Presteren boven verwachting Startdocument Rotterdams Onderwijsbeleid 1
Inleiding Leren = elk kind, elke jongere laten excelleren
‘ Ieder kind een beter perspectief’ (Conferentiedeelnemers uit alle sectoren)
Samen de stad sterker maken. Die heldere opdracht heeft de gemeente Rotterdam zich de komende jaren gegeven. Daarvoor is kwalitatief hoogwaardig onderwijs onmisbaar. En dat vraagt om nauwe samenwerking van alle betrokkenen in het onderwijsveld. De afgelopen jaren is daarvoor een stevig fundament gelegd, in het Rotterdams Onderwijsbeleid 2: Aanval op Uitval en Beter Presteren (de gemeenschappelijke programma’s van schoolbesturen en gemeente). Deze programma’s hebben inmiddels vele waardevolle vruchten afgeworpen. Resultaten waar we allen gepast trots op mogen zijn. We continueren daarom onverminderd deze koers die met Beter Presteren is ingezet, zoals verhoging onderwijsresultaten en verminderen van de uitval. En Rotterdam zou Rotterdam niet zijn, als we daar de komende jaren niet ook nog een flink schepje bovenop doen. We richten ons hierbij niet alleen op talentontwikkeling en prestaties, maar ook op het overbrengen van essentiële waarden en normen, zoals emancipatie, gelijkheid en respect. We? Inderdaad. In dit Startdocument hebben we het expliciet over ‘we’. Want aan deze teksten is een proces vooraf gegaan, waarin vele onderwijsprofessionals en gemeente op alle niveaus, samen zijn opgetrokken. Met elkaar zijn doelen verwoord en dit alles is in een breder kader geplaatst. Gekoppeld daaraan per sector én sectoroverstijgend een aantal inspanningen, die kunnen bijdragen aan het behalen van die doelen. Daarin slagen we ongetwijfeld wanneer we als onderwijssector en gemeente gezamenlijk en in open dialoog, dit document verder uitwerken en concretiseren. Elk kind in Rotterdam krijgt namelijk pas de volle ruimte om te excelleren, te presteren boven verwachting, wanneer de gehele leerlijn zo vloeiend mogelijk in elkaar doorloopt. Van voorschool tot mbo, van speciaal onderwijs tot ho. Daar werken alle sectoren al lange tijd hard aan, maar we leggen die lat nu nog hoger. Datzelfde geldt voor het verder verbeteren van de Rotterdamse onderwijsresultaten. Daarbij zijn goede beheersing van de Nederlandse taal- en rekenvaardigheid essentieel. We onderstrepen daarnaast ook het belang van sociale vaardigheden die kinderen en jongeren nodig hebben om goed te functioneren binnen de schoolgebouwen én daarbuiten. Vaardigheden die passen bij de wereld van vandaag en die van morgen. Die aansluiten bij de dynamische samenleving van een stad als Rotterdam. Om dit te realiseren is veel nodig. Zoals de allerbeste docenten, begeleiders en pedagogisch medewerkers, die optimaal zijn toegerust om kinderen en jongeren uit te dagen hun gehele onderwijscarrière te blijven leren. Besturen en management die beschikken over de kunde en middelen om al hun medewerkers hierin te laten slagen, Bovendien: leren stopt niet bij de onderwijsdeuren. Leren doe je ook thuis, op straat, in je buurt en op je werk. Dat vraagt om zelfbewustzijn, om als kind en jongere te ervaren wie je bent. Het besef dat je samenleeft met anderen die op hun eigen manier in het leven staan, bewust van je omgeving; de stad waarin je woont. En natuurlijk op welke manieren jij aan deze stad kunt bijdragen. Van peuter, kleuter tot jong volwassene. We betrekken al hun ouders en opvoeders nog meer bij ons onderwijs. Bij prestaties, maar ook in toenemende mate bij keuzemomenten binnen de leerlijn. En niet te vergeten: bij de uiteindelijke beroepskeuze. We werken meer en meer toe naar onderwijs dat arbeidsgericht is, afgestemd op nu maar zeker ook op –ontwikkelingen inde toekomst. Met dit document richten we ons op het Rotterdams onderwijsbeleid. Parallel hieraan noemen we een aantal stedelijke thema’s, die tevens een nadere uitwerking krijgen: - Onderwijshuisvesting De gemeente en schoolbesturen binnen po, vo en so leveren nog dit jaar een meerjarenplan onderwijshuisvesting op. Daarin staan verbeteren van de kwaliteit van de onderwijsgebouwen én het efficiënt gebruik ervan centraal (Integraal Huisvestingsplan 2015 – 2019).
2
-
-
Risicojongeren Er komt een programma risicojongeren, waarin we gezamenlijke de aanpak voor deze doelgroep versterken. Dit maakt onderdeel uit van het integraal jeugdbeleid. Beroepsgericht onderwijs Sectoroverschrijdend wordt het beroepsgerichte onderwijs verder vormgegeven in de veranderagenda vmbo-mbo.
Elk kind, elke jongere in Rotterdam heeft talenten. Die willen we met elkaar ten volle tot bloei laten komen. Om dit te bereiken zetten bestuurders en professionals vanuit alle sectoren van het Rotterdamse onderwijs -van voorschool tot hoger onderwijs- en de gemeente Rotterdam, met dit document gezamenlijk een belangrijke stap. Bij deze een oproep aan u, als schoolbestuurder, directeur, leraar, begeleider, ouder, pedagogisch medewerker… Aan u als lezer om mee te denken over uw concretisering en meetbare inspanningen voor de komende jaren. Merkbare inspanningen die stuk voor stuk bijdragen aan het waarmaken van onze gedeelde onderwijsambitie: om elk kind, elke jongere binnen ons Rotterdamse onderwijs een beter perspectief te bieden.
‘Iedereen mag meedenken over ons onderwijsbeleid’ (Wethouder Hugo de Jonge)
3
Vve leren = spelen
Voorschoolse voorzieningen bereiken al 93% van Rotterdams jongste kinderen. Van alle driejarige doelgroepkinderen volgt 68% een vve-programma. Dat zijn inclusief groepen nul naar schatting 4.350 kinderen.
Onder de vlag van Beter Presteren is in 2011 gestart met de introductie van groepen nul. Een gezamenlijke inspanning van schoolbesturen, welzijnsinstellingen en de gemeente. De belangrijkste reden: omdat er ondanks het relatief grote bereik van de voorschoolse educatie in Rotterdam, nog te veel kinderen met een taalachterstand in groep 3 van het primair onderwijs terecht kwamen. De groepen nul zijn onder regie van de scholen gerealiseerd. Met als doel de overgang van peuterspeelzaal naar basisonderwijs vloeiend te laten verlopen en de kwaliteit van de voorschoolse educatie op een hoger plan te brengen.
Tot en met 2014 zijn maar liefst 205 groepen nul gerealiseerd. Niet voor niets kunnen we met recht stellen dat de afgelopen jaren hard is gewerkt aan de Rotterdamse doorontwikkeling van de groepen nul. Niet alleen is de doorgaande (pedagogische) leerlijn richting het basisonderwijs verbeterd, bijvoorbeeld doordat een intern begeleider van de school de kinderen van groep nul met de pedagogisch medewerker bespreekt. Ook de aansluiting van de zorg voor de kinderen is hiermee verzekerd. Peuters worden immers meegenomen in de zorgstructuur van de school. Tegelijkertijd hebben we met hoger gekwalificeerd personeel een belangrijke slag gemaakt: een hbo’er is toegevoegd aan de groep nul en de nascholing is ingezet op taalvaardigheid van leidsters. Er wordt flink geïnvesteerd in het opbrengstgericht werken in de gehele vve. Hiermee wordt nog meer richting gegeven aan het spelend ontwikkelen van de peuters. En hebben we verwachtingen naar ouders, als het gaat om hun betrokkenheid bij de voorschoolse educatie van hun kleinsten, uitgewerkt. Ondanks alle inzet, zijn we er nog niet. De Onderwijsinspectie is nog kritisch over de voor- en vroegschoolse educatie in Rotterdam en dan met name over de gemeentelijke regie hierop. Volgens de inspectie moet de gemeente verregaande afspraken maken over verbetering van de kwaliteit. En dan (tenminste) op gebied van aanbod, het pedagogisch en educatief handelen, ouderparticipatie en nog grondiger als het gaat om inrichting van zorg en begeleiding. Inmiddels zijn de uitkomsten van dit rapport gezamenlijk besproken. En hebben onder meer bestuursafspraken tussen Rijk en G37 al geleid tot het afsluiten van een convenant tussen de gemeente en de vve-instellingen in 2013, voor de verbetering van de taalvaardigheid van de pedagogisch medewerkers. En een convenant in 2014 voor het op een hoger peil brengen van het opbrengstgericht werken binnen de vve. Deze stijgende lijn op weg naar hoge educatieve én sociale ontwikkeling en breder vvebereik, waarmee we in Rotterdam onze jongste kinderen ondersteunen, trekken we de komende jaren onverminderd door. Hoe? Door nu nieuwe ambities neer te zetten: dat voor elk kind (doelgroep én niet-doelgroep) een plek is binnen een vve- of vergelijkbaar programma. Dat we pedagogische kwaliteit en methodisch handelen in nauwe samenwerking met ouders verhogen. En dat we ontwikkelingsachterstanden (met het accent op taal) zoveel mogelijk inlopen en zo de jongsten beter voorbereiden op groep 3 van de basisschool. Daarbij stelt de Rotterdamse vve zich nadrukkelijk als doel, dat we naast het bieden van een vliegende start op het cognitieve domein (onder meer talige en cijfermatige kennis) jonge kinderen ook optimaal ondersteunen in het ontwikkelen van sociale vaardigheden en goede motoriek. Met andere woorden; door kinderen al (methodisch) spelend competenties en vaardigheden als doorzettingsvermogen, ruimte voor creativiteit, ruimtelijk inzicht en een goede concentratie te laten vormen. Het verband tussen (methodisch) spelen en leren is niet voor niets met regelmaat onderwerp van wetenschappelijk onderzoek. Het gaat hier immers om vaardigheden die elk kind op school en later in het leven, heel hard nodig heeft om zich tot een actieve en bijdragende burger in onze maatschappij te kunnen ontwikkelen. De lat kwalitatief omhoog In Rotterdam moet elk kind zich optimaal kunnen ontwikkelen, al op jonge leeftijd ontdekken waar hij of zij in uitblinkt. En dat natuurlijk in een veilige, taalrijke en stimulerende omgeving.
4
Het mag dan ook geen verrassing zijn dat de vve nu onmiskenbaar en volwaardig deel uitmaakt van het Rotterdamse onderwijsbeleid. De ophanden zijnde harmonisatie van de voorschoolse voorzieningen vraagt om een nadrukkelijkere samenwerking tussen partners in de voor- en vroegschoolse periode (peuterspeelzalen, kinderopvang en scholen). Vooruitlopend op deze harmonisatie kunnen we al stappen zetten door onder andere te investeren in integrale kindcentra (IKC). De ambitie richt zich op het realiseren van een basisvoorziening voor alle kinderen. Zowel kwaliteit, pedagogiek, personele, juridische en financiële harmonisatie is hierbij noodzakelijk. * We blijven investeren in voor- en vroegschoolse educatie. We breiden het aantal groepen nul uit en verhogen de kwaliteit van de voorschool. Er komt een integrale voorschoolse voorziening, bestaande uit kinderopvang en voorschool, voor alle kinderen vanaf 2 jaar oud. * Het bereik van zowel doelgroep- als niet-doelgroepkinderen trekken we van 93% naar het maximale door. 100% bereik betekent meer kinderen op de vve. We hebben hiervoor een Rotterdam-specifieke definitie voor ‘doelgroepkind’ ontwikkeld. * Het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) Rotterdam-Rijnmond bepaalt welk kind doelgroepkind is en is verantwoordelijk voor doorverwijzing van alle doelgroepkinderen naar de vve. * Aan het minimaal aantal dagdelen op de vve voor alle doelgroepkinderen wordt vastgehouden. De ambitie ligt echter op 4 dagdelen vve voor doelgroepkinderen in een bij de leeftijd passende opbouw: 3 dagdelen vanaf 2 jaar, 4 dagdelen vanaf 3 jaar. * Het (minimaal) aantal dagdelen op de vve voor de niet als doelgroepkinderen aangemerkte kinderen is 2 dagdelen. * Het open gesprek over resultaatafspraken voor de vve tussen vve-instellingen, schoolbesturen en gemeente in het Jonge Kind-overleg, gaat onverminderd door. Waarbij de bevindingen van de Onderwijsinspectie in acties worden omgezet die ten goede komen aan de ontwikkeling van onze jongste kinderen. * We maken de resultaten en opbrengsten van de vve nadrukkelijk zichtbaar. * De voorschoolse voorzieningen worden geharmoniseerd. * We creëren acht tot tien integrale kindcentra, voorzieningen voor kinderen van 0-12 jaar, waar zij gedurende de dag komen om te leren, spelen, ontwikkelen en ontmoeten. Alle ontwikkelingsterreinen van kinderen komen aan bod. De omgeving biedt een totaalpakket op het gebied van educatie, opvang en ontwikkeling, waarbij wel functionele specialismen zijn (inclusief taakverdeling). We zetten hierbij het kind nadrukkelijk centraal, niet de instelling of organisatie. En laten ons in de uitvoering niet hinderen door de verschillende wetgevende kaders, maar spannen ons in om in de realisatie van de integrale kindcentra bij wijze van proef, zogenoemde regelvrije zones te realiseren. De centra bieden kinderen een dagprogramma voor zolang als zij willen deelnemen, met minimale en maximale uren, maar met ruime openingstijden. * Ook voor huisvesting van voorschoolse voorzieningen leggen we de lat hoger. De beste pedagogisch medewerkers voor de groep In de leeftijd van 0 tot 6 jaar, staan kinderen maximaal open voor invloeden van buitenaf. Ze nemen hun omgeving als een spons in zich op. Dit vraagt om pedagogisch medewerkers die kinderen al op jonge leeftijd uitdagen, prikkelen, nieuwsgierig maken naar de samenleving in haar volle breedte. Die educatief en op gebied van taalontwikkeling tot het uiterste kunnen en willen gaan. * Tot in 2015 blijft de gemeente financieel investeren op het verhogen van de taalvaardigheid en het opbrengstgericht werken van pedagogisch medewerkers in de vve. * We nemen afscheid van pedagogisch medewerkers die de gevraagde kwaliteit uiteindelijk niet kunnen bieden en/of niet aan het stadsprofiel (zie doorlopend leren voor later) voldoen. * Meer / extra hbo-coaches in de voorschoolse periode staan voor de groepen in de vve en kinderopvang.
5
* We ontwikkelen samen met mbo en hbo een vve-specialisatie / aantal specialisten binnen de opleidingen op gebied van kinderen van 2 tot 6 jaar. Doorlopend leren voor later Positieve ondersteuning geven aan het ontwikkelingsgerichte spelen. Door samen spelen van elkaar leren. Een contextrijke omgeving bieden die het jonge kind alle mogelijkheden biedt zijn of haar persoonlijkheid te vormen. En de natuurlijk aanwezige nieuwsgierigheid van het jonge kind aanwakkeren voor de mogelijkheden voor later. Met als doel alle Rotterdamse kinderen van jongs af aan een betere startpositie te geven in onze stad. * We ontwikkelen een stadsprofiel voor de vve-professionals (T-shaped, oftewel een generalist-specialist die kennis heeft van meerdere domeinen en daarnaast over de eigen vakgrenzen heen kijkt), om hen beter in staat te stellen jonge kinderen voor te bereiden op de dynamische Rotterdamse samenleving. * We onderzoeken welke elementen in de cognitieve, motorische en sociaalemotionele ontwikkeling van een kind binnen de vve effectief zijn om achterstanden weg te werken en welke randvoorwaarden daarbij horen. Deze elementen verwerken we vervolgens blijvend in het bestaande vve-programma. * We leggen het fundament voor de voorbereiding op de schoolloopbaan en stimulering van nieuwsgierigheid, ontwerpend en ontdekkend leren naar de arbeidsmarkt. Bijvoorbeeld door kinderen spelenderwijs kennis te laten maken met beroepen, passend bij hun belevingswereld. Betrokken ouders Nadrukkelijk mét ouders, verzorgers en alle partners rondom het jonge kind werken wij samen aan ontwikkeling. * We ontwikkelen een digitale aansluiting tussen de registratiesystemen om tussen vve’s onderling en met scholen activiteiten, opgedane ervaring en meetgegevens uit te wisselen. Over de onderwerpen waarop we die gegevens uitwisselen, maken we stadsbrede afspraken. * De manier waarop we ouders betrekken, gaan we digitaal aanvullen door het ontwikkelen van applicaties voor tablet en smartphone. Denk dan aan een digitaal taalspel voor ouder en kind samen. Zorg voor zorg De invoering van de nieuwe Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), Passend Onderwijs en de ontwikkelingen rond het Jeugdstelsel, maken dat er op het gebied van zorg veel gaat veranderen. Het is voor jong en oud, dus ook het jonge kind en ouder(s) of opvoeder(s), essentieel dat partners in onderwijs en zorg, intensief met elkaar samenwerken. Alleen zo kunnen ook onze allerkleinsten zo nodig rekenen op passende en tijdige hulp. * Continueren van zorgvoorzieningen in de voorschoolse periode als onderdeel van het ontwikkelrecht. Met andere woorden: we ‘mengen’ kinderen die extra zorg nodig hebben ook in de reguliere vve, zodat ze zich aan elkaar op kunnen trekken en ze de diversiteit van een echte samenleving ook in de vve ervaren. * We integreren aanvullende zorg als (voorschools) maatschappelijk werk, de wijknetwerken, wijkteams, ergotherapie, motorische therapie en spraak- en taalinterventies ook in de vve (binding van jeugdzorg).
‘ Bij alles wat we willen, moet het kind centraal staan’ (Danielle Wille)
6
Po leren = ontwikkelen
Het verschil in de gemiddelde Rotterdamse Citoscore ten opzichte van het landelijk gemiddelde was in 2010 nog 4,2 punten. In 2014 nog maar 2,6 punten.
In het basisonderwijs is de klemtoon de afgelopen jaren nadrukkelijk gelegd op het verhogen van de onderwijsresultaten. En dan in het bijzonder die op taal- en rekengebied en het meer resultaatgericht werken. Tussen scholen en gemeente zijn in de Beter Presteren-periode gezamenlijk heldere afspraken gemaakt over onder meer de beoogde (verhoging van) de Cito-eindtoetsscore. Dit heeft vruchten afgeworpen. Eén van de opbrengsten is dat de Rotterdamse onderwijsresultaten dichter bij het landelijke gemiddelde liggen. Hoe? Bijvoorbeeld door de start in de afgelopen periode met vakantiescholen en door op veel scholen extra lestijd te creëren, meer gericht op taal en rekenprestaties. Of denk aan Topklassenarrangementen en de ISO-trajecten op de (zeer) zwakke scholen. Maar ook hele praktische middelen als de ‘menukaart ouderbetrokkenheid’ en de convenanten ‘professionele school’. Het is bovendien inmiddels steeds meer gebruikelijk om het professionele gesprek over onderwijsresultaten te voeren. Op positieve punten, maar ook op ongewenste neveneffecten. Al met al kunnen we de afgelopen jaren bestempelen als een goede basis om op verder te bouwen.
Naast alles wat is bereikt, zijn er ook zaken die onze extra aandacht heel goed kunnen gebruiken. Namelijk het aantal zwakke en relatief kleine basisscholen. En uiteindelijk kan een leerling echt goed worden ondersteund, als de leraar genoeg ondersteuning biedt en de schoolleiders daartoe genoeg kennis en middelen tot hun beschikking hebben. Daarom zetten we in het primair onderwijs samen een stap verder. De scholen als eenheid van verandering. Met meer ruimte voor maatwerk, ruimte voor leraren zich blijvend te ontwikkelen en die meer mogelijkheden krijgen om te doen wat voor hun leerlingen nodig is. We willen de kwaliteit van het Rotterdamse onderwijs verder verbeteren door doelgerichter te investeren in onder meer professionaliteit, kennisontwikkeling, planmatiger werken aan contacten met ouders en partijen in de wijken. Door te investeren in goed leiderschap en meesterschap, samenwerking tussen schoolbesturen en gedoseerde inzet van externe onafhankelijke experts bij schoolverbetering te betrekken. Door het open gesprek over kwaliteitscriteria tussen de scholen, het uitwisselen van resultaten –positief en negatief— te blijven voeren. We willen vasthouden aan een aantal initiatieven die de afgelopen jaren succesvol zijn gebleken, zoals vakantiescholen en extra leertijd. Speciale aandacht gaat uit naar onze leraren. Want wat maakt het werken in Rotterdam anders dan in andere gebieden? We kennen wijken, stadsdelen waar extra inzet noodzakelijk is (denk bijvoorbeeld aan Children’s Zone), omdat de omgeving van het kind meer vraagt van het kind dan in andere delen van de stad. Welke omstandigheden vragen andere kennis, vaardigheden en handelen van onze leerkrachten? Het antwoord op deze vragen leidt tot een specifiek voor Rotterdam geldende aanvulling op de nodige competenties, om goed onderwijs te kunnen geven. Onze leraren verdienen dat steuntje in de rug om goed om te kunnen gaan met de verschillen tussen leerlingen en hun uiteenlopende bagage van kennis en gedrag. Belangrijk is dat leerkrachten kunnen aansluiten bij het ontwikkelingsniveau en de belevingswereld van de kinderen. En op die manier aansluiten bij de resultaten die van elk kind apart verwacht mogen worden. De lat kwalitatief omhoog De opdracht van de basisschool is, kinderen optimaal te laten profiteren van een contextrijke leeromgeving door het behalen van resultaten op alle kerndoelen, met accent op rekenen en taal. Goed basisonderwijs biedt het kind bovendien ruimte en kansen om het te laten worden wie het is. Om zijn of haar talent te ontdekken en ontwikkelen, zodat het een goede positie in de maatschappij kan verwerven, als mens en als toekomstig beroepskracht. Ruimte voor maatwerk per school is hierbij essentieel. * Elke leerling zit op een Rotterdamse basisschool die voldoet aan de kwaliteitseisen van de Onderwijsinspectie. * Er is voldoende ruimte voor maatwerk per school.
7
* Alle basisscholen investeren meer in talentontwikkeling en manieren om die talenten te signaleren. * Scholen en besturen werken met behulp van beproefde interventies aan hun eigen ontwikkeling, zodat er adequaat ingespeeld kan worden op de veranderende behoeftes van leerlingen en op wensen vanuit vervolgonderwijs. Men maakt gebruik van de aanwezige data bij de sturing. * De schoolbesturen en de gemeente maken gezamenlijk een slag in het verminderen van de administratieve last door aan te sluiten bij de schoolontwikkelingsplannen en voor een langere periode een subsidie te verlenen. Basisscholen maken elke vier jaar een schoolplan met jaarplannen (art. 12 Wpo). We sluiten bij deze systematiek aan en laten deze vierjaarlijkse schoolplannen als schoolontwikkelingsplan fungeren. De publieke verslaglegging over deze plannen, dient als verantwoordingsdocument voor gemeentelijke subsidie. De schoolbesturen en de gemeente maken hiervoor samen een praktisch voorstel.in het traject Traject Samenwerking Onderwijs. * We werken samen om het aantal basisscholen onder de feitelijke opheffingsnorm (Ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschap) te verminderen. De beste leraren voor de klas Het vergt zeer vakbekwame en ambitieuze leerkrachten om het kind met plezier naar de beste resultaten te brengen: zowel een brede talentontwikkeling begeleiden (denk hierbij bijvoorbeeld aan cultuureducatie), als de diepte bereiken in de vakken die het er het meeste toe doen in hun stap naar vervolgonderwijs. Vakbekwaam als onderwijzer en als pedagoog. * We (als onderwijsveld) ontwikkelen een Rotterdams leidsters- en leerkrachtenprofiel dat recht doet aan pedagogische en didactische vakbekwaamheid. En dat een balans geeft tot een ontwikkeling in de breedte en diepte op de vakken die direct bepalend zijn voor de vervolgmogelijkheden. Aan dit profiel (gelieerd aan het onderhandelingsakkoord van de CAO-po: van startbekwaam via basisbekwaam naar vakbekwaam) moeten alle leidsters en leraren voldoen. * De leidsters en leraren nemen in hun persoonlijk ontwikkelingsplan de stappen op die ze doen om aan dit profiel te (gaan) voldoen. Het persoonlijk ontwikkelingsplan van de leerkracht is bovendien ook gericht op de stedelijke Rotterdamse samenleving en het bieden van een didactisch veilige omgeving. * We starten proefprojecten met beloning van teams die in de breedte en diepte het meeste leerervaringen aan de kinderen geven, waar de kinderen het meeste profijt van hebben gehad en plezier aan ervaren. Het team bepaalt zelf wat ze met de beloning/innovatiepremie zal doen: van een studiereis tot een digitaal schoolbord, van een boekenbon of etentje tot advies van een externe deskundige. * De beste startbekwame leraren houden we in Rotterdam door de lerarenopleidingen hun studenten voor te laten bereiden op ontwikkelen van hun Rotterdamse profiel. Met speciale aandacht voor de begeleiding van startbekwame leraren en voor hen die de academische pabo hebben afgerond. Doorlopend leren voor later Wie ben ik, wat kan ik, wat wil ik, in welke omgeving, en wat kan ik kiezen? Het antwoord op deze vragen verschilt ongetwijfeld per leerling. De overgangsmomenten tussen de voorschool, basisschool en school voor voortgezet onderwijs moeten voor kind en ouder, zo vloeiend mogelijk zijn. Voldoende (mogelijkheden tot) zelfontwikkeling van een kind en de goede begeleiding die het daarbij krijgt, zijn onontbeerlijk. * De extra leertijd binnen het po wordt voortgezet, net als investeren in Vakantiescholen. * De Rotterdamse Aanpak, kortweg de aandacht voor goede schoolkeuze vanaf bovenbouw po, wordt doorgezet. * Het al ontwikkelde instrumentarium wordt adequater ingezet. We voeren de digitale informatievoorziening verder door. Denk aan het in bestaande leerlingvolgsysteem toevoegen van resultaten over bijvoorbeeld cultuureducatie en (seksuele) diversiteit. * De rijkdom aan informatie van en over een kind in de voorschool mag niet verloren gaan in de overstap naar de basisschool. De vve geeft deze informatie al mee met
8
het kind aan de basisschool. Een werkgroep evalueert al waar verbeteringen mogelijk zijn en of een aansluiting met het leerlingvolgsysteem van de basisschool kan worden gemaakt. * De samenwerking tussen het primair en voortgezet onderwijs op gebied van schooladvies wordt strakker. Het advies van de basisschool is vanaf begin 2015 steeds meer bindend voor de mogelijkheden van het vervolgonderwijs. Het advies moet heldere informatie geven aan het voortgezet onderwijs om het kind op het juiste schooltype of niveau terecht te laten komen, voor een juiste plaatsing en om afstroom in het vo te voorkomen. * De Rotterdamse plaatsingswijzer bestempelen we als leidraad bij de overstap van po naar vo. * We (vo en po) gaan grondig samenwerken om de kwaliteit van het keuzeadvies voortgezet onderwijs te verhogen, waarbij het vo zich aan dit advies zal committeren. * Er vindt altijd wederzijds feedback plaats over de leerling en de geleverde informatie bij alle overgangsmomenten (vve-po, po-po, po-vo en po-(v)so) ter verbetering van de overgang. * Voor de overstapmomenten is het belangrijk dat de school waar een kind vandaan komt en die waar het kind naartoe gaat ook voldoende kennis hebben van elkaars lesinhoud, omgang en didactiek. Scholen stemmen dit met elkaar af door middel lerarenoverleg, werkbezoeken en vergelijking van methoden. * De loopbaanoriëntatie die in de bovenbouw van het primair onderwijs in het lesprogramma is opgenomen, blijft een geïntegreerd onderdeel. * We willen blijven investeren in brede cultuureducatie en gezondheid (denk aan Ieder Kind een Instrument en Lekker Fit). Betrokken ouders Ook de context waarin kinderen in Rotterdam opgroeien, vraagt om versterking. Leerlingen moeten ook van huis uit maximaal worden ondersteund om hun onderwijscarrière tot een succes te maken. Het zogeheten pedagogisch partnerschap wordt daarom mede door onze wettelijke opdracht, op alle scholen gericht op de ontwikkeling van het kind. Zowel de ouders als de omgeving hebben hierin een prominente rol en plek. * Versterken van ouderbetrokkenheid, bijvoorbeeld door middel van een zelfscan het in kaart brengen hoe de school ervoor staat en welke volgende stap ze willen nemen. Of een visie per school (maatwerk) op passend pedagogisch partnerschap. * Binnen pedagogisch partnerschap nemen sportverenigingen ook hun rol en waar nodig ook de schoolsportverenigingen. * We buigen ons samen met de ouders over de invulling van een Rotterdamse gedragscode voor gewenst gedrag op en buiten de school. * Integrale wijkteams bieden de ouders extra zorgondersteuning voor een zo drempelloos mogelijke ontwikkeling en stemmen hun aanbod af met de school van het kind. * De gesprekken aan het begin van een schooljaar met nieuwe leerlingen en ouders, zetten we door. Door middel van die gesprekken tussen ouders, leerling en leraar en/of mentor vergroten we de kennis van omstandigheden waar de kinderen in opgroeien en maken eventuele extra zorgverlening mogelijk. Zorg voor zorg De invoering van de Wet Passend Onderwijs en de decentralisatie van de Jeugdzorg en ontwikkeling van Wijkteams vragen om afstemming tussen en binnen scholen, zorgaanbieders en (zorg)begeleiding. Het moet klip en klaar zijn wie wanneer welke hulp biedt, op het moment dat dit nodig is. * Elke leerling op elke Rotterdamse school krijgt onderwijs dat door hoge verwachtingen tot een verhoging van prestaties leidt. Daar waar de school dit niet zelf kan of aanvullende expertise nodig heeft, maken we gebruik van het samenwerkingsverband Passend Onderwijs om een aanpak op maat te vormen. Ieder kind excelleert immers op zijn of haar eigen niveau. * Wijknetwerken en wijkteams ondersteunen de ouders en stemmen met de school af, opdat een kind een stimulerende omgeving ervaart.
9
* We organiseren een stedelijke conferentie om in samenwerking met de zorgpartners concrete afspraken te maken over wie in grote lijnen welke hulp aan een kind biedt, en wanneer.
10
(V)so leren = speciaal waar nodig Het Rotterdamse speciaal onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs: onderwijs voor leerlingen die een intensievere vorm van zorg nodig hebben dan de reguliere basisschool of school voor voortgezet onderwijs hen kan bieden. Denk hierbij aan leerlingen met een verstandelijke en/of lichamelijke beperking of leerlingen met psychiatrische stoornissen of ernstige gedragsproblematiek.
‘We moeten nooit uitgaan van gelijke monniken, gelijke kappen, als het om onderwijs gaat’ (Wim Budgen)
In beginsel wordt in het (voorgezet) speciaal onderwijs hetzelfde nagestreefd als in het po en vo. In dit hoofdstuk benoemen we de accenten. Ook binnen het (v)so is de afgelopen jaren gewerkt aan het meer resultaatgericht werken. En is het professioneel gesprek ontstaan over opbrengsten, onder andere met de Onderwijsinspectie. Ook hier geldt dat hoge verwachtingen bij kinderen leiden tot hogere prestaties. Deze verwachtingen richten zich zowel op cognitieve als bredere talentontwikkeling. Het speciaal onderwijs kent veelal dezelfde kerndoelen als andere scholen. De leraren in het special basisonderwijs brengen hun leerlingen bijvoorbeeld dezelfde basiskennis bij, als meesters en juffen op een reguliere basisschool. Binnen het Rotterdams special onderwijs kennen we echter een breder aanbod: van zml-niveau tot diplomagerichte leerroutes. ‘Gewoon waar het kan, maar speciaal waar dit nodig is.’ Precies daarom maakt het (voortgezet) special onderwijs zonder twijfel volwaardig deel uit van het nieuwe onderwijsbeleid. De ambities? Dat elke Rotterdamse leerling in het (voortgezet) speciaal onderwijs een voor hem of haar passende plek op het juiste niveau in het onderwijs heeft. Voor zover mogelijk in samenwerking met het regulier onderwijs. Dat meer Rotterdamse leerlingen van het (voortgezet) speciaal onderwijs succesvol doorleren naar de uitstroomperspectieven die op hen van toepassing zijn en die in de kwaliteitswetten so en vso zijn vastgesteld. De drie doorstroomperspectieven: vervolgonderwijs, arbeid of dagbesteding. We willen dat meer Rotterdamse leerlingen van het (voortgezet) speciaal onderwijs hun resultaten op de leerlijnen van het speciaal onderwijs verhogen. Naast het accent op gecijferdheid en communicatie willen we ook verbetering merkbaar maken op cognitieve en sociale vaardigheden. Hierbij is pedagogisch partnerschap tussen school, ouders en omgeving, onmisbaar. De lat kwalitatief omhoog In het (voortgezet) speciaal onderwijs is maatwerk essentieel. En dat maatwerk kunnen we bieden door alle medewerkers, van bestuur tot begeleider door: * Verankeren van opbrengstgericht werken door leerkracht, directeur, (bovenschoolse) manager en bestuurder. * Consequent en volledig invullen en bijhouden van gegevens; verzamelen van allerlei leerlingengegevens (o.a. financieel, personeel, inhoudelijk etc.). * Dat de schoolbesturen en de gemeente gezamenlijk een slag maken in het verminderen van de administratieve last. Door aan te sluiten bij de schoolontwikkelingsplannen en voor een langere periode een subsidie te verlenen. De scholen voor speciaal onderwijs maken elke vier jaar een schoolplan met jaarplannen. We sluiten bij deze systematiek aan en laten deze vierjaarlijkse schoolplannen als schoolontwikkelingsplan fungeren. De publieke verslaglegging over deze plannen, dient als verantwoordingsdocument voor gemeentelijke subsidie. De schoolbesturen en de gemeente maken hiervoor samen een praktisch voorstel. De beste leraren voor de klas Professionalisering is ook een sleutelwoord in het speciaal onderwijs. Door het ondersteunen van de didactische en pedagogische kwaliteiten van leerkrachten kunnen zij de talenten van hun leerlingen beter signaleren en hierop gepast handelen. En zo het beste uit elke leerling halen.
11
* Onze onderwijsbanen bieden perspectief en brede ontwikkelings- en doorgroeimogelijkheden. Hoe we dit vormgeven, gaan we in samenwerking met andere sectoren verder uitdiepen en specialiseren waar nodig. Doorlopend leren voor later We willen elk kind te stimuleren zijn of haar talenten in de breedte te onderzoeken en in beeld te brengen, door gericht signaleren en investeren in die talenten. Zodat zij op hun manier door kunnen stromen naar arbeid, dagbesteding of vervolgonderwijs. * We ontwikkelen mee aan en implementeren een doorlopend digitaal portfolio (competenties en talenten) per leerling. * We voegen resultaten van sector-overstijgende doelen in bestaande leerlingvolgsysteem toe. Denk hierbij ook aan onderdelen als cultuureducatie en (seksuele) diversiteit * We hebben en houden de sturingsinformatie in de hele keten op orde. * Elke school krijgt ruimte om de vierjaarlijkse schoolplannen op te stellen naar eigen behoefte, bijdragende aan de subdoelen en het hoofddoel. * Het jaarverslag van elke school, in combinatie met het (meerjarige) schoolplan, vormen samen de verantwoording naar de gemeente. Dit versimpelt de verantwoordingsplicht door gebruik te maken van bestaande middelen. Met extra aandacht voor bijzondere (bijvoorbeeld met meervoudige beperking) groepen leerlingen. Betrokken ouders Pedagogisch partnerschap is essentieel binnen het (v)so . Ouders hebben hierin een prominente rol. * Bij het opstellen van handelingsplannen worden de ouders betrokken. Hierin staat wat de school gaat doen, maar ook welke rol van de ouders in de uitvoering van het plan verwacht wordt en hoe ouders in die rol gefaciliteerd worden. * Samen met de gemeente en andere sectoren buigen we ons over de mogelijke invulling van een Rotterdamse gedragscode voor gewenst gedrag op en buiten de school. Uiteraard betrekken we hier de ouders bij en stemmen dit op maat af met de verschillende speciaal onderwijsinstellingen Zorg voor zorg De invoering van de wet Passend Onderwijs en de decentralisatie van de Jeugdzorg en ontwikkeling van wijkteams en wijknetwerken vragen om afstemming tussen en binnen scholen, zorgaanbieders en (zorg)begeleiding. Het moet klip en klaar zijn wie wanneer welke hulp biedt, op het moment dat dit nodig is. Het speciaal onderwijs en zorg zijn onlosmakelijk aan elkaar verbonden. Bijvoorbeeld binnen de complete zorgarrangementen waarmee kinderen en jongeren worden ondersteund. * We verlenen zorg op maat, met de verbinding met het nieuwe Rotterdamse jeugdstelsel als vanzelfsprekend. Ouders worden nauw betrokken bij het vaststellen van deze zorg.
12
Vo leren = maatwerk
Het aantal zwakke afdelingen binnen het Rotterdamse voortgezet onderwijs, loopt door hard werken al jaren terug.
Ook in ons Rotterdamse voortgezet onderwijs hebben we de afgelopen jaren veel bereikt, mede door sterke inzet op de verhoging van de onderwijsresultaten. Het accent niet alleen op identiteitsontwikkeling, maar zeker ook op de kernvakken taal en rekenen en op het programma ‘taaleffect’. Een programma dat driekwart van de Rotterdamse leerlingen in de eerste twee leerjaren drie keer diagnostisch toetst op hun taalvaardigheid. We bieden de leerlingen vervolgens –afhankelijk van de uitkomsten— een passend aanbod aan taallessen. Hoewel het programma ‘rekeneffect’ later is gestart, zien we ook hier duidelijk de eerste goede resultaten. Waarom we dit eruit lichten? De programma’s zijn voorbeelden van de meer resultaatgerichte manier van werken die in het Rotterdamse voorgezet onderwijs vorm heeft gekregen. En die het gesprek over die resultaten tussen scholen onderling op een positieve manier heeft aangewakkerd.
Mede door stevig nadruk te leggen op de kernvakken en resultaatgericht onderwijs, loopt het aantal zwakke afdelingen in het voorgezet al sinds jaren terug. Ook het succes van een aantal specifieke activiteiten en initiatieven draagt daaraan bij. Neem de inmiddels 35 vakantiescholen en de extra lestijd op veel scholen, gericht op taal en rekenprestaties. Of nog praktischer: de menukaart ouderbetrokkenheid, onze Rotterdamse lerarenagenda en de talentklassen voor basisschoolleerlingen met gymnasiumpotentie. Reden genoeg dus om de ingezette koers beleidsmatig vast te houden en er nog een schepje bovenop te doen. De ambitie? Dat elke leerling op een Rotterdamse vo-school zit die volgens de inspectie het oordeel ‘voldoende’ of hoger verdient. We vinden het belangrijk dat leerlingen van Rotterdamse vo-scholen sociaal redzaam zijn. Ook werken we eraan dat leerlingen een bijdrage kunnen en willen leveren aan hun omgeving. Erbij horen, een stad die ook hun kwaliteiten (betaald dan wel onbetaald) nodig heeft en cohesie dragen bij aan de betere resultaten. We willen leerlingen van Rotterdamse vo-scholen vooral successen laten beleven (en teleurstellingen besparen). Idealiter kennen we daarom alleen nog zogenoemde ‘opstroom’. Met andere woorden: leerlingen behalen dus hun diploma op het door het primair onderwijs geadviseerde niveau, oftewel het niveau waarop zij in het eerste jaar zijn begonnen of hoger dan dat. Om dit voor elkaar te krijgen, bieden we scholen en leraren meer professionele ruimte voor maatwerk. En om dit maatwerk te ‘leveren’ vraagt dit om krachtige scholen en professionele leerkrachten die weten wat nodig is om de leerlingen uit te dagen een of meer pasjes harder, hoger of verder te lopen. Kennis van de Rotterdamse geschiedenis van de dynamische stadse samenleving maakt het eenvoudiger om leerlingen kennis te laten maken met brede vorming, zoals burgerschap en cultuur. We willen het buitenschools leren ondersteunen, het partnerschap tussen school, leraar en ouders versterken en ouders nog meer betrekken bij onderwijs van hun eigen kinderen. En voor hen die extra ondersteuning nodig hebben, combineren we passend onderwijs met goede jeugdzorg die uitgaat van hun individuele behoefte. En wanneer deze getalenteerde jongeren een vervolgstap maken, moet deze nauw aansluiten bij de arbeidsmarkt, vooral die van de toekomst. Om een succesvolle maatschappelijke carrière van elke jonge Rotterdammer te verbeteren, overstijgen we daarom de afzonderlijke onderwijssectoren en denken we meer in ‘onderwijsloopbaan’. Enerzijds doorlopend leren van basisschool naar voortgezet onderwijs, anderzijds vanaf daar met passend advies naar een hoger niveau vo, naar mbo, h(b)o of naar een goede baan. De lat kwalitatief omhoog De komende jaren willen we de focus op kernvakken onverminderd doorzetten en versterken waar dat kan. Leerlingen moeten zich daarnaast goed bewust zijn van hun eigen (religieuze) identiteit, hoe zich die verhoudt tot het dagelijks leven in een grote stad en hoezeer dat ook voor de identiteit van anderen geldt.
13
* Elk jaar neemt het aantal zwakke scholen/afdelingen af en komen er geen nieuwe bij. * Opbrengstgericht werken zetten we stevig door. * Waar nodig of gewenst vragen we planmatig en gedoseerd externe expertise. * Meer praktijkschoolleerlingen halen meer branchecertificaten. * Samen met de gemeente en ouders buigen we ons over de mogelijke invulling van een Rotterdamse gedragscode voor gewenst gedrag in en buiten de school. * Alle vo-scholen zijn solidair: elke vo-school neemt een proportioneel aandeel in de opvang van risicoleerlingen, zodat deze leerlingen zich altijd kunnen spiegelen aan goede voorbeelden. * We maken opstroom na 1 jaar gemakkelijk, zodat het veel meer gaat voorkomen. We vragen de inspectie dit zichtbaar te maken in haar kwaliteitsoordeel over de school. * Leerlingen mogen –een enkele uitzondering daargelaten- binnen hun vo-niveau vanaf hun eerste jaar tot aan hun diploma maximaal 1 jaar vertragen. * De extra leertijd binnen het vo wordt voortgezet. * De schoolbesturen en de gemeente maken gezamenlijk een slag in het verminderen van de administratieve last door aan te sluiten bij de schoolontwikkelingsplannen en voor een langere periode een subsidie te verlenen. Scholen voor voortgezet onderwijs maken elke vier jaar een schoolplan met jaarplannen. We sluiten bij deze systematiek aan en laten deze vierjaarlijkse schoolplannen als schoolontwikkelingsplan fungeren. De publieke verslaglegging over deze plannen, dient als verantwoordingsdocument voor gemeentelijke subsidie. De schoolbesturen en de gemeente maken hiervoor samen een praktisch voorstel in het Traject Samenwerking Onderwijs. De beste leraren voor de klas Onderwijs begint en eindigt met de leraar voor de klas. Zij brengen theorie in hun daadwerkelijke praktijk en kunnen daarbij zeker steun gebruiken. * We binden de beste leraren en onderwijsmedewerkers van Nederland aan Rotterdam door een baan te bieden met veel perspectief en aantrekkelijke secundaire arbeidsvoorwaarden. Denk aan gratis parkeren, mogelijkheden voor een Rotterdamse bindingstoelage, huisvestingsfaciliteiten en (als overweging) extra Rotterdamse individuele- en teamtrainingen op didactisch en pedagogisch vlak. * We werken aan de vermindering van on- en onderbevoegde docenten. * We (als onderwijsveld) ontwikkelen een Rotterdams leerkrachtenprofiel dat recht doet aan pedagogische en didactische vakbekwaamheid. En dat een balans geeft tot een ontwikkeling in de breedte en diepte op de vakken die direct bepalend zijn voor de vervolgmogelijkheden. Aan dit profiel (gelieerd aan het onderhandelingsakkoord van de CAO-po: van startbekwaam via basisbekwaam naar vakbekwaam) voldoen alle leraren. * De leraren nemen in hun persoonlijk ontwikkelingsplan de stappen op die ze doen om aan dit profiel te (gaan) voldoen. Het persoonlijk ontwikkelingsplan van de leerkracht is bovendien ook gericht op de stedelijke Rotterdamse samenleving en bieden van een didactisch veilige omgeving. * We starten proefprojecten met beloning van teams die in de breedte en diepte de meeste leerervaringen aan de leerlingen geven, waar de leerlingen het meeste profijt van hebben gehad en plezier aan ervaren. Het team bepaalt zelf wat ze met de beloning/innovatiepremie zal doen: van een studiereis tot een digitaal schoolbord, of tot advies van een externe deskundige. * De beste startbekwame leraren houden we in Rotterdam door de lerarenopleidingen hun studenten voor te laten bereiden op ontwikkelen van hun Rotterdamse profiel. Met speciale aandacht voor de begeleiding van start bekwame leraren en voor hen die de academische pabo hebben afgerond. Doorlopend leren voor later Bij het maken van vervolgstappen, moeten deze nauw aansluiten bij de arbeidsmarkt van nu en van later. We overstijgen daarom de afzonderlijke onderwijssectoren en denken meer in ‘onderwijsloopbaan’.
14
* We (vo en po) gaan grondig samenwerken om de kwaliteit van het keuzeadvies voortgezet onderwijs te verhogen, waarbij het vo zich aan dit advies zal committeren. * We (vo en mbo) gaan grondig samenwerken om de kwaliteit van het keuzeadvies middelbaar beroepsonderwijs te verhogen, waarbij het vo iedere leerling een advies geeft over de beroepsrichting, de opleiding en het best passende niveau. * De Rotterdamse plaatsingswijzer bestempelen we als leidraad bij de overstap van po naar vo. Een kind komt terecht op de plaats die het po adviseert. * We creëren een zoveel mogelijk doorlopend curriculum door meer uitwisseling van aspecten als leermethoden en competenties met mbo/h(b)o en universiteit. * We zetten de maatschappelijke stages in de huidige vorm door. Dat realiseren we waar nodig met ondersteuning vanuit het vrijwilligerssteunpunt Rotterdam. * Binnen het curriculum hebben we extra aandacht voor identiteitsvorming en Rotterdamse geschiedenis en cultuur: waar woon ik, wat vormde deze stad, wat biedt deze stad in alle opzichten, wie ben ik, welke overtuigingen heb ik en heeft de ander, wat kan ik hiermee in Rotterdam, van welk Rotterdam droom ik en welke bijdrage kan ik leveren bij het realiseren van die droom). * Mbo en vo stellen een gezamenlijke kalender van LOB-activiteiten vast. In het vo verwerkt men deze activiteiten in het LOB-programma dat zijn weerslag vindt in een portfolio waarin de vo-leerling reflecteert op zijn keuzeproces. * Met intensivering van de vakantiescholen bij de doorstroom naar het mbo bewerkstelligen we dat de aansluiting goed is. * In samenwerking met hoger onderwijs organiseren we modules / middagen door mbo, hbo en universiteit, als onderdeel van de beroeps- en studieoriëntatie. Betrokken ouders Voor een realistischer en steviger voorbereiding op de keuze voor een vervolgopleiding (soort, beroepsrichting en niveau), betrekken we de ouders veel nadrukkelijker bij keuzen en overstapmomenten. * We versterken ouderbetrokkenheid, bijvoorbeeld door middel van een zelfscan het in kaart brengen hoe de school ervoor staat en waar deze een volgende stap wil nemen. Of een visie per school (maatwerk). Zorg voor zorg De invoering van de wet Passend Onderwijs en de decentralisatie van de Jeugdzorg en ontwikkeling van Wijkteams vragen om afstemming tussen en binnen scholen, zorgaanbieders en (zorg)begeleiding. Het moet klip en klaar zijn wie wanneer welke hulp biedt, op het moment dat dit nodig is. We verlenen zorg op maat, met de verbinding de invoering van de wet Passend Onderwijs en de decentralisatie van de Jeugdzorg en ontwikkeling van Wijkteams als vanzelfsprekend. Ouders worden nauw betrokken bij het vaststellen van deze zorg. * We hebben speciale aandacht voor de voortzetting van de benodigde zorg bij de overgang van vo naar mbo * V(mb)o, mbo en gemeente komen tot een gezamenlijke aanpak voor de kwetsbaren of risicojongeren. * Wijkteams ondersteunen de ouders en stemmen met de school af, opdat een kind een stimulerende omgeving ervaart.
‘ Nog meer jongeren zich laten ontwikkelen tot volwaardige deelnemers aan de maatschappij (Irene van Kesteren)
15
Mbo leren = arbeidsmarktgericht
Binnen het mbo hebben we het aantal vroegtijdig schoolverlaters succesvol teruggebracht van 2460 in 2008-2009 naar 1367 in 2013-2014
Het mbo in Rotterdam staat dagelijks voor een enorme uitdaging, namelijk het duurzaam opleiden van jongeren en (jong)volwassenen tot gewilde en bekwame vakmensen. Vakmannen en –vrouwen die in staat zijn een leven lang te leren en met hun ambitie bijdrage te leveren aan een duurzame toekomst. Opleiden voor een zogenoemde ‘duurzame toekomst’ vertalen we binnen het mbo als opleiden van vaklieden die fysiek, sociaal en mentaal hun leven lang blijven inspelen op nieuwe omstandigheden, kennis en ontwikkelingen.
Binnen het programma Beter Presteren en de beleidsregel Onderwijs Rotterdam 2014-2015 is de aandacht voor het mbo de afgelopen vier jaar relatief bescheiden geweest in vergelijking tot de aandacht voor vve, po en vo. Wat niet wil zeggen dat het mbo de afgelopen jaren stil heeft gezeten. Integendeel. Met de invoering van de referentieniveaus taal en rekenen is de afgelopen jaren binnen het mbo veel aandacht geweest voor beide vaardigheden. En hebben we met het programma Aanval op Uitval het voortijdig schoolverlaten met 17% teruggedrongen, in zowel 2011-2012 als in schooljaar 2012-2013. Bijvoorbeeld door middel van de actielijn uitvallers in beeld. Door een voorjaars- en zomeroffensief gericht op jongeren die het risico liepen om uit te vallen en met de actielijn verzuimaanpak gericht op verbetering van de verzuimbestrijding in het mbo. Zaak is nu deze aanpak vast te houden maar ook te verbreden naar een schoolloopbaan met perspectief, leren voor een vak en versterken van beroepsbeelden. Sectorvertegenwoordigers van vve tot en met hoger onderwijs hebben in overleg met de gemeente Rotterdam een analyse gepresenteerd. Hier komt naar voren dat de aandacht voor het mbo in het beleid de komende jaren een veel prominentere plaats gaat innemen. De ste opdracht? Om vakoverstijgende 21 eeuwse vaardigheden, denk aan samenwerken, initiatief nemen, doorzettingsvermogen, communiceren, creativiteit, probleemoplossend vermogen, kritisch denken en sociale en culturele vaardigheden en ict-geletterdheid, op te nemen in de programma’s. Van belang is dat het mbo in Rotterdam herkenbaar is en dat we de banden met het bedrijfsleven nog intensiever aanhalen. Dat we de ingeslagen weg van professionaliseren onveranderd volgen en dat innovatie in het onderwijs een vanzelfsprekendheid is. Ons onderwijs kan en mag de technologische ontwikkelingen niet missen. We blijven oog houden voor een juiste balans, die tussen kwaliteit, arbeidsmarktrelevantie én toegankelijkheid. Met de partners moeten we van afstemming naar samenwerking. Samenwerking met meerdere partijen én op verschillende vlakken. Het mbo kan verder bouwen op bestaande banden met het bedrijfsleven, bijvoorbeeld op gebied van techniek, haven, zorg en MKB. Enerzijds voor voldoende beroepspraktijkvormingsplaatsen, anderzijds voor de inhoudelijke afstemming. Deze banden zullen we nog meer moeten aanhalen om innovatieve ontwikkelingen snel en vakkundig in het onderwijsprogramma op te kunnen nemen. Ook de zorg verdient speciale aandacht. Geïntegreerde zorg en begeleiding met het Rotterdams Jeugdstelsel is voor het mbo op alle niveaus onmisbaar. Met de gemeente komt het mbo tot een plan voor de risicojongeren. Afspraken over gezamenlijke verantwoordelijkheid voor toegankelijk onderwijs voor risicojongeren en voor de toeleiding naar werk na het beëindigen van de opleiding, maken we concreet. Net als een zo efficiënt mogelijke inzet van de mogelijkheden rond zorg en begeleiding én voor de afstemming met het bedrijfsleven. We geven dus op vele vlakken met elkaar vorm aan toekomstbestendig en arbeidsmarktgericht onderwijs. Specifiek voor taal en rekenen is samenhang van vve tot en met het hoger onderwijs noodzakelijk, het succes van de vakantiescholen op de verschillende niveaus onderschrijft dit. Naast doorlopende leerlijnen, inhoudelijke afstemming en mogelijke uitbreiding van de vakmanschapsroute, moeten we als onderwijssector gezamenlijk optrekken als het gaat om beroepskeuzebegeleiding, opleidingskeuze en de begeleiding bij de overgang naar en van het mbo. We bouwen het onderlinge partnerschap met het vmbo uit naar het gehele
16
voortgezet onderwijs en stemmen bovenaf breder af op gebied van doorstroom van mbo naar ho. De lat kwalitatief omhoog Zowel voor de herkenbaarheid voor het bedrijfsleven als voor jongeren en hun ouders wordt in Rotterdam gekoerst op het realiseren van 5 mbo-colleges naast de 3 vakinstellingen en instellingen voor ‘groen onderwijs’. De colleges hebben in het kader van de (macro) doelmatigheid overleg over het opleidingsaanbod gericht op de arbeidsmarkt én gericht op de jongeren in Rotterdam. De interventies, speerpunten en ondersteuning zullen per college, per cluster of branche én per team verschillen. Uitgangspunt hierbij: is de kwaliteit én de aantrekkelijkheid van het middelbaar beroeps onderwijs gaat omhoog. * Het mbo als koninklijke route naar vakmanschap, herwaardering voor het vakmanschap en ondernemerschap, regionaal programma vakmanschap met onder andere vakwedstrijden, helden en iconen. * We creëren een meer uitnodigende omgeving, waarin leerlingen kunnen rekenen op hoogwaardig beroepsonderwijs wat onder meer inspeelt op hun grootstedelijke omgeving. * We vormen vier herkenbare vakgerichte mbo-colleges en een startcollege, naast de bestaande drie mbo-vakinstellingen en de mbo-instelling voor groen onderwijs. De gemeente faciliteert waar dat kan. * Alle mbo-instellingen hanteren een portfoliobeleid. * In het kader van macrodoelmatigheid vindt drie keer per jaar afstemming plaats tussen mbo-instellingen onderling over het totale onderwijsaanbod. * Regionale werkgevers worden (daar waar dat nog niet optimaal gebeurt) meer medeverantwoordelijk voor het beroepsonderwijs, zoals prognose personele behoefte, benodigde competenties, maar ook voor het openstelling van voldoende stageplaatsen en baanperspectief. De gemeente faciliteert het gesprek tussen mbo en bedrijfsleven (opbouwen van o.a. sectortafels, bedrijvenkringen). * De beste docenten en managers werken in het mbo. * Er is specifieke aandacht voor de mbo-sector in het hbo-onderwijs, onder andere door een verplichte stage van pabostudenten en lerarenopleiding in het mbo en door het ontwikkelen van een mbo- module en een specifiek mbo-profiel. * We zekeren de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor toeleiding naar werk voor mbo niveau 1 door de gemeente (het Jongerenloket) en mbo. * De schoolbesturen en de gemeente maken gezamenlijk een slag in het verminderen van de administratieve last. De beste docenten en managers werken in het mbo Onze docenten zijn zowel didactisch als pedagogisch vakbekwaam, zodat zij het uiterste kunnen halen uit de diversiteit en verscheidenheid aan Rotterdamse studenten. Zij kennen ste ontwikkelingen binnen het beroepenveld en worden toegerust om de studenten de 21 eeuwse vaardigheden bij te brengen. Teams kunnen iedere jongere laten excelleren op zijn of haar eigen niveau. * Het mbo investeert zelf de komende jaren in verdere professionalisering op maat, van management, onderwijspersoneel en ondersteunend personeel. *We ontwikkelen (mede met hbo) een Rotterdams profiel voor pabo/lerarenopleidingste studenten, met aandacht voor specialismes voor alle niveaus en voor 21 eeuwse competenties. * Binnen het mbo willen we mogelijk maken dat onze teams op basis van een plan om te kunnen excelleren of (extra) beloond kunnen worden, bijvoorbeeld een bewezen aanpak op Zuid ook voor Rotterdam Centrum toepassen. * Onderwijsteams stimuleren we en nodigen we uit innovatief onderwijs te verzorgen, door daar (financiële) prikkels tegenover te stellen. * We werken net als in de andere sectoren uit hoe we extra aandacht voor de Rotterdamse context op maat kunnen concretiseren en kunnen implementeren in de professionalisering op maat, evenals de 21ste eeuwse compententies.
17
Doorlopend leren voor later Algemeen uitgangspunt is een goede aansluiting van vve tot en met ho, net als de doorlopende leerlijn binnen het mbo zelf. Immers; het mbo is een onderwijsvorm met vier niveaus. * We geven helder richting aan het curriculum; met als doel doorstromen naar hoger mbo-niveau of het hbo, en/of met als doel doorstromen naar werk met specifieke aandacht voor ondernemerschap. Hiermee wordt uitval voorkomen en op/doorstroom bevorderd. * Inhoudelijke samenwerking in vo en mbo-leerroutes zal de komende jaren worden voortgezet, onder andere als vakmanschapsroute en de technologieroute, vakscholen én voor afstemming vernieuwde examenprogramma’s met de nieuwe kwalificatiestructuur mbo. * We stemmen ons portfoliobeleid, onderwijsaanbod en inhoud van opleidingen blijvend af met werkgevers en bedrijfsleven met aandacht voor toegankelijkheid van onze opleidingen. * Mbo als innovatiemotor MKB: verbinding beroepsonderwijs – arbeidsmarktagenda en partnerschap. De gemeente faciliteert het gesprek tussen mbo en bedrijfsleven (opbouwen van o.a. sectortafels, bedrijvenkringen). * Samen met het voortgezet onderwijs investeren wij in loopbaanoriëntatie en – begeleiding, met hierbij ook aandacht voor de zorgcomponent en voor de ongediplomeerden, waaronder: * Stages of proefstuderen in het mbo, beroepenoriëntatie en voorlichting worden een gedeelde verantwoordelijkheid van mbo en vo. * Het vo gaat net als het po een studieadvies afgeven voor zowel de beroepsrichting, de opleiding en het niveau. Deze afspraken zullen ook worden gemaakt met het vso en het praktijkonderwijs. * Docentenstages om de laatste ontwikkelingen in bedrijfsleven en instellingen te volgen. * Samen met onderwijspartners gaan wij een doorlopend digitaal leerlingportfolio (competenties en talenten) per leerling ontwikkelen. Vertrekpunt is de inhoud, niet het syteem. * Ontwikkelen van digitale leerroutekaart met aanpalende sectoren (vmbo, hbo): een praktische schets van opleidingsmogelijkheden met daaraan gekoppeld het arbeidsmarktperspectief en specifiek te bereiken banen. * We pakken onze verantwoordelijkheid om de uitval in het eerste leerjaar van het hbo te verminderen. De Rotterdamse mbo-instellingen gaan samen met het hbo invulling geven aan de keuzedelen gericht op doorstroom haar hoger onderwijs. * In samenwerking met hoger onderwijs organiseren we modules / middagen door mbo, hbo en universiteit, als onderdeel van de beroepsoriëntatie. * Om de aansluiting vo-mbo, opstroom binnen het mbo en aansluiting mbo-hbo te bevorderen worden de Vakantiescholen uitgebreid. * We onderzoeken de mogelijkheden voor het bieden van meer maatwerktrajecten binnen het mbo, zoals tempodifferentiatie, maar ook gezamenlijk met vmbo of hbo. * We bieden voldoende beroepspraktijkmogelijkheden en uitbreiding van praktijkleren, onder meer door inzet stagemakelaars van de gemeente, het organiseren van binnenschoolse praktijk en het uitbreiden van buitenschoolse praktijk met behulp van de wijkaanpak. * Binnen het curriculum (bijv. loopbaan & burgerschap) komt specifieke aandacht voor 21ste eeuwse competenties. Betrokken ouders De inzet in alle sectoren om ouders beter te betrekken bij het onderwijs, zetten we ook op het mbo door. Afgelopen periode zijn in het mbo ouderraden of –panels opgericht en zijn ouders op die manier meer betrokken bij het onderwijs en bij het lesprogramma. Die betrokkenheid willen wij ook op individueel niveau uitbreiden. Ouders hebben een rol bij het stimuleren van hun kind om de juiste opleidings- en beroepskeuze te maken en bij de keuzemomenten in de verdere schoolloopbaan.
18
* We blijven doorgaan met versterken van ouderraden en –panels. * Op thema’s worden jaarlijks vier mbo ouderpanels georganiseerd. * Een aantal opleidingen zal als pilot de ouderbetrokkenheid bij de intake en keuzemomenten formaliseren. * Ouders worden nauw betrokken bij het vaststellen van de benodigde zorg voor hun kind. Zorg voor zorg De invoering van de Wet Passend Onderwijs en de decentralisatie van de Jeugdzorg en ontwikkeling van Wijkteams vragen om afstemming tussen en binnen scholen, zorgaanbieders en (zorg)begeleiding. Het moet klip en klaar zijn wie wanneer welke hulp biedt, op het moment dat dit nodig is. *Elke leerling op elke Rotterdamse school krijgt onderwijs dat door hoge verwachtingen tot een verhoging van prestaties leidt. Daar waar de school dit niet zelf kan of aanvullende expertise nodig heeft, maken we gebruik van het samenwerkingsverband Passend Onderwijs om een aanpak op maat te vormen. Ieder kind excelleert immers op zijn of haar eigen niveau. * Gezien de problematiek van de Rotterdamse jongeren in het mbo op alle niveaus, kan het mbo niet zonder zorg. Begeleiding, ondersteuning of specifieke zorg per individu kunnen we alleen regelen door goede samenhang tussen het Rotterdams jeugdstelsel en onderwijs. Denk dan aan inzet van wijknetwerken, wijkteams of extra middelen voor specifieke groepen. * Ouders worden nauw betrokken bij het vaststellen van de benodigde zorg. * Wij realiseren voorzieningen en onderwijsmogelijkheden zodat voor iedere jongere een plaats is; bijvoorbeeld: * De gemeente richt het voorzieningen landschap voor alle groepen in: onderwijsvoorbereiding; rebound en toeleiding arbeidsmarkt. * Mbo en gemeente realiseren een specifieke leerroute voor jongeren die (nog) niet in het regulier onderwijs terecht kunnen, zoals de invoering van EntreePlus: een vorm van het Startcollege (mbo1) met extra begeleiding op maat (onderwijs) en de inzet van een klassencoach. * We herstructureren De nieuwe kans (geen onderwijs). * Gemeente en mbo zwaluwstaarten het mbo met het Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel (randvoorwaardelijk).
‘ Kinderen supporten die het zonder hulp niet zouden redden’ (Huub van Blijswijk)
19
H(b)o leren = kennis delen Misschien was hoger onderwijs binnen het programma Beter Presteren en de beleidsregel Onderwijs Rotterdam 2014-2015 nog wat bescheiden aanwezig. Dat maakt deze sector op geen enkele manier minder belangrijk. En wil dat geenszins zeggen dat we binnen het hoger onderwijs geen stappen hebben gemaakt.
Binnen de kenniswerkplaatsen werken verschillende onderwijsinstellingen en gemeente samen om het onderwijsbeleid en de praktijk van het onderwijs in Rotterdam te verbeteren.
Neem de convenanten die hoger onderwijs en gemeente gezamenlijk hebben afgesloten en nog steeds worden versterkt. Of de zogenoemde (Rotterdamse) kenniswerkplaatsen die zijn opgestart. Daar werken verschillende kennisinstellingen samen. Binnen de kenniswerkplaats talentontwikkeling is onder andere meegedacht over zogenoemde ‘bewezen effectieve interventies’ op het jeugdbeleid. Een waardevolle bijdrage aan de evaluatie van ons recente onderwijsbeleid. Bovendien hebben we in algemene zin de belangstelling voor de specifieke kenmerken van de Rotterdamse leerlingpopulatie en de grootstedelijke uitdagingen aangewakkerd. Deze kennis kan goed worden toegepast in het ontwerp van bijvoorbeeld de doorgaande leerlijn en tegengaan van uitval, net als bij het versterken van de lerarenopleidingen in onze grootstedelijke context en doorontwikkeling van opleidingen voor pedagogisch medewerkers in de vve. Denk verder aan de AD-trajecten (Associate Degree) die de afgelopen vier jaar gestart zijn en die enorm gegroeid zijn waarmee voor meer jongeren de doorstroom van het mbo naar het ho mogelijk is geworden. Onze grootste opgaven de komende jaren? We willen het aantal opleidingen met te lage accreditatie verminderen en tegelijkertijd de aantrekkelijkheid van het sociaal curriculum vergroten. We gaan werken aan betere koppeling tussen po en pabo, meer verbinding ho met vo en mbo, en betere aansluiting op de arbeidsmarkt, om uitval op en na overstapmomenten te verminderen en rendement te verhogen. En meer (doorlopende) aandacht voor beroepsvaardigheden, daarbij gebruikmakend van bestaande en nieuwe trainingsprogramma’s. Feitelijk dus beter maatwerk voor onze studenten, een opleiding die bij hen past en niet te hoog gegrepen is. Denk dan aan programma’s voor ouders op gebied van taalvaardigheid en ouderbetrokkenheid. Bovendien: de samenleving verandert, en dat vraagt om vernieuwing binnen ons opleiden. Bedrijven en publieke instellingen kunnen baat hebben bij de kennis die aanwezig is bij onderzoekers, docenten en studenten van kennisinstellingen. In de afgelopen jaren hebben de hoger onderwijsinstellingen zich ontwikkeld tot kennispartners voor veel publieke en private organisaties. De uitdaging voor de komende jaren is om zulke samenwerkingsvormen uit te breiden en te verduurzamen. In de triple helix werken ondernemers, onderwijsinstellingen en overheid samen om de kennis te valoriseren en dus praktisch bruikbaar te krijgen En gezamenlijk moeten de doelstellingen voor het hoger onderwijs bijdragen aan ons aller doel: Dat elk kind, elke jongere in Rotterdam, excelleert op zijn/haar eigen niveau. De lat kwalitatief omhoog Het aantal opleidingen met te lage accreditatie verminderen en de aantrekkelijkheid van het sociaal curriculum vergroten. * We gaan vooral in het hoger onderwijs zelf in gesprek met door NVAO over (op proef) versoepeling controle en naleving voor accreditatie, om met inhoudelijke aanpassing van opleidingen sneller te kunnen reageren op de veranderende vraag uit de samenleving. * We gaan gezamenlijk oorzaken analyseren bij opleidingen met te lage accreditatie en op basis daarvan verbeterpunten op maat en per opleiding opstellen en uitvoeren. * We analyseren de oorzaken bij opleidingen met veel studieuitval / uitstroom, en op basis daarvan verbeterpunten op maat en per opleiding opstellen en uitvoeren. * Gezamenlijk met het mbo en het vo wordt de studiebegeleiding en opleidingskeuze ste verder geprofessionaliseerd waardoor er minder uitval in het 1 studiejaar van het
20
hbo is. Op 15 oktober 2014 wordt er een intentieverklaring getekend tussen vobesturen, mbo en hogescholen om de overgang van vo/mbo naar hbo te verbeteren. * Samen met het mbo wordt invulling gegeven aan voorbereiding op het ho (keuzedelen in het mbo). * We vernieuwen het sociaal curriculum door een pedagogische - studentenlijn; - theorielijn; - praktijklijn. (Met als hulpmiddelen Lectoraten en Kenniswerkplaatsen; meten van succes door tevredenheid van de afnemers). * We bouwen de tweejarige Associate Degree-opleidingen zoals die worden verzorgd door de Rotterdam Academy uit. En bieden daarmee een aantrekkelijk alternatief voor doorstuderende mbo-studenten. Deze opleidingen zijn populair en groeien. Een derde van deze studenten gaat uiteindelijk toch voor een bachelor diploma. De beste leraren voor de klas Het hoger onderwijs levert de professionals die de stad nodig heeft in de onderwijs- jeugd en de welzijnssector. Steeds duidelijker is dat het effect van de inspanningen veel groter wordt als zij zowel in het fysieke als in het sociale domein professioneler werken dan ze nu doen. * Praktijkervaring en gezamenlijke scholing is een win-win situatie. Daarom koppelen we pabo-studenten en primair onderwijs verder aan elkaar, en organiseren we ook een verplichte stage in het mbo. * het ho ontwikkelt een module Rotterdamkunde Het ho ontwikkelt een module 21ste eeuwse vaardigheden als onderdeel van de pabo en lerarenopleiding. * Het ho denkt mee over het ontwikkelen van een leraren cao specifiek voor Rotterdamse leraren. Doorlopend leren voor later In Rotterdam, een stad met een relatief laag gemiddeld inkomen. is het belangrijk optimaal gebruik te maken van de talenten van onze jeugd. Dan gaat het om hun onderwijscarrière en de oriëntatie op hun loopbaan en op de arbeidsmarkt. * Grootstedelijke professionalisering stimuleren we door: - Het inrichten van een master gefundeerd op de Rotterdamse situatie; - In samenwerking met universiteit doorontwikkelen van academische pabo; - Training en stage van h(b)o-studenten op de werkvloer (gekoppeld aan Nationaal Programma op Zuid) verder uitbouwen, onder andere op gebied van ouderbetrokkenheid en pedagogiek. * We ontwikkelen brede bachelors. * We doen de studiekeuzecheck al in voortgezet onderwijs, en delen deze direct met hbo. * De verwachtingen bij vo-leerlingen over opleidingen managen we beter door middel van modules/middagen met realistische beeldschetsstudies. Betrokken ouders In gesprekken tussen de hoger onderwijsinstellingen en de gemeente staat, naast doorgaande leerlijn en professionaliteit, ook ouderbetrokkenheid en zorg op de agenda. * We ontwikkelen mede een doorlopend digitaal stadsportfolio met onder andere competenties en talenten per student ook inzichtelijk voor de ouders. * We werken het idee om als pilot bij een afdeling een ouderraad te installeren, verder uit. Zorg voor zorg De hoger onderwijsinstellingen en de gemeente, zijn in gesprek over het verweven van de zorg binnen de gehele doorlopende leerlijn. Zorg in hbo was een terrein waarbinnen alleen de school zelf acteerde. Als de zorg die wordt geboden in de vrije tijd en in de gezinnen meer gekoppeld wordt aan de zorgondersteuning tijdens de studie kunnen we effectiever helpen.
21
‘Geef kinderen de kans en ruimte om te groeien tot de potentie waarmee ze geboren zijn’
Nationaal Programma Rotterdam Zuid Leren = Zuid (én Noord)
(Rolf van den Berg)
Binnen het Nationaal Programma Rotterdam Zuid (NRPZ) werken Rijk, gemeente, onderwijs, woningcorporaties, zorginstellingen en bedrijfsleven aan een nieuw perspectief voor Rotterdam Zuid. Dat deel van de stad moet het in de toekomst net zo goed doen als de andere drie grote steden in ons land. Daarom richt het programma zich op het wegwerken van achterstanden van de bewoners en op het verbeteren van het leven op de linker Maasoever van Rotterdam.op het gebied van wonen, werken en school. Rotterdam Children’s Zone maakt onderdeel uit van het NRPZ, en heeft als doel van de leerprestaties van de kinderen in het basis- en het voortgezet onderwijs te verbeteren. Het kent een integrale benadering die vanuit de drie leefwerelden van het kind (school, thuis en vrije tijd) werkt naar maximale leerprestaties op weg naar een succesvolle toekomst. Bijvoorbeeld door meer leerlingen kennis te laten maken met en te stimuleren tot kiezen voor vakmanschap. De grootste kansen op de arbeidsmarkt ‘op Zuid’ liggen namelijk in de haven, techniek en de zorg. Maar ook het geven van extra en kwalitatief betere lessen biedt de mogelijkheid achterstanden weg te werken. Als ‘plus’ wordt voor de po-scholen in de Children’s zone uitgegaan van een leertijduitbreiding van minimaal 6 uur per week. Daarboven stellen de scholen (via hun schoolplan) een maatwerkpakket samen met maatregelen die zij nodig achten om de onderwijsresultaten te verbeteren. Ouderbetrokkenheid en professionalisering van schoolleiders en docenten (op leiderschap en pedagogische vaardigheden) zullen daar vaak deel van uitmaken. En afstemming met ouders als partners in de opvoeding en met andere organisaties in de wijk om ook de vrijetijdsbesteding in de integrale aanpak mee te laten lopen. Frontlijnwijkteams helpen ouders de boel thuis op orde te krijgen en houden. Door de wijkgerichte aard van de aanpak, is afstemming tussen scholen –ook onderling- noodzaak. Dit krijgt vorm in de zogeheten coalities, waarin po- en vo-scholen en buitenschoolse partijen samenwerken. In de Rotterdam Children’s Zone zijn 32 po-scholen betrokken, verdeeld over de zeven oude stadswijken waar de spreekwoordelijke nood het hoogst is. Omdat leerlingen naar een groter gebied uitwaaieren als ze naar het voortgezet onderwijs gaan, wordt voor het vo ook gekeken naar de hele gebieden Charlois, Feijenoord en IJsselmonde, waar we in totaal 25 voschoolvestigingen tellen. De ervaring die opgedaan is in de zuidelijke wijken in Rotterdam, kan heel goed worden ingezet op scholen en in wijken op de rechter Maasoever, die met dezelfde problemen kampen.
22
Zij legden de basis voor dit Startdocument: Rolf van den Berg (LMC), Huub van Blijswijk (BOOR), Wim Büdgen (Wartburg College), Carolien Dieleman (Hogeschool Rotterdam), Vigdis van der Giesen (Peuter en Co), Robert Glerum (gemeente Rotterdam), Olger van Griensven (gemeente Rotterdam), Jos Heinerman (Hogeschool Rotterdam), Trudi Hofstede (gemeente Rotterdam), Rikkert den Hollander (gemeente Rotterdam), Jitske Huissen (RVKO), Annemiek de Jong (SWK-groep), Annette van der Kaay (Albeda College), Irene van Kesteren (FOKOR), Sabine Kuiper (gemeente Rotterdam), Ton Legerstee (gemeente Rotterdam), , Gonda Pisters (Albeda College), Olav Rulander (Hogeschool InHolland), Uldrik Speerstra (Zadkine), Afke Vermeer (gemeente Rotterdam), Yvonne Vorage (KindeRdam), Xandra de Vroom (gemeente Rotterdam) Danielle Wille (gemeente Rotterdam).
23