Op de grens tussen oud en nieuw Preek over Lucas 2:21 – 40 Lezen: Lucas 2:21 – 24
Toen er acht dagen verstreken waren en Hij besneden zou worden, kreeg Hij de naam Jezus, die de engel had genoemd nog voordat Hij in de schoot van zijn moeder was ontvangen. Toen de tijd was aangebroken dat ze zich overeenkomstig de wet van Mozes rein moesten laten verklaren, brachten ze Hem naar Jeruzalem om Hem aan de Heer aan te bieden, zoals is voorgeschreven in de wet van de Heer: ‘Elke eerstgeboren zoon moet aan de Heer worden toegewijd.’ Ook wilden ze het offer brengen dat de wet van de Heer voorschrijft: een koppel tortelduiven of twee jonge gewone duiven. Nadat de herders vertrokken waren, lijkt het gezin van Maria weer in de anonimiteit weg te zakken. Alles lijkt zo heel gewoon, zoals het altijd gaat met een Joods gezin waar een eerste jongentje is geboren. Volgens de traditie wordt Maria’s kind op de achtste dag besneden en dan ontvangt Hij zijn naam: Yeshua, zoals de engel namens God had opgedragen. En 33 dagen later vertrekt het gezin uit Bethlehem om naar Jeruzalem te gaan. Daar laat Maria zich rein verklaren, dragen ze het Kind aan de Heer op en brengen ze het voorgeschreven offer. Alles zoals de Wet van Mozes dat voorschrijft, heel gewoon eigenlijk.
1
Maar opgelet…, het lijkt gewoner dat het is. Dat het juist Lucas is, die als enige evangelist deze gebeurtenissen vertelt, moet ons oplettend maken. Lucas, een Griekse arts, schreef zijn evangelie voor de eveneens Griekse Theofilus. Hij richt zich door Theofilus heen tot alle gelovigen uit de volken die JHWH liefhebben om duidelijk maken, dat Jezus de door God uitgekozene is – door zijn volk verworpen, maar door de heidenen aangenomen. Daarom is het bijzonder, dat juist Lucas er nu zo de nadruk op legt dat Jezus een Jood was. De kerk heeft door de eeuwen heen van Yeshua Ha’Mashiach een universele mens gemaakt: Hij is van de hele wereld, zelfs zijn naam werd Grieks: Jezus Christus. Maar Lucas plaatst Jezus allereerst in een voluit Joodse context: als afstammeling van koning David, geboren in Bethlehem uit een moeder met priesterlijk bloed (Maria was van Levitische komaf). En de eerste bezoekers waren Joodse herders, die Hem kwamen eren. Als de Jood Matteüs dit alles nou geschreven zou hebben… Die wilde met zijn evangelie juist aan zijn volksgenoten duidelijk maken, dat Jezus de beloofde Messias was! Maar nee, Matteüs vertelt hier niets over en laat juist heidenen als eerste op bezoek komen om Jezus te eren: de magiërs uit het Oosten! Dat Jezus voluit Jood was en is, mogen we namelijk nooit vergeten: God heeft Israël in zijn heilsplan namelijk de eerste plaats gegeven. Wij dienen toch de God van Abraham, Izaak en Jakob? Onze God is allereerst Israëls God, de trouwe God van de beloften die Hij aan Abraham deed. Alleen door ons geloof mogen wij kinderen van Abraham zijn. Abraham kreeg als eerste de opdracht om de besnijdenis uit te voeren. Dat was een zichtbaar teken van het verbond dat God met hem sloot. In dat verbond had God toen al de heidenvolken op het oog: Ik zal u zegenen en uw naam overal beroemd maken. U zult vele anderen tot een zegen zijn. Zij, die u zegenen, zal Ik zegenen en zij, die u vervloeken, zal Ik vervloeken. De hele wereld zal van u uit worden gezegend. (Genesis 12:2-3, Het Boek) In die lijn van het verbond met Abraham en zijn nakomelingen, wordt ook Jezus besneden overeenkomstig de wet van de Heer.
Driemaal achter elkaar worden die woorden een soort refrein: - in vers 23 staat dat ze zich rein moesten laten verklaren overeenkomstig de wet van Mozes; - in vers 24 lezen we dat ze hun eerstgeborene aan de Heer aanbieden, zoals is voorgeschreven in de wet van de Heer; - in vers 25 gaan ze het offer brengen dat de wet van de Heer voorschrijft. Dat kan geen toeval meer zijn. Hier wordt het gewone heel bijzonder.
2
De besnijdenis wordt in zowel het Oude als het Nieuwe Testament regelmatig gekoppeld aan een gereinigd hart: de echte besnijdenis is innerlijk, het is de overgave in geloof en gehoorzaamheid aan de Heilige Heer. De besnijdenis van het hart is de bekering, waarna je je volledig toewijdt aan God. Paulus schrijft daarover: Jood is men niet door zijn uiterlijk, en de besnijdenis is geen lichamelijke besnijdenis. Jood is men door zijn innerlijk, en de besnijdenis is een innerlijke besnijdenis. Het is het werk van de Geest, niet een voorschrift uit de wet… (Romeinen 2:28-29) Maar wanneer dat de geestelijke betekenis van de besnijdenis is, waarom werd Jezus dan besneden? Hij was zonder zonde, dus hoefde Hij zich ook niet te bekeren! Ook het reinigingsoffer was voor Hem niet nodig, Hij was allang rein en heilig. Waarom dan toch dit reinigingsritueel? Omdat hier iets heel belangrijks mee wordt uitgedrukt. God had zijn Zoon gestuurd om de zonde van de wereld weg te dragen. Alles wat de besnijdenis en het reinigingsoffer uitbeeldt, wordt in Hem zichtbare werkelijkheid: Hij IS de besnijdenis, Hij IS het reinigingsoffer. Hier worden teken en Jezus aan elkaar gelijk. We staan hier op de grens van iets nieuws! Paulus schreef hier ook over: Waartoe de wet niet in staat was, machteloos als hij was door de menselijke natuur, dat heeft God tot stand gebracht. Vanwege de zonde heeft hij zijn eigen Zoon als mens in dit zondige bestaan gestuurd; zo heeft hij in dit bestaan met de zonde afgerekend, opdat in ons wordt volbracht wat de wet van ons eist. Ons leven wordt immers niet langer beheerst door onze eigen natuur, maar door de Geest. … Wat onze eigen natuur wil brengt de dood, maar wat de Geest wil brengt leven en vrede. (Romeinen 8:3-4, 6) God stuurde zijn Zoon als mens in dit zondige bestaan, oudere vertalingen zeggen ‘in dit zondige vlees’. Hij werd dus voluit mens, in zijn lichaam aan zondaren gelijk en daarom werd Hij ook besneden. Hem die geen zonde heeft gekend, heeft God voor ons tot zonde gemaakt, opdat wij door Hem Gods eigen heiligheid zouden worden. (2 Korintiërs 5:21, WV78) Dát is wat we hier zien beginnen: Jezus, de heilige en reine, wordt hier tot zonde gemaakt. Wat naar Hem verwees, ondergaat Hij zelf. Hij wordt belast met de schuld van de mensheid, nu al – nog maar 8 dagen oud. Heel zijn leven zal in het teken van schuld dragen staan. Bij de besnijdenis vloeit zijn eerste bloed – niet spottend of grappig bedoeld – aan zijn eigen kleine kruis, straks aan het grote kruis op Golgotha. Zijn leven komt van baby af aan te staan in het teken van dat kruis. Daarom krijgt Hij niet de naam Jozef of David, maar Yeshua: Redder, Verlosser. En weer ergens anders schrijft Paulus: Ik verzeker u dat iedereen die zich laat besnijden verplicht is om de wet volledig na te leven. (Galaten 5:3) Maar wie kan dat? Wie zich laat besnijden, moet daarmee bekennen dat hij tegenover God een schuld heeft, die hij niet af zal kunnen lossen. Maar Goddank: Jezus kon het. Hij heeft geen zonde gekend, maar werd voor ons tot zonde gemaakt, Hij kwam in ons zondige vlees. Zo kon Hij de wet volledig vervullen – Hij leefde de wet volmaakt uit – Hij gaf de wet zijn volle betekenis.
Maria en Jozef wijden hun zoon vervolgens aan de Heer toe. Hij wordt aan de Heer aangeboden, zoals Hanna vroeger de kleine Samuël aan de Heer aanbood en toewijdde. Zoals Samuël zijn hele leven in dienst van God doorbracht, zo zal Jezus zich ook volledig in Gods dienst stellen. Zijn leven werd een dienen van God voor ons. Hier wordt Hij opgedragen als de Middelaar: voor ieder die in Hem gelooft wil Hij de besnijdenis en het reinigingsoffer zijn. In het verhaal van Lucas gebeurt alles in redelijke anonimiteit. Jozef en Maria schuiven gewoon aan in de rij van mensen die hetzelfde komen doen. Maar dan ineens lijkt het alsof de camera sterk inzoomt op al die mensen. Er verschijnt een man in beeld, die zich bij het onopvallende gezinnetje voegt en plotseling staan zij die vier in het volle licht. Lezen Lucas 2:25 – 35
3
Er woonde toen in Jeruzalem een zekere Simeon. Hij was een rechtvaardig en vroom man, die uitzag naar de tijd dat God Israël vertroosting zou schenken, en de heilige Geest rustte op hem. Het was hem door de heilige Geest geopenbaard dat hij niet zou sterven voordat hij de Messias van de Heer zou hebben gezien. Gedreven door de Geest kwam hij naar de tempel, en toen Jezus’ ouders hun kind daar binnenbrachten om met hem te doen wat volgens de wet gebruikelijk is, nam hij het in zijn armen en loofde hij God met de woorden: ‘Nu laat u, Heer, uw dienaar in vrede heengaan, zoals u hebt beloofd. Want met eigen ogen heb ik de redding gezien die u bewerkt hebt ten overstaan van alle volken: een licht dat geopenbaard wordt aan de heidenen en dat tot eer strekt van Israël, uw volk.’ Zijn vader en moeder waren verbaasd over wat er over hem werd gezegd. Simeon zegende hen en zei tegen Maria, zijn moeder: ‘Weet wel dat velen in Israël door Hem ten val zullen komen of juist zullen opstaan. Hij zal een teken zijn dat betwist wordt, en zelf zult u als door een zwaard doorstoken worden. Zo zal de gezindheid van velen aan het licht komen.’ Nadat in drie opeenvolgende verzen gezegd was, dat Jozef en Maria alles deden wat de Wet voorschreef, komt Simeon ten tonele, een wetsgetrouwe, rechtvaardige en vrome Jood. Op het eerste gezicht een heel gewone man, zo waren er vast meer. Maar er staat in drie opeenvolgende verzen iets bijzonders over hem. Na driemaal de wet te noemen bij Jozef en Maria, vermeldt Lucas hier bij Simeon driemaal de Heilige Geest: - vers 25: de Heilige Geest rustte op hem; - vers 26: de Heilige Geest had hem geopenbaard dat hij de Messias nog zou zien; - vers 27: de Heilige Geest had hem naar de tempel gedreven. Dat kan opnieuw geen toeval zijn. Hier komen Wet en Geest bij elkaar, hier ontmoet een rechtvaardige de Meest Rechtvaardige. Ja, we staan hier op de grens van iets nieuws! Door eerst driemaal de wet te noemen en vervolgens driemaal de Geest, toont Lucas aan, dat Jezus onder de wet is geboren (zie Galaten 4:4) en zich onder de wet zou buigen. Maar door zijn leven, lijden, sterven, dood en opstanding zal Jezus de nieuwe wet worden, die door de Geest leven en vrede brengt. In Jezus geeft God zelf, wat Hij in zijn rechtvaardigheid door de wet van ons vraagt. De wet wordt vervuld in dit Kind, zodat we door de Geest mogen leven. Weet je nog wat Paulus schreef in Romeinen 8? Ons leven wordt immers niet langer beheerst door onze eigen natuur, maar door de Geest. … Wat onze eigen natuur wil brengt de dood, maar wat de Geest wil brengt leven en vrede.
Simeon neemt het Kind in de armen, drukt het aan zijn hart en begint stralend te zingen. Een dankbaar loflied van vrede, van redding, van licht. En nu pas komen voor het eerst in het evangelie van Lucas de heidenen in beeld! En dat nog wel uit de mond van een vrome Jood… De Heilige Geest had hem duidelijk gemaakt, dat dit Kind de beloofde Redder was. Door dit Kind zal God zijn belofte aan Abraham waarmaken: De hele wereld zal van u uit worden gezegend. Simeon gebruikt woorden uit de profetieën van Jesaja over het licht dat zal opgaan, zoals geschreven in Jesaja 9, een gedeelte dat met kerst zo vaak gelezen wordt. Of misschien dacht Simeon wel aan Jesaja 42: De Heer zegt: ‘Hier is mijn dienaar, hem geef ik mijn steun; hij is mijn keuze, hij is mij lief. Vervuld met mijn geest, verkondigt hij gerechtigheid aan de volken. Hij roept niet, hij schreeuwt niet, hij verheft zijn stem niet op straat. Het geknakte riet zal hij niet breken, de flauwer wordende pit niet doven. Hij verkondigt gerechtigheid en houdt zich aan de waarheid. Hij zal niet verflauwen, niet worden gebroken tot er op aarde recht heerst. De verste landen zien verlangend uit naar wat hij te leren heeft.’ … ‘Ik heb u geroepen om recht te doen; ik sta u ter zijde, ik waak over u. Voer uit wat ik mijn volk beloofd heb en wees voor de andere volken een licht. U zult blinden de ogen openen, gevangenen uit hun kerkers leiden, en wie in het duister zitten, naar de vrijheid voeren.’ … Zing voor de Heer een nieuw lied, laat heel de aarde Hem eren…
4
Hier heeft Simeon Hem in handen: de Dienaar, Gods keuze, Gods geliefde, vervuld met Zijn Geest, licht voor de volken. Simeon kán niet anders: hij zingt voor de Heer een nieuw lied! God is Israël niet vergeten, in dit Joodse Kind ontvangt Gods volk eer, hier deelt Jeruzalem in de glorie van de Messias. Ook daarvan had Jesaja geprofeteerd: Sion, sta op, ga het licht tegemoet. De Heer komt in al zijn majesteit, als het aanbrekende ochtendlicht. De aarde is in het donker gehuld, dichte duisternis bedekt de volken. Maar voor u zal de zon opgaan: de Heer verschijnt in al zijn majesteit. Volken en koningen gaan naar u op weg, naar het stralende ochtendlicht. (Jesaja 60:1- 3, GNB) In vrede kan hij heengaan nu hij de Messias van de Heer in handen heeft gehad en met eigen ogen heeft gezien. De traditie maakt van Simeon een oude man, die er nu vrede mee heeft dat hij gaat sterven. Maar de Griekse woorden die vertaald zijn met ‘in vrede heengaan’ betekenen in de eerste plaats vooral ‘de vrijheid geven, los laten, laten gaan – in harmonie, rust en zekerheid’. Misschien bedoelde Simeon dát eerder: nu weet hij zeker, dat de wet niet bindt, maar vrij maakt! (En natuurlijk, wie die zekerheid en rust heeft, hoeft ook niet meer bang te zijn voor de dood.) Lezen Lucas 2:36-40
Er was daar ook een profetes, Hanna, de dochter van Fanuël, uit de stam Aser. Ze was hoogbejaard; vanaf haar huwbare leeftijd had ze zeven jaar met haar man geleefd, en ze was nu al vierentachtig jaar weduwe. Ze was altijd in de tempel, waar ze God dag en nacht diende met vasten en bidden. Op dat moment kwam ze naar hen toe, bracht hulde aan God en sprak over het Kind met allen die uitzagen naar de bevrijding van Jeruzalem. Toen ze alles overeenkomstig de wet van de Heer hadden gedaan, keerden ze terug naar Galilea, naar hun woonplaats Nazaret. Het Kind groeide op, werd sterk en was begiftigd met wijsheid; Gods genade rustte op Hem.
Aangetrokken door dat licht, komt er een oude vrouw bij staan. Hanna, hoogbejaard, profetes – een Godsvrouw. Dag en nacht was ze in de tempel, biddend en vastend – als uitdrukking van haar verlangen naar de verlossing van Israël. En hier hoorde ze ineens een man zingen over licht, verlossing en Israëls eer! Een schok gaat door haar heen, hier had ze al die jaren naar verlangd… God is Israël niet vergeten, Hij is genadig! ‘Genade’, dat is de betekenis van haar naam ‘Hanna’. “Prijs God, want Hij is genadig. Kijk, dit is het Kind dat ons redden zal,” zegt ze tegen de mensen die ook verlangen naar de verlossing van Jeruzalem: Hier echoën de woorden die Zacharias zong bij de besnijdenis van Johannes: Geprezen zij de Heer, de God van Israël, hij heeft zich om zijn volk bekommerd en het verlost. Een reddende kracht heeft Hij voor ons opgewekt uit het huis van David, zijn dienaar, zoals hij van oudsher heeft beloofd bij monde van zijn heilige profeten: bevrijd zouden we worden van onze vijanden, gered uit de greep van allen die ons haten. Zo toont Hij zich barmhartig jegens onze voorouders en herinnert Hij zich zijn heilig verbond: de eed die Hij gezworen had aan Abraham, onze vader, dat wij, ontkomen aan onze vijanden, Hem zonder angst zouden dienen, toegewijd en oprecht, altijd levend in zijn nabijheid. (Lucas 1:68 – 75) Nu is Israël nog niet bevrijd van haar vijanden, nog niet gered uit de greep van haar haters. Maar dit tempeltafereel heeft ongetwijfeld ook een profetische lading: Simeon en Hanna als vertegenwoordigers van het nieuwe Israël – het ware Israël dat op zijn verlosser wacht, biddend, trouw. Simeon drukt het kind in zijn armen tegen zich aan, omarmt het. Zo zal Israël eens deze Yeshua als haar Messias herkennen en omarmen! Pas dan komt er echte verlossing voor Israël en kan het in vrede leven en vrij zijn. 5
Het gewone is bijzonder geworden tijdens de ontmoeting van dit vijftal in de tempel. Wet, Geest en genade vallen in deze Baby samen. Hier wordt Hij de vervulling van alles waar Wet en Profeten over gesproken hebben. Door de Heilige Geest wordt het aan Simeon geopenbaard: Hij is het, de Messias, door God als dienaar aangewezen, vervuld van Gods Geest, die licht komt brengen voor de heidenen. Hij is de wet, de besnijdenis en het reinigingsoffer in Levenden Lijve! Gods gerechtigheid, waarvan de Wet en de Profeten al getuigen, wordt nu ook buiten de wet zichtbaar: God schenkt vrijspraak aan allen die in Jezus Christus geloven. … Hij is door God aangewezen om door zijn dood het middel tot verzoening te zijn voor wie gelooft. … En door welke wet komt dat? Door de wet die eist dat u hem naleeft? Nee, door de wet die eist dat u gelooft. Ik heb u er immers op gewezen dat een mens wordt vrijgesproken door te geloven, en niet door de wet na te leven. Is God soms alleen de God van de Joden en niet die van de heidenen? Zeker ook die van de heidenen, want er is maar één God, en hij zal zowel besnedenen als onbesnedenen op grond van hun geloof als rechtvaardigen aannemen. (Romeinen 3:21-22, 25, 27b-30)
Amen Soest, 27 december 2009