‘Een school voor de toekomst, op zoek naar een leeromgeving voor competentieontwikkelend onderwijs’ Verslagen van infovergaderingen IWT, AGIOn, Dept. Onderwijs en Vorming 1. Informatievergaderingen •
Dinsdag 16 april – Sint Jozef Sint Janneke, Eeklo o Modulair meubilair geschikt voor competentieontwikkelend onderwijs • Dinsdag 16 april – CVO Kisp, Gent o Een mobiele filmset inzetbaar bij competentieontwikkelend onderwijs • Donderdag 18 april – KA Geel, Geel o Een elektronische leeromgeving ingebed in een totaalconcept voor competentieontwikkelend onderwijs
2. Programma van de informatievergaderingen • • • • •
Algemene inleiding Toelichting over de procedure Innovatief Aanbesteden Overlopen van opdracht (bestek) Vragen Rondleiding in de school
3. Bijlagen/Links Algemeen : • • •
Presentatie Infovergaderingen (Algemene inleiding) Presentatie Toelichting over de procedure Innovatief Aanbesteden Eindverslag innovatieplatform
Bijkomend voor perceel 1 -- Sint Jozef Sint Janneke: • • • •
Fiche kenniscentrum CREATE Grondplannen van de school Sint Jozef Sint Janneke Eeklo Overzicht bevraging leerkrachten ivm de eisen van het modulair systeem Overzicht leermethodes
Bijkomend voor perceel 3 -- CVO KISP: •
Netwerkplan ICT uitrusting
1
1. Toelichting over de procedure Innovatief Aanbesteden Duiding bij de slides •
•
Innovatief aanbesteden = een 3-fasig instrument van het IWT om bedrijven te ondersteunen in de onderzoek en ontwikkeling voor innovatieve producten of diensten. Samengevat: innovatie is de kerndoelstelling – wat nog niet bestaat op de markt - cofinanciering een voorwaarde(zie hieronder) met de ontwikkeling van prototypes in de precommerciële fase. Procedure; buiten wetgeving O&O, maar principes worden gevolgd. In dit geval: onderhandelingsprocedure met bekendmaking. Na indiening 17 mei volgt een onderhandelingsfase met de aanbestedende overheid / coördinatieteam.
•
Cofinanciering: o Bij een gewone overheidsopdracht worden de intellectuele eigendomsrechten automatische overgedragen aan de aanbestedende overheid. Binnen de procedure van Innovatief Aanbesteden doet de aanbestedende overheid maximaal afstand van haar rechten en blijven de intellectuele eigendomsrechten maximaal bij de uitvoerende partij. De cofinanciering bestaat er dus in om in de offerte de kostprijs van ‘het behoud van de intellectuele eigendomsrechten’ in mindering te brengen op de totaalsom voor de opdracht. o Het is aan u als inschrijver om de marktwaarde en het marktpotentieel te analyseren.
•
We verwachten transparantie in wat bestaat op de markt, en in de onderzoek- en ontwikkelingstijd die u nodig acht.
•
De aanbestedende overheid doet geen belofte van gunning. Indien de beoordelingscommissie geen kwalitatief voorstel kan selecteren, kan het project zonder gunning stopgezet worden.
•
Het vormen van een consortium voor het indienen van een offerte is geen verplichting maar biedt meer kans op de ontwikkeling van een totaalconcept dat aan alle punten van het Programma van Eisen voldoet en de functionaliteiten heeft zoals beschreven in het bestek.
•
Binnen de termijn van 12 à 18 maanden zit ook de testfase vervat. De kandidaat – inschrijver dient in zijn voorstel hiervoor zelf een termijn te voorzien. De testfase wordt opgevolgd door het kenniscentrum en de school.
2. Algemene vragen Wat als er geen intellectuele rechten over zijn bv. bij het gebruik van open source toepassingen? • Zelfs hier zal er sprake zijn van O&O want er dient nog steeds verder onderzoek en ontwikkeling te gebeuren om deze open source toepassingen te laten gebruiken/functioneren in het totaalconcept. En dus zijn er steeds intellectuele eigendomsrechten. Intellectuele eigendom ruimer is dan octrooien en patenten. Ook nieuwe kennis maakt deel uit van “intellectuele eigendom”
Innovatief karakter:
2
o
o
o
Hetgeen in de opdracht door de aanbestedende overheid als onderwerp van onderzoek en ontwikkeling wordt toegelicht, mag nog niet commercieel toegankelijk zijn. Indien de oplossing voor het beschreven ‘probleem’ in het bestek er in bestaat om een bestaand iets door te ontwikkelen, dient dit zo in het voorstel gereflecteerd te worden. Bij het invullen van het kostenmodel (bij doorontwikkeling op bestaand product): hier wordt een onderscheid gemaakt tussen personeelkosten en directe kosten. Bestaande elementen worden ondergebracht onder de post ‘directe kosten’, de verdere ontwikkelingskosten hierop vallen onder de post ‘Onderzoek & Ontwikkeling’ en worden uitgedrukt in personeelskosten. Minimaal 50% van de totale kost dient besteed te worden aan onderzoek en ontwikkeling. Het is uiteraard niet de bedoeling om slechts een minimaal gedeelte van de totale kostprijs onder te brengen onder O&O want dan stelt er zich een procedureel probleem. Indien het ingediende voorstel door de selectiecommissie weerhouden wordt als kwalitatief genoeg om mee verder te gaan, zal er tijdens de onderhandelingen zeker terug gekomen worden op de verdeling ‘directe kosten’ en ‘O&O’ indien deze buiten proportie is.
Alternatieven? o Er worden expliciet in het bestek geen varianten toegelaten omdat de kans dan reëel is dat het voorstel volledig afwijkt van hetgeen er gevraagd wordt en de voorstellen onderling niet meer te vergelijken zijn. o De kandidaten hebben de mogelijkheid om in hun offerte een aantal innovatieve concepten, die niet gevraagd worden in het bestek, voor te leggen aan de opdrachtgever. De voorgestelde suggesties mogen echter niet de essentie van de offerte zijn. De kandidaten moeten duidelijk aangeven in hun offerte dat het gaat om suggesties die niet gevraagd werden door de opdrachtgever. Kan/mag de kandidaat - inschrijver een patent aan vragen? Dit kan maar hierover bestaat een meldingsplicht tov het IWT. Waarom wordt er gestreefd naar de selectie van 2 kwalitatieve voorstellen? a. Door 2 kwalitatieve voorstellen te selecteren vermijden we een mogelijke “lock – in” voor de aanbestedende overheid en maken we ons zelf niet afhankelijk van 1 leverancier. De bedoeling is uiteraard dat de 2 geselecteerde kandidaten elk 1 prototype ontwikkelen. Niets sluit uit de aanbestedende overheid beide partijen op een bepaald ogenblik vraagt om samen te werken om zo tegemoet te komen aan de vraagstelling uit het bestek.
Aankoopfase b. In de aankoopfase kan elkeen zich opnieuw kandidaat stellen en wordt de opgedane voorkennis in de fase van precommerciële aanbesteding niet in rekening gebracht. c. Vooraleer over te gaan tot de aankoopfase vindt er een evaluatie plaats van de precommerciële fase. De resultaten van de precommerciële fase worden publiek gemaakt, de gebruikte technieken van de geselecteerde kandidaten niet.
3
3. Projectspecifieke vragen 3.1 Perceel 1: Sint Jozef Sint Janneke competentieontwikkelend onderwijs
--
Modulair
meubilair
geschikt
voor
1. Wat niet geheel duidelijk is in het bestek, is de inhoud van de term ‘prototype’. Dienen wij een voorstel in voor 1 klas? Of 1 klas kleuter en 1 klas lager? Of meteen een voorstel voor de inrichting van een volledige school met daarbij kleuterklassen, lagere klassen, open leercentrums …? Deze vraag beïnvloedt het volledige ontwerp en de uitwerking ervan. Een prototype is een test-set-up waarbij u als opdrachtnemer zoveel als mogelijk tegemoet komt aan de volledige probleemstelling beschreven in het bestek, i.c. modulair meubilair dat tegemoet komt aan de functionele en systeemvereisten (pag 13 – 14). Het bestek spreekt van verschillende ‘modules’ die samen moeten werken als geheel en onafhankelijk van elkaar aan één of meerdere gebruikerseisen. Dit om tegemoet te komen aan de verschillende scenario’s zoals beschreven in de Exemplarische Use Case (bijlage 1.2). Het prototype test het ontwerp in de praktijk. Dit moet zodanig opgevat worden dat er uitspraak kan gedaan worden over de kwaliteit en functionaliteit van de onderdelen/modules én het geheel. Aanvullend daarop kunnen bepaalde scenario’s van modules ontworpen worden op plan. Het is aan de inschrijver om hier een voorstel te formuleren. Het is geen ‘inrichtingsopdracht’, maar een onderzoek- en ontwikkelingsopdracht. De school heeft op de markt geen producten gevonden die voldoen aan al haar gebruikersvereisten en voorwaarden. Bestaande meubilairelementen kunnen aanvullend op het prototype geleverd worden, om de totaalinrichting of het totaalconcept te vervolledigen, maar vormen zeker niet de essentie van de opdracht. 2. Sowieso hebben wij ook min of meer de oppervlaktes van de beschikbare ruimtes nodig, om geloofwaardige plannen te tekenen. Het prototype kan in eerste fase uitgetest worden in lokaal B.02, (Dit is het lokaal waar deze infovergadering doorgaat). - Gelijkvloers van de nieuwbouw - Afmetingen 7,5 x 7 m, met aan 1 lange wand ingebouwde kasten en een lavabo. - Tafels en stoelen die er staan zijn makkelijk verplaatsbaar en verhinderen daardoor het uittesten niet. - Overbodige materialen kunnen makkelijk uit de ruimte worden verwijderd indien dit nodig zou zijn. In een tweede fase, en gezien de vraag naar universele toepasbaarheid naar andere klascontexten, kan er ook getest worden in een klas van de oude vleugel. Dit zijn klassen zonder ingebouwde kasten. De testfase houdt rekening met een klasgroep tot max. 25 leerlingen. Plannen van de school worden toegevoegd aan dit verslag. 3. Welke multimedia gebruikt de school reeds op dit ogenblik? De school beschikt momenteel over 4 tablets: 4. 2 Ipads 5. 2 tablets voor gebruik van het prowise bord (dit is een proefopstelling)
4
4. Tot op welk niveau moet het ontwerp rekening houden met de principes van Universal Design? In de school zitten ook kinderen die GON ondersteuning krijgen (geïntegreerd onderwijs). Het voorstel moet voor kinderen met een beperking (ADHD, ASS, …) een aantal uitgewerkte scenario’s bevatten. Veel kan al ondervangen worden door de verschillende opstellingen in hoeken (stiltehoeken, individuele werkruimtes, …) maar bv de akoestische kwaliteiten van de materialen, kleurgebruik, de onderrijdbaarheid van een werkblad, etc. kunnen hier verder op inspelen. 5. In functie van welke leeftijdscategorie is het Programma van Eisen opgesteld? Het totaalconcept dient ontworpen te worden onafhankelijk van een bepaalde leeftijdscategorie. Een grote troef van het totaalconcept moet immers de overdraagbaarheid en flexibele inzetbaarheid zijn. Het prototype dat in het kader van dit perceel ontwikkeld wordt moet gericht zijn op de lagere school. 6. Zullen tijdens de testfase alle leeftijden door elkaar lopen? Eind juni zal directeur Leen Smets hierop meer zicht hebben en deze info met de geselecteerde kandidaten kunnen delen. De testlocatie die voorgesteld wordt (lokaal B.02) wordt momenteel in de voormiddag als klas gebruikt en in de namiddag als flexibele ruimte. 7. Welke leeftijd van de testgroep moet in rekening gebracht worden voor de ergonomie? Het ontwerp van het prototype houdt best rekening met de ergonomie voor leerlingen van het 4de, 5de en 6de leerjaar. 8. Tot op welke hoogte moet het prototype een benadering van het “werkelijke” zijn? Het model/prototype moet alle functionaliteiten bevatten zoals beschreven in het bestek. Maar het moet niet in die mate gerealiseerd worden dat het conform de voorwaarden is om meteen in productie te gaan. De prototypes blijven na testfase in de school staan. 9. Moet het aangeleverde prototype conform alle vereisten van materialen aangeleverd worden? Gezien het korte tijdsbestek is een keuring van het prototype niet haalbaar. Maar de gebruikte materialen van het aangeleverde prototype moeten wel aan alle minimumstandaarden voldoen vooraleer ze in het testlokaal geïnstalleerd worden. 3.2 Perceel 2: KA GEEL -- Een elektronische leeromgeving ingebed in een totaalconcept voor competentieontwikkelend onderwijs 1. Hoeveel projecten worden er per perceel geselecteerd? Enkel de kwaliteitsvolle voorstellen worden weerhouden. We rekenen op een tweetal voorstellen per perceel. 2. Wat is het totale bedrag beschikbaar gesteld door IWT voor dit perceel? Het totale bedrag dat door IWT ter beschikking gesteld wordt, wordt niet bekend gemaakt. De voorstellen worden op prijs/kwaliteit vergeleken met elkaar. 3. Welk kenniscentrum zal KA Geel begeleiden tijdens het project? -
Edubit - ICT-gedeelte Greet De Clerck (zelfstandige pedagoge, huidig projectcoördinator) pedagogisch/didactische luik
5
-
Peter Druyts, pedagogisch adviseur GO! (PBD), vakinhoudelijk deel Er moet nog een kenniscentrum voor de opvolging van het infrastructurele gedeelte aangeduid worden.
4. Kunnen de dossiers vooraf met het kenniscentrum en/of met de leerkrachten worden afgetoetst? Dit is niet mogelijk aangezien de zowel de pilootscholen als het betrokken kenniscentrum zetelen in de selectiecommissie. 5. Heeft KA Geel reeds een ELO? Is hierover functionele en technologische info beschikbaar? Het KA Geel werkt met smartschool. Dit platform wordt gebruikt om te communiceren tussen de verschillende betrokkenen, om punten uit te wisselen, om cursusmateriaal op te nemen en om in beperkte mate ondersteuning te geven bij de lessen. Het is de bedoeling om een ‘plug-in’ voor competentieleren op de bestaande ELO te maken, die ook op andere ELO’s kan draaien. 6. Met welke methode werkt KA Geel voor het vak bedrijfsbeheer? Moet de content van deze methode worden geïntegreerd in de te ontwikkelen ELO? Bestaan hiervoor afspraken met de betrokken uitgever? Het GO! Geel werkt vanaf volgend schooljaar opnieuw met eigen cursussen. Handboeken / werkboeken zullen niet meer gebruikt worden. Het werken vanuit competenties, het projectmatig werken, en een zo divers mogelijke leerlingenactiviteit (van verwerven tot verwerken), heeft hiertoe geleid. 7. (a) Moet er ook nieuwe content worden ontwikkeld? (b) Indien ja, mag deze content ook een prototype zijn? (a) Ja. Het bestek suggereert hiervoor het vak bedrijfsbeheer. (zie ook vraag 10) Het leerplan bedrijfsbeheer is omgezet naar een competentiegerichte inhoud. De opgestelde competenties dekken alle eindtermen van het secundair onderwijs. Voor bedrijfsbeheer dekken de competenties de omzendbrief van bedrijfsbeheer. Per onderdeel is content beschikbaar in 1 of 2 werkvormen. KAGeel is op zoek naar contentontwikkeling voor meer werkvormen per onderdeel, die: -
competentiegericht te zijn; geënt op verschillende leervoorkeuren van waaruit de leerlingen vertrekken; integreerbaar te zijn in het te ontwikkelen leerplatform; rekening te houden leerlingprofiel (de theoretische versus praktijkgerichte instap, afhankelijk van hun richting en opleidingsniveau).
Ook de andere leerplannen voor vakken Economie zijn omgezet in competentiegerichte inhouden. Leerplannen zijn netafhankelijk, maar doordat ze zijn afgeleid van de eindtermen, die bepaald zijn op Vlaams niveau, zijn inhouden zeker overdraagbaar naar andere onderwijskoepels. (b) Ja, de opbouw van de content mag een prototype zijn. Tegelijkertijd wordt er ook een inhoudelijke meerwaarde verwacht. Dit wil zeggen dat we streven naar een gedifferentieerde content per competentie naar didactische aanpak en naar evaluatiemethode. Het ontwikkelde systeem moet echter op zich kunnen staan en voor om het even welke content (bestaande en nieuwe) bruikbaar zijn. Het m.a.w. moet flexibel zijn, en aanpasbaar aan verschillende noden.
6
8. Wat betreft de hardware: deze dient effectief te worden aangekocht en geïnstalleerd tijdens het project? Alles wat nodig is voor de testfase van het totaalconcept moet geleverd worden. Bepaalde toekomstgerichte werkvormen binnen het ELC vragen om specifieke ICT toepassingen, dewelke de school niet ter beschikking heeft. Enkele laptops of PC’s kunnen beschikbaar gesteld worden voor een beperkte testfase, maar voor het totaalconcept van het ELC als toekomstgericht model in al zijn werkvormen te testen, zal aanvullend ICT materiaal nodig zijn (interactieve borden, camera’s voor opnames, zapkastjes, …). Dit kan deel uitmaken van een levering. U dient hiervoor een voorstel in. Binnen deze precommerciële aanbesteding mag maximum 49% van de totale offerteprijs gebruikt worden voor levering. Minimum 50% van de totale offerteprijs moet ingezet worden voor diensten van onderzoek en ontwikkeling. 9. Wat betreft de inrichting van het lokaal: is het voldoende om een studie/plan van aanpak hiervoor te (laten) uitvoeren tijdens het project? We zoeken een voorstel voor een totaalconcept voor het ELC+ dat gestoeld is op het samengaan van pedagogie en didactiek, ICT en inrichting. Alle luiken spelen samen in op het welslagen van het testen van dit prototype voor een school voor de toekomst. De school ziet een belangrijke factor voor de implementatie van het ELC+ het snel, eenvoudig en (bijna) geruisloos kunnen ombouwen van verschillende didactische settings gedurende de lesmomenten. -
Voorstellen moeten minimaal voorzien in de opmaak van een inrichtingsplan van de ruimte voor het ELC+. Een voorstel dat ook rekening houdt met een effectieve inrichting en uitvoering ervan biedt een meerwaarde.
De ingediende voorstellen maken voor de verschillende ‘posten’ (ontwikkeling leersysteem, inrichtingsplan, uitvoering van werken, leveringen, etc.) een zo duidelijk mogelijk onderscheid in het kostenmodel. 10. Kan er gespecificeerd / gekwantificeerd worden wat er van content-ontwikkeling verwacht wordt? In het bestek staat “bijvoorbeeld bedrijfsbeheer”. Het te ontwikkelen leerplatform moet getest worden binnen het ELC+, en kan dus geen lege doos zijn. Er moet maw zeker content voorzien worden in het vakgebied economie. In het bestek wordt het vak bedrijfsbeheer gesuggereerd omdat dit haalbaar lijkt voor deze pilootfase (18m): bevattelijk qua opleidingstraject (4u/ week over 1 jaar) en met groot toepassingsgebied in verschillende opleidingen. De content mag in prototype vorm zijn (zie vraag 7). De doelstellingen van bedrijfsbeheer zijn strikt omschreven in de omzendbrief en ook het aantal te presteren uren. De school heeft deze doelstellingen (die lineair geordend zijn) omgezet naar competentiegerichte inhouden (verschillende doelen samen en een logisch, realistische opbouw). Als er een content wordt ontwikkeld, dan voor het ganse pakket omdat het niet mogelijk is om een deeltje proef te draaien. Wat wel belangrijk is, is dat de verschillende competenties minimaal 2 uitgewerkte werkvormen hebben en dat er ook een vorm van product- en procesevaluatie aan gekoppeld is.
7
De school heeft hier al deels eigen content ontwikkeld voor bedrijfsbeheer die integreerbaar moet zijn, naast de content die u als contentontwikkelaar zal toevoegen. Een afstemming tussen wat bestaat en wat ontwikkeld moet / kan worden zal nodig zijn in de onderzoeksfase van het project. Essentieel is wel de basis van werken met content binnen de in het bestek omschreven visie en werking van het ELC+ en het innoverend karakter: leervoorkeuren en de daarop gebaseerde werkvormen, leerkrachten in verschillende rollen, een pretest, verschillende evaluatiemethoden, …. De uitdaging die de school ziet naar contentontwikkeling is vooral de ontwikkeling van werkvormen en tools die aansluiten bij de leervoorkeuren en leerbenadering. Het maximaliseren van het leerproces van leerlingen staat hierin centraal. U kan als indiener hierop een alternatief formuleren, rekening houdend met de toepassing binnen de visie en voorwaarden van het competentieleren in het ELC+. Dit kan ook nog deel uitmaken van de onderhandelingen. 11. Wie is de auteursrechtelijke bezitter? Hoe wordt de content auteursrechtelijk geregeld? De ELO zou zo opgebouwd moeten worden dat de school / leerkrachten eigen content in kunnen geven en dat deze binnen de school blijft. Tegelijkertijd kunnen de bedrijven, uitgeverijen, … andere input geven en samen is die inhoud aanspreekbaar in de basislaag (databanken). Binnen de leerinhoud is een systeem van ordening volgens moeilijkheidsgraad, interessegebied (theorie / praktisch), leervoorkeur, … zodat het systeem “automatisch” volgende oefeningen voor leerlingen / leerkrachten selecteert en zo optimaal mogelijk aansluit bij het volledige leerproces van de leerling. Er zal binnen die basislaag een onderscheid moeten gemaakt worden tussen toegankelijkheidniveaus van content (schoolintern, algemeen uitgegeven materiaal, ….). Zowel op de content aangeleverd door de leerkracht/school als de content aangeleverd door een bedrijf, uitgeverij, … zijn de vigerende auteursrechtelijke bepalingen van toepassing. Voor leerkrachten in het leerplichtonderwijs wordt er op dit ogenblik decreetgeving voorbereid ingevolge waarvan zij automatisch de vermogensrechten op hun auteursrechtelijk beschermde werken, die zij ter uitvoering van hun arbeidsovereenkomst of hun statuut tot stand brengen, overdragen aan het schoolbestuur. Deze decreetgeving zou ingaan vanaf 1 september 2013. Wat de door hen aangemaakte content betreft voor het ELC+ kan bijvoorbeeld bij overdracht naar andere scholen het principe van Klascement gevolgd worden. Daar werkt men met een zgn. ‘Creative Commons’(CC) licentie waarbij de rechten van de gebruikers zo ruim mogelijk worden geformuleerd, zonder dat de auteur zijn auteursrecht opgeeft (Naamsvermelding, enkel gebruik voor niet commerciële doeleinden, geen afgeleide werken, gelijk delen). Ook de content aangeleverd door een bedrijf, uitgeverij is auteursrechtelijk beschermd, zodat in principe een gebruiksrecht moet betaald worden door elkeen die er wenst gebruik van te maken. Het bedrijf dat content aanmaakt in het kader van het prototype dat moet ontwikkeld worden, kan dit gebruiksrecht eventueel doorrekenen in de prijs. Verdere afspraken hierover kunnen indien nodig , gemaakt worden tijdens de onderhandeling , en opgenomen worden in de overeenkomst die na gunning van de opdracht zal gesloten worden. Nadien, bij eventuele overdracht naar andere scholen en/of eventuele commercialisering kunnen zij telkens hun auteursrecht laten gelden. Het ontwikkelde systeem (de elektronische leeromgeving) moet aan andere scholen wel toelaten om het systeem te kunnen gebruiken zonder de auteursrechtelijk beschermde content die opgeleverd wordt.
8
12. Wordt er verwacht dat de content die de school heeft aangemaakt getest wordt op leereffectiviteit / performantie? Of dit al dan niet nodig is, zal deel uitmaken van de onderzoeksfase. 3.3 Perceel 3: CVO KISP -- Een mobiele filmset inzetbaar bij competentieontwikkelend onderwijs 1. Moet de aanbieder ook de infrastructuur voorzien om het uitgewerkte voorstel te laten testen? De aanbieder moet alles wat nodig is om het prototype te testen aanbieden en bij de opmaak van de offerte ervan uitgaan dat er niets ter beschikking is. Het voorstel moet immers het principe van overdraagbaarheid in zich dragen en andere eventuele afnemers zullen mogelijks over een andere infrastructuur beschikken dan nu op de testlocatie van het CVO KISP voor handen is. 2. Hoeveel filmsets moeten er voorzien worden? Hierover doet de opdrachtgever geen uitspraak. De aanbieder moet zelf een oplossing bieden voor het geschetste probleem, de gebruikerscenario’s, en het uitgewerkte Programma van Eisen in het bestek. 3. Welke van de beschreven scenario’s in het bestek zijn nu al van toepassing binnen het CVO? Het scenario van de lerarenopleiding wordt reeds in de praktijk omgezet en ook datgene van de naaiopstelling (dit scenario wordt ook al in andere opleidingen aangewend). De scenario’s zijn slechts voorbeelden en zijn niet opgenomen in het bestek als zijnde dé oplossingen voor het probleem. 4. Moet de aanbieder een programma/opleiding voorzien om met het prototype te kunnen werken? Het is niet de bedoeling dat het prototype slechts door de lesgevers en cursisten gebruikt kan worden na het volgen/lezen van een opleiding/uitgebreide handleiding. Het prototype moet door elk type van leerkracht/cursist intuïtief gebruikt kunnen worden. Een opleiding/handleiding zal vele leerkrachten/cursisten ‘afschrikken’ om er mee aan de slag te gaan. Onder andere het intuïtieve gebruik bevat net het innovatief karakter van het totaalconcept.
9
Programma Innovatief Aanbesteden Een school voor de toekomst …. op zoek naar een leeromgeving voor competentieontwikkelend onderwijs Informatievergaderingen 16 en 18 april 2013 IWT, AGIOn, Dep. Onderwijs en Vorming
Programma • Algemene inleiding • Toelichting over de procedure Innovatief Aanbesteden • Overlopen van opdracht (bestek) • Vragen • Rondleiding
De kiem van project • Basis/ aanknopingspunt: – beleidsnota 2009 -2014 , Min. Pascal Smet “Samen grenzen verleggen voor elk talent” • operationele doelstelling “ Scholen moeten uitbouwen tot uitnodigende en stimulerende werken leefomgevingen”.
Competentieontwikkelende leeromgeving • Jongeren van vandaag moeten competenties verwerven niet enkel via kennisoverdracht Competentieontwikkelende didactiek Mix van leermethoden = blended learning => Samenspel van inrichting, meubilair, software en hardware
Traject • 2 mei 2011
=> Publicatie PIN
• 31 mei 2011
=> Kick-off
• 4, 25 oktober 2011
=> Thematische workshops
• November 2011
=> Oproep pilootscholen
• December 2011
=> Selectie 3 pilootscholen
• 2012
=> Uitwerking bestek
• 2013
=> Precommerciële aanbesteding
• 2013 – 2014
=> Ontwikkeling van prototypes
Projectorganisatie • IWT = programmaleider innovatief aanbesteden en procedurele coördinatie • Departement Onderwijs en Vorming en AGIOn = inhoudelijke coördinatie • AGIOn = aanbestedende overheid • Pilootscholen = probleembezitters en ‘opdrachtgever’, testlocatie • Kenniscentra = inhoudelijke en administratieve ondersteuning voor pilootscholen en aanbestedende overheid
Belangrijke data • 17 mei 2013 – 14.30u – uiterste datum van ontvangst van de offertes
• Evaluatie van de offertes • juni 2013 – Toewijzing en kennisgeving
• 1 juli 2013 – Start van de opdracht
Procedure innovatief aanbesteden
• Kenniscentrum Innovatief Aanbesten - IWT
Opdracht (O&O) • 3 Percelen: Programma van Eisen m.a.w. de gebruikersverwachtingen van het product • Innovatief karakter: oplossingen zijn niet op de markt beschikbaar
3 Pilootprojecten 1. Modulair meubilair geschikt voor competentieontwikkelend onderwijs (Basisonderwijs – Sint Jozef Sint Janneke)
2. Een elektronische leeromgeving ingebed in een totaalconcept voor competentieontwikkelend onderwijs (Secundair onderwijs – KA Geel) 3. Een mobiele filmset inzetbaar bij competentieontwikkelend onderwijs (Volwassenenonderwijs – CVO Kisp)
• Onderzoek en ontwikkeling – Onderzoek: in samenspraak met scholen en het kenniscentrum de probleemdefinitie verfijnen, en oplossing uitwerken – Ontwikkeling: oplossingen worden getest in de pilootscholen (prototypes) => Voorstel traject van O&O wordt uitgewerkt en planning toegevoegd (verschillende fases)
Rol van de pilootscholen en het kenniscentrum • De school: – de eigenlijke ‘opdrachtgever’ voor het pilootproject – Is de ‘probleembezitter’ – Biedt een realistische onderwijscontext waarbinnen de prototypes getest kunnen worden
• School en KC: – Verzorgen feedback op verschillende milestones: onderzoeksfase, oplossingen, en testfase – Zijn het aanspreekpunt voor geselecteerde uitvoerders (na opstart project) en nemen deel aan de maandelijkse projectvergaderingen
• KC: – Staat mee in voor kwaliteitsbewaking van de overkoepelende doelstellingen (COO, ICT integratie, brede school, …)
Ontwikkeling van een modulair meubilair geschikt voor competentieontwikkelend onderwijs • • • •
Bestek pagina 10 – 14 Bijlage 1.1: Uitgebreide toelichting Bijlage 1.2: Exemplarische Use Case Bijlage 1.3: Foto’s van de locatie
Ontwikkeling van een elektronische leeromgeving ingebed in een totaalconcept voor competentieontwikkelend onderwijs • Bestek pagina 15 - 22 • Bijlage 2.1: Pedagogische achtergrond bij ELC+ en scenario’s • Bijlage 2.2: Illustratieve en inspirerende voorbeelden van materiële leeromgevingen gebaseerd op bedrijfs/werkplaatssettings.
Een mobiele filmset inzetbaar bij competentieontwikkelend onderwijs • Bestek pagina 22 -28 • Bijlage 3.1: Opleidingen per studiegebied • Bijlage 3.2: Foto’s van de locatie
Pre-commerciële aanbesteding 16, 18 april 2013 School voor de toekomst Annie Renders adviseur IWT- kenniscentrum Innovatief Aanbesteden
[email protected] Christophe Veys Programma Coördinator IWT - Kenniscentrum Innovatief Aanbesteden
[email protected] 1
De 3 fasen van het project
Fase 1: Innovatieplatform
Fase 2: Pre-commerciële aanbesteding
Fase 3: Finale aankoop
als marktconsultatie
ontwikkeling van prototypes
Aankoop van finaal product
Van 1 jaar tot max. 18 maanden 2
Innovatieplaform fase 1 Doel van de Marktconsultatie (resultaatgerichte aanpak) Fase 1: InnovatiePlatform
①
iets nieuws/innovatiefs aankopen is complex; vereist een nauwe samenwerking met de markt om kennis te vergaren omtrent de haalbaarheid van een mogelijke oplossing
②
bepaling van de state-of-the-art (stand van de techniek)
als marktconsultatie
identificeren van het innovatiepotentieel • vanuit technologisch perspectief • vanuit gebruikersperspectief
③
④
scherp stellen van de vraag/nood/uitdaging (overheidsopdracht) en concretiseren van bestek (niet hoe de oplossing er moet uitzien maar wel wat wil men opgelost zien?) 3
pre-commercieel aanbesteden fase 2 • Procedure buiten Wet Overheidsopdrachten Fase 2: Pre-commerciële aanbesteding
Voorwaarden: o Co-financiering (prijsvermindering) o Resultaten komen niet volledig toe aan aan aanbestedende dienst o Risk-benefit sharing
• Intellectuele Eigendomsrechten (IER): maximaal bij ontwikkelaars
• Toekenning aan meerdere partijen • Max 12 à 18 maanden
4
pre-commercieel aanbesteden fase 2 • Algemene principes WOO blijven van toepassing: Fase 2: Pre-commerciële aanbesteding
o brede en transparante publicatie (OJEC en BDA) om concurrentie toe te laten; o non-discriminatie bij de omschrijving van de opdracht; o aanvaardbare tijdslimieten; o principes van behoorlijk bestuur
• Evaluatie van de offertes o
Uitsluitingscriteria:
o
situatie van de dienstverlener
Klemtoon op innovatief karakter als toekenningscriterium:
beoordeling van de ontwikkelingscapaciteit beoordeling van het voorstel beoordeling van de haalbaarheid van het voorstel beoordeling van de prijs
5
commerciële aankoop fase 3 • Open voor alle partijen: ook voor nieuwe aanbieders (publicatie in BDA en OJEC)
Fase 3: Finale aankoop Aankoop van finaal product
• Niet toegeschreven naar één of meerdere prototypes • Bestek opgesteld door aanbestedende overheid eventueel bijgestaan door onafhankelijke consultant met behoud van de originele vraag/doelstelling (cfr. Pre-commerciële aanbesteding)
6
Aanvulling bij bestek (Sint Jozef Sint Janneke) Onze visie op competentieontwikkelend onderwijs We streven naar een school waarin leerlingen op alle vlak hun eigen leerproces zo zelfstandig mogelijk in handen nemen. Leerkrachten worden coach van hun leerlingen. Om dit alles te kunnen realiseren en de reeds toegepaste werkvormen nog meer te kunnen implementeren heeft de school nood aan ruimtes (klassen) waar er interactief kan gewerkt worden, waar wisselende activiteiten mogelijk zijn, waar het uitdagend is om te leren, waar er geen ‘vooraan’ is. Het meubilair in deze ruimtes kan heel flexibel ingezet en aangepast worden en kan voor allerlei werkvormen, activiteiten en toepassingen gebruikt worden met de integratie van technologie.
Nood is Een modulair systeem (meubilair) - dat verschillende functies integreert (het product kan als wand, (digitaal)bord, opbergruimte, … gebruikt worden) en alle mogelijke (nieuwe) hardware bevat om kinderen voor te bereiden op een maatschappij van de toekomst. - dat multi-inzetbaar is in de verschillende werkvormen zoals hoekenwerk, groepswerk, kringgesprek, … en dus makkelijk verplaatsbaar is, - Dit modulair systeem moet uiteraard aan alle veiligheidsnormen voldoen en moet niet alleen tegemoet komen aan onze functioneel/praktische eisen maar eveneens aan esthetische, ruimtelijke en multimediale eisen. In het bestek staan de verschillende eisen of verwachtingen chronologisch achter elkaar.
Huidige aanbod - beperking De verschillende gekende leveranciers van schoolmeubilair of didactisch materiaal hebben in hun huidige aanbod geen realisaties die voldoen aan de verschillende noden die hierboven worden vermeld. Bijvoorbeeld kasten hebben wel wieltjes maar zijn niet multi-inzetbaar. Met andere woorden: een bord is een bord, een kast is een kast, een tafel is een tafel, … We hebben in het bestaande aanbod geen systemen kunnen vinden die meerdere van deze functies combineren (denken we aan module die zowel opbergruimte is, als digitaal bord is, als wand om af te schermen, als projectiescherm, als hoek om groepswerk of hoekenwerk te doen, als oplaadpunt voor devices, ….). Vooral de kasten zijn dus nog niet multifunctioneel (als wand te gebruiken, hoeken te maken, als tafel, als projectiescherm, …), makkelijk te verplaatsen en in verschillende werkvormen inzetbaar. Voor, zij, achter, … kant van deze kasten kunnen andere functies hebben en ook de indelingen zelf kunnen drie dimensioneel heel dynamisch zijn (maar dit is nog niet merkbaar in het aanbod). Dus constatering: nog te weinig geïntegreerd, te zwaar om mobiel te gebruiken, nemen teveel ruimte in, … Bij wijze van voorbeeld werden de websites verkend van Vannerum, Didacta, Lyreco, ….
Basisschool Sint-Jozef Abdijstraat 33 9900 Eeklo tel. 09/377.47.67 Sint-Janneke Brugsesteenweg 47 9900 Eeklo tel. 09/377.29.64
www.sintjozefeeklo.be ____________________________________________________________________________________________________________________ Overzicht leermethoden :
Godsdienst
1ste lj Manna (Die Keure)
Frans Wiskunde Taal Muzische Wero
Veilig leren lezen (Zwijsen)
2de lj allerlei
3de lj
4de lj 5de lj Tuin van Heden + eigen materiaal (Van In) En Action (Van In) Rekensprong + (Van In)
Kameleon (Die Keure) Mikado (Pelckmans) - afwisselend met eigen lessen geen methode
6de lj
Netwerkplan ICT-uitrusting CVO Kisp Netwerken Onze vestiging in de Holstraat beschikt over bekabeld netwerk en draadloos netwerk. Het bekabeld netwerk is opgesplitst: leslokalen en secretariaat. Deze netwerken zijn volledig van elkaar gescheiden omwille van de veiligheid (virussen, hacking, …) als voor de performantie/bandbreedte. Het secretariaat blijft hierdoor ook gevrijwaard van storingen, veroorzaakt door foutief aangesloten kabels. In beide netwerken beschikt met tevens over een draadloos netwerk dat rechtstreeks verbonden is met het bekabeld netwerk (bridging). Het draadloos netwerk is gebaseerd op het mesh-systeem.
Switchen Ieder computerlokaal beschikt over een eigen switch. De andere leslokalen zijn verbonden met switchen die zich in de kokeers in de gangen bevinden. We schakelen zo vlug mogelijk over naar gigabit switchen.
Internet Beide netwerken hebben een eigen aansluiting met het internet: Telenet Business FiberNet L.