Psalm 118:1 Klein gloria Stil gebed Bemoediging en groet Drempelgebed Woorden van leven Woorden om in te leven: 9 ¶ Ik heb jullie liefgehad, zoals de Vader mij heeft liefgehad. Blijf in mijn liefde: 10 je blijft in mijn liefde als je je aan mijn geboden houdt, zoals ik me ook aan de geboden van mijn Vader gehouden heb en in zijn liefde blijf. 11 Dit zeg ik tegen jullie om je mijn vreugde te geven, dan zal je vreugde volkomen zijn. 12 Mijn gebod is dat jullie elkaar liefhebben zoals ik jullie heb liefgehad. 13 Er is geen grotere liefde dan je leven te geven voor je vrienden. 791: 1,2,3 Gebed bij de opening van de bijbel Johannes 17: Daarna sloeg Jezus zijn ogen op naar de hemel en zei: ‘Vader, nu is de tijd gekomen, toon nu de grootheid van je Zoon, dan zal de Zoon je grootheid tonen. 2 Hij heeft van jou macht over alle mensen ontvangen, de macht om iedereen die jij hem gegeven hebt het eeuwige leven te schenken. 3 Het eeuwige leven, dat is dat zij jou kennen, de enige ware God, en hem die je gezonden hebt, Jezus Christus. 14 Ik heb hun je woord gegeven. De wereld haat hen, omdat ze niet bij de wereld horen, zoals ook ik niet bij de wereld hoor. 15 Ik vraag niet of je hen uit de wereld weg wilt nemen, maar of je hen wilt beschermen tegen de duivel. 16 Ze horen niet bij de wereld, zoals ik niet bij de wereld hoor. 17 ¶ Heilig hen dan door de waarheid. Jouw woord is de waarheid. 18 Ik zend hen naar de wereld, zoals je mij naar de wereld hebt gezonden. 19 Ik heb mij geheiligd omwille van hen, zo zullen ook zij door de waarheid geheiligd zijn. 20 ¶ Ik bid niet alleen voor hen, maar voor allen die door hun verkondiging in mij geloven.
21 Laat hen allen één zijn, Vader. Zoals jij in mij bent en ik in jou, laat hen zo ook in ons zijn, opdat de wereld gelooft dat jij mij hebt gezonden. 22 Ik heb hen laten delen in de grootheid die je mij gegeven hebt, opdat zij één zijn zoals wij: 23 ik in hen en jij in mij. Dan zullen zij volkomen één zijn en zal de wereld begrijpen dat je mij hebt gezonden, en dat jij hen liefhad zoals jij mij liefhad. 24 ¶ Vader, je hebt hen aan mij geschonken, laat hen dan zijn waar ik ben. Dan zullen zij de grootheid zien die je mij gegeven hebt omdat je mij al liefhad voordat de wereld gegrondvest werd. 25 Rechtvaardige Vader, de wereld kent jou niet, maar ik ken jou, en zij weten dat jij mij hebt gezonden. 26 Ik heb hun jouw naam bekendgemaakt en dat zal ik blijven doen, zodat de liefde waarmee jij mij liefhad in hen zal zijn en ik in hen.’ Lied 517: 1,3,4 Overdenking Lied 653: 1,3,7 Dankgebed en voorbeden Inzameling Slotzang: 981: 1.4.5 Uitzending en zegen Geliefden van God, Wij lezen vandaag een heel bijzonder stuk. Intiem, vol liefde, vol vrede. Het is het gebed van Jezus, zoals Johannes ons dat overlevert. Het is het gebed dat Hij bidt vlak voordat Hij gevangen zal worden genomen. Hoe anders is dat gebed van toon en inhoud dan bij Mattheüs, Lucas en Johannes. Daar zit de strijd, de angst, het “waarom en moet dat nu zo?”. Het “Vader, niet mijn wil, maar uw wil geschiede”. Hier de vrede. Het is iets voor een gesprekskring, waar je dieper op dingen kunt doorgaan, waarom het gebed van Jezus bij Johannes zó anders is van toon dan bij die andere drie. Maar wat we misschien wél kunnen doen is in dit gebed van Jezus leren begrijpen wat de wil van God is waar Jezus bij die andere drie zo mee worstelt en waarin Hij hier zoveel vrede vindt. We moeten wél oppassen met dit stuk. Want voor we het weten slaan we de plank mis. Het zou, bij oppervlakkige lezing, vooral déze indruk kunnen maken: er zijn mensen die wél geloven en er zijn mensen die níet geloven. En die eersten zijn stukken beter af dan mensen die niet geloven. Niet alleen stukken beter af, maar je zou ook zomaar kunnen denken: je bent een beter mens als je gelooft, omdat je gelooft. De volgende regel lijkt helemaal die kant op te gaan: “Ik heb hun uw woord gegeven. De wereld haat hen, omdat ze niet bij de wereld horen, zoals ook ik niet bij de
wereld hoor. 15 Ik vraag niet of u hen uit de wereld weg wilt nemen, maar of u hen wilt beschermen tegen de duivel. 16 Ze horen niet bij de wereld, zoals ik niet bij de wereld hoor.” Maar het zit anders. Ik wil proberen jullie mee te nemen, dit intieme gebed in en de essentie van de wil van God. Ik doe dat allereerst door een verhaal te vertellen, dat mijzelf is gebeurd en dat diepe indruk op mij heeft gemaakt tot op de dag van vandaag. Tot op de dag van vandaag houden mijn collega’s op Baalderborg sfeervieringen. Dat zijn vieringen met mensen die volwassen zijn qua leeftijd, maar die het verstand hebben van een kind van 0 tot 2 jaar. Zij begrijpen met hun verstand niets van het leven en niet van God. Daar is hun verstand te klein voor. Maar het is wat anders, dan dat God niet heel dichtbij hen zou kunnen komen, hen zijn goedheid kan laten merken. Dat merken wij als we sfeervieringen met hen houden. Kleine kerkdienstjes van zo’n 20 minuutjes, waarbij we Gods goedheid vooral via hun zintuigen proberen te laten voelen, merken, ruiken, zien. Een paaskaars die je aansteekt en er vlakbij hun gezicht mee komt en zegt dat het Licht van Christus er ook voor jou is. Wierook die brandt en geurt van Gods goedheid. En zo nog een aantal dingen met aan het einde een zegenliedje. Ik zegen jou in Jezus’ naam, Hij bewijst zijn trouw; Ik zegen jou in Jezus’ naam, Hij blijft bij jou. En, als mensen dat dan willen, krijgen ze daarbij de handen opgelegd. De zegen van God voor jou! Het is voor ieder die zo’n viering meemaakt bijna altijd weer een soort wonder wat er dan gebeurt. Mensen, meestal zo’n stuk of 7, die anders heel onrustig zijn of elkaar onrustig maken, komen tot rust, tot vrede. En na afloop hangt er een bijzondere stilte en proef je de vrede, waarvan Paulus zegt, dat die alle verstand te boven gaat. Eén van de mensen die vaak meedeed – hij leeft niet meer en ik mis hem – was Mario. Mario was iets ouder dan ik en veel kleiner. Hij kwam ongeveer tot hier (1.50 meter). Zijn hoofd was heel klein, dat kwam door zijn handicap. Hij was voor mij een soort van spiegel, iedere keer als ik hem weer zag. Ik had hem kunnen zijn, hij had mij kunnen zijn. Allebei man, allebei even oud. Maar ook, wat een contrast in die spiegel. Hij het verstand van een kind van een half jaar, ik universiteit. Hij die weinig mensen kende, ik die veel mensen ken. Ik getrouwd, kinderen, hij nooit. Tegelijk, ieder die Mario kende, zag ook wat voor bijzonder mens hij was. Op een dag hebben we weer een sfeerviering en ik ga op mijn knieën zitten en zing het zegenliedje bij Mario. Terwijl ik zing, gaat hij staan en legt hij zijn handen op mijn hoofd. Zoiets deed hij nooit! En ik denk dat Mario met zijn verstand ook niet weet wat hij deed, maar ik snapte het wel. Hier werd ik gezegend in Jezus’ naam. Dat is een ervaring die diep binnenkwam. Wat dan? Het heeft hiermee te maken, dat op dat moment voor mij zó helder werd, dat je voor God niets meer of minder waard bent of je nu maatschappelijk geslaagd bent of juist helemaal niet. Of je nu universiteit hebt gedaan of gewoon ontzettend weinig verstand hebt. Die liefde van God is er totaal onvoorwaardelijk. Omdat God van ons houdt, om wie wíj zijn. Dat is een verrijkende ervaring. Want er zijn momenten in ons leven dat we zeg maar helemaal met jezelf overhoop ligt. Jezelf een nul vindt, stom. Omdat je je minderwaardig voelt naar anderen. Of, misschien nog naarder, omdat je weet dat je bezig bent een puinhoop van je leven te maken en dat van een ander. Of misschien geen puinhoop, maar wel een rommeltje en je dat
eigenlijk maar zo slecht durft toe te geven. En dat er dus tóch van je wordt gehouden om wie je bent! Ondanks of het nu goed gaat of niet! Het is ook een wat onthullende ervaring. Want er zijn ook momenten in ons leven, dat het goed met ons gaat. Gelukkig maar. Maar soms denken we dan: ik ben beter dan een ander: mooier, geslaagder, rijker, aardiger, intelligenter, bedenk het, waardoor jij als mens meer waard bent….. dat allemaal wordt je uit handen geslagen. God zegent door een heel bijzondere kleine man, die in de ogen van de maatschappij en de mensen niets voorstelt. (1 Cor 27-30) Maar voor God stelt Mario alles voor en door zijn handen laat hij mij die liefde voelen. Supermario dus! Ik denk dat velen van ons er wel iets van herkennen, als je vrijwilligerswerk doet in Clara, of Baalderborg of het ziekenhuis of waar ook maar kwetsbare mensen zijn. Je hebt het gevoel dat je hén helpt, maar evengoed, soms ontstaan er zulke mooie ontmoetingen, dat je niet weet wie nou wie helpt. Je ontmoet elkaar, twee mensen komen samen, maar het is zó bijzonder, alsof er een derde bij is. Wat heeft dit nu te maken met Johannes 17? Ik kom terug op het zinnetje aan het begin. Het zit diep in deze wereld verankerd – in ons allemaal, als mensen, daar zijn wij geen uitzondering op – om níet zo te denken en niet zo te leven. Heel veel van onze verhoudingen, hoe wij naar elkaar kijken, hoe wij elkaar beoordelen is vóórwaardelijk. Is: je bent alleen goed, stelt alleen als mens wat voor als je mooi bent, goed genoeg verdient, succes hebt, goed kunt leren, Nederlands bloed hebt in plaats van Marokkaans bloed, uit Europa komt en daarom recht hebt op welvaart in plaats van dat je op de vlucht bent en Afrikaans bloed hebt. Noem het op. Het is allemaal hetzelfde principe: alleen als jij bij het goeie clubje hoort en daar de goede dingen bij doet….. Met alle akelige gevolgen van dien, die ik niet allemaal uitgebreid hoef te beschrijven, want we kennen ze. Van de school waarop kinderen worden gepest door anderen tot het werk waar het gebeurt. Van de ene religie die zichzelf beter vindt dan de ander en daarom met geweld mensen ombrengt. Van mensen op facebook die de meest weerzinwekkende dingen schrijven op internet over dode mensen in de Middellandse zee. Ook…., van de ene kerk en de enige gelovige die zichzelf beter vindt dan de ander. En nu is er een Vader, die zijn Zoon in déze wereld zendt. Die Zoon gaat sterven en voor dat Hij gevangen genomen gaat worden, gaat Hij dít gebed bidden. Misschien is het goed om bij een paar woorden uit dit gebed stil te staan. Allereerst is het opvallend hoe vaak Jezus praat over “Vader”. Hier in dit hoofdstuk, maar sowieso in Johannes. Zo’n 100x praat Jezus over zijn Vader. Meer dan andere evangelisten. Ik weet niet wat dat woord vader bij een ieder oproept. Sommigen onder ons hebben schatten van vaders gehad. Voor anderen was uw, jouw vader misschien een tiran. Of iemand die maar weinig een rol speelt in je leven, een grote afwezige. Dat nemen we natuurlijk mee, als we dit woord horen. Ik wil je vragen om te kijken of je dat alles een beetje kunt loslaten om te proeven wat het hier betekent voor Jezus. Voor Jezus is het een enorm nabij woord, intiem. In de dagen dat Jezus leeft, zijn Joodse gelovigen gewend om God veel afstandelijker te benaderen en te zien. Iemand wiens geboden je moet houden. Dán vindt Hij je acceptabel, dan vindt Hij je goed genoeg. Het woord “Vader” is totaal onvoorwaardelijk. Een wederzijdse stroom van liefde: Jezus in de Vader, de Vader in Hem. Je kunt het zien – met een beeld van ons – hoe ze elkaar in de ogen kijken. Liefde, over en weer. Totale liefde. Voor de Joden in die dagen gaat dat te ver. Het suggereert dat je je haast aan God gelijk stelt (5:18)
Dat is dus ánders dan in de wereld. En het brengt me op het woordje liefde, het tweede woordje dat een heel aantal keren voorkomt in dit stuk in kernzinnen: Dan zullen zij volkomen één zijn en zal de wereld begrijpen dat je mij hebt gezonden, en dat jij hen liefhad zoals jij mij liefhad. In het Grieks – de taal waarin Johannes schrijft – staat consequent het woordje agapè als het gaat over liefhebben. Net als wij kent het Grieks ook diverse woorden voor liefhebben. Sommige klinken nog door in onze taal. Je hebt eros: dat is een liefde die de ander aardig of mooi vindt, omdat die aantrekkelijk voor je is. Je hebt fileo – heterofilie, homofilie – dat is liefde die een ander aardig vindt als vriend. Je hebt ook agapè en dat is de meest vergaande liefde. Dat is houden van de ander in mooie dagen én van de ander blijven houden als die niets meer heeft om aardig gevonden te worden. En precies dát is het woord dat er consequent staat van God die totaal van Jezus houdt, die totaal van ons houdt en God die totaal van ons houdt. Ook en juist tot in die momenten, tijden dat er geen enkele reden is om nog van ons, van deze wereld te houden. En ook dat woordje gebruikt Johannes werkelijk continu! En precies dát is de essentie van het sterven van Jezus. Het mooie én het irritante aan Jezus en aan de Vader – het zit in dat woord Vader – is dat zijn liefde echt niet afhangt van ons gedrag. Er staan daarom ook prachtige én aanstootgevende verhalen in de bijbel. Mensen die 11 uur werken in de wijngaard krijgen net zo’n beloning, net zoveel liefde als mensen die maar 1 uur werken. Een zoon die zijn leven in de goot heeft gegooid ervaart net zoveel liefde als een zoon die iedere dag op het land werkt. Maar het is dus wél de meest zekere liefde die je maar kunt krijgen in dit leven. Dat wordt het meest duidelijk in het sterven van Jezus. Als in het lijdensevangelie de donkerste kanten van ons mensen naar boven komen. Donkerste kanten? Vrienden, van Jezus, die Hem op het beslissende moment laten vallen. De kerk van die dagen, die niets snapt van God zelf en het vreselijk vindt dat Jezus God Váder noemt. God die onvoorwaardelijk van ons houdt? Bestaat niet! De rechter, Pilatus, die corrupt is, bang is voor het oordeel van het volk. Alle reden voor Jezus, voor de Vader, voor God om nu de liefde op te zeggen. Nu de relatie te verbreken. Als mensen, als wij zulke donkere kanten laten zien? En precies dan blijkt wat Jezus de hele tijd al doet tijdens zijn leven – mensen liefhebben met onvoorwaardelijke liefde – geen loze houding te zijn. Dan blijken de verhalen die Hij al die tijd vertelde over de liefde van God, die onvoorwaardelijk is, geen beloften te zijn, die Hij niet nakomt. Op het moment dat mensen zich werkelijk tegen Hem en zijn Vader keren doet Hij dat niet terug. Dan is agapè dus écht ágapè. Liefde die er blijft ook als die ander van wie je houdt niets beminnenswaardigs meer heeft. Of, meer nog, dat je alle reden hebt om die ander te verwensen. Het is volbracht, het is volgehouden tot aan het einde: liefde voor de mensen. En op de paasmorgen klinkt het “vrede” voor jullie. Nu moet ik nog twee dingen doen. Het eerste is dit: aan het begin van het intieme gebed zegt Jezus wat “eeuwig leven” is. Het is “dat ze U kennen”. Eeuwig leven, dat heeft te maken met de eeuwigheid. Met doorleven na deze tijd. Dat we geloven dat de liefde van God niet ophoudt van ons te houden als wij hier de laatste adem uitblazen, maar dat we geborgen zijn in zijn eeuwige liefde. Die ons te kostbaar vindt om in de vergetelheid van de dood te verdwijnen. Bij God zullen we zijn. Maar het is niet iets alleen voor ná dit leven. Misschien is het zelfs om te beginnen wel iets dat vooral ín dit leven van belang is. Eeuwig leven, dat ze U kennen, de enig ware. Dat is niet een dogmatisch kennen van leerstellingen. Het is niet een uit je hoofd kennen van bijbelboeken. Het
is van binnen overtuigd zijn, dat wij ten diepste geliefde mensen van God zijn. En dat dat het meest waarachtige is dat je van een mens kunt zeggen en als het erop aankomt ook iets dat onvoorstelbaar diepingrijpende zekerheid aan een mensenleven kan geven. Wat anderen ook van mij vinden – hoe goed ze me ook vinden of hoe beroerd ze me ook vinden; hoe gelijk ze daarin hebben of hoe ongelijk - ; wat ik ook van mezelf vind – hoe goed ik mezelf ook vind of wat voor klojo ik mezelf ook vindt en hoe terecht dat ook is of ook niet: ik word ge-agapaood. Bemind tot op het bot. Zoals de Vader de Zoon liefheeft, heeft de Vader ons lief. Dat is wat Jezus komt zeggen, komt leven, komt vertellen: Ik heb ze jouw Naam bekendgemaakt en dat zal ik blijven doen – nu de dood nadert – opdat de agapè waarmee je mij hebt liefgehad in hen is, zoals ik in hen ben. Dat laatste is al Pinksteren. God, met zijn liefde in ons. Dat is één. Twee is dit: ik begon met die schijnbare tegenstelling. De mensen die geloven horen bij God, de mensen die niet geloven niet. De mensen die geloven zouden zelfs betere mensen zijn. Die suggestie zou het gebed wekken. Ik denk dat we inmiddels snappen dat die werkelijkheid totaal anders ligt. Alzo lief heeft God – zo zegt Jezus in Johannes 3 – de kosmos, de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft. Die wereld, dat is Gods wereld. De mensen, wij allemaal, zijn Gods mensen. Het enige – en dat vinden we met elkaar nog ingewikkeld genoeg – dat de kerk, de gemeente weet: deze wereld, deze kosmos met al het licht én haar donker, is geschapen door deze God. En dat is niet zomaar een God, maar een God die Jezus aan mensen bekend maakt als “Vader”. Daar zit alle onvoorwaardelijke liefde in. Dát is het unieke verhaal van de bijbel. Geen andere religie heeft dát verhaal. En tegelijk, juist omdat het om onvoorwaardelijke liefde gaat, daarom kan de gemeente van déze Jezus nooit denken dat we beter zijn of meer waard zijn dan andere mensen, al of niet gelovig. Als we dat wél denken, dan snappen we dus niet dat liefde écht onvoorwaardelijk is. Dan denken we dat wij toch op de één of andere manier beter zijn, omdat we geloven. Dat is niet waar, het is een leugen. De enige manier om met déze liefde om te gaan is om zélf liefdevol in het leven te staan. Open voor ieder mens, gelijkwaardig naar ieder mens, wie hij of zij ook is. Wie je ook tegenkomt, het is een mens geschapen naar Gods beeld en bestemd voor Gods liefde. Waar die liefde in ons woont, daar wordt het gebed van Jezus verhoord in ons leven: Ik heb hen jouw Naam bekend gemaakt, Vader, en dat zal ik blijven doen, opdat de liefde waarmee je mij hebt liefgehad in hen is, zoals ik in hen. Amen.