Preek Micha 6:8 - Michazondag Liturgie zondagmorgen 10 oktober 2010 – ds. D. Vonck - Houten Votum/ zegengroet Psalm 146:1,3 (melodie Johannes de Heer dan laatste regel tekst herhalen!)) Introductie Micha Campagne - http://www.youtube.com/watch?v=maYAxDaVoCM Schuldbelijdenis- gebed Liedboek 285 Geef vrede Heer, geef vrede Genesis 6:5-13 Micha 6:1-8 Preek Micha 6:8 Psalm 146:5,6,7 (melodie Johannes de Heer dan laatste regel tekst herhalen!)) Gebed/ voorbede HANDEN UIT DE MOUWEN!! Collecte; luisterlied - http://www.youtube.com/user/TheWouther11#p/a/u/0/4Ztg5QGyPZM Psalm 99:1,4 Zegen
Geliefde broers en zussen, A. De grote RECHTSZAAK. Opdracht van de mens: bewerk en bewaak de aarde. Stel: het is vandaag de grote dag. Dé grote dag waar we al veel over gehoord hebben en waar we van zeggen dat we er naar uitzien: de grote dag dat Jezus terug komt. Stel je voor! De bijbel zegt dat het een dag zal zijn waarop recht gesproken zal worden. Het zal één grote rechtspraak zijn, het grote oordeel begint. Hoe zal dat voor u, voor jou en voor mij eruit zien? Als je één vraag van God mag verwachten dan zal dat zijn: ken jij Mij? Je moet je voorstellen dat de grote aanklager van ons er direct aan komt zetten en zegt: ho, ik zie geen enkel bewijs dat deze persoon U kent! Geen enkel bewijs: - deze persoon heeft gedacht goede doelen te ondersteunen met loterijen in plaats van gewoon te geven; - deze persoon had even veel geld op de rekening staan om 10.000 mensen een vaccin te kunnen geven tegen aids; - en deze persoon , die zegt dat hij christen is, heeft meer afval geproduceerd dan dat er 20 jaar geleden aan plastic bestond; - deze persoon heeft kleding aangehad waar kinderen voor gewerkt hebben; - deze persoon heeft gevoetbald met een voetbal die door kinderhanden zijn gemaakt; - deze persoon hier heeft een de regering gesteund die minder en minder en minder geld is gaan geven aan ontwikkelingshulp; Ik zie geen enkele reden waarom deze persoon U zou kennen! Stel je voor, de aanklager zou dat over u, over jou of over mij zeggen. Wat zouden we antwoorden?
…nou, Heer, hij heeft wel een beetje gelijk, maar ik heb ook een heleboel goede dingen gedaan, hoor! Ik heb wel echt m’n best gedaan… of je zou zeggen: Hoe kon ik nu weten dat die trui gemaakt is door kinderhanden, dat wist ik echt niet, dat stond er niet op! Er stond wel op dat de trui uit Bangladesh kwam, maar ja, daar gebeurt zoveel! En hoe kan ik nu bepalen wat mij regering beslist, dat gebeurt allemaal buiten mijn macht om. Het onrecht in de wereld, het verschil tussen arm en rijk… het is er, ik zie het en ik vind ook dat het niet mag, maar wat kan ik daar aan doen? Heer, die gaat toch allemaal buiten mijn macht om, niet dan? … Ik denk dat de aanklager vervolgens dan zou zeggen: ja maar Heer, U hebt de mens toch geschapen om de aarde te bewerken en te bewaken. Dat staat in Genesis. Zo is deze persoon toch bedoeld? En moet U eens even zien wat er van die wereld terecht is gekomen; het is gewoon een mislukking. En er zullen allerlei redenen voor zijn, maar deze persoon voldoet niet aan de reden waarvoor U hem gemaakt hebt. En daarom zeg ik: schuldig! Hoe zou de Rechter reageren, denk je? Genesis 6 vs 5-7: Alles wat ze uitdachten was even slecht … De afgelopen weken ben ik met mijn catechisatiegroepen bezig om in de bijbel te lezen; met z’n allen zijn we hard aan het werk om te ontdekken wat daar allemaal instaat. We zijn vooraan begonnen en toen kwamen we Genesis 6 tegen. Het is nogal wat, wat God hier zegt! Een paar hoofdstukken hiervoor wordt verteld dat God de aarde heeft gemaakt; dat het goed is. God kan ervan genieten. We zijn maar een paar hoofdstukken verder in de bijbel of er staat al: de Here zal dat alle mensen slecht waren; alles wat de mensen uitdachten was steeds even slecht. God kreeg er spijt van dat Hij de mensen gemaakt had en voelde Zich diep gekwetst. Ik zal de mensen die Ik geschapen heb, van de aardbodem wegvagen en met de mensen ook het vee, de kruipende dieren, de vogels; Ik heb er spijt van dat Ik ze gemaakt heb. Alles wat ze uitdachten was even slecht, staat hier. Toen zei iemand uit de catechisatiegroep: tja, zou de wereld er nu anders uitzien, zou de wereld er nu echt heel anders uitzien dan toen? Als je ziet wat er nu allemaal gebeurt! Reactie van God: spijt, gekwetst, genade geven. We zijn wat dieper ingegaan op twee woorden die hierin staan, die de reactie van God de Rechter duidelijk maken: Allereerst vers 6: Hij kreeg er spijt van dat Hij de mensen had gemaakt. In vers 7 zegt Hij het weer. Hoe moet je dat spijt nu zien? Hoe kan God spijt hebben daarvan? Stel jezelf maar eens voor dat je heel handig en technisch bent en hebt zelf een radio gemaakt. Je hebt flink zitten knutselen en hebt er heel lang aan gewerkt. Je hebt er veel aandacht, energie en tijd in gestoken. En dan het moment dat de radio af is; je hebt het laatste ene draadje aan het andere draadje verbonden en je doet hem aan. Hij doet niks. Je draait nog eens wat verder en dan poeff…. allemaal rook. Het functioneert niet. Je kijkt ernaar en denkt: tjonge, jonge, dat is echt jammer van mijn tijd, mijn energie en mijn geld; ik baal ervan dat ik er mee bezig ben geweest. Ik heb er spijt van dat ik dat gemaakt heb. Volgens mij moet je dat zo hier lezen. God zegt: Ik heb de mens gemaakt en moet je zien wat er nu mee gebeurd is, het functioneert niet, het voldoet niet aan hoe ik het bedoeld heb. Ik heb er heel veel tijd, liefde en aandacht in gestoken, maar het functioneert niet. Vers 6 gaat dan nog een stapje verder. Er staat dat God niet alleen spijt had dat Hij dat gemaakt had, maar Hij voelde zich ook diep gekwetst. En dat is het verschil tussen een radio en een mens. Wij zijn gemaakt naar Gods beeld, om van te houden. God zou zich daar zelf in terugzien. Dus daarom gaat dit dieper, het gaat over een relatie. Het gaat over een verkering tussen jou en
een jongen/meisje; daar doe je moeite voor. Ook daar steek je aandacht in, geld, tijd en liefde. En als je na een tijdje merkt dat die ander daar alleen maar misbruik van maakt, dan voel je je daardoor diep gekwetst. Dat zijn de woorden die hier gesproken worden. Dat zijn de woorden die God uitspreek toen Hij keek naar wat Hij gemaakt had. Daarom zegt God: het functioneert niet, het doet Me zeer, Ik zal er een einde aan maken. En dan staat er iets opvallends, kijk maar mee in vers 7: Ik zal de mensen wegvagen die Ik geschapen heb en met de mensen ook het vee, de kruipende dieren en de vogels. Niet alleen de mensen, maar ook de dieren die God gegeven had aan de mensen. Met de mens, als kroon van de schepping wil God ook de rest van de schepping weghalen. En dan vers 8, het kleinste en kortste vers wat er dan in staat en tegelijkertijd de reden waarom de rest van dit boek er nog instaat en het hier niet ophoudt: alleen Noach vond bij de Heer genade. Alleen om Noach doet God het niet. Alleen om Noach blijven het vee, de kruipende dieren en de vogels bestaan. Alleen om Noach zitten wij hier nog bij elkaar. Wie is die Noach dan? Over Noach worden drie dingen gezegd, vers 9: - Noach was een rechtschapen man. Het was een man die eerlijk en oprecht was. - Hij was in zijn tijd de enige die een voorbeeldig leven leidde. Iemand die trouw bleef aan wat God gevraagd had. Ondanks alle druk van mensen om hem heen, deed hij er niet aan mee. - En hij leefde in nauwe verbondenheid met God, hij wandelde met God. Drie kenmerk van Noach die ervoor zorgt dat God zegt: Ik heb genade met jou. B. De grote RECHTSZAAK met God Volk Dan gaan we verder kijken naar Micha. In Genesis 6 hebben we gezien dat God een rechtszaak heeft met de wereld, dat niemand kan zeggen: Heer, om mij moet alles blijven bestaan. Niemand kan zeggen dat hij niet schuldig is. Alleen om Noach, om zijn oprechtheid, zijn trouw en zijn wandelen met God, redt God de aarde en de hele wereld. Ook in Micha gaat het over een rechtszaak, kijk maar mee in vers 1 en 2: 1 Hoor toch wat de HE ER zegt! Sta op, laat de bergen uw rechtsgeding (de rechtszaak) horen, laat de heuvels getuige zijn (een rechtszaak die aangespannen wordt door God en waarbij de heuvels getuige zijn). 2 Luister, bergen, naar het pleidooi van de HE E R , hoor toe, onwrikbare fundamenten van de aarde. De HE E R heeft een geschil met zijn volk, hij klaagt Israël aan (God klaagt Zijn volk aan). Wat is er na Noach gebeurd? God is verder gegaan, Hij heeft Abraham geroepen en daar is een volk uit gekomen. God is steeds meegegaan met dat volk, steeds weer. En tier komt een moment dat Micha moet zeggen: mensen, we hebben een groot probleem. We zijn gedagvaard, God heeft een rechtszaak aangespannen tegen ons. God heeft een geschil met ons. Wat is er aan de hand? Op twee plaatsen in Micha wordt dat heel duidelijk gemaakt: er is groot onrecht gaande binnen het volk; er is sprake van armoede en grote onderlinge verschillen.
Allereerst wordt dat in Micha 2: 8 en 9 genoemd: 8 Steeds weer stelt mijn volk zich vijandig op tegenover al wie vredelievend is. Nietsvermoedende, vreedzame voorbijgangers worden van hun mantel beroofd. 9 Jullie verdrijven de vrouwen van mijn volk uit de huizen waarin zij gelukkig zijn. Jullie ontnemen hun kinderen voor altijd de luister waarmee ik hen heb bekleed. En ook in Micha 7:2,3 kunnen we lezen wat er allemaal gaande was binnen het volk: 2 Zij die trouw waren zijn verdwenen uit het land, niemand is nog rechtschapen. Allen zijn op bloed belust, iedereen belaagt zijn naaste. 3 Ze bekwamen zich in het kwaad: alleen voor geld stellen leiders een onderzoek in, rechters spreken recht tegen betaling, hooggeplaatsten zeggen wat hun het beste uitkomt, en zo houden zij het recht op afstand God maakt duidelijk wat er binnen het volk gaande is. Het zijn allemaal dingen die niet bij Zijn volk passen. Hij zegt: er is sprake van diefstal, van armoede, van misbruik, van een oneerlijk rechtssysteem, van machtsmisbruik. Het zijn de woorden van Micha en daarmee de woorden van God die het volk hier aanklagen. Tegelijkertijd is God ook de Rechter. Wat is de reactie van de Rechter? Ten tijde van Noach vond de Rechter nog één iemand om wie de wereld door ging. De reactie van de Rechter lezen we in Micha 6:3 3 ‘Mijn volk, wat heb ik je misdaan? Waarmee heb ik je gekweld? Antwoord mij! 4 Ik heb je weggeleid, bevrijd uit de slavernij in Egypte. Ik zond Mozes, Aäron en Mirjam om jullie voor te gaan. 5 Ben je dan vergeten, mijn volk, wat Balak besloot, de koning van Moab, wat Bileam, de zoon van Beor, hem antwoordde? Ben je vergeten wat er gebeurde tussen Sittim en Gilgal? Ken je de gerechtigheid van de HE E R niet meer?’ Zo reageert God hier en zo reageert God steeds weer in de bijbel Zo reageert God wanneer je bij hem komt en verantwoordelijk wordt gehouden voor het onrecht van deze wereld waarvan je deel uitmaakt. Want niemand kan zich daaraan onttrekken. De wereld bestaat dankzij Noach. De wereld bestaat dankzij mensen waar God genade mee heeft. En zo reageert God ook hier. God laat op dezelfde manier zien als in de tijd van Noach dat het Hem pijn doet en dat Hij daarin gekwetst wordt. Hij zegt: Ik heb jullie bevrijd, Ik heb jullie leiders gegeven en steeds weer heb Ik jullie willen voorgaan. Ik heb van vloek zegen gemaakt, daar gaat het over in vers 5. Balak besloot toen Bileam erbij te halen om het volk te vervloeken, maar God zorgt ervoor dat Bileam alleen zegenende woorden kan spreken. God zegt: ben je vergeten wat er gebeurde tussen Sittim en Gilgal? Sittim was de laatste plaats waar Israël verbleef voordat ze de Jordaan overgingen naar het beloofde land. En Gilgal was de eerste plaats waar het volk staande hield nadat ze de Jordaan waren overgetrokken. God zegt: besef dat Ik jullie zelf het beloofde land het binnengeleid. Ik heb jullie hier zelf gebracht, door het water heen, door de Jordaan heen. Zo worden we hier aangesproken, allemaal zoals we hier zitten. Als je gedoopt bent, ben je ook door het water heen gegaan. God zegt: Ik was daarbij. En om jou heb Ik genade met deze wereld. Om jou bestaat deze wereld nog. Daarin krijg je dus een hele
grote verantwoordelijkheid. God sluit niet Zijn ogen voor het onrecht. God houdt u, jou en mij verantwoordelijk voor wat er in deze wereld gebeurt, zoals Noach later ook verantwoordelijk werd gehouden voor zijn daden. Zie je dat die relatie met God, het geloof in God, ook alles te maken heeft met hoe je in dit leven staat. Hoe je met deze wereld omgaat. Dat het daar automatisch uit voortkomt. God zegt: Ik heb jou hier gebracht om jou daarin verder te leiden. Ik heb jou hier gebracht met een verantwoordelijkheid en een taak in deze wereld. Dat geldt voor Noach, dat geldt voor het volk, dat geldt voor u, voor jou en voor mij. God heeft ons in deze wereld geroepen om Zichzelf bekend te maken. Deze wereld bestaat dankzij de genade van God. Heel gemakkelijk kan je dat aanvliegen. Hoe moeten we daar mee omgaan? Vers 5 zegt als laatste: Ken je de gerechtigheid van de Heer niet meer? Besef je niet wat God allemaal gedaan heeft, waardoor je hier ziet? Dat gedeelte wijst ons ook een weg daarin. Hoe moet je omgaan met de verantwoordelijkheid die je gekregen hebt? Misschien riepen de beelden over de Michacampagne, als er staat ‘wat kunnen wij eraan doen?’ wel een rotgevoel bij je op. Misschien zeker wel bij ons als gereformeerden, als mensen die er prat op gaan dat het gaat om het woord. Het is waar. Maar wat heel goed geïllustreerd werd tijdens het kindermoment: het moet niet blijven bij bidden alleen en zeggen ‘ik zal je opdragen in mijn gebed’. Het gaat ook over doen! En heel gemakkelijk zit daar dan weer de andere valkuil in dat we zeggen: we gaan aan de slag… Micha rekent daarmee af, vers 6 : 6 ‘Wat kan ik de HE E R aanbieden, waarmee hulde brengen aan de verheven God? Van alles wordt daar genoemd; zelfs al zou ik er mijn levenslang keihard aan werken… het zou niet genoeg zijn. Het zou niet genoeg zijn om deze wereld daadwerkelijk te veranderen. Het zou zelfs niet genoeg zijn om straks bij God in de rechtszaal te zeggen: Here God, kijk eens wat ik allemaal gedaan heb …. het zal niet genoeg zijn. Micha rekent direkt af met activisme dat zegt: ik zal keihard mijn best doen. Wat moeten we dan wel doen? Dat maakt vers 8 heel duidelijk: 8 Er is jou, mens, -iedereen wordt heel persoonlijk aangesproken- gezegd wat goed is, je weet wat de HE ER van je wil: niets anders dan recht te doen, trouw te betrachten en nederig de weg te gaan van je God. Deze drie dingen moet je doen en dat zal geen verrassing zijn. Als we kijken naar Noach, zijn dat precies de drie dingen die van Noach gezegd zijn: hij was rechtschapen, hij had aandacht voor het recht en wilde oprecht leven. Trouw betrachten: Noach leefde daarin een voorbeeldig leven, hij bleef trouw. En nederig Gods weg te gaan: Noach wandelde met God. Daar is de Michacampagne voor bedoeld en daarom lezen we vanmorgen dit gedeelte: om ons bewust te worden hoe wij in deze wereld daar uiting aan kunnen geven, zonder als doldrieste mensen maar aan de slag te gaan om God te plezieren. Luisteren naar wat God zegt; om ons daarvan te laten doordringen en van daaruit de handen uit de mouwen te steken.
Hoe doe je dat dan? - recht doen: rechtdoen is opkomen voor mensen die zwak zijn, die verdrukt worden, die het minder hebben. Jezus zocht juist die mensen op. Je inzetten voor een goede samenleving. Oog hebben voor mensen om je heen die te maken hebben met onrecht, met armoede. Ook dat is onrecht. - Trouw blijven: ook daarin laat je iets van God zelf zien. Net zoals je oprecht wilt leven waarin je iets van God laat zien, zo ook in het trouw blijven. Trouwen blijven in relaties, die je misschien veel meer kosten dan dat je daar uit terugkrijgt. Trouw blijven om te bidden voor mensen om je heen. Trouw blijven om je aandacht, je tijd en je energie te willen steken in die dingen waarvan je denkt dat het je niet direkt iets oplevert. Trouw blijven aan je kerkleden, aan je buren, aan de mensen die je tegenkomt. - Nederig wandelen met God: als je dat doet blijf je beseffen wie je bent. Dan blijf je beseffen dat je het allemaal zelf niet kunt doen. Tegelijkertijd besef je dan ook dat God je de kracht wil geven, dat God je ogen wil openen voor de mensen om je heen, voor die momenten en die plaatsen waar God je wil inzetten om iets te laten zien van Zijn trouw, van Zijn liefde en van Zijn gerechtigheid.
C. De grote RECHTSZAAK met JEZUS die straks komt. Die oproep blijft niet alleen in het Oude Testament staan. We hebben twee gedeelte gelezen uit het Oude Testament, maar ook in het Nieuwe Testament komen we het steeds weer tegen. De rechtszaak waar we straks mee te maken krijgen met het grote oordeel, daar zal Jezus zijn. De bijbel vertelt over de woorden van Jezus die daar over gaan. Ik noem twee teksten: -
Mattheus 7:21 waarin Jezus de woorden die we net gehoord hebben duidelijk maakt en bekrachtigd 21 Niet iedereen die “Heer, Heer” tegen mij zegt, zal het koninkrijk van de hemel binnengaan, alleen wie handelt naar de wil van mijn hemelse Vader. Een belijdenis blijft niet bij woorden. Geloven blijft niet bij woorden. Het is leven, daarom zeggen we dat geloven een zaak van je hart is; het zet je aan om daaruit te gaan leven, te gaan doen, te willen kijken, te willen luisteren. Verderop in Mattheus 25 zegt Jezus: 35 Want ik had honger en jullie gaven mij te eten, ik had dorst en jullie gaven mij te drinken. Ik was een vreemdeling, en jullie namen mij op, 39b Ik verzeker jullie: alles wat jullie gedaan hebben voor een van de onaanzienlijksten van mijn broeders of zusters, dat hebben jullie voor mij gedaan Hier spreekt Jezus heel direkt over dat laatste oordeel, waarvan hij zegt: daar gaan de schapen en de bokken uit elkaar. Daar wordt zichtbaar wie leven met God of niet. Daar wordt zichtbaar wie genade vindt in de ogen van God, wie het recht liefhebben, wie trouw blijven, wie wandelen met God.
Als afsluiting wil ik de laatste woorden lezen uit de brief van Micha.
Woorden van hoop. Woorden van toekomst. Micha 7 : 14-18 – het is een oproep aan God: 14
15
16
17
18
19
20
Weid uw volk met uw staf, (laat het ons horen, laat het ons zien en soms ook maar voelen) uw geliefde kudde die eenzaam leeft (het is niet makkelijk in deze wereld) in het woud, omringd door vruchtbaar land. Mogen ze weiden in Basan en Gilead, als in de dagen van weleer. Als in de dagen van zijn bevrijding uit Egypte laat ik dit volk wonderbaarlijke daden zien (God wil ons gebruiken om dat te laten zien). De volken zullen het zien en beschaamd staan, (dit gaat in tegen de manier hoe wij in de wereld met elkaar omgaan, het is het tegenovergestelde) beroofd van hun kracht, doof en met de hand op de mond. Ze zullen stof likken als een slang, als dieren die kronkelen over de grond. Sidderend zullen ze uit hun burchten komen, vol ontzag voor de HE E R , onze God. Ze zullen u vrezen! (alle volken, alle mensen, zullen op dat moment moeten erkennen dat God God is, dat onze Here Jezus Heer is) Wie is een God als u, die schuld vergeeft en aan zonde voorbijgaat? U blijft niet woedend op wie er van uw volk nog over zijn; liever toont u hun uw trouw. Opnieuw zult u zich over ons ontfermen en al onze zonden tenietdoen. Onze zonden werpt u in de diepten van de zee. U bewijst Jakob uw trouw en Abraham uw goedheid, zoals u gezworen hebt aan onze voorouders, in de dagen van weleer. Daar mogen wij in leven. Ga.
Amen