Lammert: Een preek over de hemel 2 Korintiërs 4:16-18 en 5:1, 5-8 Een preek over de hemel? Dus alleen voor oude mensen? Het eerste wel, het laatste niet! Ik zou bijna zeggen: In tegendeel! Een recent onderzoek heeft uitgewezen dat meer jonge mensen in de hemel geloven dan vijftig plussers. Trouwens, slechts 30% van de Nederlandse bevolking denkt dat met de dood alles is afgelopen. De meeste, zo’n 70%, houden er rekening mee dat er na de dood nog iets komt. En wij zijn met elkaar, jong en oud, op weg daar naar toe. En als je op reis gaat, wil je toch graag zo veel mogelijk weten over je eindbestemming? Het is eigenaardig dat er zo weinig boeken zijn geschreven over de hemel. Misschien komt dat niet alleen door een gebrek aan informatie, maar meer nog door gebrek aan belangstelling. Iemand heeft eens gezegd: “De moderne christen heeft zijn angst verloren voor de hel en ook zijn enthousiasme voor de hemel.” Veel mensen worden alleen nog maar enthousiast voor de dingen van hier en nu. Zou dat vroeger anders geweest zijn? Iemand heeft daar een studie van gemaakt en kwam tot de verrassende ontdekking dat, door de eeuwen heen, de hemel, die geweldige toekomst die voor ons ligt, juist één van de onderwerpen was, waar het vaakst over werd gepreekt. Vandaag wordt gesuggereerd dat je onbruikbaar wordt voor de wereld, als je in gedachten vaak bezig bent met de hemel. Maar de Engelse apologeet C. S. Lewis beweerde juist het tegendeel. Hij beweerde dat christenen vandaag geen invloed meer hebben op de wereld, juist omdat zij het zicht op de hemel hebben verloren. Hij ontdekte dat christenen die de meeste invloed hebben gehad op deze wereld, juist mensen waren voor wie hun eeuwige toekomst een levende realiteit was in het gewone leven van elke dag. Als dit zo is, dan wordt het wel duidelijk waarom er van vele kerken zo weinig uitgaat. Het gevaar bestaat, dat wij er zelf geen duidelijke voorstelling meer van hebben waar de reis nu eigenlijk naar toe gaat. Dat wij zelf maar een beetje ronddolen in het hier en nu. De Bijbel geeft duidelijk aan dat die geweldige toekomst die voor ons ligt juist een grote rol zou moeten spelen in het leven van een christen. Petrus bijvoorbeeld (1 Petr. 1:4-6a) spreekt met veel overtuiging en enthousiasme over de geweldige erfenis die in de hemel op ons wacht en waarin wij ons nu al mogen verheugen. Paulus zegt (Rom. 8:23), dat zelfs de Heilige Geest nog maar een klein voorproefje is, van wat God nog voor ons heeft in de hemel (Efez. 1:14). Al het mooie wat wij beleefd hebben in ons geloofsleven, alle blijdschap, alle liefde, alle wonderen die de Heer voor ons gedaan heeft, het is allemaal een heel klein voorproefje van de hemel. Je kunt het duizend keer, een miljoen keer, vermenigvuldigen en je bent nog nergens, vergeleken met wat in de hemel op ons wacht.
Wij vinden het vaak moeilijk om ons een juiste voorstelling te maken van de hemel, terwijl de Bijbel ons toch heel wat informatie geeft, zelfs al in het Oude Testament. Het is toch echt niet niks wat Jesaja schrijft (25:8), dat God de dood voor eeuwig gaat vernietigen. In het bestaan van de mens is de dood onze grootste vijand, de voornaamste bron van verdriet. Maar God gaat met de dood afrekenen, eens en voor altijd. Er is in deze wereld ook zo ontzettend veel ellende, ziekte, pijn. Jesaja zegt (33:24): Daar zal niemand meer zeggen, ik ben ziek, ik heb zo’n pijn, in tegendeel. Hij zegt (35:10): Eeuwige vreugde zal op hun hoofd zijn, blijdschap en vreugde zullen zij verkrijgen, kommer en verdriet zullen wegvluchten. Voor eeuwig. En wij kennen allemaal die prachtige woorden uit Openbaring (7:14, 17 en 21:4): Het Lam dat voor de troon van God staat zal ons meenemen, u, jou en mij, naar de waterbronnen des levens en God zal alle tranen van onze ogen afwissen en de dood zal er niet meer zijn, geen rouw, geen geklaag, geen moeite; al die dingen zijn voorgoed voorbij. Je vraagt je af hoe het mogelijk is dat christenen hun enthousiasme voor de hemel hebben verloren. Met wat voor een ongelooflijke truc moet de duivel toch gekomen zijn om dat klaar te spelen. Een van de redenen is misschien dat christenen zich soms afvragen of wij elkaar wel weer zullen erkennen in de hemel. Maar natuurlijk zal er erkenning zijn in de hemel. Iedereen behoudt toch zijn of haar eigen identiteit? Wij worden toch niet iemand anders? Toen Jezus de gelijkenis vertelde van de rijke man en de arme Lazarus, toen was Abraham toch nog steeds Abraham. Hij had zijn identiteit niet verloren. En bij de verheerlijking op de berg daalden Mozes en Elia neer vanuit de hemel. Zij waren nog steeds Mozes en Elia en als zodanig duidelijk herkenbaar. Wij behouden onze identiteit en zullen elkaar duidelijk herkennen. Maar daar zullen de onderlinge relaties volmaakt zijn; geen plaats meer voor ruzie of angst of wantrouwen. Alleen maar echte liefde, volmaakte blijdschap, volmaakt geluk. Misschien zijn er mensen die denken: Ik ben helemaal niet zo blij dat ik blijf wie ik ben. Ik ben eigenlijk doodmoe van mij zelf. Ik zou best eens iemand anders willen zijn. Dit zal dus niet gebeuren. Maar dit is het probleem niet. Het probleem is: Wij hebben er geen flauw idee van wie wij in werkelijkheid zijn. Wij hebben onze identiteit verloren, bij de zondeval. Sinds die tijd leeft ieder mens in een identiteitscrisis. En die identiteitscrisis is nog veel erger geworden sinds de evolutieleer en sinds de wereldwijde invloed van materialistische denkbeelden. Dan blijft er van de mens niet veel meer over dan wat vlees, bloed, botten en beenderen, net als bij een hond. Dan wordt de mens gewoon een dier op twee benen. Als christen weet je natuurlijk wel beter. Wij zijn geschapen naar Gods beeld. En als je tot geloof komt, krijg je een gloednieuwe identiteit. Dan word je een kind van God, dan maak je deel uit van het lichaam van Christus, dan word je een tempel van Gods Geest. Maar als wij eerlijk zijn moeten wij erkennen dat wij nauwelijks enig idee hebben, wat dit allemaal echt betekent. Zelfs Paulus zegt (1 Kor. 13:12): Wij zien nog maar als door een spiegel, in raadselen. Onze kennis is nog zo ontzettend beperkt.
Maar straks, in de hemel, dan zullen wij ontdekken wie en wat wij in werkelijkheid zijn. Dan zullen wij tot onze verbazing ontdekken wat een geweldige, ongelooflijke identiteit God ons heeft gegeven. De Bijbel vertelt ons daar trouwens wel al het een en ander over. Ook al weer in het Oude Testament, bij voorbeeld in Daniel (12:3) staat, dat wij straks in de hemel zullen stralen als het uitspansel, zullen schitteren als de sterren. De Here Jezus maakt het nog mooier (Matt. 13:43). Wij zullen stralen als de zon in het Koninkrijk van onze hemelse Vader. Wij zagen vanmorgen een prachtige zonsopgang, een schitterende, oranje bol van vuur en ik dacht: Dat ben ik! Dat ben jij! Dat bent u! Wij kennen allemaal de straling van de zon. Je kunt maar een paar seconden kijken naar de zon, anders word je blind, zo groot is die straling, zo groot is de kracht van de zon. Maar de straling die straks van u, van jou en mij zal uitgaan, zal nog oneindig veel groter, sterker en heerlijker zijn, want wij zullen immers de heerlijkheid van Christus weerspiegelen. Een bepaalde vertaling zegt (Filipp. 3:20, 21): God zal ons sterflijk lichaam veranderen in een hemels lichaam, dat net zo sterk en schitterend zal zijn als dat van Christus. Overdreven? Helemaal niet. Wij ZIJN toch het lichaam van Christus? In de hemel zullen wij pas voor het eerst begrijpen, wat dat in werkelijkheid betekent. Dan pas zullen wij begrijpen welk een ongelooflijke identiteit God ons heeft gegeven. En dan gaat het niet alleen om de buitenkant. Petrus zegt (2 Petr. 1:4) dat wij deel hebben gekregen aan de goddelijke natuur. Dat is de binnenkant. Johannes aarzelt niet om te zeggen (1 Joh. 3:2) dat wij aan Christus gelijk zullen zijn. Nogmaals, wij ZIJN toch het lichaam van Christus? Maar pas in de hemel zullen wij begrijpen wat dit echt betekent. Een vergelijking kan ons helpen om iets meer te begrijpen van die geweldige identiteit die ons straks ten deel zal vallen. De Bijbel vergelijkt bijvoorbeeld onze identiteit en positie met die van de engelen in de hemel. En dan blijkt dat onze identiteit en positie oneindig ver uitgaan boven die van de engelen. Petrus zegt (1 Petr. 1:12) dat zelfs de engelen proberen een blik te slaan in die geweldige heerlijkheid die straks over u, over jou en mij, geopenbaard zal worden. Zo iets hebben de engelen nog nooit gezien. En die zijn toch wel het een en ander gewend! In Hebreeën 2:5 staat: Niet aan engelen heeft God de toekomende wereld onderworpen, want iemand heeft getuigd (cf Ps. 8): Wat is de mens dat Gij zijner gedenkt? U hebt hem bijna goddelijk gemaakt. Met eer en heerlijkheid hebt Gij hem bekroond. Alle dingen hebt Gij aan zijn voeten onderworpen. Dit slaat in de eerste plaats op Christus. Maar wij zullen toch met Hem regeren en delen in Zijn heerlijkheid? In Openbaring 3:21 zegt Jezus zelf dat wij met Hem zullen zitten op Zijn troon, precies zoals Christus is gezeten met de Vader op Zijn troon. Dit is toch onvoorstelbaar? Openbaring 22:5 zegt dat wij met Hem zullen regeren tot in alle eeuwigheden. In Daniel 7:18 staat: Wij zullen het koningschap ontvangen en bezitten tot in de eeuwigheid der eeuwigheden. Veel christenen zouden daar graag wat meer details over hebben. En natuurlijk had God ons daar veel meer details over kunnen geven. Maar het gevaar zou dan bestaan, dat onze belangstelling daar te veel naar uit zou gaan, terwijl God zelf moet staan in het middelpunt van de belangstelling. Want daar gaat het uiteindelijk om. Je zou kunnen
zeggen: Een ander woord voor de hemel is: God. God zelf. Daar gaat het uiteindelijk alleen maar om. God zien, God leren kennen zo als hij in werkelijkheid is. De Here Jezus ontmoeten, daar gaat het om in de hemel. Zal dat echt gebeuren? Zullen wij echt God te zien krijgen? Zonder twijfel! Dat wist zelfs Job al in het Oude Testament. Hij zegt (19:25-27) volgens een bepaalde vertaling: Ik weet dat mijn Verlosser leeft. En nadat mijn lichaam zal zijn vergaan, zal ik buiten het lichaam toch God mogen zien. Hem zelf zal ik zien en niemand anders. Met mijn eigen ogen. O, wat verlangt mijn ziel daar naar. En ook Jesaja bevestigt duidelijk (33:17): Uw ogen zullen de Koning aanschouwen in Zijn heerlijkheid. Jezus zelf zei (Matt. 5:8): Zalig zijn de reinen van hart, want zij ZULLEN God zien. En Johannes zegt (1 Joh. 32): Wij zullen Hem zien zoals Hij is! Weet u wat er dan gebeurt? Op het moment waarop wij echt God gaan zien? Dan pas zullen onze diepste verlangens bevredigd worden. Wij zullen verzadigd worden. Dat had David ook al begrepen. Hij zegt (Ps. 17:15): Ik zal Uw aangezicht aanschouwen en mij verzadigen met Uw beeld. Dan worden al onze diepste verlangens bevredigd. En niet alleen onze verlangens, maar ook de verlangens van God. Want God zelf ziet met groot verlangen uit naar het moment waarop u, jij en ik, in de hemel zullen aankomen. God ziet daar echt naar uit. Om ons ervan te overtuigen heeft God een prachtig beeld gebruikt. In Jesaja 62:4, 5 staat, dat God naar ons verlangt zoals een bruidegom verlangt naar zijn bruid. Een mooier beeld kun je toch niet bedenken? Ik moet denken aan Lukas 15. In de gelijkenis van de verloren zoon staat dat de vader die verloren zoon omhelst en kust. Die vader, dat is God, die verloren zoon en dochter, dat zijn wij. Zal God ons omhelzen en kussen als wij in de hemel komen? Ik zou zo’n beeld nooit durven gebruiken als Jezus zelf het niet had gebruikt. Hoe het allemaal precies zal gaan weet ik niet. Maar als God ons duidelijk wil maken op welke manier wij, u, jij en ik, straks in de hemel zullen worden ontvangen, dan is dit het beeld dat God gebruikt: het beeld van die verloren zoon, die met zoveel liefde en blijdschap wordt ontvangen als hij thuis komt. Wat moet God nog meer doen om ons er van te overtuigen dat Hij er echt naar uitziet, dat wij bij Hem thuis komen in de hemel, omdat Hij zo Verschrikkelijk veel van ons houdt? In Johannes 17:2 zegt God dat Hij net zo veel van ons houdt, van u, van jou en mij, als van Zijn eigen Zoon, Verder kan God toch niet gaan in Zijn Liefde? God zal blij zijn met ons. En wij zullen ontzettend blij zijn met God. Misschien kunnen wij ons dat nu moeilijk voorstellen. Van de andere kant zou dat ook weer niet zo moeilijk moeten zijn. De Bijbel zegt (Ps. 36:9, 10) dat God de Bron is van alle leven. Dit betekent, dat God de onuitputtelijke Bron is van alles wat wij nodig hebben om echt en volmaakt gelukkig te zijn. David zegt bijvoorbeeld in Psalm 16 dat er overvloedige blijdschap is voor Gods aangezicht. Alles wat wij nodig hebben om volmaakt gelukkig te zijn is in overvloed bij God te vinden. Alles wat wij hier op deze aarde zo wanhopig en tevergeefs zoeken, is te vinden bij God. Als een mens op deze wereld op zoek is naar liefde, blijdschap, echt geluk, dan is hij in werkelijkheid op zoek naar God. Jammer, dat de Kek er niet in is geslaagd om dat aan de wereld duidelijk te maken. Maar in de hemel zullen wij vinden, wat wij hier op aarde tevergeefs hebben gezocht.
Een bron van volmaakt geluk is immers niet te vinden in deze wereld. Veronderstel dat die er wel zou zijn, in Amerika bijvoorbeeld, of ergens aan de Noordpool. En dat die bron gemakkelijk te bereiken zou zijn voor iedereen en dat die bron ook nog gratis zou zijn. Iedereen zou er op af komen. Jammer genoeg bestaat er niet zo’n bron. Niet op aarde. Wel in de hemel! En het IS gratis. En het IS gemakkelijk te bereiken. Je hoeft alleen maar te geloven dat Jezus, de Zoon van God, aan het kruis stierf voor uw, voor jouw zonden. Het kan zijn dat wij nog zo’n 30 of 40 jaar moeten wachten, voordat wij met volle teugen uit die Bron kunnen drinken. Maar die Bron bestaat! En wij zijn op weg daar naar toe! Zullen wij de weg gaan met blijdschap en verwachting? Ik moet denken aan die dominee in Amerika, voorganger van één van onze CAMA Parousia Kerken. Hij lag op sterven in het ziekenhuis. Familie en vrienden stonden om hem heen om afscheid te nemen. Hij was al dagen lang volledig verlamd. Maar plotseling ging hij rechtop in zijn bed zitten, hij stak zijn beide armen omhoog, en zijn gezicht begon letterlijk te stralen als de zon. Mensen die op de gang voorbij liepen bleven staan, kwamen naar binnen en stonden in doodse stilte te kijken naar wat daar gebeurde. Dat duurde zo’n tien minuten. Toen viel hij terug op zijn bed en stierf. De hoofdverpleegster die er bij stond zei: ”Ik heb hier al heel veel mensen zien sterven, maar zo iets heb ik nog nooit gezien!” Zijn zoon die er bij stond, zei tegen zijn broer: “Ik geloof dat de hemel oneindig veel mooier zal zijn, dan wij in de verste verte vermoeden. Misschien zullen wij niet zo’n visioen krijgen op ons sterfbed, maar wij gaan wel dezelfde heerlijkheid tegemoet. Zullen wij daar de Heer met ons hele hart voor gaan danken?