Preek van Abner Cavan d.d. 17 juli 2005
Gods glorie Tabitha Cavan – Dekker: ‘En Jezus antwoordde en zeide tot hen: Zij, die gezond zijn, hebben geen geneesheer nodig, maar zij, die ziek zijn. Ik ben niet gekomen om rechtvaardigen te roepen, maar zondaars, tot bekering.’ (Luc. 5:31,32) Abner en ik werken als zendelingen in de Filippijnen. Ongeveer zes jaar geleden zijn wij naar de Filippijnen gegaan met een team van ongeveer tien personen vanuit Hongkong. We werken daar met ex-verslaafden vanuit Hongkong. Die hebben nieuw leven ontvangen. We zijn begonnen een kerk te stichten in de armste gedeelten van Cebu - city in de Filippijnen. Dit gebied heet Orega, en dat is eigenlijk een heel gevaarlijk gebied. Mensen gaan daar niet zo graag heen. Er leven daar mensen op de begraafplaats en onder hen zijn veel criminelen en verslaafden. Aan de hand van dia´s vertel ik u er nog wat over. Met kerst hebben wij daar een actie kunnen houden, waar jullie financiële hulp een goede steun bij was. Zo´n 2500 mensen zijn er toen geweest, mensen van de straat. We hadden hen ervoor uitgenodigd en zo velen kwamen er met ons feest vieren. Er was ook een team vanuit Hongkong voor overgekomen, om te helpen koken. Hier twee meiden. We hebben hen van heel klein zien opgroeien en nu zes jaar later zijn zij afgestuurde verloskundigen. Zij waren uit heel erg moeilijke omstandigheden gekomen. Zij hadden Jezus aangenomen en nieuw leven ontvangen. Zij hebben opleiding kunnen ontvangen via onze organisatie. Hier ziet u, hoe die mensen leven op die begraafplaats. De graven zijn er boven de grond in eenvoudige stenen bouwsels. De meeste mensen van onze gemeente komen van zo´n begraafplaats of een vergelijkbare omstandigheid. Dit is de plaats waar wij zondags onze aanbiddingdienst houden. Aanbidden van God doen wij heel veel, op de begraafplaats en in de sloppenwijken. Het is voor ons een hartsgesteldheid, die wij graag onderhouden. In de aanwezigheid van God vergeet we even, wat er om ons heen is te ervaren en te beleven. Dan is het belangrijk, als je gemeenschap met Jezus ervaart met heel je hart. Je weet dan af van zijn heerlijkheid. We hebben hier een jongetje, dat erg ondervoed en erg verwaarloosd is geweest door zijn ouders die zelf verslaafd waren. Van zijn broertjes en zusjes waren er ook enkelen overleden vanwege ondervoeding. Het jongetje en een zusje van hem zijn nu bij ons in huis. Over 'huis' heb ik het, terwijl wij er vijf hebben. En daarin kunnen wij verslaafden, gezinnen en studenten door elkaar huisvesten, en dus ook enkele ondervoede kinderen. We hebben zo´n twaalf kinderen, die vanuit andere landen worden geadopteerd en die wij in ons huis hebben gehad, die gezond zijn geworden, maar niet terug kunnen naar hun familiesituatie. Dit hier is een weg, die naar ons nieuwe project heenleidt. Het is een huis, dat wij graag zouden willen kopen voor mensen die wij van hun verslaving zouden willen afhelpen. Lorega is voor verslaafden een slechte en, om af te kicken, ongunstige buurt. Ze kunnen er al te gemakkelijk weer aan drugs komen. Al kan het mannen met Gods genade wel lukken, om drugsvrij te worden, het is zo lang niet ideaal. Vandaar dat wij op zoek zijn naar een gunstiger gelegen plaats. Met de financiële hulp van de gemeente hier in Aalsmeer, waarvoor we heel erg dankbaar zijn, hopen wij dat te kunnen realiseren. Bij een volgende keer hier weer terug hoop ik nog veel meer te kunnen vertellen, van de wonderen, die wij in dat nieuwe huis hopen te zullen beleven. We hebben een groei gezien van een team dat uit Hongkong was meegekomen van tien mensen, dat nu is uitgegroeid tot een team, dat met ons meewerkt van ongeveer dertig mensen, onder wie ook veel Filippijnse lui. Allen met een verbroken achtergrond, maar die nu zelf uitreiken naar mensen in probleemomstandigheden.
1
We zijn heel dankbaar voor de vruchten die we mogen zien, die God bewerkt. Want als we naar onszelf kijken, moeten we erkennen, dat het God is, die dit alles doet. Abner Cavan Iets over mijn achtergrond. Ik kom uit een heel gewoon gezin, maar door omstandigheden had ik besloten, om drugs te gaan gebruiken. En mensen vragen mij vaak, hoe zoiets had kunnen gebeuren. En of het heel erg zwaar was geweest. In een paar woorden zou ik kunnen zeggen, dat het gebruiken van drugs een hel voor een mens betekent. Het is heel erg moeilijk. Ik was een van die mensen, die uit eigen kracht er niet vanaf kon komen. Mijn familie vond het zo moeilijk, dat zij op een bepaald moment besloten, om mij op een ander eiland te zetten. Maar ik vond dat wel prima, om even uit die manier van leven weg te zijn, maar na een paar maanden moest ik weer terug. Ik wist niet, dat ik naar een christelijk tehuis zou worden gestuurd. En het was daar, dat ik Jezus heb ontmoet. En juist ook dit, wat Martijn zei: Jezus verlangt ernaar, dat wij een persoonlijke relatie met Hem hebben. Hij wil jou persoonlijk dienen. Iedereen weet wel wat over Jezus in de Filippijnen, maar zij kennen Hem niet persoonlijk. Dus, nadat ik van God genezing had gekregen, zei ik tegen God: Goed, U hebt mij genezen, nu zal ik U gedurende een jaar dienen. Daarna wil ik mijn gewone leven weer oppakken en mijn schoolloopbaan proberen af te ronden. Ik ben toen naar Hongkong gegaan, om daar tussen de drugsverslaafden God te dienen. Daar pas, voor het eerst zag ik Gods glorie aan het werk. Daar zag ik, dat levens veranderd werden. En daar heb ik toen echt besloten: God, U kunt mij gebruiken. Ik ga mijzelf overgeven aan U, Heer! Toen heeft men mij weer uitgenodigd, om terug te gaan naar de Filippijnen. Ik ben zelfs met een van de teamleden getrouwd. En natuurlijk is zij mooi, en zij is Nederlandse, en haar ouders zijn hier ook. Door Gods gunst heb ik nu ook een zoon. Dat heeft mij nog meer geleerd over het vaderhart van God. We zijn ook zo opgewonden bij het werk, dat wij mogen doen in Cebu. Dit is dus iets over mijn achtergrond. Gods glorie Vanmorgen wil ik het hebben over Gods glorie. Ik wil proberen te spreken over God die ons bezoekt. Ons als gemeenschap, maar ook ons als individuen. Zoals ik dus zei, Hij doet dat eerst naar ons persoonlijk, en dan worden wij gezegend, als wij tezamen zijn. Ik heb twee verhalen. En ik hoop, dat ik daar tijd genoeg voor heb. Ik wil u vragen, met mij te lezen uit Jesaja 6. Ik wil iedereen hier vragen, zijn bijbel te openen. In China bijvoorbeeld hebben de christenen hoegenaamd geen bijbels, zoals u hier. Dus ik wil u vragen, om allemaal uw bijbel open te slaan. Weet u, ook in de Filippijnen heeft lang niet iedereen een bijbel. En natuurlijk ook, dit is mijn eerste keer, dat ik hier spreek. U zou mij daarom misschien niet willen vertrouwen, dus moet u mij wel dubbel zo goed op het woord controleren. Dit is een heel bijzonder verhaal en het ligt mij ook heel na aan het hart. Het gaat erover, dat Jesaja door God wordt geroepen. 1 ‘In het sterfjaar van koning Uzzia zag ik de Heer, gezeten op een hoogverheven troon. De zoom van zijn mantel vulde de hele tempel.’ (Jesaja 6:1) Dit is indrukwekkend. We kunnen wel uren blijven spreken, alleen over dit vers al. ‘In het sterfjaar van koning Uzzia zag ik de Heer.’ We moeten even goed in gedachte houden, dat Jesaja een profeet was, die heel dicht bij het hof stond. Terwijl de profeet Jeremia voor het hof een weinig geliefd persoon was, was Jesaja juist iemand, die in de gelegenheid was, om zich daar heel vrij op te houden. Het kan ook zijn, dat Jesaja een familierelatie met koning Uzzia had. Het zal dan niet ondenkbaar zijn, dat hij met die koninklijke familie de tijd van rouw dragen meemaakte. ‘Hij deed wat goed is in de ogen van de HEER, net zoals zijn vader Amasja gedaan had.’ (2Kron 26:4) Uzzia staat dus voor God als een goede koning te boek. Als in Israël de koning regeerde als een man naar Gods hart, dan is te lezen, dat het volk bij diens heerschappij gezegend werd.
2
Maar als er een slechte koning was, dan kunnen we lezen, dat ook het volk verleid werd tot afgoderij, waar dan Gods oordeel op volgde en straf. Uzzia daarentegen was een goede koning, die het volk leidde naar God. Toen hij nog maar pas zestien jaar was, werd hij al koning. Hij heeft heel wat oorlogen gevoerd, waarin hij ook overwinningen behaalde. Hij zocht de Heer, hij werd beroemd, een krachtig vorst. En hij bouwde weer heel wat steden en vestingwerken op. Deze koning bevorderde ook de landbouw, omdat dat zijn hart had. Maar er was één ding, toen hij uiteindelijk zo machtig was geworden. Hij werd trots en ontrouw. Hij bracht namelijk wierook in de tempel, wat alleen de taak was, die God aan de priesters had toegewezen. In de Kronieken kunnen we lezen, dat hij direct door melaatsheid werd getroffen. Hij raakte namelijk vertoornd op de priester die hem wilde weerhouden en God strafte hem met lepra en daaraan is hij dan ook gestorven. Kunt u zien, waarom Jesaja in zo´n diepe rouw was gedompeld? Hij was zo in en in verdrietig, omdat Israël in Uzzia een heel erg goede koning had verloren, en dat op deze wijze. En de kans was niet ondenkbaar, dat ook het land een grote terugval zou meemaken. Op dat moment was Israël nog een krachtige natie. Laten we weer opnieuw lezen vanaf Jesaja 6:1 In het sterfjaar van koning Uzzia zag ik de Heer, gezeten op een hoogverheven troon. De zoom van zijn mantel vulde de hele tempel. Boven hem stonden serafs. Elk van hen had zes vleugels, twee om het gezicht en twee om het onderlichaam te bedekken, en twee om mee te vliegen. Zij riepen elkaar toe: ‘Heilig, heilig, heilig is de HEER van de hemelse machten. Heel de aarde is vervuld van zijn majesteit.’ Door het luide roepen schudden de deurpinnen in de dorpels, en de tempel vulde zich met rook. (Jesaja 6:1-4) Ziet u dit? Zou u zo ook de heerlijkheid van God willen meemaken? Dat het hele gebouw begint te schudden, dat de deuren ontzet raken en het hier vol met rook komt te staan? Met Baan 7 dan zijn er, die beginnen te beven en er wordt dan ook rook op het podium gemaakt. Maar wat hier beschreven wordt, dat is heel echt, wanneer Gods heerlijkheid komt. Het komt dan met grote kracht. Maar ik wil graag, dat u dit onthoudt. Op dat moment, weet u, was Jesaja in diepe rouw. Hij werd zo diep gedompeld in de reden van zijn rouwen en de hopeloosheid, dat het sterven van deze koning voor hem opriep. Maar God gaf hem een openbaring van zijn heerlijkheid, de glorie van zijn koningschap. Is dat niet verbazend? God komt tot ons, terwijl wij heel verdrietig zijn en zwaar gefrustreerd. Martijn had het al eerder over onze gebrokenheid, over onze behoefte aan genezing. Hij komt juist daar, waar wij zijn. Maar laten we nu ook zien, wat de reactie is van Jesaja. ‘Ik schreeuwde het uit: ‘Wee mij! Ik moet zwijgen, want ik ben een mens met onreine lippen, en ik leef te midden van een volk dat onreine lippen heeft. En nu heb ik met eigen ogen de koning, de HEER van de hemelse machten, gezien.’’ (Jesaja 6:5) Eerder had ik u al gevraagd, of u de heerlijkheid van God zou willen zien. En verscheidenen van u knikten toen wel met hun hoofd, Jan Gerard zeker ook. Maar vragen om de heerlijkheid van God te mogen zien is iets doodengs. Ik zal u vertellen, dat is werkelijk schrikaanjagend. Want Jesaja reageerde: Wee mij, laat mij m´n mond houden, ik verga! Want weet u, als wij Gods glorie daadwerkelijk zien, en wij zijn licht zien, dan zien we, om te beginnen, onszelf, en onze onwaardigheid komt openbaar. Dingen, die heel diep in ons verborgen zitten, komen naar de oppervlakte. En natuurlijk, dan is de vergelijking duidelijk, dat u heel ver afstaat van Gods glorie. In die tijd betekende het, dat wanneer iemand met Gods heerlijkheid werd geconfronteerd, dat het onmiddellijk de dood voor zo iemand betekende. Jesaja zat daar echt over in, toen hij zei: 'Nu heb ik met eigen ogen de koning, de HEER van de hemelse machten, gezien.' Maar het verhaal is hier nog niet af. Want waar hij is, daar ontmoet God Jesaja. Laten we verder lezen. 3
‘Toen nam een van de serafs met een tang een gloeiende kool van het altaar en vloog daarmee op mij af. Hij raakte mijn mond ermee aan en zei: ‘Nu zijn je lippen gereinigd. Je schuld is geweken, je zonden zijn tenietgedaan.’’ (Jes. 6:6,7) Toen Jesaja bezig was, zijn gedachten zo negatief te laten gaan, ontmoette God hem en deed Hij iets voor hem. Weet u, als wij Gods glorie zien en tegelijk daarbij geconfronteerd worden met al de rotzooi, die er in onze gedachten rondwaart en dan niet weten, wat daarmee te doen, dan komt God ons daarin tegemoet. Jesaja proefde de kracht van het kruis van Jezus. Voor zijn zonden werd verzoening gedaan en zijn schuld werd weggedaan. Dit moet u onthouden. God begint, neemt het initiatief. U kunt dan zien, wat er vervolgens gebeurt. ‘Daarop hoorde ik de stem van de Heer zeggen: ‘Wie zal ik sturen? Wie kan namens ons gaan?’ Ik antwoordde: ‘Hier ben ik, stuur mij.’ (Jes.6:8) Iedereen van ons, die ja heeft gezegd tegen Gods glorie, moet bedenken dat het niet zo iets is van: Oh, wat is dat mooi! Want God zal vervolgens jou vragen, om te gaan. En gaan betekent echt ook gaan. Het beperkt zich dus niet tot dit gebouw hier. Dus wie waren het, die zojuist zo instemmend met hun hoofd knikten? Het beperkt zich niet tot uw huisgroep. u moet eropuit. Dus als wij om Gods glorie vragen en er gebeurt wat met u, maar u zegt dan tegen uzelf: "Ik ben er helemaal niet klaar voor, om naar Rusland te gaan, of naar andere landen. Ik heb er trouwens ook geen geld voor. Ik ben zo moe." Ik kan u dan vertellen, dat God u tegemoet wil komen op de plaats waar u bent. Hij zal bijzondere dingen aan u openbaren. Maar er moet een liefdesreactie zijn. U kunt de reactie van Jesaja lezen, als hij zegt: "Wee mij, ik ga ten onder!” Wat zei hij vervolgens? ‘Hier ben ik, stuur mij.’ Ik kan een gezin hebben met jonge kinderen, maar Heer, zend mij! Ik kan zo mijn werk en bezigheden hebben, maar toch, Heer, zend mij! Het is nu ook zomervakantietijd, hè! We kunnen in de laatste hoofdstukken van de evangeliën zien, dat het allemaal gaat over dat uitgaan. Afgelopen zondag moet het ook zijn gezegd: "Ga eropuit!" We zien hier dus, dat er een liefdesreactie moet zijn. Vragen we om Gods glorie? Die zal Hij ons te zien geven, maar dat vraagt van ons, dat wij eropuit moeten gaan. Ik wil met u naar nog een ander verhaal kijken. In Lucas 5 zien we een soort parallel met dat van Jesaja. Het gaat daarin over Simon Petrus en de andere discipelen van Jezus. ‘Toen hij eens aan de oever van het Meer van Gennesaret stond en het volk zich om hem verdrong om naar het woord van God te luisteren, zag hij twee boten aan de oever van het meer liggen; de vissers waren eruit gestapt, ze waren bezig de netten te spoelen. Hij stapte in een van de boten, die van Simon was, en vroeg hem een eindje van het land weg te varen; hij ging zitten en gaf de menigte onderricht vanuit de boot.’ (Luc. 5:1-3) Dit is de achtergrond van dit verhaal. En dan vanaf vers 5 zien we, dat Jezus een persoonlijke ontmoeting met Simon Petrus heeft. ‘Toen hij was opgehouden met spreken, zei hij tegen Simon: ‘Vaar naar diep water en gooi jullie netten uit om vis te vangen.’ Simon antwoordde: ‘Meester, de hele nacht hebben we ons ingespannen en niets gevangen. Maar als u het zegt, zal ik de netten uitwerpen.’’ (Luc. 5:4,5) U ziet hier, dat Jezus, nadat Hij al die tijd tot de menigte van al die mensen op het strand had gesproken, zich tot Petrus persoonlijk richt. Ik zou u willen vragen: Denkt u, dat Petrus in deze situatie in een goed humeur is? Wat vindt u? Denkt u dan maar eens aan wat er in vers 5 staat. 'Simon antwoordde: ‘Meester, de hele nacht hebben we ons ingespannen en niets gevangen.' (Luc. 5:5) 4
Petrus was heel erg gefrustreerd. Het was daar niet zoals hier in Nederland, waar mensen vis vangen en die gewoon weer teruggooien. Daar vangen zij vis uit het meer, om die te verkopen en op te eten. Dus Petrus was ontzettend gefrustreerd. Maar God ontmoette hem in zijn frustratie. God ontmoet ons, waar wij zijn. Soms hoeven we niet zo ons best te doen, maar alleen stil te zijn en God zal ons ontmoeten, waar wij zijn. Denk nog even terug aan Jesaja, waar God hem ontmoette in zijn rouw. En Jezus ontmoet Petrus in zijn frustratie en zijn teleurstelling. Dan zegt Jezus tegen Simon: ‘Vaar naar diep water en gooi jullie netten uit om vis te vangen.’ Dan zegt Simon Hem weer: ‘Meester, de hele nacht hebben we ons ingespannen en niets gevangen.’ Herkent u zo´n reactie? We argumenteren en zeggen: Ja, we hebben dit gedaan en dat al geprobeerd. En we hebben een heleboel excuses. Maar het goede bij Petrus is altijd heel erg goed, want hij stopt hier niet. Ik zelf voel mij gauw precies zoals Petrus, want ik ben ook gauw geneigd, om veel te redeneren. Maar Petrus vervolgt dan al gauw: 'Maar als u het zegt, zal ik de netten uitwerpen.’ Dus ondanks zichzelf kiest hij ervoor, om te geloven. Even een zijspoortje. Voor ons, die in de bediening staan, zoeken wij geregeld naar nieuwe mensen. Zouden wij onze netten niet eerst heel erg wijd uit moeten werpen, tot Jezus ons duidelijk maakt, dat we iets heel speciaals moeten doen? Denkt u daar eens even over na, terwijl u straks uw thee of koffie aan het drinken bent. In de volgende verzen kunnen wij de openbaring van Gods heerlijkheid zien. ‘En toen ze dat gedaan hadden, zwom er zo’n enorme school vissen in de netten dat die dreigden te scheuren. Ze gebaarden naar de mannen in de andere boot dat die hen moesten komen helpen; nadat dezen bij hen waren gekomen, vulden ze de beide boten met zo veel vis dat ze bijna zonken.’ (Luc. 5:6,7) Dit is een verbazingwekkend blijk van Gods heerlijkheid. En nog even verder in vers 8 zien wij de reactie van Simon Petrus, toen hij dit alles zag. Hij viel neer aan de voeten van Jezus en zei: ‘Ga weg van mij, Heer, want ik ben een zondig mens.’ Dit lijkt op de reactie van Jesaja, die zei: 'Wee mij, ik ga ten onder!' Zo is het weer, dat als wij Gods glorie zien, wij onze eigen onwaardigheid gewaar worden. En u ziet , dat de heerlijkheid, die God door Jezus openbaarde, in dezelfde taal kwam, die Petrus het meest aansprak en dat was in zijn visvangst. Wij zien dan, dat Jezus Petrus reinigt door de woorden, die Hij tot hem sprak. Zijn woorden zijn waarheid en leven en zijn woorden brengen reiniging. En dan zegt Jezus in vers 10 tot Simon: ‘Wees niet bang, voortaan zul je mensen vangen.’ (Luc. 5:10) En hoe reageerden Petrus en de andere discipelen daar weer op? ' Nadat ze de boten aan land hadden gebracht, lieten ze alles achter en volgden hem.' (Luc. 5:11) Weer een liefdesreactie. Ik denk, dat het vanmorgen eigenlijk heel eenvoudig is. Weet u, laat mij even een vergelijking trekken tussen Nederland en de Filippijnen. Het lijkt wel wat op elkaar. Op de Filippijnen zeggen mensen, wanneer ze ons komen bezoeken: Wow, wat een aardige mensen. Jullie kunnen allemaal zo heel erg vriendelijk lachen. Ondanks jullie armoede tonen jullie, hoe vrolijk van aard jullie zijn. Maar ik zal u zeggen, dat achter die mooie glimlach ook een diepe pijn kan schuilgaan en een diepe hunkering, om Jezus te zien. En als wij de Nederlanders nemen, dan ziet we prachtige huizen en heel mooie benodigdheden. Werkelijk prachtig allemaal. Maar de huizen hebben ook kelders. En die zijn nog wel eens een beetje vuil en vunzig. God wil ons bedienen in de diepste delen van ons zelf. Eerder was er al gezegd, dat God houdt van gebroken mensen. Hij kiest ervoor, dicht bij hen te zijn, die gebroken zijn van hart. Mensen die wanhopig en treurig zijn. 5
We gaan God nu vragen, of Hij wil komen met zijn heerlijkheid. Dat doen we eerst persoonlijk, en dan later als groep. En ik bid, dat wij in onze eerste reacties, waar we ons mogelijk ongemakkelijk bij zullen voelen, dat God ons zal bedienen doormiddel van het kruis en met zijn bloed. Dat wij ons dan in een liefdesreactie naar Hem toe zullen uiten. Dat wij eropuit zullen gaan. Dat hoeft niet perse buiten de grenzen van Nederland te zijn, maar in ieder geval buiten de grenzen van uw comfortzone; uit uw gewoontes en uw routines. Wij willen Gods glorie toch zien? Ik weet dat er hier velen zijn, die het verlangen hebben, om eropuit te gaan. Daarom, laten we God uitnodigen, dat Hij ons zal bedienen en dat dit voor u een beginpunt zal zijn. Abner: Here Jezus, ik spreek zo de gave van de Heilige Geest uit over deze gemeente. En het vuur, dat U begonnen bent te ontsteken in hun hart, laat dat steeds aangewakkerd mogen zijn en zich meer mogen uitbreiden. En dat de rijkdom en de overvloed die zij hebben in U, dat U zult toestaan, dat dat ook naar andere landen zal doorgaan. Maar het begint hier in deze stad en in deze omgeving, dat wij ons gaan bewegen en uitgaan en dan naar andere landen. In Jezus naam bid ik dat. Tabitha: Heer Jezus, ik bid U om gewillige harten. Ik bid U, dat uw waarheid en uw woord leven zullen brengen. Heer, ik bid U, dat vanuit die waarheid en vanuit uw woord, uw vastigheid, wij niet eerst kijken naar onze eigen mogelijkheden, maar dat wij ons richten op U, wat U kunt doen. U kunt zoveel meer, dan wat wij bidden of beseffen, want U heeft zoveel meer. Ik bid U ook, dat onze blikken verder mogen reiken, en dat we uit onze comfortzone mogen breken. Ook, dat wij niet kieskeurig zullen zijn voor de mensen, op wie wij ons zouden willen richten, maar dat wij een scherp oog zullen hebben voor de mensen die U wilt aanraken en die U op uw hart draagt, voor datgene en voor die, welke verloren dreigen te gaan. Heer, wilt U nu hier tot de mensen persoonlijk spreken en hun ogen geven die willen zien, en oren die willen hore n. Wilt U hun een hart geven dat bereid is, om uw wil te doen. Zo wil ik zegen uitspreken over deze gemeente in Jezus Naam.
6