Preek Vrijheid (5) – 1 Korintiërs 8 en 10:23 ‐ 11:1 Liturgie zondagmiddag 22 augustus 2010 – Ds. D. Vonck Votum / zegengroet Psalm 133 Gebed Terugblik / Galaten 5 : 13,14 Liedboek 92 : 1,5 Al kon ik alle talen spreken Lezen 1 Korintiërs 10 : 23‐11:1 Preek: Vrij om in liefde te dienen Opwekking 378 Ik wil jou van harte dienen Gebed Geloofsbelijdenis Gezang 167 Samen in de naam van Jezus Collecte Psalm 134 Terugblik Galaten 5 : 13,14 Deze zondag staan voor het laatst stil bij het thema vrijheid. We hebben gezien dat we gemaakt zijn om vrij te zijn. We hebben gezien dat we die vrijheid verspild hebben. We hebben ook gezien dat niet onze keuze maar Gods liefde het laatste woord heeft. We hebben ook gezien dat God zich opgeworpen heeft als een Bevrijder, die de vrijheid wil terug brengen. Dat heeft Hij gedaan door Jezus, waarvan Jezus zelf zegt: de waarheid maakt vrij en Ik ben de weg, de waarheid en het leven. En vorige keer hebben we gezien hoe we oproepen werden om de vrijheid te gaan ontdekken, om die vrijheid ook te bewaren en die vrijheid te gaan gebruiken. Dat hebben we zien vanuit Galaten 5. En waar we die middag iets minder lang bij hebben stilgestaan en waar we vandaag de draad weer oppakken, is het laatste gedeelte uit Galaten 5 : 13 en 14. Daar staat: broers en zussen, u bent geroepen om vrij te zijn –we hebben het vorige week gezien‐ misbruik die vrijheid niet om uw eigen verlangens te bevredigen –ook daar hebben we bij stilgestaan‐ maar dien elkaar in liefde, want de hele wet is vervuld in één uitspraak: heb uw naaste lief als uzelf. Bij dit gedeelte zullen we vanmiddag stilstaan en dan vooral ook vanuit de brief aan de Korintiërs. De liefde wordt verbonden met de vrijheid. Preek Geliefde broers en zussen, Hoe ga je nu als vrije mensen met elkaar om? En dan niet alleen met mensen binnen de kerk, maar ook met mensen buiten de kerk. Dat is de vraag waar we vanmiddag bij stil zullen staan.
1
Een vraag waar we een antwoord op moeten vinden als we het hebben over het thema vrijheid. We hebben net gelezen dat, van wie geroepen is tot vrijheid ook een antwoord wordt verwacht. Als je geroepen wordt, dan antwoord je. De roeping tot vrijheid maakt je dus verantwoordelijk, zo hebben we vorige keer gezien. Maar hoe verhoudt zich dat tot elkaar? Aan de ene kant krijg je de vrijheid als een cadeau. Het is een gave van God. Je krijgt het, mag ervan gaan genieten en gaan ontdekken. Tegelijkertijd is de vrijheid ook een opgave. Bewaak die vrijheid ‐zegt Paulus‐ en misbruik hem niet. Die twee dingen zorgen ervoor dat er een soort spanning komt, die niet gemakkelijk is om in te leven. En dat zie je heel vaak terugkomen in de kerk. Dat blijkt ook uit de bijbel. We hebben gezien dat in Galaten een discussie ontstond over het wel of niet laten besnijden. Past dat binnen de vrijheid die er is of belemmert het in de vrijheid? Paulus maakt duidelijk: pas op, als je je laat besnijden, komt het evangelie in gevaar! Om het met de tekst te zeggen waar we vanmiddag vooral bij stil zullen staan: alles is toegestaan, maar niet alles is goed. Het grote gevaar is dat het evangelie in gevaar komt en daarom is Paulus daar heel duidelijk over: niet besnijden. En we zien nu in de brief aan de Korintiërs de discussie: mogen we offervlees eten, mogen we vlees eten die gebruikt is in de tempel aan de afgoden. Je kunt hetzelfde lezen in de brief aan de Romeinen, daar speelde dit ook. In de heidense plaatsen was het normaal om op bepaalde tijden een dag te besteden aan het brengen van een offer aan een bepaalde god of godin. Die dag begon al heel vroeg bij zonsopgang. Eerst moest gekeken worden of de goden goed gestemd waren en dit het juiste moment was voor het offer. Daarna werden allerlei rituelen uitgevoerd, waarna een gedeelte van het vlees geofferd werd. Je had vaak nog een gedeelte van het vlees dat overbleef. Dat vlees werd tijdens een gezamenlijke maaltijd opgegeten, waarbij je ook mensen kon uitnodigen. Of het vlees werd verkocht op de markt, gewoon met het andere vlees. Nu ontstaat er een discussie: mogen wij van dat vlees eten? Want het vlees hoort toch bij de afgoden waar wij niets mee te maken hebben, dat is toch verontreinigd vlees? Dat kunnen we toch niet doen? En tegelijkertijd: waarom zouden we niet van dat vlees kunnen eten? Paulus maakt het duidelijk: het is gewoon vlees. Het is geofferd aan de afgoden, maar hoezo… waar hebben we het over… een afgod. Dat zijn toch beelden, dat zijn toch niet‐goden, ze bestaan toch helemaal niet. Het is gewoon vlees waar je van kunt genieten en waar je God voor kunt danken. Dat is het spanningsveld die er in de gemeente heerst. Er zijn mensen die zeggen: pas op, nu dwalen we weer terug naar waar we vandaan kwamen. En andere argumenten zijn: ja maar, we hebben toch vrijheid gekregen, daar mag je toch van genieten. Hoe ga je al vrije mensen met elkaar om in de kerk en met hen die daar buiten zijn. Dan trekken we het dus iets breder. Hoe kun je samen leven met elkaar, zonder dat de christelijke vrijheid in het geding komt. Daar zullen we deze middag bij stil staan. Het uitgangspunt daarvoor nemen we in 1 Korintiërs 10 vers 23 : alles is toegestaan, zeker, maar niet alles is goed. Alles is toegestaan, maar niet alles is opbouwend. Daar begint Paulus mee: alles is toegestaan. Hoe kun je samenleven met elkaar?
2
Besef dat je vrij bent! Besef dat je in een gemeenschap leeft met andere mensen die vrij zijn. Wij zijn vrij gezet van oordeel. Wij kunnen in ons leven steeds meer gaan ontdekken wie God is. God heeft ons in die vrijheid gezet. Toch is het goed om duidelijk te maken wat die vrijheid dan precies is. Betekent het dat we dus maar kunnen doen wat we willen? Als het gaat over vrijheid, gelijkheid en broederschap, zijn dat dingen waar je heel veel mensen over hoort: humanisten, die zeggen dat dit de basisregels voor het leven zijn: als we zo met elkaar omgaan, kunnen we het goed hebben met elkaar. Of is het een soort flower‐power‐vrijheid die zegt: doe lekker wat je wilt, alles is je toegestaan; ontdekt het maar, niks schuld, niks fout… Dat is het niet, dat maakt Paulus hier duidelijk. Onze vrijheid ligt in Jezus Christus! Jezus Christus heeft ons vrijgekocht. Jezus Christus maakt ons vrij. En iets preciezer zou je kunnen zeggen: de kennis van Jezus Christus maakt ons vrij. Dat hebben we samen gezien in Johannes 31: de waarheid kun je kennen en dan zal de waarheid je vrij maken. En toch zou je nog een stapje verder moeten gaan, dat is wat Paulus hier doet. Hij zegt in 1 Korintiërs 8 : zeker, het is waar dat wij allen kennis bezitten –als het gaat over heidens offervlees, of je het wel of niet mag eten‐ maar kennis maakt verwaand. Alleen de liefde bouwt op. Wanneer iemand zich inbeeldt dat hij kennis bezit, is het toch nog niet de ware kennis, maar wanneer iemand God lief heeft, is hij door God gekend. Wat maakt Paulus hier duidelijk? Als het gaat over de kennis van God, over de kennis van de waarheid, dan gaat het over kennen die verder gaat dan alleen je verstand. De kennis waar het hier over gaat, gaat over je geliefd weten door God. Dat is wat hij zegt: maar wanneer iemand God liefheeft, is hij door God gekend. Ware kennis –zegt Paulus‐ gaat verder dan iets weten ‘zo zit het, dat mag en dat mag niet…’ Het gaat veel verder, maakt hij duidelijk. Het gaat over relationele kennis, om het maar zo te zeggen. Je hebt een relatie met God, je kent God en je wilt je zo door God laten leiden, dat je doet wat Hij wil. En dat kan de ene keer dit zijn en het kan de andere keer dat zijn… De basis van de kerk, de basis van ons als vrije mensen, is de relatie met Jezus Christus. Het is goed om dat te beseffen. Het is niet de kerkorde, het niet de belijdenis, het is niet de Synode …. de basis van ons mensen zoals we hier zitten, is dat we een relatie hebben met Jezus Christus. Misschien is die relatie nog maar heel klein en misschien kom hij nog maar van één kant… misschien zit je hier en heb je nog geen belijdenis gedaan… en toch is die relatie er, want God heeft gezegd: Jij mag Mijn Kind zijn! Dat is wat ons hier samen bij elkaar brengt. Dat is ook de basis van onze vrijheid. Als je wilt weten wat is toegestaan en wat goed is, dan zul je allereerst bij God moeten zijn. We hebben vorige keer gezien dat de Heilige Geest je wil leiden naar het goede, je de wijsheid wil geven om keuzes te maken. En hoe zit het dan met de bijbel? Moet je niet zeggen dat de bijbel onze basis is ?
3
Ja en nee. Ja, de bijbel is de basis omdat wij God en Jezus Christus leren kennen door de bijbel. Omdat de Heilige Geest het Woord gebruikt om ons te leiden. Maar pas op: als je zegt dat de bijbel de basis, moet je niet uit het oog verliezen dat de bijbel het middel is om God te leren kennen. Ook hier gaat het dan weer terug op die kennis. Je kunt een fantastische bijbelstudie houden, waarbij je alle exegetische lijntjes en woorden precies ontleed… maar het heeft pas zin als het je opbouwt in je relatie met God; als je meer zicht krijgt op wie Hij is; als je vrijer wordt om naar Hem toe te gaan en het meer van Hem gaat verlangen. Dat is dus de basis van onze vrijheid. Dat is ook de basis waarop wij onze keuzes gaan maken. Dat is ook de basis waarom God zegt: Ik maak jouw verantwoordelijk, Ik wil wat in jouw leven gaan zien. Dat is ook de reden waarom Paulus zegt: pas op, laat je niet besnijden, want dan kom je weer onder de wet. En de wet kun je leren kennen, dat zijn een aantal regels waar je je aan kunt houden of niet. Nee, het gaat over kennis die je opdoet uit gesprekken met God. Uit het zoeken in de bijbel naar wat God hierover wil zeggen, wat is hierin wijsheid. En dat zie je als je verder leest: Ja inderdaad, zegt Paulus, alles is toegestaan. Je zou van alles kunnen bedenken hoe jij in je leven de vrijheid gaat invullen. Hoe jij nu als nieuw mens gaat leven tot eer van God. Welke keuzes jij gaat maken; je hebt alle vrijheid. En toch is niet alles goed; niet alles is opbouwend. Vorige week hebben we stilgestaan bij het eerste gedeelte uit Galaten 5:13, waar staat misbruik je vrijheid niet om je eigen verlangens te bevredigen. Ergens speelde dat hier in de gemeente van de Korintiërs en ook van de Romeinen. Ze wilden gewoon dat vlees eten … waarom zouden we dat vlees niet mogen eten, het is toch lekker vlees en er is toch helemaal niets mis mee. We weten toch dat het mag van God, waarom zouden we het niet doen? Maar Paulus maakt in dit gedeelte duidelijk: je verantwoordelijkheid gaat verder. Je hebt de kennis dat het mag, maar dit gaat verder. Wat hier aan de hand is, is dat je een broer of een zus in verwarring kunt brengen, die nog gelooft dat het offervlees besmet is. Je brengt een broer of een zus in verlegenheid die zegt dat je: nee, ik ga niet naar die offermaaltijden toe. Vroeger deed ik dat, maar nu niet meer: ik ben anders geworden; nee, van dat vlees wil ik helemaal niets meer weten… Ook dat is een keuze die je samen met God kunt maken, maakt Paulus duidelijk. En ja, ergens zit daar een stukje zwakheid in, want het vlees is gewoon vlees en de afgoden waar het aan geserveerd is, zijn gewoon denkbeelden; het zijn geen echte goden. Maar pas op, zegt Paulus, wanneer jij doordringt en doortrekt en zegt: het is gewoon vlees en ik eet er gewoon van. Dan breng je een conflict in de gemeente, zegt hij. En wat is het doel: dat we samen één zijn in Jezus Christus. Dat zegt Paulus verderop: we zijn samen één lichaam geworden. Jezus Christus is niet alleen de basis van onze vrijheid, Hij zet ons niet alleen in de vrijheid, maar Jezus Christus wordt ook het doel van onze vrijheid. Wat bedoel ik daarmee?
4
In 1 Korintiërs 12 wordt duidelijk dat wij, hoevelen ook, één lichaam zijn en dat wanneer wij het brood eten, wij één worden met Jezus Christus. Wat Paulus duidelijk maakt is dat de kerk het lichaam van Christus is hier op aarde. Door de kerk moet zichtbaar worden wie Jezus Christus is, waarvoor Hij gekomen is en wat Hij deze wereld te bieden heeft. Jezus is nu in de hemel, maar hij heeft Zijn Geest gegeven aan de gemeente, aan de kerk, om zichtbaar te maken wie God is. De opdracht die Jezus Christus had is nu voor ons: wij zijn de handen en voeten van Jezus Christus in deze wereld. Dus de verantwoordelijkheid die wij samen gekregen hebben is om in deze wereld die vrijheid terug te brengen. Om te laten zien wat het is om in vrijheid te leven. En dat kan alleen maar als wij samen één zijn. Dat is de spits van Paulus. Onze God is één. Hoe belangrijk is het dan dat wij laten zien, met hoeveel verschillende mensen wij hier ook zitten, dat wij één God hebben. Dat wij één geloof hebben. Dat wij één kerk zijn. Het doel van ons als gemeente is, dat wij naar elkaar en naar de wereld laten zien dat God de wereld lief heeft gehad. Dat God de wereld lief heeft. Dat Hij plannen heeft met deze wereld. En hoe komen wij tot dat doel? Paulus zegt het heel mooi in 1 Korintiërs 9. Hij maakt duidelijk: omwille van dat doel wil ik alles aan de kant zetten. Omwille van dat doel ‐dat de mensen in deze wereld horen van het evangelie en dat we in de gemeente laten horen en zien wat het evangelie inhoudt, dat het werkt‐ zegt Paulus: vrij als ik ben ten opzichte van iedereen, ben ik de slaaf geworden van iedereen – 1 Korintiërs 9:19. Daar maakt hij heel mooi duidelijk: ik weet dat ik vrij ben. Ik weet ook dat ik een kind van God ben, zelfs al zou ik mijn mond houden over het evangelie, zelfs al zou ik nooit meer naar de kerk gaan. Ik mag weten dat ik een kind ben van God. Maar, zegt hij, ik besef dat dit ervoor zorgt dat ik nu ingezet wordt in het plan van God; dat het mijn taak is om mij af en toe te beperken in die vrijheid, zodat ik de ander iets kan laten zien wie God nu is. Als christen word je soms geroepen om in de vrijheid die je nu hebt, en ook in de overtuigingen die je nu hebt en die je kunt staven op de bijbel, keuzes te maken om de ander de liefde van God te kunnen laten zien. En is dat niet precies wat Jezus Christus gedaan heeft. Moet je zien hoe Hij zich beperkt heeft in Zijn vrijheid: Hij was bij God. Hij had alles en Hij heeft Zijn heerlijkheid afgelegd om een mens te worden; om de liefde van God te laten zien aan de mensen om Hem heen, aan Zijn discipelen, aan Zijn broers en Zijn zussen en daarmee ook naar de wereld. En daarom staat er in het gedeelte uit Galaten: dien elkaar in de liefde, want de hele wet is vervuld in één uitspraak: heb u naaste lief als uzelf. Missen we hier niet een stukje? Missen we hier niet het stuk: heb God de Here lief, met heel uw hart, met heel uw verstand en met al uw krachten? Nee, er wordt al verondersteld dat we dat weten. Dat kunnen we laten zien door onze naaste te dienen. Onze liefde voor God wordt zichtbaar in hoe wij leven in deze wereld en onze naaste willen dienen en onze naaste willen liefhebben.
5
Hoe doe je dat dan? Hoe kunnen we daar stappen in gaan maken in ons leven? Op grond van de bijbel kun je oneindig veel dingen noemen en het gevaar is als je deze dingen gaat noemen, dat het weer regels en wetten kunnen worden. Zie het niet zo. Als je echt wilt weten hoe je de ander kunt dienen, dan zal het allereerst betekenen dat je naar God toe gaat en bidt om Zijn Heilige Geest, zodat je van God zelf helder krijgt hoe jij in de wereld, of aan je broer of zus kunt laten zien wat je voor die ander kunt betekenen; hoe je die ander kunt dienen; hoe je die ander iets kunt laten zien van de liefde van God voor ons. Dat kun je alleen maar doen vanuit de kennis van God die je hebt, vanuit het besef dat God jou kent en jou daarin wil leiden, jou wil inzetten en je niet voor niets in deze gemeente heeft geplaatst; je niet voor niets op die school, in die klas heeft gezet of op dat werk, of bij die collega … God wil je gebruiken op de plaats waar je bent. Hoe kun je die ander in liefde dienen? Vraag het aan Hem. En hoe kunnen we samen leven zonder dat de christelijke vrijheid in het geding komt. Zeg nou zelf, hoe gemakkelijk gebeurt het niet dat er conflicten ontstaan in de gemeente, dat we ons hier niet prettig voelen. Richt je dan allereerst op wat je gemeenschappelijk hebt. Besef waar de basis van het kerk‐zijn ligt. Niet alleen dat je het leuk hebt met elkaar, dat komt wel. De basis is onze Here Jezus Christus. Richt je op wat je gemeenschappelijk hebt. Kun je er met een broer of zus in een discussie op den duur niet uitkomen? Kijk of je samen die gemeenschappelijke basis nog hebt, of je met elkaar kunt bidden. Besef dat je zelf ook anderen nodig hebt. In Efeziërs wordt gezegd: samen met alle heiligen zijn wij in staat om te ontdekken hoe groot en hoe diep en hoe lang en hoe breed de liefde van God is. Je hebt anderen nodig; het is niet een luxe dat je samen bij elkaar komt. Het is geen luxe dat je aan elkaar gegeven bent. Je hebt elkaar nodig om van elkaar te leren! Jongeren, ouderen, leeftijdsgenoten, mannen en vrouwen… Je hebt elkaar nodig om te groeien in de kennis van God, wie Hij is. Zet je in voor de onderlinge vrede en verbondenheid. Dat kan op tal van manieren, daar kun je heel basis mee beginnen, in je wijkgroep, bij de mensen om je heen, bij de mensen waarvan je weet dat ze moeite hebben, bij de mensen waarvan je weet dat ze de keuzes die jij maakt afkeuren… Zet je in voor de vrede. Wees daarin eerlijk over je geloof en ook over je moeite. Het is mooi wat Paulus daarover zegt. Hij zegt: het gaat mij niet zozeer over jouw geweten, als het gaat over het wel of niet eten van het offervlees, het gaat mij over het geweten van de ander. Wat Paulus hiermee duidelijk maakt is dat die ander ook zal moeten vertellen waarin het geweten wordt aangevallen. Als de marktkoopman zegt: maar jij bent toch een christen, hoe kan het dan dat je dat offervlees eet? Of als hij zegt: je weet wel dat dit stuk offervlees aan die‐en die god geofferd is hè? Denk erom, dit is gewijd en heilig vlees! Dan zegt Paulus dat je beter kunt zeggen: oké, doe mij maar een ander stukje vlees, want anders zou die andere man kunnen denken dat jij met twee benen ergens instaat. Het vraag ook van ons om eerlijk te zijn over ons geweten, over de vragen die ander gedrag oproepen. Heel mooi wordt dat in het gedeelte van Romeinen 8 duidelijk gemaakt: veroordeel elkaar niet, praat er eerst maar eens over. Moeten we dan alles maar toestaan?
6
Is het zo dat we ongebreideld maar onze gang kunnen gaan? Nee. Galaten 6 gaat heel duidelijk verder waar Galaten 5 ophoudt: broers en zussen, wanneer u merkt dat één van u een misstap heeft begaan, moet u die door de Geest geleid wordt, hem zachtmoedig weer op het rechte pad brengen. Pas op dat u ook zelf niet tot misstappen wordt verleid. Draag elkaars lasten. Zo leeft u de wet van Christus na. En dan wordt verteld hoe je dat moet doen. Als je ziet dat een broer of zus in de keuze die hij of zij maakt, stappen maakt die ingaan tegen het evangelie of misschien tegen jouw overtuiging in: ga er dan naartoe. Eén op één. Houd je in om te gaan roddelen of te zeggen: heb je gezien wat die en die doet, wat vind jij daar eigenlijk van? Het gebeurt zo gemakkelijk. Ga er naar toe en vraag: ik zie dat jij dit en dat doet en ik kan daar niet bij, hoe zit dat dan? Ben je nu eigenlijk niet op een verkeerde weg? En wanneer je dat in eerlijkheid en openheid doet, zonder veroordeling, dan kan het zijn dat je het teruggewezen krijgt: ja maar, ik kan dit echt doen in alle vrijheid. Of het kan zo zijn dat die broer of zus zegt: je hebt gelijk, bedankt dat je me bewaard hebt om te vallen. Willen wij een gemeenschap zijn waarin we in vrijheid één kunnen zijn, waar je veilig in kunt leven, bemoedigd wordt, versterkt wordt, wijd je dan toe aan het Koninkrijk, aan de gemeenschap van de heiligen. En dat kan soms heel moeilijk zijn. En soms kan het je het gevoel geven dat je alleen staat. Op andere momenten kun je ervaren hoeveel je uit de gemeenschap krijgt. En hoeveel je er van leert hoe anderen met elkaar omgaan. Wijd je toe aan de gemeenschap; het is niet onze kerk, het is de kerk van Christus. Zo mogen wij samen met elkaar gaan ontdekken wat het is om vernieuwd te worden. Om aan elkaar gegeven te zijn, om bemoedigd te worden, om versterkt te worden, om te gaan leren… Zo worden en zijn we steeds meer een gemeenschap waar anderen van zeggen: kijk, daar gebeurt iets: het zijn mensen die uit vrije wil er naar toe gaan en er anders van terug komen; het zijn mensen die betrokken zijn op elkaar en op de mensen om hen heen. En wat is het mooi dat God onze gemeente daar al ontzettend rijk in zegent, dat is echt zo! Als je ziet hoe ik dat, in de korte tijd dat ik hier staat, vanuit de gemeente hoor. Er wordt echt naar elkaar omgekeken, er gebeurt echt wat. Laten we ons daarop gaan richten, ons gaan toewijden om daaraan bij te dragen... hoe je hier ook zit deze middag. Laten we dan nu samen gaan doen door een lied te zingen: Ik wil jou van harte dienen. Een lied van toewijding, een lied dat we elkaar gaan toezingen om zo samen te groeien. Om dit jaar ook, als we aan de start van een nieuw seizoen staan, te zeggen: dat wordt onze focus, elkaar samen gaan dienen.
7