Preek over Lucas 7, 11-17 Pelgrimskerk Amsterdam Buitenveldert 5 juni 2016 Ds. Jaap Doolaard
Aangrijpende verhalen hebben we gelezen uit de Bijbel. Aangrijpend omdat we zomaar een beeld voor ogen hebben van hoe een bij oorlogshandelingen in het M-Oosten omgekomen kind door een stoet mensen uitgedragen wordt naar de begraafplaats buiten stad of dorp. Aangrijpend misschien omdat we een herinnering hebben aan een gestorven kind in de eigen familiegeschiedenis. Aangrijpend tenslotte omdat in beide verhalen het dode kind tot leven wordt gewekt. Maar dat roept ook vragen op. We horen de verhalen sec, zal ik maar zeggen, bijna zonder directe context; We horen ze ook niet voor het eerst. Daarom kunnen we er ook een beetje op afstand, objectief naar kijken. Want het is natuurlijk ook ingrijpend wat daar wordt verteld. Jezus is onderweg met een grote groep mensen, leerlingen, meelopers, heel en half geïnteresseerden, zoekers, voor- en tegenstanders, sommigen belust op sensatie… hij komt bij de stadspoort van Naïn, een ommuurde stad aan de zuidgrens van Galilea vlakbij Sunem, waar de Sunamitische vrouw woonde, bij wie de profeet Elisa onderdak vond en wier gestorven zoon hij tot leven wekte – ja ook hij! – … daar komt Jezus bij de stadspoort een begrafenisstoet tegemoet. Ze dragen een baar met daarop het dode lichaam van een jonge man, de enige zoon van een weduwe, pas gestorven; ze begroeven hun doden nog dezelfde dag, er is nauwelijks tijd voor het eerste verdriet. Ook daar een grote groep mensen… De stoet van het leven stuit op de stoet van de dood; de stad liep uit om met de vrouw mee de jongen te begraven. ..de enige zoon van een weduwe… Dat is wel een geladen zinnetje. 1
De dood van de zoon is voor die vrouw een regelrechte ramp: Ze had geen man meer, nu ook geen zoon. Een sociaal en maatschappelijk onmogelijke situatie. Niemand meer om voor haar te zorgen als ze oud werd. De dood van haar kind was bij wijze van spreken ook haar dood. Als die twee stoeten elkaar ontmoeten blijft Jezus staan Medelijden bevangt hem. Hij wordt met ontferming bewogen. Jezus wordt tot in zijn ingewanden geraakt door wat hij ziet. Hij zegt tegen haar: weeklaag niet meer, Zoiets zeg je niet, toch, tegen iemand die verdret heeft om een gestorven geliefde? Lijkt niet een voorbeeld van invoelend vermogen. Maar Lucas vertelt subtiel Er staat: toen de HEER haar zag… Voor de eerste keer wordt Jezus bij Lucas HEER genoemd, Kurios (grieks); en dat is Hij die de gemeente van alle tijden aanbidt, looft en prijst en gelooft als de Levende, de Opgestane… Het is die van Pasen: De HEER is waarlijk opgestaan… God heeft hem opgewekt. Eigenlijk mooi verwoord in wat we zongen uit Psalm 30: (al gaat dat natuurlijk niet over Jezus) Mijn God om hulp riep ik U aan en Gij schonk mij dit nieuw bestaan Het donker doodsrijk met zijn dreiging Werd tot een schaduw die voorbij ging Jezus raakt de lijkbaar aan en zegt tegen het dode lichaam: Jongeman, ik zeg je, sta op! De dode richt zich op en begint te spreken. En Jezus gaf hem terug aan zijn moeder. Wat hier verteld wordt ligt buiten onze ervaring. De meeste mensen zeggen natuurlijk dat het onmogelijk is. En stel je eens voor hoe dat dan verder kon gaan met die jongen. Het evangelie zegt er niets over 2
zouden de mensen later zeggen als ze hem zagen ‘Daar gaat hij,…is hij dat niet die als jongen door die Jezus van Nazareth…? Ik heb gehoord dat ze die Jezus ook gekruisigd hebben, was toen ook nog maar 33, en het vreemde is dat ze zeggen dat hij zelf ook weer levend is geworden. Nee zó vertelt het evangelie niet. Gaat niet in op de vraag hoe dat kon. Het evangelie vertelt over wie Jezus Christus is en alle verhalen staan in dienst dáárvan. Evenals dat van Elia in dienst staat van Gods liefde voor de wereld. Dat God weigert de wereld te laten doorgaan, zoals die gaat, zonder interruptie, zonder dat iemand zijn stem verheft. Dat is hier aan de orde: God valt het leven zoals het gaat in de rede. Beide verhalen staan in de ot-ische, profetische traditie Het ene uit het leven van de profeet Elia, het andere uit het leven van Jezus. Hoewel hun levens zich eeuwen van elkaar verwijderd afspeelden Is er in de evangeliën een nauwe verbondenheid tussen hen. Van Elia zeiden rabbijnen dat hij eerst zou komen als wegbereider voor de Messias. In het jodendom is er nog steeds een gebruik om bij de tafel van het Pesach maal een stoel leeg te laten voor Elia. Profeten zijn tegensprekers en dwarsliggers. Ze zeggen ‘nee’ tegen hun samenleving, door haar gewoonten, en meningen, haar zelfgenoegzaamheid eigenzinnigheid te veroordelen, zegt Abraham Heschel. Ze willen mens en God met elkaar verzoenen, Daarom spreken ze tegen, kortom. Ze verzetten zich tegen onrecht tegen en tegen de dood. Ze gaan voor een andere manier van denken. Zo gaat Jezus voor zijn missie: het Koninkrijk van God. Ook Jezus’ leven staat in het teken van verzet tegen de dood. 3
Het messiaanse rijk breekt aan in Hem! Het evangelieverhaal staat in dat teken. Lucas vertelt dit verhaal over Naïn als enige, het past in zijn evangelie met het oog op de vraag van Johannes de Doper die door Herodes gevangen is gezet. Want die laat – een eindje verderop in dit hoofdstuk vragen of Jezus het echt is die komen zou of dat we nog een ander moeten verwachten, dan geeft Jezus dit antwoord mee: Zeg tegen Johannes wat jullie gezien en gehoord hebben: Blinden kunnen weer zien verlamden weer lopen melaatsen worden gereinigd en doven kunnen weer horen doden worden opgewekt aan armen wordt het goede nieuws bekendgemaakt. Gelukkig is degene die aan mij geen aanstoot neemt. Wij vernemen niets van de reactie van de moeder Ook niet van wat haar zoon zegt en hoe het verder gaat. Maar des te meer klinkt de stem van de getuigen, de mensen rondom, die vervuld van ontzag en eerbied God loven: Een groot profeet is onder ons opgestaan – Alweer dat woord opgestaan (egerthe) dat direct verwijst naar Pasen. God heeft zich om zijn volk bekommerd. Op de achtergrond klinkt de psalm, de lofzang van Zacharias uit Lucas 1: God zij geloofd uit alle macht, Hij komt zijn volk bevrijden. Dit verhaal behoort tot Jezus tegenspraak tegen de dood. Tegen de wereld en het leven hoe het er toegaat. Jezus is in het evangelie van Lucas vaak door zieken omgeven, vaak als hij die levens heelmaakt. Zoals gezegd: van een opwekking uit de dood horen we maar een enkele keer. 4
Misschien omdat hier wel de grens van het vertelbare is bereikt, Maar hoe weinig ook, het mag niet losraken van het gewone leven. De opwekking van die jongen uit Nain staat voor alle protest tegen de ontijdige dood waardoor het leven niet tot bloei kon komen. Over geloof dat redding brengt hoor je hiér niet. Nee het is puur de tegenspraak tegen wat het leven kapot maakt; een jong leven, een moeder zonder toekomst. Dat is hier Jezus’ protest. Maar is het niet te weinig? Te soft in een wereld waarin de dood gruwelijk tekeer gaat? Een 19 jarige plotseling door een verkeersongeluk ontrukt aan zijn ouders? De honderden jonge vluchtelingen uit Afrika die verdrinken in de zee? De slachtoffers van de dagelijkse aanslagen in Irak? Van de bomardementen in Syrië? Die jonge vrouw die zonder verklaring, onbegrijpelijk, uit het leven stapte? Ieder van ons weet van deze dingen. Als we in discussie gingen over hoe dat kan zijn toegegaan, die enkele keer dat het evangelie vertelt dat Jezus iemand opwekt uit de dood zouden we tekort doen aan de verhalen, aan het evangelie ervan. Zinvoller is het om met Jezus de stem te verheffen voor het leven en in de tegenbeweging, de tegenspraak, de interruptie mee te doen waarvan Het Nain – verhaal vertelt. Mee te doen met allen die strijden tegen de sociale en psychische dood die op de loer ligt, met ieder die met medische inspanningen werkt tegen kindersterfte, aids en kanker in onderzoek en operatiekamers; met allen die de liefde voor het leven versterken en zich verzetten tegen de doodsmachten die kinderen het leven benemen hen lichamelijk en geestelijk inperken en beschadigen. 5
En wie toch slachtoffer worden van het verkeer? of omkwamen bij overstromingen en op de vluchtweg over zee? wie geen therapie kon afhouden van de beslissing het eigen leven te nemen? Dat dan de gemeente van troosten weet en daarin lange adem heeft en dat het tot het realisme van het evangelie behoort te weten dat het rijk Gods is in Christus begonnen maar nog niet voltooid. Dat we hier weten van die troost hoe steeds opnieuw vanuit de klacht en het verdriet een troost gemeenschap kan ontstaan. Ons evangelieverhaal maakt ons opnieuw vertrouwd met Christus, die ieder die hij ontmoet in aanraking brengt met het leven met God. En voor ieder geldt de boodschap aan de verloren zoon: Deze is mijn zoon die dood was en weer levend is geworden, die verloren was en gevonden is. En zo geldt ook voor ieder die verdriet heeft treurt om een geliefde, die er niet meer is, dat woord van Jezus: Gelukkig jullie, die nu huilt, want je zult lachen. Zo is daar Oscar, een kind, doodziek – Eric Schmitt schreef er een boek over: Oscar en de dame in rose. Oscar kon voor een oudere vrouw de weg naar de dood lichter kon maken. Hij schreef zijn ervaring op in brieven aan God. Hij is niet in het leven teruggeroepen. Maar na Oscars dood schrijft de vrouw, Oma Rosa, aan God: “Dank U, dat U mij Oskar hebt leren kennen Dank zij hem heb ik gelachen en vreugde beleefd. Hij heeft me geholpen aan U te geloven. P.S. De laatste drie dagen had Oscar een papier op zijn nachtkastje gezet. Ik geloof dat het voor U is: 6
Er stond op: alleen de lieve Godzelf mag mij wakker maken”.
7