Presentatie jaarboek 2014-15 Geachte aanwezigen Aan mij de taak om u enigszins in te wijden in de tot stand koming van het jaarboek 2014-15 en en passant een korte samenvatting te geven van de inhoud; kortom een smaakmakertje. Dit ga ik proberen binnen een tijdsbestek van een dertigtal minuten hetgeen niet mee zal vallen want er is natuurlijk ontzettend veel te vertellen. Over een half uur echter begint de aanbieding van het allereerste exemplaar en nog een flink aantal eerste exemplaren waarna ieder, die dat wil, zelf een exemplaar kan bemachtigen. Ik wil u dan ook niet al te lang ophouden. Iets meer dan 2,5 jaar geleden, op 30 maart 2013, stond ik ook achter het spreekgestoelte om een jaarboek in te leiden. Dat handelde over de Schapenhouderij in en rondom het Verdronken land van Saeftinghe, het geesteskind na ongeveer 5 jaar onderzoek. Op het laatst was er een kort dankwoord en ik sloot mijn rede af met het volgende: “De belangrijkste persoon ben ik nog vergeten, dat is mijn echtgenote, die sedert ik 2,5 jaar geleden met werken ben gestopt en me helemaal aan de schapenhouderij kon wijden, heel wat met me te stellen heeft gehad. Als er iemand blij is dat dit boek af is, dan is zij het wel.” Het zal nu niet veel anders zijn, vrees ik en ditmaal heb ik nog veel méér punten te verdienen. Na dat jaarboek, kwam er nog een boek over de Zwartenhoekse Zeesluis en nu dit. Met name de laatste maanden van dit jaarboek hebben een zware wissel getrokken op haar geduld en welwillendheid. Voor andere zaken was nauwelijks of geen tijd, dat bleef dus allemaal liggen, wat nu en dan gefronste wenkbrauwen opleverde. En de verzuchting dat als Sint Petrus aan de hemelpoort zou horen dat ze met mij getrouwd was geweest, hij haar direct binnen zou laten. Om haar wat milder te stemmen, wil ik haar dan ook graag een bloemetje aanbieden. Nu dan echt jaarboek 2014-15. Het verhaal begint in de zomer van 2012 - we waren toen nog volop bezig met schrijfwerk aan het jaarboek 2013. Tijdens een bestuursvergadering kwam onze voorzitter met het volgende op de proppen: “kunnen we niet het verhaal van Adriaanse uit allereerste jaarboek uit 1929 over de Hattinga’s opnieuw publiceren? Maar weinigen zijn ermee bekend. Bovendien kunnen er meerdere cartografische artikelen aan worden gekoppeld en wellicht zijn er nieuwe feiten met betrekking tot de Hattinga’s.” Unaniem werd besloten daarin mee te gaan en te onderzoeken of er voldoende materiaal was. De toenmalige vicevoorzitter, Onno Rottier zou de kar trekken als eindredacteur.
Zo gezegd, zo gedaan. Onno zou zelf een inleidend artikel schrijven over de cartografie en benaderde een aantal personen voor artikelen - ik meen te weten Jan Lockefeer, Ruud Paesie (een invasieplan van Abdias) en André Bauwens (de onenigheid tussen Abdias en een confrater te Sluis). Bovendien zocht hij op 28 september contact met Peter Paul Hattinga Verschure. De pater familias - Joop Hattinga Verschure - had hij als aankomend planoloog leren kennen in de jaren zeventig in het kader van de planning van de gezondheidszorg. Ze kwamen tot de constatering dat het archief geen materiaal bevatte dat relevant zou kunnen zijn voor het jaarboek. Het werd niet zinvol geacht om het archief door te nemen. Veel nieuws met betrekking tot de cartografie zou het immers niet bevatten. In het voorjaar van 2013 nam Onno Rottier afscheid van het bestuur en werd mij het eindredacteurschap in de schoenen geschoven. Vanwege het afronden van het jaarboek 2012-13 en mijn redactie- en schrijfwerk aan dat boek over de Zwartenhoekse Zeesluis bood onze voorzitter, Jan de Kort, aan om tot november 2013 waar te nemen. Van Onno kreeg ik een lijst van degenen die hij had aangezocht en zijn correspondentie met Peter Paul. Binnen het bestuur bleven we brainstormen over de inhoud, mogelijke bronnen en auteurs. Op 7 mei 2013 werd de knoop definitief doorgehakt: het zou Hattinga worden. Pas in januari 2014 verkeerde ik in de gelegenheid om me geheel aan dit jaarboek te wijden. Met de mogelijke auteurs werd opnieuw contact gezocht om gemaakte afspraken te bevestigen. Nieuwe auteurs werden aangezocht: Adrie de Kraker (over het landschap in de 18e eeuw), Nathalie Martens, Eddy Maes, Saskia de Kerf, Jan de Kort (doodboek W.T. Hattinga), daarmee kwam het totaal op zeven. Het stuk van Adriaanse zou integraal worden opgenomen. Han Leune kwam met een uitgebreid bronnenoverzicht op de proppen, ontleend aan zijn publicaties over Lillo en Liefkenshoek. Op 19 januari 2014 werd Peter Paul Hattinga Verschure opnieuw aangeschreven want wellicht dat zich in het archief origineel illustratiemateriaal zou bevinden. Inmiddels van (toen nog mede-bestuurslid) Nathalie Martens een inhoudsopgave gekregen van het archief Hattinga Verschure. Ik kon me niet voorstellen dat daar niets in te vinden zou zijn. Bovendien had ik gehoord dat er ook een familie Hattinga van ’t Sant was, die wellicht iets kon betekenen. Of hij daarmee contact had. Een aantal mailtjes en tussenpauzes verder opeens op 26 maart een bericht van ene Marieke Hattinga Verschure. Ze had van enkele broers gehoord dat er iets ondernomen werd met betrekking tot de Hattinga’s en ze had een cartografe leren kennen, Marijke Donkersloot. Wellicht had ik interesse om kennis te maken. Dit resulteerde in een uitnodiging om op 22 juli 2014 naar Utrecht te komen. Niet alleen zij en Marijke zouden aanwezig zijn, maar ook haar oudste broer Max (de sleutel tot het archief had ik inmiddels begrepen), Peter Paul Hattinga Verschure en
Onno Hattinga van ’t Sant. Later melde zich ook Elian Hattinga van ’t Sant aan, de enige historica binnen de families Die eerste ontmoeting verliep voor mijn gevoel positief. Er werden afspraken gemaakt om beide archieven te mogen inzien. Verder was het voornamelijk aftasten. Op dat moment had ik onvoldoende grip op de materie en maar een vaag idee hoe een en ander aan te pakken. Twee maanden later was dat geheel anders. Toen waren beide archieven doorgenomen en grotendeels gedigitaliseerd (zo’n 10.000 foto’s) en beide bleken een goudmijn te zijn. Niet de cartografie diende centraal te staan maar de Hattinga’s zelf, de mensen dus. Het roer moest helemaal om. Dit idee voorgelegd aan de rest van het bestuur en warempel men ging mee. Dit betekende wel dat een aantal gemaakte afspraken diende te worden herzien en er dus auteurs bedankt moesten worden. Hun bijdrage paste niet meer in het concept. Gelukkig begrepen die de situatie, waarvoor ik hen zeer erkentelijk ben. Met een van deze (‘afgedankte’) auteur zijn we overigens tot een zeer werkzaam compromis gekomen. Jaarboek 2016-17 ligt daardoor in grote lijnen reeds vast. Marieke stuurde me een artikel op van Marijke Donkersloot dat handelde over artsen-cartografen. Dat was ooit door een ander tijdschrift geweigerd vanwege de lengte maar voor ons kwam het (in aangepaste vorm) prima van pas. Via Marijke kwam ik in contact met Martijn Storms (de Zeelandkaarten te Leiden) en Dirk de Vries. Inmiddels was ik begonnen al het archiefmateriaal door te nemen en te rubriceren. Toen we 21 oktober 2014 weer te Utrecht een familiebijeenkomst hadden, was deze klus nagenoeg afgerond. Op dat moment stond me exact voor ogen wat het moest worden: Na enkele inleidende artikelen over cartografie en landschap, een uitgebreide familiekroniek, met de drie cartografen centraal, maar met ruime aandacht voor hun voorvaderen en hun nageslacht. Bovendien rondom de hoofdpersonen enkele artikelen gegroepeerd. Binnen dit concept paste een artikel over Joop Hattinga Verschure als afsluiting. In verband met privacy leek me het verstandig dat dat door een of meerdere van de kinderen zou worden geschreven, hetgeen ook gebeurd is. Enkele auteurs werd het archiefmateriaal toegestuurd voor zover dat betrekking had of kon hebben op hun artikel. Zelf had ik van het begin af aan, uit de doorgenomen literatuur en het verwerkte bronnenmateriaal, een soort van kroniek gedistilleerd. Kort voor de 21e oktober kreeg ik een grote hoeveelheid informatie van Elian Hattinga van ’t Sant over de Friese tak. Doordat het een veel te omvangrijk en gedetailleerd verhaal begon te worden - circa 180 kantjes A-4 moesten er stukken van tussen, die beter als zelfstandig artikel tot hun recht zouden komen. De kroniek diende zich overwegend tot de hoofdlijnen beperken. Aldus kwam ik terecht bij Peter Paul Hattinga Verschure (het tekenboek van David), Dirk de Groof en Erik Bruynseels (proefschrift de Pest), Antoine Prinsen (David en de
Kieldrechtpolders), Joop van Hecke (over Jan Wormerus Raven) en Katrijn van Goethem (de vrouwen achter de Hattinga’s). Ook zij werden opgezadeld met het bijbehorende archiefmateriaal en de laatste twee kregen bovendien alle relevante teksten uit mijn kroniek met betrekking tot hun onderwerp toegestuurd. Een paar onderwerpen vond ik te leuk om uit te besteden: het tot stand komen van de atlassen, David in Berbice en de bibliotheek van W.T. Het idee om Adriaanse integraal over te nemen, lieten we vallen. Er was gewoonweg veel te veel nieuw interessant materiaal. Iedereen kreeg als deadline eind februari 2015. Aan de hand van de beide Hattinga-archieven en het bronnenmateriaal van Han Leune werd tevens begonnen met een onderzoek naar de primaire bronnen. Tussen de diverse publicaties en enkele secundaire bronnen waren te veel discrepanties. Tussen november 2014 en juli 2015 werden daartoe de nodige bezoeken gebracht aan De Haag (Nationaal archief en Gemeente archief), Middelburg (Zeeuws Archief), Terneuzen (Waterschaparchief en gemeentearchief) en uiteraard het bijzonder rijke gemeentearchief van Hulst. Verder werden bezoeken gebracht aan het Utrechts archief, het Brabant Historisch Centrum in Den Bosch, het Alkmaars archief enz. Han Leune was bereid om in het Rotterdams gemeentearchief enkele zaken op te zoeken. De resultaten van die bezoeken werden, indien relevant, doorgespeeld naar de gastauteurs. In het begin van 2015 liep ik Carlo Buysrogge tegen het lijf. Een enthousiast verhaal over een everingboek van Pauluspolder leidde tot nog een bijdrage aan het jaarboek. Het aantal auteurs kwam daarmee op 17. Vanaf februari 2015 beginnen de eerste artikelen binnen te druppelen en begint ook een eerste correctieronde met als lezers: Jan de Kort, Willy Verschraegen en mijn echtgenote. Enkele artikelen konden integraal worden opgenomen maar aan veel artikelen moest worden verspijkerd al was het maar om al te veel overlap te vermijden. Dit resulteerde in heel wat heen-en-weer gemail met de betrokken auteurs. Maar we kwamen er telkens uit, alhoewel ik denk dat sommigen van hen me aan het eind van de rit behoorlijk moe waren. Ik hoop dat het eindresultaat hun oordeel wat milder zal stemmen. Het laatste artikel kwam binnen in de loop van juli. Vanaf april 2015 wordt het tijd om aandacht te besteden aan het illustratiemateriaal. Tot dan toe lag de nadruk op bronnenonderzoek en schrijfwerk. En dan blijkt hoe prettig internet kan zijn en dat van veel archieven de catalogi digitaal te raadplegen zijn. Dankzij Adrie de Kraker maakte ik kennis met het militaire archief te Vincennes bij Parijs en het rijksarchief te Brussel. Via de archivaris van de gemeente Terneuzen kreeg ik inzage in de kaartenverzamelingen van de rijksarchieven te Kortrijk en Gent. Bovendien waren ook enkele particulieren genegen me een blik te laten werpen in hun kaarten- en documentencollectie. Een speciaal moment vind ik nog steeds die middag in het
Nationaal Archief in Den Haag toen ik in de kelder oog in oog stond met de allereerste Kaarte van Staats-Vlaanderen in twee delen, aangeboden aan de Raden van State op 31 augustus 1745. Mij deed het toch wel iets. Die kaarten staan op pagina 198 en 199 van het boek. Digitale kaarten moesten worden besteld, kaarten werden gescanned (vaak in delen waarna die door Jaap van Zijderveld werden bewerkt en elektronisch aan elkaar geplakt). Alle afbeeldingen en archiefstukken die interessant konden zijn, dienden te worden gefatsoeneerd. Dat laatste nam Peter Paul Hattinga Verschure grotendeels op zich. Dat heeft hij geweten want het waren er meer dan 1.000. Onderschriften en eventuele kaderteksten werden geschreven en ook die werden allemaal door het leesteam beoordeeld en zoveel mogelijk (binnen de korte tijd die er beschikbaar was) voorgelegd aan de auteurs. De met de firma Room te Sint-Niklaas afgesproken inleverdatum van 2 september 2015 naderde snel. Op 17 augustus kon begonnen worden met een plakversie van het boek. Alle teksten en onderschriften waren geprint evenals de afbeeldingen in klein formaat. Tijdens dit knip- en plakwerk werd de selectie gemaakt van het illustratiemateriaal, met wat reserve want je weet maar nooit. Gedurende dit knippen en plakken, kwam het idee op om het jaarboek te beginnen met een hommage aan Adriaanse – er waren nog enkele pagina’s over. Op die manier was mijn inziens het verhaal rond: beginnen met Adriaanse die voor het eerst de Hattinga’s in het voetlicht plaatste, dan het verhaal van de Hattinga’s zelf, en eindigen met hun nazaat, prof. dr. Joop Hattinga Verschure, die in 1979 nogmaals de cartografen in de schijnwerpers plaatste en samen met zijn achterneef Kees Hattinga van ’t Sant een deel van hun oeuvre deed uitgeven. Jan de Kort bleek bereid deze hommage te schrijven. En warempel de 31e was alles rond met uitzondering van een twintigtal scans van kaarten, waarvoor dummy’s waren ingevoerd. Dinsdag 2 september kon de plakversie met een aantal tekst- en illustratiebestanden worden ingeleverd. Dat werd in eerste instantie door Cindy in dankbaarheid aanvaard maar na enkele ogenblikken was er toch lichte paniek. De afgesproken tijd was wel heel erg krap want het boek was inmiddels van de oorspronkelijke opgaaf van 240 pagina’s uitgedijd tot 336. De rek, die was ingecalculeerd om tegenvallers op te vangen, waren we kwijtgeraakt met het meer dan drie weken naar voren halen van deze presentatie in verband met de sluitingsdatum van het museum. Ze zouden proberen 11 september de eerste drukproef af te hebben. Dat is Cindy en Ingmar gelukt maar vraag niet ten koste van wat. Alle zeilen moesten worden bijgezet, oppas voor de kinderen etc. Ze wilden ons niet teleurstellen. Een woord van dank voor het echtpaar Room mag dan ook niet ontbreken en het is bijzonder jammer dat ze vandaag niet aanwezig konden zijn.
Wederom kwam het lezersteam in actie en bovendien gingen er pdf-jes naar alle auteurs met het verzoek liever nog vandaag dan morgen hun commentaar in te leveren. En dat deden ze, stuk voor stuk. 17 september zaten we voor het eerst in de drukkerij om de verbeteringen in te voeren. En dat waren er ontzettend veel (meer dan 2.000) want het was op het laatst haastwerk geworden. Vooral met de illustraties moest flink geschoven worden, vaak naar een ander artikel. Van 1 artikel werd zelfs een compleet nieuwe plakversie gemaakt. Heel wat onderschriften werden aangepast of compleet vernieuwd. De bestelde scans van kaarten druppelden langzaam binnen. 18, 23 en 24 september volgden en toen was er een tweede drukproef. Ook die ging weer naar alle auteurs met eenzelfde verzoek als bij de eerste drukproef. En wederom reageerde iedereen prompt. Daarvoor ben ik alle auteurs bijzonder erkentelijk. De allerlaatste kaart kwam vrijdagmiddag 25 september binnen en dat was een pak van mijn hart. In het daaropvolgende weekend werd alles twee keer nagelopen: meer dan 350 correcties. Maandag 28 september zaten we weer te Sint-Niklaas achter de computer. De volgende ochtend om 11:00 uur zat het werk er op. Voor mij tenminste, want diezelfde dag nog begon men met het drukken van de omslag. Last but not least de sponsors. Het uitgeven van een boek als dit is een kostbare aangelegenheid. Er is het gegeven dat we elke twee jaar voor de leden een jaarboek uitgeven waarvoor jaarlijks een bedrag wordt gereserveerd. Dat is het uitgangspunt. Om een mooi rond aantal te hebben worden er gewoonlijk enkele tientallen jaarboeken extra gedrukt. Die zijn voor de verkoop. En dat is het in principe. De Kring is immers geen uitgeverij. Dat wordt doorbroken als we vanuit het bestuur menen dat het jaarboek het regionaal belang overstijgt of als iemand een groot aantal boeken afneemt. Het Hattingaboek is naar onze mening ook voor niet-leden interessant, niet alleen voor iedereen die iets heeft met kaarten en de historie van Hulst en Hulsterambacht, maar ook voor mensen die in cartografie in het algemeen zijn geïnteresseerd. Om dit te kunnen bekostigen en de prijs redelijk te houden, is sponsoring gezocht. Dit is daardoor het eerste jaarboek waarin achterin enkele advertenties zijn opgenomen. Dankzij de sponsors - waarvan er een geen vermelding wilde - heeft het hattingaboek de vorm heeft gekregen die ons voor ogen stond, waarvoor onze dank. Ik ben nu ver aan het eind van mijn betoog waarna het uitreiken van al die eerste boeken kan beginnen. Voordat we met dit deel van het programma beginnen, wil ik van deze gelegenheid gebruik maken om acht mensen te bedanken. Omdat zij in belangrijke mate hebben bijgedragen tot het tot stand komen van dit jaarboek door mij als buitenstaander toegang te verlenen in hun familiearchieven, En voor de vele hulp, gastvrijheid en vriendschap die ik van hen heb mogen ondervinden:
Dit zijn Onno en Joke Hattinga van ‘t Sant, Max en Chantal Hattinga Verschure, Joost Hattinga Verschure, Elian Hattinga van ’t Sant, Peter Paul Hattinga Verschure en Marieke Hattinga Verschure. Ik zou nu Marieke willen verzoeken naar voren te komen om het allereerste exemplaar in ontvangst te nemen. Waarom Marieke, zult u denken? Zij is degene geweest die op een gegeven moment de beide families en mij bij haar thuis te Utrecht heeft samengebracht waarna de bal echt is gaan rollen.