Prestatieafspra afspraken Prest Prestatieafspra afspraken Prest Presteren in Prestatieafspra Verbinding afspraken Prest Prestatieafspra afspraken Prest Prestatieafspra afspraken Prest 3 mei 2012
Inhoudsopgave Voorwoord 1 De waarde(n)volle hogeschool
1
2 Hogeschool Inholland anno 2012: sterktes en zwaktes
3
2.1 Nulmeting onderwijs
3
2.2 Nulmeting onderzoek en valorisatie
4
2.3 Analyse van de sterktes en zwaktes van de instelling (SWOT- analyse)
4
3 Zwaartepunten van Inholland
6
4 Prestatieafspraak onderwijs
9
4.1 Onderwijsportfolio en –differentiatie
9
4.2 Prestatieafspraak: Studiesucces, onderwijskwaliteit en maatregelen
11
4.2.1 Studiesucces
12
4.2.2 Onderwijskwaliteit
15
4.2.3 Maatregelen docentkwaliteit, onderwijsintensiteit en indirecte kosten
18
5 Selectief Budget onderzoek en valorisatie voorgenomen wijzigingen van of
22
aanscherpingen in het instellingsprofiel
5.1 Onderzoek en valorisatie als (kwaliteits)impuls voor onderwijs, beroepspraktijk
22
en (regionale) economie 5.2 Indicatoren voor onderzoek en valorisatie
23
5.3 Thematische profilering: Drie hoofdthema’s
27
5.3.1 Hoofdthema Creatieve economie
27
5.3.2 Hoofdthema De gezonde samenleving
29
5.3.3 Hoofdthema Duurzame techniek en groen
32
5.4 Differentiatie en kennisvalorisatie in de regio
35
5.4.1 Valorisatie in de metropoolregio Rotterdam
35
5.4.2 Valorisatie in de metropoolregio Amsterdam
36
5.4.3 Differentiatie in de metropoolregio
38
Overzicht prestatieafspraken Bijlage bij Prestatieafspraken en profileringsstuk Randvoorwaarden Post-scriptum
Voorwoord De strategische agenda van staatssecretaris Halbe Zijlstra komt voor Hogeschool Inholland zeer gelegen. De eisen die aan het akkoord ten grondslag liggen – onder meer een scherper profiel en onderscheidingsvermogen – lopen vrijwel parallel aan de doelen die wij als hogeschool onszelf gesteld hebben. Onze hogeschool ziet het opleiden van studenten tot goede professionals en hen voorbereiden op de arbeidsmarkt als haar maatschappelijke opdracht. Een opdracht die ons dwingt om te kijken waar we het beter kunnen doen en of we wel alle hulpmiddelen die ons ten dienste staan benutten. Een opdracht ook die ons dwingt keuzes te maken: hoe kunnen we het best doen wat we nastreven, waar kiezen we voor als we ons profiel duidelijker willen maken en ons willen onderscheiden. Inholland heeft haar nieuwe profilering al ingezet. Wat onderwijsniveau betreft leggen we de lat hoger. Kwaliteit van onderwijs staat voorop. We bieden onze studenten een goede begeleiding en een kwalitatief stevig curriculum. We richten ons in de toekomst op lokale profilering, positionering en verankering waarin plaats is voor een betere samenwerking met het werkveld in de regio. Ons portfolio aan opleidingen moet dan ook aansluiten bij de wensen van de regio. Ons onderwijs zal zich bovendien kenmerken door een aspect dat wij waarde(n)vol noemen. Er is meer dan alleen het beroep waar je voor leert. Maatschappelijk functioneren vindt plaats in de beroepscontext maar ook in de complexe maatschappelijke context: een student moet meer meekrijgen dan de kennis en kunde van zijn beroep. Persoonlijke ontwikkeling, ‘’Bildung’’ zo men wil, zal daarom deel uitmaken van ons curriculum, mogelijk in de vorm van een vak als ethiek of filosofie. Inholland profileert zich op een aantal hoofdthema’s. Met name creatieve economie, de gezonde samenleving en een duurzame, ‘biobased’, groene economie zullen hierin speerpunten zijn. Om te komen tot goed onderwijs zullen we samenwerking met anderen niet uit de weg gaan. We verstevigen ons onderwijs waar dat nodig is, maar we zijn bereid om onderwijs af te bouwen als het kwaliteitsperspectief op termijn niet gevonden kan worden. Tevens werken we daar waar dat meerwaarde heeft vanuit overtuiging samen met onze partners. We nemen afscheid van het idee dat we vooral sterker worden door te concurreren. Onze stelling is: samenwerken is het nieuwe concurreren. Die samenwerking is er al op een aantal terreinen: bij de lerarenopleiding en in het zogenaamde ‘groene’ onderwijs waar het zich ook uitstrekt tot mbo en wo. Vanuit een ‘eigen’ instituut zullen we ons steeds meer ontwikkelen in de richting van een netwerkgedreven instelling, waarbij we ons zullen beraden op de positie van kleine, niet-rendabele opleidingen. Inholland respecteert de Wet op het Hoger onderwijs en Wetenschappelijk onderzoek (WHW). In de loop van de tijd is het inzicht gerezen dat deze wet geen knellend keurslijf is, maar een kader vormt voor professioneel handelen. Wij streven dan ook een status na die wij zelf ‘WHW-proof’ noemen. Totstandkoming en monitoring Na de vaststelling van het Strategisch Programma en de Onderwijsnotitie ‘Ruimte voor Presteren’ in 2011 is de domeinen gevraagd daaraan uitwerking te geven in de domeinplannen en daarbij voorstellen te doen voor de te maken prestatieafspraak met het ministerie. Alle domeinen van Inholland hebben daaraan gehoor gegeven. Zij hebben daarbij hun medewerkers en werkveld betrokken. Op basis van hiervoor genoemde input is het voorstel voor de prestatieafspraak opgesteld. Intern heeft daarbij nader overleg plaatsgevonden in diverse gremia. Daarbij is ook constructief overleg gevoerd met de Hogeschoolmedezeggenschapsraad (HMR). We hechten er daarbij aan om deze prestatieagenda op de agenda van de medezeggenschap te houden en voortgang daarover met dit gremium te bespreken. Ook is de Raad van Toezicht geïnformeerd over het voorliggende document. Ook daar waren de reacties instemmend.
Afstemming heeft eveneens plaatsgevonden met de grote Randstedelijke hogescholen (Hogeschool van Amsterdam, Hogeschool Rotterdam, Hogeschool Utrecht en Haagse Hogeschool). Daarnaast is inhoudelijke afstemming geweest met de Vrije Universiteit en de Erasmus Universiteit. In de komende periode zal nader uitwerking worden gegeven aan de prestatieafspraak, onder meer in de vorm van de jaarplannen van de domeinen en de interne monitoring van de uitvoering van de prestatieafspraak. Alle opleidingen van Inholland doen daaraan mee. Daar waar de hogeschool ook nadrukkelijk de verbinding met externe partners centraal stelt, zal ook in dat traject sprake zijn van veelvuldige interactie met de externe partners. We staan voor deze afspraken. Inholland geeft hiermee haar toekomst vorm: ambitieus en realistisch.
Het College van Bestuur van Hogeschool Inholland Doekle Terpstra Huug de Deugd Marcel Nollen
1 De waarde(n)volle hogeschool Inholland ziet het als haar maatschappelijke opdracht om met haar onderwijs, onderzoek en maatschappelijke dienstverlening waarde toe te voegen aan de ontwikkeling van de samenleving. Onze positie in de Randstad is bijzonder, in en tussen steden die de komende tien jaar een bijzondere dynamiek van ontwikkeling kennen waarvan de contouren nu zichtbaar worden. Voor deze omgeving zijn kenniswerkers nodig die in staat zijn hun vak en beroep te verbinden met ethische en normatieve vraagstukken, die kunnen omgaan met de toenemende diversiteit in waardepatronen en achtergronden zodat ze als beroepsbeoefenaren voluit ruimte kunnen geven aan het debat over ethische en normatieve vraagstukken. Deze waardenoriëntatie zit (ten dele) ook in de historie van Inholland en haar rechtsvoorgangers. Inholland sluit daarmee aan bij de actuele, breed gevoelde maatschappelijke behoefte aan een moreel kompas. Dat ‘moreel kompas’ krijgt invulling aan de hand van het begrip ‘waarde(n)vol’. Voor de verschillende actoren die zijn betrokken bij het onderwijsproces is deze waarde(n)volheid van belang. Deze uitwerking geeft een invulling aan de verbonden hogeschool die Inholland wil zijn. Waarde(n)volle hogeschool Waarde(n)vol onderwijs heeft allereerst een betekenis voor de hogeschool zelf. Inclusiviteit en verantwoordelijkheid zijn daarbij kernbegrippen. Inholland verbindt zich tot het bieden van een rijke, inclusieve leeromgeving met aandacht voor de student en diens achtergrond. Veiligheid en ambitie zijn daarbij twee essentiële elementen. In een kleinschalige en intieme leeromgeving kan de ambitieuze student optimaal zijn talenten ontwikkelen. Hij ontwikkelt in zijn opleiding een brede kijk op de complexiteit van de maatschappij. Waarde(n)vol studeren Inholland ondersteunt studenten niet alleen bij die talentontwikkeling, maar geeft de student ook extra bagage mee om die talenten goed aan te wenden. Binnen het curriculum van alle opleidingen wordt ruimte gecreëerd voor de noodzakelijke ‘Bildung’, (beroepsgerichte) filosofie en ethiek. Studenten worden daarmee binnen hun opleiding, maar ook over opleidingen heen voorbereid op verantwoorde beroepsuitoefening en de student ontwikkelt een respectvolle kijk op de maatschappij. Ook personal leadership krijgt daarbij aandacht1. Waarde(n)vol doceren Docententeams dragen collectief de verantwoordelijkheid voor het hoog houden van kernwaarden solide, persoonlijk, verbindend en energiek. Die kernwaarden gaan verder dan de professionele kernwaarden van het beroep. Die kernwaarden worden ontwikkeld en levend gehouden in het team van docenten door dialoog en inbreng van de individuele docenten. Dat hoeft er overigens niet noodzakelijk toe te leiden dat er overeenstemming ontstaat. Wel is het van belang dat de uitkomsten van deze gesprekken worden ingebed in het onderwijs. Docenten maken actief deel uit van een team en in dit team heerst een aanspreekcultuur: Het is gewoon om elkaar te coachen op gedrag en handelen. Intercollegiale ondersteuning en peer review zijn instrumenten die in en buiten de docententeams worden gebruikt. Docenten hebben immers een voorbeeldfunctie voor studenten en ouders en zijn zich daarvan bewust. Zo ontstaat ook een professionele cultuur waarin kwalitatieve groei centraal staat.
1
Zie daarover Leadership skills & Inholland international programmes, 14 januari 2011. 1
2
Presteren in Verbinding
Waarde(n)vol onderzoeken Onderzoek binnen Inholland vindt altijd plaats volgens de principes van goed onderzoek en de verschillende gedragscodes op dit punt. Bij twijfel daaraan of discussie daarover heeft het team weer een zeer belangrijke rol. In bijvoorbeeld de kenniskring en/of in overleg met docententeams kan hierover een standpunt worden ingenomen. Ook bij de thematische inrichting van het onderzoek krijgt het waarde(n)vol onderwijs een belangrijke rol2. Naast professionalisering van docenten werkt Inholland ook aan professionalisering van onderzoekers en lectoren. Doel daarvan is dat het praktijkgericht onderzoek voldoet aan wetenschappelijke standaarden. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van peer review en intercollegiale ondersteuning.3 Inholland gebruikt de Gedragscode praktijkgericht onderzoek als referentiekader voor de onderzoekers om elkaar te ondersteunen en feedback te geven. Dit draagt bij aan een professionele houding van de onderzoeker. Waarde(n)vol werken Zowel in de stage(s) als na het behalen van het diploma komt de student c.q. de afgestudeerde in aanraking met het werkveld. Dit werkveld bevindt zich veelal in dezelfde regio als de hogeschool, hetgeen impliceert dat het overgrote deel van de afgestudeerden in de Randstad blijft werken. Mede door de toenemende internationalisering van het werkveld wordt ook daar waarde(n)oriëntatie steeds belangrijker gevonden. De verwachtingen van de arbeidsmarkt veranderen. Het werkveld vraagt meer dan alleen beroepsethiek; het goed omgaan met klanten, patiënten of leerlingen met verschillende achtergronden vereist flexibiliteit, inlevingsvermogen en communicatieve vaardigheden. De samenstelling van de Nederlandse bevolking, die in toenemende mate diversiteit laat zien in afkomst, religie en taal, vraagt om een genuanceerde benadering van die klant, patiënt of leerling. Een genuanceerde benadering die niet alleen respectvol is ten aanzien van wat kenmerkend is voor de cultuur van de ander, maar ook tegemoet komt aan diens specifieke behoeften om deel uit te kunnen maken van onze samen-leving. Voor 1 september 2013 schrijft Inholland een plan om de implementatie waarde(n)vol als profilerend kenmerk op de dimensies, hogeschool, student, docent en werkveld, concreet in te vullen. Daarbij worden de verschillende belanghebbenden nauw betrokken. Dit implementatieplan bevat in ieder geval een wetenschappelijke onderbouwing en een tijdspad 2013-20154.
Zie daarvoor verderop in het hoofdstuk over onderzoek. In opdracht van de HBO-raad heeft het Forum voor Praktijkgericht Onderzoek in 2010 een Gedragscode Praktijkgericht Onderzoek voor het HBO opgesteld. Inholland heeft in belangrijke mate aan de ontwikkeling van de gedragscode bijgedragen door de deelname van drie lectoren in de commissie. Voor een verdere toelichting op de Gedragscode Praktijkgericht Onderzoek, zie: Forum voor Praktijkgericht Onderzoek: www.lectoren.nl 4 Op basis van de documentatie zoals die momenteel voorhanden is, lijkt de monitoring van de afspraken door de RCHO plaats te vinden op 31 december 2015. Waar in dit document wordt gesproken over 2016, moet dus eigenlijk worden gelezen: 31 december 2015. 2
3
2 Hogeschool Inholland anno 2012: sterktes en zwaktes 2.1 Nulmeting onderwijs Inholland is een hogeschool die sinds haar ontstaan tot de grootste hogescholen van Nederland behoort uitgaande van het aantal ingeschreven studenten. Inholland heeft circa 32.000 studenten met meer dan 110 verschillende nationaliteiten. Omdat Inholland haar onderwijs aanbiedt verspreid over 10 locaties in Noord- en Zuid-Holland en circa 90 opleidingen met ruim 250 opleidingsvarianten is het karakter van het onderwijs en de leeromgeving te typeren als regionaal georiënteerd, relatief kleinschalig en persoonlijk. Aan de ‘achterkant’ is de organisatie verbonden door gezamenlijke licenties (croho’s) en onderwijsondersteuning. Door de schaalvoordelen die in de afgelopen jaren zijn behaald, is Inholland in staat om op alle hoofdlocaties een breed portfolio aan te bieden aan de regio, in de grote steden als complementair aanbod aan de collega-instellingen aldaar. Studenten kiezen om verschillende redenen voor Inholland, maar niet zelden vanwege de diversiteit van de multisectorale leeromgeving op de meeste locaties. De studenten van Inholland zijn divers in achtergrond, vooropleiding en in hun doelen voor de toekomst. Inholland staat open voor iedere aankomende student die de capaciteit en de ambitie heeft binnen de nominale duur zijn studie af te ronden. De onderwijslocaties van Inholland vormen de basis voor verbinding met de regio. Zij doen dit onder de vlag van Hogeschool Inholland. Iedere student, iedere collega, iedere opleiding, iedere locatie is immers onderdeel van dezelfde Hogeschool Inholland. Zij ontwikkelt daarvoor geen aparte locatiemerken, maar duiden de locaties wel aan als bijvoorbeeld Hogeschool Inholland Rotterdam of Hogeschool Inholland Den Haag. Inholland biedt met name bacheloronderwijs aan in zowel voltijd-, deeltijd- als duale varianten. Inholland is echter ook een gedifferentieerde hogeschool en biedt daarnaast zeven masteropleidingen aan, kent twee universitaire pabo’s en zes Associate-degreeopleidingen. Zowel door middel van postinitieel als ook deeltijdonderwijs heeft Inholland een breed aanbod voor leven-lang-leren. De basis is echter altijd verbonden met het voltijdaanbod in het initieel onderwijs. Het leven-lang-lerenaanbod is daaraan veelal complementair. Doelgroepen daarbij zijn onder andere de deeltijdstudent, de alumnus en de (eigen) docent die zijn professionaliteit wil verbreden of verdiepen. Als unieke hogeschool in Noord- en Zuid-Holland met een breed portfolio verbindt Inholland onderwijs, onderzoek en werkveld over locaties en over kennisdomeinen heen. De kern van het lokaal onderwijs van Inholland is: verankerd, in samenwerking, multidisciplinair waar dat kan, innovatief en samenwerkend, zowel in het economische domein, in het welzijn en gezondheidssegment, in de technische, de educatieen de groene omgeving. Inholland is in 2010 in zwaar weer terecht gekomen. De kwaliteit van een aantal opleidingen en de kwaliteitsborging was destijds niet op orde, met grote reputatieschade als gevolg. Daarop is een aantal grote verbetermaatregelen ingezet waarvoor waardering bestaat in politiek en maatschappij. Het onderwijsportfolio van Inholland en de docent/studentratio ziet er per 5 mei 2012 zo uit Onderwijs portfolio
Nulmeting (2012)
Bachelors (vt)
97
5
Opleidingen docent/studentratio < 1:25
5
1:27,1
Opleidingen die worden afgebouwd, op basis van de besluiten van april 2011 of eerder, zijn hierin ook meegenomen. 3
4
Presteren in Verbinding
2.2 Nulmeting onderzoek en valorisatie Hogeschool Inholland had haar onderzoeksactiviteiten tot 2010 georganiseerd in lectoraten die opereerden vanuit een centrale afdeling6. Vanuit de ambitie om dichter aan te sluiten bij de beroepspraktijk en bij de opleidingen van Inholland, zijn de lectoraten in 2010 op de inhoudelijke agenda van ieder lectoraat verdeeld over de toen gevormde zeven domeinen. Het VKO constateerde in haar beoordelingsrapport, dat Inholland zich op het moment van bezoek in een transitiefase (met betrekking tot de organisatiestructuur) bevond. De commissie vond het daardoor moeilijk een consistent beeld te krijgen van de huidige en toekomstige kwaliteitszorg van onderzoek binnen de hogeschool.7 In de huidige situatie heeft Inholland 26 lectoraten die ongelijk verdeeld zijn over de zeven domeinen. Zo heeft het domein techniek twee lectoraten en hebben de domeinen onderwijs en zorg beide zeven lectoraten. Deze situatie is een direct uitvloeisel van de aanvankelijke keuze het praktijk-gericht onderzoek, uitgevoerd vanuit lectoraten, op instellingsniveau te positioneren. Inholland ziet praktijkgericht onderzoek als kwaliteitsimpuls voor de innovatie van het hoger beroepsonderwijs en voor de (regionale) kenniseconomie. Praktijkonderzoek draagt bij aan de innovatie van de beroepspraktijk in het werkveld én aan de vernieuwing van het hoger beroepsonderwijs. In het verlengde daarvan is Inholland van mening dat kenniscirculatie tussen hbo en mkb kernzaak is. Valorisatie is een pijler van economische en maatschappelijke waardecreatie, waarin beroepsonderwijs en praktijkgericht onderzoek een cruciale rol spelen. Inholland verbindt onderwijs, onderzoek en werkveld over locaties en over kennisdomeinen heen en draagt zorg dat vertegenwoordigers uit de werk- en beroepenvelden in verschillende geledingen van de instelling zijn vertegenwoordigd. Specifieke maatregelen en plannen voor kennisvalorisatie worden genomen ter zake van: initiatieven om de valorisatiecultuur binnen Inholland te versterken, instelling van transfer offices op domeinniveau, deelname aan landelijke of regionale Centres of Expertise, de verankering van kennisvalorisatie in de beleidscyclus (planning & control) en in het HR-beleid. Kort overzicht van het onderzoekportfolio: Onderzoek/valorisatie
Nulmeting (2012)
Aantal lectoren
26
Lectoren gepromoveerd
66 %
Promovendi in promotieregeling Inholland
38
Gepromoveerden via promotieregeling Inholland
5
2.3 Analyse van de sterktes en zwaktes van de instelling (SWOT- analyse) Begin 2011 heeft Hogeschool Inholland een uitgebreide SWOT-analyse uitgevoerd op de positie van de hogeschool op dat moment. Deze analyse is een belangrijke bron geweest voor de totstandkoming van de Strategische Aanpak (april 2011) en het strategisch programma ‘Verbinding als Opdracht’ (december 2011), waarin de doelen en de koers voor de komende jaren zijn vastgelegd. De sterktes en zwaktes uit de SWOT-analyse zijn voor een deel al gerealiseerd, maar nog in voldoende mate actueel om ze als basis voor deze notitie te gebruiken. Onderstaand zijn de meest relevante sterktes en zwaktes opgenomen.
Het onderzoek was geschaard onder zes centrale maatschappelijk georiënteerde thema’s, namelijk global city, education and learning, quality of life, entrepreneurship, business and technology en governance. 7 Validatierapport Kwaliteitszorg onderzoek, november 2010. p.11 6
Sterktes — Inholland bedient een brede doelgroep. Relatief veel mbo-instroom (Inholland 41%, gemiddelde Randstedelijke hogescholen 30%), NWA-studenten en 30-plussers. — Diversiteit en mbo zijn nauw met elkaar verbonden. Op de locaties Amsterdam/Diemen, Den Haag en Rotterdam is 52% van de mbo-instroom allochtoon. — Een breed portfolio en leerwegen. — Excellentie, Honours en Associate-degreeprogramma’s worden door studenten positief gewaardeerd. — Er wordt vanuit de opleidingen veel tijd gestoken in doorstroomtrajecten. De opleidingen zijn daarin succesvol geweest, gegeven het hoge instroompercentage. — Alkmaar, Haarlem en Delft kennen min of meer exclusieve relaties met ROC’s. We zien hier zowel een breedtestrategie (geïntegreerde leerwegen voor alle sectoren) als een dieptestrategie (portfolio, assessments). — Inholland kent een relatief grote Engelstalige (internationale) populatie en aantrekkelijke uitgangspunten voor ontwikkeling Engelstalig aanbod/omgeving. — Techniekopleidingen scoren op/boven het landelijk gemiddelde op niveau opleiding, studielast en toetsing. Zwaktes — Opleidingen van Inholland zijn vaak te specifiek en te smal, waardoor dwarsverbanden worden gemist. In een aantal gevallen gaat het om aanbodgerichte opleidingen die niet aansluiten bij de markt en vergelijkingen met andere hogescholen maar beperkt mogelijk maken. De opleidingen zijn daardoor kwetsbaar voor wat betreft kwaliteit en erkenning. — Kenmerkend is de grote diversiteit aan doorstroomtrajecten. Elk cluster van opleidingen heeft afspraken met ROC’s die veel op elkaar lijken maar toch niet identiek zijn. Regionaal levert dit verschillen in doorstroomtrajecten op met ongelijkwaardigheid voor studenten. — Onderzoek heeft nog niet de gewenste prioriteit en positie binnen Inholland, is versplinterd en onvoldoende gekoppeld aan de regio. — Onderzoek heeft nog onvoldoende massa en focus. Met de domeinvorming staan lectoraten dichter bij het onderwijs, maar de bijdrage aan de onderwijskwaliteit is nog beperkt. — De potentie van de Randstad als internationale regio wordt door Inholland onvoldoende benut. — Het opleidingenaanbod is versnipperd en wordt gedragen door enthousiasme van individuen. Mede daardoor is de kwaliteit nog niet structureel geborgd met gevolgen voor het rendement. — Het onderwijsmodel dat leidt tot versnippering door de minorenstructuur, zit wel in een verbeteringsproces maar dat heeft nog niet tot evenwicht geleid.
5
6
Presteren in Verbinding
3 Zwaartepunten van Inholland Inholland kiest naast het profilerend kenmerk voor drie profilerende hoofdthema’s: — Creatieve economie — De gezonde samenleving — Duurzame techniek en groen In de genoemde strategische notitie Verbinding als Opdracht zijn deze thema’s al benoemd. Geredeneerd vanuit deze notitie, de topsectorenaanpak, de sectorplannen, de Europese programma’s, maar ook de past performance van onderwijs en onderzoek, heeft Inholland nog meer focus aangebracht in de reeds benoemde thema’s en ze meer geclusterd. De drie zwaartepunten zijn ambitieus, realistisch en uitvoerbaar. Differentiatie in het onderwijsaanbod is een integraal onderdeel van de strategie gericht op het inzetten op deze zwaartepunten. Naast de profilering op het kenmerk waarde(n)vol onderwijs en de drie hoofdthema’s zal worden ingezet op regionale profilering via enkele niches. Inholland is immers gepositioneerd op meerdere locaties in de Randstad. Elke locatie heeft de opdracht een opleidingenportfolio te ontwikkelen, relevant voor de lokale omgeving én met bovenregionale meerwaarde. Kenniscirculatie speelt in deze positionering in specifieke sectoren een belangrijke rol. Relatie Inholland – zwaartepunten / thema’s EL&I topsectoren en OCW centers of expertise EL&I Topsectoren
OCW Centers of expertise
Creatieve economie
De gezonde samenleving
Duurzame techniek en groen
Chemie Energie Water Tuinbouw & agro food Life sciences High Tech Logistiek Creatieve industrie Zorg Onderwijs Overig* * Center of Expertise groot composiet Delft
Hoofdthema Creatieve economie Wereldwijd wordt de creatieve industrie, als onderdeel van het bredere begrip creatieve economie, gezien als een belangrijke aanjager van de kenniseconomie en als katalysator en incubator van hoogwaardige innovatie. Ook in Nederland: deze industrie is door het kabinet in 2011 aangewezen als één van de negen topsectoren8. Onder de creatieve industrie vallen sectoren als kunst, entertainment, vormgeving, computergames en reclame. De creatieve industrie vergroot door haar innovatieve karakter de (concurrentie)kracht van Nederland.
Creatieve economie wordt doorgaans gedefinieerd als “een verzameling van culturele en economische sectoren waarin creativiteit centraal staat”. Zie verder http://www.top-sectoren.nl/creatieveindustrie 8
Als kennisinstituut binnen de creatieve industrie heeft Inholland als enige (Randstedelijke) hogeschool naast de creatieve, zakelijke dienstverlening (die minder ketengebonden is) de hele productieketen van creatieve concepten in huis, het creëren, produceren, marketen, verkopen en managen van content. Die unieke positie wordt nog versterkt omdat met name vroeg in de waardeketen9 veel expertise aanwezig is, zowel op het gebied van (concept)ontwikkelen als op het gebied van vermarkten en businessmodelleren. Dat biedt unieke mogelijkheden tot het aangaan van interne samenwerkingsverbanden10. Inholland beschikt daarnaast over alle mogelijke (cross)mediavormen11 en over alle mogelijke state-ofthe-artfaciliteiten en -productiemiddelen om deze mediavormen ook daadwerkelijk te realiseren. Dit betekent dat onze studenten binnen de hele productieketen in verschillende onderwijstrajecten, op diverse manieren en op verschillende momenten met al deze mediavormen in aanraking (kunnen) komen. Hierdoor ontstaan meerdere kruisverbanden en alternatieve netwerken12-1. Voorbeelden hiervan zijn diverse EFRO- en Raakprojecten en grote jaarlijkse festivals.
Hoofdthema De gezonde samenleving Inholland draagt met een focus op de deelthema’s gedrag, gezondheid en leren bij aan het hoofdthema een gezonde samenleving. Het belang hiervan wordt onderstreept doordat het kabinet in 2011 het thema Life Sciences & Health heeft aangewezen als één van de negen topsectoren. Hoogwaardige en betaalbare zorg en daarmee een hogere levenskwaliteit en beheersing van zorgkosten, is van groot belang voor het stijgen van de arbeidsproductiviteit en het BNP. Inholland speelt hier op in door het perspectief binnen het domein Gezondheidszorg te laten verschuiven van ziekte & zorg naar gedrag & gezondheid. Als gevolg van versterking van het maatschappelijk fenomeen zelfmanagement/empowerment voor cliënt én professional is er binnen opleidingen meer aandacht voor de eigen verantwoordelijkheid, ondernemerschap, innovatie door nieuwe media en medische technologie, gemeenschapszorg, maatschappelijke inzet, preventie van problemen en het creëren van kansen. In sport betekent dit meer aandacht voor vitaliteit en aangepast bewegen en in welzijn voor nadruk op preventie, sociale activering en het curatief activeren van individuen. Inholland streeft ernaar om samen met het werkveld een gedifferentieerd onderwijsaanbod aan te bieden. Een recent voorbeeld hiervan is de ontwikkeling van een Professionele Master Medical Imaging en een Professionele Master Health and Informatics Practioner. Daarnaast draagt Inholland met de educatieve opleidingen bij aan de gezonde samenleving door het thema ‘leren’ centraal te stellen. De educatieve opleidingen van Hogeschool Inholland, Christelijke Hogeschool Windesheim en de hogeschool IPABO hebben als prioriteit het waardegebonden werkveld te voorzien van hooggekwalificeerde leraren. Om dit te realiseren zullen zij hun pakket aan lerarenopleidingen po, vo en bve en hun masters bundelen en als eenheid opereren; dit in nauwe samenwerking en afstemming met de Faculteit der Psychologie en Pedagogiek van de Vrije Universiteit. De kennisverspreiding zal plaatsvinden via een geprofileerd opleidingenaanbod.
9 Van initieel ontwerp via financiering naar productie, marketing en advertising. De term waardeketen (value chain) is oorspronkelijk beschreven door Porter in “Competetive advantage”(1985) 10 Bijvoorbeeld de samenwerking onder één dak in Haarlem tussen de opleidingen Muziek en Media- en Entertainment Management waarbij creatie en ondernemerschap optimaal worden verbonden en beide opleidingen elkaar versterken en het interne samenwerkingsverband tussen de Leisureopleidingen Vrijteijdsmanagement en Toerisme in Amsterdam waar cocreatie en ondernemerschap in de stad een belangrijk thema is. 11 Onder andere tv, video, film, internet, radio, muziek, events en print. 12-1 Voorbeelden van EFRO- en Raak/SIA-projecten: “Nieuwe energie op de creatieve as” in Haarlem, RAAK MKB: “Podium voor podiumdirecteuren: De meerwaarde van ondernemerschap in de culturele sector voor podiumdirecteuren in kleine en middelgrote gemeenten” (sep 2011 – sep 2013) en RAAK – Internationaal: “Preventieve Wellness, ook in Nederland, Innovatieve concepten voor wellnesscentra” (feb 2011 – feb 2013). Voorbeelden van festivals: De jaarlijkse participatie van onderzoekers, studenten en docenten van Inholland op muziekfestivals Eurosonic en Noorderslag,
7
8
Presteren in Verbinding
Profilering van het opleidingenaanbod komt tot stand op basis van een gezamenlijk met het werkveld geformuleerde kwaliteitsagenda voor het primair onderwijs. Bachelor-, posthbo- en masteropleidingen kennen daardoor een functiegerichte profilering (bijv. functies groepsleraar, vakleraar, schoolleider/teamleider, directeur, gedragswetenschappelijk onderzoeker) of een inhoudelijk taakgerichte profilering (bijv. onderbouw-/bovenbouwcoördinator, coördinator leerlingenzorg, vakspecialist, cultuur-/brede school coördinator) met als inhoudelijke zwaartepunten: 1) onderwijs afstemmen op diversiteit in de brede ont wikkeling van kinderen (o.a. jonge kind & VVE; passend onderwijs & jeugdzorg); 2) onderwijs afstemmen op diversiteit in de cognitieve ontwikkelingen bij kinderen (o.a. opbrengstgericht werken (taal & rekenen), talentontwikkeling & excellentie); 3) onderwijs afstemmen op de culturele en levensbeschouwelijke diversiteit (oudere kind, burgerschap). De opgedane ervaringen zullen verder uitgewerkt worden in de profilering van de opleidingen voor het vo (o.a. tieneropleiding en mbo-docent) en de masters SEN, Learning & Innovation en Educational Leadership.
Hoofdthema Duurzame techniek en groen Het agro- en foodcluster is van groot belang voor de Nederlandse economie. De sector is goed voor 10% van het BBP, zorgt voor 20% van de totale export en telt 600.000 banen. Van de negen topsectoren die door het ministerie van EL&I zijn benoemd, relateren er zeven aan het groen-agrarisch domein. Het overgrote deel van die bedrijvigheid vindt plaats in de Randstad. Vier van de vijf Greenportclusters hebben hun ligging in deze regio, er is een omvangrijke MKB-Foodsector en veel nieuw agrarisch ondernemerschap in de stad. Deze bedrijvigheid in een verstedelijkte regio als de Randstad brengt ook maatschappelijke vraagstukken met zich mee, zoals de druk op de Groene Ruimte, leefomgeving, klimaat en energie, leefstijl en gezondheid. Dergelijke vraagstukken kunnen bij uitstek beantwoord worden vanuit het opleidingenaanbod van Hogeschool Inholland, met name vanuit het Domein Techniek, Ontwerpen en Informatica (TOI) en vanuit het Domein Agriculture. De mogelijkheid van het creëren van cross-overs tussen het groene en niet-groene techniekonderwijs binnen één onderwijsinstelling maakt Hogeschool Inholland uniek en verstevigt de rol als kennispartner voor het bedrijfsleven en de omgeving. Duurzaamheid, technologisch vernuft en maatschappelijk verantwoord ondernemen zijn sleutelbegrippen om te komen tot toekomstbestendige oplossingen voor actuele kwesties rondom bijvoorbeeld het verminderen van onze afhankelijkheid van eindige fossiele brandstoffen. Binnen het hoofdthema ‘Duurzame techniek en groen’ spelen de Centres of Expertise een belangrijke rol in de kenniscirculatie tussen onderwijs, onderzoek en het bedrijfsleven12-2. Het Domein TOI kiest voor de oprichting van het Centre of Expertise Lightweight Engineering and Composites (zie kader), het Domein Agriculture participeert sinds begin 2012 in het Centre of Biobased Economy (zie kader). Daarnaast wordt er binnen de sector hao gestreefd naar de gezamenlijke oprichting van een viertal Centres of Expertise op het terrein van Greenport, Dier, Food en Landschap. Het Domein Agriculture zal zich met name richten op het Centre of Expertise Greenport, gezien de centrale ligging van de locatie Delft ten opzichte van de Greenport Westland/Oostland en de locatie Amsterdam ten opzichte van de Greenport Aalsmeer en Noord-Holland Noord.
12-2
Het Masterplan Bèta en Techniek en het sectorplan van de sector Hoger Agrarisch Onderwijs dienen als onderligger.
4 Prestatieafspraak onderwijs 4.1 Onderwijsportfolio en –differentiatie Mede op basis van bovenstaande SWOT-analyse heeft de hogeschool een Strategisch Programma geformuleerd. Het zwaartepunt van het veranderprogramma ligt bij het onderwijs: de kwaliteit van het onderwijs staat centraal. De hogeschool kiest voor een model waarbij de onderwijsprofessionals weer meer eigen verantwoordelijkheid krijgen voor de inhoud en kwaliteit van het onderwijs. Kwaliteitsborging vindt dan meer dan voorheen plaats in de onderwijsteams zelfs. Deze teams werken volgens het model van de zogenaamde onderwijscyclus13. De bedrijfsvoering, financiële huishouding en het besturings model worden zodanig ingericht dat ze volledig ten dienste staan van het onderwijs. Uit de SWOT-analyse komt ook naar voren dat Inholland in de loop der jaren een te breed bachelor portfolio heeft opgebouwd, dat soms te smalle of te specifieke opleidingen bevatte en onvoldoende was verbonden met het werkveld . Bij een aantal opleidingen staat zowel volume als kwaliteit daarom onder druk. Daarbij zij wel gezegd dat het portfolio een aantal opleidingen bevat, dat waardevol is vanuit het perspectief van uniciteit, regionaal aanbod, volume en/of waardering door werkveld en studenten. Het aantal kleine opleidingen van Inholland is echter te groot en zal worden teruggebracht. Deels zal dit geschieden door een aantal opleidings(variant)en te staken en deels door een samenvoeging van opleidingen tot robuuste, voor het werkveld herkenbare, bredere opleidingen. Op portfoliogebied is deze besluitvorming al ingezet. De resultaten daarvan zullen overigens pas op langere termijn effect sorteren. Met de versterking van de basiskwaliteit als doel is in april 2011 besloten een herijking van het opleidingenaanbod in te zetten. Dat heeft geleid tot afbouw van het onderstaande tiental opleidingen: Ten aanzien van het onderwijsconcept is geconstateerd dat het onderwijsconcept Backbone 2.0 op een aantal cruciale onderdelen niet aan de voorwaarden voldeed om robuust onderwijs in de breedte te Opleiding
Locatie
Variant
Culturele en Maatschappelijke Vorming
Den Haag
vt
Financial Services Management
Diemen, Rotterdam
vt
Human Resource Management
Alkmaar, Den Haag
vt, dt, du
Commerciële Economie
Diemen
vt, dt, du
International Business and Languages
Alkmaar, Diemen
vt dt
Bedrijfskundige informatica
Den Haag, Rotterdam
vt, dt
Bestuurskunde en overheidsmanagement
Rotterdam
vt, dt, du
Technische Informatica
Delft
vt
Leraar basisonderwijs (Pabo)
Hoofddorp
vt, dt ,du
Scheepsbouwkunde
Delft
vt, du
14
waarborgen. Inholland heeft daarom een nieuwe visie op onderwijs ontwikkeld (Ruimte voor presteren) die de basis vormt voor ons onderwijs en de onderwijsontwikkeling. Daarbij richt Inholland zich op intensief en uitdagend onderwijs met scherpe uitstroomprofielen of afstudeerrichtingen in plaats van een te breed palet aan minoren. Daarnaast wordt het onderwijs van Inholland minder complex georganiseerd.
13 14
Zie hierover verder p. 20 e.v. Deze opleiding wordt per 1/9/2012 overgedragen aan de Hogeschool Rotterdam. 9
10
Presteren in Verbinding
Een sterk punt dat uit de SWOT-analyse naar voren komt is dat Inholland een relatief groot aantal buitenlandse studenten heeft. Hier geldt evenwel ook de conclusie dat de internationale opleidingen soms te versnipperd worden aangeboden. En dat terwijl onze studenten de Randstad veelal zien als één metropool. Juist Inholland is als enige Randstedelijke hogeschool in staat het onderwijs aan deze studenten binnen de Randstadmetropool met elkaar te verbinden. Een groot aantal internationale opleidingen zal daarom worden samengevoegd en zoveel mogelijk op één locatie worden aangeboden15. Het gaat dan vooral om opleidingen die momenteel als afstudeervariant van een Nederlandstalige opleiding bestaan16. Voor een planningsneutrale conversie als ook een verplaatsing van deze varianten zullen aanvragen worden ingediend bij NVAO en CDHO. Het brede portfolio van Inholland komt in de SWOT-analyse als kracht naar voren, vooral als de ketenpartners goed in beeld zijn. Om een zo hoogwaardig mogelijke kwaliteit te blijven bieden wil Inholland haar opleidingen zo veel mogelijk in keten (blijven) aanbieden, verbonden met onderzoek, de beroepspraktijk en/of in een netwerk of in samenwerking met collega’s. Daarom worden partnerships met ROC’s versterkt, uitgebouwd en gestandaardiseerd waar mogelijk. Nieuwe Ad-programma’s worden uitsluitend aangeboden in samenwerking met een ROC-partner en bestaande trajecten worden zo veel mogelijk gebundeld17. Het model van de Rotterdam Academy dient daarbij als voorbeeld.18 Ambitie: Docent/studentratio 7,5% beter Bij Inholland is als één van de doelstellingen geformuleerd een verbetering van de docent/studentratio met 7,5% waarmee die uitkomt op een ratio van 1:25,0. Deze bevordert kleinschalig onderwijs en past daarom goed bij Inholland. De indicator stuurt op ‘kleinere klassen’ en zorgt ervoor dat er goed contact tussen de docent en student kan ontstaan. Dat past goed bij het kenmerkende karakter van de hogeschool waarin kleinschaligheid en lokale verankering kernbegrippen zijn. De docenten zijn daarmee beter geëquipeerd om intensief en uitdagend onderwijs te verzorgen, een doel dat is geformuleerd in de notitie ‘Ruimte voor Presteren’. Met de Hogeschoolmedezegenschapsraad zijn hier in het kader van de reorganisatie bij Inholland al afspraken over gemaakt. Bovendien wil Inholland die verankeren in een afspraak met het ministerie. De ratio staat momenteel op 1:27,0 en een verbetering van 7,5% zou uitkomen op een ratio van 1:25,019. Deze indicator is expliciet door het ministerie genoemd om de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren (“de lat omhoog”)20, maar het betekent ook dat er meer docenten per student beschikbaar zijn. Dit voornemen is ambitieus, omdat het een relatief grote verbetering is ten opzichte van de huidige situatie. Daarnaast is het voornemen financieel uitdagend maar ook realistisch want het sluit aan bij de doelen die Inholland zich heeft gesteld om te komen tot een nieuwe organisatie.
Zie hiervoor verder Businesscase Inholland international College, april 2012 Alleen de opleiding International Business Management Studies (IBMS) kent momenteel een internationaal curriculum, inclusief eigen CROHO. 17 Het inhoudelijke uitgangspunt daarbij blijft: de robuuste bacheloropleidingen kunnen de basis vormen voor de uitbreiding van het aanbod van professionele masters, waar mogelijk in samenwerking met partners. Naast aantoonbare aansluiting op de bachelor en de beroepspraktijk is een voorwaarde dat de masters niet leiden tot ‘academic drift’, maar tot daadwerkelijk professionele masters die passen in het hbo (Verbinding als opdracht, p.11). 18 Zie hieronder over de Rotterdam Academy. Daarbij blijft overigens het volgende uitgangspunt overeind: Associate degrees vormen onderdeel van de keten indien ze voorzien in een sterke vraag uit de markt, volume creëren en onderdeel kunnen worden van deze onderwijsketen. (Verbinding als opdracht, p. 11) 19 Reorganisatiemonitor maart 2012. 20 Strategische Agenda Hoger Onderwijs, Onderzoek en Wetenschap (Kwaliteit in verscheidenheid), juli 2011, p 74. 15 16
Ambitie: bredere bachelorprogramma’s Een aantal opleidingen zal op een andere wijze worden aangeboden. In vooral de eerste leerjaren worden (generieke) vakken gezamenlijk met andere opleidingen ontwikkeld en aangeboden. In het technische domein wordt op deze wijze bij een aantal samenhangende opleidingen gezocht naar integratie. In het groene domein worden kleine opleidingen in een brede bachelor gevoegd. De managementopleidingen en enkele aanverwante opleidingen worden geclusterd tot één BBAopleiding per locatie met een beperkt aantal relevante afstudeervarianten die aansluiten bij de locatie. In alle gevallen blijft voldoende ruimte voor specialisatie voor de student, bijvoorbeeld via afstudeervarianten. Inholland sluit op deze wijze aan bij sectorontwikkelingen. In vele sectorplannen wordt immers gestreefd naar vermindering van het aantal opleidingen. Met name in de sectorplannen in de groene en de kunstensector, als ook de sectorplannen in aanbouw voor de techniek wordt dit expliciet benoemd. Dit streven is ook geëxpliciteerd in Strategische Agenda Hoger Onderwijs, Onderzoek en Wetenschap van OCW (Kwaliteit in verscheidenheid, juli 2011). Kort overzicht van de ambitie van Inholland, ook op portfolio niveau Onderwijsportfolio Actieve bachelors (vt)
21
Opleidingen docent/ studentratio < 1:25
Nulmeting (2012)
Ambitie 2016
97
Lichte daling22
1:27,0
7,5 % beter (1:25)
4.2 Prestatieafspraak: Studiesucces, onderwijskwaliteit en maatregelen In het strategisch programma ‘Verbinding als Opdracht’ (1 december 2011) en de onderwijsnotitie ‘Ruimte voor Presteren’ heeft de hogeschool haar visie en beleid op onderwijskwaliteit en studiesucces geformuleerd. Deze documenten zijn opgesteld na een intensief proces dat begon met een sterktezwakteanalyse in het voorjaar van 2011 waarbij interne- en externe stakeholders betrokken zijn geweest. Ook is nadrukkelijk de Strategische Agenda van het ministerie van OCW medebepalend geweest voor de koers en richting die de hogeschool heeft gekozen. Het thema studiesucces en onderwijskwaliteit is een kernthema van de hogeschool en sluit daarmee direct aan op de landelijke ontwikkelingen zoals opgenomen in de Strategische Agenda ‘Kwaliteit in Verscheidenheid’ en het Hoofdlijnenakkoord zoals dat is afgesloten tussen de staatssecretaris en de HBO-raad. In onderstaande paragrafen wordt het thema studiesucces en onderwijskwaliteit nader uitgewerkt, rekening houdend met de doelstellingen en indicatoren zoals die in het Hoofdlijnenakkoord zijn geformuleerd. Onverlet de kanttekeningen die te maken zijn bij deze indicatoren heeft de hogeschool ervoor gekozen de indicatoren uit het Hoofdlijnenakkoord te volgen. Voor elk van die indicatoren is een concrete, in 2015 te bereiken, doelstelling opgenomen. Samenvattend overzicht prestatie-indicatoren studiesucces, onderwijskwaliteit en maatregelen Indicator
Operationalisering
Nulmeting
Doelstelling
Studiesucces
Uitval
33,5 %
33,5 %
Switch
6,9 %
6,9 %
Rendement
60,6 %
61,6 %
Kwaliteit
NSE algemene tevredenheid
3,4
3,6
Maatregelen
Docentkwaliteit
51 %
61 %
Onderwijsintensiteit Indirecte kosten
0% 53 : 47
60 : 40
21 Aantal voltijdse bachelors waarvoor die niet worden afgebouwd. Hierin is de portfolioherziening van april 2011 reeds meegenomen (zie pagina 12). 22 Precieze cijfers zijn afhankelijk van de uitwerking van de businesscase BBE (brede bachelor economie).
11
12
Presteren in Verbinding
Deze waarden van de prestatie-indicatoren zijn bepaald aan de hand van de huidige situatie van de hogeschool, de doelstellingen die de hogeschool nastreeft en de inschatting van het effect van de maatregelen die de hogeschool treft om de doelstellingen te bereiken. Daarmee ontstaat een beeld dat zowel ambitieus is vanuit de doelstellingen als realistisch. 4.2.1 Studiesucces Studiesucces is een belangrijk maar geen nieuw thema in het hoger beroepsonderwijs in het algemeen. Ook binnen Hogeschool Inholland is het een thema dat al gedurende lange tijd aandacht heeft. Tegelijkertijd moet worden geconstateerd dat de resultaten op het gebied van studiesucces niet op het gewenste niveau zijn. Het vergroten van studiesucces is een complexe opgave. De hogeschool kan, en moet, het studiesucces beïnvloeden en sturen, maar het studiesucces wordt eveneens bepaald door factoren die niet of beperkt binnen de invloedssfeer van de hogeschool liggen. Daarbij kan gedacht worden aan de aard en kwaliteit van de instroom, de kwaliteit van het toeleverend onderwijs, de kenmerken van de instromende studenten, bijvoorbeeld thuis- en omgevingssituatie en individueel ambitieniveau, en de – al dan niet studiegerelateerde - individuele keuzes die de studenten maken tijdens de studie. Daarbij opereert de hogeschool in het spanningsveld om én studenten de mogelijkheid te geven een hbo-opleiding te volgen én de kwaliteitsstandaard te verhogen én het studiesucces te vergroten, het bekende trilemma. Voor Inholland geldt daarenboven het opereren in een specifieke context. Inholland is een hogeschool in Randstedelijk gebied. Dat betekent dat haar studentenpopulatie zich kenmerkt door diversiteit. Inhollandstudenten zijn voornamelijk mbo’er of havist en zij zijn divers qua leeftijd. Inholland heeft relatief veel 21+-studenten en veel studenten met een buitenlands diploma. In de grote steden hebben velen een niet-Nederlandse achtergrond en regelmatig zijn zij eerstegeneratiestudent. Studiesucces Inholland Het rendement van het hoger onderwijs staat onder druk, ook bij Inholland. Een vergelijking van de cijfers van de laatste twee cohorten laat zien dat het diplomarendement (na vijf jaar) met 5% is gedaald. Bovendien is de uitval uit de instelling (na een jaar) met 6% gestegen. Als deze cijfers worden gecorrigeerd voor de samenstelling van de studentpopulatie blijkt dat de terugval van het rendement en de uitval voor een deel kan worden toegeschreven aan de kenmerken van de populatie. Als de laatste rendementcijfers van Inholland worden geplaatst in een Randstedelijk perspectief blijkt Inholland rond het gemiddelde te presteren. Echter, de daling bij Inholland is wat sterker dan bij de andere Randstedelijke hogescholen. Inholland heeft de meeste uitval uit de instelling, ook wanneer er gecorrigeerd is voor samenstelling van de populatie. De omvang van het switchen is bij Inholland relatief laag. Deze resultaten kunnen voor een deel worden verklaard door een hogere deelname van mbo’ers bij Inholland ten opzichte van collega- hogescholen. De mbo’er kiest bewuster voor een opleiding en switcht beduidend minder van opleiding. Daarentegen verlaat de mbo’er, die reeds over een startkwalificatie voor de arbeidsmarkt beschikt, wel vaker vroegtijdig het hoger onderwijs dan havisten en vwo’ers.
1a) Ontwikkeling rendement, uitval en switchen bij de G5 Randstad hogescholen Uitval
Switch
Rendement
(na 1 jaar)
(na 1 jaar)
(na 5 jaar)
Cohort
2009
2010
2009
2010
2009
2010
Haagse Hogeschool
29%
29%
11%
12%
61%
61%
Hogeschool Inholland
28%
34%
8%
7%
66%
61%
Hogeschool Rotterdam
23%
24%
10%
11%
64%
64%
Hogeschool Utrecht
33%
32%
10%
10%
63%
63%
Hogeschool van Amsterdam
33%
30%
11%
12%
62%
59%
Randstad (G5, ongewogen)
29%
30%
10%
10%
63%
62%
Bron: overzichten prestatieindicatoren uit 1 cijfer ho, samengesteld door DUO (april, 2011)
1b) Ontwikkeling rendement, uitval en switchen bij de G5 Randstad hogescholen (genormaliseerd) Genormaliseerd voor de samen-
Uitval
Switch
Rendement
stelling van de populatie
(na 1 jaar)
(na 1 jaar)
(na 5 jaar)
Cohort
2009
2010
2009
2010
2009
2010
Haagse Hogeschool
29%
29%
11%
11%
63%
64%
Hogeschool Inholland
29%
32%
8%
9%
64%
62%
Hogeschool Rotterdam
29%
28%
11%
12%
63%
61%
Hogeschool Utrecht
29%
30%
10%
10%
66%
65%
Hogeschool van Amsterdam
30%
29%
11%
12%
63%
60%
Randstad (G5, ongewogen)
29%
30%
10%
11%
64%
62%
Bron: overzichten prestatieindicatoren uit 1 cijfer ho, samengesteld door DUO (april, 2012)
Studiesucces: Participatie in G5 In mei 2007 vroegen de vijf multisectorale hogescholen in de vier grote steden (G5) aandacht voor het verschil in studiesucces van studenten in de Randstad vergeleken met studenten in de rest van het land. Dit verschil is te verklaren uit het feit dat deze hogescholen te maken hebben met instroom van studenten met een grote diversiteit aan herkomst en sociaal-maatschappelijke achtergrond. Grootstedelijke vraagstukken spelen zich ook af tussen de muren van deze onderwijsinstellingen. Op grond van nadere analyses kregen de vijf grote hogescholen extra publieke middelen voor het vergroten van het studiesucces in hun specifieke situatie. In 2011 is de balans opgemaakt en is afgesproken dat deze geoormerkte verbetertrajecten werden opgenomen in de reguliere verbeterprocessen van de instellingen. Alle vijf hogescholen hebben het verbeteren van studiesucces als belangrijk beleidsonderwerp gecontinueerd. De verbetertrajecten hebben veel kennis opgeleverd over het verhogen van studiesucces. De G5 hechten er aan om de samenwerking die in de afgelopen jaren is ontstaan te continueren. De vraagstukken waar juist deze hogescholen voor staan, vragen om gezamenlijk overleg, het bundelen van activiteiten (zoals het onderzoek naar het effect van interventies) en het delen van ervaringen en best practices. Bij het beoordelen van resultaten op het terrein van studiesucces zien zij de vergelijking met elkaar als zeer betekenisvol. Vergelijking met instellingen elders in Nederland op deze terreinen biedt voor G5 geen relevante (sturings)informatie. De G5 zien elkaar, ook in het kader van de meerjarenafspraken met OCW voor 2012-2015, daarom als referentiegroep.
13
14
Presteren in Verbinding
Ambitie Inholland 2016 De opgave voor het verbeteren van de studiesuccesfactor kan voor het overgrote deel worden gerealiseerd in de domeinen, dichtbij de student, op locatie. Domeinen richten hun beleid en activiteiten op de studiekeuzeondersteuning, bijvoorbeeld in de vorm van proefstuderen, aansluitprogramma’s (onder meer studievaardigheidsprogramma’s, taal- en rekenprogramma’s ), intakegesprekken, summerschools, aanwezigheidsplicht en specifieke mbo-hbo-doorstroomprogramma’s. Binnen Inholland is er ruimte voor domeinen om de eigen context en locatie-invulling te geven. Randvoorwaarde voor het realiseren van succesvol studiekeuzebeleid en intake is het vervroegen van de inschrijfdatum. Een vervroegde inschrijfdatum geeft de mogelijkheid voor de aanvang van de opleiding een relatie met de aankomende student op te bouwen en instrumenten (bijvoorbeeld intakegesprekken voor de poort) toe te passen. De propedeuse Inholland is een hogeschool voor alle studenten die volgens de wettelijke eisen toelaatbaar zijn. De propedeuse heeft daarbij een oriënterende, verwijzende en selecterende functie. Studenten zijn bij binnenkomst op 1 september startklaar. Aan het einde van de propedeuse is ook duidelijk of zij geschikt zijn voor het vakgebied. Als dat niet het geval is helpt Inholland bij het zoeken naar een andere opleiding die beter geschikt lijkt, bij voorkeur binnen Inholland. Studenten die hun propedeusediploma behalen, hebben een reële kans om hun diploma in de nominale studietijd te halen. Domeinen geven een ‘eerstejaarsbeleid’ vorm, gericht op oriëntatie, verwijzing en selectie. Onderdeel daarvan is het 100-dagenprogramma. De eerste 100 dagen van de studie zijn heel belangrijk, omdat deze een voorspellende waarde hebben voor het studiesucces van de rest van de studie. Daarnaast wordt de oriëntatie, verwijzing en selectie vormgegeven door de mogelijkheid de BSA-norm verder te verhogen tot 50 EC, door het hanteren van een kwalitatieve norm voor alle opleidingen met ingang van 2012-2013 en door het jaarlijks voor 1 februari in beeld brengen van structureel achterlopende studenten en daar actie op te ondernemen. Ambitie studiesucces eerste jaar Bachelor: — BSA naar 50 ECTS. — Met alle studenten wordt vóór het begin van de opleiding een intakegesprek gevoerd (mits er sprake is van tijdige inschrijving). — Het hanteren van een studentmonitoringstool. Met behulp van deze tool zijn slb’ers en opleidingsmanagers snel en vroegtijdig in staat om in te spelen op de studievoortgang van de student. — Een verplichte taaltoets. — Een 100-dagenprogramma. Het programma voor de eerste 100 dagen biedt een breed scala aan activiteiten, gericht op het binden van de student aan de opleiding. Doel van het programma is onder meer om zo snel mogelijk vast te stellen of de student de juiste opleidingskeuze heeft gemaakt.
De hoofdfase Studiesucces neemt toe als docenten meer aandacht besteden aan individuele studenten. Dit geldt voor de hele studie. Zodra studenten aan de slag zijn, is feedback op hun functioneren gewenst. In de hoofdfase wordt de studiebegeleiding toegesneden op de studiefase van de student. Daarin speelt loopbaanbegeleiding een sterke rol. Om het studiesucces van de student te bevorderen zorgt de hogeschool voor zinvolle monitoring en begeleiding van de student gedurende de gehele studie. Deze begeleiding richt zich op de voorbereiding en begeleiding bij zelfstudie en studievaardigheden, individuele aandacht en ondersteuning bij de voortgang van de studie, de keuzes die de student maakt en de ontwikkeling van de beroepspersoonlijkheid van de student.
Het bieden van een uitdaging aan studenten draagt eveneens bij aan hun studiesucces. Een uitdagend en inspirerend programma, aanzetten tot nadenken, actief leren en een hoog afstudeerniveau daagt hen uit. De docent is daarbij helder in wat hij verwacht en geeft direct feedback op resultaat. Ambitie studiesucces hoofdfase bachelor: Bestuderen van de effectiviteit voor BSA in jaren 2 en volgend, op basis van eigen (praktijkgericht) onderzoek van Inholland. Daarna keuze met betrekking tot introductie, eventueel op basis van experimenteel AMvB per 1 september 2013.
Prestatie-indicatoren Studiesucces De indicatoren voor de prestatieafspraak op het onderdeel studiesucces zijn gedefinieerd in het Hoofdlijnenakkoord OCW-HBO-raad. Deze worden door de hogeschool overgenomen. Het betreft indicatoren op de uitval uit de instelling, de omvang van de switch/omzwaai na een jaar en het rendement. Ten aanzien van de uitval geldt dat de doelstellingen en maatregelen die de hogeschool neemt met betrekking tot studiesucces niet eenduidig uitwerken op de hoogte van de uitval. Enerzijds beoogt Inholland de lat hoger te leggen en de eisen aan studenten te verscherpen. Dit kan zich uiten in een hogere uitval in het eerste jaar. Tegelijkertijd zijn de maatregelen gericht op een betere oriëntatie en verwijzing. Hierdoor zal de uitval uit de instelling afnemen. Per saldo gaat de hogeschool uit van een stabiel uitvalpercentage. Ook ten aanzien van de switch geldt een tweeledige doelstelling. Enerzijds zal de verwijzingsfunctie sterker worden ingericht waardoor – vanwege het sterker selecterend karakter van het eerste jaar – de switch kan toenemen. Anderzijds werpt de oriëntatiefunctie vóór de poort mogelijk ook vruchten af waardoor een daling van de switch plaatsvindt. Ook hier gaat de hogeschool per saldo uit van een stabiel percentage. Het rendement is een belangrijke indicator voor studiesucces. Inholland zet hier ook fors op in. Tegelijkertijd is het vergroten van het rendement een weerbarstig fenomeen. De ervaring met het G5-project is daarvan een evidente illustratie. Bovendien moet worden geconstateerd dat de rendementen een dalende tendens laten zien, en dat maatregelen pas op termijn effect sorteren in de rendementscijfers. Onder meer op basis van de kennis die in het G5-traject is opgedaan en de krachtige inzet van de hogeschool wordt op termijn een substantiële groei verwacht. Voor de korte termijn (2015) achten wij een bescheiden groei van 1 procentpunt ambitieus en realistisch. Nulmeting (cijfers RCHO)
Doelstelling
Uitval
33,5 %
33,5 %
Switch
6,9 %
6,9 %
Rendement
60,6 %
61,6 %
4.2.2 Onderwijskwaliteit Uit een analyse van de accreditaties van de opleidingen van Inholland in de jaren 2006-2010, is een trend waarneembaar van een verbeterde score ten opzichte van het landelijk gemiddelde op de facetten personeel, kwaliteitszorg en voorzieningen. Ook studenten zijn gemiddeld tevreden over Inholland, met een duidelijk aantal positieve uitschieters. Uit de gegevens over studenttevredenheid blijkt dat Inholland in vergelijking tot de andere Randstadhogescholen hoger scoort op de facetten docenten, studierooster en betrokkenheid. ‘Wetenschappelijke vaardigheden’ scoort bovendien hoger dan het landelijk gemiddelde. Ook de aansluiting op de arbeidsmarkt is een van de positieve elementen van de onderwijskwaliteit van de opleidingen. De afgestudeerden vinden gemakkelijk een plek op de arbeidsmarkt. De hogeschool heeft in het recente verleden verschillende honoursprogramma’s ontwikkeld en heeft Associate degrees ontwikkeld en geaccrediteerd. De Ad’s en honoursprogramma’s worden door studenten positief gewaardeerd. Inholland heeft in het algemeen goede voorzieningen, waarbij met name de ICT-voorzieningen genoemd kunnen worden. 15
16
Presteren in Verbinding
Tegelijkertijd zijn ook kritische punten te noemen. Hoewel de basiskwaliteit van de Inhollandopleidingen op orde is, zijn de ranglijstposities in het algemeen niet hoog. Studenten zijn over het algemeen tevreden over de hogeschool, maar ten aanzien van het niveau van de opleiding, toetsing en studielast is de waardering in vergelijking tot de Randstadhogescholen lager. Daarenboven kon worden geconstateerd dat het zicht op de daadwerkelijke kwaliteit van de opleidingen van de hogeschool beperkt was terwijl de kwaliteit van de examencommissies en toetscommissies in het voorjaar van 2011 nog onvoldoende was. Het voormalige onderwijsconcept (Backbone 2.0) behoefde herijking omdat het onvoldoende aansloot op de doelgroep; het aanbod van minoren was te groot en te versnipperd. Daarenboven was er onvoldoende sprake van onderwijsleiderschap bij docenten en onderwijsmanagers en stond de onderwijsorganisatie onvoldoende in dienst van onderwijs en onderzoek. En paar belangrijke conclusies waren: — Kwaliteitsverbetering is te veel gelopen via een ‘stafgedreven’ organisatie waarin docenten te weinig professionele ruimte kregen. Kwaliteitszorg ontbeerde een integrale visie en aanpak, — Het emancipatoire karakter en het karakter van de huidige instroom (veel mbo- en NWA-studenten) maken dat Inholland haar tijd en aandacht nodig heeft voor op deze doelgroep gerichte activiteiten. Dit bemoeilijkt de proactiviteit op een aantal andere ontwikkelingen die landelijk en regionaal spelen en maakt dat Inholland hier geen gelijke tred houdt met de andere hogescholen. Het laat onverlet dat voor deze specifieke groepen Inholland een toonaangevende hogeschool is in Nederland. Inzet Inholland Op basis van de resultaten van de accreditaties, alsmede analyses van de scores van de NSE, komt Inholland tot de conclusie dat het algemene oordeel van de opleidingen vooral samenhangt met de onderwijskwaliteit. Soms zijn er specifieke omstandigheden aan te wijzen waardoor de cijfers weinig zeggen, maar veelal zeggen zij toch wel degelijk iets over de kwaliteit van het onderwijs. Een correlatie die kan worden gelegd is die tussen het niveau van de opleiding en de studenttevredenheid. De technische opleidingen in Alkmaar scoren bijvoorbeeld zeer goed in de Keuzegids Hoger Onderwijs en kennen tegelijk een bovengemiddeld hoge studenttevredenheid. Investeren in onderwijskwaliteit kan bijdragen aan studenttevredenheid. Naast onderwijskwaliteit is ook het verwerken van de inhoudelijk input van studenten (en andere stakeholders) van groot belang. Zij weten immers zeer goed hoe het onderwijs beter kan. Het is daarbij niet alleen belangrijk dat zij gehoord worden, maar ook dat zij terugkoppeling krijgen op hun input. Het geven van die input speelt zich dan af in het kader van de formele medezeggenschapsstructuren, maar ook daarbuiten. Om deze ‘feedbackloop’ in het onderwijs in te kunnen passen, heeft Inholland de onderwijscyclus ontwikkeld. Bij het formuleren van de beleidsdoelstellingen, sluit Inholland aan bij de in december 2011 geformuleerde strategische notitie ‘Verbinding als Opdracht’ en de onderwijsnotitie ’Ruimte voor presteren’. De daarin beschreven nieuwe koers van Inholland bevat de volgende elementen: Degelijk en ‘WHW-proof’ onderwijs Het onderwijs van Inholland sluit aan bij de WHW, de NVAO-criteria, de Dublindescriptoren en de basiselementen van het hbo-niveau: een gedegen theoretische basis, onderzoekend vermogen, professioneel vakmanschap, beroepsethiek en maatschappelijke en internationale oriëntatie. Het onderwijs gaat uit van competenties en legt veel accent op de afzonderlijke onderdelen van deze competenties, waarbij aandacht is voor de kennisbasis in alle studiejaren. Intensief en uitdagend onderwijs Inholland legt in het onderwijs nadruk op de volgende onderdelen: een intensief en uitdagend onderwijsprogramma met een gevalideerde kennisbasis; stevige individuele toetsen en een constructieve samenwerking met de beroepspraktijk.
Kwaliteitsversterking Inholland kiest voor een kwaliteitsversterking die de professionaliteit van de medewerker centraal stelt. De garantie voor kwaliteit ligt bij de expertise van de docenten en hun teams. Daarom wordt ingezet op professionalisering en personeelsbeleid, en zijn teamvorming en onderwijsleiderschap belangrijke thema’s. Ontwikkeling, uitvoering, evaluatie en verbetering ligt primair in handen van het team van onderwijsprofessionals. Deze teams organiseren zich in het model van de onderwijscyclus waarin de verschillende rollen en processen zijn gedefinieerd. In dit model zijn de verschillende commissies (bijvoorbeeld examencommissie, curriculumcommissie en opleidingscommissie) expliciet opgenomen. Het model van de onderwijscyclus wordt bij alle opleidingen – rekening houdend met de specifieke context van de opleiding – ingevoerd. Hiertoe is op Inhollandniveau een project gedefinieerd23. Het bovenstaande leidt tot de volgende beleidsdoelstellingen om de studenttevredenheid te verbeteren: Ambitie ten aanzien van de studenttevredenheid in 2016 — Meer aandacht voor de, zo veel mogelijk gevalideerde, kennisbasis in alle jaren — Stevige individuele toetsen en constructieve samenwerking met het werkveld — Alle opleidingen werken via het model van de onderwijscyclus, waardoor signalen van studenten sneller worden verwerkt in en buiten het curriculum
Prestatie-indicator kwaliteit In het hoofdlijnenakkoord dat tussen OCW en de HBO-raad is gesloten, is als indicator voor kwaliteit het studentenoordeel over de opleiding in het algemeen (bron: NSE) gekozen. Hogeschool Inholland onderschrijft het belang van studenttevredenheid volledig. Studenten vormen de primaire doelgroep van de hogeschool, aansluiting op wensen en verwachtingen is daarom essentieel. Zij zijn immers degenen om wie het hele onderwijsproces draait. Juist in een gesloten bestel zoals het Nederlandse, is het van belang de tevredenheid van de student te meten, om zo trends en ontwikkelingen in de studentenpopulatie snel te kunnen signaleren en daarop te kunnen inspelen. Het oordeel van de student over zijn eigen opleiding geeft wel degelijk een beeld van de staat van dat onderwijs, zij het dat dit beeld soms niet volledig is24. Tegelijkertijd is het kwaliteitsprogramma van de hogeschool niet direct gericht op het vergroten van studenttevredenheid. De hogeschool kiest voor kwaliteitsversterking door een intensief en uitdagend onderwijsprogramma, stevige individuele toetsen en een constructieve samenwerking met de beroepspraktijk. De BSA-norm wordt verhoogd en van studenten wordt meer verwacht. Deze aanscherping betekent echter geenszins dat de student aan zijn lot wordt overgelaten. De ondersteuning en begeleiding wordt versterkt. Onderkend wordt dat de slag die de hogeschool maakt ook een cultuurverandering impliceert. Dat brengt met zich mee dat de tevredenheid van studenten op korte termijn onder druk kan staan, ondanks de inspanningen van de hogeschool gericht op de studenten. In dat licht kiest Inholland voor het maken van een prestatieafspraak met het ministerie van OCW waarbij de gehanteerde hoogte van de indicator ambitieus is, omdat die een groei laat zien. Die stijging is gelet op de positie van Inholland noodzakelijk en daarmee realistisch.
23 Naast de versterking van de kwaliteit van de opleidingen zelf is kwaliteit van het onderwijs daarenboven een van de onderwerpen in de reguliere planning- en controlecyclus. Ook wordt de organisatie van de hogeschool zo ingericht dat de bedrijfsvoering zich daadwerkelijk richt op het onderwijs en de onderwijsprocessen. 24 Overigens is niet gekozen voor de deelname aan de honoursprogramma’s als indicator, omdat dit aantal nog relatief gering is, bij Inholland als ook bij veel andere (Randstedelijke) hogescholen.
17
18
Presteren in Verbinding
Een toename met 0,2 lijkt veel, gelet op de geringe beweging in de scores. Maar Inholland is, onder invloed van de reputatieschade, gedaald van 3,6 naar 3,4. De ambitie is dat de nieuw ingezette nieuwe koers van Inholland ten aanzien van kwaliteit, de negatieve sentimenten in 2016 enigszins getemperd zal hebben. Ook vanuit dit perspectief is de beoogde stijging ambitieus en realistisch.
NSE algemene tevredenheid
Nulmeting
Doelstelling
3,4
3,6
4.2.3 Maatregelen docentkwaliteit, onderwijsintensiteit en indirecte kosten Docentkwaliteit Inzet Inholland Zoals hiervoor al is aangegeven kiest Inholland voor een kwaliteitsversterking die de professionaliteit van de medewerker centraal stelt. De garantie voor kwaliteit ligt bij de expertise van de docenten en hun teams. Goed onderwijs is het product van het team. De kwaliteit van de individuele docenten is bepalend voor de kwaliteit van het team. Uitwisseling van en dialoog over professionele standaarden is daarbij essentieel, evenals het aanspreken van elkaar op wederzijds functioneren. Van een medewerker wordt verwacht dat hij zich als persoon en als teamlid ontwikkelt binnen de kaders van de opleiding en de context van Inholland. Dit betekent ook een bijdrage aan het vormgeven van het waarde(n)vol onderwijs van de hogeschool. Om les te geven in het hbo spreekt het voor zich dat een docent zijn kennis, inzicht, vaardigheden en attitude zodanig heeft ontwikkeld dat hij gekwalificeerd is om te doceren. Een docent is bekwaam op vier gebieden: vakinhoudelijk, didactisch, ten aanzien van het beroepenveld en ten aanzien van het werken met verschillende doelgroepen. Deze bekwaamheden dienen in elk opleidingsteam goed ingevuld te worden. Dat betekent niet dat iedere professional een expert moet zijn in alle rollen, zolang in het opleidingsteam maar alle kwaliteiten vertegenwoordigd zijn. Uiteraard wordt wel van iedere docent een basiskwaliteit op het gebied van vakmanschap en meesterschap verwacht. Dit is zowel een uitgangspunt in het aanname- en personeelsbeleid als in het professionaliseringsbeleid. De kwaliteit van het onderwijs wordt geborgd in de pdca-cyclus. Dit komt zowel terug in het bespreken van het functioneren van de docent in de individuele PCM-cyclus als in de pdca-cyclus in teamverband. Vakmanschap: vakinhoudelijk bekwaam Docenten zijn bekwaam als inhoudsdeskundige voor het vak waarin ze lesgeven. Ze hebben kennis van het beroep en up-to-date kennis van de ontwikkelingen in het vakgebied. Ze zijn in staat om bij te dragen aan de onderzoeksleerlijn in het curriculum en spelen een rol in praktijkgericht onderzoek. Docenten hebben een onderzoekende en lerende houding en beschikken over onderzoeksvaardigheden. Inholland streeft naar ‘meer masters aan het bord’ en Inholland draagt zorg voor vakinhoudelijke professionalisering. Meesterschap: pedagogisch-didactisch bekwaam Docenten zijn bekwaam in het overbrengen van hun vakinhoudelijke expertise op studenten. Ze zijn pedagogisch-didactisch onderlegd en kunnen onderwijs geven, ontwikkelen en evalueren. Ze zijn bekwaam in het ontwikkelen en afnemen van toetsen. Alle docenten bekommeren zich om het leerproces van de student. Docenten beschouwen zich niet alleen vakdocent, maar ook als opleidingsdocent. Inholland beoogt dat elke docent met ingang van het studiejaar 2016-2017 pedagogisch-didactisch is gekwalificeerd. Pedagogisch-didactische professionalisering is onder andere gericht op gedifferentieerde didactiek, toetsing en begeleiding van leerprocessen. Daarenboven streeft Inholland ernaar dat in elk team minimaal één docent met een (master)graad op pedagogisch didactisch gebied is opgenomen.
Werkveld: bekwaam in het beroepenveld Docenten hebben ervaring met en inzicht in het functioneren van het beroepenveld en de ontwikkelingen daarin. Vanuit die bekwaamheid kunnen zij bijdragen aan de ontwikkeling van het curriculum, het beroepsprofiel en hun eigen professionaliteit. Ieder team heeft voldoende contacten met het (regionale) beroepenveld en betrekt dat bij de verdere ontwikkeling van het curriculum van de opleiding en bij de ontwikkeling van de eigen bekwaamheid. Doelgroepen: bekwaam in gedifferentieerd onderwijs De diverse instroom stelt hoge eisen aan de didactische bekwaamheid van docenten. Daarbij moet de leeromgeving studenten adequaat voorbereiden op hun toekomstige beroep. Het werkveld van vandaag en morgen is per definitie cultureel divers. Docenten hebben daarom crossculturele en internationale competenties ontwikkeld. Zij zijn bekwaam om in de verschillende leercontexten (regulier, deeltijd, duaal, et cetera) alle verschillende doelgroepen gedifferentieerd en persoonlijk les te geven. Bovenstaande impliceert dat Inholland haar medewerkers een degelijke ondersteuning biedt in hun professionalisering. Leiderschapsontwikkeling, teamontwikkeling en de waarborging van basiskwalificaties zijn speerpunten in het professionaliseringsbeleid. De verantwoordelijkheid voor professionaliseren ligt altijd bij de docent, zijn team en zijn leidinggevende. De invulling van professionaliseringsbeleid wordt dan ook door hen bepaald, individueel in IPOP-gesprekken en voor de opleiding als geheel met behulp van scholingsplannen. Ambitie Inholland docentkwaliteit 2016 Inholland biedt docenten zo veel mogelijk ruimte om zich te bekwamen op de dimensies vakmanschap, meesterschap, werkveld en (specifieke) doelgroepen. Integraal onderdeel van dit beleid is het opleiden van meer docenten tot de graad van master.
Prestatie-indicator docentkwaliteit In het hoofdlijnenakkoord is als indicator voor docentkwaliteit het “aandeel van de docenten met een master/PhD” opgenomen. Inholland onderschrijft deze indicator; de hogeschool heeft hierover een doelstelling opgenomen in het Strategisch Programma. Tegelijkertijd geeft bovenstaande aan dat de kwaliteit van de docenten meer inhoudt dan het al dan niet beschikken over een mastergraad. Uit de door de hogeschool uitgevoerde nulmeting blijkt dat op dit moment 51 % van de docenten beschikt over een mastergraad (hierin is de MO-B opleiding niet meegerekend). Op basis van deze nulmeting en de inschatting van de (opleidings- en vervangings)kosten van een opscholing van het docentenbestand naar een masterpercentage van 80% kan worden geconcludeerd dat een dergelijk percentage niet realistisch is voor het jaar 2015. Ten aanzien van de realisatie van een toename van 15 masters in 2011-2012, de verhouding 1/3 master en 2/3 niet-master bij de afvloeiing in het kader van de reorganisatie en een stringent beleid bij de aanname van docenten en de scholing van docenten acht de hogeschool een stijging van het aantal masters met 10% in 2015 ambitieus en realistisch. Doorrekening van de ambitie van de scholing van 115 medewerkers in de periode 2012-2015 toont aan dat die past binnen de beschikbare ruimte. Dit is een tussenstap in de realisatie van 80% op langere termijn. De hogeschool houdt het budget voor scholing daarbij constant, ondanks de daling van het aantal bekostigde studenten25. Dat levert het volgende beeld op:
Docentkwaliteit
Nulmeting
Doelstelling
51%
61%
Thans wordt 1,0 miljoen per jaar gebudgetteerd voor scholing (promovendi); financiering vindt plaats uit de financiering Ontwerp en Ontwikkeling. De financiering Ontwerp en Ontwikkeling loopt in de komende jaren terug ten gevolge van de daling van het aantal bekostigde studenten. In de meerjarenraming is het budget constant gehouden op 1,0 miljoen en wordt een besparing voorzien op de lectoraten.
25
19
20 Presteren in Verbinding
Onderwijsintensiteit Inzet Inholland In het strategisch programma ‘Verbinding als Opdracht’ geeft de hogeschool aan de nadruk te leggen op intensief en uitdagend onderwijs met een gevalideerde kennisbasis, zodat — het onderwijsprogramma samenhangend van opzet is; — het programma bestaat uit een variëteit in activerende werkvormen; — er een gebalanceerde mix van individuele en groepsopdrachten (samenwerkend leren) is; — er extra programma’s en trajecten zijn op het gebied van talentontwikkeling; — de kenniscomponent onder andere wordt gevoed door praktijkonderzoek; — praktijkonderzoek is opgenomen in een doorlopende onderzoeksleerlijn vanaf het eerste jaar; — de kennis in alle studiejaren op valide en betrouwbare wijze wordt beoordeeld; — er een zichtbare kenniscomponent is in de afstudeerfase die expliciet wordt beoordeeld. Daarenboven hanteert de hogeschool een norm voor de contacttijd in de verschillende jaren (1e jaar: 20 contacturen, 2e jaar: 14 contacturen, derde en vierde jaar: 10 contacturen). Het gaat daarbij om de contacturen per onderwijsweek. Prestatie-indicator Onderwijsintensiteit Geconstateerd kan worden dat de indicator voor de onderwijsintensiteit zoals die is opgenomen in het Hoofdlijnenakkoord tussen OCW en de HBO-raad afwijkt van de norm voor contacttijd zoals Inholland die momenteel hanteert. Gezien de nu bepaalde landelijke definitie is Inholland voornemens de eigen systematiek aan te passen. Hiertoe zal Inholland de definitie uit het Hoofdlijnenakkoord overnemen en daar een meetsystematiek voor ontwikkelen. Een gevalideerde nulmeting is evenwel niet beschikbaar op het moment van het afsluiten van de prestatieafspraak. Wel wil Inholland zich verbinden aan de gedefinieerde norm van 0% opleidingen met minder dan 12 contacturen per week in het eerste jaar in 2016. De jaarnorm wordt daarbij bepaald op 12 uur * 42 weken = 504 uur Nulmeting Onderwijsintensiteit
Doelstelling 0%
Indirecte kosten Onderwijsgerichte bedrijfsvoering is een van de vier hoofdthema’s van het strategisch programma van Inholland. In de analyse die is gemaakt ten behoeve van het opstellen van het strategisch programma is geconstateerd dat de bedrijfsvoering van de hogeschool het onderwijs domineert en een te groot beslag legt op de onderwijscapaciteit van de instelling. Ondersteunende processen zijn te weinig gericht op het primaire proces en zijn teveel vanuit technocratie en te weinig met inlevingsgevoel voor het onderwijsproces vormgegeven. De ambitie van Inholland is om een kwaliteitsslag te maken waarbij onderwijs en onderzoek centraal komen te staan: meer docenten per student, professionalisering van docenten en de docent uitstekend ondersteund . Om de onderwijsprofessional meer ruimte te bieden om zich met zijn kernactiviteit bezig te houden, is het qua bedrijfsvoering noodzakelijk om in nauwe samenwerking met het onderwijs de veranderslag te maken naar een eenduidige onderwijsondersteunende bedrijfsvoering door integrale procesverbetering. De kwaliteitsverbetering en de veel sterkere focus op het primair proces maakt een reorganisatie van de hogeschool noodzakelijk. De reorganisatie is ook nodig omdat de hogeschool te maken heeft met een dalende instroom en een terugloop in de rijksbekostiging. De reorganisatie zal vanaf 1 januari 2013 zijn beslag krijgen.
Prestatie-indicator indirecte kosten Prestatie-indicator voor de indirecte kosten is de ratio OP/OOP (in fte). Deze indicator is landelijk vastgesteld, maar sluit ook aan bij de kengetallen die Inholland hanteert in het reorganisatietraject. In het reorganisatietraject wordt uitgegaan van een streefbeeld van de ratio OP/OOP van 63 : 37 onder bepaalde condities ten aanzien van onder andere instroom. Fluctuaties in de instroom kunnen leiden tot schommelingen in de OP/OOP ratio. Voor het jaar 2015 bepaalt de hogeschool de waarde van de ratio op 60 : 40. Deze ratio is ambitieus en realistisch. In de meerjarenbegroting wordt rekening immers gehouden met een reallocatie van budget om de versterking van de formatie OP te realiseren en met een aanpassing van de verhouding OP/OOP binnen de Domeinen. Realistisch omdat deze operatie reeds is ingezet met een omvangrijk reorganisatietraject, hetgeen moet leiden tot een vermindering van de OOP formatie met 470 FTE. Risico bij het behalen van de verhouding 60:40 is overigens de mate waarin de Hogeschool reductie van overige kosten weet te realiseren. Deze indicator kan overigens een tegenhanger zijn in het streven naar een docent/studentratio van 1:25. Nulmeting
Doelstelling
(formatie 30-6-2011; Herontwerp Inholland) Indirecte kosten: De ratio OP/OOP (fte)
53 : 47
60 : 40
21
22 Presteren in Verbinding
5. Selectief Budget onderzoek en valorisatie voorgenomen wijzigingen van of aanscherpingen in het instellingsprofiel 5.1 Onderzoek en valorisatie als (kwaliteits)impuls voor onderwijs, beroepspraktijk en (regionale) economie Inholland heeft haar visie op onderwijs en onderzoek uiteen gezet in de notitie ‘Ruimte voor presteren’26. Praktijkgericht onderzoek heeft daarin een drieledige functie: het is een kwaliteitsimpuls voor onderwijs, draagt bij aan de innovatie van de beroepspraktijk en (daarmee) aan de (regionale) kenniseconomie en het heeft een rol bij het professionaliseren van medewerkers. Deze drieslag is uitgewerkt in een aantal actiepunten die door de verschillende domeinen worden geïmplementeerd. Het primaat van thematische invulling in het onderzoek blijft liggen bij de domeinen. Daaraan wordt echter een hogeschoolbreed thema toegevoegd, namelijk ‘waarde(n)vol onderwijs’. Evenals het kwaliteitszorgbeleid onderwijs, heeft ook het kwaliteitszorgsysteem onderzoek van Inholland de afgelopen periode een impuls gekregen. Inmiddels is een nieuwe Handleiding Kwaliteitsbeleid Praktijkgericht Onderzoek Inholland vastgesteld, heeft een nulmeting plaatsgevonden m.b.t. de instrumenten die gebruikt worden om de activiteiten en voortgang van het praktijkgericht onderzoek (o.a. bij lectoraten) te monitoren en is een traject ingezet om visie op praktijkgericht onderzoek door de hogeschool te herijken en breed gedragen verder te ontwikkelen. Hiermee zijn de fundamenten gelegd voor een structuur waarbinnen het praktijkgericht onderzoek in de hogeschool vorm kan worden gegeven. Wel bestaat binnen de hogeschool sterke behoefte aan kennisontwikkeling en -deling, waar ook de praktijk van praktijkgericht onderzoek in zijn betekenis voor onderwijs en beroepspraktijk gepresenteerd en becommentarieerd kan worden. Er is een noodzaak om kennis op domein- en instellingsniveau transparant, actueel en gebruiksvriendelijk voor onderwijs en beroepspraktijk te presenteren. Vanuit profilering in de onderzoeksagenda van domein en hogeschool wordt aangesloten bij de landelijke topsectoren. Aansluiting wordt verder gezocht bij (onderzoeks)netwerken, waar domeinen in de ‘triple helix’ samenwerken met bedrijven en (kennis)instellingen en kiezen voor thematische focuspunten. Inholland sluit daarnaast in onderzoek en valorisatie aan bij het Nederlandse topsectorenbeleid en de smart, sustainable and inclusive ambities van de EU (2014-2020) en legt daarin het accent op regionale kenniscirculatie én generaliseerbare kennis die nationaal en Europees van waarde is. In samenwerking met Nederlandse en Europese consortiumpartners wordt gestuurd op smart specialisation-doelstellingen zoals uitgewerkt in de verschillende beleidskaders27.
Ruimte voor presteren, december 2011, p. 19 Stichting Innovatie Alliantie ter versterking en stimulering van praktijkgericht onderzoek hbo en samenwerkings projecten tussen hogescholen en werkveld. EU cohesiebeleid ter zake een bottom-up planontwikkeling in samenwerking tussen bedrijfsleven, overheden en onderwijs binnen Nederland en EU. EU Horizon 2020 en de inhoudelijk geprioriteerde excellente onderzoeksgebieden ter zake industrial challenges en societal challenges. Erasmus for all ter zake vergroting van mobiliteit van docenten en onderzoekers; versterking van curriculaire samenwerking; samenwerking onderwijs – bedrijfsleven. 26 27
Kort overzicht van de ambitie op het onderzoeksportfolio van Inholland Onderzoek / valorisatie
Nulmeting (2012)
Ambitie (2016)
Aantal lectoren
26
26
Aantal lectoren gepromoveerd
19
26
Aantal promovendi in promotieregeling
38
40
5
15
Inholland Aantal gepromoveerden via promotieregeling Inholland
De 26 lectoren zijn op dit moment onevenredig verdeeld over de verschillende domeinen. Bovendien is er sprake van een breed scala aan thematieken. In de komende periode wordt een kwaliteitsslag gemaakt, waarbij de profileringspunten van Inholland centraal staan. Daarmee vindt er een herordening van de lectoraten plaats die gericht is op kwaliteitsverbetering van het onderzoek op het gebied van de drie zwaartepunten zoals hieronder geformuleerd. 5.2 Indicatoren voor onderzoek en valorisatie De Reviewcommissie heeft een lijst van indicatoren voor onderzoek en valorisatie opgesteld. Inholland kiest hieruit een viertal indicatoren, op basis van de uitgangspunten in de onderwijsnotitie ‘Ruimte voor presteren’, alsmede de Handleiding Kwaliteitsbeleid Praktijkgericht Onderzoek Inholland. De resultaten van praktijkgericht onderzoek zijn van belang. Hun betekenis voor onderwijs en beroepspraktijk wordt zichtbaar door middel van publicaties en publieke optredens van onderzoekers. De disseminatie van kennis vindt momenteel nog plaats via velerlei verschijningsvormen vanuit initiatief van onderzoekers. Uit de (lange) lijst van de Reviewcommissie kiest Inholland slechts een beperkt aantal indicatoren, vooral om het monitoringsyteem relatief eenvoudig te houden. Zo wordt onderzoek niet te zwaar belast met administratieve taken en kan het zich vooral richten op het onderzoek zelf. Ook liggen principiële keuzes ten grondslag aan deze focus op een beperkt aantal indicatoren. Zo wordt niet gekozen voor indicator op het gebied van (private) financiering, omdat dit niet altijd iets zegt over de kwaliteit van het onderzoek. Deze set van indicatoren is overigens een minimum. Veel praktijkgericht onderzoek bij Inholland kent hogere standaarden en is zelfs excellent28. Inholland kiest voor de volgende indicatoren en ambitieniveaus Indicator
O/V*
Nulmeting29
Ambitie (2016)
Deelname aan onderzoeks
O
Nationaal: 15
5%
netwerken Wetenschappelijke onder
Internationaal: 13 O
56 publicaties per jaar
0%
Beroepsgerichte publicaties
0&V
131 publicaties per jaar
5%
Programma’s continue
V
245 activiteiten
5%
zoekspublicaties 30
professionele ontwikkeling * O= onderzoek / V= valorisatie
De criteria moeten in samenhang met elkaar worden gezien. Evenals bij de onderwijsindicatoren studiesucces en kwaliteit, is het ook hier duidelijk dat er spanning kan bestaan tussen de indicatoren op het gebied van onderzoek en valorisatie. Er kan bijvoorbeeld moeilijk tegelijk excellent worden gescoord op de indicator onderzoekspublicaties en programma’s voor continue ontwikkeling.
28 Op 16 april 2012 won een onderzoeker van Inholland zelfs nog de 3e prijs voor het beste praktijkgerichte onderzoek, tijdens het jaarcongres van de HBO-raad. 29 Op basis van gemiddelden per jaar tussen 2005-2010. 30 Presentaties (workshops, trainingen) aan bedrijfsleven.
23
24 Presteren in Verbinding
De ene onderzoeker zal zich immers meer richten op het publiceren in tijdschriften, terwijl de andere zich meer richt op kennisdiffusie in de beroepspraktijk. Daarom wordt gekozen voor een slimme mix van factoren. Tot nu toe kon de verantwoording van (kwaliteit van) onderzoek en valorisatie min of meer individueel bepaald zijn door de ambitie, doelen en kwalificatie van de onderzoeker. In de nieuwe constellatie wordt meer geregisseerd vanuit de domeindirectie, waardoor meer focus en massa in onderzoek en valorisatieactiviteiten kan worden aangebracht. Indicator onderzoek: Deelname aan (officiële) onderzoeksnetwerken Belangrijke conclusie uit de SWOT-analyse was dat het onderzoek hier en daar versnipperd is. Dit stand alone onderzoek is vooral onwenselijk omdat er kwalitatieve risico’s kunnen zijn. De professionele dialoog kan immers vaak onvoldoende plaatsvinden als het netwerk ontbreekt. Naast de afbouw van een aantal lectoraten, is het ook goed om andere maatregelen te nemen om dit te voorkomen. Daarom kiest Inholland voor de deelname aan (officiële) onderzoeksnetwerken als indicator. Voor de drie hoofdthema’s bestaat de samenwerking reeds, met verschillende universiteiten. Deze samenwerking zal waar nodig worden uitgebouwd en waar mogelijk en wenselijk geïnstitutionaliseerd. Daarbij worden bij voorkeur ook afspraken gemaakt over promotietrajecten (zie onder). Deze samenwerking laat overigens de samenwerking met het beroepenveld onverlet en mag daarvoor ook geen belemmering zijn. Tegelijkertijd wordt onderzoek dat niet (voldoende) verbonden is in een netwerk vanaf 2012 gediscontinueerd. In 2016 is al het onderzoek dat bij Inholland plaatsvindt verbonden in een (inter)nationaal netwerk. Er wordt strikter gestuurd op de indicatoren vanuit de afspraken in het domein ten aanzien van realisatie van de onderzoeksagenda van het domein als geheel met daarin verwerkt de agenda’s van de lectoraten en clusters van opleidingen. In de onderzoeksagenda per domein zal voor wat betreft de netwerken moeten worden opgenomen welke nationale en internationale netwerken relevant zijn, waarbij de nadruk ligt op die netwerken die verbonden zijn met de topsectoren en Europese programma’s als Horizon 2020. Indicator onderzoek: Wetenschappelijke publicaties Naast het deelnemen aan onderzoeksnetwerken is het publiceren voor vakgenoten een belangrijk doel. Het kan daarbij gaan om publicaties in internationale of Nederlandstalige tijdschriften, boeken of congrespublicaties, of dissertaties31. Het publiceren is ook in het praktijkgericht onderzoek een zeer belangrijke outputfactor. Via publicaties kan immers de professionele dialoog tussen experts op gang komen. Bovendien kan het publiceren een goede graadmeter voor de kwaliteit van het onderzoek zijn, omdat veel tijdschriften voor publicatie werken met een peer-reviewsysteem, of een redactie van experts. Hoewel de indicator onderzoekspublicaties het belangrijkste inhoudelijke criterium is waarop praktijkgericht onderzoek wordt beoordeeld, past ook een waarschuwing. De indicator onderzoekspublicaties moet niet worden verabsoluteerd, zoals aan de universiteit soms wel lijkt te gebeuren. Dan wordt de belangrijke rol richting het werkveld uit het oog verloren (zie verder onder bij valorisatie). De slogan ‘publish of perish’ moet dus zeker niet gelden voor het type onderzoek dat aan de hogeschool wordt verricht. Voor de wetenschappelijke publicaties zal aan de orde zijn, dat deze tot stand komen op basis van wetenschappelijk onderzoek. Binnen het hbo betekent dat publicaties in samenwerking met onderzoekers van universiteiten en via promotietrajecten van de medewerkers van Inholland, die daartoe gefaciliteerd worden. In de advisering en besluitvorming bij promotietrajecten kunnen de ambities met betrekking tot wetenschappelijke publicaties worden meegenomen. In de samenwerkende onderzoeksprojecten met
ODeze laatste categorie is van dermate groot belang voor de voeding van het onderwijs en onderzoek dat die apart wordt benoemd. Daarom is voor het aantal dissertaties een aparte doelstelling opgenomen., Dissertaties worden echter wel meegeteld als wetenschappelijke publicaties, conform definitie van de RCHO. 31
universiteiten kan gestuurd worden op (gezamenlijke) publicaties32. Met lectoren zullen concrete resultaatafspraken worden gemaakt ten aanzien van aantal wetenschappelijke publicaties. Hoewel dit wat vreemd kan aandoen, is de doelstelling om het aantal wetenschappelijke publicaties gelijk te houden in 2016 wel degelijk ambitieus en realistisch. Ambitieus, omdat het aantal lectoren en andere onderzoekers gelijk blijft en het totale aantal publicaties moet stijgen. Realistisch ook, omdat er meer docenten zullen promoveren tot aan 2016. Promotieonderzoek is over algemeen de vrucht van jarenlang onderzoek, dat meestal ook leidt tot tussentijdse wetenschappelijke publicaties. Ook wordt de norm steeds meer om te promoveren op uitsluitend een samenstel van publicaties. Ambitie onderzoek 2016: — In 2016 is al het onderzoek verbonden in een netwerk. Op de zwaartepunten zijn er strategische partnerships met het wo, waarmee inhoudelijk nauw wordt samengewerkt bij promotietrajecten, wetenschappelijke publicaties en professionalisering van docenten. Ook op het terrein van dooren terugstroom van studenten in bachelor- en masterprogramma’s worden afspraken gemaakt. — Het aantal publicaties blijft gelijk ten opzichte van het aantal in 2012. Het aantal lectoren blijft gelijk, de keuze voor focus en massa op de zwaartepunten leidt wel tot een verschuiving bij de positionering van de 26 lectoren.
Indicator valorisatie: Beroepsgerichte publicaties Een aantal publicaties op basis van praktijkgericht onderzoek komt niet in de wetenschappelijke tijdschriften terecht, maar is toch voor de praktijk zeer relevant. Dit zijn de zogenaamde beroepsgerichte publicaties: publicaties in tijdschriften, boeken, congresbijdragen die gericht zijn op een professioneel / beroepsgeoriënteerd publiek. Deze indicator past erg goed bij het praktijkgericht onderzoek, omdat concrete innovaties in de beroepspraktijk vaak hun weg vinden naar het brede werkveld via dit soort publicaties. Beroepsgerichte publicaties zijn gericht op het beschikbaar stellen van praktijkgerichte kennis ten behoeve van ontwikkelingen en innovaties in de beroepspraktijk. Deze beroepsgerichte publicaties zullen tot stand komen in samenwerkend onderzoek van beroepspraktijk en hogeschool en in onderzoek van studenten in het kader van afstuderen op basis van vragen vanuit de beroepspraktijk, en zullen worden gebundeld tot publicaties door onderzoekers (lectoren, docenten) uit het domein. De publicaties zullen tot stand komen naar aanleiding van resultaten van eigen onderzoek door onderzoekers van de hogeschool, die gepresenteerd worden in vaktijdschriften, en diverse fora. Door expliciete leerlijnen van onderzoek en onderzoekslijnen af te spreken wordt de verbinding met vakgebieden helder en opent dat de toegang tot vaktijdschriften en verschillende fora. Daarnaast zal Inholland in toenemende mate via de inrichting van een voor de buitenwereld toegankelijk kennisplein en het organiseren van eigen vakgerichte conferenties en symposia en het uitgeven van publicaties, haar onderzoeksresultaten aan vakgenoten presenteren. Hiermee geeft Inholland vorm aan het beschikbaar stellen van ontwikkelde kennis voor de versterking van de kwaliteit van het onderwijs en de innovatie van de beroepspraktijk langs de weg van valorisatie. Inholland investeert in het beter zichtbaar maken van uitvoering en resultaten van onderzoek. Het op te richten digitale kennisplein zal daar onder andere in gaan voorzien.
Via ondersteuning vanuit de Inholland Researchschool (workshops, intervisiecoaching en PhD-2 daagsen) zullen promovendi in de gelegenheid worden gesteld vaardigheden op dit onderwerp te verwerven. 32
25
26 Presteren in Verbinding
Indicator valorisatie: Programma’s voor continue professionele ontwikkeling Daarnaast wordt de indicator programma’s voor continue professionele ontwikkeling gekozen. Het gaat daarbij om het aantal opleidingen, workshops, cursussen en trainingen (voor bedrijven of externe publieke opdrachtgevers, aangeboden in het kader van leven-lang-erenactiviteiten en onderwijs voor professionele ontwikkeling. Het gaat daarbij ook om de rol van onderzoekers (inclusief lectoren) bij het professionaliseren van de eigen docenten. Het streven is om vijf procent groei te realiseren in dergelijk programma’s. Voor wat betreft de continue professionele ontwikkeling biedt Inholland de ontwikkelde programma’s in het kader van onderwijs actief aan, aan professionals uit de beroepspraktijk33. Daarnaast kan vanuit acquisitie in de beroepspraktijk gerichte, te certificeren scholing ontwikkeld worden, waarin onderzoek een centrale positie heeft. Zoals studenten vanuit onderzoeksvragen uit de beroepspraktijk hun afstudeeronderzoek uitvoeren, kunnen professionals uit de beroepspraktijk vanuit onderzoeksvragen van hun werkgever hun beroepskwalificaties vergroten34. Inholland stelt een ‘professionaliseringsagenda docenten’ op waarin gekoerst wordt op versterking van de vakgerichte en onderzoekscompetenties, verbonden aan behoeften in de beroepspraktijk en de economische zwaartepunten in de regio. Realisatie van deze agenda vindt plaats langs de weg van inhoudelijke bijscholing van docenten en werknemers in de beroepspraktijk. Ambitie valorisatie 2016: — Het aantal beroepsgerichte publicaties wordt vergroot met 5%. Evenals bij het verhogen van het aantal wetenschappelijke publicaties, is de groei hier vooral te verwachten van het toenemend aantal promovendi. Evenals bij het vorige item is dit cijfer ambitieus en realistisch. — Als onderdeel van de (interne) professionaliseringagenda wordt een programma voor continue professionele ontwikkeling opgesteld. Doel daarbij is het onderzoek en de onderzoeksresultaten een duidelijker bijdrage te laten leveren aan het onderwijs. Realisatie daarvan vindt plaats via implementatie van de onderwijscyclus. (zie daarover Hoofdstuk 4). Daar is ook het ambitieuze en realistische karakter van deze interventie beschreven. — Een inventarisatie in 2013 gemaakt op welke wijze beter kan worden voldaan aan de vraag uit het beroepenveld. Op basis van die bevindingen wordt een besluit genomen voor 1 april 2013 of wordt deelgenomen aan de Expertimenteer AMvB leven lang leren (onder andere op het gebied van het deeltijdonderwijs).
Dit kan gebeuren vanuit de contractpoot (Inholland Academy), of vanuit het domein. Goed voorbeeld in deze is de pilot ‘authentiek leren’ bij het Domein Agriculture via het lectoraat Integrale Voedsel- en productieketens. 33 34
5.3 Thematische profilering: Drie hoofdthema’s Hoofdthema
Nulmeting (2012)
Ambitie (2016)
Creatieve economie
5 lectoren
6 lectoren
Geen master
Master Creatieve economie35
Geen vwo-route
3 vwo-routes
Geen honoursprogramma
Honoursprogramma’s36
Honoursprogramma’s per
Honoursprogramma’s domeinbreed
opleiding
Centre of Expertise primair onderwijs
De gezonde samenleving
2 vwo-routes37 Duurzame techniek en groen
4 masteropleidingen
6 masteropleidingen38
4 lectoren
5 lectoren
Centre of Expertise
Centre of Expertise Composieten
Biobased economy
Centre of Expertise Greenport
Honoursprogramma Agri
Honoursprogramma Agri/techniek
5.3.1 Hoofdthema Creatieve economie De past performance van de opleidingen op de indicatoren is goed. De opleidingen scoren relatief goed op het studiesucces, zowel in het eerste jaar (gemiddeld 23% uitval) als in de gehele bachelorfase (66% haalt de bachelor in 5 jaar). De studenttevredenheid blijft daarbij door omstandigheden nog enigszins achter (3,3 score op de NSE), maar op dit punt is een stevige ambitie neergelegd. Die omstandigheden hebben betrekking op de reputatieschade die vooral bij de opleidingen Media- en Entertainment Management (MEM) en Vrijetijdsmanagement is geleden in 20139. Inhoudelijk sluit Inholland (ook) in dit hoofdthema aan bij het kenmerk waarde(n)vol onderwijs. In het curriculum is structureel aandacht voor de vragen en dilemma’s die dit opwerpt, onder meer vanuit de (Inhollandbrede) leerlijn Studieloopbaanbegeleiding (SLB). Ook in het onderzoek wordt hieraan aandacht besteed, onder andere via het lectoraat Media, cultuur en burgerschap. Kenmerkend voor onze opleidingen op het speelveld van de creatieve industrie is: — Elke student verlaat met een startkwalificatie zijn opleiding en de opleidingen bieden indien wenselijk gedifferentieerde leerroutes voor heterogene studentenpopulaties40. De verticale doorlopende leerlijn, beginnend met een Associate degree en via een bachelor uitmondend in een honours en een te ontwikkelen masterprogramma41. De horizontale doorlopende leerlijn waarbij studenten in alle opleidingen worden getraind in creatief denken en daarmee in het ontwikkelen (en ‘vermarkten’) van creatieve concepten in alle mogelijke vormen, bij de opleidingen Communicatie, Toerisme, MEM, Vrijetijdsmanagement, als ook bij Muziek.
35 Opleidingen Media- en entertainment management, communicatie, vrije tijdsmanagement, en hoger toeristisch en recreatief onderwijs. 36 Voor de opleidingen communicatie, vrije tijdsmanagement hoger toeristisch en recreatief onderwijs. 37 Bij de opleidingen Pedagogiek en Sport en bewegen. Onderzocht wordt of ook bij de meer cure georiënteerd opleidingen VWO-routes kunnen worden geïntroduceerd, binnen de wet BIG. 38 Master Advanced Health and Informatics Practioner. 39 Deze opleidingen worden momenteel geheraccrediteerd. Het ministerie van OCW is overigens zeer goed op de hoogte van de verbeteringen die in dit kader zijn ingezet, onder andere door middel van het model van de reeds genoemde onderwijscyclus. 40 De ‘grote’ opleidingen COM , MEM en Vrijetijdsmanagement zijn gepositioneerd als managementopleidingen waarmee met name ook het managen van creatieve processen wordt bedoeld. Zij leiden studenten op tot strategisch vaardige en conceptueelgevoelige managers en dragen zo bij aan groeiende bewustwording bij opdrachtgevers over deze door de creatieve industrie gecreëerde waarde. 41 In samenwerking met lectoraten en internationale partners wil Inholland een master ontwikkelen op het terrein van Creative Business Management. Het raamwerk hiervoor is al opgeleverd en afgestemd met het werkveld. Deze master richt zich in eerste instantie op studenten werkzaam in het MEM-VTM domein.
27
28 Presteren in Verbinding
Per locatie vindt vervolgens regionale en specifieke inkleuring plaats in samenwerking met het beroepenveld42. — Het streven naar persoonlijk ondernemerschap; vanuit de Human Capital Agenda van het Topteam CI worden de opleidingen bevestigd in hun oorspronkelijke keuze om studenten op te leiden tot ondernemende professionals in hun specifieke vakgebied. Via de overige lectoraten Media-business (met een primair economisch perspectief) en Crossmedia, Brand-, Reputation- & Designmanagement (als belangrijk onderdeel van de creatief-zakelijke dienstverlening) en City Marketing en Digital World geeft Inholland invulling en verdieping aan de bovenstaande drie uitgangspunten en wordt het curriculum versterkt door valorisatie van onderzoeksgegevens zowel naar het onderwijs als ook naar de buitenwereld43. Inholland is voornemens om naast de al bestaande lectoraten nog ten minste één nieuw lectoraat in te richten en wel op het terrein Creative Innovation. Dit lectoraat richt zich op innovatie in met name de Randstedelijke omgeving. Dit brengt zowel focus als massa op het thema en sluit aan bij het onderwijs. Ook is het een belangrijke aanvulling in de onderwijsketen, van Ad-Bachelor-Master-onderzoek. Daarnaast worden de mogelijkheden verkend voor een samenwerkingsverband met internationale partnerinstituten uit London, Istanbul en Madrid met als voorlopig thema Creative Capital Cities waarbij de partners, naast uitwisseling van studenten en medewerkers, ook actief samenwerken op het gebied van onderzoek en innovatie. Aansluitend op dit internationaal perspectief maken wij gebruik van onze aan wezigheid in de gehele Randstadmetropool. Het creatieve economie cluster heeft zich stevig verbonden met de kennispartners: In de noordelijke Randstad bestaat samenwerking met de Vrije universiteit, terwijl in de zuidelijke Randstad de Erasmus universiteit een strategische partner is waar onder meer enkele medewerkers bezig zijn met een promotietraject. Ook is recentelijk, mede in het kader van het KUO sectorplan, voor de opleidingen muziek een samenwerking met de Noordelijke Hogeschool Leeuwarden aangegaan waarbij samenwerking op het gebied van onderwijs en onderzoek plaatsvindt. Daarbij gaat het om uitwisseling van curriculumonderdelen, verbinding van de Haarlemse variant International Music Management aan het NHL-curriculum en de vorming van een gezamenlijk lectoraat specifiek gericht op de muzieksector. Inholland gaat samenwerking met de Hanzehogeschool (Minerva Academie voor Popcultuur) op het gebied van onderwijs uitbouwen waarbij cultureel ondernemerschap en de relatie met de creatieve industrie belangrijke thema’s zijn. Ook op onderzoeksgebied wordt samenwerking aangegaan.44 Samenwerking in onderwijs en onderzoek is (ook) bij dit zwaartepunt van groot belang. Op het gebied van Toerisme en Vrijetijdsmanagement zijn er plannen op het gebied van Visitor management samen te werken met (onderwijs)instellingen in het zuiden van Nederland. Ook internationale partners zijn in de creatieve economie sector van groot belang. Daarbij biedt met name de samenwerking met Berklee College of Music en MIT in Boston grote kansen; met deze partners en Erasmus Universiteit Rotterdam wordt momenteel in het kader van een NWO-aanvraag het onderzoeksprogramma ‘Cultural & Business Cycles’ ontwikkeld.
In de Amsterdamse regio ligt bijvoorbeeld het accent meer op crossmediale communicatie, City Marketing, grootstedelijke evenementen, creatief ondernemerschap en cultuurmanagement, in Haarlem op muziek, events en ondernemen en in Rotterdam/Den Haag op nieuws&redactie, design en film. 43 Voorbeelden hiervan zijn de bijdrages op TEDX, Creative Conference, PICNIC, Mediapark jaarcongres en Congres HBO-raad maar ook diverse publicaties in (inter-)nationale media. 44 De lectoraten Cross Media, Brand-, Reputation- & Designmanagement, Media Entertainment en Media. Cultuur en Burgerschap zullen met het lectoraat Popular Culture, Sustainibility & Innovation van het Kenniscentrum Kunst & Samenleving van de NHL samen onderzoek opstarten 42
Voor studenten binnen het vakgebied Communicatie wordt een verkort vwo-programma van drie jaar ontwikkeld; onderzocht moet worden of, op welke wijze en onder welke voorwaarden excellente studenten uit dit traject vervolgens hun master binnen Inholland kunnen behalen. Binnen de creatieve economie werkt Inholland van oudsher nauw samen met het beroepenveld. Inholland profileert zich hierbij door haar “livinglabs”45 die al enige jaren ook fysiek in het hart (Amsterdam, Haarlem, Rotterdam, Den Haag) van de creatieve industrie zijn gevestigd. Daarbij worden de zogeheten Noordvleugel (regio Amsterdam-Haarlem-Hilversum) en Zuidvleugel (regio RotterdamDen Haag-Leiden) van de Randstad optimaal bediend.46 In deze labs werken lectoren, docenten en studenten in multidisciplinaire teams, waarbij studenten van verschillende studierichtingen uit zowel hbo als ook wo en mbo nauw samenwerken om de markt optimaal te bedienen In de noordelijke Randstad wordt vooral samengewerkt met de HvA. Deze samenwerking richt zich op de beleidsspeerpunten van de Creatieve Industrie van de Amsterdamse Economic Board: De ontwikkeling van de Amsterdam Campus (Creative Campus) en het oprichten van het Centre of Expertise voor de Creatieve industrie. 5.3.2 Hoofdthema De gezonde samenleving Inholland draagt met een focus op de deelthema’s gedrag, gezondheid en leren bij aan het hoofdthema een gezonde samenleving. Het belang hiervan wordt onderstreept doordat het kabinet in 2011 het thema Life Sciences & Health heeft aangewezen als één van de negen topsectoren. Hoogwaardige en betaalbare zorg en daarmee een hogere levenskwaliteit en beheersing van zorgkosten, is van groot belang voor het stijgen van de arbeidsproductiviteit en het BNP. Inholland speelt hierop in door het perspectief binnen het cluster Gezondheid, Sport & Welzijn (GSW) te laten verschuiven van ziekte & zorg naar gedrag & gezondheid. Als gevolg van versterking van het maatschappelijk fenomeen zelfmanagement/empowerment voor cliënt én professional is er binnen opleidingen meer aandacht voor de eigen verantwoordelijkheid, ondernemerschap, innovatie door nieuwe media en medische technologie, gemeenschapszorg, maatschappelijke inzet, preventie van problemen en het creëren van kansen. In sport betekent dit meer aandacht voor vitaliteit en aangepast bewegen en in welzijn voor nadruk op preventie, sociale activering en het curatief activeren van individuen. Inholland streeft ernaar om samen met het werkveld een gedifferentieerd onderwijsaanbod aan te bieden. Recente voorbeelden hiervan zijn de ontwikkeling van een professionele master Medical Imaging and Radiation Oncology en een professionele master Advanced Health and Informatics Practioner. Daarnaast draagt Inholland met de educatieve opleidingen bij aan de gezonde samenleving door het thema ‘leren’ centraal te stellen. De educatieve opleidingen van Hogeschool Inholland, Christelijke Hogeschool Windesheim en de Hogeschool iPabo hebben als prioriteit het waardengebonden werkveld te voorzien van hooggekwalificeerde leraren. Om dit te realiseren bundelen zij hun pakket aan lerarenopleidingen po, vo, bve en masters en opereren zij als een eenheid; dit in nauwe samenwerking en afstemming met de Faculteit der Psychologie en Pedagogiek van de Vrije Universiteit. De kennisverspreiding vindt plaats via een geprofileerd opleidingsaanbod. Profilering van het opleidingsaanbod komt tot stand op basis van een gezamenlijk met het werkveld geformuleerde kwaliteitsagenda voor het primair onderwijs. Bachelor-, posthbo- en masteropleidingen kennen daardoor een functiegerichte profilering (bijv. functies groepsleraar, vakleraar, schoolleider/teamleider, directeur, gedragswetenschappelijk onderzoeker) of inhoudelijk taakgerichte
De term is afkomstig uit de beleidsbrief “Waarde van creatie”(innovatieprogramma van de creatieve industrie)”, Den Haag 2011,Ministerie van ELI. 46 Inholland participeert al geruime tijd actief in projecten van Immovator Het Immovator Cross Media Network is een netwerkorganisatie die zich richt op versterking van de crossmediasector met de nadruk op innovatie en economisch rendement. Onder de “crossmediasector”verstaan we de immer toenemende integratie van radio,televisie,internet,m obiel,print en events. Immovator wordt ondersteund door overheid en bedrijfsleven en heeft een sterk netwerk in de crossmediasector met ruim 5000 leden. Inholland participeert ook in de clusters Creatieve Industrie en Toerisme en Congressen van de Economic Board Amsterdam en is tevens partner in ACE (Amsterdam Centre for Entrepreneurship) samen met de HvA en UVA. Zie verder onder valorisatie 45
29
30 Presteren in Verbinding
profilering (bijv. onderbouw-/bovenbouwcoördinator, coördinator leerlingenzorg, vakspecialist, cultuur-/ brede schoolcoördinator) met als inhoudelijke zwaartepunten: 1) onderwijs afstemmen op diversiteit in de brede ontwikkeling van kinderen (o.a. jonge kind & VVE; passend onderwijs & jeugdzorg); 2) onderwijs afstemmen op diversiteit in de cognitieve ontwikkelingen bij kinderen (o.a. opbrengstgericht werken (taal & rekenen), talentontwikkeling & excellentie); 3) onderwijs afstemmen op de culturele en levensbeschouwelijke diversiteit (oudere kind, burgerschap). De opgedane ervaringen worden verder uitgewerkt in de profilering van de opleidingen voor het vo (o.a. tieneropleiding en mbo-docent) en de masters SEN, Learning & Innovation en Educational Leadership. De opleidingen van de clusters GSW en Educatie kennen een goede past performance. GSW-opleidingen kennen een lage uitval in het eerste jaar (26%) en een hoog bachelorrendement (75%), evenals een goede scoren op studenttevredenheid (3,5). In het cluster Educatie zijn de cijfers vergelijkbaar (respectievelijk: 29%, 70% en 3,4). Door de genoemde aanstaande verzwaring van de bachelorprogramma’s is de verwachting echter dat deze cijfers moeilijk zijn te verbeteren. Voor beide domeinen wordt verwacht dat de (Randstedelijke) vraag naar arbeidskrachten de komende jaren onverminderd hoog blijft, terwijl de eisen aan de nieuwe toetreders op die arbeidsmarkt steeds hoger worden. Dit is onder andere zichtbaar in de zogenaamde kennisbases die op de pabo’s wordt geïntroduceerd als ook aan de functiedifferentiatie van een aantal GSW-opleidingen. De focus ligt op een gedifferentieerd onderwijsaanbod en niet, zoals eerder genoemd, uitsluitend op de bachelor. Per 1 september 2013 worden verzwaarde routes aangeboden voor vwo’ers47 aangeboden, als voorbereiding op de masteropleidingen. Deze route wordt in ieder geval ontwikkeld voor de opleidingen Sport en bewegen en Pedagogiek. Voorwaarde daarvoor is wel dat de master opleidingen die de vwo’ers in jaar 4 volgen dan ook bekostigd worden, per 1 september 2016. Ook bij andere opleidingen wordt deze variant onderzocht, waarbij de wet Beroepen in de gezondheidszorg (wet BIG) steeds in acht wordt genomen. De nieuwe master Health en Informatics richt zich op het gebruik van nieuwe media en technologie in met name de gezondheidszorg. Toepassing of aanpassing van deze master voor de werkvelden sport en welzijn wordt na accreditatie en start van de master onderzocht. Om aan te sluiten op bovengenoemde trends is het van cruciaal belang nauw samen te werken met mbo-, hbo- en wo-partners. In het cluster GSW is de verbinding met de VU en het Academische medische centrum van de VU (VUmc) van groot belang. Andere inhoudelijk en strategische partners zijn NKI en ACTA. Bij Educatie48 wordt momenteel nauw samengewerkt met de VU, Windesheim en iPabo. De samenwerking met de VU, onder andere in de vorm van de academische pabo en verschillende doorstroomtrajecten, vergroot het rijke palet aan leermogelijkheden. Daarnaast zal bij beide clusters samengewerkt worden binnen landelijk te vormen Centres of Expertise. Gezien het feit dat de vraag naar arbeidskrachten in zowel het onderwijs als de zorg zich in de komende jaren vooral in de Randstad zal voordoen, als ook het feit dat op dit moment geen enkel Center of Expertise in de Randstad is gevestigd, ligt het voor hand om juist daar een Centre of Expertise Onderwijs en Zorg te vestigen. Samenwerking met HvA, AMC, UvA, NKI, ACTA, VUmc zou een rijkdom aan gezondheidzorgketens in de regio creëren. Bij Educatie wordt er gewerkt aan een expertisecentrum Primair Onderwijs. Dit expertisecentrum richt haar activiteiten op kennisproductie (onderzoek), kennisverspreiding (bachelor- en masteropleidingen, publicaties en presentaties), kennisvalorisatie (post-hbo contractactiviteiten) en kennisimpact (verbetering van leerprestaties van kinderen). De kennisproductie (onderzoeksactiviteiten) van het Center of Expertise voor het primair onderwijs richt zich op het omgaan met diversiteit in brede zin. 47 Voorwaarde hiervoor is dat de beleidsmaatregelen op het gebied van differentiatie ook in regelggeving zijn omgezet (Beleidsbrief Inwerkingtreding regelgeving strategische agenda en concretisering verdeling strategisch budget, kenmerk 405419, zonder datum, pagina 4 en 5). Als die regelgeving niet tijdig is aangepast wordt het zo mogelijk een traject gericht op een hoger eindniveau als bedoeld in artikel 7.9b WHW opgezet. 48 Toelichting: De grijs gearceerde velden betreffen tekst uit het ‘algemene deel’ dat de indieners van het initiatief Expertisecentrum Primair Onderwijs (VU, Inholland en Ipabo) meenemen in het kader van de prestatieafspraken t.b.v. de 2% selectief budget ten behoeve van zwaartepuntvorming / profilering. Zij zullen dit voorstel verder uitwerken t.b.v. de reviewcommissie. Dit initiatief wordt ondersteund door de Christelijke Hogeschool Windesheim.
Het inrichten van een Expertisecentrum Primair Onderwijs dat zich richt op het verbeteren van leerprestaties van kinderen en het omgaan met diversiteit in brede zin. Door de afstemming in de breedte en in de keten zal onderwijs en onderzoek beter op elkaar afgestemd worden. En wordt hierdoor een actieve bijdrage geleverd aan het verhogen van de kwaliteit voor het (verder) opleiden van leerkrachten en het optimaliseren van doorlopende leerlijnen. Dit willen de drie hogescholen samen met de VU vormgeven in zeer nauwe samenwerking met het gerelateerde werkveld. De samenwerkingspartners zullen om te beginnen hun samenwerking binnen het Expertisecentrum Primair Onderwijs intensiveren en vervolgens verder uitbouwen / verbreden naar het vo. Drie van de vier bovenvermelde partijen, de VU, Hogeschool Inholland en de Ipabo dragen het Expertisecentrum Primair Onderwijs en haar ambities voor in het kader van de 2% regeling selectieve budget t.b.v. zwaartepuntvorming en profilering49. Het waarde(n)vol onderwijs kan juist bij de opleidingen van de clusters GSW en Educatie van Inholland op een uitgelezen manier worden ingevuld. Het cluster GSW is met de combinatie van gezondheid, sport en welzijn bij uitstek in staat om op de maatschappelijke ontwikkelingen en vraagstukken op dit thema in te spelen. Hier is bovendien een lectoraat ‘Kwaliteit en innovatie in de gezondheidszorg’ ingesteld dat een wat bredere kijk heeft op de materie. Aandacht voor waarde(n)vol onderwijs door vraagstukken op het gebied van zelfmanagement in de zorg en empowerment in welzijn onderdeel uit te laten maken van het onderwijs. Immers de verschuivingen die door deze ontwikkelingen ontstaan raakt vele sociaal en medisch ethische kwesties als: wat is de grens van de verantwoordelijkheid tussen zorgverlener en zorgontvanger?, als op welk moment kan je een innovatie beproeven in een maatschappelijke context?, etc.). Bij Educatie is er bij de taakstelling ‘het waardengebonden werkveld voorzien van hooggekwalificeerde leraren’ expliciete aandacht voor waard(en)vol onderwijs, levensbeschouwing en educatie. Op het onderwerp Onderwijs en levensbeschouwing is onlangs een lector aangesteld. De bijzondere dynamiek van de maatschappelijke ontwikkeling in de huidige tijd laat zien dat er docenten nodig zijn die in staat zijn hun vak en beroep te verbinden met ethische en normatieve vraagstukken, die kunnen omgaan met de toenemende diversiteit in brede zin, waardepatronen en achtergronden. Aan deze bewustwording vormgeven, is een opvoedkundige en ontwikkelingspsychologische uitdaging waarbij de rol van onderwijs cruciaal is. Bij levensbeschouwing is daarom aandacht voor diverse religieuze stromingen en wordt er aandacht besteed aan ethische en diversiteitsonderwerpen. Beide clusters zijn sterk verbonden met het onderzoek en kennen momenteel in totaal 14 lectoraten, gelijkelijk verdeeld over de beide clusters. Gestreefd wordt naar een verdere versterking van praktijkgerichtheid onderzoek en een versterking van de relatie met de onderzoekstaak. Het cluster GSW wil zich ontwikkelen tot een cluster waar nieuwe media en nieuwe technologie onlosmakelijk deel uitmaken van onderwijs, onderzoek en contractactiviteiten, en waar deze ten dienste staan van de innovatie van beroepspraktijk in gezondheidszorg en welzijn wordt. Het domein GSW werkt intensief samen met overheid, werkveld en andere kennisinstellingen om de kennis tot maatschappelijke waarde te brengen. Alle onderzoeksactiviteiten van de opleiding Verloskunde zijn ondergebracht bij het EMGO-instituut van de VU. De vakgroep Midwifery Science maakt hiervan onderdeel uit. Verder versterkt Inholland haar inzet op het terrein van sport en bewegen door samen te werken met andere kennisinstellingen aan de
49 In het kader van de nauwe samenwerking Windesheim, Inholland en iPabo en hun gezamenlijke samenwerking met de VU willen Inholland, iPabo en VU dit Expertise Centrum Primair Onderwijs meenemen in het kader van de prestatieafspraken t.b.v. de 2% selectief budget ten behoeve van zwaartepuntvorming / profilering. Windesheim ondersteunt dit initiatief vanuit de nauwe samenwerking.
31
32 Presteren in Verbinding
uitvoering van het landelijke Sectorplan Sportonderzoek en –onderwijs. Inholland participeert op dit thema in het Lectoraat Topsport en Onderwijs. Het thema ‘Zelfmanagement en empowerment met behulp van nieuwe media en technologie’ is geïntegreerd in het onderwijs en onderzoek en op dit thema wordt een honoursprogramma uitgewerkt. Toenemende publiek - private samenwerking wordt ingevuld in zogenaamde LABS (Living Area’s for Business & Society), experimentele omgevingen waarbinnen in samenwerking met bedrijfsleven, instellingen en overheid antwoorden op de maatschappelijke vraagstukken van gezondheid, sport en welzijn worden gezocht. Het onderzoek binnen het cluster Educatie richt zich op het omgaan met diversiteit in brede zin. Diversiteit is een internationaal toonaangevend kennisdomein, dat geoperationaliseerd is in vier praktijkgerichte relevante onderzoeksthema’s / deelprogramma’s. De kennisproductie richt zich vanuit het focusprogramma diversiteit op de onderzoeksthema’s: afstemmen op diversiteit bij kinderen (cognitief, sociaal-emotioneel, motorisch, creatief, cultureel en levensbeschouwelijk); diversiteit in didactiek (incl. blended learning); leiding geven aan schoolverbetering gericht op diversiteit; leiding geven aan lerende en onderzoekende schoolteams. De VU zal hierbij aanhaken met haar onderzoeksprogrammering vanuit het interfacultaire onderzoeksinstituut: Learn! Door samen te werken met de drie hogescholen, de VU en het werkveld wordt het onderzoek beter op elkaar afgestemd. Het praktijkonderzoek van hogescholen wordt verdiept door fundamenteel onderzoek op het gebied van leren en de wijze waarop leerprocessen van kinderen en volwassenen kunnen worden beïnvloed door factoren bij de lerende (intrapersoonlijk), de interactie tussen lerende, facilitators (o.a. leraren, leidinggevenden), en de (waardengeladen) context van het leerproces (nabij: leeromgeving, verder weg: cultuurmaatschappelijke en levensbeschouwelijke context). De praktijkrelevante onderzoeksthema’s en inhoudelijke zwaartepunten geven verdieping aan de profileringen doordat praktijkgericht onderzoek plaatsvindt in schoollabs (academische opleidingsscholen). Disseminatie50 van onderzoeksresultaten vindt plaats via scholennetwerken, netwerken opleidingsdocenten en via het Interuniversitair Centrum voor Onderwijsonderzoek. Verdere valorisatie vindt plaats via derdegeldstroomopdrachten. De kwaliteit van het onderzoek wordt verhoogd door systematisch promotiebeleid en ondersteuning van promovendi. 5.3.3 Hoofdthema Duurzame techniek en groen Naast de reguliere opleidingprogramma’s, trajecten in het kader van Leven Lang Leren en de Centres of Expertise profileert Hogeschool Inholland zich ook middels een aantal lectoraten op het thema Duurzame Techniek en Groen. Binnen het Domein TOI zijn dit de lectoraten Groot Composiet en Duurzaam Gebouwde Omgeving. Op dit moment onderzoekt het domein de mogelijkheid lectoraten te starten op het terrein van mechatronica (ten behoeve van de opleidingen Elektrotechniek en Werktuigbouwkunde), ICT en een lectoraat op het gebied van luchtvaarttechnologie. Het Domein Agriculture heeft op dit moment twee lectoraten aan zich verbonden: het lectoraat Duurzame Verbindingen in de Greenport en het lectoraat Integrale Voedsel- en productieketens. Deze laatste richt zich sinds september 2011 met name op nieuwe vormen van authentiek leren, volledig in lijn met de Human Capital Agenda van de topsectoren Tuinbouw- en Uitgangsmaterialen en Agro Food. Daarnaast werkt het domein Agriculture aan de oprichting van een lectoraat Integrale Gebiedsontwikkeling in de
50 Hogeschool Windesheim en Hogeschool Inholland werken samen met de Hogeschool van Amsterdam en Hogeschool Utrecht in het samenwerkingsverband ‘de vier educatieve faculteiten’. De aldaar ingezette ketenaanpak t.b.v. kennisontwikkeling en kennisdeling vormt voor een deel de basis voor het project Expertise Centrum Primair Onderwijs. Ook via dit verband zal kennisverwerving en kennisdeling plaatsvinden.
Randstad, mede gefinancierd vanuit gemeenten in de directe omgeving van de locatie Delft, en aan het lectoraat Green Biotechnology, in nauwe samenwerking met het bedrijfsleven in de Seed Valley, NoordHolland. De inhoud van de opleidings- en onderzoeksprogramma’s wordt op deze wijze gevormd door de thematieken van de (Rand)stad. Hierin zit het onderscheidend vermogen van Hogeschool Inholland. De combinatie van technologische en groene kennis levert een bijdrage aan de realisatie van de agenda’s van de topsectoren en geeft een antwoord op regionale, maar ook (inter)nationale vraagstukken rondom de doorontwikkeling van de Greenportgebieden, innovatieve en duurzame technologieën, biologische landbouw, stadslandbouw, nieuwe logistieke concepten, integrale gebiedsontwikkeling, diergezondheid, functional food en zoals eerder aangegeven: biobased economy. Docenten, studenten en lectoren die samen werken aan praktijkopdrachten en -onderzoek in de regio en in de stad en via die praktijkopdrachten zorgen voor een voortdurende actualisering van het curriculum. Hogeschool Inholland geeft daarnaast binnen de thematiek van Groen concrete invulling aan haar maatschappelijke verantwoordelijkheid en het begrip Waarde(n)volle Hogeschool door de aanwezige kennis over gezonde voeding, leefomgeving en leefstijl te delen met overige doelgroepen met name in de grote steden. Centre of Expertise Lightweight Engineering and Composites Er is een grote behoefte aan duurzame technologische oplossingen en dit biedt kansen voor de Nederlandse industrie. Door onder andere vergrijzing en een te laag aantal studenten dreigt er echter een tekort aan bètatechnici om deze behoefte te vervullen de potentiële groei mogelijk te maken. Hogeschool Inholland is voornemens een Centre of Expertise op te zetten dat zich zal richten op Lightweight Engineering and Composites, en beoogt hierin samen te werken met de leidende onderwijs- en kennisinstellingen, branchevertegenwoordigers en leidende en initiatiefrijke bedrijven. Partijen die het initiatief ondersteunen en samenwerking voorstaan zijn: — Technische Universiteit Delft, faculteit Luchtvaart- en Ruimtevaarttechniek (TUD LR), — Technische Universiteit Delft, faculteit Civiele techniek en Geotechniek (TUD CiTG), — Kenniscentrum Windturbine Materialen en Constructies (WMC), — Vereniging Kunststof Composiet Nederland (VKCN), — Associatie Technology Overdracht (ATO), — Kennisorganisatie VAPRO BV (VAPRO). Partijen die het initiatief zeer positief tegemoet zien en samenwerking overwegen zijn: — Stichting Nederlandse Industrie voor Defensie en Veiligheid (NIDV), — Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium (NLR). Het draagvlak van het initiatief is groot en in een volgende fase kunnen meer partijen bij de samenwerking betrokken worden. De kennissituatie op het gebied van lichtgewicht construeren en composiet is voor veel markten ontoereikend. Bovendien zijn niet voor alle markten waarin composieten worden toegepast opleidingen beschikbaar. Ontwikkeling van tools en methodieken en uitbreiding van het onderwijsaanbod zijn noodzakelijk om de branche te versterken. De kern van het voorziene Centre of Expertise Lightweight Engineering and Composites zal worden gevormd door het Composietenlab van Inholland te Delft en het lectoraat Groot Composiet in Alkmaar. Het zal enerzijds voorzien in onderzoek en ontwikkeling van duurzame technologische oplossingen in samenwerking met de industrie en anderzijds studenten, docenten en medewerkers opleiden om deze technologie te implementeren en de arbeidscapaciteit te leveren die nodig is om de economische kansen te benutten. Door studenten en docenten te betrekken bij onderzoek en ontwikkelingsprojecten met de industrie ontstaat een levendige interactie die leidt tot snelle en effectieve koppeling van kennis en toepassing. Een versneld resultaat kan bereikt worden door gebruik te maken van ervaringen uit ontwikkelde markten als luchtvaart en windenergie en reeds aanwezig lesmateriaal. 33
34 Presteren in Verbinding
Er bestaan reeds vele samenwerkingsverbanden en initiatieven binnen de branche, maar geen enkele is in de onderwijs- en marktbenadering zo breed als het Centre of Expertise Lightweight Engineering and Composites. Door de focus te leggen op de productlevensfase of een specifieke activiteit hierbinnen (bijvoorbeeld ‘reparatie en onderhoud’) is een brede marktbenadering op diverse onderwijsniveaus mogelijk met behoud van een sterke samenhang van activiteiten. Het Centre of Expertise is een door lopend initiatief en beoogt zelfvoorzienend te zijn. De kansen voor de Nederlandse industrie liggen met name in het ontwikkelen van: — kennisintensieve toepassingen, — gerealiseerd met arbeidsextensieve processen ofwel vergaande automatisering en minimaliseren van aantal tussenstappen, — met goede kwaliteitsborging leidend tot minimale uitval en maximale benutting van de productmarges. Uit gesprekken met de diverse partijen zijn de volgende onderzoeksgebieden geselecteerd, aansluitend op de expertise van de initiatiefnemende partijen. De onderzoeksthema’s zijn met name gericht op het vergroten van toegevoegde waarde van producten, reductie van arbeidscomponent in de kosten en verbeteren van kwaliteit: — Automatisering — Procestechnologie (robotisering) — Werkvoorbereiding (software tools en methodieken) — Productiestrategie (software tools en methodieken) — Integraal functioneel ontwerp (software tools en methodieken). — Kwaliteitscontrole en borging - ontwikkeling van procedures voor diverse markten met passende technieken en veilgheidsniveau’s. — Reparatie en onderhoud - ontwikkeling van procedures voor diverse markten met passende technieken en veiligheidsniveau’s. — End of life, sustainability en duurzaamheid - levensduur van composieten, recycling, biocomposieten, LCA en materiaalkeuzes binnen Lightweight Engineering (RVS, aluminium, hoge sterkte staal, magnesium, composiet. hout). De volgende stap is het uitwerken van een business plan met een concrete begroting. De onderlinge afspraken over de invulling van het Centre of Expertise en randvoorwaarden zullen worden vastgelegd in een definitieve Samenwerkingsovereenkomst en het Beleidsplan Centre of Expertise Lightweight Engineering and Composites.
Centre of Expertise for Biobased Economy Sinds 2012 participeert Hogeschool Inholland in het Centre of Biobased Economy. Dit Centre zal een bijdrage leveren aan de overschakeling naar een economie die draait op ‘groene’ in plaats van fossiele brandstoffen. Binnen dit project fungeert Wageningen Universiteit als het Centre of Excellence en de vier agrarische hogescholen als Centres of Expertise met hun eigen regionale inkleuring. Voor het Domein Agriculture betekent dit een focus op de Rotterdamse Haven en het Greenport Gebied. Het Centre of Expertise wordt langs drie lijnen ingevuld. Via de onderwijslijn wordt actuele kennis rondom Biobased Economy geïntegreerd in de bachelors van het Domein Agriculture. Middels promotieplaatsen wordt de onderzoekslijn geborgd. Het Domein Agriculture heeft ervoor gekozen om één promotieplaats te richten op life science en nieuwe biotechnologieën, en één promotieplaats in te vullen rondom nieuwe verdienmodellen, met name gericht op de agribusiness. Via de derde lijn binnen het Centre of Biobased Economy werkt het Domein Agriculture aan innovatieve projecten in opdracht van en in samenwerking met het mkb. Binnen het project is sprake van publieke en private financiering.
5.4 Differentiatie en kennisvalorisatie in de regio Valorisatie51 wordt door Inholland gedefinieerd als benutting van kennis in samenwerking tussen overheid, onderwijs, onderzoek, bedrijfsleven, werkveld en samenleving. Valorisatie-in-samenwerking is bij Inholland een wederkerig proces omdat nieuw ontwikkelde kennis in bedrijven en instellingen ook een impact heeft op de vernieuwing van het onderwijs. Er is nauwe afstemming met kennisinstellingen en het werkveld om de kennis tot maatschappelijke waarde te brengen en ervoor te zorgen dat de kennis vanuit het werkveld ook weer terugkeert in de vorm van continue onderwijsvernieuwing. Om maatschappelijke waarde en gelijktijdig onderwijsvernieuwing te creëren zet Inholland de valorisatieactiviteiten in het algemeen in op: vraag gestuurde samenwerking tussen bedrijfsleven en kennisinstellingen; integrale benutting van alfa, bèta en gamma kennis; regionale afstemming en samenwerking in de ‘gouden driehoek’. Kenmerken van valorisatieprogramma’s in 2016: — Samenwerking in de vorm van een consortium (opgericht door meerdere partijen met een duidelijk doel en van tijdelijke aard). — Doelstelling vanuit de regionale kennisagenda. — Productieve wisselwerking tussen kennis, kapitaal en talent, via nieuwe combinaties van kennis en beroepspraktijk. — Samenwerking vanuit het Triple Helix – model: bedrijfsleven-kennisinstellingen-gemeentelijke overheid. — Economische en maatschappelijke benutting van publiek gefinancierde kennis voor de gemeenschap (‘giving back‘). — Persoonlijke ontwikkeling en voldoening van het leveren van een maatschappelijk zichtbare bijdrage van kennisinstellingen via studenten en docenten.
Ambitie valorisatie in 2016: In de regio metropoolregio Amsterdam worden één of meer valorisatieprogramma’s ontwikkeld langs de bovenstaande lijnen.
5.4.1 Valorisatie in de metropoolregio Rotterdam Het programma Triple Play 2020 is gericht op het verzilveren van nieuw ontwikkelde kennis en technologie die aanwezig is bij de onderwijsinstellingen ten behoeve van de maatschappij. De waardecreatie kan zeer breed zijn, zoals de bètakennis maar juist ook de alfa- en gammakennis. Bij het kennisvalorisatieprogramma in Rotterdam is het belangrijk dat het moet leiden tot een betere economische en maatschappelijke benutting van publiek gefinancierde kennis met een toegevoegde maatschappelijke en of economische meerwaarde voor de stad Rotterdam. Hogeschool Inholland neemt deel aan het consortium Triple Play 202052. Dit is een samenwerkingsverband tussen de overheid, het onderwijs, het wetenschappelijk onderzoek en het bedrijfsleven. Deze vorm van samenwerking ook wel Community of Practice genoemd zorgt ervoor dat de (praktijk)kennis optimaal gebundeld en ingezet zal worden.
51 Voor een nadere beschrijving van Inholland’s visie op valorisatie, wordt verwezen naar Subsidieaanvraag Triple Play 2020 (maart 2011). 52 Het consortium bestaat uit Erasmus Universiteit, Erasmus MC, Hogeschool Inholland, de Rotterdamse Ondernemers Academie, het bedrijfsleven en de Gemeente Rotterdam .
35
36 Presteren in Verbinding
Inholland heeft een aantal projecten waarmee zij voor het kennisvalorisatieprogamma aan de slag zal gaan. Bij deze projecten zijn verschillende domeinen betrokken en bestaat het kennisvalorisatieprogramma uit vijf innovatiecusters. Per cluster bestaan projecten waar opleidingen, lectoraten, studenten en externe partijen aan verbonden zijn53. Het kennisvalorisatieprogramma biedt Inholland dé kans om zichzelf naar buiten toe te profileren. De projecten kunnen aantonen welke kennis en talent Inholland in huis heeft. Maar ook intern heeft het veel voordelen om mee te doen aan dit programma. Zo zal dit voor de docenten een verrijking zijn van hun competenties, waarbij kennisuitwisseling met de praktijk centraal staat. Voor de lectoraten zal het een kans zijn om zichzelf zowel in- als extern op de kaart te zetten door samen te werken met de opleidingen, studenten en de praktijk. Binnen het thema talentontwikkeling en ondernemerschap stimulering heeft Inholland met een aantal partners de volgende projecten in het jaarprogramma 2012-2013. In de jaren hierna zal het aantal projecten nog uitbreiden: — Project 1. Sociaal ondernemerschap in de regio Rotterdam – Kansen voor Kennis — Project 2. Leren en innoveren tussen generaties — Project 3. Kenniswerkplaats Veiligheid Beleving — Project 4. Business Flight Simulator — Project 5. Ondernemerswinkel deelgemeente Feyenoord — Project 6. Ondernemerschapsonderwijs De hierop aangesloten Lectoraten van Inholland Rotterdam zijn: — Dynamiek van de Stad — Digital World: Lector — Integrale Veiligheid en veiligheidsbeleving — Cross Mediale Communicatie: coordinator 5.4.2 Valorisatie in de metropoolregio Amsterdam De benoeming van de specifieke valorisatieactiviteiten van de vestigingen van Inholland in de regio Amsterdam past bij de drie inhoudelijke hoofdthema’s van Inholland: Creatieve economie, de Gezonde samenleving en Duurzame techniek en groen. Deze thema’s sluiten op hun beurt ook aan bij de kennis- en innovatieagenda voor de metropoolregio Amsterdam die is opgeleverd door de Amsterdam Economic Board (AEB). De drie hoofdthema’s sluiten namelijk nauw aan bij drie van de zeven clusters die benoemd zijn door de AEB als bepalend voor de economische kracht van de metropoolregio, te weten Creatieve Industrie, Rode Life Sciences en Flowers & Food. De zeven clusters zijn tot slot ook verbonden met de negen topsectoren benoemd door het kabinet waarmee Nederland internationaal gezien toegevoegde waarde biedt en de daarin ontwikkelde Human Capital Agenda (HCA). De hogeschool zoekt nadrukkelijk samenwerking met kennisinstellingen en het werkveld op de drie hoofdthema’s volgens de triple-helixaanpak die is geadopteerd in de metropoolregio Amsterdam. Dit model gaat uit van samenwerking tussen overheid, bedrijfsleven en kennisinstellingen waarbij de drie partijen hun traditionele rollen, waarmee ze elkaar nogal eens in de weg zitten, verschuiven naar een gezamenlijke koers. Op deze manier ontstaan trilaterale netwerken en hybride organisaties. Bedrijven, kennisinstellingen en overheidsinstanties gaan op zoek gaan naar een balans tussen competitie en samenwerking. Deze samenwerking is van uitermate groot belang voor de regionale kennisproductie en valorisatie.
Thema’s en betrokken opleidingen zijn 1) Ondernemerschap Stimulering: MER, MFR,Hbo Recht, SJD, IV, lectoraat Dynamiek van de stad en het lectoraat Public Reassurance, 2) Haven en industriecomplex: MER (de ‘droge’ haven, ofwel de zakelijke creatieve dienstverlening rondom de havenactiviteiten). 3) Zorg en Medisch: Welzijnsopleidingen in samenwerking met Erasmus MC, 4) Creatieve Industrie: MFR, Finance Be / Ac, 50 Talentontwikkeling: lectoraat Dynamiek van de Stad, lectoraat Digital World, lectoraat Intellectual Capital en studentenprojecten.
53
Naast het bieden van een economische en/of maatschappelijke toegevoegde waarde, ziet de hogeschool kennisvalorisatieprogramma’s als een kans om de organisatie te profileren in de externe omgeving. Docenten en studenten kunnen ervaring opdoen met innovatieve programma’s, hun competenties verrijken en bijdragen aan de maatschappij. Lectoraten werken samen met opleidingen, studenten en het werkveld en zetten zich hiermee zowel in- als extern op de kaart. Betrokken lectoraten zijn onder andere het lectoraat GGZ-verpleegkunde, het lectoraat Leefwerelden van de Jeugd, het lectoraat Medische Technologie, het lectoraat Maatschappelijk werk, het lectoraat Dynamiek van de Stad, het lectoraat Integrale Voedsel- en productieketens, het lectoraat Duurzame Verbindingen in Greenports en het lectoraat City Marketing & Leisure Management. Gezien de genoemde voordelen heeft Inholland in de metropoolregio Amsterdam dus zeker de ambitie actief te zijn op het gebied van valorisatie. Inholland werkt per domein (in een wisselend tempo) de komende twee jaar aan het concretiseren van de indicatoren voor valorisatie. Deze sluiten zo veel waar mogelijk aan bij de concrete omgeving van een domein als ook bij de door de reviewcommissie aangegeven indicatoren voor valorisatie. Dat wil niet zeggen dat er al niet stevig gewerkt wordt aan valorisatieprogramma’s voorbeelden daarvan zijn er voldoende te vinden (zie de tabel hieronder voor een aantal voorbeelden). Wanneer de indicatoren zijn benoemd en de exacte valorisatieactiviteiten zijn geïnventariseerd zullen de verdere toekomstperspectieven met betrekking tot valorisatie worden vastgesteld. Voorbeelden van valorisatieprojecten Amsterdam/Diemen/Amstelveen — De innovatieklas Flowers — EFRO Flower Valley — Aanvraag Centrum Innovatief Vakmanschap: ‘Life Sciences & Chemistry’ (Cluster Life Science) — ACE (Amsterdam Centre for Entrepreneurship) — Aanvraag Centrum Innovatief Vakmanschap Creative Industry Amsterdam: Perfoming Business (Cluster Creative Industry) — Preventieve Wellness: Leisure & Health komen samen — Project Podium voor podiumdirecteuren — Project e-Tourism & International Summer/Winter School — Healthlab — Paramedische opleidingen — Onderzoeken samenwerking HvA en Inholland binnen de gezondheidszorg — Aangepast Sporten / Vitaal Nederland — ACTA — LabM - kennis- en onderzoekscentrum voor creative industrie — GNR8 - student generated media — Nieuwe Energie aan de Creatieve As — Haarlemse Stroming — Netwerk023 — The Amsterdam Campus — iMMovator — Media Future Week — Future Now — Interact — Social TV — Expertisecentrum Primair Onderwijs — Project Burgerschap Rekenen & Taal — Project ‘vitaal leraarschap’ — Project e-eca Gezien de omvang van het document kiezen we ervoor om alleen de regio Amsterdam als voorbeeld uit te werken.
37
38 Presteren in Verbinding
5.4.3 Differentiatie in de metropoolregio Vanaf september 2012 neemt de hogeschool Inholland samen met de hogeschool Rotterdam, en de ROC’s Zadkine en Albeda College deel aan de Rotterdam Academy. Binnen dat samenwerkingsverband worden, vanuit het besef dat de Associate degree als invulling van kwaliteitsniveau 5 in het Nederlandse onderwijsbestel een eigenstandige waarde heeft, Ad-programma’s aangeboden met een duidelijk beroepsperspectief, die toegesneden zijn op de Rotterdamse arbeidsmarkt. Studenten kunnen zo een Ad-graad behalen die hun een goed civiel effect geeft, en tevens het perspectief biedt om op de langere termijn een bachelor te halen. De samenwerking met de ROC’s draagt ertoe bij dat met name de mbo’ers, voor wie het volgen van een bachelor geen vanzelfsprekende keuze is, toch kunnen kiezen voor een vervolgopleiding. Dit model wil Inholland in de eerste plaats gebruiken voor het verder uitbouwen van het concept van de Rotterdam Academy als methode om Associate-degreeprogramma’s een goede plek in het bestel te geven. De instroom in het eerste jaar (2011-2012) geeft hoop dat dit een succesvolle formule is. Ambitie differentiatie in 2016: In de metropoolregio Amsterdam wordt onderzocht of een ‘Amsterdam Academy’ (waarin de Associate-degreeprogramma’s worden geclusterd) haalbaar is. Dit gebeurt in nauwe samenwerking met de hogescholen (HvA en Windesheim Flevoland) en de mbo-instellingen in Noord-Holland en Flevoland.
Ten slotte Met het bovenstaande hopen wij voldoende inzicht te hebben gegeven in het na te streven profiel van Hogeschool Inholland, in de plannen, de voornemens en de ambities.
Ondertekening: Den Haag, 15 september 2012
De heer D. Terpstra, voorzitter College van Bestuur Hogeschool Inholland
De heer H. Zijlstra Staatsecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Overzicht prestatieafspraken Onderwijs portfolio Bachelors (vt)1 Opleidingen staf : studentratio < 1:25 Indicator Studiesucces
Nulmeting (2012) 97 1:27,1
53:47
Doelstelling 33,5 % 6,9 % 61,6 % 3,6 61 % 0% 60:40
Onderzoek / valorisatie Aantal lectoren Aantal lectoren gepromoveerd4 Aantal promovendi in promotieregeling Inholland Aantal gepromoveerden via promotieregeling Inholland
Nulmeting (2012) 26 19 38 5
Ambitie (2016) 26 26 40 15
Indicator Deelname aan onderzoeksnetwerken
O/V5 O
Nulmeting6 Nationaal: 15
Ambitite (2016) 5%
Wetenschappelijke Onderzoekspublicaties Beroepsgerichte publicaties Programma’s continue professionele
O O&V V
Internationaal: 13 56 per jaar 131 publicaties/jaar 245 activiteiten7
0% 5% 5%
Kwaliteit Maatregelen
Operationalisering Uitval Switch Rendement NSE algemene tevredenheid Docentkwaliteit Onderwijsintensiteit Indirecte kosten
Ambitie 2016 Lichte daling2 7,5%3
Nulmeting 33,5 % 6,9 % 60,6 % 3,4 51 %
ontwikkeling Hoofdthema Creatieve economie
Gezonde samen-
Nulmeting (2012) 5 lectoren
Ambitie (2016) 6 lectoren
Geen master
Master creatieve economie8
Geen VWO-route
3 VWO-routes
Geen honoursprogramma Honoursprogramma’s per opleiding
Honoursprogramma’s9 Honoursprogramma’s domeinbreed
leving
Center of Expertise primair onderwijs 2 VWO-routes10
Duurzame techniek &
7 masteropleidingen 4 lectoren
9 masteropleidingen11 5 lectoren
groen
Center of expertise Biobased
Center of Expertise Composieten
economy
Center of Expertise Greenport
Honoursprogramma Agri
Honoursprogramma Agri/techniek
Opleidingen die worden afgebouwd, op basis van de besluiten van april 2011 of eerder, zijn hierin ook meegenomen. Precieze cijfers zijn afhankelijk van de uitwerking van de businesscase BBA (Bachelor of business administration). 3 Ratio wordt dan 1:25 4 Inclusief lectoren die in een promotietraject zitten 5 O= onderzoek / V= valorisatie 6 Op basis van gemiddelden per jaar tussen 2005-2010. 7 Presentaties (workshops, trainingen) aan bedrijfsleven 8 Opleidingen Media- en entertainment management, communicatie, vrije tijdsmanagement, en hoger toeristisch en recreatief onderwijs. 9 Voor de opleidingen communicatie, vrije tijdsmanagement hoger toeristisch en recreatief onderwijs. 10 Bij de opleidingen Pedagogiek en Sport en bewegen. Onderzocht wordt of ook bij de meer cure georiënteerd opleidingen VWO-routes kunnen worden geïntroduceerd, binnen de wet BIG. 11 Master Advanced Health and Informatics Practioner. 1 2
Bijlage bij Prestatieafspraken en profileringsstuk De volgende documenten zijn gebruikt ter onderbouwing van de tekst: — Verbinding als opdracht (1 december 2011) — Ruimte voor presteren (1 december 2011) — Reorganisatiemonitor april 2012 — Businesscase International college inholland (april 2012) — Leadership skills & Inholland international programmes (14 januari 2011) — Intern Cijfermatige analyse domeinplannen, onderdelen studiesucces, kwaliteit en maatregelen — Projectplan onderwijscyclus (april 2012) — Determinant in success, a longitudinal study in higher professional education (dr. R. Kappe) — Handboek kwaliteitzorg praktijkgericht onderzoek (December 2011) — U-map scores — Juridisch voorbehoud bij het maken van prestatieafspraken HBO-raad (17 april 2012)
Randvoorwaarden Hogeschool Inholland wil de in dit document genoemde prestatieafspraken graag waarmaken, maar is daarvoor ook afhankelijk van de condities waaronder dit gerealiseerd moet worden. Hogeschool Inholland kan genoemde doelen alleen realiseren als door OCW aan de volgende voorwaarden wordt voldaan: 1. Capaciteitsregulering op basis van kwalitatieve selectie (‘selectie voor de poort’) is wettelijk mogelijk; 2. Vervroeging van de uiterste aanmelddatum naar 1 mei; 3. Ruimere mogelijkheden voor collegegelddifferentiatie (instellingstarieven); 4. Wettelijk mogelijk maken van driejarige hbo-trajecten voor studenten met vwo-vooropleiding; 5. Wettelijke mogelijkheid om nadere vooropleidingseisen te stellen aan studenten die worden toegelaten op basis van mbo-diploma en de vakkenpakketten van studenten die worden toegelaten op basis van een havo- of vwo diploma. 6. Wettelijk onmogelijk maken van de overstap van studenten met een hbo-propedeuse naar een wobachelor-opleiding
Post-scriptum Hier volgt het post-scriptum van Hogeschool Inholland bij het Hoofdlijnenakkoord, op basis waarvan aan Hogeschool Inholland naar verwachting prestatiebekostiging wordt toegekend. Ten behoeve van de voorstellen voor verkrijging van prestatiebekostiging en voor het maken van de bestuurlijke afspraken over profilering en valorisatie, gaat Hogeschool Inholland uit van de volgende gemaakte afspraken in het Hoofdlijnenakkoord: a) De kwaliteit van onderwijs en het studiesucces hebben prioriteit bij de overeen te komen prestatieafspraken; b) Er is een centrale rol weggelegd voor open overleg tussen [naam hogeschool] en de staatssecretaris van OCW over de overeen te komen prestatieafspraken; c) Het kader waaraan de voorstellen van [naam hogeschool] worden getoetst is neergelegd in het hoofdlijnenakkoord. Hogeschool Inholland tekent hierbij aan, dat de HBO-raad mede namens Hogeschool Inholland niet heeft ingestemd met het beoordelingskader dat is opgesteld door de Review Commissie die de staatssecretaris heeft ingesteld. In aanvulling op de afspraken uit het Hoofdlijnenakkoord maakt Hogeschool Inholland het uitdrukkelijke voorbehoud dat mocht op enig moment komen vast te staan dat een formeel-wettelijke basis voor invoering van prestatiebekostiging in het hoger onderwijs ten onrechte ontbreekt, de staatssecretaris van OCW geen reden heeft om de bekostiging inzake de prestatieafspraken aan Hogeschool Inholland te onthouden. Hogeschool Inholland spant zich in de overeen te komen prestatieafspraken te realiseren, maar er kunnen zich omstandigheden voordoen die realisatie ervan in de weg staan. Daarbij kan het bijvoorbeeld gaan om: het niet of niet tijdig afgerond zijn van het wetgevingstraject rond de (wettelijke) maatregelen die in het Hoofdlijnenakkoord zijn overeengekomen als zijnde noodzakelijke randvoorwaarden voor het verhogen van de prestaties van de hogescholen op het gebied van kwaliteit en studiesucces; de uitkomst van de discussie rond de bekostiging van het deeltijdonderwijs die thans wordt gevoerd; (ingrijpende) bezuinigingen door het kabinet op het hoger beroepsonderwijs; een definitief besluit om de mbo-4 opleidingen van te verkorten 4 naar 3 jaar. Hogeschool Inholland wenst een aparte bepaling in de prestatieovereenkomst op te nemen waarin wordt geregeld dat wanneer dergelijke omstandigheden zich voordoen, dit leidt tot gehele of gedeeltelijke bijstelling van de prestatieafspraken en/of tot gehele of gedeeltelijke bijstelling van de financiële consequenties die kunnen worden verbonden aan het geheel of gedeeltelijk niet nakomen van de prestatieafspraken tussen de staatssecretaris van OCW en Hogeschool Inholland. In het geval dat de prestatieovereenkomst ten aanzien van bovenvermelde nadere overwegingen naar het oordeel van Hogeschool Inholland procedureel onvoldoende waarborgen zou bevatten of inhoudelijk onjuist zou zijn, kan de hogeschool besluiten de prestatieovereenkomst toch aan te gaan, doch uitsluitend ter behoud van het recht op prestatiebekostiging. In dat geval behoudt de hogeschool zich het recht voor om juridische stappen te ondernemen indien zij dat noodzakelijk acht.
44 Verbinding als Opdracht