Verslag van een verblijf in Calcutta als pilot residency voor het Mondriaan fonds en de Calcutta Art & Research foundation van maart t/m mei 2014. Bijlage: Beeldverslag, Financiële verantwoording Manuel Klappe Calcutta laat zich moeilijk omschrijven. Het is dan ook verleidelijk een poging daartoe te laten bestaan uit een opsomming van persoonlijke ervaringen. Dit zou niet alleen de stad te kort doen, het zou de reden van dit schrijven eventueel kunnen ondermijnen. Met het risico hier niet volledig in te slagen wil ik naast een aantal van de dingen die ik zelf meemaakte proberen ook iets over de plek in algemene termen te zeggen. In het bijzonder de zaken waarvan ik denk dat deze van interesse zouden kunnen zijn voor de volgende deelnemers aan dit programma en de eventuele voortzetting er van. Het is nadrukkelijk mijn bedoeling het hierop volgende niet alleen als verslag dienst te laten doen, maar ook als onomwonden aanbeveling. Verwachting Voor mijn vertrek had ik grote moeite met het confronteren van mijn eigen vooroordelen. De poging tot relativeren door meer te weten te komen werkte averechts. Naast een lichte irritatie over mijn eigen bekrompenheid zorgde het voornamelijk voor een dubbele angst die zich evenredig verdeelde over de vrees wel en niet gelijk te krijgen. Door te kijken, te lezen en te luisteren maakten anderen me duidelijk wat ik zou kunnen verwachten. Waar ze niet voor waarschuwden was de overrompelende directheid van India en in het bijzonder van een grote stad als Calcutta. Ik had mij voorgenomen zo veel mogelijk tijd in de stad door te brengen. Ik zie liever dezelfde dingen meerdere keren, dan meerdere dingen één keer te bekijken. Hier heb ik geen spijt van gekregen, al is het niet vaak gelukt nogmaals naar hetzelfde te kijken, gewoonweg omdat er zoveel te zien is. De grootte, drukte en vervreemding van het bekende waren verwacht, maar als nog verantwoordelijk voor een noodzakelijke periode van aanpassing. Voor dat te zien is wat Calcutta speciaal maakt, moet eerst worden ontdekt dat wat er misschien iets anders uitziet vaker dan niet ongeveer hetzelfde is. Van ver af lijkt India nagenoeg een andere wereld, er midden in blijkt natuurlijk dat het gewoon een ander deel is van dezelfde plek. Ik ben blij dat ik mij dit tijdig realiseerde, zodat ik daadwerkelijk kon beginnen met het leren kennen van de stad. Verblijf ’s Avonds laat, als de straten leeg zijn, rijden de taxi’s nog wilder dan normaal. Eerder gelimiteerd door het mechanisch vermogen van de Hindustan Ambassador, dan de wil van de chauffeur het gas in te trappen. Diep in de nacht werd ik razendsnel van het vliegveld naar Lovelockstreet 3B gereden. De volgende dag zag ik Calcutta voor het eerst, het bestond toen nog voornamelijk uit het groen van de drie gigantische mangobomen die mijn dakterras omringden. Parkstreet was niet zo lang geleden niet alleen de deftigste straat van Calcutta, maar diende als uitgaanscentrum, ontmoetingsplek en winkelstraat voor half Azië. Of in ieder geval voor de vertegenwoordigers van de Europese mogendheden die er toen nog aan de macht waren. Het was de grens tussen het zakelijk en administratief centrum en het Zuidelijke ‘Whitetown’ waar de grote koloniale bungalows werden gebouwd. De overgebleven uitspanningen hebben een betere tijd gekend, maar voorzien nog steeds de mensen die het zich kunnen veroorloven van vertier.
Olypub is één van deze eerbiedwaardige sociale instituten en de plek waar ik de eerste dag afgesproken had Oindrilla Maity te ontmoeten. Zij is zelfstandig curator en zou mij helpen wegwijs te worden in de stad en in contact brengen met een aantal kunstenaars. Voordat dit lukte werden we uitgenodigd te komen eten bij één van haar beste vrienden. Het bleek een spion voor Bangladesh te zijn die graag zijn avondmaaltijd op het dakterras genoot, omdat hij helemaal geen last had van de muggen die mij als hun avondmaal hadden uitgekozen. Eten en Bangladesh zijn beiden van groot belang in Calcutta. Ik maak geen schijn van kans recht te doen aan de obsessie met eten van sommige Bengalis dus houd ik het barbaars bij de opmerking dat er regelmatig mosterd en of grote graten van riviervis opduiken, waar je het misschien niet direct verwacht en dat het erg lekker is. De relatie met Bangladesh is nog ingewikkelder. Voordat Bangladesh zich in 1970 onafhankelijk verklaarde van Pakistan en niet langer Oost-Pakistan heette, maar zichzelf omdoopte tot land van Bengalen (Bangla-Desh), was het bekend als Oost Bengalen en daarvoor gewoon weg als het Oosten van Bengalen. West-Bengalen dat nu in India ligt en waarvan Calcutta de hoofdstad is, werd net voor, en ter voorbereiding op, de onafhankelijkheid van haar wederhelft gescheiden op basis van de vernomen geloofsovertuiging van een geschatte meerderheid. De arbitraire lijn besloot dat het Oosten overwegend Moslim zou zijn en het westen Hindu. Dit zorgde voor twee gigantische en tegengestelde volksverhuizingen en deed de bevolking van Calcutta verdubbelen. Daar de vertrekkende Oost-Bengalen vaak niet over land beschikten in het Westen, trokken zij noodgedwongen naar de grote stad. Opvallend veel van de kunstenaars die ik sprak stammen af van deze groep vluchtelingen en opvallend veel van hen zijn nooit meer terug gegaan, al ligt de grens met Bangladesh maar 80 kilometer verder op. Bewust heb ik de meeste tijd proberen te besteden aan het ontmoeten van en praten met jonge kunstenaars. Dit had twee redenen. Ten eerste gaf het mij enige houvast, omdat mijn alledaagse werkzaamheden thuis hier ook voor een groot deel uit bestaan. Belangrijker nog, dacht ik hiermee de beste kans te maken van enig nut te zijn voor de stad en haar kunstenaars. Voor zowel mijzelf als Praneet was het vooraf een uitgesproken doelstelling op zoek te gaan naar evenredige en wederkerige samenwerking, zodat een werkperiode niet alleen ter inspiratie van de gelukkige deelnemer zou dienen ofwel zou verworden tot een misplaatste vorm van ontwikkelingshulp. Ik denk hier aardig in te zijn geslaagd en zal dit illustreren met een aantal voorbeelden. Ten Noorden van het centrum, ontstaan rond de weg naar Chitpur, lag ‘Blacktown’ waar de stadspaleizen van de Indische handelspartners en onteigende adel nog steeds staan. Inmiddels zijn deze merendeels aan het zicht onttrokken door de vele betonnen op- aan- en bijgebouwen die over een periode van 150 jaar zijn opgetrokken. De ruime tuinen veranderden langzaam in wijken, waar generaties aan plattelandsbewoners naar toe trokken om hun geluk te beproeven in de grote stad. In de balzalen werden verdiepingen gebouwd, zodat kamers flatgebouwen werden. De ‘grand appartments’ aan de doorgaande wegen worden hier en daar nog bewoond door een oude weduwe, maar zijn vaker opgedeeld om onderdak te bieden aan meerdere families, die met z’n allen een halve kamer bewonen. De mahoniehouten lambrisering en het geïmporteerde Italiaanse marmer op de vloer verraden een andere tijd, toen overvloed nog als normaal werd beschouwd. Aan Chitpurroad ligt the Oriental Seminary School opgericht in 1829. Rabrindanath Tagore, waarover later meer, was er lang geleden leerling. Een groep kunstenaars uit Calcutta, onder leiding van Sumona Chakravarty, brengt met een groep leerlingen hun buurt in kaart. Hamdasti, zo als de groep
zichzelf noemt, presenteerde de resultaten in galerie Studio21, waar ik hen ontmoette. Een paar dagen later praten we gezamenlijk over het werk van Thomas Hirschhorn ter voorbereiding op een tweede presentatie die in de school zal worden georganiseerd. De groep vraagt zich af hoe de leerlingen en hun ouders te engageren zonder hen zich ongemakkelijk te laten voelen. Samen bedenken we een aantal mogelijke oplossingen. Het leidt tot een mooie drukbezochte dag. Niet in de laatste plaats door een groepje twaalfjarige jongens die snel en effectief duidelijk maakten dat ik bijzonder slecht ben in cricket. (zie bijlage) Het is te makkelijk, maar vaak ook niet helemaal onterecht, maatschappelijke verschillen in India te wijten aan afkomst, opvoeding, financiële armslag of sociale klasse. Over het beruchte kastenstelsel wordt het liefst in verleden tijd gepraat, hiermee is het niet verdwenen, maar wordt in ieder geval de beleefdheid opgebracht het niet langer als eigentijds te beschouwen. Deze nuancering, voornamelijk gebruikt door een hoogopgeleide, gegoede, middenklasse is echter maar deels geloofwaardig, omdat nagenoeg alle bestaande achternamen verwijzen naar een plek in de oude sociale orde. Het zou bijzonder hypocriet zijn dit als een typisch Indisch fenomeen te zien, misschien iets minder uitgesproken gebeurd in Nederland hetzelfde. De afbrokkelende standvastigheid van het systeem zorgt momenteel voor specifieke eigenaardigheden. Zo verbied de seculiere grondwet van India bijvoorbeeld discriminatie op basis van kaste, maar onderhoud tegelijkertijd een zeer uitgebreid subsidiestelsel voor de ‘backward classes’ dat wordt ingedeeld op basis van achternaam. De nieuwe minister-president benadrukt zijn bescheiden achtergrond en daarmee zijn status als self-made man, met als onbetwistbaar bewijs, Modi, zijn achternaam. Andersom werkt het soms ook tegen families die moeite hebben met rondkomen. Een Bengaalse Mukherjee hoeft op weinig medeleven, dan wel overheidssteun te rekenen in slechte tijden. Het zijn de uitzonderingen, meestal geboren uit de mengelmoes van verstedelijking, die illustreren dat de vanzelfsprekendheden van vroeger langzaam verdwijnen. Voor nog veel meer mensen, vooral op het eindeloze platteland, is het nog steeds normaal gewoon je beroep en dus dat van je vader neer te zetten op de plek waar de Indische bureaucratie vraagt om een achternaam. Het ontbreken van een betrouwbaar sociaal vangnet voor hen waarvan wordt verwacht dat ze voor zichzelf kunnen zorgen, heeft een direct effect op de samenstelling van werkzame kunstenaars in Calcutta. Publiek hoger onderwijs, in tegenstelling tot de vloedgolf aan private universiteiten die door heel India worden opgericht, is relatief betaalbaar. Wie slim genoeg is kan studeren. Tot voor kort gold het cliché dat India alleen maar ingenieurs onder haar academici telde. Dit is al lang niet meer het geval. Artsen, MBA’s, advocaten en notarissen zijn net zo gewild, maar zoon of dochter naar de kunstacademie sturen blijft voor veel ouders nog een stap te ver. Ook dit is eerder een wereldwijd fenomeen dan dat het iets zegt over India. Kennisverruiming is een luxegoed, educatie doet dienst als investering. De meeste kunstenaars die ik sprak waren in de gelukkige positie zich te kunnen veroorloven kunstenaar te zijn. Niet allemaal ruimschoots en veel van hen noodgedwongen inwonend bij hun vader en moeder, met meerdere bijbaantjes en te weinig tijd om te doen wat ze eigenlijk wilden, maar niet arm. Zeker niet voor Indische begrippen. Eigenlijk verrassend vergelijkbare posities als veel van de kunstenaars van mijn generatie in Nederland, alleen in een nagenoeg onvergelijkbare context. Het is belangrijk hierbij te vermelden dat dit beeld is gebaseerd op de mensen die ik heb gesproken. Bewust heb ik geprobeerd deze groep zo groot en divers mogelijk te maken en werd duidelijk naarmate ik hier beter in slaagde dat dit minder goed zou lukken als dat ik mijzelf had voorgenomen. Simpelweg omdat een persoonlijk gesprek het beste wordt gehouden in een taal die beiden deelnemers spreken. Mijn gebrek aan enige kennis van Bengali, Hindi of één van
de vele andere talen die in India worden gesproken zorgde er voor dat deze gesprekken in het Engels werden gehouden en dus met personen die ook Engels spreken. Nu wordt er goed Engels gesproken door veel mensen in India, maar dit zijn per definitie de mensen die het zich hebben kunnen veroorloven Engels te leren spreken. Een omslachtige manier om te zeggen dat een taal barrière ook een sociale barrière vormt en het dus moeilijk maakt te weten te komen wat je niet van te voren weet. De directheid waar ik zo van geschrokken was, maakte zo langzaam plaats voor het weidse perspectief en de enorme complexiteit van een miljoenenstad in een miljardenland waar ik van te voren op hoopte en voor vreesde. Belangrijker nog gaf het de bijna fysieke realisatie dat het onmogelijk was dit in zijn geheel te leren kennen. In plaats van paniek gaf mij dit merkwaardig genoeg juist enige gemoedsrust. Het was tijd om mij te laten verrassen. Kumartuli is een wijk ten Noorden van het oude centrum van Calcutta, tussen het eind van Chitpurroad en de rivier. De inwoners van de stad laten hier hun goden maken van riet en klei om als murti met gepaste pandal dienst te doen tijdens de vele puja’s die gedurende het jaar worden gevierd, met als jaarlijks ritueel hoogtepunt Calcutta’s versie van het oogstfeest, de Durga Puja. Sinds een aantal jaar is het een gewilde, want goedbetaalde, opdracht voor jonge kunstenaars deze afgodsbeelden te ontwerpen. Ze worden echter gemaakt door dezelfde families die dit al generaties lang doen. De betrekkelijk nieuwe scheiding tussen ontwerper en uitvoerder verraad één van de aantrekkelijkste aspecten van de stad, haar handmatigheid. Het verschil tussen ambacht en kunst, productie en cultuur, is minder uitgesproken. Nee, niet minder uitgesproken, maar wezenlijk anders dan de relatie die ik tot nu toe kende. Het risico Calcutta te romantiseren moet ten alle tijden worden voorkomen, al was het alleen omdat dat een veel te makkelijke uitweg is voor een veel te complexe realiteit. Het heeft echter geen zin te vluchten van eigen denkbeelden als die helpen bij het duiden van eigen ervaring, zolang zij niet onaantastbaar worden voor aanpassing door middel van deze ervaring. Door verschillen te zoeken in traditie, gewoonte of gewenning, het op te hangen aan beeldcultuur of geloofsbelijdenis ontstaat vanzelf het risico dat wat je niet begrijpt voor onbegrijpelijk te houden en de poging daartoe dus vooraf als voor onmogelijk te beschouwen. De emancipatie van de kunstenaar tot autonoom denker in plaats van uitvoerende kracht is een westerse constructie die ik heb geleerd en die verantwoordelijk is voor hoe ik de wereld ervaar. Aan mij is dan ook de keuze mijn hoofd de wereld te laten indelen, of de wereld mijn hoofd en de uitdaging niet uitsluitend te kiezen voor het één of het ander. Veel aspecten van de moderne tijd vragen om celebrale omgang, het rationeel afwegen van voorgestelde keuzes. Het is ons zo gewoon geworden dat zaken die beter op andere gronden zouden kunnen worden gebaseerd of geaccepteerd worden geduid en beschreven op een manier die hen hier op aan laat sluiten in plaats van hen als getuigenis te gebruiken voor het bestaan van andere zienswijzen. Rabindranath Tagore is Calcutta’s beroemdste zoon. Nobelprijswinnaar literatuur, dichter, liedjesschrijver, tekenaar, intellectueel en erfgenaam. Hij is de bekendste vertegenwoordiger van wat in India de Bengaalse Renaissance wordt genoemd. Een periode waarin de rijkdom en de spanning van een snelgroeiende handelsstad werd omgezet in een wetenschappelijke, literaire, kunstzinnige en religieuze revolutie. Onder Brits gezag, maar niet door hen aangemoedigd of opgemerkt, werd door voornamelijk welgestelde jongemannen een modernisme gecreëerd dat Westers, noch Indisch was. Een samensmelting van vroeger en nu zoals die rond die tijd plaatsvond in alle grote wereldsteden, maar dan Bengaals. Tijdens de hoogtijdagen van het Westers Orientalisme waar veel Britten
interesse toonden voor de stokoude geschiedenis van India, die steeds maar ouder bleek dan verwacht, verenigingen oprichtend als the Asiatic Society om de veelal mondeling overgebrachte tradities en rituelen in kaart te brengen, keek een nieuwe generatie liever naar voren. Ondanks de grote hoeveelheid koloniale architectuur die Calcutta nog steeds herbergt voelt de stad nu nog steeds eerder vroeg modern dan exotisch. De neoclassisistische gevels worden vergezeld door neogotiek, finde-siecle, beauxarts, hier en daar onverwacht Jugendstil, maar vooral de invloed van Art-deco is overal zichtbaar. Alleen de staat van onderhoud, of simpelweg het feit dat het meeste er nog staat en niet is vervangen voor nieuwere bouwvormen, verraad dat er iets anders is gebeurd op deze plek dan op al die andere grote stadsuitbreidingen van het einde van de 19e en begin van de twintigste eeuw. De inwoners, drukte en ja,ook de armoede maken direct duidelijk dat het hier niet om Haussmann’s Parijs gaat of het New York van 1920, qua ambitie, schaal en overtuiging doet het er in niets voor onder. In de trein naar Santiniketan hangen tientallen ventilatoren aan het plafond. Op deze warme dag maken ze niet zoveel verschil. De gedroogde bitterzoete tamarinde bonen werken een stuk beter tegen de hitte. Visva Bharati is de beroemde universiteit waar ik naartoe op weg ben. Khala Bhavan (het huis van de kunst) is nu een faculteit binnen dit enorme complex. 100 jaar geleden werd het door Tagore gesticht op het terrein van het buitenverblijf van zijn familie, dat nu nog steeds de campus vormt. Auto’s zijn er verboden, de studenten hebben een fiets, de toeristen betalen om te worden rondgefietst door riksja’s. Hoewel het verleidelijk was heb ik in Calcutta afgezien van het kopen van een fiets, het is daar te gevaarlijk, dit weekend huur ik er één en voel me een beetje thuis. Ik wordt hartelijk ontvangen door Sanchyan Ghosh, docent op de schilderafdeling en vriend van Praneet. De schilders hebben vandaag een presentatie van hun werk, tot laat in de avond praat ik met hen. Zij schilderen elkaar, zichzelf en hun omgeving. Opvallend afwezig is de reden waarom de academie juist hier is gesticht. De gigantische bomen, veel in bloei, vogels, vergezichten, ruraal India interesseren de studenten minder. In plaats daarvan schilderen zij de bewaker van de ATM in het dorp dat naast de campus is ontstaan. Als ze hier klaar zijn dan gaan ze weg uit Bengalen, ergens anders in India of daarbuiten verder studeren of een manier proberen te vinden om door te werken. De volgende dag ontmoet ik Soumik Nandy Majumdar, hij geeft kunstgeschiedenis. Ons gesprek loopt uit en hij vraagt of ik zijn college misschien wil overnemen. Onvoorbereid probeer ik de studenten die een les Chinese kunst verwachtten uit te leggen waarom ik denk dat alle kunst per definitie hedendaags is. We discussiëren over ‘contemporary’ als stijl, net als modernisme dat zij eerder als stijlaanduiding dan historische periode opvatten. Het beste antwoord dat ik op dat moment voor hen heb is dat het gebrek aan stijlvastheid, misschien wel het beste op kan worden gevat als de stijl van tegenwoordig. De faculteit heeft een goede wifi-verbinding, dit geeft deze generatie toegang tot de rest van de wereld. De werkzame kunstenaars die ik in Calcutta ontmoette hebben voor een groot deel aan dezelfde academie gestudeerd en moesten het niet al te lang geleden zonder deze digitale toegangspoort stellen. Tagore nodigde in 1922 leden van het Bauhaus uit in Calcutta, de catalogus van deze tentoonstelling dient nog steeds als studiemateriaal. Zonder internet is makkelijk te begrijpen waarom het postmodernisme hier nooit echt heeft postgevat. De toeristen die de studenten makkelijk overtreffen in aantal, lopen ondertussen achter vlagdragende gidsen aan en kopen ‘lokale’ kunst van ‘traditionele’ ongeschoolde schilders. Van 1977 tot 2011 is het stad en provinciebestuur van Calcutta en Bengalen in handen geweest van communistische partijen. Iedere vijf jaar democratisch herkozen. Sinds de onafhankelijkheid hebben de communisten altijd grote invloed gehad op de Indische politiek. Nergens meer dan rond Calcutta.
Naxalbari is een klein gehucht in het Noorden van Bengalen, het geeft zijn naam aan een militaristische beweging die het meest weg heeft van Maoisme, vanwege een mislukte arbeiders opstand daar in 1967. De radicale beweging die opkomt voor het arme platteland, maar zijn wortels eerder terug vind in de welopgevoede intellectuele stedelijke middenklasse van Calcutta wordt al decennia lang hardhandig bestreden door de Indische staat. Bloedige aanslagen van beiden kanten hebben veel levens geeist. In de binnenlanden van Bihar, Assam, Bengalen, Jharkand en Orissa zijn vrijstaten uitgeroepen door verschillende afsplitingen. De meeste media schilderen hen af als terroristische organisaties of georganiseerde misdaad en maken hen zo een dankbaar onderwerp van collectieve vrees in verkiezingstijd. Het ouderlijk huis van Tagore is een museum geworden. Ik ontmoette een vriendelijke leraar uit Assam, met zijn zoon en vrouw was hij op eigen kosten op onderzoeksreis langs de plekken waar de mythische figuur van Tagore woonde en werkte. Na in gesprek te zijn geraakt over Marx werd ik uitgenodigd met hen een Tagore festival te bezoeken. Vrijwel iedere week is er ergens in de stad een festival aan hem gewijd. Van de zoon van de leraar kreeg ik een rood boekje met het hoofd van Mao voorop, voor als ik Bengaals had geleerd, ik weet ongeveer wat er in staat. De jongen was 15 en overtuigt van India’s corruptie en onvermogen tot eerlijkheid, waar hij in vloeiend Engels een vlammend betoog over hield. Het gaf me moed en deed mij pijn hem zo te zien. De Naxalieten zullen een goeie aan hem hebben. Hoe sneller hij carrière maakt van zijn idealisme, hoe reëler de kans is dat hij vroeg of laat zal worden vermoord of zelf aan het moorden slaat. We emailen af en toe. Manas Archarya, curator van Studio21 gaf mij de gelegenheid om een lezing te geven over mijn eigen werkzaamheden. De hittegolf en de verkiezingen waren inmiddels al een paar weken aan de gang. Na afloop regende het voor het eerst en dus vielen mijn zweetplekken minder op. Ik kreeg meerdere complimenten over mijn omgang met iemand uit het publiek, die vroeg of er ook ‘watercolours’ vertegenwoordigd waren in de tentoonstellingen die ik had georganiseerd. Na afloop kreeg ik te horen dat zo’n amateuristische vraag normaal gesproken zou worden afgesnauwd, terwijl ik de arme man naar waarheid probeerde te antwoorden. Mijn nervositeit werd voor empathie aangezien en geprezen. Studio21is tentoonstellingsruimte en samenkomst plek voor de jonge kunstenaars in Calcutta en vervuld daarmee een belangrijke rol. In Calcutta zijn geen non-profit plekken voor hedendaagse kunst. Studio21 komt nog het dichtst in de buurt van wat wij een presentatieruimte zouden noemen, maar is eigenlijk de experimentele dochter van de grootste galerie in Calcutta. CIMA probeert al decennia een verkoopplatform te zijn voor hedendaagse Bengaalse kunst. Haar eigenaren zijn nu bezig met de plannen voor KMOMA, een door Herzog en DeMeuron ontworpen museum voor moderne kunst. Zij zijn ook eigenaar van ‘The Telegraph’ één van India’s grootste Engelstalige dagbladen. De vermogende families van India hebben vaak uiteenlopende ‘bussiness interests’. Een galerie werkt goed ter vermaak van handelspartners. Een krant geeft enige macht tijdens de verkiezingen en dient zo ter bescherming van vastgoed, grondstof of andere kapitaal intensieve investeringen. Het is in Bengalen mogelijk voor een eventuele aanhouding, meestal ingegeven door een wisseling van de politieke wacht, je ‘bail’ af te betalen, voordat deze word opgelegd. Zodat een kolenbaron niet van een aantal weken ‘bussiness opportunities’ wordt gescheiden als de partij die nu aan de macht is nog een appeltje met hem te schillen heeft.
Zoals gezegd heb ik de stad in drie maanden niet vaak verlaten. De paar keer dat ik mijzelf dit wel gunde waren voornamelijk bedoeld om onder te duiken in de waanzinnige natuurlijke spektakels die India biedt. Zonder één tijger te zien heb ik al wegsmeltend bijzonder genoten van het uitgestrekte mangrovebos dat nagenoeg buiten de stadsgrenzen begint. Veel van het huispersoneel in de stad is geboren in de Sundarbans, deel van de gigantische rivierdelta van de Ganges en Brahmaputra. Een klein deel ligt ten zuiden van Calcutta, de rest is zo ongeveer het grondgebied van Bangladesh. Grenzend aan de golf van Bengalen is het daar waar de Bengaalse Tijger voor ons zijn naam kreeg. Twee backpacktouristen, een echtpaar van middelbare leeftijd dat Engelse les gaf aan een private school en vijf medewerkers van Nestle India vergezelde mij met verrekijkers. Ieder van ons hopend op een gestreepte staart, schaduw, of oplichtende ogen in het donker. Pech. Het springtij dat door de volle maan het waterniveau dagelijks met zo’n twintig meter deed verschillen had alle wilde beesten weggejaagd van de waterkant. Nagenoeg de enige levende wezens die wij tegen kwamen waren de lokale honingverzamelaars die 6 weken van het jaar toestemming krijgen het bos in te gaan op zoek naar deze duurbetaalde delicatesse. Van de 412 vergunningshouders zijn er dit jaar 399 terug gekeerd naar hun dorp. De rest is opgegeten. Iets wat hun vrouwen iedere dag van het jaar kan overkomen tijdens het wassen van kleding, alleen dan niet door tijgers, maar eerder door zoutwaterkrokodillen. Geen van beiden levensgevaarlijke diersoorten die de decadente reden waren waarom ik daar dreef heb ik mogen zien. Een aantal weken later op zo’n 3200 meter hoogte in de Himalaya wacht ik op de sleutel van mijn hotel. De receptionist vraagt of hij mij ergens van zou moeten kennen. Ik antwoord hem dat ik niet zou weten waarvan. ‘The Telegraph’ van die dag, ook verkrijgbaar in Sikkim, toont een foto van mijn praatje in Studio21. Ik krijg meteen een betere kamer aangeboden in het mistige Gangtok. Een kunstwerk kost in Calcutta, net niet, maar ongeveer hetzelfde als hier. Een paar duizend voor een schilderij, een paar honderd voor een goede tekening. In de supermarkt is een biertje ongeveer een euro. Er zijn veel mensen die dit kunnen betalen, maar nog meer mensen die er niet over kunnen dromen. De huismeester van het appartement dat ik huurde is een arme Brahmin uit Orissa. Zijn vrouw woont net geen duizend kilometer verderop. Hij houdt de rest van het personeel in de gaten en doet dienst als huispriester. Hij verdient 3500 rupees in de maand plus kost en inwoning. Afhankelijk van de wisselkoers is dat zo’n 40 a 50 euro. Grofweg een biertje per dag. Naast de families die over meer geld beschikken dan het Mondriaan fonds, zijn er in Calcutta eindeloze economieën die ondenkbaar en ontoegankelijk zijn voor een buitenstaander. De kapitaalkrachtigen doen niet onder en vaak zelfs iets beter dan wat wij hier welgesteld zouden noemen. Een goede vaste baan, met zekerheid en pensioen verdient zo’n 300 tot 600 euro in de maand. Huispersoneel zit daar een factor tien onder en zweeft tussen de 30 en 60 euro, afhankelijk van kookkunsten, rijgedrag en betrouwbaarheid. Wat de mensen die hen van eten, vertier en andere diensten voorzien, verdiend weet ik niet, maar het zou mij niet verbazen als dit ook moeten worden berekend met een factor tien naar beneden. In India zijn veel dingen spotgoedkoop en tegelijkertijd onbereikbaar voor het merendeel van de bevolking. Daarmee wordt het doodnormaal een dagsalaris aan een appel uit te geven, of een week aan een taxi. Het is niet zo zeer het verschil tussen hier en daar dat ik hiermee probeer te illustreren, maar eerder de ogenschijnlijke normaalheid dat hier alles min of meer binnen bereik ligt en daar alles min of meer buiten, afhankelijk van wie je bent en wat je te besteden hebt. De stad wordt langzaam vol geschilderd met politieke steunbetuigingen. Graffitti is zeldzaam in Calcutta, behalve tijdens verkiezingstijd wanneer nagenoeg ieder gebouw laat zien wat de politieke
voorkeur van haar bewoners is. Open handen, lotusbloemen, hamer en sikkels. De verkiezingen voor afvaardiging in Lok Sabha (het huis van het volk) nemen meer dan zeven weken in beslag en leggen stelselmatig grote delen van het publieke leven in India plat. Grote open jeeps versierd met partijvlaggen en gevuld met gespierde zonnebril dragende jongemannen, rijden kriskras door de stad voor hen die nog enige overtuiging behoeven. De politieke rally’s vinden vooral en onder strenge beveiliging plaats in de armere wijken. Daar is de meeste behoefte aan een verzetje en is de bevolkingsdichtheid en daarmee het aantal stemmen het hoogst. De betere wijken, dunbevolkt met kapitaalkrachtigen, hebben al lang hun keuzes gemaakt naar gelang hun zakelijke interesses en persoonlijke contacten en zijn daarmee minder vatbaar voor de vlammende betogen en opzwepende muziek waarmee de rest van het volk tot stemmen wordt verleid. Naast vele andere schatten herbergt de Asiatic society, sinds 1784 gevestigd op parkstreet, een fragment van een edict van Ashoka. Het prachtige schrift is meer dan 2200 jaar geleden in steen gekerfd om de bevolking, die voor het eerst met veel geweld tot één rijk was gedwongen, te laten weten dat hun keizer nu de leer van Boeddha zou eren en verder bloedvergieten uit de weg zou gaan. Boeddhisme is zeldzaam in India. In Calcutta wordt het vooral gebezigd door een Chinese minderheid, die in eerste instantie onder de Britten naar de stad trok vanwege hun Christelijke geloof. Vanouds zijn zij de eigenaren van de uitgebreide leerindustrie, die nu plaatsheeft in de wijk Tangra, iets buiten het centrum van de stad. Het verwerken van koeienhuiden is nog steeds het domein van buitenlanders en moslims. Te midden van de stank die dit te weeg brengt zijn grote Chinese restaurants gevestigd. Vanwege de garnalen, het bier en de mogelijkheid binnen te roken is de rest van de stad er graag geziene gast. Niet zo lang geleden herbergde Calcutta meerdere van deze immigrantengemeenschappen, zoals het een bloeiende handelsstad betaamd. Hechte groepen Joden, Armeniërs en mensen van uit het gehele Britse rijk creëerden een rijkdom aan diversiteit, tussen en met hun Bengaalse gastheren. Allen zijn inmiddels verdwenen, vervangen door binnenlandse bevolkingsgroepen. De oude Chinese wijk wordt nu voornamelijk bevolkt door vervolgde moslims uit Bihar. Hier en daar staat nog een kerk in de vorm van een Oosterse tempel, de half afgebouwde betoncolossen in dit deel binnenstad doen tegenwoordig dienst als verticale vluchtelingenkampen. Calcutta verandert. Hier kan en wordt melancholisch op gereageerd door de inwoners die dat wat verdwijnt herinneren en koesteren. Als buitenstaander viel mij dit langzaam op en begreep ik dat dit pijn moet doen. De waarheid in pacht hebben, zonder de mogelijkheid deze te verkondigen, kan snel leiden tot moedeloosheid. Net als in het Amsterdam van dertig jaar geleden, dat ik alleen ken van horen zeggen, woed er in Calcutta een strijd tussen welgemeende behoudzucht en goedbedoelde vernieuwing. Inmiddels zijn steunbalken om de gevels van onze stad staande te houden een stuk zeldzamer dan de bordjes van Hendrick de Keyzer of Stadsherstel die trots werden opgeplakt ter bevestiging van uitgevoerde reddingswerkzaamheden. Tevreden nemen we genoegen met wat we hebben. Dit maakt nagenoeg onmogelijk om in te denken, wat de stadsvernieuwers bezielde toen zij de Weesperstraat opofferden ten dienste van vooruitgang. Met hun gelukkige en hard bevochten verlies, zijn we ongemerkt ook andere zaken vergeten. Metrolijnen zijn er niet meer om naar uit te kijken, maar worden vervloekt voordat ze in gebruik zijn. Auto’s zijn niet meer welkom op de plekken die niet zo lang terug werden aangelegd om hen juist van deze toegang te verschaffen. De kalvertoren legt het af tegen de negen straatjes. Sinds een jaar heeft Calcutta haar eerste luxury shoppingmall. Eindelijk Armanibroeken en Guccitassen! In het weekend staat er een rij voor de deur, gevuld door families uit de lagere
middenklassen. Als je de juiste schoenen en overhemden op de markt koopt en het hele gezin opdirkt wordt je misschien binnengelaten. De mensen die daadwerkelijk kunnen betalen wat er te koop is, dringen ongegeneerd voor, als ze niet, zoals de meeste van hen, worden gebracht met de auto via de achterkant. De airco is een verademing. Op de muur bij de ingang hangen klokken, die de tijd in Londen, Dubai en Singapore aangeven. De plaatselijke tijd heet niet Calcutta, maar Quest Mall. Afgesloten van de stad voor de ultieme shopping-experience. Nu kan en doe ik hier laatdunkend over. De 100 jaar oude bazar 300 meter verderop is namelijk veel mooier en heeft veel meer dingen die ik zou willen hebben. Het geloof echter, dat er nog iets is om naar uit te kijken, dat een flyover dwars door de oudste winkelstraat van de stad een goed idee zou kunnen zijn, dat er meer vraag is naar ‘luxury appartments’ dan naar originele koopmanshuizen, airco belangrijker is dan tocht, McDonalds lekkerder dan Dahl, schoenen uit Italië beter dan die uit Tangra en kunst gewoon gemaakt wordt in plaats van bedacht, dat geloof wat mij wezensvreemd is, dat mis ik hier wel eens. De status quo van mijn wereld werd zo niet alleen doorbroken door de constante illusie van een tastbaar en levend verleden dat het mogelijk maakt in te beelden hoe het vroeger overal was. Waar handmatigheid, ongelijkheid en directheid geen uitzondering, maar regel zijn. Uiteindelijk ontdekte ik dat naast het verlies van deze zaken nog iets veel wezenlijkers kwijt is geraakt. De onuitgesproken aanname dat morgen vast beter zal zijn dan vandaag. Van alle waardevolle zeldzaamheden die ik heb mogen ervaren kwam deze als laatste en hardste aan. Calcutta is in volle gang. Veel van wat het mooi maakt zal binnenkort sneuvelen. Nu is er nog meer dan genoeg en morgen ook, maar eens zal het Mumbai achterna gaan en daarna Singapore. Wat nu bijzonder is omdat het gewoon is, zal schaarser worden. Wat nu bijzonder is omdat het ongewoon is, zal binnenkort alom aanwezig zijn. Nu moet je er zijn. Om deze twee dingen mee te krijgen. Het oude zonder make-up en het nieuwe zonder schaamte Vervolg Van te voren, maar vooral achter af, heb ik het als groot voorrecht gezien, de tijd te hebben gekregen op eigen tempo bekend te worden met een voor mij onbekende plek. Een eindeloze opeenstapeling van nieuwe ervaringen te hebben mogen genieten. Ik hoop en denk niet alleen mijzelf hiermee te hebben verrijkt, maar ook de mensen die ik onderweg ontmoette, die dit voor mij mogelijk maakten, zoveel mogelijk van mijzelf terug te hebben gegeven. Met veel jonge kunstenaars onderhoud ik regelmatig contact, zij vertellen mij wat er aan de hand is in de stad die voor even de mijne was, ik stuur terug wat er hier gebeurd. De inherente ongelijkheid van het bekende tegenover het onbekende, tussen een plek waar ik wel ben geweest en zij niet, zal ik in de toekomst proberen op te heffen. De wederkerige relaties die ik daar heb proberen op te bouwen, worden pas gelijk als ik hen hier kan laten zien. Ik hoop dat de toekomst hier mogelijkheden voor biedt. Het hier voorgaande zal altijd te kort doen aan de tijd die ik daar had. Toch hoop ik hiermee een particulier beeld te hebben gegeven dat overtuigend genoeg is om als aanbeveling te dienen voor het voortzetten van het programma. Mijn hulp zal daarvoor beschikbaar blijven. Dit komt nu al tot uiting door het begeleiden van Henri Jacobs en Maartje Korstanje in hun voorbereiding en verblijf.
Hiernaast lukt het mij niet zonder enthousiasme over de stad te vertellen aan eenieder die het wil horen, dit zal grotendeels zonder gevolgen blijven, maar met enige trots kan ik mededelen dat Erik Mattijssen los van deze pilot en op eigen kosten ook een verblijf heeft georganiseerd komende winter. Samen met Praneet en de andere deelnemers werken we aan een geannoteerd adressenboek, waardoor de stad langzaam sneller kan worden eigengemaakt door hen die volgen. Hiernaast werk ik samen met plaatselijke kunstenaars en vaklieden aan een eigen publicatie, die binnenkort daar gedrukt zal worden. Deze zal ik te zijner tijd natuurlijk ook het fonds doen toekomen. Een laatste en misschien wel belangrijkste gevolg van een programma met een permanenter karakter zou kunnen zijn dat het noodzakelijk wordt een vaste verblijfplaats voor de deelnemers op te zetten. De tijdelijke oplossing voldoet voor nu prima. Zowel een fysieke als mentale plek in de stad innemen is echter niet alleen van belang voor de voortzetting van het residentie-programma, het zou bovenal een plek kunnen zijn waar de jonge kunstenaars van Calcutta terecht kunnen, zonder direct verkoopbaar te moeten zijn. Waar de vrijheid die het Mondriaan fonds ons hier biedt ook genoten kan worden door de kunstenaars daar. Ver weg