Achtergronddocument
Prestaties in de strafrechtketen
Februari 2012 Algemene Rekenkamer, Lange Voorhout 8, Postbus 20015, 2500 EA Den Haag
Prestaties in de strafrechtketen; Achtergronddocument
Inhoud
1
Inleiding
1
1.1
Onderwerp
1
1.2
Context
1
1.2.1
Het strafrecht
1
1.2.2
De strafrechtketen
2
1.2.3
Taken en verantwoordelijkheden
3
1.2.4
Financieel belang
3
1.2.5
Wet- en regelgeving
4
1.3
Doelstelling, probleemstelling en normen
6
1.3.1
Doelstelling
6
1.3.2
Probleemstelling
6
1.3.3
Normen
7
1.4
Aanpak
8
1.5
Leeswijzer
9
2
Uitstroom uit de strafrechtketen
10
2.1
Uitstroom uit de strafrechtketen
10
2.2
De opsporingsfase
11
2.2.2
Ongewenste uitstroom in de opsporingsfase
15
2.2.3
Onbekende uitstroom in opsporingsfase
16
2.2.4
Oorzaken en gevolgen
19
2.3
De vervolgingsfase
21
2.3.1
Uitstroom in de vervolgingsfase
21
2.3.2
Ongewenste uitstroom in de vervolgingsfase
25
2.3.3
Onbekende uitstroom in de vervolgingsfase
25
2.4
Berechtingsfase
26
2.4.1
Uitstroom in de berechtingsfase
26
2.4.2
Ongewenste uitstroom in de berechtingsfase
30
2.4.3
Onbekende uitstroom in de berechtingsfase
32
2.5
Ten uitvoerleggingsfase
33
2.5.1
Uitstroom in de tenuitvoerleggingsfase
33
2.5.2
Ongewenste uitstroom in de tenuitvoerleggingsfase
40
Prestaties in de strafrechtketen; Achtergronddocument
3
Sturing
42
3.1
Inleiding
42
3.2
Doel van de sturing
42
3.2.1
Nationaal beleid
42
3.2.2
Lokaal beleid
43
3.2.3
Beleid in de praktijk
44
3.2.4
Ontwikkelingen in beleid
45
3.3
Sturingsinstrumenten
47
3.4
Sturingsvoorwaarden
49
4
Informatievoorziening
50
4.1
Belang van betrouwbare informatie
50
4.2
Belangrijkste bevindingen
51
4.2.1
Informatie slechts in beperkte mate voorhanden
51
4.2.2
‘Balansen’ per organisatie vaak niet in evenwicht
51
4.2.3
Informatie van organisaties sluit niet op elkaar aan
53
4.2.4
Organisatie van de informatievoorziening niet adequaat
54
4.2.5
Het CJIB: een voorbeeld voor de keten
55
Bijlage 1 Methodologische verantwoording
56
Bijlage 2 Aanwijzingen en richtlijnen van het OM
59
Gebruikte afkortingen
64
Literatuur
66
Prestaties in de strafrechtketen; Achtergronddocument
1
Inleiding
1.1
Onderwerp De Algemene Rekenkamer heeft van oktober 2010 tot juni 2011 onderzoek gedaan naar de strafrechtketen. We hebben het presteren van de strafrechtketen onderzocht door het aantal gewelds- en vermogensmisdrijven dat de strafrechtketen in-, door- en uitstroomt in kaart te brengen en te analyseren. Achterliggende vraag daarbij was ook of en in welke mate daar zaken bij zijn die ongewenst de strafrechtketen uitstromen. Dit onderzoek sluit aan bij de doelstelling van de Algemene Rekenkamer om het doelmatig en doeltreffend functioneren van het Rijk en de daarmee verbonden organen te toetsen en waar mogelijk te verbeteren.
1.2
Context
1.2.1
Het strafrecht Uitgangspunten in het huidige strafrecht zijn vergelding en preventie: niet normconform gedrag wordt bestraft en daarvan moet een preventieve werking uitgaan. In het Wetboek van Strafrecht is beschreven welke feiten strafbaar zijn. Bij een vermoeden van het plegen van een strafbaar feit kan de verdachte door het Openbaar Ministerie (OM) vervolgd worden op grond van het Wetboek van Strafvordering. De politie of een andere opsporingsinstantie verricht daarvoor eerst een opsporingsonderzoek. In Nederland is het strafrecht van oorsprong gepositioneerd als ultimum remedium: het mag pas worden ingezet als andere manieren van handhaving onvoldoende soelaas bieden (WRR, 2010). Strafrecht is het meest ingrijpende middel dat de overheid kan inzetten. Deze terughoudende opstelling komt ook tot uitdrukking in het opportuniteitsbeginsel op grond waarvan het OM bevoegd is om te vervolgen, maar ook kan besluiten om een zaak te seponeren als vervolging uit oogpunt van het algemeen belang niet wenselijk is of om jeugdige daders te verwijzen naar Halt. Ook de politie beschikt in bepaalde gevallen (zoals verkeers- en milieuovertredingen en eenvoudige
1
Prestaties in de strafrechtketen; Achtergronddocument
winkeldiefstal) over afdoeningsmogelijkheden om de gang naar de rechter te voorkomen. Een bijkomend feit is dat het aantal zaken waarmee de strafrechtketen geconfronteerd wordt zo groot is dat niet alles door de politie kan worden opgepakt. Bovendien bestaat de wettelijke taak die de politie heeft om de rechtsorde te handhaven niet alleen uit strafrechtelijke handhaving (repressie, onder gezag van de officier van justitie), maar ook uit handhaving van de openbare orde (preventie, onder gezag van de burgemeester). Steeds zal het regionaal college voor elk korps de afweging moeten maken hoe de beschikbare capaciteit hiertussen verdeeld wordt. Het regionaal college bestaande uit de hoofdofficier van justitie, burgemeesters en korpschef maakt afspraken over en stelt prioriteiten in de ‘beleidsmatige’ inzet van de politie. Het College van procureurs-generaal van het Openbaar Ministerie heeft de Aanwijzing voor de opsporing (2003) vastgesteld om helderheid te geven over wat van de politie uit strafrechtelijk oogpunt in redelijkheid (en gezien de niet oneindige capaciteit) mag worden gevraagd en hoe de politie op afzonderlijke feiten moet reageren. Helderheid is belangrijk voor de burger, zodat deze weet waarop hij kan rekenen, maar het is ook voor de politie een nuttig instrument voor de keuzes die in de praktijk moeten worden gemaakt en voor het OM en de rechter die eventuele klachten over beslissingen van de politie moeten beoordelen. In de Aanwijzing voor de opsporing worden twee criteria genoemd die van belang zijn voor de keuzes die de politie in de praktijk moet maken: (1) de ernst van het strafbare feit en (2) de aanwezigheid van opsporingsindicaties die kunnen leiden tot opheldering van de zaak. Hoe ernstiger het feit, hoe meer moet worden gedaan om de zaak op te helderen zodat verdachten vervolgd en berecht kunnen worden. In uitzonderlijke gevallen zijn afwijkingen mogelijk, maar de beslissing daartoe is voorbehouden aan het OM. Ook kunnen op lokaal niveau nadere prioriteiten worden gesteld, bijvoorbeeld door te voorzien in extra opsporingsinspanningen bij woninginbraken, fietsendiefstallen of internetoplichting, maar de Aanwijzing voor de opsporing moet daarbij altijd wel de benedengrens vormen. 1.2.2
De strafrechtketen De strafrechtketen bestaat uit alle organisaties die samen de rechtshandhaving verzorgen: van opsporing via vervolging en berechting tot en met de tenuitvoerlegging van straffen en maatregelen.
2
Prestaties in de strafrechtketen; Achtergronddocument
Wanneer de politie kennisneemt van een misdrijf kan de politie overgaan tot opsporing en proberen bewijzen te verzamelen en de verdachte te vinden. De politie kan een zaak, indien daartoe gemachtigd door het OM, afdoen met een sepot, Halt-verwijzing, transactie of reprimande. 1 Andere zaken worden, gezien hun ernst en de bewijsbaarheid, ter vervolging aangeboden aan het OM. Het OM kan vervolgens besluiten, al dan niet onder voorwaarden, een zaak niet verder te vervolgen (seponeren), de zaak zelf af te doen (transactie of strafbeschikking) of de zaak voor te leggen aan de rechter. De rechter doet daarna een uitspraak, waartegen OM en/of verdachte, onder voorwaarden, in beroep kunnen gaan. De definitieve uitspraken en afdoeningen zoals boete, gevangenisstraf, taakof werkstraf worden vervolgens ten uitvoer gelegd door het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB), de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI), de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK), Halt en de reclassering. 1.2.3
Taken en verantwoordelijkheden Diverse organisaties hebben taken en verantwoordelijkheden op het gebied van de opsporing, vervolging, berechting en tenuitvoerlegging. De minister van VenJ is eindverantwoordelijk voor het functioneren van de strafrechtketen als geheel. In de periode waarop ons onderzoek zich richt waren de ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) nog gezamenlijk verantwoordelijk voor het beheer van de politiekorpsen. Inmiddels ligt die verantwoordelijkheid geheel bij de minister van VenJ. Gezien deze nieuwe situatie spreken we in dit rapport steeds over de minister van VenJ.
Een aantal organisaties is ook aan toezicht van inspecties onderworpen. De Inspectie Openbare Orde en Veiligheid (IOOV) houdt toezicht op de politie, de Inspectie voor de Sanctietoepassing (ISt) houdt toezicht op de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) en de reclassering en de Inspectie Jeugdzorg (IJZ) op de justitiële jeugdinrichtingen van DJI, de jeugdreclassering en de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK). 1.2.4
Financieel belang De totale overheidsuitgaven (inclusief lokale overheden) voor de strafrechtketen bedroegen in 2010 ruim € 6 miljard 2 (zie tabel 1).
1
Een sepot is een beslissing om niet te vervolgen. Een transactie is een schikking tot b etaling van
een boete; bij het OM kan het ook om een taakstraf gaan. Een reprimande is een berisping. 2
Te weten € 6.172,7 miljoen door de ministeries, met name van BZK en Justitie en € 17,6 miljoen
door de lokale overheden.
3
Prestaties in de strafrechtketen; Achtergronddocument
Tabel 1 Overheidsuitgaven aan opsporing, vervolging, berechting en tenuitvoer-
4
legging van misdrijven in 2010 Deelterrein
Uitgaven (x € 1 miljoen)
Opsporing*
2.917,0
Vervolging
699,6
Berechting
315,8
Tenuitvoerlegging
2.257,9
Totaal
6.190,3
*waarvan € 2.584,1 miljoen voor opsporing door politie Bron: CBS Statline, Veiligheidszorgrekeningen 2010
1.2.5
Wet- en regelgeving Voor de strafrechtketen is de volgende wet- en regelgeving van belang:
Politiewet 1993 Hierin zijn de taken, de organisatie en het beheer van de politie en het gezag waaraan zij ondergeschikt is vastgesteld. Voor de handhavingstaak op het gebied van de openbare orde en de hulpverleningstaak staat de politie onder gezag van de burgemeester. Als de politie optreedt ter strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde staat zij onder gezag van de officier van justitie. Zowel de burgemeester als de officier van justitie kunnen de politie aanwijzingen geven voor de vervulling van de taken. Bij elk regiokorps stelt de korpsbeheerder (burgemeester) in overeenstemming met de hoofdofficier van justitie tenminste eenmaal in de vier jaar een beleidsplan en jaarlijks het ontwerp van de organisatie, de formatie, de begroting, de jaarrekening en het jaarverslag voor het regionale politiekorps op. In het regionaal college, bestaande uit de burgemeesters van de gemeenten in de regio en de hoofdofficier van justitie en de korpschef als deelnemer worden de regionale prioriteiten bepaald, met in achtneming van de landelijke prioriteiten politie.
Wetboek van Strafvordering Hierin is bepaald hoe strafbare feiten vervolgd worden.
Wetboek van Strafrecht Hierin is bepaald wat strafbare feiten zijn en welke sancties daarvoor opgelegd kunnen worden.
Wet op de Rechterlijke Organisatie Deze wet regelt de (samenstelling van) de rechterlijke macht, de Hoge Raad en het OM.
Richtlijnen en aanwijzingen van het OM De aanwijzingen worden gebruikt voor het stellen van beleidsregels voor de uitoefening van taken en bevoegdheden van het OM en betreffen met name het opsporings-, vervolgings- en executiebeleid.
Prestaties in de strafrechtketen; Achtergronddocument
De richtlijnen bevatten dwingende normatieve regels op het gebied van strafvordering. Ze zeggen met name iets over transactiebedragen en eisen ter zitting. Van de 96 aanwijzingen en 61 richtlijnen die voor onze onderzoeksperiode door het OM waren vastgesteld, waren 54 aanwijzingen en negentien richtlijnen relevant voor ons onderzoek. De aanwijzingen hadden betrekking op opsporing, vervolging of executie bij gewelds- of vermogensmisdrijven, zoals de Aanwijzing voor de opsporing (2003), de Aanwijzing voor gebruik van sepotgronden (2008) en de Aanwijzing executie (vervangende) vrijheidsstraffen, taakstraffen van meerderjarigen, geldboetes, schadevergoedingsmaatregelen, Europese geldelijke sancties en toepassing voorwaardelijke invrijheidstelling (2008). Daarnaast is wetgeving in voorbereiding die van invloed is op de strafrechtketen:
Rechtsbijstand en politieverhoor In april 2011 is het wetsvoorstel rechtsbijstand en politieverhoor opgesteld. Verdachten van een misdrijf waarop een gevangenisstraf van zes jaar of meer staat, krijgen recht op bijstand van een raadsman tijdens het politieverhoor. Verder zijn er voorschriften om de kwaliteit van het proces-verbaal (pv) van de verklaring van de verdachte te verbeteren.
Herziening gerechtelijke kaart Met het oog op een meer slagvaardige rechtspraak wordt het aantal rechtbanken teruggebracht van negentien naar tien en het aantal gerechtshoven van vijf naar vier en komt er één landelijk ressortsparket.
Voorwaardelijke sancties Met het wetsvoorstel voorwaardelijke sancties wordt een lijst met bijzondere voorwaarden in de regelgeving vastgelegd. Daarbij wordt de mogelijkheid gecreëerd voor snel ingrijpen (insluiting) indien de voorwaarden niet worden nageleefd. Ook biedt het wetsvoorstel de rechter de mogelijkheid voorwaarden en toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren. De leerstraf komt met inwerkingtreding van het wetsvoorstel te vervallen en het wordt mogelijk de proeftijd met twee jaar te verlengen.
5
Prestaties in de strafrechtketen; Achtergronddocument
1.3
Doelstelling, probleemstelling en normen
1.3.1
Doelstelling Met dit onderzoek willen we, mede gezien de niet onbeperkte capaciteit van de strafrechtketen, bijdragen aan betere prestaties van de strafrechtketen en daarmee aan een grotere doelmatigheid, rechtsgelijkheid en rechtszekerheid. Dat doen we door de in-, door- en uitstroom van zaken zo volledig mogelijk in kaart te brengen en aan te geven in welke mate daar zaken bij zijn die ongewenst de strafrechtketen uitstromen en wat daarvan de oorzaken zijn. Dit inzicht kan leiden tot maatregelen die bijdragen aan een betere benutting van schaarse capaciteit en tot een groter rechtszekerheidsgevoel bij individuele burgers.
1.3.2
Probleemstelling Onze probleemstelling - op welke punten kunnen actoren in de strafrechtketen hun prestaties verbeteren - hebben we in vier vragen gevat:
Wat is de omvang van de in- en uitstroom in de strafrechtketen?
Is sprake van uitstroom die niet in lijn is met de wet- en regelgeving of anderszins ongewenst is?
Welke oorzaken liggen aan die uitstroom ten grondslag?
Welke oplossingen zijn voor deze uitstroom mogelijk?
We hebben ons hierbij geconcentreerd op de in- en uitstroom van gewelds- en vermogensmisdrijven 3 in de periode van 1 oktober 2009 tot en met 30 september 2010. Geweldsmisdrijven zijn misdrijven zoals mishandeling, bedreiging, stalking, seksuele misdrijven, misdrijven tegen het leven, vrijheidsbeneming, gijzeling en mensenhandel. Vermogensmisdrijven betreffen diefstal, verduistering, inbraak, bedrog, valsheidsmisdrijven, heling, afpersing, bankbreuk en witwassen. Vermogens- en geweldsmisdrijven vormen 68% van het totaal aantal
3
Zoals gedefinieerd in de Standaardclassificatie misdrijven (Politie) 2010 van het CBS:
Geweldsmisdrijven zijn misdrijven zoals omschreven in art. 239-250, 273 f, 274-281, 282282a, 284a-285b, 287-296, 300-306, 307-308 WvSr. Het gaat met name om mishandeling, bedreiging, stalking, seksuele misdrijven, misdrijven tegen het leven, vrijheidsbeneming, gijzeling, mensenhandel. Openlijke geweldpleging valt niet in deze categorie, maar onder vernieling/openbare orde. Vermogensmisdrijven zijn misdrijven zoals omschreven in art. 208 214, 216-223, 225-234, 310-312, 314-315, 317-318, 321, 326-338, 340-348, 416-417 bis, 420bis-420quater WvSr. Het gaat met name om diefstal, verduistering, inbraak, bedrog, valsheidsmisdrijven, heling, afpersing, bankbreuk, witwassen.
6
Prestaties in de strafrechtketen; Achtergronddocument
misdrijven 4 en hadden prioriteit bij het in de onderzoeksperiode regerende kabinet-Balkenende IV. Ook voor het huidige kabinet vormt daadkrachtige aanpak van geweld en criminaliteit een speerpunt. De onderzoeksperiode sloot zo goed mogelijk aan op de invoering van het systeem Basis Voorziening Handhaving (BVH) bij alle regiokorpsen, zodat de gegevens beter onderling vergelijkbaar zouden zijn. Keuze voor het kalenderjaar 2010 was gezien het tijdstip van de uitvoering van dit onderzoek ongewenst, omdat de betrokken organisaties op dat moment nog niet over definitieve gegevens over heel 2010 beschikten. Bij uitstroom onderscheiden we zaken die de strafrechtketen verlaten en zaken die doorstromen naar een ketenpartner. Bij doorstroom naar een ketenpartner gaat het zowel om zaken die doorgaan naar een volgende fase in de strafrechtketen (bijvoorbeeld van opsporing naar vervolging) als zaken die teruggestuurd worden om aangevuld te worden (bijvoorbeeld van OM naar politie). 1.3.3
Normen (On)gewenste uitstroom Zoals we in de inleiding hebben geschetst, is het streven om het strafrecht pas in te zetten als andere manieren van handhaving niet meer toereikend zijn. Als gevolg daarvan is het wenselijk dat zaken die niet in het strafrecht thuishoren zo vroeg mogelijk uitstromen. De uitstroom zal in lijn moeten zijn met de wet- en regelgeving. Maar ook al wordt daaraan voldaan, dan nog kunnen er bij die uitstroom soms kanttekeningen worden geplaatst met het oog op doelmatigheid of maatschappelijk belang. Dit is bijvoorbeeld het geval als een kansrijke zaak door capaciteitsgebrek toch niet wordt afgerond, als een zaak eindigt door verjaring, als een zaak te laat uitstroomt, maar ook bij regionale verschillen als gevolg van individuele keuzes. Deze uitstroom en de uitstroom die niet in lijn is met wet- en regelgeving noemen we ongewenste uitstroom. Om vast te stellen of uitstroom in lijn met wet- en regelgeving plaatsvindt, is van belang of is gehandeld conform de wetboeken van Strafrecht en Strafvordering en de aanwijzingen en richtlijnen van het OM en de eventuele nadere invulling op lokaal niveau. In onze onderzoeksperiode waren 96 aanwijzingen en 61 richtlijnen van het OM van kracht, waarvan de Aanwijzing voor de opsporing (2003), de Aanwijzing voor gebruik van sepotgronden
4
Het betrof in het jaar 2010 68% van het totaal aantal geregistreerde misdrijven (59%
vermogen en 9% geweld). Andere misdrijven zijn bijvoorbeeld vernielingen en misdrijven tegen openbare orde en gezag, verkeers-, drugs-, (vuur)wapen- en milieumisdrijven.
7
Prestaties in de strafrechtketen; Achtergronddocument
(2008) en de Aanwijzing voor de executie (vervangende) vrijheidsstraffen, taakstraffen van meerderjarigen, geldboetes, schadevergoedingsmaatregelen, Europese geldelijke sancties en toepassing voorwaardelijke invrijheidstelling (2008) het meest relevant zijn. Een overzicht van alle aanwijzingen en richtlijnen die van kracht waren in de onderzoeksperiode, is opgenomen in bijlage 2. (Beleids)informatie Om aan zijn verantwoordelijkheid voor een doelmatige en doeltreffende strafrechtketen invulling te geven, zal de minister van VenJ moeten beschikken over bruikbare informatie over presteren en functioneren van de strafrechtketen. Dat wil zeggen dat de informatie volledig, actueel, tijdig, toegankelijk en eenduidig en vergelijkbaar moet zijn en daarnaast betrouwbaar, valide en ordelijk en controleerbaar. Een adequate informatiehuishouding – het totaal aan regels en voorzieningen gericht op de informatieverzamelingen en stromen – is daartoe onmisbaar. Alleen dan is het mogelijk te beoordelen of de organisatie van de strafrechtketen aanpassing behoeft of niet. Gelijkgericht beleid en financiering Naast de kwaliteit van de informatie is voor de doelmatigheid en doeltreffendheid van de keten van belang dat beleid en financiering van de verschillende ketenpartners geen belemmering mogen vormen voor het functioneren van de keten als geheel. Ze moeten juist zodanig worden ingezet dat ze fungeren als stuurinstrumenten om het functioneren van de keten in de gewenste richting te bevorderen.
1.4
Aanpak We hebben het onderzoek langs twee ‘sporen’ uitgevoerd. In de eerste plaats is kwantitatieve informatie verzameld over de voorraden, in- en uitstroom van gewelds- en vermogenszaken per fase van de keten. Aangezien deze informatie niet bij alle ketenpartners standaard voorhanden was, waren specifieke bevragingen nodig van de diverse door partijen gebruikte systemen (zoals BVH, GPS, Compas). Ook zijn we nagegaan of de beginvoorraad en instroom in balans waren met de uitstroom plus de eindvoorraad en of de gegevens uit de verschillende fasen op elkaar aansluiten. In de tweede plaats hebben we kwalitatieve informatie verzameld over oorzaken van uitstroom van zaken uit de keten, oorzaken van het eventueel niet aansluiten van gegevens en over risico’s die zich daarbij voordoen. Bij de start van het onderzoek beoogden we die informatie te
8
Prestaties in de strafrechtketen; Achtergronddocument
ontlenen aan individuele dossiers op zaakniveau en deze langs statistische weg te kwantificeren. Dit bleek echter niet mogelijk omdat de dossiers hiervoor te weinig aanknopingspunten bieden. In plaats daarvan hebben we bij alle betrokken organisaties gesprekken gevoerd: bij zeven aselect geselecteerde politiekorpsen, de daaraan verbonden parketten, twee arrondissementsrechtbanken 5, een gerechtshof en de tenuitvoerleggende organisaties. We hebben met ruim 110 functionarissen (en met een flink aantal diverse malen) gesproken die op de verschillende momenten dat zaken uit kunnen stromen een rol hebben, bijvoorbeeld casescreeners, teamleiders, beoordelaars, medewerkers bedrijfsvoering, parketsecretarissen, officieren van justitie, rechters en functionarissen van de tenuitvoerleggende organisaties. Daarnaast zijn we bij het Ministerie van VenJ, het Parket Generaal van het Openbaar Ministerie (OM) en de Raad voor de rechtspraak nagegaan welke beleids- en beheersmaatregelen getroffen zijn gericht op (uitstroom uit) de strafrechtketen.
1.5
Leeswijzer In hoofdstuk 2 behandelen we allereerst de omvang van de uitstroom in de verschillende fases van de strafrechtketen. Vervolgens zijn in hoofdstuk 3 onze bevindingen over sturing en beleid weergegeven en gaan we in hoofdstuk 4 in op de informatievoorziening in de strafrechtketen.
5
Hierna spreken we van rechtbanken.
9
Prestaties in de strafrechtketen; Achtergronddocument
2
Uitstroom uit de strafrechtketen
2.1
Uitstroom uit de strafrechtketen Op basis van de informatie die verkregen kon worden, hebben we beoordeeld waar sprake is van ongewenste uitstroom. In figuur 1 zijn de diverse stromen in de strafrechtketen op hoofdlijnen zichtbaar gemaakt. Figuur 1 In- en uitstroom van gewelds- en vermogensmisdrijven in de strafrechtketen van 1 oktober 2009 tot en met 30 september 2010
10
Prestaties in de strafrechtketen; Achtergronddocument
Er lopen veel stromen tussen de verschillende ketenpartners en veel zaken doorlopen niet de gehele strafrechtketen maar verlaten deze vroegtijdig. Een gedeelte van de uitstroom uit de strafrechtketen achten we ongewenst. Bij gebrek aan kwantitatieve informatie hebben we ons bij het bepalen van de mate van ongewenstheid voornamelijk op kwalitatieve informatie moeten baseren. Hierna gaan we per fase in de strafrechtketen (opsporing, vervolging, berechting en tenuitvoerlegging) in op de omvang van de uitstroom in het algemeen en meer in het bijzonder op het deel dat ongewenst of onbekend is.
2.2
De opsporingsfase
2.2.1
Uitstroom in de opsporingsfase Figuur 2 In- en uitstroom van gewelds- en vermogensmisdrijven bij opsporing van 1 oktober 2009 tot en met 30 september 2010
11
Prestaties in de strafrechtketen; Achtergronddocument
Uit cijfers die we van de politie hebben ontvangen, maken we op dat in de onderzoeksperiode 1.012.361 meldingen binnenkwamen op het gebied van gewelds- en vermogenscriminaliteit. Een gedeelte daarvan wordt ter plekke afgehandeld of meteen terzijde gelegd omdat sprake is van een incident zonder strafbaar feit (bijvoorbeeld een burenruzie zonder lichamelijk geweld) of omdat geen – voor het geven van een vervolg noodzakelijke – aangifte wordt gedaan (bijvoorbeeld een melding van geweld zonder bereidheid aangifte te doen). Dit aantal bedraagt 234.377. Op deze stroom zijn wij niet verder ingegaan in ons onderzoek. De overige 777.984 zaken stromen de strafrechtketen in. Vervolgens stromen in de opsporingsfase zaken op verschillende momenten en op verschillende manieren uit:
De niet meteen terzijde gelegde meldingen ondergaan een vorm van casescreening. Dat wil zeggen dat een schifting wordt gemaakt tussen zaken die al dan niet in onderzoek worden genomen. Zaken worden bijvoorbeeld ‘uitgescreend’, dus niet in onderzoek genomen, omdat er geen opsporingsindicaties zijn. Een uitgescreende zaak krijgt geen vervolg in de opsporing. Dit aantal bedraagt 503.036 (69,4% van de totale uitstroom).
Bij zaken die in onderzoek worden genomen (‘ingescreend’), volgen meestal opsporingshandelingen. Het is mogelijk dat geen verdachte wordt gevonden. Deze zaken worden gearchiveerd als afgerond zonder verdachte en krijgen geen verder vervolg. Het betreft 123.641 zaken (17%).
Zaken waarin wel een verdachte wordt gevonden, worden verder in behandeling genomen. Lukt het niet om tot sluitend bewijs te komen, dan wordt de zaak opgelegd en stroomt deze uit (politiesepot). In de onderzoeksperiode ging het om 25.295 gewelds- en vermogenszaken (3,5%).
Lukt het om sluitend bewijs te verzamelen en de verdachte te vinden, dan wordt de zaak door de politie afgedaan met een reprimande, een transactie opgelegd, doorverwezen naar Halt of ter vervolging overgedragen aan het OM. In de onderzoeksperiode ging het volgens de politie om 4.678 reprimandes (0,6%), 4.832 transacties (0,7%) en 5.516 Halt-verwijzingen ( 0,8%) en werden 58.330 zaken (8%) overgedragen aan het OM. Samenvattend stroomde dus 9,5% van de zaken door naar de ketenpartners CJIB, Halt en OM. Dit beeld is gebaseerd op door de politie aangedragen cijfers en komt niet overeen met het beeld dat zou ontstaan als de cijfers van de ketenpartners gebruikt zouden worden. Evenzo is bij dit beeld afgezien van de onbekende aantallen door de ketenpartners niet in behandeling genomen zaken (zie figuur 2).
12
Prestaties in de strafrechtketen; Achtergronddocument
Het verschil tussen instroom (777.984) en uitstroom (725.328) in de onderzoeksperiode bedraagt 52.656 zaken. De aanlevering van de cijfers door de politie verliep niet vlekkeloos. Over de cijfers die we na een lange procedure na toestemming van de afzonderlijke politiekorpsen aangeleverd hadden gekregen (zie tabel 2), was de politie bij nader inzien van mening dat de instroomcijfers ten onrechte ook meldingen van incidenten en van misdrijven zonder aangifte en zonder verdachte bevatten. Die categorie meldingen blijft in de strafrechtketen zonder gevolg. Daarop heeft de politie nieuwe cijfers aangeleverd (zie tabel 3). Analyse van die nieuwe cijfers wees uit, dat de instroom weliswaar 234.377 lager is, maar dat het aantal uitgescreende zaken en het aantal zaken dat was afgerond zonder verdachte, tegen de verwachting in, niet in dezelfde mate was gedaald. Navraag bij de politie wees uit dat de nieuwe gegevens ontleend waren aan het systeem GIDS en niet, zoals de eerdere gegevens, direct aan BVH. Vergelijking tussen de cijfers achtte de politie onmogelijk. Ook bevatte de tweede set gegevens geen informatie over de beginvoorraad en was de eindvoorraad bij vrijwel alle korpsen bepaald als verschil tussen instroom en uitstroom. Tabel 2 Voorraad, in-, door- en uitstroom van alle incidenten en aangiften van vermogens- en geweldsmisdrijven in de opsporingsfase van 1 oktober 2009 tot en met 30 september 2010 (cijfers volgens opgave van politie) Balans bij de politie; alle incidenten en aangiften In Beginvoorraad
Uit 73.509
Uitstroom:
851.113
- uitgescreend
623.785
- politiesepot - beëindigd zonder verdachte
Totaal
1.012.361 1.085.870
148.155
- Halt-verwijzing
4.882
- transactie
4.215
- reprimande
4.808
- naar het OM Instroom
18.772
Eindvoorraad Totaal Saldo
46.496 139.776 990.889 94.981
13
Prestaties in de strafrechtketen; Achtergronddocument
Tabel 3 Voorraad, in-, door- en uitstroom van alle aangiften met verdachte van
14
vermogens- en geweldsmisdrijven in de opsporingsfase van 1 oktober 2009 tot en met 30 september 2010 Balans bij de politie; aangiften en meldingen met verdachte (nieuwe cijfers) In Beginvoorraad
Uit Niet bekend
Uitstroom:
725.328
- uitgescreend
503.036
- politiesepot
25.295
- beëindigd zonder verdachte
Instroom Totaal
777.984 Niet bekend
123.641
- Halt-verwijzing
5.516
- transactie
4.832
- reprimande
4.678
- naar het OM
58.330
‘Eindvoorraad’
51.092
Totaal
776.420
Vergelijking tussen de twee tabellen van de relatieve uitstroom per uitstroomcategorie laat zien dat sprake is van beperkte verschillen tussen de twee sets gegevens (zie tabel 4).
Tabel 4 Uitstroomcategorieën in % van de totale uitstroom
Tabel 2
Tabel 3
73,3
69,4
3,9
2,2
3,5
-1,3
17,4
17,0
0,4
Halt-verwijzing
0,6
0,8
-0,2
Transactie
0,5
0,7
-0,2
Reprimande
0,6
0,6
0
Naar het OM
5,5
8,0
-2,5
100
100
0
Uitgescreend Politiesepot Beëindigd zonder verdachte
Totaal uit
Verschil
We hebben ervoor gekozen de nieuwste cijfers van de politie (tabel 3) in dit onderzoek als uitgangspunt te nemen voor het bepalen van de omvang van de uitstroom. Omdat alleen de oude cijfers (tabel 2) ook informatie over de voorraden bevatten, hebben we deze gebruikt om vast te stellen in welke mate bij de politiekorpsen sprake is van evenwicht tussen de som van beginvoorraad en instroom enerzijds en die van uitstroom en eindvoorraad anderzijds. De instroom bij de politie in de onderzoeksperiode bestaat uit 777.984 aangiften en meldingen zonder aangifte maar met een verdachte van gewelds- en vermogensmisdrijven (zie tabel 3). Het aantal zaken dat in
Prestaties in de strafrechtketen; Achtergronddocument
die periode bij de opsporing uitstroomt is 725.328. Daarvan stromen
15
656.650 zaken (90%) de strafrechtketen uit, terwijl 68.678 zaken (10%) vanuit de opsporing doorstromen naar ketenpartners. Deze aantallen zijn in tabel 5 onderverdeeld in % van de totale uitstroom. Tabel 5 Gespecificeerde omvang van de uitstroom van gewelds- en vermogensmisdrijven Omvang Uitstroom als
#
%
Uitgescreend
503.036
69,4
Beëindigd zonder verdachte
123.641
17
Politiesepot
25.295
3,5
Reprimande
4.678
0,6
Subtotaal uitstroom uit de keten bij de politie
656.650
90,5
Transactie (naar CJIB)
4.832
0,7
Halt-verwijzing (naar Halt)
5.516
0,8
Naar het OM
58.330
8
Subtotaal doorstroom naar ketenpartner
68.678
9,5
725.328
100
Totaal
2.2.2
Ongewenste uitstroom in de opsporingsfase Uitstroom niet in lijn met wet- en regelgeving
Casescreening
De niet meteen terzijde gelegde meldingen worden, nadat ze door de politie zijn geregistreerd, onderworpen aan casescreening: er wordt een schifting gemaakt tussen zaken die al dan niet in onderzoek worden genomen. Uit ons onderzoek blijkt dat de uitstroom 503.036 uitgescreende zaken (25.703 geweldsmisdrijven en 477.333 vermogensmisdrijven) is. De meeste uitgescreende geweldszaken betreffen ’eenvoudige’ mishandeling 6 (43%) en bedreiging (36%). Bij de uitgescreende vermogensmisdrijven gaat het om diefstallen van vervoermiddelen (22%), diefstallen vanuit en vanaf vervoermiddelen (20%) en overige (eenvoudige) diefstallen (22%). Volgens de Aanwijzing voor de opsporing dient elke zaak waarin opsporingsindicatie(s) aanwezig is (zijn) door de politie in behandeling genomen te worden. De betrokken politiekorpsen gaven echter in de interviews aan dat veel zaken uitgescreend worden terwijl die zaken op grond van de Aanwijzing voor de opsporing van het OM wel opvolging zouden moeten krijgen. Het OM is daarbij niet betrokken. Dit is met name
6
Onder mishandeling wordt verstaan het opzettelijk iemand toebrengen van enig lichamelijk letsel.
Bij lichte mishandeling, de zogenoemde ‘droge klappen’ wordt veelal gesproken van eenvoudige mishandeling.
Prestaties in de strafrechtketen; Achtergronddocument
het geval bij vvc. 7 Bij zware en middelzware criminaliteit is de kans klein dat dit zich voordoet, omdat het OM al vanaf het begin van het opsporingsproces intensiever bij de zaak betrokken is. Een deel van de uitstroom bij casescreening vindt dus niet conform de Aanwijzing voor de opsporing plaats. Om hoeveel zaken het gaat, is niet te kwantificeren omdat de cijfers niet hiernaar gedifferentieerd kunnen worden. Het aandeel van deze uitstroom zal per korps verschillen, omdat elk korps en soms elk district binnen een korps andere keuzes maakt bij casescreening.
Politiesepots
De 25.295 politiesepots zijn zaken die aanvankelijk door de politie in opsporing zijn genomen maar die, al dan niet gemandateerd door het OM, terzijde worden gelegd. Formeel kan de politie zonder mandaat van het OM geen zaken seponeren op grond van artikel 152 Sv. 8 In de praktijk komt dit volgens gesprekspartners bij de politie toch voor. Daarmee is een deel van deze uitstroom ongewenst. Door het ontbreken van informatie is de omvang ervan onbekend.
Anderszins ongewenste uitstroom
Van de zaken die na casescreening een opsporingsvervolg krijgen, stromen er 123.641 (17% van de totale uitstroom) de strafrechtketen uit als ‘afgerond onderzoek zonder verdachte’. Uit de interviews die wij gehouden hebben, werd duidelijk dat een deel van deze uitstroom ongewenst is, omdat die op een eerder moment had kunnen plaatsvinden, waardoor de daaraan bestede capaciteit in andere zaken gestoken had kunnen worden. Een ander deel had kunnen doorstromen als de kwaliteit van het opsporingswerk tot dan toe beter was of daarvoor tijdig capaciteit beschikbaar was. Deze onderlinge verdeling is echter niet te kwantificeren. 2.2.3
Onbekende uitstroom in opsporingsfase Sluitende verantwoording Om vast te stellen of de politie zich (kwantitatief) sluitend kan verantwoorden over de behandeling van binnengekomen zaken en er geen zaken ongezien de strafrechtketen uitstromen, hebben we gegevens opgevraagd over voorraden, instroom en uitstroom. Op basis daarvan
7
Bij circa 80% van de zaken in opsporing gaat het om vvc.
8
“Het staat opsporingsambtenaren slechts dan vrij het opmaken van een proces -verbaal
achterwege te laten ingeval hetgeen door hen is verricht of bevonden naar hun, aan toetsing door de officier van justitie onderworpen, oordeel redelijkerwijs niet van belang kan zijn voor enige door de rechter in het eindonderzoek te nemen beslissing.”
16
Prestaties in de strafrechtketen; Achtergronddocument
kunnen we vaststellen of de som van beginvoorraad plus instroom gelijk is aan de som van uitstroom plus eindvoorraad en er derhalve geen zaken ongezien uit de keten stromen. We stellen vast dat, volgens de administraties van de politiekorpsen, in de opsporingsfase het aantal inkomende zaken plus de beginvoorraad het aantal uitgaande zaken plus de eindvoorraad ruimschoots overtreft: er is geen evenwicht. De omvang van het verschil varieert per korps. Voor alle korpsen samen is dit verschil 8,7% (van de totale instroom plus beginvoorraad). Een dergelijk saldo betekent dat zaken de keten uitstromen zonder dat die worden afgeboekt onder één van de gebruikelijke afdoeningswijzen. Ook de later door de politie aangeleverde cijfers (zonder voorraadgegevens) laten een verschil zien tussen instroom en uitstroom (52.626 zaken). In beide gevallen is onduidelijk of het verschil ook betekent dat zaken ongewenst uit de strafrechtketen verdwijnen. De politie kon ons hierover geen informatie geven. Aansluiting tussen ketenpartners We constateren ook dat de cijfers over de in- en uitstroom van (dezelfde) zaken tussen ketenpartners (uitstroom van politie versus instroom bij OM, Halt en CJIB) niet op elkaar aansluiten. In onze onderzoeksperiode stroomden volgens de administratie van de politie 58.330 zaken uit naar het OM, 5.516 verwijzingen naar Halt en 4.832 transacties naar CJIB. In theorie zouden deze uitstroomcijfers van de politie gelijk moeten zijn aan die van de instroom van de desbetreffende organisaties. Dat is echter niet het geval: vanuit de politie is de instroom volgens opgave van de hierna genoemde organisaties 94.932 bij het OM, 6.478 bij Halt en 3.748 bij het CJIB. Vooral het verschil in cijfers tussen politie en OM valt op. Ook hier bestaat het risico dat zaken buiten beeld blijven. In de tabellen 6, 7 en 8 zijn voor het OM respectievelijk Halt en het CJIB de cijfers weergegeven van de korpsen die deel uitmaakten van ons verdiepend onderzoek en de overige korpsen. Wat betreft het korps Amsterdam-Amstelland stond ons nog een derde bron ter beschikking, namelijk BOSZ (Betere Opsporing door Sturing op Zaken). In 2010 is besloten tot landelijke implementatie van dit systeem bij zowel de korpsen als de parketten. Amsterdam-Amstelland was het enige korps dat ten tijde van ons onderzoek al met dit systeem werkte.
17
Prestaties in de strafrechtketen; Achtergronddocument
Tabel 6 Instroom van OM versus uitstroom van politie naar OM van gewelds- en
18
vermogensmisdrijven Regiokorps
Cijfers van OM
Cijfers van de politie tabel 2
tabel 3
Groningen
3.490
138
138
IJsselland
2.571
1.678
1.678
NO Gelderland
3.106
1.216
1.216
Amsterdam
11.140
Rotterdam
10.863
Limburg Zuid Flevoland
11.834
3.380
3.710
BOSZ
19.483
3.710
2.039
3.367
3.367
Overig
58.343
36.387
36.387
Totaal
94.932
46.496
58.330
Tabel 7 Instroom van Halt versus uitstroom van politie naar Halt van gewelds- en vermogensmisdrijven Regiokorps
Cijfers HALT
Cijfers van de politie tabel 2
tabel 3
Groningen
210
136
136
IJsselland
132
101
101
NO Gelderland
205
196
196
Amsterdam
668
3
637
Rotterdam
534
500
500
Limburg Zuid
239
210
210
Flevoland
209
219
219
Overig
4.281
3.517
3.517
Totaal
6.478
4.882
5.516
Tabel 8 Instroom van CJIB versus uitstroom van politie (transacties) naar CJIB van gewelds- en vermogensmisdrijven Regiokorps
Cijfers CJIB
Cijfers van de politie tabel 2
tabel 3
Groningen
22
68
68
IJsselland
0
28
28
NO Gelderland
132
240
240
Amsterdam
612
30
647
0
938
938
239
262
262
Rotterdam Limburg Zuid Flevoland
190
143
143
Overig
2.553
2.506
2.506
Totaal
3.748
4.215
4.832
Retourstromen
Prestaties in de strafrechtketen; Achtergronddocument
Naast de doorstroom van zaken vanuit de politie zijn er ook retourstromen: zaken die Halt, CJIB of het OM terugstuurt naar de politie. De omvang van deze retourstromen is bij de politie niet bekend. Het CJIB kan door de politie aangeboden transacties om diverse redenen weigeren en terugsturen in de vorm van berichten. In onze onderzoeksperiode hadden 3.753 berichten (79% van het totale aantal van 4.770 berichten) richting politie betrekking op het overschrijden van de aanlevertermijn van zestig dagen. Volgens het CJIB is de beleidslijn van het OM dat deze zaken niet opnieuw worden aangeleverd, omdat oude zaken bij de rechter tot vrijspraak leiden. Dit betreft overigens alle transacties, er kon niet gedifferentieerd worden naar soort misdrijf. Deze uitstroom is ongewenst. De politie registreert de zaken die naar het OM gaan als “ingezonden aan OM”. Uit ons onderzoek is duidelijk geworden dat het OM veel zaken niet in behandeling neemt (en niet registreert), maar terugstuurt naar de politie om aangevuld of om geseponeerd te worden. Met het terugsturen wil het OM bereiken dat de verantwoordelijkheid voor kwaliteit van de processen-verbaal bij het regiokorps ligt. De politie registreert deze retourzaken van het OM niet en niet bekend is of zaken alsnog aangevuld worden. Ook het OM registreert zijn retourzendingen niet en bewaakt ook niet of deze zaken later alsnog binnenkomen. Mogelijk valt door deze handelwijze een aanzienlijke categorie zaken tussen wal en schip. Aangezien noch OM noch politie dit registreren, konden wij de omvang hiervan niet vaststellen. Op basis van gesprekken met aan vijf korpsen verbonden politieparketsecretarissen (pps) 9 is wel de grove schatting te geven dat het om 18 tot 50% (tussen 10.000 en 29.000) van het aantal door de politie naar het OM ingestuurde zaken gaat. Het betreft zowel zaken die ter aanvulling retour gaan naar de politie als zaken die retour gaan om geseponeerd te worden. In hoeverre deze uitstroom ongewenst is kunnen we niet beoordelen. Wel vinden we het ongewenst dat deze uitstroom nergens zichtbaar is en niet bewaakt wordt. 2.2.4
Oorzaken en gevolgen De ongewenste uitstroom bij casescreening wordt veroorzaakt doordat regelgeving en beleid te veel ruimte en te weinig richting geven in de dagelijkse praktijk: te veel zaken zouden tot opsporingsactiviteit moeten leiden, terwijl de capaciteit daarvoor ontbreekt. Om het aantal te
9
Dit zijn functionarissen die als vooruitgeschoven post van het OM procesdossiers in een
vroegtijdig stadium beoordelen.
19
Prestaties in de strafrechtketen; Achtergronddocument
behandelen zaken toch behapbaar te houden, maakt vooral bij vvc de politie zelf – en bij de diverse korpsen verschillende - keuzes. Er zijn korpsen die aangiften van internetfraude (Marktplaats) meteen terzijde leggen. Ook kiezen sommige korpsen ervoor om oude aangiften (plankzaken) alsnog bij casescreening uit te laten stromen. De kwaliteit van het afwegingsproces is in die gevallen niet gegarandeerd. Ook de betrokkenheid van het OM bij die keuzes is beperkt: het OM heeft geen zicht op wat de politie al uitgefilterd heeft. Deze variëteit heeft ook gevolgen voor de rechtsgelijkheid. De ongewenste uitstroom van politiesepots hangt samen met het feit dat de politie formeel niet bevoegd is zaken te seponeren, maar wel de mogelijkheid heeft om zaken als zodanig te registreren. Bij een aantal korpsen werken politieparketsecretarissen die namens het OM procesdossiers in een vroegtijdig stadium beoordelen. Het kan zijn dat de pps wel zijn fiat heeft gegeven voor sepot. In dat geval zouden deze zaken als sepots bij het OM geregistreerd moeten worden. De ongewenste (zowel te vroege als te late) uitstroom van zaken zonder verdachte heeft diverse oorzaken. Het kan zijn dat de zaak geen prioriteit heeft in relatie tot de capaciteit, dat er gebrek aan capaciteit is om de zaak tijdig af te ronden (bij plankzaken), dat er onvoldoende bewijs (verkregen) is of dat het aangeleverde bewijs van onvoldoende kwaliteit is. Onderzoek van de politieacademie heeft aangetoond dat kritische screening bij opname van aangiften voor verbetering vatbaar is, omdat dat meer opsporingsindicaties oplevert (Liedenbaum e.a., 2007; Kouwenhoven e.a., 2011). De ongewenste uitstroom is een indicatie dat de beschikbare capaciteit niet doelmatig is ingezet: als een deel van deze zaken eerder was uitgestroomd, had de daaraan bestede capaciteit in andere zaken gestoken kunnen worden. Een ander deel had kunnen doorstromen als er juist wel opsporingscapaciteit voor geweest was. Voor de verschillen tussen de cijfers van de politie en die van CJIB en Halt hebben wij geen verklaring gevonden. De cijfers over het aantal ingestuurde zaken van politie verschillen aanzienlijk van die van het OM. Dit is gedeeltelijk te verklaren doordat de politie met zaakdossiers werkt en het OM met persoonsdossiers. Iedere aangifte is een zaak, maar een zaak kan tot meer verdachte personen leiden en een verdachte kan bij meer misdrijven betrokken zijn. De politie heeft aangegeven dat een aangifte die na opsporingsonderzoek wordt afgedaan, gemiddeld tot 1,2 verdachten leidt. Als we het aantal zaken hiervoor corrigeren is het verschil nog groot (69.996 (politie) tegenover
20
Prestaties in de strafrechtketen; Achtergronddocument
94.932 (OM)). Een andere verklaring is mogelijk dat bij vvc de doorlooptijd tussen het versturen van dossiers door de politie en het inschrijven ervan door het OM lang is. Het OM scant de politiedossiers namelijk handmatig in, wat bij sommige parketten betekent dat het een maand duurt voordat er inhoudelijk naar het dossier wordt gekeken. Ook bij de invoering van het Geïntegreerd Processysteem Strafrecht (GPS) doen zich problemen voor die van invloed zijn op de doorlooptijd. Het CJIB stuurt vooral transacties terug naar de politie omdat de aanlevertermijn van zestig dagen is overschreden. Het OM stuurt zaken terug naar de politie vanwege de gebrekkige kwaliteit van de processen-verbaal, vanwege fouten in het opsporingsonderzoek en verkeerd gebruik van bevoegdheden. In hoeverre gevolg wordt gegeven aan het verbeteren van de kwaliteit of het herstellen van fouten en de zaak opnieuw wordt ingestuurd, is niet bekend.
2.3
De vervolgingsfase
2.3.1
Uitstroom in de vervolgingsfase Het OM stuurt niet alleen de politie aan bij het opsporen maar zorgt er ook voor dat strafbare feiten worden vervolgd. Het OM is de enige instantie in Nederland die verdachten voor de strafrechter kan dagvaarden. Ook kan de officier van justitie in een door de politie aangeleverde zaak besluiten de zaak zelf af te handelen.
21
Prestaties in de strafrechtketen; Achtergronddocument
Figuur 3 In- en uitstroom van gewelds- en vermogensmisdrijven bij vervolging van 1 oktober 2009 tot en met 30 september 2010
Bij het OM stroomden volgens de eigen administratie in de onderzoeksperiode 94.932 gewelds- en vermogenszaken in vanuit de opsporing (zie figuur 3). Dit aantal is afwijkend van het aantal dat volgens de politie in dezelfde periode naar het OM is gegaan. De uitstroom van de politie naar het OM was 58.330 zaken. Voor het bieden van overzicht van de in-, door- en uitstroom OM gaan we uit van de eigen cijfers van het OM. De in dit onderzoek meest relevante uitstroomcategorieën zijn:
Sepot Het OM heeft twee sepotmogelijkheden, conform de Aanwijzing voor gebruik van sepotgronden (2008). Een technisch sepot wordt toegepast wanneer (verdere) vervolging geen zin heeft (als sprake is van niet kunnen vervolgen). Bij een beleidssepot is er wel voldoende bewijs, maar besluit het OM bewust om iemand niet te vervolgen (er is sprake van niet willen vervolgen). Het beleidssepot kan ook voorwaardelijk worden toegepast. Zodra de verdachte zich niet aan de gestelde aanwijzingen of voorwaarden houdt, zal wel (verder) worden vervolgd. Hierop wordt toegezien door politie en reclassering. In
22
Prestaties in de strafrechtketen; Achtergronddocument
de onderzoeksperiode is het OM in 6.690 (7%) gewelds- en vermogenszaken overgegaan tot technisch sepot, in 4.016 (4%) zaken tot onvoorwaardelijk beleidssepot en in 4.170 (4%) zaken tot voorwaardelijk beleidssepot.
Voeging Het samenvoegen van verschillende strafbare feiten tot één strafzaak. Hiervan was in 3.758 (4%) zaken sprake.
Transactie Een transactie kan bestaan uit het opleggen van een geldboete of van een taakstraf. Door hieraan te voldoen kan de overtreder voorko men dat hij gedagvaard zal worden voor de rechter. Het aantal transacties bij gewelds en vermogensmisdrijven bedroeg in de onderzoeksperiode 16.942 (17%).
Dagvaarding De officier van justitie kan namens het OM verdachten oproepen om voor de rechter te verschijnen. In de onderzoeksperiode is het OM in 61.683 gewelds- en vermogenszaken overgegaan tot dagvaarding voor de rechtbank, dus voor berechting in eerste aanleg (63% van de totale uitstroom).
Strafbeschikking Met ingang van 2008 heeft de officier van justitie ook de mogelijkheid misdrijven waarop maximaal zes jaar gevangenisstraf staat, en overtredingen, buiten de rechter om af te doen op grond van de Wet OM-afdoening. Strafbeschikkingen kwamen in de onderzoeksperiode niet voor bij gewelds- en vermogensmisdrijven.
Het verschil tussen instroom (94.932) en uitstroom (97.259) bij het OM in de onderzochte periode bedraagt -2.327. Bij de vervolging wordt onderscheid gemaakt naar standaardzaken (te vergelijken met vvc bij politie) en maatwerkzaken (te vergelijken met middelzware en zware criminaliteit). Het grootste deel van de zaken betreft standaardzaken.
23
Prestaties in de strafrechtketen; Achtergronddocument
Tabel 9 Voorraad, in- en uitstroom van gewelds- en vermogenszaken voor vervolging van 1 oktober 2009 tot en met 30 september 2010 Balans voor het OM In
Uit
Beginvoorraad
Niet bekend Uitstroom uit keten:
Instroom
18.634
94.932 - technisch sepot
Herinstroom tenuitvoerlegging
6.690
Niet bekend - onvoorwaardelijk beleidssepot - voorwaardelijk beleidssepot
4.170
- voeging
3.758
- geen vordering tenuitvoerlegging
Niet bekend
Doorstroom naar ketenpartner
78.625
- dagvaarding (1e aanleg)
61.683
- transactie
16.942
Eindvoorraad Totaal
4.016
Niet bekend
Niet bekend
Niet bekend
Bij het OM stroomden volgens de eigen administratie in de onderzoeksperiode 94.932 zaken in vanuit de opsporing. De uitstroom vanuit het OM betreft 97.259 zaken. Hiervan verlaten er 18.634 (19%) de keten, de rest (86.553, 81%) stroomt door naar andere ketenpartners. Deze aantallen zijn in tabel 10 nader onderverdeeld (in % van de totale uitstroom). Dit beeld is gebaseerd op door het OM aangedragen cijfers en komt niet overeen met het beeld dat zou ontstaan als de cijfers van de ketenpartners gebruikt zouden worden. Evenzo is bij dit beeld afgezien van de onbekende aantallen door de ketenpartners niet in behandeling genomen zaken. Tabel 10 Gespecificeerde omvang van de uitstroom van gewelds- en vermogensmisdrijven bij vervolging (cijfers volgens opgave van OM) Omvang Uitstroom als
#
%
Technisch sepot
6.690
7
Onvoorwaardelijk beleidssepot
4.016
4
Voorwaardelijk beleidssepot*
4.170
4
Voeging
3.758
4
Subtotaal uitstroom uit de OM keten
18.634
19
Transactie (naar CJIB)
16.942
17
Dagvaarding 1 aanleg
61.683
63
Subtotaal doorstroom naar ketenpartner
78.625
81
97.259
100
e
Totaal
24
Prestaties in de strafrechtketen; Achtergronddocument
2.3.2
Ongewenste uitstroom in de vervolgingsfase In de vervolgingsfase eindigt 11% van de (97.259) afgehandelde gewelds- en vermogenszaken in onvoorwaardelijk sepot, waarbij is gehandeld conform de Aanwijzing voor gebruik van sepotgronden (2008). Bij ruim de helft van de onvoorwaardelijke sepots gaat het om technisch sepot. Het OM registreert de technische sepots onder verschillende codes. In verreweg het grootste deel (6%) is sprake van onvoldoende bewijs. Om zicht te krijgen op de kwaliteit van de opsporingswerkzaamheden is er ook de mogelijkheid om te seponeren op grond van onrechtmatig verkregen bewijs. De parketten passen deze sepotgrond echter sporadisch toe. In hoeverre technische sepots ongewenst zijn hebben we niet kunnen beoordelen omdat er vaak juridische afwegingen worden gemaakt. Het OM hanteert technisch sepot pas in laatste instantie of bij nader gebleken feiten en omstandigheden. Na de overdracht van een proces-verbaal (pv) door het regiokorps beoordeelt het OM eerst of het pv voldoet aan de eisen van strafvordering. Mocht dit niet het geval zijn, dan stuurt het OM het pv retour nog voordat de zaak met een parketnummer is geregistreerd. Op die manier voorkomt het OM een groot aantal sepots. Het OM gaf aan dat technisch sepot bij maatwerkzaken minder voorkomt dan bij standaardzaken, omdat het OM al in de opsporingsfase actiever betrokken is bij maatwerkzaken. Van de onvoorwaardelijke beleidssepots is de reden relatief vaak dat het gaat om een oud feit (361 gevallen, 9% van het aantal onvoorwaardelijke beleidssepots) 10. Het belang van strafrechtelijk ingrijpen is dan te gering geworden. Dergelijke sepots vinden wij ongewenst. Het gebruik van andere sepotgronden hangt samen met de aard van het misdrijf en omstandigheden, zoals gering feit, recente bestraffing, medeschuld benadeelde. Om te kunnen beoordelen of het OM deze sepotgronden correct heeft toegepast en de mate vast te stellen waarin deze sepots ongewenst en vermijdbaar waren, is onderzoek op casusniveau nodig. Dit maakte door gebrek aan relevante informatie in de het zaakdossier echter geen deel uit van onze onderzoeksaanpak. Volgens het OM is een sepot niet zonder meer ongewenst, belangrijker is het effect van de interventie.
2.3.3
Onbekende uitstroom in de vervolgingsfase Of in de vervolgingsfase het aantal inkomende zaken plus de beginvoorraad in evenwicht is met het aantal uitgaande zaken plus de eindvoorraad kunnen we niet vaststellen, omdat het OM geen gegevens 10
De sepotgrond ‘oud feit’ is een van de 51 sepotgronden.
25
Prestaties in de strafrechtketen; Achtergronddocument
kon verstrekken over de voorraden van gewelds- en vermogensmisdrijven. Op basis van de beschikbare cijfers stellen we vast dat in- en uitstroom bij het OM in de onderzochte periode een verschil laten zien van 2.327. Het OM heeft ook geen cijfers over het aantal naar de politie retour gestuurde processen-verbaal. Als het regiokorps geen aanvullende werkzaamheden in de geretourneerde zaak verricht, kan sprake zijn van ongewenste uitstroom. Het OM houdt geen zicht op de mate waarin het regiokorps retour gestuurde processen-verbaal opnieuw instuurt. Aan deze werkwijze kleeft een aantal nadelen: als het regiokorps de zaak niet verder behandelt, ligt de vervolgingsbeslissing bij de politie, terwijl die in beginsel voorbehouden is aan het OM. Ook ontbreekt bij belanghebbende de mogelijkheid om een klacht in te dienen tegen niet vervolgen als bedoeld in artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering en ten slotte blijft registratie achterwege en is er dus geen zicht op de omvang. Bij het OM is niet bekend hoeveel zaken opnieuw instromen wanneer een gestrafte de door het OM of de rechter opgelegde voorwaarden overtreedt of een taakstraf zonder succes afrondt. Het OM weet evenmin hoe vaak tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk vonnis wordt gevorderd. Hierdoor kan niet vastgesteld worden of in zulke gevallen daadwerkelijk alsnog tot vervolging wordt overgegaan. Of de cijfers over overdracht tussen OM en CJIB (transacties, dat wil zeggen boete of taakstraf) en CJIB en Raad voor de Kinderbescherming (taakstraffen) op elkaar aansluiten konden we niet vaststellen, omdat CJIB en RvdK de taakstraffen niet registreren naar gewelds- en vermogensmisdrijven.
2.4
Berechtingsfase
2.4.1
Uitstroom in de berechtingsfase Als het OM besluit om een verdachte te dagvaarden, komt de strafrechter in beeld. Deze beoordeelt of de verdachte een strafbaar feit gepleegd heeft en daarvoor gestraft moet worden. Partijen die het niet eens zijn met een uitspraak van de rechtbank (de uitspraak in eerste aanleg) kunnen hoger beroep aantekenen bij het gerechtshof. Vervolgens kan beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad. De Hoge Raad beoordeelt de strafzaak niet feitelijk inhoudelijk, maar toetst of het gerechtshof – en in voorkomende gevallen de rechtbank - in zijn
26
Prestaties in de strafrechtketen; Achtergronddocument
uitspraak het recht op de juiste manier heeft toegepast en of de voorschriften van de wet in acht genomen zijn. De cassatieprocedure is er op gericht de rechtseenheid, rechtsontwikkeling en rechtsbescherming te bevorderen en te verzekeren. Figuur 4 In- en uitstroom van gewelds- en vermogensmisdrijven bij berechting van 1 oktober 2009 tot en met 30 september 2010
De strafrechter (rechtbank) kan tot verschillende vonnissen komen:
Dagvaarding nietig Hoe vaak dit voorgekomen is, is niet bekend. De zaak kan na herstel weer op zitting worden gebracht.
Rechter niet bevoegd In de onderzoeksperiode was hiervan in tien gevallen in eerste aanleg sprake. De zaak kan vervolgens naar de bevoegde rechter worden verwezen.
Vrijspraak In de onderzoeksperiode is de rechter in eerste aanleg in 5.223 (8%) gevallen overgegaan tot vrijspraak in eerste aanleg.
27
Prestaties in de strafrechtketen; Achtergronddocument
OM niet-ontvankelijk Hiervan was sprake in 164 (0,3%) gevallen in eerste aanleg.
Ontslag van rechtsvervolging Hiervan was sprake in 468 (1%) gevallen in eerste aanleg.
Voeging Ook de rechter kan besluiten om zaken te voegen. Dat was in 4.021 (7%) zaken in eerste aanleg het geval.
Schuldigverklaring met en zonder strafoplegging In de onderzoeksperiode is in 51.638 (83% van de totale uitstroom) gevallen door de rechtbank in eerste aanleg een straf of maatregel opgelegd, in 635 (1%) gevallen is de uitspraak ‘schuldig zonder straf’ gedaan.
De kwantitatieve informatie over de vonnissen is afkomstig uit de systemen COMPAS en GPS. Een vonnis kan meerdere componenten bevatten, bijvoorbeeld gedeeltelijke vrijspraak en een taakstraf of geldboete. De door ons verkregen gegevens hebben betrekking op ‘algehele’ uitspraken en niet op deeluitspraken. Deeluitspraken zijn niet te achterhalen en blijven buiten beeld. Uitspraken van de rechter in hoger beroep konden niet naar soort uitspraak gespecificeerd worden. De Hoge Raad kan, afgezien van de mogelijkheid een eiser nietontvankelijk te verklaren, in zijn uitspraken het beroep verwerpen of de bestreden uitspraak vernietigen. Het verschil tussen instroom (61.683) en uitstroom (62.165) bij berechting in eerste aanleg in de onderzoeksperiode bedroeg -482, tussen instroom (10.637) en uitstroom (9.742) bij hoger beroep bedroeg 895 en tussen instroom (1.767) en uitstroom (1.538) bij cassatie bedroeg 229. De volgende tabellen bevatten de balans voor de rechtbanken (tabel 11), de gerechtshoven (tabel 12) en de Hoge Raad (tabel 13).
28
Prestaties in de strafrechtketen; Achtergronddocument
Tabel 11 Gespecificeerde omvang voorraad, in- en uitstroom van gewelds- en
29
vermogenszaken voor berechting in eerste aanleg van 1 oktober 2009 tot en met 30 september 2010 Balans rechtbanken In Beginvoorraad
Uit Niet bekend
Instroom
Uitstroom uit keten:
61.683
10.527
- vrijspraak
5.523
- OM niet ontvankelijk
164
- schuldig zonder straf
635
- ontslag van alle rechtsvervolging
468
- overig
16
- voeging Doorstroom naar ketenpartner:
4.021 51.638
- straf e/o maatregel
Totaal
Niet bekend
Eindvoorraad
Niet bekend
Totaal
Niet bekend
Tabel 12 Gespecificeerde voorraad, in- en uitstroom van gewelds- en vermogenszaken voor berechting in hoger beroep van 1 oktober 2009 tot en met 30 september 2010 Balans gerechtshoven In Beginvoorraad Instroom
Uit 8.107 10.637
Uitstroom
9.742
Waarvan:
Totaal
18.744
- Uitspraken (niet nader te specificeren)
8.259
- Intrekkingen/ten onrechte geregistreerd
1.483
Eindvoorraad
8.906
‘Saldo’
96
Totaal
18.744
Tabel 13 Gespecificeerde voorraad, in- en uitstroom van gewelds- en vermogenszaken voor berechting in cassatie van 1 oktober 2009 tot en met 30 september 2010 Balans Hoge Raad In
Uit
Beginvoorraad
1.593
Uitstroom
Instroom
1.767
- niet ontvankelijk - intrekking cassatie
63 523
- (gedeeltelijke) vernietiging
363
Eindvoorraad 3.360
583
- verwerping
- overig
Totaal
1.538
Totaal
6 1.822 3.360
Prestaties in de strafrechtketen; Achtergronddocument
In de berechtingsfase stroomden 61.683 gewelds- en vermogens zaken in voor berechting in eerste aanleg, 10.637 voor hoger beroep en 1.767 voor cassatie. De uitstroom betreft 62.165 zaken bij berechting in eerste aanleg, 9.742 bij hoger beroep en 1.538 zaken bij cassatie. Deze uitstroomaantallen zijn in tabel 14 uitgesplitst. Tabel 14 Gespecificeerde omvang van uitstroom van gewelds- en vermogensmisdrijven bij berechting (cijfers volgens opgave van rechtspraak) Omvang Uitstroom van
#
%
5.223
8
Niet ontvankelijkheid OM
164
0
Schuldig zonder straf
635
1
Ontslag van alle rechtsvervolging
468
1
16
0
4.021
7
Subtotaal uitstroom uit de keten
10.527
17
Straf of maatregel
51.638
83
Subtotaal doorstroom naar ketenpartner
51.638
83
62.165
100
Uitspraak
8.259
85
Intrekking/onterecht geregistreerd
1.483
15
Totaal uitstroom Gerechtshoven
9.742
100
Niet ontvankelijkheid of intrekking
646
42
Verwerping
523
34
Rechtbanken (in eerste aanleg) Vrijspraak
Overig Voeging ter zitting
Totaal uitstroom rechtbanken Gerechtshoven
Hoge Raad
2.4.2
Vernietiging uitspraak + overig
369
24
Totaal uitstroom Hoge Raad
1.538
100
Ongewenste uitstroom in de berechtingsfase Voor uitspraken in eerste aanleg geldt dat bij vrijspraak en niet ontvankelijkheid sprake kan zijn van uitstroom die in een eerdere fase in de strafrechtketen had kunnen plaatsvinden. De in het onderzoek betrokken rechters gaven aan dat deze uitstroom weliswaar voorkomt, maar niet noemenswaardig vaak. In de berechtingsfase leidt van de 62.165 in eerste aanleg behandelde gewelds- en vermogenszaken 8% (5.223) tot vrijspraak en 0,3% (164) tot niet-ontvankelijkheid van het OM. Hoe vaak hiertegen in beroep is gegaan, is niet bekend; noch is bekend welke uitspraken in hoger beroep gedaan zijn, waardoor ook niet zeker is of de uitspraken in eerste aanleg definitief zijn.
30
Prestaties in de strafrechtketen; Achtergronddocument
Bij niet-ontvankelijkheid van het OM stelt de rechter vast dat het OM niet het recht heeft om een strafzaak te vervolgen, bijvoorbeeld omdat de zaak te lang heeft gelegen of omdat belangrijke stukken niet in het dossier zitten. Ook kan het OM niet-ontvankelijk zijn als de opsporing en vervolging niet correct zijn verlopen. Niet-ontvankelijkheid van het OM is uitstroom die ongewenst is, omdat de rechter de zaak bij correct en tijdig handelen wel inhoudelijk zou hebben behandeld. Er kan sprake zijn van verjaring, maar ook van bezwaren tegen de wijze waarop de officier van justitie leiding gegeven heeft aan het opsporingsonderzoek, of van onrechtmatig verkregen bewijs. Bij zaken waarin hoger beroep of cassatie wordt ingesteld worden veel zaken die instromen in een later stadium ingetrokken, nog voordat tot berechting kan worden overgegaan (respectievelijk 15% van de totale uitstroom bij gerechtshoven en 42% van de totale uitstroom bij Hoge Raad). Reden van intrekking is dat veroordeelde bij nader inzien besluit niet in beroep of cassatie te gaan. Hoewel het vonnis in eerste of tweede aanleg van kracht blijft en de zaak dan langs die weg uitstroomt, plaatsen wij wel de kanttekening of dit uit oogpunt van doelmatigheid gewenst is, omdat er veel werk (uitwerking vonnissen, betekeningen, et cetera) achteraf bezien voor niets lijkt verricht. De effectiviteit van en tevredenheid over de rechtspraak worden mede bepaald door de tijdigheid ervan. Rechtbanken, gerechtshoven en Hoge Raad kennen lange doorlooptijden. Bij rechtbanken en gerechtshoven hangen deze samen met een suboptimale benutting van de zittingscapaciteit: veel ingeplande zaken (soms wel de helft) worden aangehouden (=uitgesteld) door allerlei praktische problemen zoals een gebrekkige afstemming tussen OM en rechtspraak en het ontbreken van stukken. Bij beroepszaken is ook vaak sprake van een te late aanlevering van het dossier door de rechtbank. Het percentage van te laat aangeleverde rechtbankdossiers door vier rechtbanken varieerde bij een gerechtshof tussen de 24 en 68%. Als uiteindelijk redelijke termijnen overschreden worden, kan dit worden meegewogen in de strafmaat. Het gaat hier niet om uitstroom, maar wel om een onwenselijke situatie. Het aanhouden van een zaak, met een langere doorlooptijd tot gevolg, heeft soms een strafvorderlijk belang. Veel aanhoudingen vinden echter om praktische, te vermijden redenen plaats. Zo komt het voor dat stukken te laat worden aangeleverd of ontbreken in het dossier, dat men vergeten is een tolk of vervoer te regelen of dat er te laat wordt gecommuniceerd dat er getuigen moeten worden gehoord. In 2010 hebben het OM en de rechtspraak gezamenlijk onderzoek uitgevoerd naar de problematiek rond de afstemming van de
31
Prestaties in de strafrechtketen; Achtergronddocument
zittingscapaciteit en naar praktische verbetermogelijkheden daarvoor (OM, Rechtspraak, 2010). Conclusie was dat er op onderdelen weliswaar praktische en logistieke oplossingen waren (zoals meer kwaliteitsbewaking en overleg), maar dat het fundament van het probleem ligt in de tegengestelde financieringssystematiek en financiële prikkels voor OM en rechtspraak. Het OM kent een lumpsumfinanciering die op basis van een prognosemodel wordt vastgesteld. Tussen OM en Ministerie van VenJ zijn input- en throughput-indicatoren (instroom, doorlooptijden, ouderdom van zaken) afgesproken, maar daaraan zijn niet direct financiële consequenties verbonden. Compleetheid en tijdigheid dienen daarin geen direct financieel belang voor het OM. De rechtspraak kent outputfinanciering op basis van afgedane zaken. Verschillende typen zaken vergen een verschillende mate van inspanning en de financiering is hierop aangepast. De rechtspraak heeft wel direct financieel belang bij tijdige afronding van zaken. Dit verklaart overigens niet het hoge aandeel van te laat aangeleverde rechtbankdossiers bij het gerechtshof. 2.4.3
Onbekende uitstroom in de berechtingsfase Of in de berechtingsfase het aantal inkomende zaken plus de beginvoorraad in evenwicht is met het aantal uitgaande zaken plus de eindvoorraad kunnen we bij de rechtbanken niet vaststellen, omdat gegevens over de voorraden van zaken waarbij besloten is te gaan dagvaarden ontbreken. Het verschil tussen in- en uitstroom bedraagt -482. Bij de gerechtshoven is nagenoeg sprake van evenwicht (het verschil tussen instroom plus beginvoorraad en uitstroom plus eindvoorraad is 96) en bij de Hoge Raad is sprake van evenwicht. Vonnissen van rechtbanken en gerechtshoven worden doorgestuurd naar het OM, dat medeverantwoordelijk is voor de tenuitvoerlegging. De gegevens over de overdracht van:
schadevergoedingsvonnissen opgelegd door rechtbanken in eerste aanleg en CJIB sluiten op elkaar aan;
geldboetes opgelegd door rechtbanken in eerste aanleg en CJIB komen niet overeen;
celstraffen, taakstraffen en ontnemingsmaatregelen opgelegd door rechtbanken in eerste aanleg, CJIB en Raad voor de Kinderbescherming waren als gevolg van onvoldoende informatie niet te herleiden.
De aansluiting met uitspraken die in hoger beroep gedaan zijn was niet te maken, omdat daarover geen gegevens voorhanden zijn.
32
Prestaties in de strafrechtketen; Achtergronddocument
2.5
Ten uitvoerleggingsfase
2.5.1
Uitstroom in de tenuitvoerleggingsfase Het proces van tenuitvoerlegging is complex. De diversiteit aan straffen en maatregelen is groot en er zijn veel organisaties bij betrokken: CJIB, Halt, de reclassering, de Raad voor de Kinderbescherming en DJI. Figuur 5 In- en uitstroom van gewelds- en vermogensmisdrijven bij tenuitvoerlegging van 1 oktober 2009 tot en met 30 september 2010
Per tenuitvoerleggende organisatie gaan we hierna in op de uitstroom, en welk deel daarvan ongewenst of onbekend is. CJIB Bij de tenuitvoerlegging fungeert het CJIB als de spin in het web: het beschikt over de meeste informatie en houdt ook voor een belangrijk deel bij, bij welke organisaties nog ten uitvoer te leggen zaken openstaan. Het CJIB houdt zich bezig met de tenuitvoerlegging van:
boetevonnissen, uitstroom was 10.797;
transacties, uitstroom was 21.757;
33
Prestaties in de strafrechtketen; Achtergronddocument
schadevergoedingsmaatregelen, uitstroom was 12.297;
ontnemingsmaatregelen, uitstroom was 1.159.
34
Wat betreft de vrijheidsstraffen en taakstraffen vervult het CJIB een coördinerende rol. Het aantal door het CJIB uitgezette vrijheidsstraffen dat in de onderzoeksperiode uitstroomde was 24.556, het aantal uitgezette taakstraffen bedroeg 37.735. Dit waren alle vrijheids- en taakstraffen; specificatie naar gewelds- en vermogensmisdrijven was niet mogelijk. Tabel 15 bevat een overzicht van voorraad, instroom en uitstroom voor elk van de zes vonniscomponenten van het CJIB die voor dit onderzoek van belang zijn. Tabel 15 Voorraad, in- en uitstroom van vermogens- en geweldsmisdrijven bij het CJIB van 1 oktober 2009 tot en met 30 september 2010 In
Uit
Beginvoorraad:
Uitstroom:
- boetevonnissen - transacties - ontnemingsmaatregelen
26.647
- boetevonnissen
10.797
7.961
- transacties
21.757
5.375
- ontnemingsmaatregelen
1.159
- schadeverg. maatregelen
18.922
- schadeverg. maatregelen
12.297
- vrijheidsstraffen
29.057
- vrijheidsstraffen
24.556
- taakstraffen
23.753
- taakstraffen
37.735
Instroom:
Eindvoorraad:
- boetevonnissen
10.350
- boetevonnissen
- transacties
22.491
- transacties
8.695
- ontnemingsmaatregelen
5.406
- ontnemingsmaatregelen
1.190
26.200
- schadeverg. maatregelen
11.474
- schadeverg. maatregelen
18.099
- vrijheidsstraffen
21.117
- vrijheidsstraffen
25.618
- taakstraffen
34.990
- taakstraffen
21.008
Totaal:
Totaal:
- boetevonnissen
36.997
- boetevonnissen
36.997
- transacties
30.452
- transacties
30.452
- ontnemingsmaatregelen
6.565
- ontnemingsmaatregelen
6.565
- schadeverg. maatregelen
30.396
- schadeverg. maatregelen
30.396
- vrijheidsstraffen
50.174
- vrijheidsstraffen
50.174
- taakstraffen
58.743
- taakstraffen
58.743
Per type vonniscomponent dat door het CJIB wordt verwerkt is de volgende onderverdeling van uitstroom te maken:
Prestaties in de strafrechtketen; Achtergronddocument
Boetevonnissen
81% wordt geïnd of vervangende hechtenis wordt uitgezeten.
14% is oninbaar door het verlopen van de vervolgings- of executieverjaringstermijn.
4% afloop rechtsmiddel (vonnis vervallen na hoger beroep).
Transacties
60% wordt betaald.
Bij 32% is er een uitspraak (zaken die het CJIB heeft overgedragen aan het OM waarop een uitspraak is gevolgd).
3% sepot, veelal omdat iemand ten onrechte als verdachte was aangemerkt.
4% is om administratieve redenen afgeboekt.
0,4% is definitief afgewezen (van bijvoorbeeld niet betaalde transacties) door het OM, vaak vanwege de inhoudelijke kwaliteit van het pv. De definitief afgewezen zaken worden niet in GPS geregistreerd en niet door het OM in behandeling genomen (en ook niet opnieuw door het CJIB aan het OM aangeboden).
Ontnemingsmaatregelen
91% van de opgelegde ontnemingsmaatregelen is financieel afgedaan.
Bij 4% is vervangende hechtenis toegepast.
In 2% van de zaken was de veroordeelde overleden.
De overige uitstroomcategorieën zijn beperkt.
Schadevergoedingsmaatregelen
De grootste categorie (83%) betreft ‘volledige betaling’.
In 15% wordt vervangende hechtenis uitgezeten.
In 1% van de gevallen is sprake van dossiers die verjaard zijn.
Vrijheidsstraffen Bij vrijheidsstraffen kon geen onderscheid worden gemaakt naar gewelds en vermogensmisdrijven; hiervan zijn alleen de totaalcijfers bekend. Vrijheidsstraffen kennen wel een onderscheid naar omgezette taakstraffen (taakstraffen die niet of niet volledig zijn voltooid) en principale vrijheidsstraffen (veroordeelden die in beginsel niet preventief zijn gehecht). Het grootste deel van de uitstroom gaat door naar DJI:
Gearresteerden (totaal 52%; taakstraf 68%; vrijheidsstraf 44%).
Zelfmelders (totaal 3%; taakstraf 0,1%; vrijheidsstraf 4%).
Veroordeelden die al ingesloten zijn en bij wie de detentie aansluitend plaats zal vinden (totaal 24%; taakstraf 12%; vrijheidsstraf 31%).
35
Prestaties in de strafrechtketen; Achtergronddocument
Daarnaast stromen zaken uit door expiratie: de straf is dan geheel of gedeeltelijk niet ten uitvoer gelegd in verband met het verstrijken van de wettelijke executieverjaringstermijn (totaal 11%; vrijheidsstraffen 16%; taakstraffen 3%). De meeste zaken verjaren in het OPS.
In de overige gevallen is sprake van overlijden, gratie, staking van de executie of heeft een administratieve correctie plaatsgevonden.
Het CJIB gaf aan dat door definitieverschillen de cijfers van diverse partijen niet voor honderd procent op elkaar aansluiten, maar dat dit niet wil zeggen dat er sprake is van zaken die ongewenst uitstromen. Taakstraffen
79% is voltooid.
11% is voortijdig beëindigd.
9% is onuitvoerbaar.
Bijna alle niet correct en/of niet volledig uitgevoerde taakstraffen worden door het OM omgezet in een vrijheidsstraf. Het CJIB bewaakt de termijnen, zodat de omzetting tijdig gebeurt. 2.5.1.1
DJI DJI heeft onder meer tot taak het insluiten, het dagelijks verzorgen en het op terugkeer naar de samenleving voorbereiden van verdachten, volwassen gedetineerden, jongeren en forensische patiënten. In ons onderzoek zijn de sector gevangeniswezen, de sector justitiële jeugdinrichtingen (JJI) en de directie forensische zorg (Dforzo, voorheen tbs) van belang. Voor het gevangeniswezen, JJI en Dforzo zijn de volgende overzichten van voorraden, instroom en uitstroom opgesteld. Tabel 16 Voorraad, in- en uitstroom gedetineerden (gevangeniswezen) van 1 oktober 2009 tot en met 30 september 2010 In
Uit
Beginpopulatie
11.682
Uitstroom
39.390
Instroom
39.104
Eindpopulatie
11.736
Totaal
50.786
Totaal
51.126
36
Prestaties in de strafrechtketen; Achtergronddocument
37
Tabel 17 Voorraad, in- en uitstroom van JJI van 1 oktober 2009 tot en met 30 september 2010
In
Uit
Beginpopulatie totaal
726
Uitstroom totaal
2.424
Beginpop. Voorl. gehecht
249
Uitstroom voorlopig gehecht
1.661
Beginpop. Jeugddetentie Beginpop. PIJ
61 416
Uitstroom jeugddetentie
521
Uitstroom PIJ
196
Instroom totaal
2.377
Uitstroom civiel
Instroom voorl. gehecht
1.944
Uitstroom anders
6
Uitstroom AMV
1
Instroom jeugddetentie Instroom. PIJ
368 65
39
Eindpopulatie totaal
711
Eindpop. voorl. gehecht
277
Eindpop. jeugddetentie
70
Eindpop. PIJ Totaal
3.103
Totaal
364 3.135
Na afloop van hun straf of maatregel verlaten jeugdigen de JJI (reguliere uitstroom). Ook komt onttrekking aan verblijf voor. Deze personen worden in het opsporingsregister OPS geregistreerd. Tabel 18 Voorraad, in- en uitstroom van DforZo (intramuraal/transmuraal) van 1 oktober 2009 tot en met 30 september 2010
In
Uit
Fysieke bezetting Instroom eerste opname Instroom heropname
1.992 132 9
Uitstroom definitief einde Beëindigd, proefverlof
2.133
101
Uitstroom overig Eindvoorraad
Totaal
44
Totaal
8 1.980 2.133
Tabel 19 Voorraad, in- en uitstroom van DforZo (proefverlof) van 1 oktober 2009 tot en met 30 september 2010
In
Uit
Beginvoorraad
82
Uitstroom
41
Instroom
41
Eindvoorraad
82
Totaal
123
Totaal
123
Dforzo
Van de totale uitstroom (153) stromen 44 personen definitief de strafrechtketen uit, omdat ze de tbs-maatregel hebben ondergaan.
Bij 101 personen is de maatregel voorwaardelijk beëindigd c.q. wordt overgegaan naar de fase proefverlof. De instroom bij proefverlof is 61, zodat per saldo voor 40 personen de maatregel voorwaardelijk wordt beëindigd. Deze stromen door naar de reclassering, samen met (een deel van) de uitstroom uit proefverlof.
Prestaties in de strafrechtketen; Achtergronddocument
38
Halt Halt is verantwoordelijk voor de tenuitvoerlegging van Halt-verwijzingen. Tabel 20 Voorraad, in- en uitstroom Halt-afdoeningen van 1 oktober 2009 tot en met 30 september 2010 In
Uit
Beginvoorraad
1.040
Afgeronde verwijzingen , waarvan:
Ontvangen nieuwe verwijzingen, waarvan:
6.575
- verwijzingen die niet voldoen, niet behandeld
74
- niet Halt-waardig, na overleg met de OvJ
900
- verwijzingen die wel voldoen, niet behandeld
110
- niet geslaagd (negatief sepotadvies)
286
- overige nieuwe verwijzingen
Totaal
5.675
7.615
6.183
- geslaagd (positief sepotadvies)
5.713
Eindvoorraad
1.432
Totaal
7.615
Bij Halt is formeel geen sprake van uitstroom uit de strafrechtketen: Halt doet iedere zaak af met een sepotadvies (positief of negatief) aan de opdrachtgever (politie of OM). In de onderzoeksperiode heeft Halt 6.183 adviezen afgegeven, waarvan er 5.713 positief waren. Als Halt besluit een verwijzing niet in behandeling te nemen wordt deze teruggestuurd naar de indiener. Halt Nederland beschikt niet over informatie waaruit blijkt wat er is gebeurd met niet in behandeling genomen zaken en met zaken die zijn afgerond met een negatief sepotadvies. Reclassering voor volwassenen De reclassering is in handen van drie reclasseringsorganisaties (3RO), die zich bezighouden met de tenuitvoerlegging van taakstraffen van meerderjarigen en met toezicht, dat wil zeggen de controle op het nakomen van door OM, ZM of DJI opgelegde bijzondere voorwaarden. De tabellen 20 en 21 geven een overzicht van de voorraden, instroom en uitstroom op het gebied van taakstraffen en toezichten. Tabel 21 Voorraad, instroom en uitstroom werkstraffen bij reclassering van 1 oktober 2009 tot en met 30 september 2010 In
Uit
Beginvoorraad
23.972
Uitstroom
38.387
Instroom
35.352
Eindvoorraad
21.444
Totaal in
59.324
Totaal uit
59.831
Bij 3RO is formeel geen sprake van uitstroom die de strafrechtketen ver laat: iedere werkstraf wordt afgedaan met een afloopbericht (positief) of een retourzendingsbericht (negatief).
Prestaties in de strafrechtketen; Achtergronddocument
Alle werkstraffen die niet succesvol voltooid zijn (8.340, 22% van de
39
totale uitstroom), worden aan de opdrachtgever teruggestuurd voor verdere afdoening. Wanneer ketenpartners (OM en ZM, via het CJIB) geen vervolg geven aan een retourzending, dan is sprake van uitval bij die ketenpartner. 3RO heeft geen zicht op het vervolg dat zo’n zaak krijgt. Tabel 22 Voorraad, in- en uitstroom van toezichten bij reclassering van 1 oktober 2009 tot en met 30 september 2010 In Beginvoorraad
Uit 19.730
Uitstroom
Instroom
16.214
Eindvoorraad
Totaal in
35.944
Totaal uit
15.165 20.854 36.019
Voor toezicht geldt hetzelfde als voor werkstraffen: bij 3RO is formeel geen sprake van uitstroom die de strafrechtketen verlaat, want ieder toezicht, geslaagd of niet, wordt terug gemeld aan de opdrachtgever. In 6.159 gevallen (41%) was sprake van niet succesvolle afronding. 3RO geeft aan niet altijd zicht te hebben op wat er gebeurt bij het OM na dat een opdracht is afgerond. Complicatie daarbij is, dat de afdoening (inclusief eventueel advies over het vervolg) bij iemand anders terecht komt dan de oorspronkelijke opdrachtgever. Raad voor de Kinderbescherming De Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) coördineert (onder meer) de uitvoering van taakstraffen van minderjarigen. Tabel 23 Voorraad, in- en uitstroom RvdK-taakstraffen van 1 oktober 2009 tot en met 30 september 2010 In
Uit
Beginvoorraad, waarvan:
5.817
Uitgestroomde taakstraffen, waarvan:
- in behandeling
5.105
- afgebroken met cliëntcontact
791
- afgebroken zonder cliëntcontact
507
- wachten
712
- gestopt wegens recidive - mislukt - geslaagd Ontvangen nieuwe
18.607
taakstraffen
24.424
56 1.887 16.941
Eindvoorraad, waarvan:
4.164
- in behandeling
3.787
- wachten Totaal
20.182
Totaal
377 24.346
Taakstraffen die succesvol worden uitgevoerd zijn te beschouwen als een uitstroom die de strafrechtketen verlaat. De uitstroom naar andere ketenpartners bestaat uit zaken die naar de opdrachtgever worden
Prestaties in de strafrechtketen; Achtergronddocument
teruggestuurd, omdat de uitvoering is afgebroken (met dan wel zonder cliëntcontact), is gestaakt wegens recidive of is mislukt. Dit betreft 3.241 zaken die dus niet succesvol afgerond zijn. Voor ons onderzoek zijn ook de gedragsbeïnvloedende maatregel 11 en de maatregel hulp en steun 12 van belang. De RvdK voert deze maatregelen niet zelf uit (dat gebeurt door de Jeugdreclassering) maar heeft wel de casusregie. Omdat Jeugdzorg Nederland niet beschikte over de voor ons onderzoek benodigde informatie (en daarvoor de 15 Bureaus Jeugdzorg zou moeten benaderen), hebben we aan de RvdK gevraagd om informatie over beide maatregelen. De RvdK bleek echter in beide gevallen alleen te beschikken over aantallen geadviseerde (en dus niet over aantal opgelegde) maatregelen. De casusregie gebeurt volgens de RvdK op individueel niveau, waardoor gegevens op geaggregeerd niveau over lopende maatregelen niet beschikbaar zijn. Gevolg hiervan is dat de executie van deze maatregelen hier buiten beschouwing blijft. 2.5.2
Ongewenste uitstroom in de tenuitvoerleggingsfase De uitstroom in de tenuitvoerleggingsfase vindt plaats conform de Aanwijzing voor de executie (2008). Een deel van de uitstroom achten we echter ongewenst. In de tenuitvoerleggingsfase stromen namelijk nog relatief veel zaken waarin vrijheidsstraffen of geldboetes zijn opgelegd door executieverjaring uit de keten. Bij de door het CJIB uitgezette vrijheidsstraffen 13 gaat het om 2.460 gevallen, 16% van de totale uitstroom en bij boetevonnissen om 1.508 gevallen, wat neerkomt op 14% van de uitstroom. In deze zaken hebben politie, OM, rechtspraak en tenuitvoerleggende organisaties veel energie gestoken zonder dat het tot het beoogde vervolg heeft geleid. Dit is ongewenst. Veroordeelden die onvindbaar zijn, worden gesignaleerd in het opsporingsregister OPS. Over uitstroom uit dit systeem hebben wij, anders dan via het CJIB, nauwelijks informatie kunnen achterhalen. Het systeem is sterk verouderd, is gebruiksonvriendelijk en kan geen (management)informatie uitdraaien. De inzet op opsporing van veroordeelden met openstaande straf- en boetevonnissen verschilt per politieregio. Bij het korps Amsterdam Amstelland is een aparte executie-eenheid opgericht die zich met succes
11
aan jongeren door de rechter op te leggen op hen toegespitste maatregel van een half jaar.
12
door de OvJ aan jeugdigen op te leggen voor delicten waarvoor de straf minder dan 40 uur
taakstraf betreft. 13
Dit betreft principale vrijheidsstraffen voor alle misdrijven; een uitsplitsing naar gewelds - en
vermogensmisdrijven was niet mogelijk.
40
Prestaties in de strafrechtketen; Achtergronddocument
bezighoudt met de inning van boetes en het arresteren van veroordeelden die nog een vrijheidsstraf moeten uitzitten. Geen van de andere zes onderzochte korpsen beschikte over zo 'n aparte executie-eenheid. Ook stellen we vast dat de uitstroom bij Halt in een kleine 8% van de gevallen (470) niet eindigt in een positief sepotadvies, dat 22% (8.340) van de uitgestroomde taakstraffen voor volwassenen en 16% (3.241) van de taakstraffen voor jeugdigen niet succesvol afgerond zijn. Van de uitstroom van toezichten bij de reclassering is in 41% van de gevallen sprake van niet succesvolle afronding. Al deze niet succesvol afgeronde zaken stromen terug naar de vervolgingsfase. Welk vervolg die zaken krijgen is niet bekend, omdat het OM deze stroom niet kon isoleren van de totale in- en uitstroom. Bij de tenuitvoerleggende organisaties is vrijwel altijd sprake van evenwicht tussen de beginvoorraad en instroom en uitstroom plus eindvoorraad. Wel vormt de aansluiting van gegevens tussen ketenpartners, met name CJIB en DJI een punt van aandacht. De betrokken organisaties zijn zich van die problematiek bewust maar zonder nadere analyse zijn de oorzaken ervan onbekend.
41
Prestaties in de strafrechtketen; Achtergronddocument
3
Sturing
3.1
Inleiding Voor een effectieve besturing van de strafrechtketen is – zowel per ketenpartner als voor de keten als geheel – van belang dat voldaan wordt aan diverse voorwaarden (de Leeuw, 1982). Zowel per organisatie als voor de keten als geheel is voor een effectieve besturing van belang dat:
het doel van de sturing bekend is (beleid);
sturingsmechanismen van ketenpartners niet contraproductief werken;
informatie beschikbaar is.
Hierna gaan we eerst in op het nationale en lokale beleid en de mate waarin het voorkomen van ongewenste uitstroom daarin een rol speelt. Vervolgens gaan we in op de sturingsmechanismen die de strafrechtketen en de verschillende organisaties daarin kennen.
3.2
Doel van de sturing
3.2.1
Nationaal beleid Onze onderzoeksperiode viel in de regeerperiode van het kabinetBalkenende IV. Voor de aanpak van agressie, geweld, diefstal en criminaliteit tegen ondernemingen had dit kabinet een reductie van de criminaliteit met 25% in 2010 ten opzichte van 2003 geformuleerd (AZ, 2007). Het kabinet wilde deze reductie bereiken door onder meer:
20% minder geweldsdelicten dan in 2006;
5% minder vermogensdelicten;
verbetering ophelderingspercentage met 15%.
Met het oog op het terugdringen van de criminaliteit met 25% hebben de ministers van BZK en Justitie gezamenlijk met de korpsbeheerders en het College van procureurs-generaal voor de periode 2008-2011 landelijke prioriteiten voor de politie (BZK, 2007) opgesteld. Deze betroffen onder meer:
42
Prestaties in de strafrechtketen; Achtergronddocument
hoge prioriteit aan de opsporing van verdachten van geweldsdelicten;
intensievere bijdrage aan persoonsgerichte aanpak van criminele jeugd en vroegtijdiger signaleren van en adviseren over risicojeugd;
kwantitatieve en kwalitatieve versterking van de criminaliteitsaanpak door onder meer het aantal OM-verdachten op 250.909 per jaar te brengen;
de programma’s Versterking Aanpak Georganiseerde Misdaad, Cybercrime, Financieel-economische Criminaliteit en Versterking Opsporing en Vervolging helpen uitvoeren.
Om de ontwikkeling van de aanpak van geweld binnen de korpsen te monitoren, is de zogenoemde ‘verdachtenratio geweld’ ontwikkeld. Deze ratio bestaat uit het aantal verdachten dat met een proces-verbaal is aangeleverd bij het OM in relatie tot het aantal geregistreerde aangiften die openlijke geweldpleging (tegen personen en goederen), bedreiging en mishandeling betreffen. De ratio geeft een indicatie van de pakkans, doeltreffendheid en doelmatigheid van het politieoptreden. De verdachtenratio moest in 2011 landelijk zijn toegenomen tot 60%. In 2009 en 2010 was prestatiebekostiging verbonden aan het realiseren van de verdachtenratio geweld. Ten aanzien van de aanpak van jeugdcriminaliteit was de inzet om de recidive onder jeugdigen te laten dalen met 10% in de periode van 2002 – 2010. Om een snelle en consequente afhandeling van strafzaken tegen jeugdigen te bevorderen zijn in 2001 de Kalsbeek-normen tot stand gekomen voor de duur van verschillende afdoeningstrajecten. 3.2.2
Lokaal beleid De hoofdofficier van justitie van elk arrondissementsparket en de korpschef van het regiokorps maken samen met burgemeesters van de regiogemeenten deel uit van het regionale college. Dit college stelt tenminste eenmaal in de vier jaar het beleidsplan en jaarlijks de organisatie, de formatie, de begroting, de jaarrekening en het jaarverslag van het regionale politiekorps vast. Het college bepaalt daarmee de prioriteiten van de politieregio voor zowel strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde als handhaving van de openbare orde. De prioriteitstelling gebeurt met inachtneming van de landelijke doelstellingen en landelijke prioriteiten politie. Tot het jaarplan van elk regiokorps behoren ook nadere afspraken met de hoofdofficier van justitie van het arrondissementsparket. Het gaat hierbij om afspraken over het aantal op te nemen aangiften, de verdachtenratio (aantal aan te houden verdachten voor rechtbankzaken per honderd
43
Prestaties in de strafrechtketen; Achtergronddocument
aangiften) en het aantal aan het arrondissementsparket aan te leveren verdachten (op basis van ervaringsgegevens). Deze afspraken zijn gespecificeerd naar misdrijfcategorie, zoals mishandeling, bedreiging, seksueel geweld, diefstal, woninginbraak, fietsendiefstal en overvallen. Daarnaast kunnen in het overleg tussen de (districts)officier van justitie, burgemeester en districtschef van politie nadere lokale prioriteiten worden gesteld. 3.2.3
Beleid in de praktijk Inhoudelijke beleidskeuzes zijn met name in het begin van de strafrechtketen (de opsporingsfase) bepalend: daar wordt besloten welke zaken een vervolg gaan krijgen in de strafrechtketen. In de vervolgings -, berechtings- en tenuitvoerleggingsfase wordt men geconfronteerd met de zaken waarvan in het begin de keuze is gemaakt om ze in behandeling te nemen. Dit heeft tot gevolg dat in de fases na opsporing van inhoudelijke beleidsprioriteiten geen sprake is. Het OM kan nog de keuze maken om niet te vervolgen, maar de strafrechter oordeelt op basis van hetgeen in het dossier en de zitting naar voren wordt gebracht. Deze heeft dus geen invloed op het voortraject in de strafrechtketen en de prioriteiten die daarin gesteld worden. Uit ons onderzoek blijkt dat wat de veelvoorkomende criminaliteit betreft, de politie niet stuurt op een relatie tussen de aan te leveren verdachten en bestaande prioriteiten. Volgens geïnterviewden is de ‘waan van de dag’ daarbij belangrijk. Bij casescreening speelt het soort zaak een ondergeschikte rol ten opzichte van bijvoorbeeld de aanwezigheid van opsporingsindicaties. De geïnterviewden op uitvoerend niveau gaven ook aan dat voor hen in de dagelijkse praktijk niet helder was welke prioriteiten en afspraken actueel zijn en wat daarbinnen de topprioriteiten zijn. De lijst met prioriteiten lijkt voor hen steeds toe te nemen, zonder dat helder is welke er afvallen. De in het onderzoek betrokken arrondissementsparketten gaven aan dat de politie een eigen verantwoordelijkheid heeft om werkzaamheden opnieuw te prioriteren als keuzes moeten worden gemaakt, omdat zich grote zaken aandienen.
44
Prestaties in de strafrechtketen; Achtergronddocument
3.2.4
Ontwikkelingen in beleid Een aantal voornemens van het kabinet-Rutte/Verhagen om de veiligheid in Nederland te vergroten is relevant voor de strafrechtketen:
vorming van een nationale politieorganisatie, minder bureaucratie en procedures en het verbeteren van de aanrijtijden van de politie;
verlenging verjaringstermijn ernstige misdrijven, lik-op-stuk beleid, minimumstraffen volwassenenstrafrecht, beperking instroom tbs, zo veel mogelijk vrijheidsbeneming als een dader zich niet aan gestelde voorwaarden of eisen taakstraf houdt.
In mei 2011 heeft de minister van VenJ de Landelijke prioriteiten politie 2011-2014 (VenJ, 2011a) naar de Tweede Kamer gezonden. Deze zijn door de minister in overleg met het korpsbeheerdersberaad, de raad van korpschefs en het college van procureurs-generaal vastgesteld. Met de vaststelling van de landelijke prioriteiten 2011-2014 is de prestatiebekostiging over de landelijke prioriteiten vanaf het jaar 2011 komen te vervallen. Prioriteiten voor 2011-2014 die samenhangen met gewelds- en vermogensmisdrijven betreffen:
aanpak van alle criminele jeugdgroepen binnen twee jaar;
aanpak van delicten met een hoge impact op het slachtoffer (overvallen, straatroof, inbraken, geweld), waardoor pakkans stijgt met 25% en de verdachtenratio voor overvallen stijgt naar 40%;
versterking aanpak kinderporno door realisering van het programma Verbetering aanpak kinderporno 2 en het plan Herziening (in)richting aanpak kinderporno;
verdubbeling van het totaal aantal aangepakte criminele samenwerkingsverbanden (csv’s) ten opzichte van 2009 door intensievere opsporing en hardere aanpak van csv’s;
verbetering intake en afhandeling aangifte in kwantitatieve en kwalitatieve zin;
daling van de bureaucratische lasten met 25%;
verbetering van de heterdaadkracht door een heterdaadratio te berekenen en een gewenste stijging vast te stellen.
Binnen het Ministerie van VenJ loopt momenteel ook een groot aantal projecten gericht op (onderdelen van) de strafrechtketen. Een totaaloverzicht van de lopende projecten en de samenhang ertussen was niet bij het ministerie aanwezig. Wij hebben in elk geval de volgende projecten geïnventariseerd:
45
Prestaties in de strafrechtketen; Achtergronddocument
Meten in de keten Dit project is in januari 2010 gestart en is erop gericht de regie over het functioneren van onder meer de strafrechtketen te optimaliseren. Dit gebeurt door informatie over zaakstromen in de keten te verzamelen en te analyseren en adviezen te geven aan de bestuurders over maatregelen om eventueel knelpunten weg te nemen. Hiertoe wordt een strafrechtketenmonitor ontwikkeld. De eerste strafrechtketenmonitor wordt naar verwachting in december 2011 gepubliceerd. In het project participeren naast het Ministerie van VenJ, de politie, het OM, de Raad voor de Rechtspraak, DJI, CJIB, reclassering en RvdK. Het WODC geeft ondersteuning bij de duiding van de analyses.
Traject herontwerp keten strafrechtelijke handhaving Dit traject is in mei 2010 gestart en richt zich op verbetering en versnelling van de werkprocessen van de ketenpartners (van de politie tot en met Rechtspraak) door middel van regionale verbeterprojecten. Onder regie van de Minister van VenJ zijn bij dit traject vertegenwoordigers van politie, OM, rechtspraak, DJI, WODC en Nederlands Forensisch Instituut (NFI) betrokken. Het traject kent de volgende sporen: - een pilot ‘proces redesign’ waarbij professionals (politie, OM, reclassering, rechtspraak en advocatuur) zelf falende processen in kaart brengen volgens de methode Lean Six Sigma en oplossingen bedenken en uitproberen. Deze pilot loopt sinds april 2011 in drie regio’s. - Snelle interventies en directe afdoening (ook bekend onder de naam ZSM) door politie/OM in vijf regio’s, gericht op snelle interventie en directe afdoening van eenvoudige strafzaken door samenwerking, concentratie en vereenvoudiging ‘aan de voorkant’. Dit traject moet in 2012 leiden tot een uniforme landelijke werkwijze. - Actieplan bureaucratie en vakmanschap politie, gericht op terugdringing van de administratieve lasten, regulering en protocollering van de politie. De administratieve lasten voor de politie die het gevolg zijn van de aanwijzingen van het OM zullen met ten minste 25% terug worden gebracht. Daartoe zal het aantal, de omvang en de mate van gedetailleerdheid van de aanwijzingen worden beperkt.
Programma Stroomlijning executieketen Het Ministerie van VenJ zal hiermee de regie op het proces van executie en de aansturing van de keten als geheel op zich gaan nemen. Daarom zal vanaf 2011 worden gewerkt aan de overdracht van de verantwoordelijkheden voor de executieketen van het OM naar
46
Prestaties in de strafrechtketen; Achtergronddocument
de minister. De Tweede Kamer wordt eind 2011 over dit programma geïnformeerd.
Informatieplan DGPJS waarin alle initiatieven op ICT-gebied worden geïnventariseerd. Het moet leiden tot een advies over de inrich ting van de aansturing op het gebied van de informatievoorziening.
Programma Justitiële Voorwaarden Dit programma is gericht op recidivereductie door meer op de persoon van de dader gerichte sancties toe te passen in plaats van gevangenisstraffen, op verbetering van het reclasseringstoezicht en op een consequente reactie op het overtreden van voorwaarden en bekorting van de doorlooptijden.
Programma Versterking executie strafvonnissen Het programma is gericht op terugdringing van het aantal openstaande vonnissen en de registratie ervan in het OPS.
Taskforce Overvallen In oktober 2010 is de Taskforce Overvallen ingesteld. Na aantreden van het kabinet-Rutte/Verhagen heeft minister Opstelten een aantal maatregelen aangekondigd die ervoor moeten zorgen dat de overvalcriminaliteit daalt met 34 procent ten opzichte van 2009 (VenJ, 2011b).
Actieprogramma criminele jeugdgroepen In mei 2011 is het actieprogramma criminele jeugdgroepen van start gegaan, gericht op verbetering van de samenwerking tussen alle betrokken organisaties, versterking van de onderlinge uitwisseling van informatie en het wegnemen van knelpunten in de uitvoering. Een dadergerichte aanpak staat daarbij voorop.
Ketenprocesmodel jeugdstrafzaken Dit werkproces is in 2011 ingevoerd en beschrijft de manier van samenwerking tussen politie, OM, RvdK en Halt in het eerste deel van de jeugdstrafrechtketen, tot en met het Justitieel casusoverleg (JCO).
Landelijk Instrumentarium Jeugdstrafrechtketen (LIJ) Hoofddoelen van het LIJ zijn recidive onder delinquente jongeren terug te dringen en voor hen gezonde opgroei- en opvoedomstandigheden te bevorderen door bewezen effectieve beginselen systematisch in de werkwijze te verankeren.
3.3
Sturingsinstrumenten Voorwaarde voor een doelmatig en doeltreffend functioneren van de strafrechtketen als geheel is dat beleid en financiering van de verschillende ketenpartners geen belemmering mogen vormen voor de doorstroom.
47
Prestaties in de strafrechtketen; Achtergronddocument
De sturingsmechanismen die ingezet worden en de financiering die daaraan gekoppeld is, kunnen bij de verschillende ketenpartners gedrag stimuleren, dat voor een efficiënt verloop van zaken door de keten niet altijd wenselijk is. We constateren dat prikkels waarmee ketenpartners worden aangestuurd soms tegenstrijdig zijn. Eerder is aangegeven dat één van de prioriteiten voor de politie was om in de periode 2008-2011 jaarlijks 250.909 verdachten bij het OM aan te leveren. Het College van procureurs-generaal stuurt de parketten onder meer aan op een zo hoog mogelijk interventiepercentage. Dit betreft het percentage van het aantal zaken waarin bijvoorbeeld daadwerkelijk een straf, een maatregel of een transactie volgt en dit betekent dat het aantal sepots zo laag mogelijk gehouden wordt. Deze beide sturingsmechanismen belemmeren een efficiënte doorstroming van zaken. Voor de politie was namelijk van belang het aantal afgesproken verdachten aan te leveren, terwijl het OM niet te veel zaken wilde seponeren. Dit heeft tot gevolg dat het OM een groot aantal zaken terugstuurt naar de politie zonder deze te registreren. Ook verschillen in financieringssystematiek kunnen ertoe leiden dat ketenpartners niet altijd een gelijkgericht belang hebben bij snelle en efficiënte doorstroming van goede kwaliteit. Een aantal ketenpartners heeft een lumpsumfinanciering (OM, politie voor het grootste deel, DJI). De anderen worden op basis van output/prestaties bekostigd (ZM, politie voor een deel en de ten uitvoer leggende organisaties reclassering, Halt, de RvdK en CJIB). Het verschil in financiering van de ketenpartners betekent dat het belang van een snelle, gewenste uitstroom voor de ene ketenpartner groter kan zijn dan voor de andere. Zo telt voor het OM, dat een lumpsumfinanciering kent, de eerste keer dat een zaak op zitting wordt behandeld. Het OM heeft geen direct financieel belang bij compleetheid en tijdigheid van dossiers, terwijl rechtbanken, die outputfinanciering kennen, hierbij juist wel gebaat zijn. De incongruentie komt tot uiting in het groot aantal aanhoudingen (uitstel) van zaken door rechtbanken, naar schatting de helft van de zaken die het OM aanbrengt. Een groot gedeelte van de aanhoudingen is te vermijden als dossiers compleet en tijdig aangeleverd worden. Als uiteindelijk redelijke termijnen worden overschreden, kan dit leiden tot strafverlaging. Voor ketenpartners in de tenuitvoerlegging die een outputfinanciering kennen, bestaat het risico dat dit een negatief effect heeft op de inhoudelijke afdoening van zaken. Een goede controle kan dit risico
48
Prestaties in de strafrechtketen; Achtergronddocument
verminderen. In dat verband signaleren wij dat niet voorzien is in toezicht op Halt door de Inspectie Jeugdzorg. De outputfinanciering bij de rechtspraak (revenuen voor verschillende typen zaken) kan het soort zaken dat als eerste wordt afgedaan beïnvloeden.
3.4
Sturingsvoorwaarden Om aan zijn verantwoordelijkheid adequaat invulling te kunnen geven, is het van groot belang dat de minister beschikt over kwalitatief goede informatie over allerlei karakteristieken van de strafrechtketen. Want alleen op basis van informatie over de prestaties kan hij beoor delen of de organisatie van de strafrechtketen aanpassing behoeft of niet. Het gaat daarbij ook om informatie over instroom en uitstroom per ketenpartner en voor de keten als geheel. Hiervoor stelden we al vast dat adequate kwantitatieve en kwalitatieve sturingsinformatie ontbreekt. In hoofdstuk 4 gaan we verder in op de informatievoorziening. Leidinggevenden van de ketenpartners moeten voor hun taakuitoefening goed geïnformeerd zijn en informatie uit hun eigen ICT-systemen kunnen halen. Dan kan ook de minister over de juiste informatie beschikken.
49
Prestaties in de strafrechtketen; Achtergronddocument
4
Informatievoorziening
4.1
Belang van betrouwbare informatie
50
Inzicht in de omvang van de in-, door- en uitstroom per ketenpartner en daarmee voor de keten als geheel vormt een cruciaal bestanddeel van de informatievoorziening. Deze informatie is nodig om te kunnen sturen op bijvoorbeeld het voorkomen van ongewenste uitstroom en om de doelmatigheid, rechtszekerheid van de strafrechtketen te bevorderen. Van iedere ketenpartner mag worden verwacht dat deze zich sluitend (in kwantitatieve zin) kan verantwoorden over de wijze waarop de binnengekomen zaken zijn behandeld. Dat betekent in ieder geval dat de ‘balans’ (zie tabel 24) over een bepaalde periode per ketenpartner in evenwicht moet zijn en dat zichtbaar is of (en waarom) aan een zaak al dan niet (welk) vervolg is gegeven.
Tabel 24 ‘Balans’: beginvoorraad en instroom versus uitstroom en eindvoorraad
In Beginvoorraad
Uit 100
Instroom: - van buiten de keten - van ketenpartner Totaal
Uitstroom: - naar buiten de keten
8.000
- naar ketenpartner
2.800
Eindvoorraad
200
10.000 900 11.000
Totaal
11.000
Daarnaast is van belang dat de informatie over in- en uitstroom van de diverse ketenpartners onderling consistent is. Dit vraagt zowel per ketenpartner als ketenbreed om een goed gecoördineerde organisatie van de informatievoorziening.
Prestaties in de strafrechtketen; Achtergronddocument
51
4.2
Belangrijkste bevindingen Ons onderzoek toont aan dat informatie over de omvang van stromen en voorraden en over oorzaken daarvan drie belangrijke tekortkomingen vertoont: 1.
Deze informatie is slechts in beperkte mate voorhanden (zie § 4.2.1).
2.
De ‘rekeningen’ per organisatie zijn vaak niet in balans (zie § 4.2.2).
3.
De gegevens over stromen tussen organisaties sluiten niet altijd op elkaar aan (zie § 4.2.3).
Fundamentele oorzaak die aan de problemen op het gebied van de infor matie ten grondslag ligt, is dat het ontbreekt aan een ketenbrede informatiearchitectuur die richtinggevend is voor de wijze waarop ketenpartners hun informatievoorziening organiseren (zie par.4.3.4). 4.2.1
Informatie slechts in beperkte mate voorhanden In veel gevallen is de informatie over omvang van stromen en oorzaken van uitstroom niet standaard voorhanden en kon deze slechts gedeeltelijk en met veel moeite worden verkregen. Met name de informatie die ons is verstrekt door de politie roept nogal wat vragen op: de politie kan zich niet sluitend verantwoorden en de omvang van retourstromen is niet bekend. Aan het opsporingssysteem OPS zijn geen historische uitstroomgegevens over veroordeelden die onvindbaar zijn te ontlenen, omdat deze gegevens niet worden bewaard. Het systeem is bovendien sterk verouderd en kan geen (management)informatie uitdraaien. Het niet registreren van teruggestuurde zaken is vanuit de optiek en verantwoordelijkheid van de retournerende organisatie wellicht verklaarbaar, vanuit de keten als geheel is het ongewenst. Dat gaat ook op voor het differentiëren naar type misdrijf. Niet alleen de stromen zelf zijn niet altijd inzichtelijk, dat geldt ook voor de oorzaak van bepaalde uitstroom. Zeker wanneer (een deel van de) uitstroom ongewenst is, dienen organisaties zich daarover ook te kunnen verantwoorden.
4.2.2
‘Balansen’ per organisatie vaak niet in evenwicht Uit de informatie van de afzonderlijke politiekorpsen die we in het onderzoek hebben betrokken, blijkt dat bij de meeste korpsen het
Prestaties in de strafrechtketen; Achtergronddocument
evenwicht tussen beginvoorraad plus instroom enerzijds en uitstroom plus eindvoorraad anderzijds ontbreekt. Dit balansverschil is (voor elk van de zeven korpsen in ons onderzoek, voor de overige korpsen en voor alle korpsen samen) weergegeven in tabel 25 (voor geweldsmisdrijven) en in tabel 26 (voor vermogensmisdrijven), zowel in absolute aantallen als in procenten van het balanstotaal.
Tabel 25 Balansverschil geweldsmisdrijven per korps
Verschil (in* - uit**) Regiokorps
#
%
Limburg Zuid
774
8,5 %
IJsselland
849
10 %
3.353
10,3 %
-11
0,2 %
Amsterdam Amstelland
5.639
23,8 %
Groningen
1.242
16,5 %
Noord Oost Gelderland
1.231
9,7 %
15.051
8,8%
28.575
10,4%
Rotterdam Rijnmond Flevoland
Overige korpsen samen Alle korpsen samen *
In = beginvoorraad + instroom
** Uit = uitstroom plus eindvoorraad
Tabel 26 Balansverschil vermogensmisdrijven per korps
Verschil (in - uit) Regiokorps
#
%
938
2,8 %
Ijsselland
1.483
7,9 %
Rotterdam Rijnmond
9.858
13,5 %
-430
2,5 %
23.733
19,8 %
Groningen
1.456
8,6 %
Noord Oost Gelderland
1.619
5,4 %
Limburg Zuid
Flevoland Amsterdam Amstelland
Overige korpsen samen Alle korpsen samen
29.645
5,7%
66.846
8,2%
Voor zes van de zeven onderzochte regiokorpsen geldt, dat de beginvoorraad plus het aantal inkomende zaken de uitgaande zaken plus eindvoorraad overtreft. Dat sprake is van een positief saldo is des te opvallender omdat de politie zaken met meer verdachten aanvankelijk als één zaak inboekt en pas bij doorzending van de zaak naar het OM ertoe overgaat persoonsdossiers te maken, die ook als zodanig door de politie worden geteld. Eén korps heeft nagenoeg een sluitende balans. Ook landelijk is sprake van een positief saldo. Dit betekent dat er zaken uit de keten
52
Prestaties in de strafrechtketen; Achtergronddocument
verdwijnen zonder dat die worden afgeboekt onder één van de afdoeningwijzen (naar OM, sepot, Halt, transactie, reprimande, uitgescreend of onderzoek beëindigd zonder verdachte). Een duidelijke verklaring voor de verschillen is in de gesprekken die we gevoerd hebben niet naar voren gekomen. Omdat er geen voorraadgegevens over gewelds- en vermogensmisdrijven beschikbaar waren bij de parketten en de rechtbanken, konden we niet vaststellen of er van (dis)balans sprake is. Voor de vijf gerechtshoven zijn wel gegevens over voorraden beschikbaar en is slechts bij één hof en alleen voor de vermogensmisdrijven sprake van disbalans. Bij de Hoge Raad is sprake van evenwicht. Ook bij sommige organisaties binnen de tenuitvoerlegging is aan de orde dat rekeningen niet sluiten, maar hier gaat het om relatief kleine ver schillen. Het niet in evenwicht zijn van een balans hoeft niet te betekenen dat za ken tussen de wal en het schip vallen, maar betekent wel dat de betreffende organisaties zich niet volledig kunnen verantwoorden. 4.2.3
Informatie van organisaties sluit niet op elkaar aan Informatie van ketenpartners over onderlinge stromen sluit in diverse ge vallen niet op elkaar aan en daarvoor kon geen verklaring worden gevonden. Deze vergelijking kon overigens niet in alle gevallen (voor vermogens- en geweldsmisdrijven) worden gemaakt, omdat niet elke organisatie het delicttype registreert. Registratie daarvan is voor de taakuitoefening van die organisaties soms niet relevant. Diverse organisaties zijn zich van deze aansluitverschillen bewust. Verklaringen die men ervoor geeft zijn: definitieverschillen, verschil qua registratiemoment et cetera. Ook voor deze aansluitverschillen geldt dat dit niet hoeft te wijzen op het tussen wal en schip vallen van zaken. Dat geldt ook voor de volgende verschillen die er soms bestaan tussen de informatie van een organisatie (bijvoorbeeld het CJIB) over een andere (bijvoorbeeld 3RO, DJI) en de informatie van laatstgenoemde organisaties zelf. Op basis van ons onderzoek stellen wij vast dat de informatievoorziening tekortkomingen vertoont. Deze tekortkomingen zijn ook een signaal voor het belang dat de organisaties zelf en de minister van VenJ kennelijk aan deze informatie hechten en daarmee over de wijze waarop zij invulling geven aan hun verantwoordelijkheid.
53
Prestaties in de strafrechtketen; Achtergronddocument
4.2.4
Organisatie van de informatievoorziening niet adequaat De tekortkomingen die in het voorafgaande werden genoemd, zijn (deels) terug te voeren op een gebrek aan coördinatie en invulling van ketenverantwoordelijkheid op het gebied van de informatievoorziening. Over coördinatiecriteria voor overheidsinformatievoorziening is binnen de publieke sector al jaren geleden fundamenteel nagedacht (BOCO, 1978). Later heeft dit zijn beslag gekregen in toe te passen aanbevelingen vanuit het Ministerie van BZK (BZK, 1990; BZK, 1992). De denkwijze daarachter is, dat de informatievoorziening binnen een organisatie maar ook voor een keten onderhevig moet zijn aan coördinatie op vier gebieden: 1.
toepassingsonafhankelijke middelen (apparatuur, systeemsoftware etc.);
2.
toepassingsafhankelijke middelen (toepassingen);
3.
informatieverzamelingen en stromen;
4.
taakverdelingen.
De door ons gesignaleerde tekortkomingen in de informatievoorziening zijn met name te herleiden tot het niet (goed) tot zijn recht komen van de coördinatie op de gebieden informatieverzameling en -stromen en taakverdelingen. Zo stellen we vast dat de diverse organisaties in de strafrechtketen met verschillende eigen systemen werken. Dat hoeft op zich geen bezwaar te zijn. Problemen ontstaan wanneer er onvoldoende afstemming bestaat over definities, registratiewijzen en taken. Hierin moet worden voorzien door middel van een strafrechtketenbrede organisatie- en informatiestrategie, die in lijn is met de strategieën van de diverse ketenpartners. In het rapport ICT politie 2010 (Algemene Rekenkamer, 2010) hebben we al nadrukkelijk gewezen op het feit dat de informatiebehoefte van ketenpartners moet doorwerken in architectuur en functionaliteit van de systemen. Met dit onderzoek onderstrepen wij het strafrechtketenbrede belang ervan. Door de tekortkomingen in de informatievoorziening wordt het moeilijk om een goed beeld te geven van het aantal zaken dat de strafrechtketen op een bepaald moment verlaat (en de redenen daarvan). Op basis van redelijk sluitende en onderling consistente ‘balansen’ per ketenpartner wordt het haalbaar om een samenhangend, integraal en betrouwbaar overzicht van de prestaties in de strafrechtketen op te stellen .
54
Prestaties in de strafrechtketen; Achtergronddocument
4.2.5
Het CJIB: een voorbeeld voor de keten De kans dat zaken die door het CJIB in behandeling zijn genomen tijdens die behandeling tussen wal en schip vallen, is nihil. Dat geldt ook wan neer de behandeling van deze zaken tijdens de tenuitvoerlegging wordt overgenomen door de politie, de deurwaarders, het OM, DJI, reclassering, het OPS of het buitenland. ‘Verdwijnen’ van zaken kan zich niet voordoen zonder dat dit blijkt uit de gegevens van het CJIB. Het CJIB heeft zijn informatievoorziening immers zo opgezet dat ook de beginvoorraad, de instroom, de uitstroom en de eindvoorraad van deze andere ‘partijen’ die bij de tenuitvoerlegging zijn betrokken exact worden bijgehouden, voor zover het zaken betreft waarmee het CJIB bemoeienis had of heeft. Iedere afloop bij een van de andere partijen wordt gevolgd door een afdoening bij het CJIB en die blijkt uit de uitstroomcategorieën die het CJIB daarvoor hanteert. Voor alle producten geldt dat de ‘rekeningen’ van voorraden, instroom en uitstroom in balans zijn.
55
Prestaties in de strafrechtketen; Achtergronddocument
Bijlage 1 Methodologische verantwoording
In deze bijlage geven we een beknopte beschrijving van de door ons toegepaste onderzoeksmethode en gehanteerde normen. Aanpak onderzoek Het onderzoek heeft een kwantitatieve en kwalitatieve component. We hebben kwantitatieve informatie verzameld over de voorraden, in- en uitstroom van gewelds- en vermogenszaken per fase van de keten. Aangezien deze informatie niet bij alle ketenpartners standaard voorhanden was, waren specifieke bevragingen nodig van de diverse door partijen gebruikte systemen (zoals BVH, GPS, Compas et cetera). Ook zijn we nagegaan of de gegevens uit de verschillende fasen op elkaar aansluiten. Daarnaast hebben we kwalitatieve informatie verzameld over oorzaken van uitstroom van zaken uit de keten, oorzaken van het eventueel niet aansluiten van gegevens en over risico’s die zich daarbij voordoen. Bij de start van het onderzoek beoogden we die informatie te ontlenen aan individuele dossiers op zaakniveau en deze langs statistische weg te kwantificeren. Dit bleek echter niet mogelijk, omdat de dossiers hiervoor te weinig aanknopingspunten bieden. In plaats daarvan hebben we bij alle betrokken organisaties gesprekken gevoerd. We zijn daarvoor gestart bij zeven politiekorpsen. 14 Deze korpsen zijn aselect geselecteerd uit het totaal van 25 regionale korpsen. Bij deze korpsen zijn we door middel van interviews nagegaan op welke momenten zaken in de opsporingsfase kunnen uitstromen en welke oorzaken daaraan ten grondslag liggen. Vervolgens hebben we de omvang en oorzaken van uitstroom ook onderzocht bij de aan die zeven korpsen verbonden parketten, rechtbanken en de ten uitvoer leggende instanties.
14
We hebben zeven korpsen geselecteerd omdat het op die manier mogelijk was met een
steekproef een landelijk beeld te verkrijgen van de omvang. Gaandeweg het onderzoek bleek dat het toch mogelijk was via de VtsPN landelijke gegevens te genereren.
56
Prestaties in de strafrechtketen; Achtergronddocument
Daarnaast zijn we bij het Ministerie van VenJ, het Parket Generaal van het Openbaar Ministerie (OM) en de Raad voor de rechtspraak nagegaan welke beleids- en beheersmaatregelen getroffen zijn die gericht zijn op uitstroom uit de strafrechtketen. In totaliteit hebben we met ruim 110 medewerkers uit de strafrechtketen gesproken, met een flink aantal diverse malen. Voor de start van de uitvoeringsfase hebben we een klankbordbijeenkomst georganiseerd waaraan vertegenwoordigers van het Ministerie van VenJ, het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC), de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid (IOOV) en de ketenpartners hebben deelgenomen. In juni 2011 hebben we in de klankbordbijeenkomst onze bevindingen besproken. Normen (On)gewenste uitstroom Streven is om het strafrecht pas in te zetten als andere manieren van handhaving niet meer toereikend zijn. Als gevolg daarvan is het wenselijk dat zaken die niet in het strafrecht thuishoren zo vroeg mogelijk uitstromen. De uitstroom zal in lijn moeten zijn met de wet- en regelgeving. Maar ook al wordt daaraan voldaan, dan nog kunnen er bij die uitstroom soms kanttekeningen worden geplaatst, met het oog op doelmatigheid of maatschappelijk belang. Dit is bijvoorbeeld het geval als een kansrijke zaak door capaciteitsgebrek toch niet wordt afgerond, als een zaak eindigt door verjaring, als een zaak te laat uitstroomt, maar ook bij regionale verschillen als gevolg van individuele keuzes. Deze uitstroom en de uitstroom die niet in lijn is met wet- en regelgeving noemen we ongewenste uitstroom. Om vast te stellen of uitstroom in lijn met wet- en regelgeving plaatsvindt, is van belang of is gehandeld conform de wetboeken van Strafrecht en Strafvordering en de aanwijzingen en richtlijnen van het OM en de eventuele nadere invulling op lokaal niveau. In onze onderzoeksperiode waren 96 aanwijzingen en 61 richtlijnen van het OM van kracht, waarvan de Aanwijzing voor de opsporing (2003), de Aanwijzing voor gebruik van sepotgronden (2008) en de Aanwijzing voor de executie (vervangende) vrijheidsstraffen, taakstraffen van meerderjarigen, geldboetes, schadevergoedingsmaatregelen, Europese geldelijke sancties en toepassing voorwaardelijke invrijheidstelling (2008) het meest relevant zijn. Een overzicht van alle aanwijzingen en richtlijnen die van kracht waren in de onderzoeksperiode, is opgenomen in bijlage 2.
57
Prestaties in de strafrechtketen; Achtergronddocument
(Beleids)informatie Om aan zijn verantwoordelijkheid voor een doelmatige en doeltreffende strafrechtketen invulling te geven, zal de minister van VenJ moeten beschikken over bruikbare informatie over presteren en functioneren van de strafrechtketen. Dat wil zeggen dat de informatie volledig, actueel, tijdig, toegankelijk en eenduidig en vergelijkbaar moet zijn en daarnaast betrouwbaar, valide en ordelijk en controleerbaar. Een adequate informatiehuishouding – het totaal aan regels en voorzieningen gericht op de informatieverzamelingen en stromen – is daartoe onmisbaar. Alleen dan is het mogelijk te beoordelen of de organisatie van de strafrechtketen aanpassing behoeft of niet. Gelijkgericht beleid en financiering Naast de kwaliteit van de informatie is voor de doelmatigheid en doeltreffendheid van de keten van belang dat beleid en financiering van de verschillende ketenpartners geen belemmering mogen vormen voor het functioneren van de keten als geheel. Ze moeten juist zodanig worden ingezet dat ze fungeren als stuurinstrumenten om het functioneren van de keten in de gewenste richting te bevorderen.
58
Prestaties in de strafrechtketen; Achtergronddocument
Bijlage 2 Aanwijzingen en richtlijnen van het OM
Het Openbaar Ministerie kent aanwijzingen en richtlijnen. Het verschil hiertussen bestaat uit het volgende:
Aanwijzingen worden gebruikt voor het stellen van beleidsregels over de uitoefening van taken en bevoegdheden van het Openbaar Ministerie en betreffen met name het opsporings-, vervolgings- en executiebeleid;
Richtlijnen bevatten dwingende normatieve regels op het gebied van strafvordering. Ze zeggen met name iets over transactiebedragen en eisen ter zitting.
Voor meer informatie over de inhoud: zie www.overheid.nl. Aanwijzingen Aanwijzingen relevant voor gewelds- en vermogensmisdrijven Aanwijzing afdoening van aangiften op basis van de wet internationale misdrijven Aanwijzing opmaken proces-verbaal tegen onbekende daders Aanwijzing voor de opsporing Aanwijzing opsporingsbevoegdheden Aanwijzing taken en inzet rijksrecherche Aanwijzing inverzekeringstelling Aanwijzing prioritering DNA-onderzoeken Aanwijzing technisch onderzoek / deskundigenonderzoek Aanwijzing rechtsbijstand politieverhoor Aanwijzing tweede beoordeling (‘second opinion’) opsporingsonderzoek Aanwijzing auditief en audiovisueel registreren van verhoren van aa ngevers, getuigen en verdachten Aanwijzing bijstand van tolken en vertalers in het opsporingsonderzoek in strafzaken Aanwijzing huiselijk geweld en eergerelateerd geweld. Aanwijzing opsporing en vervolging inzake kindermishandeling Aanwijzing opsporing en vervolging inzake seksueel misbruik Aanwijzing bestrijding van voetbalvandalisme en –geweld Aanwijzing Wet Politiegegevens Aanwijzing voorlichting opsporing en vervolging Aanwijzing gegevensverstrekking financiële dienstverleners Aanwijzing toepassing dwangmiddelen journalisten Aanwijzing toepassing opsporingsbevoegdheden en dwangmiddelen tegen advocaten
59
Prestaties in de strafrechtketen; Achtergronddocument
Aanwijzing intellectuele-eigendomsfraude Aanwijzing kinderpornografie Aanwijzing mensenhandel Aanwijzing witwassen Aanwijzing kader voor strafvordering Aanwijzing vervolgingsbeslissing inzake levensbeëindiging op verzoek Aanwijzing vervolgingsbeslissing levensbeëindiging niet op verzoek en late zwangerschapsafbreking Aanwijzing toezeggingen aan getuigen in strafzaken Aanwijzing onmiddellijke invrijheidsstelling Aanwijzing Voorwaardelijke Invrijheidstelling Aanwijzing advies, toezicht en naleving van voorwaardelijke sancties Aanwijzing effectieve afdoening strafzaken jeugdigen Aanwijzing gebruik sepotgronden Aanwijzing HALT-afdoening Aanwijzing taakstraffen 2009 Aanwijzing hoge transacties en bijzondere transacties Aanwijzing Inbeslagneming (artikel 94 Sv) Aanwijzing Ontneming Aanwijzing politietransactie inzake eenvoudige diefstal en verduistering Aanwijzing Sociale Zekerheidsfraude Aanwijzing TBS bij vreemdelingen Aanwijzing TBS met voorwaarden Aanwijzing paspoortsignalering Aanwijzing slachtofferzorg Aanwijzing spreekrecht en schriftelijke slachtofferverklaring Aanwijzing verplichtingen in het kader van Wbp en WJSG Aanwijzing wet justitiële en strafvorderlijke gegevens Aanwijzing Elektronisch Toezicht Aanwijzing executie (vervangende) vrijheidsstraffen, taakstraffen van meerderjarigen, geldboetes, schadevergoedings- en ontnemingsmaatregelen, Europese geldelijke sancties en toepass ing voorwaardelijke invrijheidsstelling Aanwijzing executie (vervangende) vrijheidsstraffen, taakstraffen van meerderjarigen, geldboetes, schadevergoedings- en ontnemingsmaatregelen Aanwijzing plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis Aanwijzing formulier risicoprofiel en executie-indicator Aanwijzing afloopberichten aan de verantwoordelijke Overige aanwijzingen Aanwijzing (doen) besturen tijdens ontzegging en dergelijke (artikel 9 WVW 1994) Aanwijzing aangiften van in het buitenland gepleegde strafbare feiten Aanwijzing administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften Aanwijzing afstemmingsprotocol Onderzoeksraad voor de Veiligheid – Openbaar Ministerie Aanwijzing bemonstering en analyse milieudelicten Aanwijzing bestuurlijke strafbeschikking overlastfeiten Aanwijzing bestuurlijke transactie milieudelicten Aanwijzing beveiliging van personen, objecten en diensten Aanwijzing discriminatie
60
Prestaties in de strafrechtketen; Achtergronddocument
Aanwijzing handelwijze geweldsaanwending (politie)ambtenaar Aanwijzing handhaving Arbeidsomstandighedenwet Aanwijzing handhaving milieurecht Aanwijzing handhaving vuurwerkregelgeving Aanwijzing handhaving Winkeltijdenwet Aanwijzing inbeslagneming bij verkeersdelicten Aanwijzing informatieverstrekking verkeersongevallen Aanwijzing internationale gemeenschappelijke onderzoeksteams Aanwijzing invordering bewijzen van bevoegdheid in het kader van de wet luchtvaart Aanwijzing inzake de informatie-uitwisseling in het kader van de wederzijdse rechtshulp in strafzaken Aanwijzing inzake de invordering van rijbewijzen Aanwijzing lichten van gedetineerden, TBS -gestelden en jeugdigen Aanwijzing maximumconstructiesnelheid brom- en snorfietsen. Aanwijzing OM-afdoening Aanwijzing onderzoek rijden onder invloed Aanwijzing Opiumwet Aanwijzing opsporing en behandeling van militaire zaken Aanwijzing opsporing en vervolging ambtelijke corruptie in het buitenland Aanwijzing opsporing en vervolging ambtelijke corruptie in Nederland Aanwijzing opsporing en vervolging faillissementsfraude Aanwijzing rechtshulpverzoeken voor grensoverschrijdende observatie Aanwijzing Schade Niet-Voegen Aanwijzing snelheidsoverschrijdingen en snelheidsbegrenzers Aanwijzing strafrechtelijk onderzoek bij zware ongevallen met gevaarlijke stoffen Aanwijzing strafrechtelijke aanpak schoolverzuim Aanwijzing uitbreiding identificatieplicht Aanwijzing varen onder invloed Aanwijzing verkeersongevallen Aanwijzing verlaten plaats ongeval (artikel 7 WVW 1994) Aanwijzing vliegen onder invloed Aanwijzing Voertuigafmetingen Aanwijzing voor de opsporing en vervolging van overheden Aanwijzing Wet wegvervoer goederen
61
Prestaties in de strafrechtketen; Achtergronddocument
Richtlijnen Richtlijnen relevant voor gewelds- en vermogensmisdrijven Richtlijn voor strafvordering ambtsdwang Richtlijn strafvordering bedreiging Richtlijn voor strafvordering bij meerderjarige veelplegers Richtlijn voor strafvordering bromfiets(en)diefstal Richtlijn voor strafvordering diefstal (motor-)voertuigen Richtlijn voor strafvordering fiets(en)diefstal Richtlijn strafvordering inbraak, verbreking Richtlijn voor strafvordering grondstromen Richtlijn voor strafvordering heling Richtlijn voor strafvordering intellectuele -eigendomsfraude Richtlijn voor strafvordering jeugd Richtlijn voor strafvordering mishandeling Richtlijn voor strafvordering sociale zekerheidsfraude Richtlijn voor strafvordering verduistering Richtlijn voor strafvordering voetbalvandalisme en –geweld Richtlijn voor strafvordering winkeldiefstal Richtlijn kinderpornografie Richtlijn voor strafvordering schennis der eerbaarheid Richtlijn voor strafvordering mensenhandel in de zin van seksuele uitbuiting Overige richtlijnen Beleidsregel richtlijn voor strafvordering Telecommunicatiewet Richtlijn inzake toepassing artikel 552i Sv door het OM en informatieverstrekking door de po litie Richtlijn rijden onder invloed (WVW 1994) Richtlijn tarieven MKZ-overtredingen Richtlijn vliegen onder invloed Richtlijn voor strafvordering arbeidstijdenwet Richtlijn strafvordering belading van voertuigen Richtlijn voor strafvordering belediging Richtlijn voor strafvordering beletten, belemmeren of verijdelen van een ambtshandeling Richtlijn voor strafvordering bestuurlijke strafbeschikking overlastfeiten Richtlijn voor strafvordering Bestuurlijke transactie milieudelicten Richtlijn voor strafvordering discriminatie Richtlijn voor Strafvordering Drank- en Horecawet Richtlijn voor strafvordering en feitomschrijvingen luchtvaartwetgeving 2008 Richtlijn voor strafvordering huisvredebreuk/lokaalvredebreuk Richtlijn voor strafvordering lasterlijke aanklacht Richtlijn voor strafvordering liquide middelen Richtlijn voor strafvordering maximumconstructiesnelheid brom - en snorfietsen Richtlijn voor strafvordering motorrijtuig (doen) besturen tijdens ontzegging e.d. Richtlijn voor strafvordering niet voldoen aan ambtelijk bevel
62
Prestaties in de strafrechtketen; Achtergronddocument
Richtlijn voor strafvordering openlijke geweldpleging Richtlijn voor strafvordering Opiumwet, harddrugs Richtlijn voor strafvordering Opiumwet, softdrugs Richtlijn voor Strafvordering Regelgeving Ministerie van Landb ouw, Natuur en Voedselkwaliteit Richtlijn voor strafvordering strafrechtelijke aanpak schoolverzuim Richtlijn voor strafvordering strafrechtelijke aansprakelijkheid voor de aanvoer van niet of onjuist gedocumenteerde vreemdelingen Richtlijn voor strafvordering tarieflijst waterzaken binnenvaart Richtlijn voor strafvordering tarieven en feitomschrijvingen voor misdrijven, overtredingen en gedragingen als bedoeld in de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften Richtlijn voor strafvordering valse aangifte Richtlijn voor strafvordering varen onder invloed Richtlijn voor strafvordering verkeersongevallen Richtlijn voor strafvordering verlaten plaats ongeval Richtlijn voor strafvordering vernieling Richtlijn strafvordering verzet bij aanhouding Richtlijn voor strafvordering vuurwerkovertredingen Richtlijn voor strafvordering Warenwet Richtlijn voor strafvordering Wet personenvervoer 2000 Richtlijn voor strafvordering Wet vervoer gevaarlijke stoffen over water Richtlijn voor strafvordering wet vervoer gevaarlijke stoffen ten aanzien van vervoer over de weg Richtlijn voor strafvordering Wet wapen en munitie Richtlijn voor strafvordering Wet wegvervoer goederen Richtlijn voor strafvordering Winkeltijdenwet
63
Prestaties in de strafrechtketen; Achtergronddocument
Gebruikte afkortingen
BOCO
Bestuurlijke Overlegcommissie voor Overheidsautomatisering
BOSZ
Betere Opsporing door Sturing op Zaken
BVH
Basisvoorziening Handhaving
BZK
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
CBS
Centraal Bureau voor de Statistiek
CJIB
Centraal Justitieel Incasso Bureau
Compas
Communicatiesysteem Openbaar Ministerie Parket AdminiStratie
Csv
Criminele samenwerkingsverbanden
DBV
Directie Bijzondere Voorzieningen
DForZo
Directie Forensische Zorg
DGPJS
Directoraat Generaal Preventie Jeugd en Sancties
DJI
Dienst Justitiële Inrichtingen
GPS
Geïntegreerd Processysteem Strafrecht
Halt
Het alternatief
IOOV
Inspectie Openbare Orde en Veiligheid
ISD
Inrichting Stelselmatige Daders
IJZ
Inspectie voor de jeugdzorg
ISt
Inspectie voor de sanctietoepassing
JCO
Jeugd (of justitieel) casusoverleg
JJI
Justitiële Jeugdinrichtingen
Kbb
Korpsbeheerdersberaad
KLPD
Korps Landelijke Politiediensten
NFI
Nederlands forensisch instituut
OM
Openbaar Ministerie
OPS
Opsporingsregister
PIJ
Plaatsing in een Inrichting voor Jeugdigen
PPS
Politieparketsecretaris
PV
Proces-verbaal
PZ
Psychiatrisch ziekenhuis
RvdK
Raad voor de Kinderbescherming
RN
Reclassering Nederland
3RO
De drie reclasseringsorganisaties
Sv
Wetboek van Strafvordering
SVG
Stichting Verslavingsreclassering GGZ
TBS
Terbeschikkingstelling
64
Prestaties in de strafrechtketen; Achtergronddocument
TUL
Tenuitvoerlegging
VenJ
Veiligheid en Justitie
VVC
Veelvoorkomende criminaliteit
VtsPN
Voorziening tot samenwerking Politie Nederland
WODC
Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum
WRR
Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid
ZSM
(project) Zo Snel Mogelijk
65
Prestaties in de strafrechtketen; Achtergronddocument
Literatuur
Publicaties Algemene Rekenkamer (2010). ICT politie 2010. Tweede Kamer 20102011, 29 350, nr. 9. Den Haag: Sdu. AZ (2007). Samen werken, Samen leven. 14 juni 2007, Den Haag: Koninklijke de Swart. Bestuurlijke Overlegcommissie voor Overheidsautomatisering (1978). Coördinatiecriteria voor Overheidsautomatisering. BOCO-rapport nr. 1, Den Haag: Staatsuitgeverij. BZ (1990). Informatieplanning: aanbeveling besluit informatievoorziening in de Rijksdienst, juli 1990. Den Haag: eigen beheer. BZ (1992). Informatiestructuurschetsen in de openbare sector, november 1992. Den Haag: eigen beheer. BZK (2007), Gezamenlijke landelijke prioriteiten politie 2008-2011, 1 juni 2007. Bijlage bij kamerstuk Tweede Kamer, vergaderjaar 2006-2007, 29 628, nr. 50. Den Haag: Sdu. CBS Statline, Veiligheidszorgrekeningen 2010, http://statline.cbs.nl/, geraadpleegd op 3 februari 2012. Kouwenhoven, R. et al. (2011). Het districtelijk opsporingsproces; de blackbox geopend. Politiekunde 35, 2011. Amsterdam: Reed Business. Leeuw, A.C.J. de (1982). Organisaties: management, analyse, ontwerp en verandering; een systeemvisie. Assen: Van Gorcum. Liedenbaum, C. et. al. (2007). De opsporing onder druk. Politiekunde nr. 41, 2007. Amsterdam: Reed Business.
66
Prestaties in de strafrechtketen; Achtergronddocument
OM, Rechtspraak (2010). Afstemming zittingscapaciteit OM-ZM. November 2010. Den Haag: eigen beheer. VenJ (2011a). Brief van de minister over de prestatie-indicatoren voor de landelijke prioriteiten voor het politiebeleid 2011-2014. Tweede Kamer, vergaderjaar 20101-2011, 29 628, nr. 256. Den Haag: Sdu. VenJ (2011b). Actieprogramma ketenaanpak overvalcriminaliteit. Bijlage bij kamerstuk Tweede Kamer, vergaderjaar 2010-2011, 28 684, nr. 305. Den Haag: Sdu. WRR (2010). Internationalisering en Europeanisering van strafrechtelijke rechtshandhaving in Nederland. Webpublicatie nummer 43. Den Haag.
Wet- en regelgeving Aanwijzing voor de opsporing. Staatscourant 27 februari 2003, nr. 41, p. 10. Aanwijzing gebruik sepotgronden. Staatscourant 28 januari 2008, nr. 19, p. 13. Aanwijzing executie (vervangende) vrijheidsstraffen, taakstraffen van meerderjarigen, geldboetes, schadevergoedingsmaatregelen, Europese geldelijke sancties en toepassing voorwaardelijke invrijheidstelling. Staatscourant 23 juni 2008, nr. 118, p. 12. Politiewet 1993. Wet van 9 december 1993 tot vaststelling van een nieuwe politiewet. Wet op de Rechterlijke Organisatie. Wet van den 18den April 1827, op de zamenstelling der Regterlijke magt en het beleid der Justitie. Wetboek van Strafrecht. Wet van 3 maart 1881. Wetboek van Strafvordering. Wet van 15 januari 1921.
67