Manuel Klappe, juni 2014 werkperiode Kolkata India
Jessop & Company Limited, established in 1788
Moon Moon Sen maakte als schaars geklede actrice furore in de nadagen van de eens zo gerespecteerde Bengaalse cinema. Voor het stembureau in het David Hare college staan tientallen paparazzi op haar te wachten. Ze komt op zichzelf stemmen. De Trinamool Congress Partij die in 2011 na 37 jaar de communisten uit het Bengaals provincie bestuur wist te werken heeft haar naar voren geschoven als lijsttrekker voor de nationale verkiezingen. Moon Moon Sen studeerde aan Oxford en is telg uit één van de oudste en rijkste handelsfamilies van Calcutta. De paparazzi lijken meer geïnteresseerd in haar twee dochters, exacte kopieën van hun moeder dertig jaar geleden, die met diep decolleté, zonnebrillen en al handkusjes blazend een ieder op roepen toch vooral te gaan stemmen. De verkiezingen van Lok Sabha (Het huis van het volk) zijn dan al zeven weken bezig. Van de 814 miljoen kiesgerechtigden gaan uiteindelijk 538 miljoen mensen naar de stembus. Van te voren lijkt duidelijk dat Narendra Modi namens de Bharatiya Janata (Indisch Volk) partij gaat winnen. Sommige mensen zijn hier ernstig ongerust over, de meeste anderen stemmen met overgave op hem. Bharata (de gekoesterde) was een mythische keizer beschreven in het eponieme Mahabharata, dat samen met de Ramayana Hindoeïstische evenknie en tijdgenoot vormt van ‘ons’ Ilias en Odyssee. Bharat is Sanskriet voor (het dragen van) ‘alles’ of te wel de gehele wereld en wordt als zodanig gebruikt om de tot dan toe bekende wereld aan te geven. Het is de
naam die India zichzelf heeft gegeven. Bharat Ganrajya is de officiële naam voor de Republiek van India. Sinds 26 mei is Modi er minister-president, met een absolute meerderheid verkozen. Het volk heeft gesproken. Midden in het mangoseizoen, tijdens de warmste zomer in veertig jaar, probeer ik deze gigantische zaken een klein beetje te begrijpen. Afgelopen herfst vroeg Praneet Soi mij of ik er iets voor voelde een tijd in Calcutta door te brengen. In samenwerking met het Mondriaan fonds is hij een residency-programma gestart in zijn geboortestad. Afhankelijk van waar je ophoudt met tellen wonen er zo’n 14 tot 18 miljoen mensen in of in de buurt van Calcutta. Grofweg evenveel als in Nederland, maar dan nog iets dichter op elkaar. Kolkata, zoals de stad sinds kort heet, of altijd heeft geheten, afhankelijk van persoonlijk standpunt, taal en politieke voorkeur is tegenwoordig India’s ‘derde’ stad. Een belangrijk metropool op het subcontinent India, maar eerst en vooral Bengaals in doen en laten. Het is de enige grote stad in Bengalen als je Bangladesh daar niet toe rekent, iets waar een oudere generatie soms nog steeds moeite mee heeft. In cultuur, taal, gebruiken, tradities, en eten neemt het regionale voorrang op het nationale. Althans zo zou het moeten zijn als je het een Bengali vraagt. Inmiddels zijn ze in de minderheid. De meeste inwoners zijn niet in de stad geboren, maar komen van ver weg. Het eindeloze platteland verruilt voor de eindeloze stad. Een oud en bekend verhaal dat wij langzaam lijken te zijn vergeten, maar voor de rest van de wereld nog dagelijkse realiteit is. Over de talloze moeilijkheden van deze gelukszoekers kan veel worden gezegd, maar niet door mij. Ik was meer geïnteresseerd in de moeilijkheden van een andere kleinere specifieke groep inwoners die, hoewel misschien minder nijpend, even reëel bleken te zijn. Het is moeilijk een jonge kunstenaar in Calcutta te willen zijn. Naast de sociaaleconomische werkelijkheid die niet bepaald meewerkt is waarschijnlijk het grootste probleem hetgeen waar de stad terecht nog steeds het meest trots op is. De Bengaalse renaissance is de naam voor een vreemde periode in de culturele geschiedenis van India. Mohan Roy, Tagore, Aurobindo, Vivekananda en Bose zijn tijdgenoten van Douwes Dekker, Huizinga, Gorter, Grönloh en Lorentz. Waar de laatstgenoemden met enig geluk nog een plein of instituut naar zich vernoemd kregen, staat nagenoeg op elke straathoek van Calcutta een beeltenis van een vertegenwoordiger van deze periode. Niet alleen eert de stad hiermee de culturele en wetenschappelijke prestaties die er hebben plaatsgevonden, ook geeft het onomwonden blijk van een hang naar een roemrucht, maar vervlogen verleden. Toen het de hoofdstad van de Britse Raj was, tweede stad na London, Handelsemporium van Azië en aankomsthaven van de moderne tijd op het oude continent. Onder de neus van en nagenoeg onopgemerkt door de Britse gezagvoerders werd door een paar generaties voornamelijk welgestelde jongemannen een huwelijk gesmeed tussen eeuwenoude tradities en de realiteit van een moderne wereld. Het modernisme werd niet geïmporteerd, maar werd eigen gemaakt, door er deel aan te nemen. Met de wil en de moed de oude wereld te verruilen voor kans op een nieuwe. Begrijpelijkerwijs moest na de onafhankelijkheid veel van het Brits verleden wijken voor een Indische toekomst. De afgelopen decennia zijn alle straatnamen, vaak meer dan eens, ‘vernieuwd’, wat de weg vinden niet makkelijker maakt. Steeds minder wordt er in het Engels geschreven. Bengali, Hindi of zelfs Urdu al naar gelang verwacht publiek worden meer op prijs gesteld. Als je niet beter weet zijn Kerstmis en mosterd in de curry straks de enig overblijfselen van Empire. Het Bengaals modernisme is voor hedendaags India dan ook geen adaptatie van een Westerse levensstijl, maar juist het bewijs dat ook onder Brits gezag India gewoon haar eigen gang ging. Ter eer en meerder glorie van deze generatie helden. Daarbij voor het gemak maar even vergeten dat hun moderne subversiviteit naast mentaal protest tegen illegitiem gezag tegelijk bedoeld was om zich, al biefstuk etend, los te wringen van even beknellende traditionele waarden. Het kan dus zijn dat op een opening het volgende ter oren komt; “Wat is dit voor gekrabbel, noem je dit kunst? Rabindra (Tagore, helden worden met hun voornaam aangesproken) organiseerde hier al in 1922 een Bauhaus tentoonstelling en jij komt nu met dit aan? En jij noemt je kunstenaar?” Behalve dat zelfs dit tegenwoordig
zeldzaam is omdat het kritische publiek mistroostig thuis blijft en de kritische kunstenaar nagenoeg geen kans ziet zijn of haar ‘gekrabbel’ aan anderen te laten zien. Santiniketan is een gehucht zo’n 160 kilometer ten Noordwesten van Calcutta. Het was het oude buitenverblijf van de (zeer welgestelde) familie Tagore. Rabindranath, nobelprijswinnaar en bekendste zoon van de familie en Calcutta, begon er met een kleine groep vrienden een cultureel toevluchtsoord. Dit bood kunstenaars de mogelijkheid zich terug te trekken in de natuur, weg van de steeds drukker wordende stad. Er is geen decadenter en daarmee duidelijker voorbeeld van bloeiende moderniteit te vinden dan de kunstenaarskolonie. Barbizon, Bergen, Black Mountain. De ashram is echter een eeuwenoude ascetische traditie ter bevordering van afzondering. Een fysieke negatie van het wereldlijke. Santiniketan was iets er tussen in. Kala Bhavan (Het huis van de kunst) is nu bijna honderd jaar oud. Het is de kunstfaculteit van de beroemde Visva-Bharati Universiteit in Santiniketan. Of liever gezegd Visva-Bharati is de universiteit die uit de kunstacademie is gegroeid, die voortkwam uit de ashram die eigenlijk niet meer was dan een paar vrienden onder een boom. Wel met personeel natuurlijk. Veel kunstenaars uit Calcutta hebben er in vijf jaar hun BFA gehaald, meestal gevolgd door nog twee jaar voor een MFA. De Campus staat vol met grote bomen, Rabindra gaf ze nieuwe namen. Als je Bengaals spreekt zijn studenten van de universiteit makkelijk te herkennen, door hen te vragen wat de naam is van die mooie rooie bloesem. De laatromantische, vroegmoderne hang naar een natuur die het leven weer simpel maakt, heeft er voor gezorgd dat degene die dit zich konden veroorloven buitenhuizen kochten en kopen rondom de campus. Santiniketan en het naastgelegen Bopur (waar de trein aankomt) zijn daarmee een toeristenbestemming geworden. Over de campus lopen groepen achter vlag dragende reisleiders aan, die al wijzend de IT-studenten van de kunstacademici onderscheiden. Tussendoor wordt traditionele schilderkunst verkocht door mensen uit de buurt, die geen formele opleiding hebben genoten. Veel van de kunstenaars die ik sprak hebben hun schooltijd in deze idylle doorgebracht en zagen het langzaam veranderen van een stedelijke enclave in de natuur, naar een natuurreservaat omringd door verstedelijking. Tijgers en andere jachttrofeeën, waar de oude buitenplaatsen allereerst voor waren bedoeld, vind je er allang niet meer. Het universiteitspark onderhoud het geslaagde evenwicht tussen bebouwing en bebossing, maar daar omheen is een wildgroei van motels, resorts en bed&breakfasts ontstaan. Omarmd door een donut van dagjesmensen De studenten zullen de eersten zijn die je hierop wijzen. In plaats van het natekenen van een boom of een houtdruk snijden van een vogel, portretteren zij de bewaker van de ATM net buiten de universiteitsgrenzen of gaan ze naar de grote stad om daar hun afstudeerproject van hedendaagse inspiratie te voorzien. Daarna zo snel mogelijk naar Delhi, Mumbai of nog verder weg. De Bengaalse tradities koesterend, maar zeer bewust of in ieder geval wijsgemaakt dat in Calcutta geen cent te verdienen valt. Alleen eigenwijsheid of gebrek aan mogelijkheden doen een jonge kunstenaar tegenwoordig in Calcutta belanden. Het is zeker niet zo dat Calcutta een gebrek heeft aan cultuur, in tegendeel. Vroeger was het alleen zo veel beter, dat het nu wat schraal oogt voor hen die het zich nog herinneren. Als buitenstaander had ik hier niet zoveel last van en duurde het even voor dat ik, wat eerst lamlendigheid leek, kon identificeren als welgemeende en terechte nostalgie. Hier heeft de jongste generatie kunstenaars alleen niks aan. Terwijl Calcutta zich, in ieder geval economisch, steeds verder verwijderde van de rest van India en daarmee de mogelijkheden verkleinde voor nieuwe generaties makers, werd er verwacht en vastgehouden aan een tijd binnen mensenheugenis waar Bengalen cultureel de dienst uitmaakte binnen Bharata. Hiermee werd een kloof gerealiseerd tussen wat van een Bengaals schilder, dichter, filmmaker werd verwacht en wat binnen zijn of haar praktische mogelijkheden lag. Deze geërfde eer hoog houden, zonder over dezelfde middelen te beschikken bleek een niet verkozen en oneerlijke strijd, die veel jonge mensen dan ook weigerden en weigeren aan te gaan. In Bangalore heb je nieuwe huizen van nieuwe miljonairs met plaats voor nieuwe kunst. De
steekpenningen hebben Delhi rijk gemaakt en Mumbai heeft de deels door de communisten verjaagde industrie van Calcutta met open armen ontvangen. Calcutta heeft oude huizen met oude mensen, die oude boeken lezen onder oude mangobomen, oude films kijken en hun muur is al gevuld met oude schilderijen. Waarschijnlijk allemaal toch veel beter dan wat de jeugd nu voor elkaar krijgt. En nu is het genoeg. Ik sprak een curator uit Mumbai, hij was in de stad om zijn neefje zijn eerste hapje vast voedsel te geven. Een oude Bengaalse traditie, die normaal gesproken door de tante wordt gedaan, maar die was niet beschikbaar. Oomlief nam de honneurs waar. Calcutta was nog zo lekker authentiek. “Laten we naar die oude bar gaan met live-muziek, waar de communisten hun coup voor hebben bereid, voor ze aan de macht kwamen” “Misschien moeten we kijken of de oude printmakers van Chitpurroad nog kunnen vinden, ik hoorde dat ze bijna zijn uitgestorven” Een hele aardige jongen, die precies zo praatte als ik tot dan toe probeerde te voorkomen. Weken lang vechtend tegen de verleiding toe te geven aan een opgedrongen oriëntalistische blik, overviel mij dit mateloos genieten van wat Calcutta zelf als achterstand beschouwd. “Mumbai is dit allang verloren” “Nergens in India vind je dit nog” Met de hedendaagse, wereldwijde overwaardering van “authenticiteit”, of in ieder geval de schijn er van, heeft Calcutta tegen wil en dank een waanzinnig kapitaal verzamelt, waar het zichzelf maar deels van bewust is. Het is een overtuigende en veelgehoorde misvatting dat Calcutta in het verleden is blijven hangen. Of dit nu tien, twintig of vijftig jaar terug is, het blijft niet waar. Door collectief naar het verleden te blijven kijken, zijn ze ongemerkt in de toekomst beland, al wordt dit maar door enkelen gerealiseerd. De rest is te druk met het slopen van koloniale bungalows of kappen van eeuwenoude bomen. Zonder het zich te realiseren zijn ze helemaal klaar om ‘gerebrand’ te worden. De ‘echtheid’ die tot voor kort in de natuur werd gezocht heeft zich opgehoopt in de oude binnenstad, waar elke straathoek de illusie biedt iets te ervaren wat nergens anders meer is, tot de volgende hoek waar het zelfde gebeurd. Langzaam realiseerde ik dat zoveel ‘echtheid’ ten koste gaat van echte mensen. De boer (meestal z’n vrouw) die om 3 uur opstaat om vervolgens 4 uur lang de stad in te lopen, om 5 aubergines te verkopen zou hier ‘in de markt’ worden gezet als lokaal geproduceerd. De kleermaker die voor jou een (veel te groot) overhemd op maat maakt, redt het hier niet zonder pop-up store. Vintage is gewoon oude voorraad. Het gebrek aan mediatie is een verademing die hand in hand gaat met de realisatie dat echtheid ook een inefficiënte lijdensweg kan zijn. Uiteindelijk had ik meer waardering voor de trotse Bengaalse koppigheid. “Moon Moon Sen zit dan wel voor ons in de regering (oppositie ed.), ze blijft een onderbroekenmodel. Het zegt meer over de regering dan over ons.” Daarbij even vergeten dat er toch genoeg stemmen op haar zijn uitgebracht om haar van deze positie te voorzien. “Dat zijn de provincialen”. Zonder toe te geven dat de stad op z’n Bengaalst was onder de Britten wordt met ledenogen gadegeslagen dat het er steeds ‘Indischer’ aan toe gaat. Modi gaat Bharata weer terugbrengen in de vaart der volkeren. Kosten, noch moeite, (noch levens ?) gespaard. Het is de overtuiging van de meerderheid van de grootste democratie ter wereld. Calcutta zal worden meegezogen, of ze wil of niet. De Bengaalse renaissance dreef op het surplus van groot en globaal kapitaal. Calcutta lijkt arm, maar heeft onbedoeld een grondstof opgebouwd die steeds schaarser wordt en waar wereldwijd een groeiende vraag naar is. Het zal niet lang meer duren voordat ze met hun overschot aan authenticiteit de boer opgaan. Net als Amsterdam is en blijft Calcutta een handelsstad. Uiteindelijk zal de realiteit van de moderne (ditmaal laat kapitalistische) wereld wederom eigen moeten worden gemaakt door jonge mensen die en de schoonheid van vroeger en een hoop voor de toekomst in zich verenigen. Gelukkig heb ik in Calcutta veel van zulke mensen mogen ontmoeten.