Dubbelleven leven Dubbel Micha Meinderts
1
Inhoud
Koppen snellen
7
Dood ongelukkig
35
Dubbel leven
63
Huis houden
95
Niet geschoten
119
Tot hier
145
Eerlijk gezegd
171
Quatre mains
205
Driedubbel overgehaald
229
Hou vast
259
Ik wil
287
2
Koppen snellen
Arthur ontwaakte omdat er iemand met zijn pik speelde. Het voelde alsof een kind een nieuw stuk speelgoed uitprobeerde en getergd wrikte hij een oog open. Het licht dat door de slecht gesloten gordijnen glipte, wekte een hoofdpijn op die vrijwel onmiddellijk plaatsmaakte voor stomme verbazing. Het was een meisje. Een naakt meisje met verwarde koperrode krullen. Ze bewoog zijn slappe lid heen en weer en bekeek geïnteresseerd hoe de voorhuid over zijn eikel schoof. Toen ze met een vinger in zijn ballen porde, had hij er genoeg van. “Niet doen,” snauwde hij. Nu de verbazing wat afnam, sloop de hoofdpijn terug om elke vorm van welwillendheid te onderdrukken. Het meisje keek op. “Hij doet het nog steeds niet, hè?” Hoe was hij hier in vredesnaam terechtgekomen? Hij pijnigde zijn arme katerige hoofd maar kon zich van de afgelopen nacht weinig herinneren. De drank had rijkelijk gevloeid, zoals elke week, maar het kwam zelden voor dat hij gaten in zijn geheugen dronk. En nu werd hij wakker naast een meisje, godbetert. Hij kreunde van ellende en duwde haar hand weg. “Blijf af.” “Nou zeg. Ik ben niet degene die te veel gezopen heeft, hoor.” “Heb je aspirine voor me?” Verkeersgeluid drong door het open raam naar binnen. Waar was hij eigenlijk? Hopelijk nog steeds in Rotterdam. Hij zag het echt niet zitten om urenlang in een streekbus te zitten die hem via allerlei duffe kleine dorpjes naar huis zou brengen. Gelukkig werd hij pas morgenmiddag weer op het het politiebureau in Ridderkerk verwacht. Met dit hoofd achter de boeven aan, leek hem een goede benadering van de Hel. Het meisje liet zich uit bed glijden en liep zonder iets aan te trekken de slaapkamer uit. Nieuwsgierigheid wrong zich tussen zijn kater door en hij keek haar na. Zo vaak zag hij geen naakte vrouwen. 3
Teleurgesteld merkte hij dat ze een redelijk jongensachtig lichaam had, met smalle heupen en gespierde armen. Had hij soms gedacht dat het een jongen was toen hij zich liet versieren? Hij kon zich niet herinneren naar een homokroeg of -disco te zijn geweest vannacht; hij had alleen behoefte gehad aan het wegdansen van de zorgen, niet aan seks. Ze sloot stilletjes de kamerdeur achter zich en hij liet zich weer in de kussens zakken, zijn ogen dicht. Wat had ze nou gezegd? “Hij doet het nog steeds niet”? Dan zou er vannacht wel weinig meer gebeurd zijn dan wat zoenen en friemelen. Hij rimpelde zijn neus en rook voorzichtig aan zijn vingers. Juist. Als eerst die koppijn maar wegging, en zijn mond minder ging voelen alsof er een nest muizen in had overnacht. Wie draaide er trouwens zo vroeg muziek hier in huis? “Asje,” zei ze. Hij had haar niet binnen horen komen. “Twee stuks.” Ze zette een glas jus d’orange op het nachtkastje en legde de twee pillen ernaast. Terwijl Arthur ze met enige moeite wegwerkte, ging ze op haar zij naast hem liggen. Met haar hand ondersteunde ze haar hoofd. Ze zag er veel frisser uit dan Arthur zich voelde, wat zijn gallische humeur niet verbeterde. “Je kwam helemaal niet zo lam over, anders had ik je wel laten staan,” liet ze hem ongevraagd weten. “Te veel door elkaar gedronken, geloof ik,” mompelde hij terug, beschaamd. “Je hebt niet over me heen gekotst, da’s wel tof.” “Mooi dat ik geen totale teleurstelling ben, dan,” zei Arthur narrig. Om zijn hoofd rustig te houden, kwam hij in etappes overeind. Uiteindelijk zat hij wiebelig op de rand van het bed. Eerst plassen. Dan aankleden. En dan maken dat hij wegkwam. “Waar is de badkamer?” “De deur met WC erop.” Ze lag hem nog steeds op haar gemak aan te kijken. Haar borsten zakten een beetje uit het lood door haar houding en Arthur moest zijn blik met kracht afwenden. Het was een fascinerend gezicht en zijn vingers herinnerden zich vaag het zachte, het kneedbare. Het andere. Dit was verre van de eerste keer dat hij in een vreemd bed wakker werd, maar zelden had hij zich zo ongemakkelijk gevoeld. Dat zijn bedpartner een meisje was, had er ongetwijfeld 4
mee te maken en hij hoopte dat ze geloofde dat zijn gebrek aan actie vannacht alleen door de drank kwam. “Dan ga ik maar even,” zei hij onhandig. Hij kon haar blik op zijn achterwerk voelen branden terwijl hij de kamer uit stommelde. De deur van de badkamer stond open en vanonder de douche klaterde een onverstaanbaar rocknummer hem tegemoet. Arthur aarzelde, maar hij moest echt nodig en het leek er niet op dat de douchende jongen zich schaamde, anders had hij de deur wel dicht gedaan. Hij stapte naar binnen, deed de bril omhoog en leegde zijn blaas in de niet al te schone toiletpot. “Niet doortrekken!” Het douchegordijn schoof open en een jongen van Arthurs leeftijd stak zijn natte hoofd naar buiten. “Dan wordt het water bloedheet.” Hij keek Arthur onderzoekend aan. “Waar heeft Charley jou opgeduikeld?” “Al sla je me dood,” bromde Arthur en hij trok gehoorzaam niet door. Hij had minder dan een blik nodig om te wensen dat hij naast deze jongen wakker was geworden in plaats van naast ‘Charley’. Goedgebouwd, haar op de juiste plekken en de ogen in zijn fijngetekende gezicht hadden een ondeugende glans die bij zijn ietwat spottende, sensuele mond pasten. Met mij kun je lol hebben, zeiden die ogen, die mond. In bed en erbuiten. “Wil je douchen? Knap je van op.” De jongen stapte zonder schroom op de grauwe badmat en sloeg een handdoek om zijn middel. Dankbaar dook Arthur onder het stromende water en hij hoopte dat de knul niets gemerkt had van zijn gegluur. “Hoe heet je? Ik ben Mark.” Beter dan ‘niet naar mijn lul kijken, mietje’. “Art,” antwoordde Arthur opgelucht. “Kun je zingen, Art?” Door een kiertje tussen het douchegordijn en de muur zag Arthur hoe Mark zich droog roste. “Zingen is verplicht hier, onder de douche.” Gelach boven het water uit. “Behalve door de drummer, die is echt niet om aan te horen.” Arthurs hoofd stond niet echt naar zingen, maar hij wist dat hij een goede stem had en wilde indruk maken op de mooie jongen. Het eerste dat hem te binnen schoot was The Lion Sleeps Tonight. 5
“In the jungle, the mighty jungle,” zong hij zachtjes. Zijn stem werkte nog niet helemaal mee, maar dat leek Mark niet uit te maken, die begon meteen mee te zingen. Het warme water ontspande zijn pijnlijke spieren en doofde zijn hoofdpijn tot een dof gebonk. Langzaam werd hij weer zichzelf. Zelfs de vraag hoe hij bij dat meisje – Charley – in bed was beland, spoelde naar een klein hoekje van zijn geest. “Heb je een handdoek voor me?” vroeg hij wat beschaamd toen hij klaar was. Normaal had hij er niet zo’n moeite mee om naakt bij een aantrekkelijke jongen in de buurt te zijn, maar dit was niet normaal. Hij kreeg de klamme gebruikte handdoek. “De rest zit in de was,” zei Mark met een schuimende tandenborstel in zijn mond. “Geeft niet.” Arthur veegde het meeste water van zich af en bleef toen wat bedremmeld staan. Wat nu? De knul spoelde zijn mond en keek hem aan. “Was het wat? Charley kan nogal... dominant zijn.” Blozend zocht Arthur iets waar hij zijn blik op kon richten. Alles was goed, behalve Mark, die was veel te mooi. Wat voor antwoord moest hij geven om niet totaal voor joker te staan? De waarheid had zijn voorkeur, altijd, maar Mark zou hem uitlachen als hij toegaf het niet meer te weten. “Het was niks, hartstikke lazarus,” klonk de stem van het meisje. Ook zij liep de badkamer in, die nu wel erg vol begon te raken. Ze gaf Mark een kus op zijn mond en wrong zich toen langs Arthur naar het toilet. Die waarheid stak Arthur, wat hij hypocriet van zichzelf vond, want in haar plaats zou hij precies hetzelfde hebben gezegd. Hij probeerde te voorkomen dat ze hem aanraakte en schoof richting de deur; hij wilde geen getuige zijn van een plassend meisje. Een nonchalante hand op zijn linkerbil joeg zijn hart in zijn keel en aarzelend keek hij achterom, in Marks lachende bruine ogen. “Ik geloof niet dat het alleen door de drank kwam, Charley.” Arthur verliet haastig de badkamer en begon op Charleys kamer zijn kleren bij elkaar te zoeken. Haar korte rokje en veelkleurige naveltruitje verwarden hem. Hij moest wel heel ver heen geweest zijn om niet te zien dat ze een meisje was, in die kleren. 6
Een beweging trok zijn aandacht. Mark leunde naakt in de deuropening en bekeek hem met een geamuseerd lachje om zijn sensuele lippen. Haastig en daardoor onhandig trok Arthur zijn onderbroek en T-shirt aan. De geur van oud zweet en sigarettenrook prikkelde zijn neus. “Ze heeft wel iets jongensachtigs, hè?” Mark stapte de kamer in en hengelde met zijn voet een gebleekte, gescheurde broek onder het bureautje vandaan. “Ik denk dat ze dit aanhad.” Dat zou veel verklaren, zeker met het spijkerjasje dat aan een kastdeur bungelde erbij. “Ik geloof dat je gelijk hebt,” morde Arthur. Hij wisselde graag van onderwerp. “Wonen jullie hier samen?” “Met twee andere jongens, de gitarist en de drummer. Die liggen nog te maffen. Ik speel basgitaar, Charley zingt. Onze band heet Dead Beat.” Hij veegde trots een lok vochtig haar van zijn voorhoofd. Zijn haar was langer dan dat van Charley. Arthur wilde vragen wat voor soort muziek ze speelden, maar de posters van The Clash en Sid Vicious aan de muren van Charleys kamer zeiden wel genoeg. Hij wist niet veel van punk, vond het rotherrie, maar die namen kende hij wel. “Ik ga denk ik maar ’s.” Hij trok zijn spijkerbroek aan en zocht zijn sokken. Mark stapte verder de kamer in en zakte wijdbeens op de stoel met Arthurs jasje neer, zijn onderarmen op de rugleuning. “Ik had gelijk toch?” vroeg hij. “Je valt niet op meisjes. Of niet alleen.” Arthur vond zijn sokken verstopt in zijn All Stars en hij schoof ze geconcentreerd over zijn tenen. Mark aankijken durfde hij alweer niet, nu bevreesd dat zijn gezicht hem zou verraden. “Geeft niks hoor.” Mark kwam weer overeind en haalde ergens een pakje shag vandaan. Handig rolde hij een sigaret. Arthur kon niet anders dan toekijken en bleef stil. Deze jongen kon zelfs roken sexy maken. Zijn aansteker klikte en Mark inhaleerde diep. Tussen zijn lippen glipte de rook traag naar buiten, tot hij ontspannen uitblies. Arthur dacht aan de kus die Charley hem had gegeven. “Zijn 7
jullie... samen? Jij en Charley?” “Geweest.” Mark maakte een wegwerpgebaar. “We doen er hier niet zo ingewikkeld over. Iedereen moet doen waar hij zin in heeft.” Hij inhaleerde opnieuw en ging naast Arthur op het voeteneind van het bed zitten. “En ik heb best wel zin in jou.” Arthur hield zijn adem in en keek strak voor zich uit. De pijnstillers en het sinaasappelsap hadden hun werk wel gedaan, maar het onverwachte van de situatie doofde zijn lust voor die op kon laaien. Het onwelkome gevoel dat hij in de maling genomen werd drong zich aan hem op. Zodra hij toegaf, zou Mark hem uitlachen, roepen dat hij echt geen flikker was. Die ene keer op de politieschool, toen Jeroen hem had uitgedaagd en hem na hun climax had laten stikken, had er flink ingehakt. Maar Marks vrije hand zocht zich een weg onder zijn T-shirt en zijn lippen geurden naar tabak toen hij Arthurs kaak en wang kuste. “Je bent echt een mooie jongen,” fluisterde Mark hees in zijn oor. “Charley heeft smaak.” Arthur sloot zijn ogen en probeerde zich te ontspannen, te genieten van het moment, hoe onwerkelijk ook. Marks hand vond een tepel en de lippen namen pauze om nog een trekje te nemen van de sigaret. De beweging schudde Arthur een beetje wakker. “Ik kan beter gaan,” prevelde hij onwillig. Dat zou beter zijn, het werd allicht niks, met die kater. Toch hield een weerbarstig restje hoop hem op zijn plaats gelijmd. “Je bent toch niet bang voor me?” Mark schoot zijn peuk door het openstaande raam naar buiten en stroopte Arthur z’n T-shirt van het lijf. “Nee.” Integendeel, bijna. Zolang Mark het initiatief nam, zou die zich na afloop niet bedenken, zou hij Arthur niets kunnen verwijten. De bassistenvingers knoopten zijn broek open en bespeelden zijn erectie als een instrument. Arthur kreunde zachtjes en sloot zijn ogen, voelde hoe Mark tussen zijn benen knielde. Hij gluurde naar beneden en zijn pik werd nog harder. Er sprankelde verlangen in de bruine ogen, een begerigheid die zijn zelfvertrouwen een boost gaf. “Oh, doet ie het nou wel?” klonk Charleys stem. Zo te horen 8
vermaakte ze zich wel. “Moet mij weer overkomen, een ruige mee naar huis nemen.” Arthur sperde zijn ogen nu wijd open. Hij was het meisje glad vergeten en onder haar gefascineerde blik zakte zijn erectie in als een leeglopende ballon. “Ik kan maar beter gaan,” herhaalde hij, nog net zo onwillig. Mark keek hem van tussen zijn benen schattend aan en knikte toen, zonder een spoor van teleurstelling. “Ik zal je bij de bushalte afzetten.” Hij knoopte attent Arthurs broek weer dicht en liep toen de kamer uit, hopelijk om zich te gaan aankleden. Arthur kreunde. Wat een afgang! “Maffe vogel ben je, zeg,” vond Charley met een zweem van bewondering in haar stem. Zwijgend trok Arthur zijn T-shirt weer aan en toen eindelijk zijn gympies. “Sorry dat ik je nacht verpest heb,” mompelde hij. Hij durfde het blote meisje niet goed aan te kijken en voelde zich net zo’n klungel als bij zijn ontmaagding. “Geeft niks, joh. Peace.” Ze stak haar wijs- en middelvinger in de lucht en liet zich toen op bed vallen. Arthur griste zijn jasje naar zich toe en liep het halletje in, de trap af, om buiten op Mark te wachten. Hij had frisse lucht nodig. Hopelijk bleven de drummer en de gitarist nog even pitten. Op weg naar de voordeur passeerde hij de keuken. Aan de hoge stapels vuile vaat en de nog hogere stapels pizzadozen kon je duidelijk zien dat hier alleen jongeren woonden. Hij rilde van afschuw, maar tegelijk was hij jaloers op hun losse omgang met elkaar en met zichzelf, het gebrek aan schaamte, het lang-levede-lolgevoel dat ze met elke blik, elk glimlachje uitdrukten. Het paste niet bij hem, maar op dat moment wilde hij van wel. Soms zag hij zichzelf als zijn eerste vriendje, Frederico the Great: een jongleur die veel te veel ballen in de lucht probeerde te houden, wetend dat als er eentje viel, alles in elkaar zou donderen. Wat zou hij graag eens kunnen ontspannen, al was het maar even. Gewoon overal lak aan hebben. Hij weet de melancholie aan de kater en stapte naar buiten. Niet veel later kwam Mark aangeknetterd op een crossbrommer. Zijn haar krulde onder de helm uit over de kraag van zijn leren jasje en de spijkerbroek vol scheuren zat zo strak dat 9
Arthur het plots overvloedige speeksel weg moest slikken. Diep in zijn onderbuik bonkte zijn hartslag. Mark gaf hem een helm en voorzichtig klom Arthur op de brommer. Onverwacht brutaal legde hij zijn handen onder het leren jasje op de naakte huid van Marks buik. Plagerig streelde hij het streepje haar dat in de jeans verdween. De geur van het leer en de helm maakten hem duizelig en terwijl Mark optrok, probeerde hij nog dichter tegen de punker aan te kruipen. Nog terwijl hij zich afvroeg of hij het wel zou durven, gleed zijn hand al over het goedgevulde kruis van de spijkerbroek. Hij hoopte maar dat niemand op hen lette, want het was wel erg spannend om te doen. Hij kon de contouren van Marks stijve zo goed voelen dat hij vermoedde dat de basgitarist geen onderbroek droeg. “Ik had naast jou wakker willen worden,” vertrouwde hij de rug toe en hij wist zeker dat Mark hem niet kon horen boven het lawaai van de brommer uit. “Waarom lag jij niet naast me...” Hoewel, met al die drank in zijn lijf had het weinig verschil gemaakt. Handig laveerde Mark tussen het verkeer door en Arthur droomde weg over wat had moeten zijn. Veel te snel naar zijn smaak stopte de brommer bij een leeg bushokje. De motor sloeg af en ineens was het stil. Geen van beiden maakte aanstalten om af te stappen. Arthur staakte zijn strelingen niet, dapperder nu Charley ver weg was. Traag zette Mark zijn helm af en hij keek over zijn schouder met een vage glimlach om zijn lippen. Arthur glimlachte terug, besefte dat dat niet zichtbaar was achter het vizier en wrikte de helm van zijn hoofd. “Hé, mooie jongen,” zei Mark zacht en zwoel. Arthur liet zich van de brommer glijden en volgde met zijn blik de spieren van Marks dijen en achterwerk toen die afstapte. Een moment stonden ze bewegingloos tegenover elkaar. Toen kuste Arthur gretig die heerlijke lippen. Hij kende hier niemand, het kon hem niet schelen wie hem zag. Mark kuste terug, lang en hevig. De shag maakte de zoen kruidig en het stond Arthur minder tegen dan de smerige filtersigaretten die de meeste anderen rookten. Of was dat de 10
leergeur die tussen hun tongen tot smaak werd gezoend? Het wond hem hoe dan ook genadeloos op en hij duwde zich dicht tegen Mark aan. Net had Arthur besloten om weer achterop de brommer te springen en het in bed af te maken, Charley of geen Charley, toen het naderende geronk van de stadsbus hen weer uit elkaar dreef. Mark herstelde zich sneller. “Kom je een keer kijken naar een optreden?” Hij viste een kopietje van een aanplakbiljet uit zijn jasje en drukte het in Arthurs hand. “Ik zou het echt gers vinden als je kwam.” Arthur liet zijn blik over de datum en plaats glijden en knikte. “Ik kom kijken.” Hij stopte het papier weg in zijn portefeuille en wilde nog een afscheidskus delen, maar Mark zat alweer op zijn brommer. Nog voor de bus tot stilstand was gekomen en de deuren sissend openden, was de punker om de hoek verdwenen. Zonder Mark in de buurt kwam zijn kater op volle kracht terug. Somber stapte Arthur de bus in. Bijna vergat hij een kaartje te kopen, gewend aan gratis reizen in zijn uniform. Hij zakte op een van de vrije zitplaatsen neer. Tegenover hem lag een krant, waarschijnlijk achtergelaten door een haastige forens. Hij pakte het dagblad en worstelde met de veel te grote pagina’s op zoek naar tijdverdrijf. De bus trok op. Nog voor hij de strips had gevonden, struikelde zijn blik over een kop met ‘homo’ erin. Het bloed trok uit zijn gezicht weg en zijn hoofdpijn bonkte op volle sterkte toen hij de hele kop las. Nieuwe “homo-ziekte” eist eerste slachtoffer. Zijn ogen vlogen over de regels, maar hij nam niks in zich op. Gefrustreerd en bang begon hij opnieuw, trager nu. Een homoseksuele man was een paar weken eerder overleden aan een rare combinatie van ziekten en ze hadden daar gisteren een symposium over gehouden. Was dat niet erg snel? Niet dat hij wist was een symposium was, maar het klonk best ernstig. Hij las verder op het ritme van zijn bonkende hoofdpijn. Virussen, huidkanker, gestoorde weerstand, het werd alleen maar erger. En steeds weer benadrukken dat het vooral om homo’s ging, homo’s met veel verschillende seksuele contacten. Wat noemden zij veel? Tien per week? Tien per maand? Per jaar? 11
Met een ongemakkelijk gevoel probeerde Arthur zich zijn uitspattingen van het afgelopen jaar voor de geest te halen. Het was niet elke week raak, maar toch wel regelmatig. Drie per maand, misschien? Gemiddeld dan. Was dat veel? Hij wist dat er in Amsterdam mannen waren die de vijfentwintig per week makkelijk haalden, wat Arthur zich niet kon voorstellen. Daar kreeg je toch een beurse pik van? Had hij risico’s genomen? Een condoom gebruikte hij allang niet meer, ondanks zijn voornemen een tijd geleden. Bijna iedereen die hij had leren kennen tijdens het uitgaan zat maandelijks bij de poli van de GGD. Gonorroe of syfilis was je zo weer vanaf, niemand keek er gek van op. Zelf had hij pas één keer prijs gehad, dus waarom moeilijk doen? Zonder kapotje was het toch ook veel lekkerder. Condooms waren voor hetero’s. Gespannen las hij door. Het virus zat in speeksel, zaad en urine. Zoenen was dus ook al link? Hij kreunde. Dat aantal lag veel hoger dan drie per maand. Met een gesmoorde vloek smeet hij de krant van zich af. Hij drukte zijn handpalmen tegen zijn ogen, net zo lang tot hij sterretjes zag, maar tussen het kleurige vuurwerk glipten de krantenletters. Afweersysteem, stond er duidelijk op zijn netvlies. Sinaasappelsap en vitaminepillen dus. Drugs gebruikte hij al niet, maar nu was drank ook uit den boze, dat tastte je weerstand aan. Niet zoenen, niet slikken tijdens het pijpen. Was neuken nog veilig? Er zou niemand in hem klaarkomen, dus misschien wel. Toch beter van niet, voor de zekerheid. Wat zou zijn leven saai worden. Was hij nou toch maar met Mark naar bed gegaan, dan had hij nog een leuke laatste keer gehad. “Hé knul,” riep de chauffeur door de bus. “Moet jij er hier niet uit?” Arthur keek om zich heen, maar hij was de enige die aan de omschrijving ‘knul’ voldeed. Hij blikte naar buiten en herkende de huizen. Snel – té snel, vond zijn hoofd – stond hij op. Na een korte aarzeling griste hij de pagina met het artikel mee voor hij naar buiten stapte. Hij stak zijn hand op naar de buschauffeur en begon te lopen. De krantenpagina knisperde. 12
Arthur stond stil en begon zo netjes mogelijk het artikel uit te scheuren. Door de wijk lopen met een dubbele krantenpagina in je hand trok de aandacht en er hadden wel weer genoeg mensen naar hem staan kijken vanochtend. Het lukte niet helemaal, het hoekje van de derde kolom viel weg, maar daar stond toch niks interessants in. Hij gooide de rest van de krant in een vuilnisbak en stopte het opgevouwen artikel in zijn kontzak. Piekerend liep hij verder. Er was een Nederlandse homo dood. In Amerika hadden er al tweehonderd het loodje gelegd. Zou dat in Nederland ook gaan gebeuren? Alle homo’s met de pootjes omhoog. Er zouden een hoop mensen zijn die daar absoluut niet om zouden rouwen. Zijn broer Jelmer, om te beginnen. Zou diens afkeer zo ver gaan dat hij zijn broertje dood zou wensen? Helemaal zeker weten dat Arthur homo was, deed hij nog niet. Waarschijnlijk dacht die zakkenwasser nog steeds dat het wel te genezen was. Aan de overkant van de straat stond een kraam met uitbundig oranje sinaasappelen en ander fruit voor de etalage van een groenteboer. Arthur besloot meteen maar een kilo perssinaasappelen te gaan halen, en een netje mandarijntjes. Daarna vroeg hij zich af of de citrusvruchten wel genoeg zouden zijn. Hij kon beter nog een potje vitaminepillen kopen, en wat aspirine want die hoofdpijn ging ook maar niet over. Op weg naar de drogist liep hij langs een kantoorboekhandeltje. Buiten stond een rek met kranten en hij dacht aan alle mensen die het artikel zouden lezen, die zouden denken dat dat soort smeerpijperij zichzelf wel oploste op deze manier. Mensen die bang zouden worden van homo’s, bang om ook besmet te raken, te sterven zoals die ene man in het ziekenhuis. Hij merkte dat hij zijn pas versnelde en riep zichzelf tot de orde. Zo’n vaart zou het heus niet lopen. Er gingen wel vaker mensen dood aan een erge ziekte. Hepatitis B was niet leuk om te krijgen, tbc kon ook je einde betekenen. Hij kromp niet in elkaar bij elke kuch. Waarom nu dan wel? Omdat er een homo aan was overleden? Grimmig duwde hij de deur van de drogisterij open. De angst had hem al veel te lang in zijn greep, al sinds hij ontdekte dat hij op jongens viel. Bang zijn voor een ziekte waar artsen amper wat 13
over wisten, ging hem te ver. Het was vast allemaal opgeblazen door de krant om de flikkers weer in het verdomhoekje te trappen. Als een overwinnaar rekende hij zijn pillen af. Zijn passen veerden toen hij naar huis liep. De weduwe bij wie hij een kamer huurde was al lang wakker. Het liep inmiddels tegen elf uur en ze zat in haar eiken leunstoel bij het raam. Ondanks het warme weer lag er een geruite deken over haar benen. “Goedemorgen, mevrouw Van Soeren. Hebt u misschien zin in een mandarijntje?” Arthur hield het netje vragend omhoog. “Dat is erg vriendelijk van je, jongeman,” zei ze met haar zachte stem. Weduwe Van Soeren deed hem aan zijn grootmoeder van moeders kant denken, met haar grijze haar dat elke donderdag door een thuiskapper in de krul werd gezet, en haar gerimpelde, zijdezachte huid. Die gelijkenis had deels meegespeeld in zijn beslissing hier voorlopig te komen wonen. Dat ze de huur met twaalf gulden per maand verlaagde omdat ze graag een politieman in huis had, hielp ook wel. De oude dame had reuma en woonde uitsluitend gelijkvloers; de trap beklimmen vergde te veel van haar ontstoken gewrichten, wat Arthur een soort van vrijheid schonk. De Turkse man aan de overkant van de gang liet zich zelden zien en Arthur maakte zich geen zorgen meer over los geld of zijn dagboek als hij niet thuis was. In de kleine keuken smeerde hij een boterham voor zichzelf en pelde hij drie mandarijntjes, twee voor zichzelf en eentje voor de weduwe. Hij perste een paar sinaasappelen uit en schudde een rode vitaminepil uit het potje. Echt niet dat hij ziek zou worden. “Dank je wel,” zei de weduwe vriendelijk toen hij haar een papieren servetje met de gepelde vrucht gaf. Hopelijk maakte het zijn afwezigheid vannacht een beetje goed. Ze had hem al eerder laten merken dat ze het afkeurde, maar het was altijd nog beter dan zijn eennachtsvlinders ’s ochtends onder het toeziend oog van de weduwe te laten vertrekken. Dan zou hij waarschijnlijk meteen zijn biezen kunnen pakken, agent of niet. 14
Hij was niet de enige met dat probleem, herinnerde hij zich terwijl hij de smalle trap met de versleten loper op liep. Een tijdje terug had hij met een blonde knul een goedkope hotelkamer geboekt omdat geen van beiden de ander mee naar huis wilde nemen. Achteraf gezien had Arthur gewoon alleen naar huis moeten gaan, maar hij was geil van het dansen en de mooie jongens en snakte zo naar de ontlading dat het hem niet uitmaakte, als hij maar kon neuken. De volgende ochtend voelde hij zich zowel hoer als hoerenloper. Drie weken lang was hij ’s avonds thuisgebleven, tot de drang sterker werd dan de afkeer. Zijn kamer onder het schuine dak begon al behoorlijk warm te worden in de meizon. Hij zette zijn ontbijt op het bureautje om het raam open te zetten. Verkeersgeruis dwarrelde zijn kamer binnen. De duplexwoningen aan de overkant van de straat waren stil. Iedereen was naar zijn werk, ook zijn Turkse medehuurder, die in de havens werkte. Het voelde alsof hij spijbelde, wat hij prettig vond. Het paste bij het gevoel dat hij zijn leven weer in eigen hand had, voor zolang het duurde. Hij nam een grote hap van zijn boterham met pindakaas en ging kauwend op bed zitten. Het krantenartikel knisperde in zijn broekzak en hij stond weer op, haalde het tevoorschijn. Voor het zijn humeur weer kon verpesten, legde hij het ondersteboven op het bureau. Later zou hij het wel in zijn dagboek stoppen, misschien zijn twijfels aan het papier toevertrouwen. Nu nog niet. Hij spoelde de kleffe happen brood en de vitaminepil weg met sinaasappelsap. Zijn weerstand verhoogde bijna voelbaar en zelfs zijn hoofdpijn verdween zonder dat hij een pijnstiller hoefde te slikken. Energiek begon hij zich uit te kleden. Zijn kleren stonken naar rook en zweet en moesten nodig in de was. Toen hij zijn T-shirt over zijn hoofd trok, drong een vleugje Mark zijn neus binnen. Driemaal was scheepsrecht, vond hij. Eens kijken of hij in zijn eentje wel klaar kon komen. Geen meisjes in de buurt om het te verpesten, en de kans dat de weduwe ineens in de deuropening zou staan was nihil. 15
Hij ging naakt op bed liggen en dacht aan wat er had kunnen gebeuren als hij zich niet als een onzekere puber door die punkmeid had laten wegjagen. Het was zo goed begonnen; zou het ook zo goed geëindigd zijn? Zijn gloeiende brein vond van wel en hij bewerkte enthousiast zijn stijve lid. Zijn zachte kreunen werden overstemd door het schelle gerinkel van de telefoon beneden in de hal. Met een gefrustreerde zucht liet hij zijn pik los en hij wachtte tot de weduwe zou opnemen. Drie rinkels, vier rinkels, stilte. Toen: “Arthur? Er is telefoon voor je.” “Ik kom eraan!” riep hij terug. Haastig trok hij een broek en een T-shirt aan. Op blote voeten bolderde hij de trap af en voorzichtig nam hij de hoorn uit de reumatische vingers van de weduwe. “Met Arthur Hartman,” zei hij terwijl hij toekeek hoe zijn hospita weer naar de woonkamer schuifelde. “Dag jongen,” klonk de breekbare stem van zijn moeder. “Hoe gaat het met je?” “Goed,” antwoordde Arthur, lichtelijk op zijn hoede. Zijn moeder belde al maanden niet meer zomaar; deels omdat hij vaak niet thuis was vanwege zijn wisselende werktijden, deels omdat het gesprek meestal na de opening al stokte. Hij had zijn moeder uitgelegd dat hij wel zou bellen als er iets was en daar was ze mee akkoord gegaan. “Ik wilde je laten weten dat je vader en ik net terug zijn uit het ziekenhuis. Hij had last van pijn op de borst en kortademigheid.” Arthur kneep zijn ogen even dicht. “En nu?” vroeg hij toen. “De artsen konden niets vinden. Over een poosje moet hij nog eens op controle, maar het is waarschijnlijk niets ernstigs. Je hoeft je nergens zorgen om te maken.” “Dat is fijn om te horen. Hij zal zich wel te druk hebben gemaakt.” Een visioen zwom zijn blikveld binnen: zijn vader in een ziekenhuisbed met allerlei slangetjes in zijn lijf, en hijzelf ernaast, zoekend naar woorden om hem op zijn sterfbed te vertellen dat zijn jongste zoon een nicht was. Als er nog een restje zin was geweest om zijn handwerk van net af te maken, 16
was dat nu verdwenen. “Dat zei Jelmer ook al. Hij laat zijn groeten overbrengen. Hij vroeg zich af hoe het met je gaat.” Arthur wist nog net een minachtende snuif binnen te houden. Zijn moeder had geen idee hoe haar twee zoons echt met elkaar omgingen, en Arthur liet het zo. Haar gezondheid was al fragiel genoeg zonder dat ze wist dat Jelmer en Arthur op voet van koude oorlog met elkaar leefden. Jelmers interesse was of geveinsd, of een subtiele verwijzing naar het vermoeden over Arthurs geaardheid. “Alles gaat zijn gangetje hier. Druk op het bureau. Vandaag heb ik vrij en ik moet hoognodig mijn kamer schoonmaken, dat schiet er steeds maar bij in. Gaat het met hem ook goed? En met...” Hij probeerde de naam van Jelmers huidige scharrel uit zijn gaterige geheugen op te diepen. “...zijn meisje,” zei hij uiteindelijk. “Ach, weet je dat nog niet? Ze hebben hun verkering verbroken. Jammer hoor. Het was een leuk kind. Een beetje stil, maar heel degelijk.” Net zoals zijn vorige vriendinnen. Het was inmiddels duidelijk dat Jelmer op zoek was naar een jongere versie van zijn moeder, gedwee en gehoorzaam. Waarschijnlijk had zijn ex-vriendin hem een keer te veel tegengesproken en had Jelmer haar daarom aan de kant gezet. “Dat is jammer. Misschien heeft hij nu meer tijd om promotie te gaan maken.” Arthurs lippen krulden zich in een valse grijns. Zijn moeder zou deze woorden letterlijk aan Jelmer doorgeven, zonder de lading te begrijpen. De goede baan die Jelmer in het vooruitzicht was gesteld op de hogeschool liet nog steeds op zich wachten. In de huidige economische crisis had niemand geld over voor nog een econoom. Des te meer voor politie, want met de werkloosheid steeg ook de kleine criminaliteit. “We zullen het moeten afwachten. Hij vindt vast gauw iets beters.” “Laten we het hopen.” Vertraagde promotie was een ding, een werkloze Jelmer wenste hij zijn arme moeder niet toe. Hij liep nu al de deur van het ouderlijk huis plat. Zijn veeleisende vader vroeg al genoeg van haar en ze had haar rust echt nodig, zeker 17
na die longontsteking van afgelopen winter. “Nou jongen, dan ga ik maar weer aan de slag.” Vrijdag ramenlappen, herinnerde Arthur zich. “Dag moeder. Fijn dat u gebeld heeft. Brengt u mijn beterschapswensen over aan vader?” Hij wist dat hij zelf langs moest gaan, maar kon zich er niet toe zetten het te beloven. Stel je voor dat zijn vader of Jelmer het stuk in de krant hadden gelezen en erover praatten waar Arthur bij was. Zou hij dan zijn mond kunnen houden? Hij ging later wel een keer, als het was weggezakt. “Dat zal ik doen, jongen. En vergeet je niet een beetje te genieten van het leven? Er is meer dan alleen werk.” Arthur dacht aan Mark. “Nee, moeder. Ik zal het niet vergeten. Dag.” Hij hing de hoorn terug op het toestel. Die nacht kwam hij moeilijk in slaap. Hij draaide en woelde, trapte de lakens van zich af omdat het te warm was en trok ze dan weer over zich heen omdat hij begon te rillen. Hoe meer hij tegen zichzelf zei dat hij zich niet moest aanstellen, des te duidelijker zag hij de krantenkop voor zich. Homo-ziekte. Hij kwam overeind en knipte zijn bedlampje aan. Terwijl zijn ogen aan het licht wenden, schuifelde hij naar zijn bureau. Het hout van de stoelzitting was koel aan zijn dijbenen en hij huiverde. Traag schoof Arthur de bureaulade met zijn dagboek open. Hij schreef nog maar weinig in het dikke groen-metzwartgewolkte schrift. Voorheen hield hij bij hoe zijn nachten met de achternaamlozen verliepen, maar daar was hij mee opgehouden toen hij merkte dat hij in feite alleen maar klaagde over hoe onbevredigend het was, hoe vervelend het wakker worden. Dingen die op het bureau of buiten op straat gebeurden, wilde hij niet mee naar huis nemen. Het was geen groot menselijk leed dat hij tegenkwam, geen bloederige moorden of spannende bankovervallen, maar het bleef werk en dat hoorde op het bureau thuis. Dit niet. Dit krantenartikel wilde hij niet mee naar zijn werk nemen en het risico lopen dat iemand vroeg waar hij over 18
inzat. Joachim, zijn mentor, zou dat niet doen, die was net zo op zichzelf als Arthur, maar hij had meer collega’s en die zaten wel regelmatig om een praatje verlegen, vooral tijdens saaie nachtdiensten. Hij keek op zijn horloge voor de datum. Het was net na middernacht. 15 mei 1982 In Amerika hebben ze een nieuwe ziekte waar honderden homo’s aan doodgaan en nu is het ook in Nederland. Pas één slachtoffer, maar ze denken dat het daar niet bij blijft. Ik vind het maar raar. Moet ik nu ineens gaan oppassen omdat ik ook homo ben? Ze zeggen dat mannen met veel seksuele contacten risico lopen, en mannen die drugs gebruiken. Dat doe ik dus al niet, hoewel er wel in sommige disco’s flink cocaïne gesnoven wordt. Maar dat gebeurt ook in gewone disco’s. Volgens mij is het gewoon een manier om homo’s in een kwaad daglicht te stellen of zo. Misschien zijn er in Amerika wel duizend hetero’s doodgegaan aan dezelfde ziekte, maar noemen ze alleen de homo’s. Mensen zijn zeker bang dat we ineens als normaal worden gezien en zoeken een stok om ons terug de kast in te meppen. Toch is het een eng idee. Ik hoop maar dat sinaasappelsap en vitaminepillen gaan helpen. Ik heb geen zin om in een ziekenhuisbed te creperen en dan als krantenberichtje te eindigen: weer een homo dood, hoezee! Arthur legde zijn pen neer en las het krantenartikel nog eens. Misschien moest hij morgenochtend in de bibliotheek kijken of hij iets nuttigs kon vinden over die virussen. Zorgvuldig plakte hij het krantenbericht in zijn dagboek. Hij sloeg het schrift dicht en legde het terug in de lade, samen met zijn gepieker. Nu kon hij eindelijk slapen. 19
De volgende ochtend werd hij rijkelijk laat maar uitgerust wakker. Na het ontbijt, aangevuld met mandarijntjes en sinaasappelsap, begon hij eerst zijn kamer schoon te maken. Hij verzamelde eindelijk zijn stinkende kleren en gooide ze in de wasmand. Zijn spijkerbroek plofte zwaar op zijn T-shirt en hij viste zijn portefeuille uit de achterzak. Nogal stom om die mee te wassen. Er stak een stuk gekleurd papier tussen de bonnetjes uit. Oh ja. Marks bandje. Aanstaande zaterdag, in een honk ergens buiten het centrum. Zou hij gaan? Hij had het beloofd, maar hij zou zich lullig voelen om Charley weer onder ogen te komen. Peinzend prikte hij de aankondiging op zijn prikbord, naast de kerstkaart van Koen – zijn beste vriend en kamergenoot op de politieschool – en de bioscoopkaartjes van de afgelopen maanden. Meestal ging hij alleen naar de cinema, net zoals hij meestal alleen ging dansen. Hij kende wel mensen, maar hij kwam en ging in zijn eentje, trok zijn eigen plan. Neuriënd verschoonde hij zijn bed, stofzuigde de bruingrijze vloerbedekking. De wasmachine wiste elk spoortje van gisteravond uit en hij hing zijn kleren zorgvuldig aan de lijn buiten. Na de lunch trok hij zijn uniform aan. De werktijden waren best wennen geweest, de ploegendiensten en wisselende roosters, maar nu vond hij het fijn. Elke periode had zijn eigen charmes en hij had geen voorkeur voor ochtend-, middag- of nachtdienst. Hij greep zijn werktijden ook graag aan om zijn gebrek aan een sociaal leven te rechtvaardigen. Meestal niet terecht – ook agenten konden prima een privéleven hebben – maar dat wisten zijn ouders niet. Opgewekt stapte hij op de bus naar zijn werk. Het was nog steeds prachtig weer, wat zijn humeur nog verder opvijzelde, en hij floot The lion sleeps tonight terwijl hij zich over de Willemsbrug naar Rotterdam-Zuid en verder naar Ridderkerk liet brengen. Toch lekker dat hij de auto kon laten staan, de benzine was hartstikke duur. Eenmaal op het bureau beantwoordde Joachim de Beer Arthurs groet – zoals altijd – bedaard. Geen vragen over hoe zijn vrije dag geweest was, geen grapjes over katers en al helemaal 20
geen toespelingen op vrouwelijk schoon. Heerlijk rustig, dat gebrek aan bemoeizucht. Met goede zin begon Arthur aan de dossiers die donderdag waren blijven liggen. Vanavond surveilleren, nu het papierwerk. Verbaasd stelde hij vast dat hij zich voelde alsof hij iets had overwonnen. Hij wierp een blik op Joachim tegenover hem en overwoog serieus om hem te vertellen dat hij op jongens viel. Dat zou Joachim vast niet uitmaken. Maar wie weet had zijn collega dat krantenartikel ook wel gelezen, of het op het nieuws gezien, en zou hij bang worden dat Arthur besmet was. Beter om nog te wachten, zien hoe die rare ziekte zich verder zou verspreiden, voor hij de stap zette. Het zou jammer zijn als Joachim ineens bang voor hem werd. Wat verward door zijn eigen redenering boog Arthur zich over een handgeschreven proces-verbaal dat hij moest uittikken op de Remington. Zo gauw werden politiemannen toch niet bang, probeerde zijn onderbewustzijn nog, maar hij had er geen zin meer in. Het ging al maanden goed zo, het kwam later wel een keer. Het had verder niks met zijn werk te maken, toch? Hij deed goed zijn best, dat vond Joachim ook. Om dat te onderstrepen, werkte Arthur zich als een razende door de processen-verbaal heen. De surveillance was weinig verheffend; een stel opgeschoten punkpubers daagden hun gezag uit en kregen een koekje van eigen deeg. De jongen met het groenste haar mocht een mooi poosje met handboeien om aan een verkeersbord vastzitten, tot hij doorkreeg dat er met ‘de juten’ niet te spotten viel. Het veelkleurige haar herinnerde Arthur aan Marks optreden. “Heb jij er problemen mee als ik mijn dienst volgende week zaterdag naar de ochtend verschuif?” vroeg hij zijn collega. Joachim stak nadenkend zijn boeien weer weg en schudde zijn hoofd. “Nee, ik geloof het niet.” Typisch Joachim, niet vragen waarom. Wel gek dat Arthur zich bijna gedwongen voelde om alsnog een verklaring af te leggen, maar hij deed het niet. “Tof, dank je wel.” Joachim knikte hem toe en samen liepen ze verder. *** 21
Zaterdag had hij spijt. Na twee diensten achter elkaar met slechts een paar uur onrustige slaap in een te warme slaapkamer had hij weinig energie over voor een concert. Maar hij ging wel, omdat hij het beloofd had. Omdat hij Mark wilde zien. Een poosje stond hij te dubben voor zijn kleerkast. Hij wist weinig van punkers. Felgekleurde hanenkammen, leer en chroom, verder kwam hij niet. Daar baalde hij van. Hij wilde niet opvallen straks, en hij wilde moeite doen voor Mark, en dat Mark dat wist. Uiteindelijk koos hij voor zijn spijkerbroek met bijpassend jasje en een zwart T-shirt. Scheuren maken vond hij zonde, maar in de naaidoos van de weduwe lagen veiligheidsspelden die hij door zijn broek jaste. Met wat zeep kamde hij zijn haren omhoog. In de stadsbus probeerde hij de blikken van de andere passagiers te negeren. Vreemd hoe alles wat niet in het stramien paste met argwaan bekeken werd. Zo woest zag hij er niet uit, maar door zijn haar en de veiligheidsspelden meenden zij te weten dat hij zich aan geen enkele regel wenste te houden. Toen hij uitstapte, zag hij twee jongens met bespijkerde jasjes lopen en hij besloot hen te volgen. Hij mocht dan in Rotterdam wonen, de straten van Ridderkerk kende hij een stuk beter. Goed gegokt, bleek al snel. Scheurende gitaren en ongezond hard gedrum verraadden de locatie van de ‘concertzaal’. De dichtgetimmerde ramen en de deur waren versierd met veelkleurige graffiti. Hij kon de letters niet lezen, zoals gewoonlijk met dit soort straatkunst, maar het straalde een bepaalde vrijheid uit die goed bij Mark en Charley paste. Toen hij naar binnen stapte, overspoelden het geluid en de sigarettenrook hem, waardoor hij een moment gedesoriënteerd raakte. Achter hem riep iemand hard “Hé!” en hij draaide zich om. Een meisje met wel vijf topjes in verschillende kleuren over elkaar aan zat achter een tafeltje met een rol kaartjes en een geldkistje. Arthur betaalde haar twee vijftig en kreeg een kaartje. Ze namen het wel serieus, zeg, voor een amateur punkconcert. Hij liep verder, de zaal in. Het was behoorlijk druk, maar niet stampvol. Er stond een hem onbekende band ‘muziek’ te maken en hij hoopte dat Mark straks nog moest spelen. Hij probeerde 22
nonchalant te doen, alsof dit zijn honderdste optreden al was, maar zijn schouders en buikspieren voelden gespannen aan. Een biertje zou dat wel oplossen en hij baande zich een weg naar de bar. Terwijl hij wachtte, zag hij een groepje punkers van wie de jongen met de grote mond en het vuilgroene punkhaar hem bekend voorkwam. Blijkbaar hadden ze de les geleerd en was uitgaan in Rotterdam te prefereren boven juutjes pesten. De vage angst dat hij herkend zou worden nestelde zich achter zijn borstbeen en hij wendde zijn rug naar het stel toe. Met zijn glas bier in de hand leunde hij tegen de bar, kijkend, glurend eigenlijk. Ze mochten niet weten dat hij nooit eerder een punkconcert had bezocht. Het was een bekend gevoel. Een paar jaar geleden mochten ze ook niet weten dat hij voor het eerst in Hermes, een homodisco voor jongeren, was. Net als toen leerde hij in een paar minuten heel wat bij. Zijn kennis van de punkstijl vertienvoudigde. De meest aparte combinaties van tijgerprint en netkousen, gekleurde veters en gekleurde haren stuiterden rond. Ze sprongen hard tegen elkaar op en Arthur vreesde het moment dat de veiligheidsspelden die door oorlellen en onderlippen waren geprikt zouden losscheuren. Noemden ze dit dansen? Ongenadig wild met je hoofd schudden of stuiterbal spelen, of allebei. Sommigen leken hun eigen ritme te bepalen, alsof de muziek niet bestond. Arthur hield van dansen, kon het ook goed – Rien had hem op de politieschool Foxtrot gedoopt en die naam was terecht blijven hangen – maar hier waagde hij zich niet aan. Ook niet aan de joint waar iemand hem een hijs van aanbood. Het was minder erg dan coke, maar het bleef een drug dus hij schudde beslist zijn hoofd. De muziek stopte en de stilte werd opgevuld met applaus en gejoel. De bandleden namen afscheid van hun publiek en pakten hun biezen. In de pauze tussen de muziek ontstond er een run op de bar en Arthur maakte zich uit de voeten om niet in de verdrukking te komen. Hij vond een plekje achterin tegen de muur. Muurbloempje. Niks voor hem. Eigenlijk wilde hij naar huis. Al snel begon de herrie opnieuw. 23
Hij herkende Charley het eerst, aan haar rode krullen. Ze krijste onverstaanbare woorden in de microfoon, haar haren getoupeerd en haar gezicht zwaar opgemaakt. Totaal niet jongensachtig meer, hoewel Arthur haar blote blokjesbuik nog best aantrekkelijk vond, gekaderd tussen het te korte haltertopje en de strakke broek met schotse ruiten. Mark droeg een leren vest, een spijkerbroek die vooral uit gaten bestond, en leren motorlaarzen. Toen hij uitzinnig de basgitaar boven zijn hoofd hief, zag Arthur dat hij onder zijn spijkerbroek niets aan had. Over aantrekkelijk gesproken... Hij kreeg een droge mond en ging nog een pilsje halen. Na vijf bier begon de muziek wat draaglijker te worden en was het niet meer een constante herhaling van drie akkoorden. Charley kon nog steeds niet zingen, maar dat hoorde er blijkbaar bij. Ergens was het mooi om te zien hoe ze totaal opgingen in de muziek, zowel de bandleden als het publiek. Hij zag genot op de gezichten, een genot dat hij zelf ook goed kende als hij naar Aretha of Chet luisterde. Hij begreep niet hoe mensen dat bij deze herrie konden voelen, maar hij accepteerde het nu. Na een zesde biertje begon zijn hoofd mee te bewegen, drong hij zich zelfs in de springende massa om echt het gevoel van een punkconcert mee te maken. Mark had zijn vest uitgetrokken en stond met ontbloot bovenlijf de basgitaar te bevredigen. Op dat moment had Arthur best die basgitaar willen zijn. Hij was zo mooi, Mark, met zijn golvende bruine haar en het laagje zweet op zijn naakte torso. Arthur wilde het er allemaal aflikken, elk druppeltje zweet uit zijn okselhaar zuigen, en dan over zijn borst en navel naar beneden, via het strookje donkere krulletjes naar zijn dikke, ietwat kromme pik. En toen zag Mark hem. Ondanks de felle lichten die op het podium gericht stonden, ondanks de drom punkers tussen hen in. Hij zag Arthur en hij trok zijn ene mondhoek op tot een scheve, ondeugende grijns. Arthur hief zijn halfvolle bierglas en nam een grote slok. Meer dan een rukje met zijn kin gaf Mark niet, maar Arthur wist dat de jongen het volgende lied alleen voor hem speelde. 24
Hij probeerde met de punkers mee te doen, moest nog wennen aan de bewegingen, maar hij wilde dat Mark naar hem bleef kijken en hield vol. Zonder dat hij gemerkt had hoe, stond hij ineens vooraan bij het podium. Nu zag Charley hem ook en ze knipoogde naar hem terwijl hij met elke abrupte hoofdbeweging duizeliger werd. Maar hij lachte, stak zijn armen in de lucht en brulde mee met het oersimpele refrein. Later stonden ze voor zijn neus, zonder gitaar en microfoon. “Hoe vond je het?” riep Charley opgewonden – en hees. “Heel bijzonder,” antwoordde Arthur naar waarheid. Zijn armen kriebelden en wilden zich om Mark heenslaan, zijn mond kon niet wachten tot de eerste kus, en zijn pik... Mark weerspiegelde Arthurs grijns, alsof hij hetzelfde dacht. “Drinken?” vroeg de basgitarist. “Brommer?” vroeg Arthur. Mark keek om zich heen, leek zijn maten te zoeken, tot Charley hem aanstootte. “Ga nou,” zei ze met een glimlach. “Dan hou je eindelijk je bek een keer. Wij brengen je spullen wel naar huis.” Arthurs hart maakte een huppeltje. Wat Charley zei, moest toch wel betekenen dat Mark het over hem had gehad? “Brommer dan maar.” Opgewonden liep Arthur achter Mark aan. Ook aan de achterkant van diens broek zaten goedgeplaatste scheuren en Arthur kon amper wachten. Mark was zo mooi, zo begeerlijk. En hij wilde. Het was verrukkelijk om gewild te zijn door zo iemand. Totaal niet te vergelijken met de jongens in Diablo, die hij opwond met zijn dansen, die hij uitdaagde tot ze naar hem toekwamen en hij er eentje kon uitkiezen. Nu zou de ochtend geen grauwe sluier over hem heen draperen zodat het enige dat hij nog zou willen, wegwezen was. Nu zouden ze ’s ochtends nog eens vrijen. Hij wist het zeker. De helm voelde vreemd op zijn stugge haren en vulde zich al snel met de geur van zeep. Mark echter voelde heel vertrouwd en zodra ze een beetje uit de buurt van het kraakcafé waren, schoof Arthur zijn hand door een scheur Marks broek in om zijn huid te aaien. Hij vroeg zich af of Mark het niet koud had in dat leren 25
vest en probeerde hem warm te houden, heet te maken. “Echt biek dat je bent komen kijken,” zei Mark toen hij zijn brommer had geparkeerd en de helm van zijn hoofd had gerukt. Arthur haalde een hand door zijn kleverige haar. “Ik had het toch beloofd.” Ze liepen de gang door, langs de in duisternis gehulde maar vast nog steeds rommelige keuken, de trap op naar Marks kamer. Een slecht opgemaakt bed baadde in het dofpaarse licht van een blacklight-lamp. Feloranje en roze vormen doken op in allerlei gaten en hoeken en de witte rafels van Marks broek leken zelf wel licht te geven. “Gaaf,” zei Arthur ademloos. Hij draaide een rondje en liet zich toen op bed vallen. Ook aan het plafond hingen zwarte doeken met DayGlo-vormen. Schedels, motoren, gitaren. “Dacht ik ook, ja,” antwoordde Mark tevreden en hij ontdeed zichzelf in een paar vlugge bewegingen van zijn laarzen, jeans en vest. Arthur worstelde met zijn eigen kleding, zijn vingers onhandig door het bier, en hij aanvaardde Marks hulp met een tevreden zucht. Al snel was hij naakt en werd hij een basgitaar. Bijtend op zijn lippen om zijn lawaai wat te beperken, duwde hij voorzichtig zijn druipende erectie Marks lichaam in. Hij sloot zijn ogen en las de dikke zwarte letters van de krantenkop op zijn netvlies. Zijn heupen schokten tot stilstand en hij beet tot hij bloedde. “Wat is er?” vroeg Mark verward toen Arthur terugtrok. “Iets niet goed?” “Gevaarlijk...” stamelde Arthur. Van zijn stijve was niks meer over, de schok was te groot geweest. “Gevaarlijk?” Mark draaide zich op zijn rug en keek hem niet-begrijpend aan. Hortend vertelde Arthur hem van het artikel. “Eén dooie maar? Maak je niet druk. Kom op, bink, je was zo goed op weg, het voelde zo lekker.” Mark trok een been op en streelde verleidelijk over zijn kontje. Arthur kreunde, uit frustratie en geilheid. Zijn erectie klopte weer op volle sterkte, maar het bleef zeuren. Straks was Mark besmet en kreeg hij het ook. Zaad, urine, speeksel. Allemachtig, 26
dan was het misschien al te laat. “Met hoeveel jongens heb je seks gehad de afgelopen tijd?” vroeg hij, een tikje beschroomd want dat was niet iets waar je over praatte, zeker niet tijdens het vrijen. “Jongens? Niet. Meiden wel. Maakt dat ook nog uit?” Dat wist Arthur niet en hij schudde aarzelend zijn hoofd. “Ze hadden het steeds over homo’s met wisselende contacten...” “Laat die journalisten toch. Het loopt vast weer met een sisser af, zoals altijd. Gewoon om het publiek een beetje op stang te jagen, dat verkoopt beter.” Arthurs geile, benevelde brein vond dat een prima verklaring en het duurde niet lang voor de gedachte aan het artikel net zo ver weg was als Arthur dicht bij Mark. Het blacklight maakte het een bijna buitenaardse ervaring. Samen zagen ze de sterren van dichtbij en na hun climax tekende Arthur giechelend lichtgevende patronen van sperma op Marks borst. Uitgeput, maar wel in elkaars armen, vielen ze in slaap. “Mogguh,” mompelde Mark toen Arthur voorzichtig een oog opende. Bij wijze van antwoord rolde Arthur op zijn rug. In het zonlicht leken de posters aan de muren en tegen het plafond lang zo toverachtig niet meer. “Hoe laat?” Zijn stem werkte niet mee en er galmde een vervelende piep in zijn oren die de ongemakkelijke stilte tussen hen onderstreepte. “Half elf.” Arthur liet zich uit bed glijden. De kater was een kitten zonder scherpe nageltjes. Hij had precies genoeg gedronken gisteren. Toch deed hij kalmpjes aan met aankleden. “Wil je niet douchen?” “Ik wil naar huis.” “Vond je het niet lekker?” Arthur haalde een schouder op en stopte zijn hoofd in zijn T-shirt zodat hij nog even kon nadenken over een antwoord. In zijn fantasieën de afgelopen week was het beter geweest. Toen wist Mark precies welke plekjes hij moest beroeren met zijn bassistenvingers om hem naar een spetterend hoogtepunt te 27
spelen. Vannacht niet. Vannacht was hij niet beter geweest dan veel anderen, achteraf gezien. “Misschien moet je een keer minder drinken dan,” zei Mark met een randje venijn. “Breng je me naar de bushalte?” “Er zit een halte twee straten verderop. Zelfde lijn.” Arthur knikte, hij was niet verbaasd. Marks versiertruc had gewerkt. Als hij Arthur niet naar die andere bushalte had gebracht, hadden ze vannacht allebei met een ander geslapen. Hij haalde een hand door zijn haren en vertrok zijn gezicht. Smerige zeep. “Dan ga ik maar. Dag.” Hopelijk was Charley nog niet wakker. “Doei.” Het bed kraakte toen Mark weer ging liggen, maar Arthur vertrok zonder nog een blik achterom te werpen. Hij wilde het gevoel vasthouden van Mark op het podium, vol glimpjes naar een beloofde nacht. Zijn voetstappen op de trap echoden in de leegte die de teleurstelling had gegraven. Het was een bekend gevoel, maar hij vergat het altijd, tot de ochtend die volgde hem er weer aan herinnerde. Dinsdag zou hij gewoon naar de bioscoop gaan en daarna weer naar huis, lekker in zijn uppie. Eindelijk zijn kamer opruimen. Op tijd naar bed. Twee biertjes, hooguit drie. Voornemens, wist hij, die op zouden lossen als hij zin kreeg in seks en dansen. Hij wilde dat hij zonder kon, dat hij zichzelf beter in de hand had, maar zijn lichaam was sterker en als hij het probeerde te onderdrukken, ging hij stomme fouten maken, liet hij zich door hetero’s misbruiken die dan spijt kregen. Buiten keek hij om zich heen. Twee straten verderop, maar welke twee straten? Hij duwde zijn haar wat platter en vroeg het aan een vrouw met een kinderwagen. Nog geen uur later stond hij thuis onder de douche. De weduwe was zoals elke zondag opgehaald door haar schoonzoon en kon hem niet afkeurend aankijken. Waar zijn buurman uithing interesseerde hem niet. Hij stond onder het warme water en zong The lion sleeps tonight.
28
21 september 1982 Ik leef nog steeds, maar daar is alles wel mee gezegd. Elke keer als ik denk dat het wel meevalt, gebeurt er wel weer iets. Eind juni of zo, ik weet het niet precies meer, was er een optocht van homo’s in Amersfoort. Roze Zaterdag noemen ze dat. Het was niet de eerste, maar tot nu toe wist ik er niks over, ik hoorde het bij het uitgaan. Hoe dan ook, er waren een stel rechtse Christenen die op die arme flikkers en potten begonnen in te slaan. De politie moest er bij komen. Waarom moeten ze dan ook zo nodig in een optocht gaan lopen? Trots zijn dat ze flikker en lesbies zijn? Nou, ik niet hoor. Paar weken later kregen we een memo dat we vanaf nu homo’s moeten beschermen. Dus als twee mannen in een openbaar toilet vies staan te doen (niet mijn woorden, ik vind het lekker. Alleen niet op een stinkende plee), moeten we ze beschermen tegen potenrammers in plaats van ze op te pakken. Godzijdank heb ik het nooit meegemaakt als ik dienst had. Ik zou niet weten hoe me te gedragen. Aan de reacties van wat collega’s te merken zijn ze het er niet zo mee eens trouwens. Niet zo’n lekker idee dat ze liever met de potenrammers meedoen. Niet iedereen, maar toch. Zouden ze mij ook willen slaan als ze wisten dat ik in bed deed wat die andere mannen in het park of in de haven uitvreten? Die ziekte, AIDS heet het nu, niet meer gay related immune deficiensy, of hoe schrijf je dat, is trouwens een hoop valse lucht, zeg. Nog steeds maar één dooie en ik geloof dat er net weer een nieuwe in het ziekenhuis ligt. Ik slik nog wel braaf mijn pillen, maar het valt dus allemaal wel mee. Niet dat ik nou ineens vijfentwintig mannen per week heb, juist niet, 29
maar dat is meer omdat het gewoon rottig blijft voelen, elke keer weer dat lege, dat ongemakkelijke gevoel ’s morgens. Ik ben het zo zat. Maar toch doe ik het steeds weer, als iemand genoeg moeite voor me doet en me weet te boeien. Toch is het nooit echt lekker, ben ik te dronken om uit te zoeken hoe het bij die gozer weer werkt. Ik ga liever gewoon mijn eigen gang, dan lukt het tenminste. Ik wil een vriendje, maar niet iemand die me kan kwetsen, en niet iemand die samen naar de bios wil en steeds op bezoek komt zodat de weduwe ernaar gaat vragen en alles. Dus dit is toch wel beter, vriendjes voor één nacht. Blijkbaar kan ik niet alles hebben
30
September 1982 Ik leef nog steeds, maar daar is alles wel mee gezegd. Elke keer als ik denk dat het wel meevalt, gebeurt er weer iets. Met de gebeurtenissen uit het verleden nog vers in zijn geheugen probeert Arthur een voorzichtige balans te vinden tussen zijn levens als politieagent en als homo. Zijn ambitie maakt hem voorzichtig op het bureau: eerst promotie, dan uit de kast. Dat is het plan tenminste. Maar zoals hij op zijn veertiende verjaardag al merkte, niet alles gaat volgens plan. Tegen een achtergrond van crisis, kernwapens en aids leeft en leert Arthur. Mensen dichtbij laten durft hij niet meer, bang voor de pijn die dat veroorzaakt, maar hoe lang kan hij volhouden dat dit het leven is dat hij wil leiden? Een verhaal over toenadering en afstand, over vriendschap en vijanden. Iedereen heeft liefde nodig, maar welke manier past het best bij Arthur Hartman?
Over Cadans van Micha Meinderts: “Waar andere schrijvers soms moeite doen om met veel wollige woorden gevoelens te omschrijven is Meinderts duidelijk: seks is seks, problemen zijn problemen, oplossingen zijn oplossingen.” Remco van Schellen (rozegolf.nl) “Het verhaal sleept je mee en het boek geeft de roes die hoort bij een goed geschreven boek: dat je op elk vrij moment verder zou willen lezen.” Sven Pichal (Radio 1) “Een feest van herkenning.” Zinnen “Een heerlijk boek.” Zizo
www.verschil.be 31