Avond
Blijf mij nabij gezang 392
De dichter Henry Francis Lyte wordt op 1 juni 1793 in Ednam bij Kelso (Schotland) geboren. Hij is van Ierse afkomst en gaat dan ook zijn opleiding in Ierland volgen, onder meer aan het prestigieuze Trinitycollege in Dublin. Daar valt zijn poëtisch talent al op: hij wint diverse literaire prijzen. Hoewel hij eerst arts wil worden, besluit hij toch om theologie te gaan studeren. Hij blijft ook letterkundig geïnteresseerd en verzorgt de uitgave van gedichten van Henry Vaughan, een anglicaanse dichter uit Wales die leefde in de zeventiende eeuw. Ook publiceert hij enkele bundels poëzie van eigen hand. Door de dood van een gelovige vriend en ambtsbroeder gaat hij het leven en het geloof anders en nieuw zien. Bekering is niet het woord waarmee hij te koop loopt, maar uit zijn liederen spreekt een groot besef van de kwetsbaarheid van kostbare mensen én innigheid, toewijding en geloof. Vanaf 1823 is hij gedurende 25 jaar werkzaam als anglicaans priester in de havenplaats Brixham, Devon. Daar bouwt hij de parochie van All Saints in LowerBrixham op en is zeer geliefd. Gedwongen door tuberculose, een ziekte die veel tijdgenoten treft, moet hij in de winter steeds vaker naar Frankrijk en Italië om in een zachter klimaat de winter door te komen. Op 5 september 1847 moet hij definitief afscheid nemen van zijn parochie en verlaat Engeland. Hij overlijdt op 20 november 1847 in Nice (Frankrijk). Zijn laatste woorden zijn: ‘Peace, Joy’ – ‘vrede, vreugde’! Hij wordt begraven op het Engelse kerkhof waar een marmeren kruis de herinnering aan hem levend houdt. Postuum worden zijn gedichten verzameld en uitgegeven en blijven ze lang populair in Engeland, maar vooral ook in Amerika. Vijf liederen blijven daar geliefd tot in onze tijd. Van hem staan 2 liederen in het Liedboek: gezang 392 en 460 (een berijming van Psalm 103). De melodie in het Liedboek is niet van de hand van Lyte. Zijn wijze is vervangen door een werk van de hand van William Henry Monk.
177
De componist William Henry Monk wordt geboren op 16 maart 1823 in Brompton bij Londen. Zijn muziekopleiding ontvangt hij van Thomas Adams, James A. Hamilton en G.A. Griesback. Hij wordt koordirigent en organist en werkt in verschillende plaatsen tot hij benoemd wordt als ‘choirmaster’ in 1847, als organist in 1849 en uiteindelijk als professor of vocal music in 1874 aan het Kings College in Londen. Daarnaast is hij vanaf 1851 werkzaam als leraar aan een school voor arme blinden; in 1876 wordt hij professor aan de National Training School for Music en het Bedford College. Vanaf 1852 tot aan zijn dood is hij als organist verbonden aan St. Mattias in Stoke Newington bij Londen. Zijn muzikale inbreng bevordert de gemeentezang zodanig dat de kerk de naam ‘hymn-loving church’ in de volksmond krijgt. Hij verzorgt in 1876 de eerste uitgave van het standaardwerk Historical Edition of Hymns ancient en modern, dat aanvankelijk eenvoudigweg Monk’s Book heet. Vanwege zijn verdienste ontvangt hij in 1882 een eredoctoraat van de universiteit van Durham. Hij overlijdt op 18 maart 1889 te Stoke Newington. In het Liedboek staat zijn melodie naast gezang 392 ook bij gezang 358 (een avondmaalslied van Evert Louis Smelik).
Het lied De laatste jaren van zijn leven lijdt Lyte aan tuberculose. Hij gaat gebukt onder zijn ziekte en de beperkingen die hij daardoor ondervindt. Op zondag 5 september 1847 schrijft Lyte ‘Abide with me’ wanneer hij als voorganger van All Saints’ Church te Brixham (Devon) voor het laatst de dienst heeft geleid. Hij heeft toestemming van zijn dokter gekregen om nog één keer voor te gaan. Met moeite spreekt hij tijdens de dienst over Lucas 24:29 ‘Blijf bij ons, want het is avond…’ en viert bij die gelegenheid Holy Communion. Na deze viering gaat hij doodmoe naar huis. ’s Avonds wandelt hij langs het strand en legt daarna de hand aan dit lied, waaraan hij twee weken eerder was begonnen, een lied over zijn levensavond: ‘Swift to its close ebbs out life’s little day…’. Ook schrijft hij er een eigen melodie bij. Hij vertrouwt het manuscript toe aan zijn dochter. ‘Mijn zwanenzang’, noemt hij het zelf. Daarna vertrekt hij naar Nice, waar hij twee maanden later sterft.
178
Een andere overlevering vertelt dat hij het lied in eerste versie al geschreven heeft in 1820: hij bezoekt een zieke vriend die hem telkens vraagt: ‘Blijf bij mij’. Het origineel telt 8 strofen. Helaas zijn niet alle vertaald en terecht gekomen in het Liedboek. Daarom volgen hier de ontbrekende coupletten 3, 4, 5: 3 Not a brief glance I beg, a passing word, but as Thou dwell’st with Thy discipels, Lord, familiar, condescending, patient, free, come, not to serjourn, but abide, with me! 4 Come not in terrors, as the King of kings; but kind and good, with healing in Thy wings; tears for all woes, a heart for every plea. Come friend of sinners, and thus bide with me! 5 Thou on my head in early youth didst smile, and though rebellious and perverse meanwhile, Thou hast not left me, oft as I left Thee, Onto the close, o Lord, abide with me! In het Liedboek staat niet de melodie van Lyte, maar van Monk afgedrukt. Hymns ancient en modern vermeldt dat Monk de melodie schrijft voor de sluiting van een vergadering ter gelegenheid van de original edition van het boek. Zijn weduwe weet echter dat hij het lied in haar nabijheid schrijft nadat zij in een tijd van groot verdriet hand in hand hebben gekeken naar de schoonheid van de ondergaande zon. Fast falls the eventide…Thuis gekomen maakt hij een nieuwe wijs op de tekst van Lyte. Het wordt een bijzondere melodie: slechts zes tonen dragen de hele wijs en dragen zo bij aan de inkeer die spreekt uit de melodie. Gezien de geleidelijk dalende beweging tot tweemaal toe in de eerste regel van de melodie is er veel voor die optie te zeggen: je ziet en hoort in de melodie tweemaal de zon langzaam verdwijnen achter de horizon. Het lied behoort tot de meest geliefde liederen van de Engelstalige christenen en wordt veel gezongen in evensongs en tijdens uitvaarten. Wie deze geschiedenis te beladen vindt, bedenke dat dit lied vele jaren werd aangeheven tijdens de communitysinging in het Wembleystadion voor de eindstrijd om de Engelse voetbalbeker!
179
Ter overweging Weet je nog de eerste keer dat je de zee zag? Wat maakt dat veel indruk, zo weids, zo majestueus. De zee – daar is wat mee. Wanneer alles je te veel is, wanneer je op een kruispunt staat in je bestaan, wanneer je niet weet hoe verder te gaan, dan ga je naar zee. Daar kom je tot rust. ‘Hee zee, er is geen einde geen begin Je golven, je glorie, je grootheid, je doet wat je doet Het spel met water en zand, eb en vloed Jij bepaalt wat blijft en wat verdwijnen moet Ik praat, ik denk, ik beken, ik vertrouw aan je toe Jouw rust, jouw stilte, jouw zijn is waarom ik het doe.’ Jelle Koolstra En zo staan er al heel wat voetstappen in het zand. De zee – spiegel van herkenning: het geeft je gemoedstoestand weer. De ene keer kabbelt je leven rimpelloos voort, een andere keer beuken de golven in de branding. Je voelt de weidsheid, eeuwigheid en tegelijk de vergankelijkheid: de zee neemt je voetstappen mee. We staan stil bij de voetstappen van de Emmaüsgangers. Voor hen een zee van verdriet, tranen bij de vleet. Op het kruispunt van hun bestaan dachten zij de weg, de waarheid en het leven te hebben gevonden. Maar de weg van Jezus lijkt een doodlopende weg, spijkervast geslagen aan het kruis, verborgen in het graf van voorbij. En nu zijn zij de weg kwijt. Stuurloos hebben ze de steven gewend naar Emmaüs. Ze hebben bakzeil gehaald in Jeruzalem, ze keren het de rug toe en zetten nu koers naar Emmaüs. Maar dan is daar die onverwachte reisgenoot: Jezus. En wat er dan gebeurt is zo menselijk én goddelijk tegelijk – je hoort er de totale volgorde van onze eredienst in!
180
Zij klagen hun nood, dat wat hen bezighoudt. Als een drempelgebed, een Kyrie, een roep, een schreeuw om ontferming. Jezus luistert. Valt niet in de rede, neemt hen serieus. Dan pas gaat Hij de Schriften uitleggen, de dienst van het Woord. Alles wat op Hem betrekking heeft. Vervolgens nodigen ze hem uit met oosterse gastvrijheid: ‘Blijf bij ons, want het is avond.’ En zij delen het brood, zij houden avondmaal. Dan herkennen ze Hem: bij het breken van het brood. Een herkenning die ze allang voelden vanwege het branden van hun hart maar hun ogen waren nog te zeer verblind door hun verdriet en overmand door ongeloof. Jezus wordt herkend na zijn dood en opstanding in het meest kenmerkende dat Hem tekent: het breken van het brood. Zo maakt Jezus zelf duidelijk, zo Vader, zo Zoon, dat ook Hij er zijn zal. Zo maakt Hij de godsnaam waar: Ik zal zijn die Ik zijn zal. De godsnaam, het tetragrammaton dat niet uitgesproken mag worden omdat wij niet over God kunnen beschikken. Maar Hij zal er zijn, zoals Hij er zijn zal. Op Zijn tijd en Zijn wijze. Zo zal Hij er zijn, ook als het voor ons avond wordt en de nacht zal komen. Hij zal er zijn. Wij kunnen alleen maar vragen ‘Blijf bij ons’. Die bede is een diep menselijke behoefte. Dat is fundamenteel. Als een klein kind dat bij een nieuwe ervaring vraagt: ‘Pap, mam, blijf jij bij mij?’ Dat basale verlangen ontmoet je tot aan een sterfbed: ‘Blijf jij bij me?!’ Blijf bij mij, het is ook de oudste christelijke bede, het eerste christelijke gebed. Het is het gebed van de Emmausgangers: ‘Blijf bij ons Heer, want het is avond en de nacht zal komen.’ Henry Francis Lyte blijft ons bij door zijn lied. Daarin leeft hij voort. Het lied dat sindsdien over héél de wereld is gezongen door allerlei mensen die langs de kantlijnen van het bestaan houvast zoeken. Als alles hen uit handen valt, blijft dit als enige over: ‘Andere helpers, Heer, ontvallen mij, der hulpelozen hulp, wees mij nabij.’ Het lied doet ook recht aan ons levensgevoel dat wij leven in een wisselend getij waarin alles voortdurend verandert. Temidden van nacht en duisternis speur je naar licht, een loods, een leidsman. Hij kent het doodsgebied, Hij is geweest in dat land aan de overkant. Zijn genade
181
is je genoeg, zijn kruis vertelt van dood en wijst de weg omhoog, naar opstaan en leven gaan. Want de avond valt, maar elke avond is de voorbode van een nieuwe dag, een nieuw begin: ‘Uw dag breekt aan, de schaduw gaat voorbij, in dood en leven Heer, wees mij nabij…’ Houd Heer, uw kruis voor mijn brekend oog… Hoe vaak was Henry Francis Lyte al voorop gegaan in een rouwstoet, als de dood had toegeslagen, de zee een leven had genomen. Bij een anglicaanse rouwstoet wordt voorop het kruis gedragen in processie, voor mensen uit. Het kruis dat naar de weg omhoog wijst, naar leven voorbij de dood. Dat beeld spreekt nog steeds. Wat heeft dit lied al veel mensen getroost. Denk aan mensen die voor een operatie dit lied in zichzelf zingen. Denk aan mensen die in dit lied de troost vinden om afscheid te kunnen nemen. Dit lied draagt je dan. Op de oever van je bestaan, als de grond wegspoelt onder je voeten, vind je hierin houvast – Hee zee…
Lezen - Lucas 24:13-35 Andere liederen - Psalm 4:3, 8, 63, 73, 113, 134, 141 - Gezang 66, 276, 290, 382 tot en met 395, 467, 483 - Tussentijds lied 71, 73, 121, 122, 123, 124, 147, 163, 168
182
Mary Stevenson — Voetstappen in het zand Ik droomde eens en zie ik liep aan ’t strand bij laag tij. Ik was daar niet alleen, want ook de Heer liep aan mijn zij. We liepen samen ’t leven door en lieten in het zand, een spoor van stappen, twee aan twee; de Heer liep aan mijn hand. Ik stopte en keek achter mij en zag mijn levensloop, in tijden van geluk en vreugd, van diepe smart en hoop. Maar als ik goed het spoor bekeek, zag ik langs heel de baan, daar waar het juist het moeilijkst was maar één paar stappen staan. Ik zei toen: ‘Heer, waarom dan toch?’ Juist toen ’k U nodig had, juist toen ik zelf geen uitkomst zag op ’t zwaarste deel van ’t pad... De Heer keek toen vol liefde mij aan en antwoordde op mijn vragen: ‘Mijn lieve kind, toen ’t moeilijk was, toen heb Ik jou gedragen.’
183
184