
Rapportcijfer
7,0
Rapportcijfer 9,0
Nummer Doel Meetwijze Criterium Resultaat
5 De jeugdige wordt geplaatst in het systeem met volgens het cliëntsysteem de hoogste slagingskans. Inschatting ouders (Vragenlijst ouders: vraag 14). % redelijk en helemaal N Ja Nee Rapportcijfer n % n % Heeft u zelf invloed gehad op de keuze van het 20 12 60,0 8 40,0 6,0 pleeggezin?
Niveau hulpverlener Nummer Doel Meetwijze 1 Criterium Resultaat
6 De focus van de hulpverlener ligt op de doorgaande ontwikkeling van het pleegkind. Inschatting ouders (Vragenlijst ouder: vraag 5 en vraag 6). Gemiddelde score op geconstrueerde schalen van 0-10. N Min Max Gem SD
De pleegzorgwerker (1) stelt het belang van mijn kind 20 2,5 altijd voorop en (2) doet wat goed is voor mijn kind. Meetwijze 2 Inschatting pleegouders (Vragenlijst pleegouder: vraag 5). Criterium % (helemaal) mee eens. Resultaat N Ja n De pleegzorgwerker stelt het belang van mijn 181 150 pleegkind(eren) altijd voorop. Nummer Doel Meetwijze Criterium Resultaat
10,0
8,4
1,9
% 82,9
Nee n 31
% 17,1
Rapportcijfer
8,4
Rapportcijfer 8,3
7 De hulpverlener is in staat het cliëntsysteem te helpen hun krachten te herkennen, uit te vergroten en te gebruiken. Inschatting begeleiders pleegzorg (VIPP: vraag B54). Gemiddelde score op een schaal van 0-100%. N Min Max Gem SD Rapportcijfer
In welke mate worden ouders door jou als pleegzorgwerker gestimuleerd om hun krachten te benutten?
46
0
100
61,5
34,9
6,2
70
Nummer Doel Meetwijze 1 Criterium Resultaat
8 De hulpverlener werkt actief mee aan de realisatie van de doelen van het cliëntsysteem. Inschatting begeleiders pleegzorg (VIPP: vraag B47 en B56). Gemiddelde score op twee schalen van 0-100%. N Min Max Gem SD Rapportcijfer
In welke mate zijn (1) de hulpvragen door ouders zelf 50 0 geformuleerd en (2) help jij als pleegzorgwerker actief mee aan de realisatie van hun doelen? Meetwijze 2 Inschatting ouders (Vragenlijst ouders: vraag 8, 10, 11). Criterium Gemiddelde score op geconstrueerde schalen van 0-10. Resultaat N Min
De pleegzorgwerker helpt mij om mijn doelen te bereiken. De pleegzorgwerker heeft aandacht voor de oplossingen die ik zelf bedenk. De pleegzorgwerker werkt volgens de oplossingen die ik heb bedacht. Nummer Doel Meetwijze 1 Criterium Resultaat
20
45,3
28,8
4,5
Max
Gem
SD
Rapportcijfer
10,0
7,8
1,6
7,8
9 De hulpverlener heeft een goed zicht en is in staat aan te sluiten bij de waarden, normen en gebruiken van het cliëntsysteem. Inschatting begeleiders pleegzorg (VIPP: vraag B58). Gemiddelde score op een schaal van 0-100%. N Min Max Gem SD Rapportcijfer
In welke mate ben jij als pleegzorgwerker in staat aan te 50 sluiten bij de waarden, normen en gebruiken van ouders, familie en sociaal netwerk? Meetwijze 2 Inschatting ouders (Vragenlijst ouder: vraag 7). Criterium % (helemaal) mee eens. Resultaat N De pleegzorgwerker respecteert mij en mijn familie. 20 Meetwijze 3 Inschatting pleegouders (Vragenlijst ouder: vraag 7). Criterium % (helemaal) mee eens. Resultaat N De pleegzorgwerker respecteert mij en mijn familie. Nummer Doel Meetwijze 1 Criterium Resultaat
2,5
100
182
30
100
78,4
15,7
Ja n 19
% 95,0
Nee n 1
% 5,0
Ja n 170
% 93,5
Nee n 12
% 6,5
7,8
Rapportcijfer 9,5
Rapportcijfer 9,4
10 De hulpverlener werkt vanuit de dialoog, verkennen en verbinden van verschillende perspectieven. Inschatting begeleiders pleegzorg (VIPP: vraag B60). Gemiddelde score op een schaal van 0-100%. N Min Max Gem SD Rapportcijfer
In welke mate werk jij als pleegzorgwerker aan het verbinden van verschillende perspectieven
50
0
100
71,2
25,4
7,1
71
Niveau team Nummer Doel Meetwijze 1 Criterium Resultaat
11 Het team laat de jeugdige merken dat het gezamenlijk ontwikkelde actieplan door iedereen wordt gedragen. Inschatting professionals pleegzorg (Enquête workshops: vraag 4). Gemiddelde score op een schaal van 0-100%. N Min Max Gem SD Rapportcijfer
Het team laat aan de jeugdige merken dat het gezamenlijk ontwikkelde actieplan door iedereen wordt gedragen. Nummer Doel Meetwijze 1 Criterium Resultaat
Meetwijze 1 Criterium Resultaat
0
90
54,7
20,9
5,5
12 Het team wordt naar behoefte getraind en bijgeschoold om (nieuwe) ontwikkelingen van en werken volgens Prima Pleegzorg. Inschatting professionals pleegzorg (Enquête workshops: vraag 6). Gemiddelde score op een schaal van 0-100%. N Min Max Gem SD Rapportcijfer
Het team wordt naar behoefte getraind en bijgeschoold om (nieuwe) ontwikkelingen van en werken volgens Prima Pleegzorg. Nummer Doel
34
35
0
90
65,1
20,6
6,5
13 Binnen het team is er sprake van wederzijdse ondersteuning, feedback en intervisie in het werken volgens Prima Pleegzorg. Inschatting professionals pleegzorg (Enquête workshops: vraag 7). Gemiddelde score op een schaal van 0-100%. N Min Max Gem SD Rapportcijfer
Binnen het team is er sprake van wederzijdse ondersteuning, feedback en intervisie in het werken volgens Prima Pleegzorg.
35
0
90
65,1
18,7
6,5
Niveau organisatie Nummer Doel Meetwijze 1 Criterium Resultaat
14 Samenwerking professionals/instanties: de samenwerking tussen professionals verloopt positief. Inschatting professionals pleegzorg (Enquête workshops: vraag 1). Gemiddelde score op een schaal van 0-100%. N Min Max Gem SD Rapportcijfer
Samenwerking professionals/instanties: de 35 20 samenwerking tussen professionals verloopt positief. Meetwijze 2 Inschatting pleegouders (Vragenlijst pleegouder: vraag 7). Criterium % (helemaal) mee eens. Resultaat N Ja n Alle hulpverleners rond mijn pleegkind(eren) werken 181 126 goed samen.
80
53,1
16,2
% 69,6
Nee n 55
% 30,4
5,3
Rapportcijfer 7,0
72
Nummer Doel Meetwijze 1 Criterium Resultaat
15 De organisatie staat model voor en faciliteert in hetgeen verwacht wordt van medewerkers in het werken volgens uitgangspunten van Prima Pleegzorg in zowel organisatie als proces. Inschatting professionals pleegzorg (Enquête workshops: vraag 2). Gemiddelde score op een schaal van 0-100%. N Min Max Gem SD Rapportcijfer
De organisatie staat model voor en faciliteert in hetgeen verwacht wordt van medewerkers in het werken volgens uitgangspunten van Prima Pleegzorg in zowel organisatie als proces. Nummer Doel Meetwijze 1 Criterium Resultaat
40
80
59,1
10,4
5,9
16 De organisatie werkt integraal en intersectoraal volgens de uitgangspunten van Prima Pleegzorg. Inschatting professionals pleegzorg (Enquête workshops: vraag 3). Gemiddelde score op een schaal van 0-100%. N Min Max Gem SD Rapportcijfer
De organisatie werkt integraal en intersectoraal volgens de uitgangspunten van Prima Pleegzorg. Nummer Doel Meetwijze 1 Criterium Resultaat
35
18,8
4,8
17 De organisatie zorgt voor tevredenheids– en effectmeting bij alle participanten. Inschatting professionals pleegzorg (Enquête workshops: vraag 3). Gemiddelde score op een schaal van 0-100%. N Min Max Gem SD
Rapportcijfer
De organisatie zorgt voor tevredenheids– en effectmeting bij alle participanten.
33
33
0
20
80
80
48,2
58,8
15,6
5,9
73
74
De algehele realisatie van Prima Pleegzorg in rapportcijfers1
1 2
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12
De 2 beoogde effecten Er is sprake van een doorgaande ontwikkeling van het pleegkind. Er is sprake van een stabiel en veilig netwerk rondom het kind. A. Totaal gemiddelde effecten De 12 beoogde doelstellingen Actieteams van ouders en netwerk werken met een zelfopgezet actieplan. Er wordt gedacht vanuit de mogelijkheden en competenties van ouders en pleegouders. Er worden meer netwerkplaatsingen gerealiseerd. Het familiaal en sociaal kapitaal is behouden gebleven. De pleegouders zijn aanvullend op ouders (en netwerk). Er zijn minder overplaatsing en vroegtijdig afgebroken plaatsingen. Er wordt maximaal gebruik gemaakt van familienetwerkberaden. Ieder pleegkind heeft minstens een minimaal contact met ouders en hun netwerk. De ouders en het netwerk hebben de regie (verantwoordelijkheid en inspraak ) Er zijn minder loyaliteitsproblemen bij het kind. Ouders participeren actief in de opvoeding en het dagelijks leven van hun kind (ouders behouden hun ouderpositie). Er is een goed functionerend servicepunt voor pleegouders/begeleiders pleegzorg (Servicedesk pleegzorg). B. Totaal gemiddelde doelstellingen TOTAAL effecten en doelstelling (gemiddelde A+B)
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13
14 15 16 17
De 17 randvoorwaarden Het cliëntsysteem ontvangt voldoende en juiste informatie om een actieplan te kunnen maken. Het cliëntsysteem vormt het actieteam en is verantwoordelijk voor de uitvoer van het actieplan. Het cliëntsysteem ervaart steun vanuit het eigen netwerk in het nemen van beslissingen in het belang van het kind. Het cliëntsysteem accepteert en heeft vertrouwen in professionele hulpverlening. De jeugdige wordt geplaatst in het systeem met volgens het cliëntsysteem de hoogste slagingskans. C. Totaal randvoorwaarden gemiddelde cliëntsysteem De focus van de hulpverlener ligt op de doorgaande ontwikkeling van het pleegkind. De hulpverlener is in staat het cliëntsysteem te helpen hun krachten te herkennen, uit te vergroten en te gebruiken. De hulpverlener werkt actief mee aan de realisatie van de doelen van het cliëntsysteem. De hulpverlener heeft een goed zicht en is in staat aan te sluiten bij de waarden, normen en gebruiken van het cliëntsysteem. De hulpverlener werkt vanuit de dialoog, verkennen en verbinden van verschillende perspectieven. D. Totaal randvoorwaarden gemiddelde hulpverlener Het team laat de jeugdige merken dat het gezamenlijk ontwikkelde actieplan door iedereen wordt gedragen. Het team wordt naar behoefte getraind en bijgeschoold om (nieuwe) ontwikkelingen van en werken volgens Prima Pleegzorg. Binnen het team is er sprake van wederzijdse ondersteuning, feedback en intervisie in het werken volgens Prima Pleegzorg. E. Totaal randvoorwaarden gemiddelde team Samenwerking professionals/instanties: de samenwerking tussen professionals verloopt positief. De organisatie staat model voor en faciliteert in hetgeen verwacht wordt van medewerkers in het werken volgens uitgangspunten van Prima Pleegzorg in zowel organisatie als proces. De organisatie werkt integraal en intersectoraal volgens de uitgangspunten van Prima Pleegzorg. De organisatie zorgt voor tevredenheids– en effectmeting bij alle participanten. F. Totaal randvoorwaarden gemiddelde organisatie TOTAAL randvoorwaarden cliëntsysteem, hulpverlener, team en organisatie (gemiddelde C t/m F)
BIJLAGE 4 Gem
SD
6,5 7,3 6,9
0,1 1,8 0,6
3,5 7,4
1,8 1,2
7,4 6,7 7,0 2,0 7,1 5,2 7,1 5,1
2,2 0,4
7,0
1,3
5,9
1,8
6,4
0,7
3,9 1,6 5,0
3,5
8,0 6,0 4,9 8,4 6,2
1,4 2,4 0,1 3,5
6,2 8,9
2,3 1,0
7,1 7,3 5,5
1,2 2,0
6,5
2,0
6,5
1,8
6,2 6,2 7,0
0,9 1,2 1,0
5,9 4,8 6,0
1,9 1,5 0,9
6,1
1,00
1,3 4,2
0,8
1
Deze Tabel geeft een overzicht van de resultaten uit paragraaf 3.4 en 3.5. De informatie hiervoor is verzameld bij begeleiders pleegzorg, ouders en pleegouders, gezinsvoogden en voogdijwerkers, en gedragswetenschappers. Als er op een onderdeel op meerdere gebieden (b.v. sociale, emotionele, cognitieve ontwikkeling en welzijn kind) of door meerdere informanten (b.v. begeleiders pleegzorg en pleegouders) rapportcijfers beschikbaar waren dan is in Tabel 3 en 4 het ‘overall’ gemiddelde rapportcijfer voor deze gebieden en informanten berekend en gegeven. Zodoende krijgen we per onderdeel één rapportcijfer. Bij doelstelling 3 (netwerkplaatsingen) is geen rapportcijfer gegeven, we hebben op dit onderdeel besloten om enkel de trend te beschrijven (verhouding netwerkplaatsing en bestandsplaatsingen) vanaf 2008 en niet te beoordelen (zie paragraaf 3.4). Er zijn geen algemene richtlijnen te geven over wat een optimaal evenwicht is tussen het aantal netwerk - en bestandsplaatsingen. Wel kunnen we stellen dat het aantal netwerkplaatsingen binnen Prima Pleegzorg (51,9% in 2011) zich positief verhoudt tot de ontwikkeling van het aantal netwerkplaatsingen in Nederland de afgelopen jaren, dit ligt tussen 30% -50% (zie Dalm, 2009).
75
76
Empowermentschalen en invloed op situatie kind
BIJLAGE 5
Empowermentschalen: Beschrijvende gegevens Schaal 1 Mate van empowermentbevorderend gedrag begeleider pleegzorg 1 2 3 4
In welke mate zijn de mogelijkheden van ouders gericht in kaart gebracht? (B37) In hoeverre wordt gekeken vanuit de mogelijkheden van ouders? (B38) In welke mate zijn ouders en kind medeverantwoordelijk voor de uitvoer van het actieplan? (B49) In welke mate werk jij als begeleider pleegzorg met het werken van verschillende perspectieven? (B60) Totaal schaal (betrouwbaarheid Cronbach’s alpha=.83.
N 48
Min 0%
Max 100%
Gem 66%
SD 30
Factorlading1 .92
49
0%
100%
72%
26
.91
34
0%
100%
61%
36
.81
50
0%
100%
71%
25
.90
51
10%
100%
69%
22
N 44
Min 0%
Max 100%
Gem 56%
SD 34
Factorlading .80
40
0%
100%
76%
24
.75
39
0%
100%
44%
36
.79
40
0%
100%
60%
31
.78
51
0%
100%
57%
27
Schaal 2 Mate van empowerment van het cliëntsysteem 1 2 3
4
In welke mate zijn de mogelijkheden van ouders versterkt? (B39) In welke mate heb jij als begeleider pleegzorg vertrouwen in besluiten die door het netwerk worden genomen? (B43) In welke mate ervaren ouders steun vanuit het eigen netwerk in het nemen van beslissingen in het belang van het kind? (B46) In welke mate zijn ouders en kind eigenaar van het hulpverleningsproces? (B51) Totaal schaal (betrouwbaarheid Cronbach’s alpha=.83. Onderlinge samenhang schaal 1 en 2: .49 (p<0,01)
1
Resultaten Principale Componentenanalyse (Varimaxrotatie). Gegevens komen uit de VIPP die door begeleiders pleegzorg is ingevuld.
Empowerment en huidige situatie binnen de context van het gezin en pleeggezin
1
Bèta coëfficiënt
Significantie
Nu (op het gehouden meetmoment) Empowermentbevorderend gedrag begeleider pleegzorg Mate van empowerment van het cliëntsysteem ,40 <0,05 Netwerkplaatsing -,23 <0,10 Leeftijd Geslacht Verklaarde variantie=.20 N=50 1 Resultaten van regressie-analyse. De ontwikkeling binnen de context van het gezin en pleeggezin zijn gemeten met de gegevens uit Bijlage 1. Uit de VIPP. Daarbij voor de actuele situatie (nu) de gemiddelde score genomen voor de totale situatie van het kind, de (pleeg)moeder, de (pleeg)vader, en het netwerk van het gezin en pleeggezin. Weergegeven zijn de significante resultaten.
77
Colofon Praktikon BV is een zelfstandige en onafhankelijke organisatie voor onderzoek en ontwikkeling in de jeugdzorg en onderwijsgerelateerde zorg. Praktikon heeft samenwerkingsrelaties met Entréa, een organisatie voor jeugdzorg, onderwijs, onderzoek in Gelderland en de Radboud Universiteit Nijmegen. De directeur van Praktikon, prof. dr. J.W. Veerman, vervult vanwege Entréa de bijzondere leeropdracht Speciale Kinder- en Jeugdzorg aan de Radboud Universiteit. Het onderzoek naar Prima Pleegzorg is gesubsidieerd door de Provincie Limburg en uitgevoerd in opdracht van Service.jz.
Auteurs Drs. Harm Damen en Dr. Coleta van Dam zijn als onderzoekers verbonden aan Praktikon. Drs. Marieke de Graaf is gedragswetenschapper pleegzorg bij Rubicon Jeugdzorg en werd voor het project Prima Pleegzorg aangesteld als intern onderzoeker vanuit de zorgaanbieders voor Pleegzorg in Limburg.
78