Preek 25-01-2015 ds. Els de Clercq
1
Preek 25-01-2015 ds. Els de Clercq Broeders en zusters, Het thema van deze dienst is de kerk of, meer plaatselijk gezegd, de gemeente. Gemeente van Jezus Christus, zo begonnen/beginnen sommige voorgangers traditioneel de preek. Dat zegt iets over het fundament van de gemeente, de basis die gelegd is in de gestalte van Jezus van Nazareth, Jezus Christus. Hij is niet de stichter van de gemeente, van de kerk. Maar door zijn inspiratie hebben zijn leerlingen, mensen die in zijn geest leefden, gemeenschappen gesticht die ze de kerk zijn gaan noemen, afkomstig van het Griekse woord ekklesia. Dit woord was de Griekse vertaling van de hebreeuwse bijbel, waarin het werkwoord kahal genoemd werd, wat ‘vergadering’ betekent, ‘samengeroepen gemeenschap’. Het gaat om mensen die door de Eeuwige zijn samengeroepen. Het oude godsvolk Israël was door de Eeuwige samengeroepen, de leerlingen van Jezus voelden zich in deze lijn staan, in deze traditie. God is de initiatiefnemer van de gemeente. Daarin verschilt een gemeente/kerk van een andere vergadering of vereniging. Het is niet ons initiatief dat de leden van de gemeente zijn samengekomen, het is Gods initiatief. Dit lezen we ook in het goddeeltje over kerk van Peter Nissen. Heel terecht voegt hij toe: dat is tegelijk een van de grootste uitdagingen van de kerk, gemeenschap vormen met mensen die je niet zelf hebt uit gekozen. We zijn geroepen het met elkaar uit te houden. Of anders gezegd, je medebroeders en -zusters zijn de mensen aan wie je je kunt slijpen, aan wie je kunt groeien… Thema van vandaag: de kerk: samen geroepen zijn op Góds initiatief De kerk, de gemeente, het is ook de plek waar je samen viert en leert en dient. Straks lezen we een psalm in een heen en weer tussen de lezer en de gemeente, een deel uit psalm 136. Zich met elkaar in herinnering roepen van de grote daden Gods, zoals dat wel genoemd wordt. Daarna lezen we uit Mattheus twee belangrijke hoofdstukken in verband met de gemeente/kerk. Gedeelten uit Mt 16 en 18. Broeders en zusters, klinkt als familie. Ja, een gemeenschap die de gemeente is, is te vergelijken met een familie. Zo verwant met elkaar enerzijds op grond van ja, geloof, een weten van meer, een vertrouwen in Diegene die groter is dan wij of hoe we het ook formuleren. En ook een groep mensen die je niet hebt uitgekozen. Wij zijn geroepen het met elkaar uit te houden, zo zegt Peter Nissen terecht in het goddeeltje over de kerk. Maar ook wij hebben elkaar om door elkaar geïnspireerd te worden, bemoedigd, op het juiste spoor gehouden…vermaand. Om samen te vieren, te leren, te dienen en de gemeenschap op te bouwen en naar buiten te treden ook als gemeenschap.
Preek 25-01-2015 ds. Els de Clercq
2
En dat in deze tijd… Een tijd van ontkerkelijking. Een tijd waarin de plek van de kerk zeker niet vanzelfsprekend is. Een tijd ook van grote veranderingen. Waarden die op het spel staan. Religies die botsen. Culturen die botsen. We hebben het kort geleden meegemaakt de gewelddaden bij Charlie Hebdo in Parijs. ‘Je suis Charlie’ protesteerden velen tegen de brute moorden. Je suis Charlie, ook ik sta voor de waarden van vrije meningsuiting, geen geweld maar debat en woorden, ruimte voor het individu… Je suis Charlie. Ik weet niet hoe u het beleefde, maar ik had op de een of andere manier niet de neiging me met die uitspraak te identificeren. Ik dacht er zijn er genoeg die dat doen. Het is niet dat ik er wat tegen heb. Het zijn belangrijke waarden. Maar nee. Ik zie zelf meer in het oefenen in vriendelijkheid en openheid. Niet botweg alles maar roepen wat in je opkomt. Al die meningen… Een zekere innerlijke beschaving en respect voor anderen. Het samen uithouden met elkaar op deze wereld. Maar goed, ieder denkt er het zijne of hare van. Wat me wel raakte was die zin: je suis Charlie. Ik ben… Wie ben ik eigenlijk..? Ik dacht aan de ‘ik ben-woorden’ van Jezus. Jezus die zichzelf in het Johannes evangelie op zeven wijzen beschrijft, te beginnen bij ‘Ik ben het licht der wereld…’ Jezus, die eigenlijk nergens zichzelf beschrijft als de Messias of de zoon van God. Als het hem gevraagd wordt door de hogepriester Kajafas : zeg ons of je de Messias bent, de Zoon van God dan antwoordt Jezus: “U zegt het…”. Jezus spreekt over de mensenzoon… Jezus duidt zichzelf in Johannes aan met zeven symbolen, beelden. Geen duidelijk: ik ben dit of dat. Geen duidelijk zoon van God zijn. Het is aan anderen om dat te zien of te zeggen. En ook God in Exodus 3 antwoordt Mozes op de vraag wie hij is, of hoe Mozes over God moet spreken met: Enerzijds ik ben de God van je vaderen Abraham, Isaak en Jacob. Maar het andere antwoord is: ik ben die ik ben Eijè asjer eijè. Ik zocht het voor de gelegenheid op in het Frans. Je suis celui qui suis. Ik ben degene die is, vertaalde ik. Ik ben die ik ben, je kunt het als een dooddoener horen. Zoiets van: het is wat het is. Zoals je tegenwoordig wel geregeld hoort zeggen. Ook zoiets als: je moet het doen met wat het is. Je kunt het maar beter aanvaarden. Maar ‘ik ben die ik ben’ wordt ook weergegeven met: ik ben die ik was, die ik zijn zal. Ik ben de betrouwbare. Van mij kun je op aan. Zo was dat, is dat en zal dat zijn, door de tijd heen blijft de Eeuwige hetzelfde. God overstijgt de tijd, en ook de plaats, is Eeuwig.
Preek 25-01-2015 ds. Els de Clercq
3
Je suis celui qui suis. Ik ben degene die is…het zijnde. Deze woorden om God te omschrijven duiden ook een lege plek aan. Een ongrijpbaarheid. Het is een geheim. Een plek waar omschrijvingen het uiteindelijk niet halen, want God is altijd méér, groter, ruimer… Daarom mag je de godsnaam in het Jodendom ook niet uitspreken, omdat geen mens God kan definiëren of vastleggen en dat moet ook niet gebeuren. Afgelopen week gaf ik met collega Sigrid Coenradi de eerste van een cursus vrijzinnigheid, doperse en remonstrantse oriëntatie in Deventer. Onderweg kwamen we te spreken over de door haar gewaardeerde filosoof Claude Lefort, die zich bezig hield met politiek, actief en denkend. Zij vertelde hoe zij hem genoemd had hier in de preek afgelopen zondag. Claude Lefort, hij schreef een boekje Het democratisch tekort. Een boek waarin hij het belang beschrijft van het lege centrum. Het centrum van democratie is noodzakelijkerwijs leeg. Geen enkele partij of groep mag het centrum bezetten. De lege ruimte biedt mogelijkheid tot ontmoeting. Werkelijke ontmoeting waarbij niet een persoon of partij gelijk heeft maar waarin je elkaar ook echt wilt horen, wilt zien, van de ander kennis wilt nemen. Waardoor je ook zelf weer beïnvloed wordt. Het lege midden, is ook leven met onzekerheid. Want niemand heeft in een democratie de absolute waarheid en macht in pacht. De invulling verandert steeds. Boeiend, die leegte. Want die tref je ook in de godsnaam. En in de manier waarop Jezus zich opstelt. Het gaat bij beide om het leeglaten van een ruimte. Jezus laat zich niet definiëren. Terwijl hij wel voortdurend door anderen wordt vastgelegd en beschuldigd. Dat is een behoefte van mensen aan overzicht, controle, het definiëren van de ander. Jezus zijn wordt ingevuld. Steeds. Ook in de dreiging die op hem geprojecteerd wordt. Want juist dat ongrijpbare, die de ongrijpbaarheid en de weerloosheid van de liefde is, juist dat onttrekt zich aan de controledrang en machtsaanspraken van hen, die hun controle en hun macht willen behouden. Een vrije vogel die de Thora ruim en vrij uitlegt, zich daarbij niets aantrekkend van de vervormde regels die verworden zijn tot wetticisme. Dat stuit op protest van hen die belang hebben bij die zekere uitleg. Zij kunnen het niet verdragen dat er aan hun posities en zekerheden gewrikt wordt. Of de heersers die de macht willen blijven houden, als Herodes, Pilatus. Ze kunnen niet tegen het oncontroleerbare enthousiasme dat ontstaan is rond deze ongrijpbare gestalte, Jezus, die naar zijn zeggen het koninkrijk van God verkondigt. De orde van dingen waarin de liefde voor allen het voor het zeggen heeft. En niet de macht van enkelen. Dat is alles wat Jezus doen komt. De naaste liefhebben, ook degene die ‘er uit ligt’, maatschappelijk of anderszins. Jezus is ongrijpbaar. En dat beangstigt sommigen.
Preek 25-01-2015 ds. Els de Clercq
4
We lazen het evangelie van Mattheus, woorden vastgelegd ten tijde van de eerste gemeenten. De eerste gemeenten zoals bijvoorbeeld Antiochië. Midden in het evangelie van Mattheus is er een scharnierhoofdstuk. Gaat het in het eerste deel over Jezus’ aankondiging van het koninkrijk van God, in het tweede gaat het over de weg die Jezus gaat. De weg naar Jeruzalem, waar de weerstand zich in toenemende mate op hem richt. In hoofdstuk 16, dat scharnierhoofdstuk, vindt er een belangrijke uitspraak plaats. Namelijk die van Petrus, een van de discipelen. Het gaat om de vraag naar de identiteit van Jezus. Wie zeggen de mensen dat ik ben? En dichterbij: en jullie, wie zeggen jullie dat ik ben? En dan zomaar out of the blue lijkt het antwoord van Petrus: U bent de Messias, de zoon van de levende God. Zomaar. Waar haalt hij het vandaan? Zoiets moet wel ‘van God’ komen. Petrus’ spreken is een geïnspireerd spreken. Er schuilt geen enkel eigenbelang in. Het is er ineens. Petrus is hier als het ware het instrument waardoor de zuivere muziek klinkt. Op zulke geïnspireerde woorden kan gebouwd worden. Dat is de basis voor menselijk samenzijn waarbij God betrokken is. In zo’n gemeenschap is meer dan het gewone zichtbaar. Daarin is er hemel op aarde zichtbaar. Als het goed is. Als die gemeenschap zich laat bezielen. Als de mensen hun eigen ego’s willen overstijgen en voor de liefde van God willen blijven kiezen, telkens weer. Want je kiest voor de gemeente, eenmalig. Maar dat kiezen moet je ook telkens weer opnieuw doen –als je dat wilt-, ook als de omstandigheden veranderen. Ook als je tegen weerstand in jezelf oploopt of tegen verzet bij anderen. De uitdaging van de kerk is soms ook het uithouden met elkaar en in dat uithouden kun je groeien, ruimer worden… De gemeente is geen vanzelfsprekendheid. Waar twee of drie in mijn naam bijeenzijn ben ik in hun midden. In mijn naam. Dat betekent dat twee of drie het aandurven om het leeg te laten zijn. Om niet alles in te vullen. Om het licht en het goede in de ander te zien. En om, in uiterste bescheidenheid, de ander er ook op aan te spreken. Maar vanuit de leegte. Bidden is een vorm van leeg worden. Het is God aanspreken, met woorden, zonder woorden, en eigenlijk steeds minder gaan spreken maar gaan luisteren, leeg worden. Ontvankelijk worden, zodat je net als Petrus leeg kunt worden van jezelf en de ruimte hebt om vol te worden van God. In die praktijk met elkaar in de gemeente staan, dat is met elkaar de weg gaan. De weg van de mens. Jezus liet het zien. In de manier waarop hij onder de mensen was. Maar ook in hoe hij steeds weer stil werd voor God.
Preek 25-01-2015 ds. Els de Clercq
5
Leeg worden van jezelf. Ruimte maken voor het lege midden van God. Of voor de weg van Jezus, een mens als wij, een mens die laat zien wat het is om zoon of dochter te zijn van de levende God. Ik ben, ik wil zijn verbonden met degene die is. Samen met anderen die zich daartoe ook geïnspireerd voelen. Dat we met elkaar op het geheim, diegene die groter is dan wij gericht mogen blijven en ons daardoor laten verlichten en optillen. Dat we licht mogen zijn en blijven… Amen Uitzending: Laten we vanhier gaan, met het licht in ons opnieuw aangestoken Steeds opnieuw kiezend voor het licht, ook als het donker is. Bereid meer en meer te worden wie we zijn, zonen en dochters van de Eeuwige. Laten we het goede zoeken in elkaar, elkaar en onszelf verheffen Om zo met elkaar een gemeenschap te vormen waarin het goed toeven is. Moge Gods liefde ons omgeven, Zijn trouw ons dragen en Zijn vrede ons hart vervullen. Lied 425.