preek thema tekst liturgie morgendienst: votum en groet tien geboden gebed lezen Genesis 3: 14-15 lezen 1 Timoteüs 1 preek deel 1 (vijand) preek deel 2 (bewapening) preek deel 3 (kracht) gebed collecte zegen liturgie middagdienst: votum en groet gebed lezen Genesis 3: 14-15 lezen 1 Timoteüs 1 preek deel 1 (vijand) preek deel 2 (bewapening) preek deel 3 (kracht) geloofsbelijdenis van Nicea gebed collecte zegen
850 Een goed gevecht (hoofdstuk 5 van “Thuis in Gods huis”) 1 Timoteüs 6: 12a Psalm 131 Gezang 119: 1 (= NG 32) Psalm 57: 1 Psalm 57: 5 Liedboek 96: 1, 2, 3 Liedboek 96: 4, 9 Liedboek 96: 10 Gezang 163 (= NG 84)
Psalm 131 Psalm 57: 1 Psalm 57: 5 Liedboek 96: 1, 2, 3 Liedboek 96: 4, 9 Liedboek 96: 10 Gezang 119: 1 (= NG 32) Gezang 163 (= NG 84)
Vechten, lekker vechten. Sommige mensen zijn er dol op. Ze gaan op de vuist met de supporters van Ajax of zo. Soms spreken groepen ergens in een weiland af omdat ze een conflict willen uitvechten. Het is vooral een uitdaging als de politie erbij komt. Met z’n allen vechten tegen de politie geeft een hechte band. Vechten, lekker vechten. Het lijkt de favoriete sport te zijn van sommige christenen. Ze gaan onderling de strijd aan. Ze vechten niet met fietskettingen en met stokken. Ze slaan elkaar met de bijbel om de oren, met bijbelteksten. Ze vechten elkaar de tent uit. Verschrikkelijk. Misschien kom je er ineens achter dat vechten ook jouw sport is, of was. Of misschien sluit je je wel af voor die gedachte: misschien kun je hem gewoon niet toelaten maar moet je hem direct van je afschuiven. Vechten heeft niet zo’n positieve klank. Toch is in de bijbel soms sprake van ‘een goed gevecht’. Paulus roept zijn zoon Timoteüs op tot zo’n ‘goed gevecht’. Twee verschillende woorden gebruikt hij daarvoor: de goede strijd kan zijn: de veldtocht van een soldaat (1 Tim. 1: 18); hij is met het leger op veldtocht en hij moet goed zijn best doen in het gevecht tegen de vijanden; W.F.Wisselink (Leek) – blz. 1
de goede strijd kan ook zijn: de wedloop van een atleet (1 Tim. 6: 12); hij heeft zijn eigen wedstrijd en hij moet goed zijn best doen om de finish te bereiken; hij vecht vooral tegen de uitputting; hij moet volhouden en doorlopen; tot hij over de finish is. Laten we luisteren naar Gods mening over een goed gevecht. 1 Een goed gevecht. Wat is je vijand? Je vijand is niet: iemand van onze kerk. Soms wekken we samen wel die indruk. Dan gaan we zo heftig tegen elkaar in. We steken er heel veel tijd in, en heel veel energie. Het lijkt net of je broeder of zuster de ergste vijand is die maar denkbaar is. Het gevecht gaat tegen hem of haar. Voor zo’n harde opstelling kun je je beroepen op wat Paulus schrijft in 1 Timoteüs 1. Dat kun je proberen. Want Paulus komt daar met een aantal pittige uitspraken. In Efeze heeft Timoteüs te maken met mensen die “een afwijkende leer” willen onderwijzen (vers 3). Paulus duidt hun onderwijs aan als “zinloos gepraat” (vers 6). Twee mannen worden met name genoemd: Hymeneüs en Alexander. Hun geloof heeft “schipbreuk geleden” (vers 19). Paulus heeft hen aan Satan overgeleverd “om hun te leren dat ze God niet moeten lasteren” (vers 20). Dit is wel heel pittig! vooral dat laatste. Paulus merkt dat Hymeneüs en Alexander de goede strijd hebben opgegeven. Ze zijn hun geloof kwijt. Paulus gooit hen dan niet in de hel! Die bevoegdheid heeft hij helemaal niet! Hij doet het ook niet! Hij wil hen redden. Ze moeten God niet lasteren. Dat wil hij hun leren. Daarom levert hij hen over aan Satan. Het is een vorm van kerkelijke tucht. De Satan mag hen kwellen. Het doel daarvan is dat ze klein worden en terugkomen bij God. Ze zijn niet de vijand van Paulus of van Timoteüs. Je vijand is ook niet: iemand van een andere kerk. Het is heel verleidelijk om te denken in termen van ‘wij tegen zij’. Dat voelt goed. Dat geeft verbondenheid. Je wijst op fouten in een andere kerk. Je laat zien dat daar een andere leer wordt verkondigd. En je schrijft ze totaal af. In sommige kerken wordt inderdaad een andere leer verkondigd. Neem nou de Roomskatholieke Kerk. Daar roepen ze de heilige Barbara te hulp als beschermheilige bij het boren van de Noord/Zuidlijn in Amsterdam. Daar menen ze dat Maria je kan helpen als je nood zit. Dat gaat tegen de bijbel in. Mensen die gestorven zijn, kunnen je niet helpen. Maar dat kan niet de reden zijn om alles wat de Rooms-katholieke Kerk zegt en doet, af te kraken en te minachten. Zij zijn je vijand niet! “Onze strijd is niet gericht tegen mensen”! (Efeziërs 6: 12). Je vijand is: de duivel. In Genesis 3 heeft God dat heel duidelijk gesteld. God bevrijdt de mens uit de ban van de slang. Het komt tot een gevecht tussen de slang en de vrouw. Het is geen gevecht tussen slangen en mensen, maar tussen de slang en de vrouw, (blijkbaar de vrouw als moeder). Het wordt een langdurige strijd. De kinderen worden in de strijd betrokken. Het komt tot een gevecht tussen de kinderen van de slang en de kinderen van de vrouw. Ja maar: let er eens op tussen wie de strijd zich vooral afspeelt. De kinderen van de vrouw zullen de kop van de slang verbrijzelen. En de slang zal de kinderen van de vrouw in de hiel bijten. Het wordt dus een strijd tussen de slang en het nageslacht van de vrouw. Daar speelt de strijd zich af. Eeuwen later wordt ineens duidelijk waar het over gaat. Het gaat over Jezus (= het nageslacht van de vrouw) in zijn gevecht tegen de duivel (= de slang). Dat is nog eens een goed gevecht! Op dat niveau speelt de strijd zich af. Jezus heeft de overwinning al behaald. De strijd gaat nog verder. De laatste tegenstand moet de kop ingedrukt worden. Dat kost nog heel wat. Verkijk je er niet op. En vergis je W.F.Wisselink (Leek) – blz. 2
ook niet als je moet bepalen wie de vijand is. Dat zijn niet mensen. Mensen doen wel mee in de afbraak van Gods werk en de vernietiging van Gods wereld. Maar daar achter zit de macht van de duivel. De duivel is je vijand. We zingen daarover met Liedboek 96 vers 1, 2 en 3. 2 Een goed gevecht. Wat is je bewapening? De wet van God is je bewapening! In 1 Timoteüs 1 spreekt Paulus dat uit. Als je een goed gebruik maakt van de wet van God, ben je goed bewapend. Zonder wet ben je kwetsbaar. Als de wet van je afgepakt wordt, (als je je de wet laat afpakken), zak je helemaal weg. Misschien niet direct. Misschien niet over de hele linie. Maar het gebeurt wel. Paulus heeft het hier uitdrukkelijk over de tien geboden. In vers 9 en 10 komt hij met een lijst van overtreders. Die lijst loopt precies parallel aan de tien geboden. Het gaat over goddelozen (gebod 1: God alleen), zondaars (gebod 2: Gods dienst), mensen die alles wat heilig is verachten (gebod 3: Gods naam), mensen die alles wat heilig is ontwijden (gebod 4: Gods dag), mensen die hun eigen vader of moeder doden (gebod 5: het gezag), moordenaars (gebod 6: het leven), ontuchtplegers, knapenschenders (gebod 7: het huwelijk), slavenhandelaars (gebod 8: het bezit), leugenaars en plegers van meineed (gebod 9: het spreken), mensen die zich schuldig maken aan alles wat indruist tegen de heilzame leer (gebod 10: het hart). Wie zich houdt aan de tien geboden, is goed beschermd. Een topsporter die vlak voor een groot toernooi staat, wil niet graag ziek worden. Je zorgt voor voldoende nachtrust. Je zorgt voor goeie voeding. Je zorgt voor goede hygiëne. Iets simpels als: eerst even je handen wassen voor je gaat eten. Uit de buurt blijven van mensen die besmettelijke ziekten hebben. Vanwege het toernooi doe je dat en nog veel meer, omdat je graag de eerste wilt worden of op z’n minst een podiumplaats wilt bereiken. Je hebt voortdurend dat toernooi voor ogen. Laat een christen voortdurend het gevecht voor ogen hebben. Je wilt niet graag ziek worden. Je bent zuinig op jezelf, ter wille van een goed gevecht. Houd je dan aan de tien geboden! Het is volgens Paulus “de heilzame leer, die in overeenstemming is met het evangelie”. Lees de tien geboden in het licht van het evangelie: “Christus Jezus is in de wereld gekomen om zondaars te redden”. Als je de wet zo leest, is de wet goed je. Je bent goed beschermd. De duivel weet dat. Juist op dat punt probeert hij je te verzwakken. Vaak pakt hij je helemaal niet openlijk aan. Zou hij dat wel doen, dan was het behoorlijk angstaanjagend maar toch duidelijk. Dan wist je: dat is de duivel; hij probeert me aan zich te binden; ik moet bij Jezus zijn en achter Jezus schuilen. Vaak is het veel geniepiger. In de brief aan de Efeziërs gaat het over liegen, kwaad blijven, stelen, vloeken en tieren, onbarmhartig zijn, dronken worden ... Christenen maken zich daar schuldig aan. Stop ermee, schrijft Paulus. Als je daarmee W.F.Wisselink (Leek) – blz. 3
doorgaat, geef je namelijk de duivel een kans. Geef de duivel geen kans. Duivelse leugens en verleidingen “werken vaak laag bij de grond: via porno, hebzucht en smerige taal”. Trap er niet in. Wees zuinig op jezelf. Je hoeft niet krampachtig te gaan leven. Je hoeft niet krampachtig anders te doen dan anderen. Maar als jij in alles lijkt op je niet gelovige leeftijdgenoot, (als je alles precies zo aanpakt als de ander, als je dezelfde accenten legt, hetzelfde leefpatroon hebt, hetzelfde soort weekend en hetzelfde soort vakantie viert) … OK: één verschil: je gaat op zondag naar de kerk … Hoe sta jij dan in het gevecht waar Paulus het over heeft? Een goed gevecht noemt hij het nota bene. Hoe sta jij daar in? Voor alle zekerheid voeg ik nog even toe: ik richt me nu niet tot jongeren! We mogen er allemaal wel ’s goed over nadenken. Maken we het verschil? Hebben de mensen in jouw huis en in je straat er wat aan dat jij gelooft? Of ben je allang ingekapseld. Nou, dan kan de duivel zich giechelend terugtrekken want je bent onschadelijk gemaakt. Geef de duivel geen kans. Wees zuinig op je bewapening: de tien geboden, Gods wet, Gods woord. Laten we daarover zingen met Liedboek 96 vers 4 en 9. 3 Een goed gevecht. Wat is je kracht? Paulus schrijft over de kracht die je nodig hebt voor een goed gevecht. In 1 Timoteüs 1 herinnert hij aan zijn eigen levensverhaal. Hij is een geboren zondaar. In zijn leven kwam zijn zonde gruwelijk tot bloei. Hij heeft Jezus bespot en vervolgd en beschimpt. Kun je het erger verzinnen? Hij bedoelde het echt heel goed. Hij zag het als zijn opdracht, zo tekeer te gaan tegen de christenen. Hij was ervan overtuigd dat hij de volgelingen van Jezus moest bestrijden. Hij meende dat hij daarmee een goed werk deed. Het was verschrikkelijk. Christus Jezus heeft aan hem zijn grote geduld getoond. Hij heeft hem genade gegeven en geloof en liefde. Hoe groot de schuld van Paulus ook was, Christus Jezus heeft hem gered. De man die eerst zo fel tekeer ging tegen de Heer, ging zich met hart en ziel wijden aan de zaak van diezelfde Heer. Paulus dankt Christus Jezus dat hij hem daarvoor de kracht gegeven heeft. Het is ontroerend om dit te lezen. De HERE Here is je kracht! En iedere vijand zal zich buigen voor Hem die alles heeft volbracht! Dat hebben we vandaag gevierd, aan de tafel van Jezus Christus. We hebben gevierd dat Jezus Christus alles heeft volbracht. Hij heeft ons bevrijd van zonde. Hij heeft ons bevrijd van schuld. Hij heeft zichzelf aan ons gegeven. Hij heeft ons aan elkaar gegeven. We mogen leven in zijn genade en barmhartigheid en vrede. Dat heb je niet altijd in de gaten. Toen Jakob alleen was … Hij moest halsoverkop zijn ouders verlaten. Overdag was hij alleen, maar toen ging het nog. Het werd nacht. Hij was alleen in het donker en toen ging het niet meer. De geluiden van de nacht waren beangstigend. Hij droomde. Het was geen nachtmerrie. Het was een mooie droom. Een ladder zag hij, tegen de wolken. Engelen gingen naar boven en weer terug. Ze waren al bij hem, die engelen: Gods knechten die hem beschermden. Ze gingen naar boven voor nieuwe instructies, maar ze kwamen ook direct weer terug. Jakob had het niet in de gaten gehad. God liet het hem zien in die droom. De volgende dag wist Jakob zijn droom gelukkig nog. Hij noemde die plaats: Gods huis. Hij was er thuis: thuis in Gods huis. Gods kracht was in zijn leven, ook al had hij het niet in de gaten. Je hebt lang niet altijd door wat God in je leven doet. En toch … Hij is je kracht. Laten we daarover zingen met Liedboek 96 vers 10. W.F.Wisselink (Leek) – blz. 4
Strijd de goede strijd van het geloof: tegen de duivel, met Gods woord, in Gods kracht.
W.F.Wisselink (Leek) – blz. 5